Gevelreiniging - Omgeving in de Praktijk

Gevelreiniging
Cleaning
of exterior
UDC 69.059.1:69.022.3
wal1
RVblad 01-1
Gevelreiniging, een monumentenzorg
Reinigingsmiddelen en -methoden
voor gevels van oude gebouwen
Cleaning materials and methods
Ir. P. K. van der Schuit
De belangstelling voor gevelreiniging is de laatste jaren sterk
toegenomen. De criteria, op grond
waarvan men tot gevelreiniging
besluit, zijn tot nu toe eerder van
esthetische dan van technische
aard geweest. Door kennis van
verweringsmechanismen is het
met behulp van de analyse van de
vervuiling mogelijk de voor- en
nadelen van een reiniging tegen
elkaar af te wegen, mits men op de
hoogte is van het reinigingsmechanisme en de materiaaleigenschappen van de ondergrond.
In dit artikel worden de verschillende meest - bij restauraties voorkomende reinigingsmethoden
aan de orde gesteld. Daarbij
worden vooral de schadelijke
bijverschijnselen bezien. In het
algemeen vertonen de methoden,
waarbij men gebruik maakt van
reinigingspasta’s op basis van
komplexonen en die waarbij men
met natte verzadigde stoom spuit,
de minst nadelige bijverschijnselen.
Als een beschermende laag op de
gevel aanwezig is kan deze door
een reiniging verdwijnen. De
kwetsbaarheid van de gevel wordt
dan groter; aanvullende beschermende maatregelen zijn dan ook
gewenst.
Met het verschuiven van de
activiteiten van de bouwwereld in
de richting van de restauratie,
renovatie en rehabilitatie is ook de
belangstelling voor de gevelreiniging sterk toegenomen.
Wanneer een dergelijk verschijnsel
tot het vertrouwde beeld gaat
behoren neemt de kcmstoe dat
men zich minder kritisch opstelt:
de gewoonte verdrijft de rede.
Wanneer men zich daarbij
realiseert, dat de ervaring en
daarmee de benodigde kennis in
RDMZ RV 198612
32
1. Verwenng van natuursteen door
vorming van de bekende gipskorst.
vergelijking met andere bouwtechnieken geringer is, wordt duidelijk
dat een aanvankelijke tevredenheid
over het ‘schone’ uiterlijk op den
duur gemakkelijk in teleurstelling
om kan slaan. Deze teleurstelling
wordt dan veroorzaakt door
allerlei nevenverschijnselen zoals:
vochtoverlast, verwering, vlekvorming, ‘grauwsluiers’, enz. Wanneer
men de twee belangrijkste argumenten, die vóór reiniging pleiten,
aan een nadere beschouwing
onderwerpt valt het op, dat de
esthetica vaker in de besluitvorming
een rol speelt dan de schadelijkheid
van de vervuiling.
Omdat dit vaak een subjectieve
beoordeling inhoudt, betekent het
dat de afweging van de verschillende voor- en nadelen bemoeilijkt
wordt. Daar komt bij het probleem
van de verwarring van begrippen:
- ‘schoon is mooi’ (schoonheid) en
vuil is dus lelijk;
- gereinigd betekent geen vlekje
meer te zien: men streeft naar
egale vlakken waarin elke tekening,
elke afwisseling wordt teruggedrongen, zodat men al gauw saaie
uniforme vlakken krijgt.
Combineert men deze verwarrrende begrippen dan is saai gelijk aan
mooi. Betrekt men nu ook de
factor tijd in de overweging, dan
blijkt dat men vaak uit is op een
effect dat slechts van korte duur is.
Achtergebleven resten chemicaliën
kunnen vlekken veroorzaken en de
verwering versnellen. Door
verwijdering van vaak dunne
eenmalig beschermende oppervlaktelagen wordt de kwetsbaarheid
groter. Door het gebruik van grote
hoeveelheden water kan - bij dikke
muren soms pas na langere tijd zoutuitslag aan de binnenzijde van
de muren optreden.
Daarom is het ook zeer gewenst,
vóórdat men tot de keuze van een
reinigingsmethode overgaat, zich
af te vragen of de voordelen (voor
zover aanwezig) wel opwegen
tegen de nadelen. Vaak komt dit
neer op het vergelijken van de
mate van schadelijkheid van de
reiniging. Door een analytisch
onderzoek naar de samenstelling
van de vervuiling kan het nemen
van een beslissing worden vereenvoudigd en komt men niet voor
onverwachte problemen te staan.
2. De ‘schoonheid van de ‘vervuiling’
Hierbij wordt ervan uitgegaan dat
men van de samenstelling en de
werking van het reinigingsmiddel
op de hoogte is. Een juist afwegen
van alle factoren is pas goed
mogelijk, wanneer men alle facetten
van dit vakgebied kent!Als voorbeeld
het volgende: sommige marmers
met zwarte aders kunnen bij
onjuiste behandeling roestvlekken
krijgen; genoemde aders worden
namelijk door pyriet, een ijzerzwavelverbinding, gevormd.
Andere criteria dan die van een
Gevelreiniging
RVblad 01-2
behoud van historische materie
welke een rol spelen bij het keuzeproces zijn:
vergroten van de levensduur
(verwijderen van schadelijke
stoffen);
- verfraaiing (het mooiste resultaat
is aantrekkelijk);
- verbetering van materiaaleigenschappen (de hechting van een
volgende afwerklaag);
- verkrijgen van gegevens (ten
behoeve van de opsporing van
bouwsporen, maar ook het
opsporen van reparatieplekken);
- tijd (hoe sneller hoe beter);
- prijs (de goedkoopste krijgt de
opdracht);
- effect (het verschil tussen vóór
en na de behandeling).
Dit zijn alle zeer legitieme zaken
die de uiteindelijke keuze in
meerdere of mindere mate zullen
beïnvloeden.
Welke voorwaarden men ook aan
de elkaar soms ‘bijtende’ criteria
mag toekennen, het is duidelijk dat
degene, die straks de gevel reinigt,
moet weten waarom de architect
en opdrachtgever daartoe hebben
besloten. Het verbeteren van de
hechting vraagt andere methoden
dan het behouden van historische
materie.
1. Vervuiling
Zoals al werd opgemerkt werkt het
begrip vervuiling verwarring in de
hand. Er wordt geen schadelijk vuil
weggenomen maar de kwetsbaarheid wordt vergroot.
Steen zal op plaatsen, die regefmatig door neerslag afgespoeld
worden door de eroderende
werking ervan het langst schoon
blijven. Daarentegen zullen nissen,
onderkanten van lijsten, sommige
gedeelten van beelden en dergelijke
eerder en duidelijker vuil worden.
Dit verschijnsel is bij kalksteen het
best zichtbaar.
Stofvervuiling, gewoonlijk bestaande uit roet, zand, cement, zouten,
en dergelijke, kleurt gebouwen
zwart en bedekt ze met korsten
van verschillende structuur en
dikte. Deze korsten ontstaan door
de tussenkomst van de stofdeeltjes.
Ze absorberen door hun grote
specifieke oppervlak water uit de
lucht en vormen daardoor mengsels
van water en stof, die overeenkomstig de erin opgeloste stoffen
alkalisch of zuur op de bouwmaterialen inwerken. De stofvervuiling
is daarom, naast die door de
bijtende gassen in de lucht, één
van de belangrijkste oorzaken van
chemische aantasting. Een onjuiste
in het volume van de zich in de
poriën bevindende kristallen,
kunnen zich in dat gesteente
trekspanningen ontwikkelen,
waartegen geen enkel gesteente
bestand is. Enkele mogelijke
verschijningsvormen:
CaSO,, CaSO,.%H,O,
CaSO,. ZH,O,
of onnodige reiniging evenwel kan
ook onherstelbare schade veroorzaken. Hierop komen we nog terug.
Na,SO,. 1OH,O,
2. Voorbeelden van verweringsmechanismen
Ter illustratie van het mechanisme
van de chemische aantasting die
kan optreden het volgende
voorbeeld: Bij verbranding van
fossiele brandstoffen wordt onder
meer zwaveldioxide (SO,) gevormd.
In de lucht kunnen de omstandigheden zodanig zijn dat met behulp
van zonlicht en katalysatoren
(SO, + %O, kat SO,) zwaveltrioxide
wordt gevor ïti d.
Met water (regen, waterdamp of
mist) kan door de hygroscopische
eigenschappen zwavelzuur
gevormd worden:
SO, + H,O + H,SO,.
Dit verdunde zwavelzuur is er de
oorzaak van dat zich op kalkhoudend gesteente (of steen met
kalkhoudende voegmortel) de
bekende zwarte gipskorst gaat
afzetten op de van de regen
afgewende zijden.
H,SO, + CaCO, +
kalk
CaSO, + CO, + H,O
koolzuur
gips
Dit betekent dat aan de steen
bindmiddel wordt onttrokken en
dat - door het grotere volume van
gips - het oorspronkelijke oppervlak
wordt afgestoten en ten slotte
uiteenvalt.
Daarnaast kunnen zich bijvoorbeeld
Na,SO, en MgSO, vormen, oplosbare
zouten, die onder invloed van
wisselingen in de relatieve
vochtigheid in de lucht kunnen
uitkristalliseren en weer in
oplossing gaan, hydrateren
(opnemen van moleculen kristalwater) en dehydrateren. Door de
hierdoor veroorzaakte wisselingen
Na,SO,,
MgSO,,
MgSO,. H,O,
MgSO,. 6H,O,
MgSO,. 7H,O,
MgSO,. 1 ZH,O.
Hetzelfde verschijnsel doet zich
voor onder invloed van kooldioxide:
CO, wordt H,CO, wordt NaJO,
(soda) met de volgende verschijningsvormen:
NaJO,,
NaJO,. H,O,
NaJO,. 7H,O, .
NaJO,. 1OH,O.
Elk poreus gesteente kan hierdoor
op den duur afgebroken worden.
Dit verschijnsel wordt ook wel
steenziekte, muurkanker of
salpetering genoemd. Vaak zijn de
gipskorsten verzamelplaatsen van
alle mogelijke schadelijke stoffen,
waardoor de verwering toeneemt.
De genoemde voorbeelden zijn
slechts een greep uit de belangrijkste verweringsmechanismen
die
van toepassing zijn op oudere
gebouwen. Andere verweringsmechanismen worden op gang
gebracht door zwammen, algen en
mossen, door het vasthouden van
vocht en het creëren van een zuur
milieu.
Tenslotte noemen we nog de
invloed van de zon in de vorm van
temperatuurspanningen
in lagen
met verschillende dichtheden,
alsook bevriezingsverschijnselen
in
materialen met een dergelijke
gelaagde opbouw.
Bij relatief nieuwe gebouwen
bevinden zich minder schadelijke
elementen in de steen, waardoor
onjuiste reinigingsmethoden
niet
zo snel de gevolgen zullen tonen.
Men dient zich echter te realiseren
dat ook ogenschijnlijk geringe
hoeveelheden chemicaliën door
inwendige vochttransporten op
Gevelreiniging
r
RVblad 01-3
l{l
lco2
so3
4
mm0
r
x
3. Kunstmatig verouderd kalkhoudend
gesteente. CO,- en SO,-gehalte ten
opzichte van de afstand tot het oppervlak.
4. Kunstmatig verouderd kalkhoudend
gesteente. Samenhang ten opzichte van
de afstand tot het oppervlak.
kwetsbare plekken ontoelaatbare
concentraties kunnen doen
ontstaan, waardoor de levensduur
van het materiaal sterk verkort
wordt en waardoor belangrijke
elementen met een hoge historische waarde kunnen verdwijnen.
De ervaring, die men opdoet bij
het reinigen van beschermde
monumentale gebouwen, mag in
dit opzicht een voorbeeld zijn voor
de jongere gebouwen.
aangesproken valt niet te vermijden.
3. Reinigingsmethoden
Doordat bij sommige systemen
gebruik wordt gemaakt van
verschillende elkaar aanvullende
methoden, wordt indeling in
categorieën bemoeilijkt. Hoewel de
volgende indeling niet geheel
sluitend is, blijkt deze in de
praktijk goed te voldoen:
- mechanisch reinigen,
- fysisch reinigen,
- chemisch reinigen,
- bijzondere gevallen.
3.1. Mechanisch reinigen
Onder mechanisch reinigen
verstaat men het gebruiken van
energie in de vorm van schuren,
slijpen, hakken en dergelijke,
teneinde de bindingskrachten van
het vuil te overwinnen, zodat
verwijdering mogelijk wordt. Dat
hierdoor ook de bindingskrachten
van de ondergrond worden
RDMZ RV 1986/2
- 33
3.1.1. Gritstralen
Stralen is een zeer effectieve doch
rigoureuze manier om vuil te
verwijderen. Oude pleisterlagen of
versteende verflagen, die op geen
enkele andere manier kunnen
worden aangepakt, verdwijnen als
sneeuw voor de zon. Het toepassingsgebied kan worden uitgebreid,
wanneer de toch vaak beschadigde
ondergrond weer door een
pleisterlaag aan het oog wordt
onttrokken. Voor de overige
gevallen kan met een mildere
methode een beter effect worden
verkregen. Overigens wordt
gewezen op de slechte werkomstandigheden en de stof- en lawaaioverlast.
Droog gritstralen
Het meest gebruikelijke was droog
zandstralen met scherp zand onder
een druk van 4-7 atm. In verband
met gevaar voor de gezondheid,
silicose, is dit verboden.
Andere droogstraalmogelijkheden
zijn er onder andere met staalgrit,
siliciumcarbide, slakkengruis,
notenbast en aluminiumoxide.
Daarbij moet opgemerkt worden
dat bij het bestralen van zandstenen
gevels óók gevaar van silicose
aanwezig is, wanneer men niet
l
met zand straalt. Het resultaat is,
dat enkele millimeters van het
oppervlak, de ‘eigen’ beschermhuid
van de steen, kunnen verdwijnen;
bij stenen van ongelijke hardheid
(inhomogeen) zullen de zachte
delen dieper worden uitgeblazen
dan de harde. De steen krijgt
afhankelijk van zijn vervaardigingswijze een ‘rustiek’ of een pokdalig
uiterlijk. Uit een onderzoek bij
IBBC-TNObleek, dat stralen met
zeer fijn grit minder schade
opleverde dan stralen met zeer
grof grit bij gelijke hoeveelheden
weggestraalde materie.
In bepaalde gevallen kan het
verlies van materie zó beperkt
blijven dat negatieve bijverschijnselen nauwelijks met het blote oog
zijn waar te nemen.
l
Nat gritstralen
Nat gritstralen gebeurt bijvoorbeeld
met water onder een druk van
0,2-0,4 N/mm2 met toevoeging
van 1 kg grit op 2 kg water. Naast
de nadelen als genoemd bij droog
gritstralen kan men hierbij de
schadelijke gevolgen optellen van
grote hoeveelheden water die via
steen en voegen naar binnen
dringen.
Verwering van pleisterwerk,
bederven van het interieur of zelfs
explosieve zwamgroei kan het
gevolg zijn. Daarnaast is er
natuurlijk gevaar voor bevriezing.
l
Vacuüm gritstralen (vacu-blast)
Deze methode berust op het direct
afzuigen van het straalgrit met het
vuil, waardoor er minder gevaar
5. De gritstraalreiniging veroorzaakt bg
deze steen een pokdalig uiterlijk en ronde
hoeken. Ook werden de voegen weggeblazen.
Gevelreiniging
RVblad 01-4
voor de gezondheid van het
uitvoerend personeel bestaat.
Voor het te reinigen oppervlak
gelden dezelfde nadelen als bij
droog gritstralen genoemd,
waaraan nog kan worden toegevoegd dat voor de werking van het
systeem platte vlakken nodig zijn.
Het grote voordeel is dat de grote
hoeveelheden vuil en afgewerkte
grit direct worden afgevoerd.
3.1.2. Opnieuw schuren en polijsten
Bij vlakke marmeren platen die
vlekkerig en pokdalig zijn geworden of die hun polijstglans verloren
hebben, kan het nuttig en verantwoord zijn het een en ander te
schuren, te stoppen en opnieuw te
polijsten. Wanneer geen diepe
krassen aanwezig zijn kan de steen
worden gereinigd met water met
als toevoeging fijn geklopte
zoetsteen (als schuurmiddel). Het
schuren - met de hand of machinaal - van andere dan vlakke
platen moet worden ontraden in
verband met de onmogelijkheid
om daarmee het modelé van
beeldhouwwerk en dergelijke te
volgen.
Het reinigen met behulp van een
staalborstel moet worden afgeraden, omdat daarbij fijne deeltjes
staal achterblijven waardoor
6. Natuursteenornament opgehakt; het
oorspronkelijke modelé gaat verloren:
vergelijk dit met afbeelding 12.
7. Door de sterke hechting van de
cementpleister wordt het oppervlak van
de baksteen ook verwijderd.
8 Alqehapt
piei5terwerh
vm DoXtteen.
Rechts zijn de sporen van het afkappen
nog zichtbaar. Aan de linkerzijde treedt al
een ernstige vorm van verwering op.
verkleuringen kunnen optreden.
Kokos- of kunststofborstels
verdienen de voorkeur.
3.1.3. Overige mechanische
den
metho-
De reiniging door middel van
afkrabben, het opsnijden of het
opnieuw behakken verstoort het
bestaande modelé en kan ook de
eventueel aanwezige eigen
beschermhuid van de steen
wegnemen. Hetzelfde geldt voor
het afkrabben van oud pleisterwerk.
Bovendien wordt de ondergrond
gemakkelijk verbrijzeld. Met
behulp van een frees of de naaldenbikhamer kunnen hardnekkige
filmvormige lagen machinaal
verwijderd worden. Ook hier
verdwijnt het oorspronkelijke
oppervlak van het materiaal. In het
algemeen kan men zeggen dat het
verwijderen van de meestal
hardere oppervlaktelaag de
kwetsbaarheid van de steen
vergroot. Het materiaal verweert
sneller en regenwater trekt er
gemakkelijker in.
Naast de esthetische aspecten (de
voegtekening verdwijnt, de strakke
steen wordt afgerond, de gladde
steen krijgt een rustiek uiterlijk,
natuursteenversieringen vervlakken) zullen de technische vaak zó
zwaar wegen, dat van een dergelijke behandeling moet worden
afgezien.
3.2. Fysisch reinigen
Onder fysisch reinigen wordt hier
de methode verstaan waarbij
stoffen al dan niet door toevoeging
$$., .</^”
-
---_
-#
,,-_i
. ,mn
*
.).vI-..
..z.-
.‘j
i
.>
j
9. Met een zwarte filmvormiqe gipskorst
verontreinigde Belgische baksteen. De
putvormige verwering zorgt voor de lichte
vlekken op de foto.
van oppervlakte-actieve stoffen
en/of hogere temperatuur en/of
hoge druk in water worden
opgelost.
3.2.1. Onderverdeling
methoden.
Met zuiver water
fysische
Water wordt gedurende één tot
drie dagen in een op- en neergaande
beweging met behulp van een rij
fijne sproeikoppen tegen het
bevuilde oppervlak van de gebouwen gesproeid. Ook kunnen
waterstralen met een druk van
0,4-1,4 N/mm2 op het stenen
oppervlak gedurende vier uur tot
drie dagen een reinigende werking
uitoefenen. Ongelijkmatige slijtage
is evenwel het gevolg. Het gedurende een week langs de muur van
een gebouw laten stromen is een
andere manier om met zuiver
water te reinigen. De methode
geeft zeer veel overlast. Ook
reinigt men wel met behulp van
Gevelreiniging
RVblad 01-5
natte verzadigde stoom. Door
condensatie is toch een grote
indringing van water mogelijk.
Door verneveling bereikt men een
snellere bevochtiging, maar ook
veel vochtoverlast.
Reiniging met mengsels van water
en andere stoffen.
Detergenten, die aan water zijn
toegevoegd, verbeteren de
reinigende werking. Een goede
detergent dient te bestaan uit:
een oppervlakte-actieve stof
non-ionogene
zeep). Anionogene
T
zepen kunnen met kalksteen of
dolomiet onoplosbare calcium- en
magnesiumzepen vormen,
waardoor het vuil kan worden
vastgezet. Kationogene worden
gemakkelijk door natuur- en
kunststeen geabsorbeerd; zij
worden vooral bij het desinfecteren
gebruikt.
- een activator. Deze verzacht het
water, verhoogt het oplossend
vermogen, enzovoort (bijvoorbeeld
polyfosfaat).
- een vuildrager (bijvoorbeeld
carboxymethyl cellulose).
Voor het spuiten van een mengsel
van water en zand wordt hier
verwezen naar nat gritstralen.
Een emulsie van water en organische oplosmiddelen verwijdert ‘vet
vuil’.
Van het reinigen met zuiver water
of met mengsels van water, is de
methode die gebruik maakt van
natte verzadigde stoom, het minst
schadelijk.
3.2.2. Nadelen van het reinigen met
water
De hoeveelheid water, die door
bouwmaterialen wordt geabsorbeerd en de tijd die nodig is elk
materiaal volledig te bevochtigen,
varieert sterk. Baksteen bijvoorbeeld kan ongeveer drie maal
zoveel water opnemen als kalkzandsteen. Water penetreert snel in
baksteen en al spoedig is de steen
verzadigd. Wanneer de aanvoer
van water onderbroken is verdampt
het geabsorbeerde water met
- afhankelijk van de soort - sterk
uiteenlopende snelheden. Bij de
vele sedimentgesteenten dringt
RDMZ RV 1986/2
- 34
10. Belgische baksteen, met behulp van
water onder hoge druk ‘schoon’ gestraald.
Het oorspronkelijke zeer gladde oppervlak,
karakteristiek voor deze steen, verdween.
echter het water langzaam door
ten gevolge van de toevallige
verdeling van smalle en brede
poriën en verdampt eveneens
langzaam.
Veelal zal na het reinigen met
water - ook bij gebruik van
stoom - het grootste deel van het
water, dat tijdens de behandeling
geabsorbeerd is, worden vastgehouden. Dit geeft vochtige muren,
zodat efflorescenties, verkleuringen
en verwering van het pleisterwerk
aan de binnenzijde kunnen
optreden. Daarnaast kunnen zich
bevriezingsverschijnselen voordoen en worden zouten gemobiliseerd, die op zijn minst vlekken
kunnen veroorzaken. Vers verfwerk
vertoont al snel blazen en kalkhoudende pleisters verharden maar
traag of in het geheel niet. Ook
komt het voor dat uit het inwendige
aangevoerde bindmiddelen op het
oppervlak neerslaan en daar een
wittige sluier achterlaten. Een
ongelukkig gekozen detergent kan
geruime tijd na de reiniging de
oppervlaktespanning van Water
blijvend beïnvloeden, zodat
daardoor de bevochtiging door
regen ontoelaatbare vormen kan
aannemen. Ten slotte kan bij hoge
druk, evenals bij gritstralen, een
ongelijkmatige slijtage optreden.
Het gebruik van lasers ten behoeve
van reiniging van kunstvoorwerpen
bevindt zich nog in een experimenteel stadium. Ze worden voor
gebouwen nog niet toegepast.
ll. Zoutschade aan de bmnenzqde van
de muur door een overmaat aan water.
3.3. Chemisch reinigen
De bezwaren van het reinigen met
water worden veelal verminderd
door in het water chemicaliën op
te lossen die de vuillagen ontleden.
Hierdoor zijn geringere hoeveelheden reinigingsmiddel nodig. De
vloeistoffen kunnen met een
absorberend materiaal worden
gemengd tot een pasta en gewoonlijk als een gemiddeld 3 mm dikke
laag op het te reinigen oppervlak
worden aangebracht.
De duur van de werking kan
worden verlengd door afdekken
met folie. Na inwerking worden
het opgeloste vuil en allerlei
zouten door het verdampen van
het water in de pasta gevoerd en
dan samen met het absorberende
materiaal verwijderd. Door deze
methode is het mogelijk veel
minder water te gebruiken,
waardoor vervelende bijwerkingen
worden teruggedrongen.
Bij chemisch reinigen wordt
gebruik gemaakt van ontledende
eigenschappen van bepaalde
stoffen en/of van chemische
Gevelreiniging
RVblad 01-6
reacties waarbij onoplosbare
stoffen in oplosbare worden
omgezet.
3.3.1. Alkalische
reinigingsmiddelen
De reinigingsmiddelen die het
predikaat ‘alkalisch’ dragen,
hebben met elkaar gemeen, dat zij
een zuurtegraad (pH) hebben die
hoger is dan 7 (in casu
7 < pH < 14). Deze stoffen
vertonen de algemene verschijnselen die bij een base behoren,
bijvoorbeeld het vermogen om
hydroxiden af te staan of waterstofionen op te nemen. Wellicht ten
overvloede wordt erop gewezen
dat detergenten een alkalisch
karakter kunnen hebben. Het
onderscheid, dat wordt gemaakt
tussen gewone alkalische middelen
en detergenten vindt zijn grond in
het voor de laatste groep kenmerkende vermogen de oppervlaktespanning te verlagen.
Eén van de meest bekende stoffen
uit de alkalische groep is natronloog, bij velen bekend als ‘caustic
soda’, een stof die onder meer
wordt gebruikt om olieverf van
hout te verwijderen. Wanneer een
dergelijk materiaal wordt toegepast
voor het verwijderen van olieverf
op poreuze steen kunnen door
chemische omzettingen zeer
schadelijke zouten als natriumsulfaat of natriumcarbonaat gevormd
worden. Al naar gelang de kwaliteit
van de steen zal de verwering in
de loop van de tijd een ernstige
afbraak van het oppervlak te zien
geven. Daarnaast moet gewezen
worden op het etsend vermogen
van caustic soda; glas, emaille en
glazuur kunnen hierdoor worden
aangetast. Ten slotte dient de
verwerker zichzelf goed te beschermen. Soda (natriumcarbonaat)
bevattende middelen hebben ook
het nadeel, verwering van steenachtige materialen te bevorderen.
Vaak wordt op grond van bovenstaande argumenten het gebruik
van alkalische middelen verworpen.
Dit is onjuist; in bepaalde omstandigheden is het denkbaar dat men
natronloog of soda gebruikt
(bijvoorbeeld voor olieverf op
hout).
3.3.2. Komplexon-pasta’s
Daarnaast zijn er alkalisch reagerende reinigingsmiddelen die veelal
op kalkhoudende ondergronden
ontegenzeggelijk grote voordelen
bieden. Van deze middelen zullen
we de zogenaamde komplexon-pasta’s aan een nadere beschouwing
onderwerpen. Deze worden al
geruime tijd bij de reiniging van
natuurstenen kunstvoorwerpen
met succes gebruikt. Het zijn
organische verbindingen, die in
staat zijn met metaalionen in
water oplosbare komplexon te
vormen, waardoor bijvoorbeeld
gipskorsten verwijderd kunnen
worden. Ze worden ook wel
‘chelaten’ of ‘sequestering agents’
genoemd.
Bepaalde chelaten werken vooral
bij een pH 7,5 goed. Ze zijn in staat
normaliter onoplosbare verbindingen oplosbaar te maken. Bij
wisselende pH verandert de
voorkeur voor bepaalde kationen,
waardoor het toepassingsgebied
bijzonder veelzijdig is. Enige
samenstellingen zijn:
Komplexon 1 = nitrilo-triazijnzuur
(WJO,);
Komplexon 11= ethyleen-diaminotetra-azijnzuur (C,,H,,N,O,);
Komplexon 111= dinatriumdihydrogeen-ethyleendiaminotetra-azijnzuur zoals (C,,H,,N,Na,O, . ZH,O).
Hierop gebaseerde producten zijn
ondermeer onder de namen
Idranal, Titriplex, Trilon, Chelate,
EDTA en Monumentique op de
markt.
12. Natuursteen ornament, met Komplexon-pasta gereinigd; behoud van het
oorspronkelijke modelé (dat bij de
oplossing van afb. 6 verloren ging). De
zwarte vlekje zqn de restanten van de
hechtnapjes van de wilde wingerd.
13. Geglazuurde baksteen gevelornamenten met behulp van een Komplexon-pasta
gereinigd. De oorspronkelijke glans bleef
behouden; er trad geen vochtschade op.
(Foto: W. J. van Heuvel, Voorburg)
Van de genoemde pasta’s wordt
die gebaseerd op Komplexon 111
het meest gebruikt vanwege de
lagere prijs en de betere oplosbaarheid in water.
Chvatal heeft de werking van de
pasta’s bij gebruik op natuursteen
aan een vergelijkend onderzoek
onderworpen, waarbij vooral de
neutrale en de alkalische pasta’s
(de pH is door middel van alkaliën
in te stellen) hun nut hebben
bewezen.
De bindmiddelen SiO, (kwarts) en
CaCO,(calciet) reageerden respectievelijk niet tot zwak met Komplexon 111,hetgeen betekent dat
het bindmiddel van de steen - en
dat in tegenstelling tot de zure
reinigingsmiddelen - niet of
nauwelijks wordt aangetast.
Er zijn vier redenen om met pasta’s
te werken:
- het contact met het vuil is
inniger;
- opgelost vuil wordt geabsorbeerd
in de pasta;
- de reinigingsduur is langer,
doordat de pasta niet wegstroomt;
- de reinigingsduur is ook langer
doordat uitdroging door steunfolie
of -weefsel wordt vertraagd;
Er is minder materiaal nodig, mede
doordat de reactie op de grens
tussen pasta en steen plaatsvindt.
Hierdoor trekt er nagenoeg geen
reinigingsmiddel in de ondergrond.
Gevelreiniging
RVblad 01-7
Deze methode is voor zure
reinigingsmiddelen
minder
geschikt. Dit vindt zijn oorzaak
mede in het feit, dat de pasta van
het steenoppervlak wordt gedrukt
door bij ontleding van calciumcarbonaat vrijkomend CO, (koolzuur).
Afhankelijk van de verwerkingseisen kan men kiezen uit:
- colloïdale pasta’s, die na droging
een taaiere ‘film’ vormen. Hiervoor
gebruikt men sterk zwellende gels,
gemengd met asbest en bentoniet;
- lossere pasta’s, die gevuld zijn
met poreus en zeer fijn materiaal
met daardoor een zeer groot
werkzaam oppervlak. Het poeder
wordt bijeengehouden door klei of
bentoniet.
De tweede soort verdient bij
oneffen materialen de voorkeur,
terwijl de eerste bij laagsgewijs
opgebouwd vuil wordt aangeraden.
De droogtijd kan men met behulp
van poreuze vulstoffen bekorten.
In sommige gevallen is naspoelen
met gedestilleerd water of stomen
zelfs niet nodig. Wanneer men
deze gegevens door een ‘monumentenbril’ bekijkt ziet men als het
grote voordeel, dat deze pasta’s
nagenoeg geen schadelijke stoffen
in de steen achter laten, zodat het
effect niet alleen op korte maar
ook op lange termijn aanvaardbaar
is.
De toch wel bezwaarlijke hoge
kosten (gevolg van de arbeidsintensieve verwerkingsmethode)
zijn aanzienlijk verlaagd door de
recente ontwikkeling van spuitapparatuur.
Met alle voordelen is echter ook
het gevaar binnengeslopen dat
men dit middel als het wondermiddel te pas en te onpas gaat
toepassen. Elk geval dient steeds
opnieuw op zijn merites te worden
bekeken. Hierbij is het nodig - het
kan niet vak genoeg herhaald
worden - de aard van de vervuilinq,
de eigenschappen van de onder- grond en de aard van de werking
van de in aanmerking komende
reinigingsmiddelen
te kennen. De
weloverwogen keuze zal de kans
op onprettige verrassingen zo
gering mogelijk maken.
3.3.2. Zure schoonmaakmiddelen
Het gebruik van zuren bij de
reiniging van kalkhoudende steen
is af te raden, omdat zure schoonmaakmiddelen
kalk en siliciumdioxide (het bindmiddel) kunnen
oplossen en bovendien zó diep in
de steen kunnen penetreren, dat
zij vele jaren kunnen worden
vastgehouden. Daarnaast kunnen
oplosbare schadelijke zouten
gevormd worden, die een verdere
desintegratie van de steen bespoedigen. Desalniettemin kunnen
zuren, die met kalk onoplosbare
zouten vormen, in veel gevallen als
doelmatig reinigingsmiddel
dienen.
Aangezien het verwerken van zure
reinigingspasta’s (zie hiervoor)
minder effect heeft, kiest men vaak
de goedkopere methode van
sproeien of spuiten. Hiertoe
gebruikt men veelal een oplossing
van fluorwaterstofzuur, meestal in
combinatie met andere zuren en
ook wel ammoniumbifluoride.
Hoewel de reinigende werking van
fluoride bevattende middelen in
het algemeen bevredigend is,
kleven er toch nadelen aan deze
methode. Zandsteen en stollingsgesteenten krijgen een min of meer
wit glazig vlies. Dit is te wijten aan
het door de fluorverbinding
gedeeltelijk oplossen van bepaalde
silicaten en de daarop volgende
precipitatie (neerslaan) van
colloïdaal kiezelzuur of calciumfluoride. Daarnaast wordt de voegmortel in meerdere of mindere mate
14. ReactievergelijkiBg EDTA-pasta, waarbQ gipskorsten worden opgelost.
,COONa
NaOOC,
cos0
+
,N-CH2-CH2-N\
4+
COONo
NoOOC
RDMZ RV 198612
- 35
2Na*+
No2S04+
aangetast en kunnen na verloop
van tijd witte vlekken de gevel
weer ontsieren. De optische
effecten variëren van een lichte
verbleking (die een zekere vervlakking van het uiterlijk tot gevolg
heeft) tot een nadrukkelijke
streepvorming.
Vergissingen komen vaak voort uit
het feit dat men niet weet dat veel
zandsteensoorten ook kalk als
bindmiddel bevatten. Het komt
dan ook voor dat men hierdoor
voor vervelende verrassingen komt
te staan. Meestal blijken de
gevolgen zich pas na langere tijd
te openbaren, waardoor het
verband tussen de reiniging en de
verwering niet zelden over het
hoofd wordt gezien. Ook worden
glas, emaille en glazuur geëtst, wat
een lastig neveneffect bij dit soort
reiniging is. Daarnaast blijken
ijzerverbindingen,
in sommige
natuursteen aanwezig, door
fluorwaterstofzuur mobiel te
worden gemaakt, waardoor bruine
verkleuringen kunnen optreden.
Wanneer men ertoe overgaat een
zuur middel te gebruiken, dient de
keuze te vallen op die zuren die
geen oplosbare zouten zullen
vormen, waardoor verwering in de
hand wordt gewerkt.
Hoewel een ieder de slechte
reputatie van zoutzuur (HCl) kent,
blijkt men er nog steeds gebruik
van te maken. Men denkt door het
bevochtigen vooraf en het naspoelen erna de gevolgen te kunnen
beperken; niets is minder waar. Er
blijven voldoende resten achter die
op den duur (en daar ligt het
probleem) door concentratie de
verwering bespoedigen door:
- minder bindmiddel, dus minder
weerstand;
- de vorming van chloriden
(bijvoorbeeld CaCl,), die zeer
hygroscopisch zijn;
- vergroting van de verwerende
werking van andere zouten;
- gemakkelijker opnemen van
regenwater;
- het tot grotere hoogten reiken
van capillair optrekkend vocht;
- het in kristalstructuren binnendringen van chloriden, waardoor
de samenhang verbroken wordt.
Gevelreiniging
RVblad 0 1-8
Daarnaast wordt roestvorming als
een kwalijk gevolg van chloriden
genoemd.
Ten slotte dient men zich te
realiseren dat water het transportmedium van oplosbare zouten is.
Door bevochtiging vooraf kunnen
chloriden niet worden tegengehouden. Van de zure reinigingsmethoden worden die op basis van
fluorwaterstofzuur het meest
gebruikt, met name bij baksteen
metselwerk. Een aantal fabrikanten
is erin geslaagd de witte en bruine
verkleuringen door speciale
toevoegingen tegen te gaan.
Over het gevaar dat zure middelen
voor de gezondheid opleveren, is
een ieder - hoewel misschien niet
in voldoende mate - op de hoogte.
3.3.3. Organische schoonmaakmiddelen
De organische oplosmiddelen
worden in het algemeen gebruikt
om roet, vet, teer en dergelijke te
verwijderen. De toepassing hiervan
is zeer incidenteel; voor het hier
beoogde doel volstaan we met het
vermelden hiervan.
Ook op de verwijdering van algen,
korstmossen en mossen, schimmels
en zwammen wordt in dit verband
niet nader ingegaan dan de
vermelding dat men door het
wegnemen van de oorzaak (vocht)
veel ongerief zal kunnen vermijden.
Verf op steen wordt meestal met
mengsels van methyleenchloride
(beter: dichloormethaan)
en
dimethylsulfoxide
afgebeten.
Ook is men alkalische afbijtmiddelen gaan perfectioneren; met
behulp van speciale non-wovens
kan men vele verflagen tegelijk
van de ondergrond verwijderen.
4. Conclusies
De problemen, die door ‘gevelreiniging’ worden geïntroduceerd,
blijken veelal door het ontbreken
van de meest elementaire kennis
die hiervoor nodig is, te worden
veroorzaakt. Dit wordt niet in de
laatste plaats in de hand gewerkt
door de geheimzinnigdoenerij
en
het achterhouden van gegevens
over de samenstelling en de
werking van deze produkten.
Het nemen van een beslissing is
slechts verantwoord, wanneer men
naast deze gegevens kan beschikken over: feiten omtrent de aard
van de vervuiling, de oorzaken
daarvan, feiten omtrent de aard
van de vervuiling, de oorzaken
daarvan, feiten omtrent de
eigenschappen van de soms zeer
heterogene ondergrond en kennis
van de mogelijke verweringsmechanismen. Wanneer men op deze
wijze de schadelijkheid van de
vervuiling met de schadelijkheid
van de reiniging vergelijkt en
bovendien tracht de oorspronkelijke en eventueel beschermde huid
te ontzien óf de mogelijkheid voor
een beschermende nabehandeling
open te houden, is een optimaal
resultaat haalbaar. Om onverwachte tegenvallers en verrassingen te
voorkomen is het noodzakelijk
vooraf enkele proefvakjes te
reinigen. Zo kan men tijdig
gewaarschuwd worden voor
bijvoorbeeld de gevolgen van
reparaties waarbij men gebruik
heeft gemaakt van afwijkend
gekleurde steen, omdat deze
moest passen bij de gevel die al
vervuild was. In een gereinigde
gevel zullen deze plekken er
wederom uit springen.
Hoewel zure reinigingsmiddélen
het meest worden toegepast, zal
men in de toekomst meer en meer
van de Komplexon-pasta’s en van
stroomreiniging
met behulp van
non-ionogene zepen gebruik
maken, aangezien deze de minst
nadelige bijverschijnselen vertonen.
Literatuur
Gevelreiniging in de praktijk.
Stichting Bouwresearch, publicatie
104. Rotterdam 1984.
Reiniging van gevels uitgevoerd in
baksteen of beton. Stichting
Bouwresearch, publicatie B 10-1,
Rotterdam 1981.
T. Stambolov, J. R. J. van Asperen
de Boer, The deterioration and
conservation of porous building
materials in monuments. Internatio-
nal Centre for Conservation, Rome
1972.
Th. Chvatal, Moderne Chemie hilft
den Bauwerken, Maltechnik
Restauro 1 (1972), 2 appendix.
Th. Chvatal, Systematische Untersuchungen über die Wirksamheit
neuer Stein-Reinigungspasten,
Arbeitsblätter für Restauratoren, Heft
2, 1973. Gruppe 6, Stein, blz.
35-39.
H. Mortensen, Die ‘Salzsprengung’
und ihre Bedeutung für die regionalklimatische Gliederung der Wüsten.
Dr. A. Petermans, Mitteilung aus
Justus Perthes ‘Geographischer
Anstalt’ Hrsg. von P. Langhans 79
(1933), blz. 130-135.
Summary
Cleaning of exterior walls. Cleaning
materials and methods.
In the Netherlands we are critical
of cleaning of facades, because the
natura1 protecting layers are
damaged and often a lot of water
is penetrating the walls. The best
methods are those with cleaningpastes based on complexons and
those working with wet saturated
steam. In the Netherlands the use
of limestone is liminated.
Chalk in stone and mortar is
making crust of gypsum and dirt
with sulpherdioxyde. These trusts
have to be removed but give a new
unprotected surface.
Gevelreiniging
Cleaning
walls
UDC 69.059.1:69.022.3
of exterior
RVblad OZ-1
Anti-bekladding
klad?
Anti-graffiti
vandalism?
- Graffiti, ‘kunst’ of
- Graffiti, ‘art’ or
Ir. P.K. van der Schuit, Stichting
IKOB, Barneveld
Bekladding, vaak graffiti genoemd,
is een verschijnsel dat deel uitmaakt van een groter maatschappelijk probleem: vandalisme. Daar
preventieve bestrijding slechts in
beperkte mate mogelijk is, kan
aanbrengen van anti-bekladdingssystemen op bekladdingsgevoelige
gebouwen, bouwdelen of zelfs
straatmeubilair uitkomst bieden.
Door de toepassing ervan wordt het
achteraf verwijderen van bekladding vergemakkelijkt
en wordt
schade aan de ondergrond daarbij
voorkomen of beperkt. Bekladden
van monumenten levert ten
opzichte van andere bouwwerken
onevenredig grote problemen op,
omdat schade van materialen
tevens cultuurhistorische (veelal
blijvende) schade inhoudt en
omdat preventieve maatregelen
ook schade kunnen veroorzaken.
Gezien de complexe materie zijn
het juist de toezichthoudende
instanties, met name de gemeentelijke overheden, die hierin hun
verantwoordelijkheid
moeten
nemen.
In dit artikel wordt na een algemene inleiding over schade en
maatregelen nader ingegaan op de
bescherming van monumenten;
factoren die een rol spelen bij de
keuze van een geschikte maatregel.
Tevens passeren de relatie tussen
ondergrond en bekladding, voorbehandeling, de anti-bekladdingsmiddelen en -systemen zelf, de
applicatie ervan, de reinigingsmiddelen en -methoden en de nabehandeling de revue. Na de
bespreking van overige beïnvloedende factoren, zoals economische,
esthetische en bouwfysische, wordt
dit artikel besloten met een samenvatting en conclusies.
RDMZ RV 1994136
36
Schade
Volgens een raming van het
Bureau Landelijk Coördinator
Voorkoming Misdrijven (1) worden
per jaar ruwweg 170.000 spuitbussen gestolen. Dit levert de winkelbedrijven alleen al zo’n f 2000.000
per jaar aan inkomstenderving.
Jaarlijks worden bovendien miljoenen guldens uitgegeven om
bekladding van allerlei ondergronden te verwijderen. Soms dringt de
bekladding zodanig in de ondergrond, dat deze niet meer te
verwijderen is. Herhaalde bekladding en aansluitende verwijdering
kan leiden tot onomkeerbare
beschadiging en visuele aantasting
van gevels en andere ondergronden. Om te voorkomen dat verven,
inkten en wat voor ‘kladmiddelen’
dan ook, op of in gevelmaterialen
terecht komen, zijn in de achter
ons liggende jaren middelen en
systemen ontwikkeld. In de loop
van het hierna beschreven onderzoek kwamen weer nieuwe, mogelijkveelbelovende anti-kladmiddelen
en -bedrijven op de markt. De
ontwikkelingen worden nauwlettend gevolgd en zullen zonodig tot
aanvullend onderzoek en publikatie van de resultaten leiden.
Het bekladden van bouwwerken in
zijn algemeenheid en van monumenten in het bijzonder is geen
typisch verschijnsel van onze tijd of
van onze streek. Zo is ‘graffito’ voor
bijvoorbeeld archeologen een
belangrijke bron van kennis
omtrent het dagelijkse leven in
antieke beschavingen. In sterk
repressieve samenlevingen is het
kladden van teksten of symbolen
op bij voorkeur openbare gebouwen een bekend communicatiemiddel. In onze cultuur wordt het
bekladden van gebouwen vooral als
een vorm van vandalisme ervaren.
Dat deze schreeuwerige vorm van
vandalisme en de bestrijding ervan
in Nederland vrij jong is, mag
ondermeer blijken uit het feit dat
de in de praktijk gehanteerde
termen: bekladdingsmiddelen
of
kladmiddelen, anti-bekladdingsmid-
delen of anti-kladmiddelen,
zelfopofferende systemen, enz. taalkundig niet zo gelukkig gekozen zijn.
In dit artikel zullen toch de reeds
ingeburgerde termen gehanteerd
blijven.
Het bekladden kan de economische
waarde van bouwwerken verminderen en de historische waarde
aanzienlijk schaden. Reinigen is
vaak niet mogelijk zonder de
ondergrond blijvend te beschadigen. Door de gevel een voorbehandeling te geven kan een later
daarop aangebrachte bekladding
betrekkelijk gemakkelijk worden
verwijderd zonder de ondergrond
te beschadigen. Welke middelen en
systemen komen daarvoor in aanmerking en wat zijn de kenmerken
ervan? Dit was het belangrijkste
doel van een onderzoek dat door
de Stichting Bouwresearch te
Rotterdam is uitgevoerd. In twee
SBR-brochures, SBR-242 ‘Het voorkomen en bestrijden van gevelbekladding’ (2) en SBR-258 ‘de Gevelgids
deel IV’ (3), zijn de resultaten van
een aantal studies op dit gebied
verwoord en gepubliceerd. Het
onderstaande artikel is hieraan
ontleend.
De meeste problemen die in de
praktijk voorkomen zijn terug te
voeren op een gebrek aan kennis
omtrent de wisselwerking tussen
anti-bekladdingsmiddel,
ondergrond, bekladdingsmiddel
en
reinigingsmiddel.
Zeker waar het
om kwetsbare ondergronden als
monumenten gaat. In het betreffende onderzoek zijn niet alle
beproefde ondergronden representatief voor monumenten; deze zijn
dan ook niet in de beschouwing
meegenomen.
Preventieve maatregelen
Enerzijds is preventie mogelijk door
maatregelen die vandalisme in het
algemeen voorkómen, zoals omheining en bewaking. Maatregelen die
vandalisme moeten beperken, zijn
vaak ook geschikt om bekladding
te voorkomen. Voorbeelden van
dergelijke maatregelen zijn afsluiting van terreinen na werktijd,
Gevelreiniging
RVblad 02-2
instellen van bewaking, bemoeilijken van de bereikbaarheid en
aanbrengen van een goede verlichting (4). Grotere organisaties die
een aantal bouwwerken beheren,
beschikken vaak over de mensen
en/of middelen om maatregelen
tegen bekladding op die manier
meer planmatig aan te pakken en
op te nemen in het beleid.
Anderzijds kunnen maatregelen
worden genomen die het betrekkelijk gemakkelijk maken een eenmaal aangebrachte bekladding,
zonodig onmiddellijk, te verwijderen. Deze aanpak past in het
‘ontmoedigingsbeleid’ dat zijn nut
inmiddels bewezen heeft. De maatregelen komen neer op een behandeling van de gevel met één of
meer middelen die hechting van de
bekladding aan het gevelmateriaal
verminderen of zelfs verhinderen
dan wel met middelen die gemakkelijker zijn te verwijderen. Inmiddels bestaat een ruime keuze uit
‘s-Gravenhage, Hofje van Nieuwkoop,
een an ti-klad cos ting (RDMZ 1980).
!
-
verschillende anti-bekladdingsmiddelen. Ze worden onderscheiden in
zelfopofferende, semi-permanente
en permanente systemen.
De term ‘systemen’ geeft overigens
al een aanduiding in de richting
van de eerdergenoemde complexe
materie: er zijn vaak combinaties
van verschillende middelen nodig
om een goed resultaat te bereiken.
Zelfopofferende systemen zijn
gebaseerd op middelen die tegelijk
met de bekladding worden verwijderd. Na het verwijderen van de
bekladding wordt een nieuwe
beschermende laag aangebracht.
De duurzaamheid van deze middelen is beperkt. De nieuwste produkten in deze categorie zijn afgeleid
van zetmeelderivaten, die met heet
water kunnen worden verwijderd.
Deze laatste lijken het meest
geschikt voor monumenten. Ten
tijde van het aangehaalde onderzoek zijn deze produkten echter
vòòr de behandeling
met
Hetzelfde
niet in de reeks meegenomen,
zodat definitieve uitspraken en een
goede vergelijking niet mogelijk
zijn.
Semi-permanente systemen bestaan
meestal uit meer lagen waarvan
alleen de zelfopofferende toplaag
tegelijk met de bekladding wordt
verwijderd. Na het verwijderen van
de bekladding wordt een nieuwe
toplaag aangebracht.
De permanente systemen ten slotte
leveren een beschermende laag die
aanwezig blijft na het verwijderen
van de bekladding. Deze systemen
hebben een langere levensduur.
Bescherming van monumenten
Maatregelen in de preventieve sfeer
zijn meestal niet afdoende, al
verminderen ze het risico van
bekladding wel. Voor de meeste
beheerders van monumenten
bestaat anti-bekladding vooral uit
het (voor-)behandelen van de voor
bekladding kwetsbare gevel-
Hofje, na de behandeling
(RDMZ 1984).
Gevelreiniging
R Vblad 02-3
onderdelen. Wanneer een geveloppervlak toch moet worden
geschilderd, ligt het voor de hand
tegelijk een anti-bekladdingsmiddel
op te brengen. Bescherming en
verfraaiing gaan dan hand in hand.
Soms is het mogelijk een verfsysteem te kiezen dat verfraaiing
en anti-bekladding in zich verenigt.
Er is keuze uit een groot aantal
middelen. Een verkeerde keuze of
een onjuiste of onzorgvuldige wijze
van opbrengen, kan het resultaat
echter geheel of gedeeltelijk teniet
doen. De keuze moet daarom
zorgvuldig en met kennis van
zaken worden gemaakt. Door de
omvang die bekladding vooral in
stedelijke gebieden heeft aangenomen, is een interessante markt
ontstaan voor anti-bekladdingsmiddelen. Ze worden geproduceerd
door chemische bedrijven en
gedistribueerd via de bedrijven, die
zijn gespecialiseerd in het behandelen van gevels (applicateurs), de
doe-het-zelf-handel en de professionele bouwmaterialenhandel.
Monumenten zijn kwetsbaarder
dan overige gebouwen door hun
leeftijd en hun levensloop, de
toegepaste materialen, alsmede de
bouwwijze; schade treedt eerder en
heviger op. Daarnaast is schade
vaak onherstelbaar, omdat ook in
cultuurhistorische zin schade kan
worden veroorzaakt, aangezien die
alleen met vervanging door nieuwere materialen herstelbaar is.
Keuze beïnvloedende factoren
Voor een verantwoorde keuze van
een anti-bekladdingssysteem
moeten verschillende beïnvloedende factoren in hun onderlinge
samenhang worden bekeken. Die
factoren zijn:
- aard van de te verwachten
bekladding, frequentie en
omvang;
- aard van de ondergrond;
- wijze van verwijderen en
toegepast(e) reinigingsmiddel(len);
- monumentspecifieke
kenmerken;
- invloed op de omgeving van het
monument: het milieu.
De meest gebruikte bekladdingsRDMZ RV 1994136
37
middelen zijn produkten die
gemakkelijk kunnen worden
gestolen en snel in het gebruik zijn,
kortom spuitbussen. Dat betekent:
- spuitlak op basis van acrylaat:
- spuitlak op basis van alkydhars;
- tectyl;
- en minder vaak viltstiften.
De aard van de ondergrond betreft
niet alleen het soort materiaal,
maar ook de kwaliteit van de
ondergrond. Een eenmaal behandelde gevel is moeilijk zo niet
onmogelijk weer in de oorspronkelijke staat terug te brengen. Om die
reden verdient het ook aanbeveling
altijd een minder in het zicht
liggend deel van een gevel als
proefstuk te behandelen. Deskundig advies is daarom van groot
belang.
De eigenschappen van de verschillende anti-bekladdingssystemen
kunnen zeer van elkaar verschillen
en dezelfde middelen kunnen zeer
verschillend reageren op diverse
ondergronden. Het uiteindelijk
effect van een anti-bekladdingsmiddel is ook afhankelijk van de
zorgvuldigheid waarmee het wordt
opgebracht. De anti-bekladdingsmiddelen vormen met de bijbehorende reinigingsmiddelen,
waarmee de bekladding moet
worden verwijderd, een antibekladdingssysteem. Reinigen
betekent een risico voor de ondergrond. Daarom wordt aangeraden
eerst ‘zachte’ middelen te gebruiken, alvorens agressievere methoden aan te wenden. De door
fabrikantemleveranciers
geadviseerde combinatie van antibekladdings- en reinigingsmiddel
zal in veel gevallen voldoen, maar
niet in alle. Wanneer andere
reinigingsmiddelen
worden toegepast dan de aanbevolen middelen,
is vooraf overleg met de fabrikant/
leverancier en/of met een deskundige aan te raden.
Andere veelal meer subjectieve
factoren spelen tevens een belangrijke rol bij de keuze. Dit zijn
bijvoorbeeld esthetische aspecten of
factoren waarvan de betekenis
moet worden geschat, zoals de te
verwachten omvang en frequentie
van de bekladding. Ten slotte zijn
er monumen fipecifieke criteria,
zoals de waarde, functie en locatie
van het monument, en grootte en
bereikbaarheid van het te beschermen gevelvlak. Reinigingsmiddelen en het verwijderde vuil
bevatten chemische stoffen, die een
belasting voor het milieu kunnen
zijn. De mogelijke belasting voor
het milieu ontstaat op het moment
dat het reinigingsmiddel
wordt
opgebracht (bij dun vloeibare
produkten) en wanneer de restanten van de bekladding worden
weggespoeld (bij zowel dun vloeibare als pasteuze reinigingsmiddelen). Men dient zich op de
hoogte te stellen van lokale milieuvoorschriften aangezien deze van
plaats tot plaats kunnen verschillen.
Verder behoort bij elk produkt
genormaliseerde veiligheidsinformatie te worden verstrekt
(Produktbladen volgens NEN 2010).
Voorbehandelen van de ondergrond
De ondergrond heeft invloed op de
duurzaamheid van het antibekladdinssysteem. Die duurzaamheid is beter naarmate de hechting
beter is. In de praktijk komt het er
op neer dat de ondergrond vrijwel
altijd eerst moet worden gereinigd.
Zie daarvoor RVblad Gevelreiniging
01 (5). Een gevel kan pas doeltreffend behandeld worden als het
vochtgehalte ‘normaal’ is (winddroog) en het voegwerk geen
gebreken vertoont. Bij een te hoog
vochtgehalte kan een coating
‘witslaan’, een verschijnsel dat lijkt
op blaarvorming en dat wordt
veroorzaakt door het plaatselijk
loslaten van de coating. Wanneer
er andere oorzaken voor vocht in
de gevel zijn dan regen, bijvoorbeeld lekkage of optrekkend vocht,
dan moet zo’n gebrek eerst worden
verholpen. Behandeld in RVblad
Vochtwering 01 (6).
Toetreding van vocht is ook een
probleem bij gedeeltelijke behandeling van een geveloppervlak,
bijvoorbeeld tot reikhoogte. Via het
niet behandelde deel kan er vocht
achter de veelal dampremmende
RVblad 024
Wanneer sprake is van zwakke
voegen moeten deze eerst worden
hersteld of vervangen.
Lmllpsporell
I/rl,l CY’,
de zandsteengevel erboven. (De witte stukken zijn resten van een affiche.)
(Foto P.K. v.d. Schuit)
laag van de anti-bekladding komen.
Hier kan dan opeenhoping van
vocht ontstaan die in combinatie
met lage temperaturen tot vorstschade kan leiden. Om die reden
wordt het aanbrengen van een
anti-bekladdingsmiddel vaak
gecombineerd met het voorafgaand hydrofoberen (waterwerend
maken) van de gehele gevel. Zie
hiervoor RVblad Bescherming
tegen aantasting 01 (7) en SBR-229
(8). Het is zaak er op te letten dat
het hydrofobeermiddel de kans
krijgt voldoende uit te reageren.
Wanneer te snel een anti-bekladdingslaag op een gehydrofobeerde
‘. gevel wordt aangebracht, kan
witslaan optreden als gevolg van
onvoldoende hechting. Soms
komen in steenachtige gevelmaterialen schadelijke zouten voor
die met het vocht naar buiten
worden getransporteerd en daarop
zichtbaar worden als muuruitslag.
Wanneer sprake is van dergelijke
muuruitslag, is er altijd een extra
risico bij het aanbrengen van een
anti-bekladdingslaag. De zouten
kunnen een coating van de ondergrond losdrukken. Bij kristallisatie
in het materiaal van de ondergrond
kan het ook de ondergrond zelf
beschadigen. Vooraf hydrofoberen
kan schade door zouten voorkomen. In dat geval moet wel worden
nagegaan of hydrofobeermiddel en
anti-bekladdingsmiddel elkaar
verdragen.
Ten slotte worden eisen gesteld aan
de samenhang van de ondergrond.
Dat is eerst het geval bij het reinigen ter voorbereiding van het antibekladdingsmiddel en vervolgens
bij het verwijderen van de bekladding. Vooral zwakke voegen zijn
niet bestand tegen reinigen met
waterstraal onder hoge druk.
Anti-bekladdingssystemen
De ontwikkeling van anti-bekladdingssystemen en -middelen is nog
betrekkelijk jong. De middelen die
het meeste beloven, zijn vaak het
kortste op de markt, zodat over de
effecten daarvan op langere
termijn nog weinig met zekerheid
vaststaat. Het is daarom altijd aan
te bevelen om in ieder geval
proeven te nemen met een beperkt
oppervlak op een weinig opvallende plaats. Het verwijderen van
een mislukte bescherming over een
groot oppervlak is immers zeer
kostbaar.
Een anti-bekladdingsmiddel op een
monument kan worden gekozen op
grond van één of meer van de
volgende criteria:
a. Het middel mag niet zichtbaar
zijn, c.q. kleur en structuur van de
ondergrond mogen niet veranderen;
b. De waterdampdoorlatendheid
van de ondergrond moet intact
blijven.
c. De structuur van de ondergrond
moet zich lenen voor het aanbrengen van een gesloten film.
In tabel 1 zijn de karakteristieken
van de beproefde middelen en
systemen samengevat. Door de
veelheid van combinatiemogelijkheden van anti-bekladdingsmiddelen en combinaties die momenteel
op de markt zijn, is dit niet volledig.
A. Zelfopofferende systemen
Een zelfopofferend systeembestaat
uit één, soms uit meer lagen die
met de bekladding worden verwijderd. De duurzaamheid is meestal
beperkt. Zelfopofferende lagen op
basis van polysachariden (ook wel
zetmeelderivaten of suikers genoemd) zijn wel doeltreffend, maar
over de gevolgen van toepassing op
langere termijn is nog weinig
bekend. Voorzichtigheid is geboden bij vochtige ondergronden of
bij een hoge vochtbelasting.
Sommige onderzoekers waarschuwen voor schimmels die deze
coating als een smakelijke
( Gevelreiniging
RVblad 02-5
verwijderd, kan de toplaag verschillende jaren meegaan.
T
Middel
Omschrijving
Opmerking
Siliconen
impregneer op basis van siliconen; dun, goed verspuitbaar, in 2 lagen nat in nat
uiterlijk ondergrond verandert
niet, ‘oleofoob’, tevens waterafstotend, dampdoorlatend
Acrylaat
transparante coating, mat,
acrylaatcopolymeer in één
laag, zelfopofferend
satijnglans, verdiept de kleur van
de ondergrond enigszins, impregnerend bij lage concentraties, na
reiniging opnieuw aanbrengen,
matig dampremmend
PUR
transparante coating,
glanzend, poly-methaan in
1 of 2 componenten, in meer
lagen
ondergrond donkert, glimt bij
ongunstige lichtval, kan ‘witslaan’
dampremmend
PUR + acryltop
idem als bij PUR met acryl
toplaag
ondergrond donkert, satijnglans,
dampremmend, na reiniging
toplaag opnieuw aanbrengen
Epoxy +
PURtop
gepigmenteerde
coating,
epoxy in twee componenten,
in meer lagen, UV-resistente
PUR toplaag
volledig dekkend, glanzend,
vullend effect, zeer sterk dampremmend
c
Tabel
?ken beproefde
1. Karakteri:
anti-bekladdingsmiddelen.
voedingsbodem beschouwen (10 en
11). Voor binnentoepassingen
(overkapte winkelcentra bijvoorbeeld) lijkt het middel zeker geschikt. Er wordt aanbevolen
geregeld te controleren of het
middel nog aanwezig is. Hoewel
een te impregneren middel niet als
zelfopofferend wordt aangebracht,
wordt het beschermende laagje wel
met de bekladding verwijderd. Na
verwijdering van de bekladding
moet opnieuw worden geïmpregneerd.
Kenmerken van de zelfopofferende
systemen zijn:
- vrijwel altijd kleurloos/transparant;
- meestal niet of nauwelijks zichtbaar op ondergrond:
- na verwijdering van de bekladding moet de beschermende laag
opnieuw worden opgebracht;
- hydrofoberen kan bij filmvormende middelen noodzakelijk
zijn teneinde vocht achter de
beschermende laag te vermijden;
- hoge waterdampdoorlatendheid;
- reiniging ondergrond noodzakelijk;
RDMZ RV 1994136
38
- onder zeer vochtige omstandig-
heden schimmelgroei
mogelijk.
Mogelijke varianten:
Al - polysacharide (op waterbasis).
Bekladding verwijderen met (heet)
water.
A2 - ‘metaalwas’ op waterbasis.
Bekladding verwijderen met
alkaliën.
A3 - acrylaatdispersie op waterbasis. Bekladding verwijderen met
afbijtmiddel.
A4 - copolymeer. Bekladding
verwijderen met bij het produkt
behorend oplosmiddel.
B. Semi-permanente systemen
Semi-permanente systemen bestaan
in de regel uit meer dan één laag,
te weten een primer, een grondlaag en een toplaag. Bij verwijdering van de bekladding verdwijnt
ook de toplaag die daarna opnieuw
moet worden aangebracht. Een
verschil met de zelfopofferende
systemen is vooral de grotere
duurzaamheid. In vergelijking met
de te impregneren middelen zijn ze
vaak ook makkelijker te reinigen.
Wanneer er geen bekladding wordt
Kenmerken en varianten
In de semi-permanente systemen
zijn twee categorieën met elk hun
eigen kenmerken te onderscheiden,
namelijk Bl t/m B4 en B5. Kenmerken van Bl t/m B4 zijn:
- een tweelaags systeem, bestaande uit een permanente onderlaag
en een zelfopofferende bovenlaag;
- zowel in kleur als transparant
verkrijgbaar;
- zichtbaar op elke ondergrond;
- na verwijdering van de bekladding moet de toplaag opnieuw
worden aangebracht:
- hydrofoberen boven en onder
beschermende laag veelal noodzakelijk;
- waterdampdoorlatendheid
beperkt:
- vooraf reinigen ondergrond
noodzakelijk.
Kenmerken van B5 zijn:
- kleurloze/transparante
afwerking:
- niet tot nauwelijks zichtbaar op
elke ondergrond;
- na verwijdering van de bekladding moet het systeem opnieuw
worden aangebracht;
- hydrofoberen niet noodzakelijk;
- waterdampdoorlatendheid
zeer
hoog;
- vooraf reinigen ondergrond
noodzakelijk.
Varianten:
Bl - permanent systeem (zie C)
met Al als toplaag. Veelal wordt de
toplaag van C weggelaten.
B2 - permanent systeem (zie C)
met A2 als toplaag.
B3 - permanent systeem (zie C)
met A3 als toplaag. A3 heeft alleen
een functie tijdens de uitharding
van systeem C.
B4 - permanente laag (zie C) met
A4 als toplaag.
B5 - één tot twee lagen siliconen
met was. Bekladding verwijderen
met bijbehorende oplosmiddelen/
afbijtmiddelen.
C. Permanente systemen
Permanente systemen bestaan
meestal uit een aantal lagen. De
Gevelreiniging
RVblad 026
toplaag is duurzaam en bestand
tegen de reinigingsmiddelen
die
door de fabrikant/leverancier
worden aanbevolen. Deze middelen
zijn vaak gebaseerd op polyureíhaan. De nieuwere produkten op
basis van polyurethaan bevatten
geen oplosmiddelen meer.
Kenmerken:
- zowel in kleur als transparant
beschikbaar;
- zichtbaar op elke ondergrond;
- na verwijdering van de bekladding hoeft geen nieuwe laag te
worden aangebracht;
- hydrofoberen onder en boven de
beschermende laag vrijwel altijd
noodzakelijk;
- vooraf reinigen ondergrond
noodzakelijk;
- verwijdering van bekladding
voor alle systemen met een bijbehorend oplosmiddel/afbijtmiddel.
Varianten:
Cl - kleurloos. Opbouw: speciale
primer, impregneren met
polyurethaan (niet-vergelend),
matte of glanzende coating van
polyurethaan.
C2 - kleurloos. Opbouw:
impregneren met polyurethaan
(niet-vergelend), matte of glanzende coating.
C3 - kleurloos. Opbouw:
impregneren met l-componentpolyurethaan (vergelend), matte of
glanzende coating van
polyurethaan.
C4 - kleur. Opbouw: epoxy-primer,
één of twee lagen polyurethaan- of
epoxylak (laatste laag mat of
glanzend).
C5 - kleur. Opbouw: speciale
primer, impregneren met epoxy of
polyurethaan, polyurethaan- of
epoxylak (laatste laag mat of
glanzend).
C6 - kleur. Opbouw: coating van
acrylaatdispersie, coating van l- of
2componenten-polyurethaan.
C7 - kleur. Opbouw: impregneren
met l-componenten-polyurethaan
(vergelend), matte of glanzende
coating van polyurethaan.
C8 - kleur. Opbouw: geschuimd
l-componenten-polyurethaan,
één
of twee lagen polyurethaancoating
(laatste laag mat of glanzend).
C9 - kleur. Opbouw: coating van
l-componenten-polyurethaan.
Cl 0 - kleur. Opbouw: coating van
2-componenten-polyurethaan
op
waterbasis.
Applicatie
Een anti-bekladdingssysteem
kan
worden opgebracht met:
- de kwast;
- de roller;
- de spuit.
Een praktisch probleem bij filmvormende anti-bekladdingsmiddelen is het opbrengen van een
laag zonder ‘gaten’. Hoe ruwer het
oppervlak, des te groter dit probleem. Spuiten geeft dan een beter
resultaat dan bijvoorbeeld rollen.
Een andere mogelijkheid is dik
vloeibare middelen te gebruiken
die het mogelijk maken de oneffenheden ‘dicht te smeren’. Uiteraard
heeft dit grote invloed op het
uiterlijk.
Voor kleine, gladde oppervlakken is
bescherming mogelijk door het
opplakken van een beschermende,
transparante folie. De bekladding
wordt dan verwijderd door de folie
te verwijderen. Nagegaan moet
worden of het kleefmiddel de
ondergrond niet aantast. Bij
verwijdering van de folie moeten
ook eventuele restanten van het
kleefmiddel worden verwijderd.
Folies kunnen worden toegepast
voor de bescherming van verkeersborden, naamborden, reclameobjecten en dergelijke.
Reinigingsmiddelen
en -methoden
Een compleet anti-bekladdingssysteem bestaat niet alleen uit de
beschermingslaag maar ook uit de
reinigingsmiddelen
voor het
verwijderen van een bekladding.
Het verwijderen van de bekladding
geschiedt met een reinigingsmiddel
dat is afgestemd op zowel het antibekladdingsmiddel
als de bekladding zelf. De toplaag van een als
permanent bedoeld systeem kan
met een niet daarop afgestemd
reinigingsmiddel
zodanig worden
beschadigd dat er praktisch geen
sprake meer is van bescherming.
Reinigingsmiddelen
Reinigingsmiddelen
zijn er vele,
uiteenlopend van water tot zeer
agressieve afbijtmiddelen.
Er wordt
mede uit een oogpunt van garantie
aangeraden de middelen te gebruiken die de leverancier aanbeveelt
en wel te beginnen met de minst
agressieve. Door leveranciers
aangeraden bijpassende reinigingsmiddelen bestaan veelal uit mengsels van oplosmiddelen. Zodoende
wordt een breed toepassingsgebied
bestreken. Wanneer het aanbevolen reinigingsmiddel
niet het
beoogde effect heeft, kan in overleg
met een deskundige een reinigingsmiddel worden gekozen dat alleen
voor die combinatie het meest
geschikt is.
Reinigingsmetboden/voorbehandelen
Bij poreuze materialen is het nodig
de ondergrond rond de bekladding
vóór het reinigen te behandelen
met een middel, dat voorkomt dat
een bekladding voor een deel
wordt ‘uitgesmeerd’ over een
groter oppervlak. Bij gebruik van
pasteuze reinigingsmiddelen
speelt
dit probleem niet.
Reiniging
De reinigende werking is enerzijds
afhankelijk van de reinigende
bestanddelen die het middel bevat,
anderszijds van de wijze waarop
het middel wordt toegepast. Water
kan bijvoorbeeld worden opgebracht met een knijpflacon en een
borstel, maar ook onder hoge druk
in combinatie met een hoge
temperatuur.
Sommige middelen werken zonder
meer in op de bekladding, voor
andere wordt aangeraden de
reinigende werking te ondersteunen door bijvoorbeeld borstelen.
Naast reinigingsmiddelen
in
vloeibare vorm bestaan pasteuze
reinigingsmiddelen,
die veelal voor
lokale verwijdering worden toegepast. De pasta’s bevatten vaak
verschillende reinigende componenten. Afhankelijk van de aard
van de componenten en aard van
de bekladding dient de pasta
gedurende een bepaalde tijd
Gevelreiniging
R Vblad OZ-7
Dordrecht, Stadhmplem.
(kJ t0 P.K. v.d. Sc1111,t)
Bekladding
op verf: overschilderbaar
Bindmiddel plci.ster i.5 opcgelost door het rt~ir,i~lirlgsrniddf,l:
‘afdruk’ blijft zjclitbaar. (Foto P.K. v.d. Scliujt, 1994)
Bckladdhg verwijderd door gritstralen:
de ‘afdruk blijft ach&.
(Foto P.K. v.d. Schuit 1994)
de
Gror
ging .__________,I..I.............c
bhp f’,, Il‘l IL’,,,,
1.
‘>K. t.d. SLl1tllL)
Gouda, voormalige kazerne. An ti-klad cos ting tot reikhoogte.
(l.oto P.K. v.d. Sc11
Rmrlerdam, Beurs Bchgc, Damrak.
An ti-klad c-oatuig glimt onder or~qrms typ
hoek. (Foto H. jame, 1994)
‘r-Gravenhgc.
Hofje vaI, Nieuwkoop
Hcklad boven de armklad cos ting.
(Foto P.K. v.d. Schuit)
(ho to P.K. v.d. Sc11111
t, 1994)
(enkele minuten tot vele uren) op
de bekladding in te werken.
Sommige afbijtmiddelen kunnen
ook de beschermende laag aantasten.
Als een bekladding uiteindelijk niet
goed kan worden verwijderd, kan
deze op alle ondergronden aan het
oog worden onttrokken door er
overheen te schilderen.
Bij geschilderde materialen blijft d<l
directe invloed van het gebruikte
door anti-klad
coating. (Foto H. [anse, 1994)
bekladdingsmiddel meestal beperkt
tot de verflaag. De verflaag is dan
een beschermlaag voor het onderliggende materiaal, na verwijdering
van de bekladding opnieuw schilderen. Gezien het specialistische
karakter en de schier eindeloze
combinatiemogelijkheden
wordt
hier verder niet ingegaan op de
reinigingsmiddelen.
Daarnaast gaat
het vaak om middelen die de
gezondheid kunnen schaden.
Nabehandeling
De nabehandeling bestaat altijd uit
naspoelen met veel water. Soms
wordt warm water en/of water
onder druk gebruikt. Het naspoelen
met water dient om restanten
reinigingsmiddel, dat voor verwijdering van de bekladding werd
gebruikt, te verwijderen. Sommige
van deze middelen, en zeker de
meer agressieve, kunnen de beschermende laag en/of de ondergrond aantasten als ze niet worden
Vlckkcrig ‘zelfopofferend’
tysteem op
11<1rds/een. (Foto H. \<m~, 1994)
Gevelreiniging
R Vblad 02-9
weggespoeld. Soms kan het nodig
zijn restanten van het reinigende
middel met een speciaal middel
weg te wassen, alvorens met water
grondig na te spoelen.
Overige keuze beïnvloedende
factoren
De keuze van het anti-bekladdingssysteem wordt in eerste instantie
bepaald in de relatie tot de aard
van de ondergrond. Daarnaast
spelen vanzelfsprekend ook econo
mische, esthetische en bouwfysische factoren een rol bij de
keuze van een geschikt systeem.
Economische factoren
Bekladding komt in vele varianten
voor. Soms beslaat een bekladding
vele tientallen vierkante meters
zorgvuldig uitgevoerd veelkleurenwerk, soms gaat het om vluchtige
halen in één kleur op een klein
oppervlak. Op de ene locatie komt
bekladding bijna dagelijks voor, op
andere plaatsen zelden of nooit.
Soms betreft het een gevel van een
pand dat rijp is voor de sloop, soms
wordt een gebouw al in de nieuwbouwfase beklad.
Risico en kosten moeten telkens
tegen elkaar worden afgewogen.
Globaal geldt:
zelden beklad - geen beschermende maatregelen;
enkele keren per jaar - zelfopofferend systeem:
regelmatig beklad - permanent of
semi-permanent systeem.
Economisch gezien is er een relatie
tussen de grootte van het te behandelen oppervlak en de duurzaamheid van het anti-bekladdingssysteem. Hoe groter het oppervlak,
des te groter het voordeel dat op
termijn kan worden behaald met
een duurzaam systeem. Deze relatie
is ook afhankelijk van de frequentie
van bekladding.
Hoe vaker bekladding voorkomt,
des te minder zin heeft een zelfopofferend systeem en des te meer
komen permanente systemen in
beeld.
Esthetische factoren
Esthetische factoren zijn subjectief.
Sommige anti-bekladdingssystemen
RDMZ R V 1994136
.40
t
Eigenschap
Dimensie
absorptie
kg/mzds
porren
vol/vol
baksteen
kalkzandsteen
kistbeton
pleister, mineraal
pleister,kunsthars
0,45
0,57
nb
0,OOll
0.0014
0,41
0.27
0.10
0,32
0,37
absorptie
ponen
dichtheid
diffusie
nb
1
;ic$reid
1590
1915
2310
1680
1520
~ diffusie
8
18
170
0
17
= waterabsorptiecoëfficiënt
(A)
= volume open poriën (Y)
= volumineuze massa droge materiaal (p)
= waterdampdoorlatendheid
= niet bepaald
Tabel 2. Karakteristieken
in onderzoek betrokken ondergronden.
veranderen het uiterlijk ingrijpend:
andere zijn nauwelijks zichtbaar.
Bij monumenten geldt doorgaans
het uitgangspunt dat de aangebrachte bescherming de visuele
indruk van het geveloppervlak niet
mag veranderen. De aanduiding
‘transparant’ of ‘kleurloos’ is echter
geen garantie dat de aanblik van
de gevel niet verandert. Zo kan de
glans van een gepolijst oppervlak
wel degelijk verdwijnen of kan een
mat oppervlak gaan glanzen.
Ook kan zich ‘kleurverdieping’
voordoen, waardoor de behandelde
ondergrond donkerder toont.
Bij middelen die tevens hydrofoberend werken kan op den duur
een verschil in vervuiling optreden.
Om werkelijk zeker te zijn van het
effect is de behandeling van een
proefvlak noodzakelijk. In het
bijzonder voor monumenten is dit
de moeilijkste afweging: door de
kat of door de hond gebeten
worden.
De keuze is dan ook vaak die van
Tabel 3. Dampdiffusieweerstand
ondergronden.
de minst slechte. Wat er ook wordt
beslist: het is ‘nooit goed’.
Bouwfysische factoren
Een belangrijk bouwfysisch criterium bij het aanbrengen van een
anti-bekladdingssysteem
is de
waterdampdoorlatendheid.
Een
laag met een geringe waterdampdoorlatendheid vermindert de
droging van onverhoopt vochtig
geworden ondergronden en kan
vorstschade aan de ondergrond of
onthechting (‘witslaan’) van de antikladlaag tot gevolg hebben. Wanneer bijvoorbeeld een niet-gehydrofobeerde gevel tot reikhoogte
wordt behandeld, is het vaak beter
de hele gevel te hydrofoberen
(waterwerend te maken). Zie hiervoor (7). Ook andere vochtbronnen
moeten worden geëlimineerd. Zie
voor maatregelen tegen optrekkend vocht (6).
In tabel 2 en 3 zijn de in het onderzoek bepaalde bouwfysische eigenschappen vermeld.
,ud (in cm) an ti-bekladdingsmiddelen
Anti-kladmiddel
Silicon
Acrylaat
PUR
baksteen
kalkzandsteen
kistbeton
pleister, mineraal
pleister, kunsthars
0-5
0-4
ca. 0
ca. 4
ca. 8
ca. 6
ca. 21
nb
nb
nb
58 - 135
59 - 105
274
48- 63
51 - 396
dampdoorlaatbaar
zeer open
open
nb = niet bepaald
op verschillende
PUR +
Acryl
c.a 78
ca. 146
ca. 262
ca. 18
ca. 312
Epoxy + PUR
dekkend
ca. 824
ca. 583
ca. 714
ca. 387
ca. 702
remmend
dicht
1
Gevelreiniging
RVblad OZ-10
Samenvatting
en conclusies
Er bestaan verschillende categorieën anti-bekladdingsmiddelen:
- impregnerende systemen,
waarbij het middel in de ondergrond dringt en in het algemeen
niet zichtbaar is;
- filmvormende middelen, waarbij
het middel aan het oppervlak een
meer of minder dichte film vormt,
die door glans of kleur zichtbaar is.
Binnen de tweede categorie wordt
bovendien nog onderscheid
gemaakt tussen zogenoemde
permanente en (zelf)opofferende
systemen. Ook zijn er systemen die
als semi-permanent worden aangemerkt: onder een opofferende
toplaag bevindt zich een permanente coating.
De onderzochte systemen waren
met name bedoeld voor
steenachtige ondergronden.
Produkten speciaal bestemd voor
glas of metaal zijn niet bekeken.
Uit het laboratoriumonderzoek
komen als belangrijke resultaten en
conclusies naar voren:
- de effectiviteit van de reiniging
verschilt bij middelen uit dezelfde
categorie aanzienlijk;
- sommige systemen zijn inzetbaar
op een breed scala aan ondergronden, andere beperkter:
- in sommige gevallen, met name
bij de impregnerende systemen,
blijkt door het reinigen kans te
bestaan op schade aan de ondergrond;
- om schade door zouten uit de
ondergrond te voorkomen, blijkt
vooraf hydrofoberen van de ondergrond in het algemeen zeer effectief;
- ook bij bepaalde vorstgevoelige
ondergronden kan een hydrofoberende voorbehandeling tot een
positief resultaat leiden en succesvolle toepassing van een antibekladdingsmiddel
mogelijk
maken:
- het aanbrengen van een antibekladdingsmiddel
heeft geen
nadelige gevolgen voor materialen
die zelf vorstbestendig zijn: bij
materialen die niet volledig vorstbestendig zijn, kan het aanbrengen
van een sterk dampremmende
coating wel kans op vorstschade
aan de ondergrond geven;
- voor een goed reinigingsresultaat
is in het algemeen een flinke
inspanning noodzakelijk (herhaald
reinigen); bij hogere buitentemperatuur verloopt het reinigen
in het algemeen vlotter.
Bij het uitgevoerde praktijkonderzoek kwam het volgende
naar voren:
- in het algemeen wordt slechts in
één arbeidsgang gereinigd, waarbij
resten van de bekladding achterblijven. Beherende instanties bleken
dat in het algemeen acceptabel te
vinden;
- er blijkt nogal eens schade te
ontstaan door het gebruik van te
agressieve reinigingsmiddelen.
Schade in de vorm van ‘witslaan’ en
bladderen van met name filmvormende, transparante systemen
blijkt regelmatig voor te komen.
- gegevens over de toegepaste
systemen, de gebruikte reinigingsmiddelen, de wijze van uitvoering,
het aantal uitgevoerde behandelingen enzovoort bleken slechts zeer
summier geregistreerd en daardoor
zowel onvoldoende voor een
afgewogen beoordeling in het
kader van het praktijkonderzoek,
als ook voor een goede bedrijfsvoering.
Resumerend kan men stellen dat
voor het voorkomen of beperken
van schade aan monumenten door
bekladding er een keuze gemaakt
kan worden uit een groot aantal
produkten, systemen en varianten.
Het maken van die keuze is complex, omdat er veel combinaties
mogelijk zijn met voor monumenten soms zwaarwegende bezwaren.
De lezer wordt dan ook aangeraden eerst (5) over gevelreiniging
(ten behoeve van de voorbehandeling) te bestuderen. Daarna
is het raadzaam artikel (7) over
hydrofoberen door te nemen.
Vervolgens kan men zijn keuze
maken uit de beschreven systemen
waarvan de meeste glanzende
transparante of gekleurde coatings
zijn. Ideaal lijkt een aantal zelf-
opofferende systemen, maar
herhaald reinigen en weer opbrengen betekent steeds weer terugkerende kosten.
Uit deze categorie komt de
polysacharide er het best uit:
toepassing onder vochtige omstandigheden beperkt echter de levensduur. Aanvullend onderzoek is
echter noodzakelijk om een eerlijke
vergelijking mogelijk te maken. In
de praktijk zijn enkele voorbeelden
van ‘witslaan’ aangetroffen.
Kortom: degene die uiteindelijk de
voor- en nadelen tegen elkaar moet
afwegen van wel of niet overgaan
tot een anti-bekladdingsysteem
en
de keuze uit de verschillende
systemen staat voor een weinig
benijdenswaardige taak. Wat hij of
zij ook kiest, er zal altijd veel kritiek
op die keuze mogelijk zijn.
Literatuur
1. Graffiti en de diefstal
spuitbussen,
publikatie
van verf-
van het Bureau
Landelijk Coördinator Voorkoming
Misdrijven, Den Haag, juni 1990
2. Het voorkomen
gevelbekladding,
en bestrijden
van
SBR-242, Rotterdam,
1991
3. Gevelgids deel 4; Antibekladding,
SBR285, Rotterdam, 1993
4. Beveiliging van gebouwen, deel 6,
Scholen, SBR-215 Rotterdam 1990
5. P.K. van der Schuit, Gevelreiniging; een
monumentenzorg,
Restauratievademecum
RVblad Gevelreining 01,
1 ~ 8.1986
6. P.K. van der Schuit, Maatregelen tegen
optrekkend vocht,
Restauratievademecum
RVblad
Vochtwering 01, 1 - 14, 1986
7. P.K. van der Schuit, Hydrofoberen van
gevels; keuzehandleiding,
Restauratievademecum
RVblad Bescherming tegen aantasting 01, 1 - 12, 1992
8. Hydrofoberen
den, leidraad
van gevels;
bij de keuze,
achtergron-
SBR-229,
Rotterdam, 1991
9. W.E. Krumbein, j. Braam& G. Grote,
Anti-Graffiti-Beschichtnngen,
Haltbarkeit
und biologische Wechselwirkungen,
Bautenschutz+Bausanierung
16 pag.
17 - 21,1993
10. M. van Calmthout, Anti-graffitilaag
schaadt gebouwen, De Volkskrant,
9-8-1993
Gevelreiniging
RVblad OZ-11
ll. A. Pien, R. de Bruyn, Bescherming
tegen graffiti, WTCB tijdschrift
nr. 3/1990
12. J. Wildschut, De strijd tegen graffiti
lijkt gewonnen, Bouwwereld
86 nr. 14/
15, pag. 47, 13 juli 1990
13. R. van den Nieuwenhof, Het is weer
raak, BedrijfsDocumentaire,
pag. 30 - 32,
november 1990
14. De chemische oorlog tegen graffiti,
Bouwen
nu, nr. 6 pag. 11 - 14,199l
15. Graffiti moeilijk te verwijderen, BW,
Bouw en Uitvoering,
pag. 7 - 9, januari
1992
16. Graffiti verwijderen met heet water,
Bedrijfshuishouding,
pag. 35, februari
1992
Summary
Graffiti are part of a more complex
social problem: vandalism. As the
possibilities of prevention are
restricted, there can be a great
advantage in the application of
anti-graffiti coatings on parts of
buildings and ‘street furniture’
sensitive to graffiti: their use makes
cleaning easier and damage to the
underlying material can be
prevented or at least limited. This
publication offers a guideline for
the choice of anti-graffiti coatings,
based on practica1 research and
laboratory investigations.
Several types of anti-graffiti
coatings are available:
- impregnating systems: the
product is absorbed by the
underlying material and is
generally not visible;
- film-creating systems: the
product creates a more or less
sealed film at the surface of the
material and is visible because of its
gloss and/or colour.
Within the second category a
subdivision can be made into
permanent and what are referred
to as ‘self sacrificing’ systems. These
are als0 semi-permanent systems in
which a ‘self sacrificing’ topcoat is
applied over a permanent coating.
The most important conclusions to
be derived from the laboratory
investigations are that:
- the cleaning effectiveness differs
RDMZRV
1994136.41
considerably for products within
the same category;
- some systems are applicable on a
wide range of underlying materials;
others have very limited
application;
- in some cases, especially for
impregnating systems it is possible
to damage the underlying
materials by cleaning;
- hydrophobic impregnating as a
pre-treatment, can be a very
effective means of preventing
damage caused by salts in the
underlying materials;
- hydrophobic pre-treatment, can
also have positive results for certain
frost-sensitive materials and can
even make it possible to apply antigraffiti products;
- use of anti-graffiti coatings does
not have adverse effects on frostresistant materials; materials which
are not completely frost-resistant
might show more severe damage if
a sealed film coating is applied;
- in genera1 it is necessary to
repeat the cleaning procedure. A
higher outdoor temperature makes
cleaning easier.
Practica1 research has shown that:
- in genera1 the cleaning procedure is only performed once at any
one time: as a result the graffiti are
not removed completely; for the
administrators, however, this
appeared to be acceptable;
- if damage occurs to the
underlying materials over
aggressive cleaning materials are
often the cause. The type of
damage most seen in practice is
visual and can be described as
‘becoming whitish’; loss of
adhesion, especially in film
creating, transparent systems is
frequently found;
- data concerning the type of
system applied, the cleaning
product used, the way of
application and the number of
treatments carried out were found
insufficiently documented. This fact
was a problem within this study
and should as wel1 be one in
maintenance management.