Samenvatting van de serie History of Jazz

THE HISTORY OF JAZZ
een filmdocumentaire van Ken Burns, Nederlands ondertiteld
Ken Burns is een Amerikaanse regisseur van Emmy Award winnende producties.
Hij wordt gezien als een van de grootste documentaire makers van deze tijd.
In zijn ‘History of Jazz’ presenteert Ken Burns de jazz als de belangrijkste authentieke
kunstvorm die de Verenigde Staten heeft voortgebracht. Zijn filmdocumentaire heeft een totale
omvang van 12 uren.
De kijker/luisteraar wordt intensief bezig gehouden met drie thema’s:
(1) Musicologische toelichting bij de ontwikkeling van de jazz
(2) Emancipatie van de Afro-Amerikaanse bevolking
(3) De belangrijkste politieke en sociaal-culturele gebeurtenissen in de USA
Deze drie verhaallijnen worden op intelligente wijze met elkaar in verband gebracht met behulp
van authentiek foto- en filmmateriaal.
De acteur Keith David (voice over, buiten beeld) vertelt het verhaal. Zijn vertelling wordt
aangevuld met gesproken commentaar van trompettist Wynton Marsalis en van een aantal
jazzcritici, onder wie Gary Giddins, Gerald Early en Stanley Crouch.
De documentaire is in de eerste helft van 2014 in 6 maandelijkse afleveringen vertoond in
het AG. Elke aflevering bestond uit twee delen van elk 1 uur.
Doorgaans in haardkamer of balkonkamer, op vrijdagavond, aanvang 20.00 uur.
Overzicht van de documentaire
Deel 1 : 1890-1917. Gumbo
Deel 2 : 1917-1924. The Gift
)
)
AG filmhuis
10 jan. 2014
Deel 3 : 1924-1929. Our Language
Deel 4 : 1929-1934. The True Welcome
)
)
AG filmhuis
14 febr. 2014
Deel 5: 1935-1937. Swing: Pure Pleasure
Deel 6: 1937-1939. Swing: Advent of the Saxophone
)
)
AG filmhuis
21 maart 2014
Deel 7: 1940-1943. Swinging with Change
Deel 8: 1943-1945. Dedicated to Chaos
)
)
AG filmhuis
11 april 2014
Deel 9 : 1945-1949. Risk
Deel 10: 1949-1955. Irresistible
)
)
AG filmhuis
16 mei 2014
Deel 11: 1956-1960. The adventure
Deel 12: 1960-2000. A Masterpiece by midnight
)
)
AG filmhuis
13 juni 2014
De totale documentaire bevat 12 uur film op DVD, en is verkrijgbaar voor 30 euro
bij de culturele webwinkel van de NRC:
www.nrclux.nl → film → documentaires → pag. 4→jazz (4 DVD)
Deel 1: Gumbo, de jaren 1890-1917
De eerste DVD begint met een uitleg van Wynton Marsalis wat jazz is, gevolgd door een medley
van beelden en klanken uit de gehele jazz, ook van latere perioden.
Na deze introductie van circa 10 min. begint het chronologische verhaal met deel 1, Gumbo.
Deel 1 behandelt de voorgeschiedenis en het ontstaan van de jazz in New Orleans.
Prominente musici die aan de orde komen:
Buddy Bolden (trompet), Jelly Roll Morton (piano), Sidney Bechet (klarinet en vanaf 1919
sopraansax), Joe ‘King’ Oliver (bandleider), Freddy Keppard (trompet).
Belangrijke jaartallen
1862 Burgeroorlog, afschaffing slavernij, inname van New Orleans door de Unionists.
Vanaf 1877 White Backlash met de zgn. ‘Jim Crow’ regulering; beperking rechten zwarte
bevolking, het ontstaan van de Ku Klux Klan, uitbuiting, lynchings.
1890 Ontstaan van de ragtime, street dancing
1917 De blanke Dixieland Jazz Band van Nick la Rocca claimt artistieke eigendom van de jazz,
en maakt de eerste opname van jazz op een Victor grammofoonplaat.
Bijzonderheden
Minstrel Music (circa 1840–1920) komt ter sprake. Dat is van met circus en kermis
rondtrekkende artiesten, denk aan liedjes als Oh! Susanna en Yellow Rose of Texas, met de banjo
als leidend instrument. Het was in de 19e eeuw het nationale pleziertje in de gehele USA.
Jazz is in muzikaal opzicht geen doorontwikkeling van Minstrel.
Gumbo is een gerecht, typisch voor New Orleans, waarin vlees of vis is verwerkt in een prutje
van groenten, kruiden, vruchten enz. In de documentaire is Gumbo een metafoor voor de sterk
gemêleerde bevolking van New Orleans: ex-slaven of kinderen ervan, creolen, Fransen, Duitsers,
Italianen, enz.
Roux is de uit deeg gebakken bodem, waarop Gumbo kan worden geserveerd.
In de documentaire is Roux een metafoor voor de Blues, als basis voor de muzikale inbreng
(Gumbo) vanuit de verschillende bevolkingsgroepen.
Deel 2: The Gift, de jaren 1917-1924
Religieuze jazzliefhebbers beschouwden Louis Armstrong als een geschenk van God. Vandaar
de titel ‘The Gift’ voor deel 2.
De levensgeschiedenis van twee toppers wordt verteld:
Louis Armstrong, geboren 1901 in New Orleans, opgroeiend in armoede.
Edward Kennedy Ellington, geboren 1899 in Washington DC in een middle class milieu.
1917 Louis Armstrong wordt tweede trompettist bij Joe Oliver’s Creole Jazzband.
1918 Oliver naar Chicago – migratiestroom weg uit het discriminerende Zuiden
1917-1933 De Drooglegging werkt uit als een stimulans voor de jazz.
1922 Armstrong verhuist naar Chicago
1923 Eerste grammofoonplaat-opnamen van Oliver en Armstrong
1924 Armstrong naar New York in de danszaal ‘Roseland’, als eerste trompettist bij de band van
Fletcher Henderson
Bandleiders Fletcher Henderson en Duke Ellington geven de jazztoon aan in New York.
Paul Whiteman (geen negers in zijn orkest!) doet zijn naam eer aan en zoekt naar ‘upgrading’
van de jazz in Europees-klassieke richting; onder andere door samenwerking met George
Gershwin.
Deel 3: Our Language, de jaren 1924 - 1929
Louis Armstrong blijft slechts 2 jaar bij Fletcher Henderson. Het blanke publiek wil dansmuziek,
en niet te veel improvisatie. Henderson constateert: “Armstrong is too black for Roseland”. In
1926 gaat Armstrong terug naar Chicago. Hij maakt platen, o.a. met blues zangeres Bessie Smith
en pianist Earl Hines, voor hoofdzakelijk zwart publiek: ‘Our Language’.
De cornettist Bix Beiderbecke is de eerste blanke die de nieuwe muziek echt snapt en op ‘zwart’
niveau vergelijkbaar jazz kan spelen. Hij is een tragisch slachtoffer van harde rassenscheiding en
gebrek aan waardering.
In de Cotton Club in New York doet Duke Ellington goede zaken, door zich aan te passen aan
blank publiek, en zich te laten beledigen als leider van een band die “jungle music” speelt.
Deel 4: The True Welcome, de jaren 1929 – 1934
De Wall Street crisis van 1929 zet iedereen economisch op achterstand. Dit werkt gunstig uit: er
ontstaat een begin van blanke acceptatie van de jazz. Armstrong komt terug in New York en
krijgt bij Fletcher Henderson alsnog de gewenste muzikale ruimte.
1933: Roosevelt wordt president, afschaffing van de drooglegging, New Deal.
John Hammond zet zich als belangeloos impresario en publicist in voor de zwarte musici.
Duke Ellington wisselt de Cotton Club af met tournees, treedt op in hotels waar hij geen kamer
krijgt; de bandleden overnachten in een slaapwagon van de trein.
Er ontstaat samenwerking tussen de bands van Fletcher Henderson (zwart) en Benny Goodman
(blank): een ‘True Welcome’.
Deel 5: Swing: Pure Pleasure, de jaren 1935 - 1937
De jazz dringt in de jaren dertig door tot alle lagen van de Amerikaanse bevolking, en wordt de
favoriete dansmuziek. Jazz en pop vallen grotendeels samen. (Na 1940 zal de jazz zich steeds
verder van de populaire amusementsmuziek verwijderen.) Maar in de jaren dertig is New York
‘the place to be’, waar de bigbands resideren van Benny Goodman, Jimmy Lunceford, Tommy
Dorsey, Chick Webb. Met name Benny Goodman brengt de jazz in alle Amerikaanse huiskamers
waar een radio staat. Goodman doorbreekt in 1934 het taboe op gemengd blank/zwart optreden
op publieke podia. Hij werkt ook in kleine bezetting samen met de pianist Teddy Wilson en de
vibrafonist Lionel Hampton. Duke Ellington raakt tijdelijk wat op de achtergrond, hij vindt de
Swing geen echte jazz: “it‘s no jazz, it is business.”
Deel 6: Advent of the saxophone, de jaren 1937 - 1939
De Swing blijft onverminderd populair, en bereikt zijn publicitaire hoogtepunt met het
wereldberoemde Carnegie Hall Concert van Benny Goodman in 1938. Maar de echt creatieve
jazzmusici raken intussen verveeld, en wijken opnieuw uit. Zij verleggen het zwaartepunt van de
jazz-ontwikkeling naar Kansas City. Daar resideert bandleider Count Basie. Basie speelt ook
Swing, maar hij herstelt het blues element dat bij Goodman verloren ging. De saxofoon wordt
een belangrijk solo instrument, met toppers als Coleman Hawkins en Lester Young. De zangeres
Billie Holiday verbindt zich met de band van Basie, en Ella Fitzgerald breekt door bij de band
van Chick Webb. Hawkins en Ellington treden ook op in Europa; ze zijn verrukt van de
deskundigheid en de spontaniteit van het publiek; ze voelen zich tijdelijk bevrijd van de
racistische vooroordelen in de USA.
Deel 7: Swinging with change: de jaren 1940 - 1942
De US Army huurt tientallen Swing bands in en organiseert muzikale ‘moral support’ voor de
soldaten. Jazz ondersteunt de oorlog als symbool van geestelijke vrijheid en Amerikaanse
identiteit.
Het centrum van innovatie verschuift wederom, nu weer terug naar Harlem, New York City.
Minton’s Playhouse werd het muzikale thuis van o.a. trompettisten Roy Eldridge en Dizzy
Gillespie, pianist Thelonious Monk, drummer Kenny Clarke , tenorsaxofonisten Coleman
Hawkins, Lester Young en Ben Webster. Altsaxofonist Charlie Parker voegt zich bij hen. De
Birth of the BeBop voltrekt zich vrijwel zonder luisteraars, blijft ‘ondergedoken’ tijdens de
oorlog.
Duke Ellington bewandelt zijn habituele middenweg tussen enerzijds voor iedereen begrijpelijke,
en anderzijds voor nog niemand begrijpelijke muziek.
Deel 8: Dedicated to chaos: de jaren 1943 – 1945
Zelfs de Nazi’s (Jazz ist Untermenschen Musik) konden de jazz niet helemaal uitbannen. In bezet
Parijs bloeien jazzclubs op, met o.a. de Hot Club de France van Django Rheinhardt.
Naast de oorlog tegen Japan en Duitsland wordt binnenlands de rassenstrijd voortgezet; ook
Roosevelt is een apartheidspresident. Creatieve zwarte musici groeien in zelfbewustzijn, zij eisen
erkenning als kunstenaar, niet als entertainer. Helaas overleeft de Jim Crow discriminatie de
oorlog.
52nd street wordt het nieuwe jazz en pop centrum. Dankzij de samenwerking met de jonge
pianist-componist Billy Strayhorn bereikt Duke Ellington in de oorlogsjaren zijn muzikale
hoogtepunt. De 78 toeren/3 minuten grens voor jazz recordings wordt doorbroken. De Ellington
Band treedt in 1943 op in Carnegie Hall met o.a. de suite Black Brown Beige. Eleanor Roosevelt
is erbij (Franklin niet).
Dave Brubeck start zijn jazzpiano carrière in Europa als militair in Patton’s leger.
Charlie Parker realiseert zijn eerste plaatopname in 1945, vlak na het eind van de oorlog, met
o.a. drummer Max Roach en de trompettisten Dizzy Gillespie en Miles Davis.
Deel 9: Risk, de jaren 1945-1949
Dit deel heet Risk; dat heeft betrekking op het risico van drank- en drugsgebruik door creatieve
musici, en ook op het risico dat zij zich van hun publiek vervreemden met muziek waar je niet op
kunt dansen en waar je zeer intensief naar moet luisteren.
De hoofdpersoon van dit deel is de altsaxofonist Charlie Parker. We horen en zien hem samen
met drummer Max Roach, trompettist Miles Davis, saxofonist Dexter Gordon. Zij maken muziek
die nog nauwelijks werd begrepen, maar ze legden de basis voor heel veel mooie muziek in de
komende decennia.
Louis Armstrong formeert zijn befaamde All Star band. Hij probeert nog één keer voor een jazz
performance terug te keren in zijn geboortestad New Orleans, maar knapt af op de discriminatie.
Als ‘Ambassador Satch’ gaat hij na de oorlog nog vijftien jaar mee; hij maakt de ene
wereldtournee na de andere, gefaciliteerd door US diplomatieke diensten in de landen waar hij
optrad.
Impresario Norman Granz (Jazz at the Philharmonic) spant zich in voor de jazzmuzikanten en
stelt zich moedig op tegen het racisme.
Deel 10: Irresistible, de jaren 1949-1955
Jazzmuzikanten leefden chaotisch en onberekenbaar, en dat gold in versterkte mate voor de
bebop. Ze hadden behoefte aan mensen die structuur gaven in hun leven. Impresario’s als John
Hammond en Norman Granz. Orkestleiders als Ellington, Basie, en in de jaren ’50 Gil Evans.
De moeilijk toegankelijke Bebop mondt uit in begrijpelijker stijlen: Cool en Westcoast jazz.
Lyriek en romantiek keren na 1950 terug in de jazzmuziek.
De pianist Thelonious Monk en de trompettist Miles Davis worden in dit deel uitvoerig in het
zonnetje gezet. Verder komen langs pianist John Lewis, vibrafonist Milt Jackson en bariton
saxofonist Gerry Mulligan. Iets uitvoeriger aandacht is er voor de pianist Dave Brubeck met de
altsaxofonist Paul Desmond.
De film eindigt in 1955 met de dood van Charlie Parker, het vereenzaamde genie waar ze
allemaal naar hadden geluisterd.
Deel 11: The Adventure, de jaren 1956-1960
We raken verzeild in wat helaas bekend staat als de ‘Hard Bop’ periode. Dat is onterecht, want
de muziek circa 1960 was inventief, gedurfd, maar ook melodieus, soms expressief, soms
ingetogen, als een meditatie. Dit deel presenteert vijf portretten van innovatieve solisten.
Sonny Rollins – tenor saxofoon; beroemdste album: Saxophone Colossus.
Miles Davis – trompet; beroemdste album: Kind of Blue.
Sarah Vaughan – zang, met haar hoogtepunt: Sarah with Clifford Brown.
John Coltrane – tenor en sopraan saxofoons; beroemdste album: A Love Supreme.
Ornette Coleman – altsaxofoon, met zijn voor velen onbegrepen ‘free jazz’.
Als intermezzo is er een impressie van het openlucht concert in 1956 van Duke Ellington voor
een elitair publiek: Ellington at Newport, met een bijzondere rol voor saxofonist Paul Gonsalves.
Deel 12: A Masterpiece by Midnight, de jaren 1960-2000
Met ‘masterpiece by midnight’ wordt de bijna onmogelijke opgaaf bedoeld voor een
jazzmuzikant om elke avond iets nieuws te creëren.
Het financiële aandeel van de jazz in de muziekindustrie zakt van 70% in de jaren dertig tot 3%
tijdens de jaren zeventig, om nooit meer hoger te komen.
De jazz is getransformeerd van vrolijke volksmuziek tot veeleisende cultuurmuziek. Dat
gebeurde niet, zoals Paul Whiteman dacht, door kunstmatige ‘upgrading’ van jazz tot
symfonische muziek naar Europees model, maar op eigen kracht.
In 1964 gaat Louis Armstrong met zijn hit Hello Dolly als laatste klassieke jazzmuzikant de
strijd aan met de popmuziek van de jaren ’60.
Eveneens in 1964 kwam het muzikale meesterwerk van John Coltrane tot stand: A Love
Supreme.
Ken Burns beëindigt zijn historische analyse circa 1965, en presenteert voor de rest van de eeuw
een betrekkelijk willekeurige greep uit een enorm bestand van musici en muzikale hoogtepunten.
Na de bebop en de cool jazz wordt het groeipad van de jazz minder overzichtelijk. Er ontstaan
diverse stromingen: free jazz, avant garde, fusion, jazzrock, enz.
Miles Davis wijst bij al deze overgangen de weg en is tot circa 1985 de dominante jazzpersoonlijkheid. Daarna neemt Wynton Marsalis die leidende rol over; hij herstelt de verbinding
van de experimentele jazz met de traditie, waardoor de muziek weer toegankelijker wordt. ■
Samenvatting Sikko Argelo, juni 2014