Lees hier het volledige rapport - GWL

Actieplan Waterleliegracht
Stap voor stap naar een aantrekkelijke Waterleliegracht
Anne Kleene
Reinier Koster
Iris Niesten
Viviën Nooij
Tobias Nootenboom
Merel C. Verbeek
Jurrian Wilmink
In opdracht van: Wetenschapswinkel – Wageningen UR
Wageningen,
26 juni, 2014
Actieplan Waterleliegracht
Stap voor stap naar een aantrekkelijke Waterleliegracht
Vak
YMC 60809 Academic Consultancy Training
Period 6
2014
Project
Titel: Interactief ontwerpen van duurzaam stedelijk waterbeheer scenario’s in een ecologische wijk in
Amsterdam
Groepsnummer: 1354
Opdrachtgever: Wetenschapswinkel, Jifke Sol
Coach: Suzanne Prak
Naam
Anne Kleene
Reinier Koster
Iris Niesten
Viviën Nooij
Tobias Nootenboom
Merel C. Verbeek
Jurrian Wilmink
E-mailadres
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
Telefoonnummer
+31 6 15 032 934
+31 6 33 869 761
+31 6 16 229 045
+31 6 20 178 847
+31 6 15 253 814
+31 6 27 498 117
+31 6 10 452 465
Student nummer
880321439010
910215470190
920721602060
920620609090
891007609050
920611869060
910506960090
Wageningen,
26 juni, 2014
Foto voorkant - Waterleliegracht vanaf de brug bij Café-Restaurant Amsterdam (17 juni 2014)
Bron: R. Koster
Abstract
Het GWL-terrein in Amsterdam, opgericht in 1997, is de eerste binnenstedelijke, ecologische wijk van
Nederland. De Waterleliegracht, gelegen op het GWL-terrein, voldoet echter niet aan dit karakter en
is in de afgelopen jaren sterk verwaarloosd; het water is bruin en stinkt, de biodiversiteit is laag, de
gracht is overwoekerd met riet en de bodem is bedekt met een dikke laag slib. Dit is het gevolg van
beleidsproblematiek en het gebrek aan beheer en onderhoud. Het doel van dit project is om
verschillende partijen die betrokken zijn bij de Waterleliegracht samen te brengen, waarna er met
elkaar tot een herontwerp en beheerplan voor de gracht gekomen kan worden. Centraal hierin staat
dat deze plannen gedragen worden door de bewoners van het GWL-terrein.
Om tot een herontwerp te komen dat gedragen wordt door alle betrokkenen, hebben er
verschillende interactieve sessies plaatsgevonden met de betrokken partijen van de
Waterleliegracht. Dit resulteerde in een korte termijn adviesplan dat gerealiseerd kan worden door
de gezamenlijke inzet van de bewoners van het GWL-terrein en Stadsdeel West. We adviseren de
korte termijn te gebruiken als testfase zodat het voor de lange termijn duidelijk is welke maatregelen
goed werken en welke nog verbeterd moeten worden.
Na de korte termijn fase wordt de sliblaag verwijderd door de gracht te baggeren. Dit zal over zo’n
anderhalf jaar plaatsvinden (najaar 2015). Na het baggeren kunnen de resultaten van de korte
termijn testfase gebruikt worden om invulling te geven aan het lange termijn plan voor de
Waterleliegracht. Dit rapport geeft verschillende lange termijn visies weer, waarin een aantal
mogelijke opties voor de gracht zijn uitgewerkt, die gekozen kunnen worden om als leidraad voor de
toekomst van de gracht te functioneren. Centraal in de lange termijn visies staan een hoge
waterkwaliteit, een hoge biodiversiteit en een aantrekkelijk uitziende Waterleliegracht.
i
Voorwoord
Wij zijn de vierde en laatste groep studenten vanuit Wageningen University die zich heeft
beziggehouden met vraagstukken met betrekking tot het GWL-terrein en de Waterleliegracht. Ons
team bestaat uit Anne Kleene, Reinier Koster, Iris Niesten, Viviën Nooij, Tobias Nootenboom, Merel
Verbeek en Jurrian Wilmink (Figuur 1). We zijn een interdisciplinair team bestaande uit vijf
hydrologen en twee internationaal land- en waterbeheerders. Ons doel was om een stappenplan te
formuleren waarmee het GWL-terrein zelf, in samenwerking met Stadsdeel West en andere
betrokkenen, aan de slag kan gaan om de Waterleliegracht weer schoon en aantrekkelijk te maken .
We hebben de nodige hulp gehad bij de totstandkoming van dit eindproduct. Daarom willen we Jifke
Sol, Diego Pos, Erik Heijmans, Kasper Spaan, John Beijer en alle anderen die enthousiast hebben
bijgedragen bedanken voor hun hulp en steun gedurende dit project. Daarnaast willen we graag
Suzanne Prak, onze coach, bedanken voor het begeleiden van ons groepsproces. Het groepsproces
verliep soepel, maar desalniettemin heeft ze ons een hoop kunnen leren. Wij hebben het erg naar
ons zin gehad en hopen binnenkort bericht vanuit Amsterdam te krijgen dat de eerste stappen zijn
genomen richting een schonere en aantrekkelijkere Waterleliegracht.
Figuur 1: Groepsfoto van het team. Bovenste rij v.l.n.r.: Tobias, Viviën en Reinier. Onderste rij v.l.n.r.: Jurrian,
Merel, Takkie, Iris en Anne.
ii
Begrippenlijst
Deze begrippen zijn geformuleerd binnen het kader van de Waterleliegracht op het GWL-terrein.
Aeratie
De toevoer van zuurstof aan water.
Baggeren
Het verwijderen van slib, zand of andere ongewenste lagen van de
bodem van een waterlichaam, in dit rapport de Waterleliegracht. In
de Waterleliegracht gaat hydraulisch gebaggerd worden, dit
betekent het wegzuigen van slib met behulp van een slang.
Begeleidingscommissie
Een adviserend orgaan vanuit de Wetenschapswinkel Wageningen
UR. Verschillende betrokkenen partijen van de Waterleliegracht zijn
hierin vertegenwoordigd: de Koepelvereninging, het Stadsdeel West
en Waternet.
Biodivers
Een staat waarin relatief veel soorten planten en/of dieren aanwezig
zijn.
Belanghebbende
Een persoon, groep, bedrijf of instantie die (indirect) invloed heeft
op of beïnvloed wordt door de Waterleliegracht.
GWL-terrein
Het terrein van de voormalige Gemeente Waterleidingen in
Amsterdam. Sinds eind jaren ’90 is hier een ecologische wijk
gebouwd. Het GLW-terrein is het onderzoeksgebied van dit rapport.
Koepelvereniging
De bewonersvereniging van het GWL-terrein, waarin vereniging van
eigenaren en woningbouwverenigingen van de bewonersblokken zijn
vertegenwoordigd. Deze is opgericht om het ecologische karakter
van het terrein in stand te houden en om een aanspreekpunt voor de
bewoners naar het Stadsdeel West te zijn.
Korte termijn
De periode voordat de Waterleliegracht gebaggerd gaat worden.
Deze loopt vanaf nu tot en met november 2015.
Korte termijn maatregel
Een verandering in aanleg of beheer van de Waterleliegracht, met
het doel deze meer biodiversiteit, helderder water, meer aeratie of
een hogere esthetische waarde te geven.
Lange termijn
De tijd nadat er gebaggerd is in de Waterleliegracht. Dit is de tijd na
november 2015.
Lange termijn optie
Een optionele verandering op de lange
Waterleliegracht aantrekkelijker te maken.
Scenario
Een aggregatie van opties die samen een compleet geheel voor de
Waterleliegracht vormt.
Slib
Een laag (op de bodem van de Waterleliegracht), bestaande uit
neergeslagen organisch en anorganisch materiaal. Dit materiaal
heeft een grootte van 2-16 µm (Groenewold en Dankers, 2002).
Voorgaande onderzoeken
In het afgelopen jaar zijn er drie onderzoeken gedaan naar
verschillende aspecten van de Waterleliegracht in opdracht van de
Wetenschapswinkel. In dit onderzoek wordt een vertaalslag gemaakt
van de voorgaande technische rapporten naar een stappenplan en
beheerplan voor de toekomst van de Waterleliegracht.
termijn
om
de
iii
Inhoudsopgave
1.
INTRODUCTIE
1.1.
1.2.
1.3.
1.4.
1.5.
1.6.
2.
WERKWIJZE
2.1.
2.2.
2.3.
3.
ACHTERGROND INFORMATIE
OPDRACHTGEVER
PROBLEEM ANALYSE
DOEL
BETROKKEN PARTIJEN
LEESWIJZER
FASE 1: VERKENNING VAN HET GEBIED EN AFBAKENING ONDERZOEK
FASE 2: TECHNISCHE KENNIS VERTALEN TOEKOMSTSCENARIO’S
FASE 3: TERUGKOPPELING NAAR DE BEWONERS
KORTE TERMIJN ADVIES
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
3.7
3.8
RIETONDERHOUD
DRIEHOEKSMOSSELEN
POMP OF FONTEIN
DRIJVENDE TUINEN
WATERPLANTEN
ZANDAFVANG
OVERSTORT HAARLEMMERVAART
SAMENVATTING
1
1
2
2
3
3
4
5
5
6
6
8
8
10
13
15
17
20
22
23
4
BAGGER ADVIES
25
5
LANGE TERMIJN ADVIES
27
5.1
SCENARIO’S
5.2
KOPPELING KORTE TERMIJN
5.3
OPTIES VOOR DE LANGE TERMIJN
OPTIE 1: ZANDAFVANG
OPTIE 2: FONTEIN / POMP
OPTIE 3: CIRCULATIESYSTEEM
OPTIE 4: HELOFYTENFILTER
OPTIE 5 ONDERWATERBAK
OPTIE 6: NATUURVRIENDELIJKE OEVER
OPTIE 7: OVERLATEN
OPTIE 8: VIJVERMANDEN
OPTIE 9: DRIJVENDE TUINEN
OPTIE 10: WATERPLANTEN
5.4
SAMENVATTING LANGE TERMIJN
6
BEHEERPLAN
6.1
6.2
6.3
6.4
BEWONERS
STADSDEEL WEST
CAFÉ-RESTAURANT AMSTERDAM
WATERNET
BIJLAGEN
A. PLATTEGROND GWL-TERREIN
B. ONDERZOEKSPROCES
C. KENNISMAKING BEGELEIDINGSCOMMISSIE 26-05-2014
D. HET OORSPRONKELIJKE ONTWERP VAN DE WATERLELIEGRACHT
E. BEWONERSENQUÊTE
F. DRIE SCENARIO’S VOOR DE WATERLELIEGRACHT.
G. INTERACTIEVE SCENARIOKEUZESESSIE
27
28
28
28
28
29
30
32
34
38
39
40
40
40
42
42
43
43
43
52
52
53
56
59
62
66
73
iv
H. OPTIES DIE ZIJN AFGEWEZEN
G. OFFERTE BIOLOGISCH BAGGEREN DUTCH WATER TECH BV
H. HELOFYTENFILTER
K. CHECKLIST BEHEERPLAN WATERLELIEGRACHT AMSTERDAM
80
85
87
93
v
1. Introductie
De introductie behandelt eerst de achtergrondinformatie van het studiegebied. Om het kader van dit
rapport te verduidelijken wordt hierna de opdrachtgever van dit onderzoek beschreven. In de derde
sectie van deze introductie wordt het probleem geanalyseerd en geformuleerd, waarna het doel
wordt geformuleerd. Ter verduidelijking worden de betrokken partijen die van belang zijn in dit
onderzoek uiteengezet. Tot slot bevat de introductie een leeswijzer.
1.1. Achtergrond informatie
De focus van dit onderzoek ligt op de Waterleliegracht. Het stroomgebied hiervan omvat alleen delen
ten zuiden van dit waterlichaam (i.e. het zuidelijke deel van het GWL-terrein). Hoewel dus alleen het
hemelwater van de woningen ten zuiden van de Waterleliegracht wordt afgevoerd op de gracht
beschouwen wij ook de bewoners van het gebied ten noorden van de Waterleliegracht als
belanghebbenden. Ten noorden van de Waterleliegracht zijn er ook bewoners die op de gracht
uitkijken en daarnaast zijn alle bewoners van het GWL-terrein verenigd in één belangenorgaan.
Daarom worden alle bewoners binnen dit onderzoek als betrokkenen gezien. Het studiegebied omvat
dus het complete GWL-terrein.
1.1.1.Het GWL-terrein
Ten noordwesten van het centrum van Amsterdam ligt het GWL-terrein (Figuur 2). Het GWL-terrein
is een wijk die in 1997 werd gebouwd als binnenstedelijke ecologische wijk. Uitgangspunten waren
een groen autovrij binnenterrein en een ecologische bouw en beheer van de wijk (GWL[b], 2014).
Deze uitgangspunten werden later omgevormd tot plannen als: het beperken van energiegebruik,
het hergebruik van regenwater, het creëren van groene buitenruimtes en het maken van moestuinen
met wandelpaden. Een zeer belangrijk aspect bij deze plannen is de betrokkenheid van de bewoners
bij het beheer (Masterplan, 2013); in totaal omvat het GWL-terrein 601 huishoudens.
Figuur 2: Locatie van het GWL-terrein (donkergrijs omringd in de close-up) (Arts et al., 2014).
Het GWL-terrein heeft een oppervlakte van ongeveer 5,4 ha (schatting d.m.v. satellietbeelden). De
wijk is visueel en functioneel opgedeeld in noord en zuid, waarbij de Waterleliegracht de
scheidingslijn tussen deze twee delen is. Een plattegrond van de wijk staat in bijlage A. Plattegrond
GWL-terrein). De opdeling van de wijk wordt als volgt omschreven door Hopman (2014):
1
De waterpartij verbindt de twee verschillende sferen van het GWL terrein met elkaar; enerzijds de meer
stedelijke noordzijde van het terrein met de 19-eeuwse monumentale bebouwing en de publiek functies
van Café-Restaurant Amsterdam, enkele bedrijven en winkels en de hoogbouw aan de noordzijde van
het terrein, anderzijds de groene oase-achtige zuidzijde van het terrein met lagere woonblokken
omgeven door hagen, intieme tuinen en rustige wandelpaden. (Hopman, 2014)
De gracht1 zelf geeft deze tweedeling ook weer, door de harde verticale oever aan de noordzijde en
de deels aflopende zuidoever, bedekt met gras en oeverplanten. De Waterleliegracht voert bijna de
helft van het hemelwater van het GWL-terrein af en heeft de focus van dit onderzoek.
1.1.2.De Waterleliegracht
De Waterleliegracht, zie Figuur 3, heeft een lengte van ongeveer 115 meter en een breedte van 12
meter (Dols et al., 2013). De gracht heeft een diepte van ongeveer 1 meter, en langs beide lange
zijdes bevindt zich een ondiepe strook van ongeveer 0,3 meter diep. De wateraanvoer vindt plaats
door middel van twee ondergrondse hemelwaterafvoerbuizen die op de zuidelijke oever van de
gracht uitlopen. Aan de noordelijke oever van de gracht stroomt het overtollige water via een
overstort de Haarlemmervaart in. (Arts et al., 2014)
Figuur 3: Bovenaanzicht van de Waterleliegracht (Dols et al., 2013).
Aan de westkant van de Waterleliegracht loopt een vlonder over het water, in het midden is een
brug aanwezig en langs de zuidkant loopt een fiets en wandelpad (Dols et al., 2013). Aan de
noordkant, in het voormalige gebouw van het waterleidingbedrijf (bruine gebouw, Figuur 3), is CaféRestaurant Amsterdam gevestigd. Dit restaurant heeft een terras dat aan de noordkant van de
Waterleliegracht grenst. Verder staan er gebouwen met appartementen rondom de gracht (oranje
gebouwen, Figuur 3).
1.2. Opdrachtgever
Dit rapport is gemaakt in opdracht van Wetenschapswinkel Wageningen (Projectleider: Jifke Sol).
Wetenschapswinkel Wageningen werkt als intermediair voor de koepelvereniging van het GWLterrein. Voor dit onderzoek is een begeleidingscommissie opgericht door de Wetenschapswinkel,
bestaande uit: Petrina Groesbeek, Martin Hopman, Diego Pos en Kasper Spaan. Dit onderzoek is
binnen een tijdsbestek van acht weken gedaan.
1.3. Probleem analyse
De Waterleliegracht is momenteel overwoekerd met riet en klein kroos, er is weinig fauna in en om
de gracht, het water is troebel, heeft een bruine kleur en stinkt in de zomermaanden (Arts et al.,
2014). Kortom, de toestand waarin de Waterleliegracht nu verkeert past niet binnen de
1
Het woord ‘gracht’ staat in dit rapport uitsluitend als afkorting van het woord Waterleliegracht.
2
oorspronkelijke uitgangspunten van het ecologische GWL-terrein (Sol, 2014; Arts et al., 2014). Er is
vanuit de Koepelvereniging (voor meer informatie over de Koepelvereniging, zie hoofdstuk 1.5) van
het GWL-terrein een duidelijke vraag naar verbetering van de huidige situatie waarbij de
Waterleliegracht zijn esthetische waarde terugkrijgt en het omliggende ecosysteem groener en
aantrekkelijker wordt (Sol, 2014). Een veelgenoemd probleem en oorzaak van de huidige situatie is
het beheer van de gracht. In het verleden is vaak onduidelijkheid geweest over het beheer van de
gracht, waardoor veel werk ongedaan bleef.
Op korte termijn moet er in de Waterleliegracht gebaggerd worden. Het budget hiervoor komt van
de gemeente (Arts et al., 2014). Uit vorig onderzoek is gebleken dan dit elke 10 à 20 jaar gebeurt
(Arts et al., 2014), uit eerste hand data is een periode van 8 jaar genoemd (Koppers [b], 2014). De
Waterleliegracht is in zijn 17-jarig bestaan echter nog nooit gebaggerd. Om te zorgen dat er na het
baggeren geen verval optreedt naar de huidige situatie, is het nodig dat er een advies ligt voor na het
baggeren. Dit advies moet door middel van een lange termijn visie (een stip op de horizon) richting
geven aan in de toekomst te ondernemen acties op het GWL-terrein.
1.4. Doel
Aangezien de gemeente het baggeren nog niet op de begroting heeft staan, zal het nog anderhalf
jaar duren voordat er daadwerkelijk gebaggerd wordt. In dit rapport is de aanname gemaakt dat de
eerste fase anderhalf jaar duurt en er in het najaar van 2015 gebaggerd gaat worden (Hoofdstuk 4:
Baggeradvies). De toekomst van het GWL-terrein kan hierom opgedeeld worden in een korte termijn
fase en een lange termijn fase, van elkaar gescheiden door het moment van baggeren.
Het doel van dit rapport is: het creëren van een korte termijn stappenplan dat gedragen en
gerealiseerd kan worden door de bewoners van het GWL-terrein alsmede het Stadsdeel-West,
gevormd naar en leidend tot een langetermijnvisie voor de Waterleliegracht.
De korte termijn fase is concreet met duidelijke, praktische opties voor de gracht. De keuzes voor de
lange termijn fase worden meer aan de betrokkenen overgelaten, met een toekomstvisie als
leidraad.
1.5. Betrokken partijen
Het doel van dit rapport is onderdeel van het doel van onze opdrachtgever, Wetenschapswinkel
Wageningen. Wetenschapswinkel Wageningen is een consultancy bedrijf dat is ingeschakeld om
onderzoek te laten doen naar een verbeterd waterbeheer van de Waterleliegracht. Een deel van dit
onderzoek heeft de Wetenschapswinkel op haar beurt uitbesteed aan Wageningen UR die ons
(de auteurs van dit rapport) als consultancy team heeft aangesteld. Dit rapport is het product van
deze uitbesteding.
Contactpersoon Wetenschapswinkel Wageningen: Jifke Sol.
Om het doel van dit rapport te realiseren moet het gedragen worden door verschillende betrokken
partijen. De bewoners van het GWL-terrein zijn allen verenigd in de Koepelvereniging. Verder bestaat
de Koepelvereniging uit de: Huurdersvereniging, Vereniging van eigenaren, woningcorporaties en
Café-Restaurant Amsterdam. De Koepelvereniging heeft als belangrijkste doel ‘het bewaken van de
milieuambities’ en is het hoogste orgaan in de organisatie van het GWL-terrein (GWL[a], s.d). Martin
Hopman, ex-bestuurslid van de koepelvereniging, heeft namens de koepelvereniging
Wetenschapswinkel Wageningen benaderd om onderzoek te laten doen naar verbeterd waterbeheer
van de Waterleliegracht. De Koepelvereniging heeft als belangrijkste doel ‘het bewaken van de
milieuambities’ (GWL[a], s.d.).
Contactpersonen GWL-terrein:
Koepelvereniging: Martin Hopman, Diego Pos.
Café-Restaurant Amsterdam: Milène Hoving.
3
Het GWL-terrein valt onder de gemeentezone Stadsdeel West. De betrokken partijen onder
Stadsdeel West zijn: afdeling Beheer Openbare Ruimte (BOR), afdeling Wijken en Rayon Noord.
Beheer Openbare Ruimte is verantwoordelijk voor het planmatig beheer van de wijk en het
financieren van grootschalig onderhoud en het baggeren van de gracht. Het belang van BOR zit hem
voornamelijk in het financieren van grootschalig onderhoud. Er moet binnen het BOR budget worden
vrijgemaakt voor het baggeren van de Waterleliegracht, dus het belang van het BOR bij de
Waterleliegracht is aanzienlijk en vanwege de financierende rol hebben zij ook de macht om invloed
op het scenario uit te oefenen. De afdeling Wijken speelt als tussenpersoon tussen de belangen van
de wijk en dat van de gemeente. De contactpersoon van de afdeling Wijken heeft de rol van
buurtcoördinator, en daarmee een stem in het kiezen van het uit te werken scenario (i.e. zij moet dit
scenario namens de wijk door de deelraad laten goedkeuren). Rayon Noord is vooral
verantwoordelijk voor de uitvoer van dagelijks onderhoud. Rayon Noord heeft zowel een beperkte
invloed op de besluitvorming als een beperkt belang bij een verbeterd waterbeheer.
Contactpersonen Stadsdeel West:
Beheer Openbare Ruimte: Bertus Koppers,
Wijken: Petrina Groesbeek,
Rayon Noord: Theo Bosschieter.
De afdeling Beheer Openbare Ruimte besteedt een deel van het werk uit aan Waternet. Waternet
vervult de functie van uitvoerder van groot onderhoud, maar is door hun expertise ook informant.
Als uitvoerder heeft Waternet geen belangen bij de gracht zelf, maar is toch een belangrijke
betrokken partij binnen ons project, omdat zij mogelijk zorgen voor de uitvoering van de door ons
gekozen opties).
Contactpersoon Waternet: Kasper Spaan.
1.6. Leeswijzer
Dit rapport volgt een chronologische structuur. In dit rapport wordt eerst de totstandkoming van dit
onderzoek en rapport behandeld. Daarna wordt ingegaan op de korte termijn en worden de
verschillende mogelijke opties uiteengezet. Vervolgens wordt het concept baggeren uitgelegd en
geven we hier een advies over. Hoofdstuk 5 is gewijd aan de lange termijn visie van de
Waterleliegracht. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 een beheerplan voor de gracht gepresenteerd.
4
2. Werkwijze
In dit onderzoek staan de bewoners van het GWL-terrein centraal. Waar mogelijk is er voor een
directe interactie met de bewoners gekozen. Waar dit niet haalbaar was, is er contact gemaakt met
het bestuur van de koepelvereniging. Tijdens dit onderzoek is de aanname gemaakt dat (zoals zij zelf
aangaven (bijlage B. Onderzoeksproces) de visie over de Waterleliegracht van het bestuur van de
Koepelvereniging dezelfde is als die van de bewoners van het GWL-terrein.
Het onderzoek dat verricht is voor de totstandkoming van dit adviesrapport, is opgedeeld in drie
fasen: 1) Verkenning van het gebied en afbakening van het onderzoek, 2) Technische kennis vertalen
naar toekomstscenario’s en 3) Terugkoppeling naar de bewoners. De uiteindelijke vormgeving van
deze structuur is tot stand gekomen tijdens het onderzoeksproces. In bijlage B. Onderzoeksproces) is
weergegeven hoe dit proces is verlopen. Dit hoofdstuk presenteert uitsluitend de bovengenoemde
definitieve onderzoek structuur.
2.1. Fase 1: Verkenning van het gebied en afbakening onderzoek
Vorige onderzoeken
Erg belangrijk voor dit onderzoek zijn de rapporten van voorgaande onderzoeken gedaan naar de
Waterleliegracht. Dit zijn voornamelijk technische rapporten geweest naar onder andere de
waterkwaliteit en de biodiversiteit van de Waterleliegracht. Er is hiermee een start gemaakt met het
in kaart brengen van de problemen in de gracht. We hebben deze rapporten gebruikt als basis voor
ons onderzoek.
Verkenning onderzoeksgebied
We hebben in de eerste fase van ons onderzoek een bezoek gebracht aan het GWL-terrein en de
Waterleliegracht om ons te oriënteren op het onderzoeksgebied en om de informatie die we uit de
voorgaande rapporten hebben gekregen beter te kunnen plaatsen.
Kennismaking begeleidingscommissie
Tijdens dit bezoek aan het GWL-terrein hebben we ook een eerste kennismakingsbijeenkomst gehad
met de begeleidingscommissie. Aanwezig waren Martin Hopman en Diego Pos vanuit de
Koepelvereniging, Kasper Spaan vanuit Waternet en Jifke Sol vanuit de Wetenschapswinkel. Het doel
van deze bijeenkomst was om van beide kanten verwachtingen uit te spreken en tot een
overeenstemming te komen over het doel van ons project. We hebben de duidelijke opdracht
meegekregen van de begeleidingscommissie om geen werk te doen dat al gedaan is, maar om de
voorgaande rapporten te gebruiken als basis. De begeleidingscommissie heeft aangegeven dat de
wijk behoefte heeft aan een actieplan en niet aan nog een wetenschappelijk verslag. We hebben de
voorgaande rapporten dan ook gebruikt om een vertaalslag te maken van wetenschappelijke
informatie naar een uitvoerbaar en overzichtelijk stappen- en beheerplan voor de Waterleliegracht.
Vaststellen visie
Om nog meer richting te geven aan ons onderzoek hebben we een start gemaakt met het opstellen
van een visie van de wijkbewoners over de toekomst van de Waterleliegracht. Zoals gezegd hebben
we aangenomen dat de visie van het bestuur van de Koepelvereniging de visie van de wijkbewoners
representeert. Martin Hopman heeft naar aanleiding van onze vraag naar deze visie een visie
geformuleerd (bijlage D. Het oorspronkelijke ontwerp van de Waterleliegracht) die we gebruikt
hebben als uitgangspunt in ons onderzoek.
5
2.2. Fase 2: Technische kennis vertalen toekomstscenario’s
Formuleren scenario’s
Tijdens de kennismakingsbijeenkomst hebben we samen met de begeleidingscommissie besloten
verschillende opties voor de Waterleliegracht samen te voegen tot toekomstscenario’s. In fase twee
zijn we begonnen met het maken van deze scenario’s. We hebben hierbij alle mogelijke opties voor
de gracht open gehouden maar de visie van de Koepelvereniging als uitgangspunt genomen. Bij het
maken van de scenario’s hebben we een verdeling gemaakt in korte en lange termijn scenario’s
vanwege het gegeven dat de gracht binnen anderhalf jaar gebaggerd gaat worden.
Bewonersenquête
Om te onderzoeken hoeveel draagvlak er vanuit de wijk was voor de verschillende opties binnen de
scenario’s, hebben we een enquête opgesteld voor de bewoners van het GWL-terrein. Het doel van
deze enquête was het vaststellen van de kaders waarbinnen de korte termijn maatregelen en lange
termijn opties verder ontwikkeld konden worden. We hebben gepeild wat de bewoners als
belangrijke en onbelangrijke problemen ervaren en wat ze graag en/of absoluut niet willen zien in de
gracht. We hebben de enquête verspreid via de digitale bewonersnieuwsbrief die ongeveer 300
huishoudens bereikt (Pos, 2014). We hebben gekozen voor een digitale enquête omdat dit, gezien de
tijdsspanne van dit onderzoek, de meest effectieve manier is om in korte tijd een grote groep
mensen te bereiken. De bewonersenquête heeft ons verder gebracht in het proces van het
ontwikkelen van de scenario’s. Een aantal opties zijn aan de hand van de uitslag van de enquête
uitgesloten en er is meer focus gekomen op de opties die als belangrijkst werden ervaren.
Uitwerken scenario’s
We hebben alle opties voor de Waterleliegracht samengebracht en zijn hiermee uitgekomen op drie
scenario’s. We hebben de opties binnen deze scenario’s uitgewerkt in effectiviteit en
uitvoeringssnelheid, randvoorwaarden, onderhoud en beheer en kosten. Voor de korte termijn ligt
de grootste focus op maatregelen die weinig kosten, makkelijk geïmplementeerd kunnen worden en
snel effect hebben. De focus voor de lange termijn ligt meer op het scheppen van een aantrekkelijk
toekomstbeeld dat aanspreekt bij de betrokkenen, waardoor enthousiasme gecreëerd wordt om op
de korte termijn iets te ondernemen.
Interactieve scenariokeuzesessie
De laatste stap in fase twee is een interactieve scenariokeuzesessie waarbij een aantal bewoners van
het GWL, de eigenaresse van Café-Restaurant Amsterdam en een afvaardiging van Stadsdeel West,
de Koepelvereniging en Waternet aanwezig waren. Tijdens deze bijeenkomst is de haalbaarheid van
de uitgewerkte scenario’s getest op beschikbaar budget, de technische haalbaarheid, de wensen van
verschillende betrokkenen en de bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen voor beheertaken.
Het doel van deze sessie was om met alle aanwezige betrokkenen een keuze te maken over de
toekomst van de Waterleliegracht. Het was daarom belangrijk dat iedere betrokken partij
vertegenwoordigd was. We hebben tijdens deze sessie gekozen voor interactieve werkvormen om
iedereen de mogelijkheid te geven om input te geven en om op een efficiënte manier ieders
expertise te benutten.
2.3. Fase 3: Terugkoppeling naar de bewoners
Uitkomsten scenariokeuzesessie
Uit de interactieve scenariokeuzesessie is gebleken dat het merendeel van de aanwezige
betrokkenen behoefte heeft aan een uitgewerkt korte termijn plan voor de Waterleliegracht. Hierin
moet staan wat er moet gebeuren en wie het wanneer moet gaan doen. Voor de lange termijn is dit
nog moeilijk te zeggen en daarom hebben we de lange termijn scenario’s in de laatste fase van ons
6
proces beschouwd als mogelijke toekomstbeelden. De Koepelvereniging kan deze gebruiken om in
een later stadium invulling te geven aan de gracht.
Bewonerspresentatie
Na de scenariokeuzesessie hebben we een presentatie gemaakt voor de bewoners van het GWLterrein. We hebben tijdens deze presentatie informatie gegeven over de geselecteerde maatregelen
die uit de scenariokeuzesessie zijn gekomen. Daarin hebben we duidelijk naar voren laten komen wat
er op korte termijn moet gebeuren en wanneer. Daarnaast is een overzicht gegeven van de
initiatieven die de andere betrokken partijen (Stadsdeel West, Waternet en Café-Restaurant
Amsterdam) op zich nemen en wat de rol hierbij kan zijn van de bewoners van het GWL. Het doel van
deze presentatie was om de bewoners te enthousiasmeren voor de acties die op korte termijn
uitgevoerd moeten worden. Iedere bewoner van het GWL-terrein was welkom op deze presentatie.
De uitnodigingen hiervoor zijn verspreid via de eerder genoemde nieuwsbrief en via flyers die zijn
opgehangen in de wijk.
Uitwerken tot adviesrapport
De laatste stap in ons proces was om alle verzamelde informatie bij elkaar te voegen tot een kort en
bondig rapport. Dit rapport is een adviesrapport waarbij korte termijn maatregelen en lange termijn
opties worden besproken met een bijbehorend stappenplan en beheerplan. We hebben daarnaast
een bewonerssamenvatting geschreven waarin de bewoners ons advies op een eenvoudige manier
kunnen teruglezen en kunnen zien wanneer er welke acties ondernomen moeten worden.
7
3. Korte termijn advies
De Waterleliegracht is sinds de aanleg van de wijk op het GWL-terrein (1997) niet gebaggerd. Er ligt
inmiddels een zodanige sliblaag dat baggeren nodig is om te voorkomen dat de gracht verlandt en
dichtgroeit. Stadsdeel West is al een tijd bezig om het baggeren van de Waterleliegracht op de
begroting te krijgen en heeft mondeling toegezegd dat het baggeren waarschijnlijk in het najaar van
2015 gaat gebeuren (Koppers [b], 2014). Meer hierover is te lezen in hoofdstuk 4 (Bagger advies).
Omdat het nog zo’n anderhalf jaar duurt voordat er gebaggerd gaat worden, is het belangrijk dat er
op korte termijn wordt gekeken naar oplossingen om de gracht aantrekkelijker te maken. Met
aantrekkelijk bedoelen we in deze situatie: een hoge biodiversiteit, helder water, een vermindering
van de stank en minder verwilderde rietgroei. Deze oplossingen worden vanaf nu korte termijn
maatregelen genoemd. Het op korte termijn aantrekkelijk maken van de gracht zal naar verwachting
bovendien zorgen voor een grotere bereidheid bij de bewoners om te helpen bij het uitvoeren van
de maatregelen op lange termijn.
Uit de scenariokeuzesessie van dinsdag 17 juni 2014, waarbij de verschillende belanghebbenden van
de Waterleliegracht aanwezig waren (bijlage G. Interactieve scenariokeuzesessie), is gebleken dat er
voor het implementeren van de korte termijn maatregelen en lange termijn opties nog bepaalde
kennis mist. Er is onduidelijkheid over de hoeveelheid sediment die mogelijk met het hemelwater
meekomt en het is voor een aantal maatregelen onbekend of ze effectief zijn in de Waterleliegracht.
Er is tijdens de sessie aangegeven dat het voor de lange termijn belangrijk is om antwoorden op deze
vragen te hebben. Daarom stellen we voor om de korte termijn als een testfase te gebruiken. Deze
testfase is voor iedere maatregel verschillend en is daarom apart beschreven in iedere sectie in dit
hoofdstuk. Hierin willen we onderscheid maken tussen invoering, beheer en kosten en de lezer
bovendien informatie verschaffen over het effect van een maatregel. Daarom hebben we voor elke
maatregel apart de effectiviteit, eventuele testfase, randvoorwaarden voor de invoering, beheer en
kosten beschreven.
3.1
Rietonderhoud
Riet is een geschikt gewas voor vijvers, sloten en ander waterpartijen. Het vangt stikstof en fosfor
weg uit het oppervlaktewater, waardoor het eutrofiëring tegengaat. Daarnaast draagt riet bij aan het
ecologisch evenwicht in en om waterpartijen en biedt het een goed onderkomen voor insecten,
amfibieën, kleine zoogdieren en vogels (de Buck et al., 2010). Echter, zonder onderhoud zal riet
blijven groeien totdat de gehele waterpartij vol staat met riet. Hierdoor wordt de stroming in het
water belemmerd, verdwijnen er andere soorten waterplanten en zullen watergangen uiteindelijk
verlanden.
In de Waterleliegracht is dit momenteel het geval. Het riet is in de loop der jaren gaan woekeren en
er ligt gemiddeld een laag van 19 centimeter slib op de bodem wat voor zo’n 16,5% uit organisch
materiaal bestaat (Arts et al., 2014; Dols et al., 2013).
8
Figuur 4: Foto van de Waterleliegracht waarbij de linkerzijde is gemaaid en de strook riet in het midden is
blijven staan (Dols et al., 2013)
Effectiviteit en uitvoeringssnelheid
Geheel verwijderen van het riet is niet wenselijk, gezien het belang van de filterende werking van het
riet en het effect van riet op de esthetische waarde van de gracht. Vooral bij dit laatste punt heeft
onder andere Café-Restaurant Amsterdam een groot belang, dat er baat bij heeft dat de gracht er
mooi uitziet (Hoving, 2014).
Jaarlijks maaien is wel een goede oplossing, dit wordt op dit moment ieder jaar aan één kant van de
Waterleliegracht gedaan, waarbij elk jaar van kant wordt gewisseld (Hopman, 2014). We adviseren
ook om dit te blijven doen. Daarnaast moet het riet worden afgevoerd, zodat het opgenomen stikstof
en fosfor uit het systeem verdwijnt. Dit zorgt ervoor dat de gracht gezuiverd wordt. Daarnaast is het
belangrijk voor de soortenrijkdom om riet eens per jaar te maaien, wat ervoor zorgt dat het riet niet
gaat domineren.
De rietmaaier die eens per jaar maait, kan echter niet bij het middenstuk van de Waterleliegracht
komen (Figuur 4). Het is belangrijk om ook in dit stuk van de gracht het riet te verwijderen. Hierdoor
wordt er plaats gemaakt voor eventuele drijvende tuinen of waterplanten die hier anders niet
kunnen groeien. Een manier om het riet op het middenstuk van de gracht aan te pakken is om het
jaarlijks met de hand te verwijderen. De beste manier om dit te doen is om al het riet met wortel en
al in het najaar geheel te verwijderen. Wortels zitten soms echter tot wel een meter diep in de
bodem. Wortels die onder water in de bodem blijven zitten en het volgende groeiseizoen gaan
uitlopen moeten zo snel mogelijk afgemaaid worden, liefst minimaal tien centimeter onder de
waterspiegel (De Vries, 2011). Om het riet zo effectief mogelijk te bestrijden, moet er gemaaid
worden vóór de langste dag van het jaar omdat de nutriënten in het voorjaar nog in de stengels van
het riet zijn opgeslagen. Als je te lang wacht met maaien, dan verplaatsen de nutriënten zich naar de
wortels en moet je opnieuw beginnen met het verwijderen van de rietwortels (Van Schie, 2011).
Jaarlijks blijven maaien zorgt ervoor dat de rietwortels uitgeput raken (De Vries, 2011).
Randvoorwaarden
Het is belangrijk dat het verwijderde riet niet in de gracht terecht komt, maar weggebracht wordt
naar een stortplaats. Dit zorgt er voor dat de nutriënten daadwerkelijk uit het systeem verdwijnen.
Riet kan gestort worden bij het afvalpunt Seineweg op Seineweg 1, ongeveer 10 minuten rijden vanaf
de Waterleliegracht.
Onderhoud en beheer
Het riet staat onder het beheer van BOR, onderdeel van stadsdeel West. Het jaarlijks maaien van één
kant van het riet zal gedaan worden door BOR.
9
Het middenstuk riet in de Waterleliegracht moet twee keer in het jaar onderhouden worden, waarbij
het eerste jaar het meest intensief zal zijn. In het najaar moet met de hand het riet met wortel en al
verwijderd worden, in het voorjaar (begin juni) moet er met de hand gemaaid worden. Het jaar
hierop zal dit herhaald moeten worden, maar zal de hoeveelheid riet minder zijn. Een deel van de
bewoners heeft aangegeven twee tot vier keer per jaar bereid te zijn mee te helpen aan
onderhoudsactiviteiten in en om de Waterleliegracht (bijlage E. Bewonersenquête). Wij adviseren
dan ook om twee keer per jaar een riet-dag of riet-weekend te organiseren om het riet te
onderhouden.
Kosten
De kosten voor het maaien van de helft van het riet bedragen jaarlijks €60,- (exclusief stortkosten)
(Koppers [a], 2014). Bij het met de hand verwijderen van het riet moet rekening gehouden worden
met kosten voor de aanschaf/huur van lieslaarzen, de aanschaf/huur van maaimateriaal en het
wegbrengen van het riet naar de stortplaats.
3.2
Driehoeksmosselen
De driehoeksmossel (Dreissena polymorpha)
komt door heel Nederland voor in diverse
zoet water systemen, zoals grachten, meren
en rivieren (Stichting Anemoon, 2005;
Waarneming.nl[a],
2014)
(Figuur
5:
Driehoeksmosselen (Dreissena polymorpha) op
hard substraat in Lille, Frankrijk (Lamiot, 2006). ).
Figuur 5: Driehoeksmosselen (Dreissena polymorpha)
op hard substraat in Lille, Frankrijk (Lamiot, 2006).
De mosselen worden steeds vaker gebruikt
om watersystemen te zuiveren (Lengkeek,
2014). Driehoeksmosselen verwijderen
gesuspendeerde deeltjes en algen uit de
waterkolom en verminderen hierdoor de
nutriëntwaardes. Ze kunnen op deze manier
voedselrijke systemen, die vaak troebel zijn,
naar een heldere staat brengen. De
opgenomen nutriënten worden afgezet in
het sediment (McLaughlan en Aldridge,
2013).
De driehoeksmossel is nauw verwant aan de quaggamossel (Dreissena bugensis) (Bij de Vaate, 2008),
die ook veelvuldig voorkomt in de Amsterdamse grachten (Waarneming.nl[b], 2014). Ackerman
(1999) laat zien dat de filtratiecapaciteit van de driehoeksmossel niet significant verschillend is van
de quaggamossel. Domm et al. (1993) concludeert echter dat driehoeksmosselen meer resistent zijn
tegen hoge temperaturen en temperatuurfluctuaties dan quaggamosselen. Dit is een voordeel voor
de Waterleliegracht, omdat deze ondiep is en daarom onderhevig is aan temperatuurfluctuaties.
Arts et al. (2014) liet zien dat de driehoeksmossel eventueel in combinatie met de zoetwaterspons
(Spongilla lacustris) geïntroduceerd kan worden. De sponzen kunnen de groei van de mossel
beperken en komen vaak samen voor in watersystemen. Volgens Beijer (2014) is echter niet nodig
voor dit systeem en zal de zoetwaterspons vanzelf opkomen als het systeem daarvoor geschikt is.
Testfase
De introductie van de driehoeksmossel vereist een onderzoeksfase, aangezien hoge
ijzerconcentraties in de gracht (Arts et al., 2014) een onbekend effect hebben op het functioneren
10
van de mossel. In deze fase wordt gekeken hoe goed de driehoekmossel functioneert in het huidige
systeem en of eventuele aanpassingen wenselijk zijn. Het functioneren van driehoeksmossel kan situ
worden getest.
Het in situ testen van de driehoeksmossel is ook een mogelijkheid. Dit past binnen de voorkeur om
de driehoeksmosselen in fases te introduceren, zoals naar voren kwam in de scenariokeuzesessie
(bijlage G. Interactieve scenariokeuzesessie). In de eerste fase kan worden gestart met 500 mosselen
die in kratten in de buurt van een pomp of fontein worden geplaatst. Na een maand kan worden
gemonitord of de mosselen nog goed functioneren (zoals beschreven in volgend citaat uit Arts et al.,
2014).
De monitoring bestaat uit het nemen van watermonsters en het controleren van de waterhelderheid.
Een goede indicatie is de zichtbaarheid van de bodem op het diepe stuk van de gracht onder de brug.
Hierbij kan de aquatisch ecoloog meehelpen met bepalen of de waterkwaliteit verbetert. De
waterkwaliteitstesten kunnen worden uitgevoerd door Waternet, of kan uitbesteed worden aan het
Waterproef Laboratorium bv. (Arts et al., 2014)
Als de mosselen niet goed functioneren, dan is er waarschijnlijk meer beluchting nodig. Als de
gewenste filtering nog niet is bereikt, kunnen meer mosselen worden geïntroduceerd in de volgende
fase.
Eventueel kan in proefopzet worden getest of de driehoeksmosselen goed functioneren in de
Waterleliegracht. Hiervoor kan contact opgenomen met John Beijer van Wageningen University
afdeling Aquatische ecologie en Waterkwaliteit (Beijer, 2014).
Effectiviteit en uitvoeringssnelheid
Driehoeksmosselen leveren een grote bijdrage om voedselrijke (eutrofe) systemen, zoals de
Waterleliegracht, naar een heldere staat te brengen. Arts et al. (2014) liet ziet dat deze soort 40
L/dag per individu filteren. Dit lijkt echter te gaan om een andere soort, namelijk de eastern floater
(Pyganodon cataracta) (McLaughlan en Aldridge, 2013; Daunys et al., 2006). Driehoeksmosselen
(Dreissena polymorpha) filteren gemiddeld 2,5 L/dag per individu (Reeders, 1989). De mosselen
beginnen na introductie nagenoeg direct met filteren (Waterschap Brabantse Delta, 2014; Beijer,
2014).
Driehoeksmosselen zijn effectief in het verminderen van algenconcentraties (McLaughlan en
Aldridge, 2013). Dit is positief voor de waterkwaliteit van de gracht. In de Waterleliegracht zijn in
beperkte mate (minder dan 1000 mg/l) algen aanwezig, voornamelijk uit het geslacht Trachelomonas
(van de klasse Euglenophyceae) (Waterproef, 2014).
Mackie en Wright (1994) hebben in een experiment met verontreinigd slib aangetoond dat de
introductie van driehoeksmosselen een significantie vermindering van troebelheid heeft opgeleverd
en dat ze tot ongeveer 90% van het fosfaat uit het aanwezige slib hebben verwijderd. Hieruit kan met
concluderen dat driehoeksmosselen een krachtig middel kunnen zijn voor waterzuiveringsdoeleinden
(Mclaughlan en Aldrigde, 2013)
Introductie van de driehoeksmossel past binnen de uitgangspunten van de ecologische wijk. Hierin
staan ecologische en duurzame oplossingen centraal (NIBE Consulting bv, 2001). Door op deze
vernieuwende manier de waterkwaliteitsproblematiek aan te pakken, kan de wijk een voorbeeld zijn
voor andere wijken met vergelijkbare problematiek.
Randvoorwaarden
Voordat de mosselen in de gracht worden gezet, moet er eerst een pomp of fontein worden
aangesloten in de gracht. Deze garandeert waterstroming en brengt zuurstof in het water. Dit zorgt
ervoor dat de mosselen kunnen reproduceren en filteren (Frost, 1991; McLaughlan en Aldidge, 2013;
Akkerman, 1999). We raden om deze reden aan om de driehoeksmosselen dichtbij de pomp of
fontein te introduceren (Hoofdstuk 3.3: Pomp of fontein).
11
De tweede reden dat zuurstoftoevoer noodzakelijk is voor de mossels, is omdat de Waterleliegracht
veel ijzer bevat (2800 μg/l volgens Waterproef (2014) en 775 μg/l volgens Arts et al. (2014)). Het ijzer
is mogelijk schadelijk voor de driehoeksmosselen. De mossel functioneert het beste in een omgeving
met beperkte verontreinigingen (Noordhuis en Reeders, 1992). Door meer zuurstof in het water te
brengen, slaat het ijzer neer. Hierdoor wordt de schade voor de driehoeksmosselen beperkt (Beijer,
2014).
De hoeveelheid zuurstof die nodig is om de mosselen in leven te houden is minimaal 5 mg/L en
optimaal tussen 7 en 15 mg/L (Wolfshaar en Haasnoot, 2006). Volgens Arts et al. (2014) is in april
2014 de zuurstof concentratie gemiddeld 9,1 mg/L. Dit valt binnen de eerder aangegeven range.
Om ijzer te laten neerslaan kan het tweewaardige ijzer, Fe(II), tot de driewaardige vorm, Fe(III),
geoxideerd worden onder pH-neutrale omstandigheden (Lerk, 1965). Hiervoor is op dit moment
genoeg zuurstof aanwezig.
De volwassen mosselen dienen tussen april en juli geïntroduceerd te worden. (Arts et al., 2014)
Om de mossel te introduceren kan het kuit in augustus, of de periode april tot juli uitgezet worden.
Indien volwassen mosselen worden uitgezet in de Waterleliegracht, kan dit tussen april en juli gedaan
worden zodat de mossel de kans krijgt om zich voor te bereiden op het kuit schieten in augustus (Bij de
Vaate, 1991). (Arts et al., 2014)
Een optimum temperatuur voor de mossel ligt tussen de 5 en 20°C (Vanderploeg, 2009). De
temperatuur werd door Arts et al. (2014) op 15 april 2014 gemeten. Deze was toen 11°C. De
temperatuurfluctuaties van de gracht of extreme temperaturen zullen geen grote problemen leveren
voor de zoetwatermossel (Beijer, 2014). Domm et al. (1993) bevestigt dit en meldt dat
driehoeksmosselen vrij resistent zijn tegen hoge temperaturen.
Beperkte waterniveaufluctuaties gedurende het jaar zijn voordelig voor de mossel (Smit et al, 1993).
Dit is het geval voor de Waterleliegracht, blijkt uit conversatie met Hopman (2014). Mosselen kunnen
alleen in water leven dat dieper is dan 30 centimeter, omdat ze gevoelig zijn voor ultraviolette
straling (Frost, 1991). Dit levert geen problemen op voor de Waterleliegracht, die tot maximaal één
meter diep is.
De mosselen vestigen zicht het liefst op hard substraat, zoals stenen en constructies. Dit kan worden
bereikt door de mosselen in een krat (Waterschap Brabantse Delta, 2014) of in manden (Vervoort,
2013) in het water te zetten. Een andere optie is om de mosselen met stenen, waarop zij groeien, in
het water te zetten.
Volgens Beijer (2014) kan er worden gestart met ongeveer 1000 driehoeksmosselen op drie plekken
in de gracht. Deze moeten bij voorkeur vlakbij een pomp of fontein worden uitgezet.
Onderhoud en beheer
De driehoeksmosselen en manden kunnen eenmalig worden aangeschaft door de Koepelvereniging
van het GWL-terrein. Een andere optie is om een aantal bewoners eventueel met Kasper Spaan
(Waternet) driehoeksmosselen te laten verzamelen bij het Markermeer (Wiersma, 2014; Beijer,
2014; Spaan, 2014: bijlage G. Interactieve scenariokeuzesessie).
We stellen voor om de Koepelvereniging van het GWL-terrein verantwoordelijk te laten zijn voor de
driehoeksmosselen. Uit de scenariokeuzesessie bleek dat zij hiertoe bereid zijn (bijlage G.
Interactieve scenariokeuzesessie). Wij raden aan de Koepelvereniging verantwoordelijk te stellen
voor het onderhoud. Eens per jaar moeten mosselen van de aan- en afvoerpijpen van de
Waterleliegracht worden gehaald om te voorkomen dat deze dichtgroeien. Ook moet er dan
gecontroleerd worden of ze nog in goede staat verkeren. Deze taak kan worden uitgevoerd door de
wijkbeheerder van de Koepelvereniging.
12
Kosten
Er zijn meerdere opties voor de introductie van de driehoeksmossel.
De eerste optie is het kopen van mosselen. Een set van vijftien driehoeksmosselen kost rond de €30,(Dutch Water Tech, 2014). Uitgaande van 3000 mosselen kost dit €6000,-. De mosselen dienen
geïntroduceerd te worden in manden (Hoofdstuk 3.2: Mosselen - Randvoorwaarden). Allerlei
manden kunnen worden gekozen voor het plaatsten van de mosselen. Een voorbeeld hiervan zijn de
‘Curver Style opbergmandjes met deksel’ (bol.com b.v., 2014). Deze zijn €10,- per stuk. Er zijn
ongeveer zes manden nodig, dit kost €60,- in totaal.
Driehoeksmosselen kunnen ook worden verzameld in verschillende watersystemen in Nederland. De
mosselen en hun substraat kunnen worden verzameld langs bij het Markermeer. Een voordeel
hiervan is dat de mosselen een stevig substraat hebben als ze in de gracht worden geplaatst.
Afgezien van vervoerkosten is deze optie gratis.
Eventueel kan de zoetwaterspons geïntroduceerd worden door een paar takken met sponzen in de
Waterleliegracht te leggen (Beijer, 2014). Hier zijn geen kosten aan verbonden. De zoetwatersponzen
zijn vrij algemeen voorkomend in Nederland (Waarneming.nl[c], 2014). Een voorbeeld van een
natuurgebied waar ze voorkomen is de Blauwe Kamer tussen Rhenen en Wageningen.
Voor het beheer is een klein bedrag nodig. Hiervan kunnen scheppen en een waadpak worden
aangeschaft. Dit geeft ruimte voor de GWL-buurtbeheerder om mosselen eens per jaar te
controleren en weg te halen waar nodig.
3.3
Pomp of fontein
Op korte termijn kan er een pomp of fontein in de gracht worden geplaatst. Deze dient als
beluchtingssysteem en draagt daarom bij aan de waterkwaliteit. Er wordt zuurstof in het systeem
gebracht door het contactoppervlak tussen de atmosfeer en het water te vergroten. Daarnaast
worden zuurstofrijk water, warmte en nutriënten verspreid over de gracht. Dit vergroot de kansen
van waterfauna, zoals de driehoeksmossel (Boyd, 1998; Arts et al., 2014).
In het onderzoek van Arts et al. (2014) worden ’Flow pompen’ aangeraden voor de Waterleliegracht.
Deze vereisen een minimale diepte van één meter, wat echter niet aanwezig is in de
Waterleliegracht. Hierdoor kunnen de ‘Flow pompen’ hier niet ingezet worden.
De fontein wordt onder andere ingezet om de introductie van de driehoeksmossel mogelijk te
maken. Aangezien de testfase van de driehoeksmosselen (Hoofdstuk 3.2: Driehoeksmosselen) moet
uitwijzen hoeveel beluchting er nodig is, wordt hier uitgegaan van de goedkoopste oplossing.
Afhankelijk van de resultaten van het functioneren van de mosselen, kan er een pomp of fontein bij
worden geplaatst in de gracht. Volgens Spaan (2014) is een kleine pomp gedurende het grootste deel
van het jaar toereikend, aangezien de zuurstoftoestand in de Waterleliegracht op dit moment
redelijk is. Dit laatste wordt bevestigd door de zuurstofmetingen van Arts et al. (2014).
In de scenariokeuzesessie kwam naar voren dat de Koepelvereniging van het GWL-terrein een
voorkeur heeft voor een kleine fontein of pomp (bijlage G. Interactieve scenariokeuzesessie). Er is
voor de korte termijn geen behoefte aan een grote stromingspomp. Er zijn voor de
scenariokeuzesessie wel grote pompen uitgezocht voor de Waterleliegracht, deze zijn terug te vinden
in bijlage H. Opties die zijn afgewezen: 2. Pomp).
Effectiviteit en uitvoeringssnelheid
Fonteinen zorgen voor zuurstof in het water. In deze sectie behandelen we een model fontein
waarvoor gekozen kan worden. De fontein UBBINK ELIMAX 9000 heeft een capaciteit van 8800 L/uur
13
en een maximale spuithoogte van 2,40 meter, afhankelijk van de sproeikop. Daarnaast kan deze
fontein een secundaire spuitmond aandrijven, die verbonden is met een slang. Hierdoor kan meer
zuurstof in het water worden gebracht. De fontein kan in het midden van de gracht geplaatst worden
en in de oever kan een secundaire spuitmond worden geplaatst richting de gracht (Vijver-expert,
2014).
Om zuurstofarme omstandigheden bij de bodem te voorkomen, kan naast de fontein voor een pomp
worden gekozen. Dit raden wij aan zodat het water van verschillende kwaliteit wordt gemengd.
Zuurstofarme omstandigheden zijn een probleem voor de driehoeksmossel (Beijer, 2014; Spaan,
2014). Voor de vereiste eigenschappen van een pomp kan contact opgenomen worden met Kasper
Spaan van Waternet.
Testfase
Als er meer beluchting nodig is voor de aanwezige fauna (zie
Testfase Driehoeksmosselen), kan er gekozen worden voor een pomp zoals beschreven in bijlage H.
Opties die zijn afgewezen: 2. Pomp).
Randvoorwaarden
Voor de fontein is een elektrische aansluiting nodig. Het Stadsdeel heeft aangegeven hier in te willen
voorzien (bijlage G. Interactieve scenariokeuzesessie). We raden aan om de UBBINK ELIMAX 9000 aan
het einde van de Waterleliegracht te plaatsen met aan de oever een secundaire spuitmond richting
de gracht (Figuur 6). Er is voorkeur voor deze locatie omdat de eigenaresse van Café-Restaurant
Amsterdam heeft aangegeven geen fontein bij haar terras te willen (bijlage G. Interactieve
scenariokeuzesessie).
De fonteinpomp moet op een diepte van 30 centimeter geplaatst worden. Er moet een ophoging
gemaakt worden waarop de fontein wordt geplaatst. Hierin wordt voorzien door de monteur van
Vijver-Expert. (Vijver-expert, 2014)
Figuur 6. Schematisch bovenaanzicht van de Waterleliegracht met daarin de fonteincombinatie. Op de
zuidoever is de secundaire spuitmond geplaats.
Onderhoud en beheer
De Afdeling BOR van Stadsdeel West is verantwoordelijk voor het aanleggen van de fontein, mits dit
is goedgekeurd door de Gemeenteraad (Koppers[b], 2014). Café-Restaurant Amsterdam heeft
14
aangegeven mee te willen betalen aan de pomp of fontein (bijlage G. Interactieve
scenariokeuzesessie).
BOR is verantwoordelijk voor het onderhoud dat staat omschreven in een bestek op jaarbasis of
langere termijn (Koppers[b], 2014). De beschreven fontein heeft bij een aankoop een garantie van
vijf jaar en is onderhoudsarm (Vijver-expert, 2014). Wij raden aan om de fontein eens per jaar uit het
water te halen voor een onderhoudscheck en om schoon te maken.
De Koepelvereniging is verantwoordelijk voor de aanschaf van de pomp of fontein. De aanleg moet in
samenwerking met Stadsdeel West gebeuren. Het Stadsdeel heeft aangegeven in de stroom van een
pomp of fontein te willen voorzien (bijlage G. Interactieve scenariokeuzesessie).
Kosten
De kosten voor een UBBINK ELIMAX 9000 fontein bedraagt €147,-. Daarnaast moeten er een slang en
sproeikop aangeschaft worden voor de secundaire aansluiting. De kosten voor de bijbehorende slang
bedragen €19,45 voor 5 meter slang. De kosten voor een sproeikop variëren per sproeikop, maar zijn
gemiddeld €50,-. Voor de stroomkabels wordt uitgegaan van 30 meter kabel per pomp/fontein, wat
neerkomt op €40,17 voor 30 meter kabel (Gamma, 2014). De kosten voor de aanschaf komen
daarmee op een totaal van €257,12 (Vijver-expert, 2014).
Eén fontein verbruikt 215 Watt. Per jaar is dit 8760*0.215 = 1883 kWh. De kosten voor de stroom per
fontein komen dan ongeveer uit op €364,- (Energieprijzen vergelijken, 2014).
3.4
Drijvende tuinen
Figuur 7. Voorbeeld van een drijvende tuin (De Vree, 2014)
Een drijvende tuin is een drijvend vegetatieeiland dat meerdere ecologische functies
vervult (Figuur 7). Drijvende tuinen kunnen
als watertuinen worden ingericht door een
grote verscheidenheid aan (inheemse)
planten op de eilanden te plaatsen die het
water zuiveren en zuurstof toevoegen. Ook
kunnen er op en onder het eiland
respectievelijk insecten en vissen gedijen en
biedt een drijvende tuin een goede plek voor
broedende watervogels (Arts et al., 2014).
Naast de bovengenoemde watertuinen, die vooral bedoeld zijn om de plantendiversiteit in een vijver
te verhogen, kunnen drijvende tuinen ook ingericht worden als wilgeneilanden. Een wilgeneiland is
een houten frame waarop wilgentenen liggen die in contact staan met het water. De wilgentenen
zullen wortel schieten en gedurende het groeiseizoen zullen er nieuwe scheuten omhoog groeien die
nutriënten uit het water opnemen. Door eenmaal per jaar de scheuten te snoeien, kan er een
aanzienlijke hoeveelheid nutriënten uit het waterlichaam worden verwijderd. Ook zijn de
wilgeneilanden zeer geschikt als broedplaats voor watervogels (Arts et al., 2014).
Effectiviteit en uitvoeringssnelheid
Naast de verhoging van de biodiversiteit van de planten (ze hebben geen concurrentie met
oeverplanten), zijn de eilanden goede broedplaatsen voor watervogels en eventueel vissen. De
eilanden zuiveren het water door nutriënten op te nemen die ze gebruiken voor het groeien. Dit
doen ze op een efficiëntere manier dan oeverplanten, omdat de eilanden nutriënten alleen uit het
15
water halen en niet ook uit het sediment. Vergeleken met drijvende waterplanten zijn de drijvende
tuinen beter beheerbaar doordat ze niet gaan woekeren.
Tijdens een eerder gedaan experiment door Keizer-Vlek et al. (2013) waarbij drijvende tuinen met
gele lis zijn uitgezet, verwijderden deze gedurende het groeiseizoen (i.e. 91 dagen) 25,2 g N (stikstof)
en 848 mg P (fosfor) per vierkante meter drijvende tuin (in deze opzet zijn 12 planten per m²
geplant). Ditzelfde experiment is gedaan met de kleine lisdodde. Hierbij is ook een vermindering van
de stikstof en fosfor waardes gemeten; deze kwamen met een factor 10 lager uit vergeleken met de
gele lis.
De meeste nutriënten worden opgenomen in het blad van de waterplanten. Het is belangrijk dat
dood bladafval niet in het water terecht komt maar tijdig wordt verwijderd (najaar). Als dit niet
gebeurt, komen de opgenomen nutriënten weer in het water terecht wat de zuiveringsefficiëntie van
de watertuinen erg verlaagt.
Wanneer de watertuinen in het voorjaar worden geplaatst, kunnen de planten in dat zelfde jaar het
complete eiland bedekken (Versteeg, 2014).
Testfase
De water zuiverende werking van de watertuinen werkt vanzelfsprekend, de groei van de
wilgentenen wordt veroorzaakt doordat de benodigde nutriënten uit het water worden gehaald. Nog
onbekend is of, en in welke mate, de planten in de watertuinen en de wilgentenen groeien en dus
ook hoeveel nutriënten er worden opgenomen door de waterplanten. Door een halfjaarlijkse
monitoring van de vegetatie kan dit in kaart worden gebracht.
Wanneer men een indicatie wil hebben van de hoeveelheid opgenomen nutriënten, zou de volgende
methode gebruikt kunnen worden: van de bovengenoemde nutriëntopname van de gele lis is 60%
van het door de plant onttrokken fosfor en 74% van het door de plant onttrokken stikstof
opgenomen in de biomassa van de plant (Keizer-Vlek et al., 2013). De biomassa van de gele lis is
tijdens het groeiseizoen met meer dan een factor drie toegenomen (i.e. van ±170 gr tot ±520 gr
drooggewicht) (Keizer-Vlek et al., 2013). Aan de hand van deze informatie is het mogelijk om door
middel van het wegen van het drooggewicht van blad(afval) een indicatie te krijgen van de
hoeveelheid nutriënten die uit het water van de Waterleliegracht is gehaald (Keizer-Vlek et al., 2013).
Randvoorwaarden
De eilanden moeten voor mei geplaatst zijn zodat de planten tijd hebben zich aan hun omgeving aan
te passen voordat de winter begint. De enige voorbereiding die voor de plaatsing getroffen moet
worden, is het plaatsen van (betonnen) palen en touwen om het eiland aan te bevestigen (Arts et al.,
2014). Hier moet rekening worden gehouden met het zeil dat op de bodem van de gracht ligt.
Onderhoud en beheer
Het beheer zal in de praktijk inhouden dat er eens per jaar moet worden gecontroleerd of er meer
planten of reparaties nodig zijn (maart, april). Daarnaast moeten de nieuwe scheuten op het
wilgeneiland worden gesnoeid en de dode plantenresten worden verwijderd. Dit kan het beste in het
najaar (oktober, november) gebeuren (Arts et al., 2014). Het beheer van beide typen drijvende
tuinen (watertuinen en wilgeneilanden) kan worden uitgevoerd door de leverancier Watergroen
(Arts et al., 2014). In dat geval zal stadsdeel West hier verantwoordelijk voor zijn (Arts et al., 2014).
Een andere optie is om zowel de aanleg als het beheer door de bewoners zelf te laten doen.
Kosten
De kosten voor een watertuin of wilgeneiland zijn respectievelijk €680,- en €515,- inclusief de
plaatsing en beplanting wanneer dit door Watergroen gedaan wordt (Arts et al., 2014). De kosten
16
voor het onderhoud door dit bedrijf zullen neerkomen op een bedrag rond de €75,- per stuk (Arts et
al., 2014). Door de eilanden zelf te construeren en/of onderhouden, kunnen deze kosten gedeeltelijk
worden opgevangen. Vorig onderzoek heeft voorgesteld om twee drijvende tuinen te plaatsen van
het type watertuin en één van het type wilgeneiland. De totale kosten voor het voorgestelde aantal
drijvende tuinen worden €1875,- wanneer dit door het bedrijf Watergroen gedaan wordt (Arts et al.,
2014).
3.5
Waterplanten
Waterplanten kunnen op verschillende manieren bijdragen aan de Waterleliegracht. Ze verhogen de
biodiversiteit, dragen bij aan een hogere waterkwaliteit en hebben een positief effect op de
esthetische waarde van de gracht.
Een eerder academisch onderzoek, aangaande de biodiversiteit van de Waterleliegracht, heeft een
opsomming van waterplanten uiteengezet die geschikt zijn voor de omstandigheden van deze gracht
(Dols et al., 2013). Hierin is een onderscheid gemaakt tussen waterlelies en oeverplanten. Een
overzicht van de geselecteerde plantensoorten is te zien in Figuur 8. Dit Figuur geeft in gearceerd
groen de range van de maximale hoogte van de betreffende oever- en waterplanten aan. In
gearceerd blauw is de range van de waterdiepte waarin de waterplanten kunnen wortelen
aangegeven.
9
Figuur 8. Potentiële plantensoorten voor de Waterleliegracht. Een hoogte van 0 cm geeft de
waterspiegel weer. (informatie uit: Dijkstra, 2014)
17
3.5.1 Waterlelies
De gele plomp en witte waterlelie (Figuur 9)
zijn beide waterplanten met drijvende
bladeren die tot de waterleliefamilie behoren
(Dijkstra, 2014). Deze planten leven in
dezelfde waterdiepte en kunnen samen
aangeplant worden in de diepere delen van de
Waterleliegracht. Het verschil is vooral
esthetisch, de Gele plomp bloeit tussen mei
en augustus, de Witte waterlelie tussen juni
en augustus (Dijkstra, 2014).
Figuur 9. De Witte waterlelie en Gele plomp (Tijskens,
2010)
Effectiviteit en uitvoeringssnelheid
De waterlelies zorgen er direct voor dat de esthetische waarde van de gracht omhoog gaat. Onder
andere omdat de planten rond de 70 centimeter breed zijn, waardoor ze het zicht op het troebele
water belemmeren. Beide planten gebruiken veel nutriënten waardoor het water schoon en helder
wordt. Hierdoor kunnen ze echter wel gaan woekeren.
Testfase
Indien de waterlelies het goed doen, kunnen ze zich binnen twee à drie jaar erg gaan uitbreiden (Bpex, 2012-2013). Het is daarom belangrijk om niet te veel waterlelies te planten maar rustig aan te
beginnen. Het zal moeten blijken hoe goed de waterlelies groeien en of ze daadwerkelijk gaan
woekeren. In de periode voor het baggeren kan dit getest worden om erachter te komen hoeveel
waterlelies er na het baggeren eventueel bijgeplant moeten worden.
Randvoorwaarden
Wanneer er aan een waterdiepte van minimaal 50 cm wordt voldaan, kunnen deze planten geplant
worden. Op dit moment is de waterdiepte 80 cm en na het baggeren zo’n 100 cm. De waterdiepte in
de Waterleliegracht zal dus geen belemmering zijn voor de waterlelies.
Waterlelies nemen via hun drijfbladeren zuurstof uit de lucht op. Daarom mogen hun bladeren niet
nat worden. Waterlelies zijn dus niet geschikt om in de buurt van fonteinen geplaatst te worden. Ook
in vijvers waarin water snel wordt rondgepompt, groeien waterlelies niet goed (Buedts, 2014).
De beste tijd voor het planten van de Waterlelies is vroeg in het voorjaar(maart) omdat er dan nog
weinig concurrentie is van andere planten. Daarnaast is het belangrijk dat er een begin is gemaakt
aan het verwijderen van het riet. Als het riet nog door de gracht heen woekert, is er geen plek voor
de Waterlelies om te groeien.
Onderhoud en beheer
Tijdens de scenariokeuzesessie (bijlage G. Interactieve scenariokeuzesessie) hebben zowel de GWLkoepelvereniging als het Stadsdeel West aangegeven bereid te zijn bij te dragen aan de aanschaf van
waterplanten. De koepelvereniging heeft ook aangegeven de waterplanten te willen planten. We
stellen voor om de Koepelvereniging de verantwoordelijkheid te geven over het beheer van de
waterlelies. Deze verantwoordelijkheid houdt in dat er in de gaten gehouden moet worden of de
waterlelies gaan woekeren. En dat, als dit gebeurt, de bladeren inclusief onderwater wortelstokken
verwijderd moeten worden.
18
Kosten
Gele Plomp:
per 2 stuks: €17,95 (4 x 2 stuks: €15,95 per 2 stuks) (Schonevijver, s.d.).
Witte Waterlelie: per 2 stuks: €16,95 (4 x 2 stuks: €14,95 per 2 stuks) (Schonevijver, s.d.).
3.5.2
Oeverplanten
De oeverplanten die geselecteerd zijn voor de Waterleliegracht zijn: Pijlkruid, Gele lis en Zwanebloem
(Figuur 10). Deze oeverplanten prefereren allen verschillende waterdieptes en groeien tot ongeveer
gelijke hoogte (Figuur 8). Hierdoor zijn ze goed te combineren in de ondiepere delen van de
Waterleliegracht. Vooral een aflopende bodem zorgt voor een gescheiden leefklimaat van deze
planten.
Figuur 10. V.l.n.r. Gele lis (Xead, 2013), Pijlkruid en Zwanebloem (De Leeuw, 2014)
Effectiviteit en uitvoeringssnelheid
De nutriënten die de planten gebruiken om te groeien worden (in)direct uit het water gehaald,
waardoor ze allemaal bijdragen aan helder water. Verder hebben de verschillende plantensoorten de
volgende kenmerken:
-
De Zwanebloem overleeft in zeer anaerobe en nutriëntrijke omstandigheden.
De Gele lis gebruikt veel nutriënten en draagt goed bij aan het zuiveren van het water.
Het Pijlkruid is erg winterhard (tot -20°C) (Dijkstra, 2014).
Omdat de Gele lis vroeg in het jaar bloeit (mei-juli) en het Pijlkruid en de Zwanebloem later in het
jaar (juni-september), staat er lange tijd planten in bloei aan de oever (Dijkstra, 2014). De
geselecteerde oeverplanten bloeien het best als ze op een zonnige plek groeien (Tuinplant, 20122014).
Testfase
Ook voor de oeverplanten is het onbekend hoe goed ze groeien in de Waterleliegracht. De testfase
zal inhouden dat dit in de gaten gehouden wordt. Indien wenselijk kunnen er meer oeverplanten
bijgeplant worden in een later stadium.
Randvoorwaarden
De beste tijd voor het planten van oeverplanten is vroeg in het voorjaar (maart) dan is er nog weinig
concurrentie van andere planten.
Onderhoud en beheer
Voor het onderhoud en beheer van de oeverplanten geldt hetzelfde als voor de Waterlelies; het
stadsdeel is bereid bij te dragen aan de aanschaf van de oeverplanten, de koepelvereniging is bereid
bij te dragen aan aanschaf en beheer. We stellen voor om de Koepelvereniging de
19
verantwoordelijkheid te geven voor het planten en het beheer van de oeverplanten. Dit beheer zal
minimaal zijn omdat de oeverplanten niet woekeren (Schonevijver, s.d.).
Kosten
Zwanebloem: per 3 stuks: €14,95 (3 x 3 stuks: €11,95 per 3 stuks) (Schonevijver, s.d.).
Gele Lis:
per 3 stuks: €14,95 (3 x 3 stuks: €11,95 per 3 stuks) (Schonevijver, s.d.).
Pijlkruid:
per 3 stuks: €14,95 (3 x 3 stuks: €11,95 per 3 stuks) (Schonevijver, s.d.).
3.6
Zandafvang
In voorgaand onderzoek is geconcludeerd dat “de aanvoer van het hemelwaterrioleringsstelsel niet
alleen hemelwater mee de vijver in neemt, maar ook allerlei organische en anorganische stoffen”
(Arts et al., 2014). Ook blijkt uit dit onderzoek dat de sliblaag in de Waterleliegracht voor 83% uit
anorganisch materiaal bestaat. Een groot deel van het slib zou dus zand kunnen zijn dat is
meegekomen met het hemelwater. Om de aanvoer van zand via het hemelwaterafvoer te
voorkomen, zou er bij beide waterinlaten een bezinkbak (zandafvang) geïmplementeerd kunnen
worden.
Voor deze maatregel geldt de korte termijn als testfase voor de lange termijn. Als op korte termijn
blijkt dat er zand meekomt met het hemelwater én dat een zandafvang dit probleem oplost, kan een
permanente zandafvang geïmplementeerd worden. Hiermee hoeft dan niet gewacht te worden tot
na het baggeren.
Effectiviteit en uitvoeringssnelheid
Een zandafvang is een diepe betonnen bak. Doordat het water in deze bak vertraagt, kan het
sediment of slib bezinken in deze bak en blijft de gracht vrij van aangevoerd sediment. Op deze
manier hoeft niet de hele gracht maar alleen de zandafvang af en toe leeggeschept te worden. Een
bezinkbak heeft meteen effect na implementatie. Voor grote deeltjes als zandkorrels heeft een
bezinkbak een effectiviteit van nagenoeg 100%. Voor kleinere deeltjes hangt de effectiviteit af van de
valsnelheid en grootte van de vaste deeltjes. (Kluck et al., s.d.)
Testfase
Allereerst moet onderzocht worden of het zand in de Waterleliegracht inderdaad afkomstig is van
het hemelwaterrioleringsnetwerk. Dit kan worden gedaan door een eenvoudige (houten) constructie
van 1x1 meter (Figuur 11) te plaatsen rondom beide waterinlaten. Hierin neemt de stroomsnelheid
van het inkomende water af waardoor eventueel zand zal bezinken. De hoeveelheid zand en slib
hierin dient regelmatig gemeten te worden waarna een conclusie kan worden getrokken over de
herkomst van het zand.
20
Figuur 11: Schematisch overzicht van een proefopstelling van een bezinkbak met rechts een dwarsdoorsnede.
Ook moet onderzocht worden hoe groot de bezinkbak moet zijn om optimaal effect te hebben. De
effectiviteit hangt af van de korrelgrootte van het sediment, maar ook van de watersnelheid. Hoe
lager de watersnelheid in de bak (met andere woorden: hoe langer het water in de bak verblijft), des
te meer sediment zal er bezinken. Wat onderzocht moet worden is dus:
1. De samenstelling van het slib (e.g. korrelgrootte).
2. De hoeveelheid water die gemiddeld per dag door één inlaat de Waterleliegracht in stroomt.
3. De hoeveelheid sediment die met dit water meekomt.
Met deze gegevens kun je berekenen hoe groot de bak moet worden om voldoende sediment te
laten bezinken. Wij raden aan om niet de gemiddelde hoeveelheid water per dag te gebruiken, maar
de maximale hoeveelheid per dag. Dit om er zeker van te zijn dat de bak groot genoeg is en het slib
na een hevige regenbui niet alsnog de gracht instroomt.
De volledige testfase dient uitgevoerd te worden in samenwerking met Waternet Afvalwater,
aangezien zij de bezinkbak zullen beheren als die er komt. (Spaan, 2014)
Randvoorwaarden
Als gebleken is dat een zandafvang nodig is en duidelijk is hoe groot deze moet zijn, kan begonnen
worden met de aanleg ervan. Er zijn geen specifieke randvoorwaarden voor het aanleggen ervan. Er
moet wel een keuze gemaakt worden tussen een bezinkbak in de gracht (zichtbaar) en een bezinkbak
onder het straatoppervlak (onzichtbaar). De aanleg van een bezinkbak onder het straatoppervlak
heeft hogere kosten, maar visueel is dit waarschijnlijk een aantrekkelijkere optie.
Onderhoud en beheer
De testfase kan worden uitgevoerd door handige bewoners in samenwerking met Waternet. Het
beheer van de uiteindelijke zandafvang bestaat uit het leegscheppen als de bak vol raakt. Vervolgens
moet het sediment ook afgevoerd worden. De frequentie hiervan hangt af van de totale hoeveelheid
sediment in het toegevoerde water en de grootte van de bak. Dit kan handmatig gedaan worden. Het
slib dient vervolgens afgevoerd te worden. Tijdens de scenariokeuzesessie (bijlage G. Interactieve
scenariokeuzesessie) heeft Waternet aangegeven bereid te zijn om een bezinkbak te beheren.
Kosten
De testfase kan door vrijwilligers uitgevoerd worden zonder extra kosten. De kosten van de aanleg
van een zandafvang hangt af van de grootte en de locatie ervan (in de gracht of onder het
21
straatoppervlak). Voor de aanleg van twee bezinkbakken met een oppervlak van 1,5 x 3 meter
bedragen de materiaalkosten tussen de 500 en 1000 euro, uitgaande van sneldrogend beton
(onlinebetonbestellen, 2014). Hier zullen extra kosten bovenop komen, zoals de huurkosten van een
betonpomp en het gebruik van groot vervoer. Het beheer van een zandafvang is niet duur, omdat
het leegscheppen kan handmatig gedaan worden. Er zijn wel kosten voor het afvoeren van het
sediment.
3.7
Overstort Haarlemmervaart
Figuur 12: Bouwtekening van de aan/afvoer
richting de overstort aan de noordkant van de
Waterleliegracht (Revisie Waterleliegracht, 1998)
Vanuit de Waterleliegracht kan het water maar op
één manier afgevoerd worden, namelijk via de
aan/afvoer aan de noordzijde van de gracht. Het
stelsel eindigt in een overstort onder de
Haarlemmerweg. Of het water de Waterleliegracht
in- of uitstroomt via deze buis is afhankelijk van het
waterniveau in de gracht en de werking van de
overstort. Deze werking wordt verduidelijkt met
behulp van de bouwtekeningen (Figuur 12). De
overstort bestaat uit een sluissysteem verwerkt in
een muurtje. Aan de andere kant van de muur begint
de Haarlemmervaart. De bovenkant van dit muurtje
ligt op een hoogte van -0,30 m NAP en voorkomt dat
het
water
uit
de
Waterleliegracht
de
Haarlemmervaart instroomt. Het water vanuit de
Waterleliegracht kan dus alleen de Haarlemmervaart
inlopen als het waterniveau van de gracht hoger is
dan -0,30 m NAP. Bij het openen van deze sluis kan
de uitwisseling al bij een lager niveau gebeuren,
hierdoor kan de Waterleliegracht leeg lopen tot een
niveau van -0,40 m NAP. Staverman vermoedt dat de
sluis al vijftien jaar dicht is waardoor het
waterniveau in de gracht constant rond -0,30 m NAP
lag (of iets lager bij droogte).
De Haarlemmervaart staat in verbinding met andere
Amsterdamse watersystemen (bv. Amstelsluizen en
de Surinamekade, maar ook het IJsselmeer). Het peil in de Amsterdamse wateren wordt op ongeveer 0,40 m NAP gehouden (Staverman, 2014). Dit betekent dat het waterniveau in de Haarlemmervaart nog
tien centimeter moet stijgen om over het muurtje heen te gaan. Op 24 april 2014 is er een waterniveau
van -0,35 m NAP gemeten in de Haarlemmervaart. Echter rond 12.00 uur hebben we fluctuaties gezien
waardoor het water vanuit de Haarlemmervaart in de Waterleliegracht stroomde. Deze fluctuaties
werden veroorzaakt door het openen van de sluizen verderop in de Haarlemmervaart en het binnen- of
uitvaren van grote schepen (Staverman, 2014). (Arts et al., 2014)
Het bovenstaande citaat uit Arts et al. (2014) geeft aan dat de waterafvoer van de Waterleliegracht
naar de Haarlemmervaart via een overstort werkt. Deze overstort is zo ontworpen dat de hoogte
ervan aangepast kan worden, maar in de praktijk komt dit bijna niet voor. In geval van een hoge
waterstand in de Haarlemmervaart kan het water ook terugstromen in de Waterleliegracht. Omdat
de waterkwaliteit in de Haarlemmervaart niet goed is (voor details zie Arts et al., 2014), is dit niet
wenselijk. Waternet heeft zelf ook aangegeven dat de overstort waarschijnlijk verhoogd moet
worden. Aangezien Waternet de overstort beheert, stellen we voor dat Waternet zorgt voor het
22
verhogen van de overstort en de invloed hiervan op de waterkwaliteit in de Waterleliegracht
monitort.
3.8
Samenvatting
In het korte termijn advies staan een aantal maatregelen beschreven waarmee de huidige staat van
de Waterleliegracht verbeterd kan worden. Er is gezocht naar opties om de biodiversiteit te
verhogen, de helderheid van het water te verhogen, de stankoverlast te verminderen en de rietgroei
te beheersen om daarmee de gracht een aantrekkelijk uiterlijk te geven. Een aanname bij de keuze
voor deze maatregelen is dat de gracht binnen twee jaar hydraulisch gebaggerd gaat worden en dat
de effectiviteit van deze maatregelen in de tussentijd getest gaat worden.
In Tabel 1 staat een overzicht van de geselecteerde maatregelen voor de korte termijn. Hierin zijn
opgenomen: het effect dat de maatregel heeft op de Waterleliegracht, de intensiviteit van het
beheer en onderhoud, de jaarlijkse beheerkosten en de aanlegkosten.
Tabel 1: Overzicht korte termijn maatregelen
Korte termijn Effect op de Waterleliegracht
maatregelen
Biodiversiteit
Water
zuivering
Rietonderhoud ++
o
Mosselen
o
++
Pomp of fontein +
o
Drijvende
++
+
tuinen
Waterlelies
++
+
Oeverplanten
++
+
Zandafvang
o
+
Beheer
Beheerkoste
n per jaar
Aanleg
kosten
o
o
++
+
***
**
**
***
€€
€€
€€€
€1/€€2
€€
€€€
€€2/€€€€3
+
+
+4
**
**
***
€-€€
€€
€€
€€€-€€€€
O2-toevoer
Legenda
Effect op Waterleliegracht:
o
Geen tot weinig effect
+
Positief effect
++
Zeer positief effect
Beheer:
*
**
***
****
*****
eens in de paar jaar
eens of enkele dagen per jaar
eens of enkele dagen in het half jaar
eens of enkele dagen in het kwartaal
eens of enkele dagen per maand
Kosten:
€
€€
€€€
€€€€
€€€€€
0-50
51-200
201-1000
1001-5000
> 5000
De opties die beschreven zijn in dit hoofdstuk dragen allemaal bij aan een verbetering van de huidige
staat van de Waterleliegracht. Zoals te zien in Tabel 1 wordt er met deze opties voldaan aan de
doelen die gesteld zijn voor de korte termijn: biodiversiteit, waterzuivering en zuurstof toevoer.
Daarnaast hebben we gezocht naar opties die passen bij de wensen van de wijkbewoners welke is:
‘een natuurlijke gracht met een rustfunctie’ (bijlage E. Bewonersenquête).
De opties die we adviseren hangen nauw met elkaar samen. Een voorbeeld is de samenhang tussen
driehoeksmosselen en een pomp of fontein. Driehoeksmosselen dragen bij aan de helderheid van
het water en het verminderen van de algenconcentraties. Een voorwaarde is dat er een pomp of
fontein geplaatst wordt die ervoor zorgt dat het water in de gracht van zuurstof en stroming wordt
voorzien. Een ander voorbeeld is het rietonderhoud, het planten van waterplanten en de aanleg van
2
Kosten voor het zelf maken van de drijvende tuinen
3
Kosten voor het plaatsen en beplanten van de drijvende tuinen door het bedrijf Watergroen
4
Indien de zandafvang gecombineerd wordt met een overlaat (zie sectie 5.2.7: Element 7 Overlaten), is er extra zuurstoftoevoer wanneer
het water uit de zandafvang in de gracht stroomt.
23
de drijvende tuinen. Als het riet blijft woekeren, is er geen ruimte voor de waterplanten en drijvende
tuinen om te groeien. Daarom is het erg belangrijk dat het riet eerst wordt aangepakt.
Voor het beheer van de geselecteerde opties is het belangrijk dat er initiatieven vanuit de wijk
worden genomen. De Waterleliegracht valt onder de verantwoordelijkheid van Stadsdeel West en
ook Waternet heeft een functie in het beheer van de gracht. Maar om de Waterleliegracht weer op
de kaart te zetten bij het stadsdeel, is het belangrijk dat er op korte termijn bereidheid wordt
getoond vanuit de wijk om zelf actie te ondernemen (meer informatie over de precieze verdeling van
het beheer is te vinden in hoofdstuk 6). We hebben de geselecteerde opties er op afgestemd dat ze
makkelijk uitvoerbaar zijn en niet veel kosten. Uit de bewoners enquête (bijlage E. Bewonersenquête)
is gebleken dat de bewoners van de GWL bereid zijn twee tot vier dagen in het jaar te helpen met
activiteiten rondom de Waterleliegracht. Het is nu belangrijk dat deze activiteiten worden
georganiseerd en gecoördineerd. In Hoofdstuk 6: Beheerplan (Tabel 7) staat een overzicht van de
activiteiten die in de komende anderhalf jaar gedaan moeten worden en bij wie de
verantwoordelijkheid voor deze activiteiten ligt. Tijdens de bewonerspresentatie van zaterdag 21 juni
hebben we een start gemaakt met het enthousiasmeren van de bewoners (Hoofdstuk 2: Werkwijze).
Het is nu aan de Koepelvereniging om dit op de pakken en een start te maken met het uitvoeren van
het korte termijn plan.
24
4 Bagger advies
Sinds de aanleg van het GWL-terrein, in 1997, is er niet gebaggerd in de Waterleliegracht (Dols et al.,
2013). Baggeren is een middel om de waterkwaliteit te verbeteren door het verwijderen van slib uit
een waterlichaam. Het ecosysteem wordt tijdelijk verstoord, maar krijgt na het baggeren een nieuwe
kans zich te ontwikkelen. Zonder baggeren is het lastig de gracht terug in een heldere toestand te
krijgen, wat in de Waterleliegracht op dit moment gewenst is (zie citaat Arts et al. (2014) voor meer
details over het baggeren). In vergelijkbare waterpartijen wordt ongeveer eens in de 15 jaar
gebaggerd (Arts et al., 2014).
In de Waterleliegracht ligt inmiddels een laag slib van 19 centimeter (Arts et al., 2014). Om dit te
verwijderen zonder het onderliggende zeil te beschadigen, is hydraulisch baggeren de beste optie
(hydraulisch baggeren is een vorm van mechanisch baggeren) (zie citaat Arts et al., 2014).
Hydraulisch baggeren is geen volledige reset van het systeem: alleen het overtollige slib wordt
verwijderd door dit met een slang onder water op te zuigen. Hierdoor zal het huidige riet in de gracht
aanwezig blijven. Wij adviseren dat de gracht binnen twee jaar hydraulisch gebaggerd wordt.
Vanwege de aanwezig flora en fauna in de gracht, gaat de voorkeur uit naar baggeren in september
of oktober (Sour, 2012). Dat is namelijk de periode tussen voortplanting en winterrust van vissen,
amfibieën en insecten (Sour, 2012). De gemeente heeft mondeling toegezegd dat er in het najaar
2015 gebaggerd gaat worden (Koppers [b], 2014). Hierna is er de mogelijkheid om eens in de acht
jaar de hele gracht te baggeren of twee keer in de acht jaar de helft van de gracht te baggeren (Sour,
2014).
Volgens Koppers ([b], 2014) is het alleen mogelijk om hydraulisch te baggeren in verband met het
grondzeil. Echter is er eerder, in opdracht van de Wetenschapswinkel, een offerte aangevraagd bij
baggerbedrijf KLAAR. Hierin werd geadviseerd om te baggeren met een schuifboot, wat als een soort
onderwaterbulldozer kan worden gezien (Waterschap Zuiderzeeland, 2014). Jan Dijkman van het
baggerbedrijf KLAAR geeft in het onderstaande citaat informatie over de uitvoering en de kosten van
deze maatregel. Door het onderscheid tussen deze twee baggertechnieken, kunnen deze genoemde
kosten alleen een indicatie geven van de kosten van het hydraulisch baggeren.
De gracht is beperkt bereikbaar waardoor aangeraden wordt de baggerspecie met een schuifboot tot
aan de brug te schuiven en daar over te laden in vrachtwagens die op het fietspad staan. Op het fietspad
moeten dan rijplaten over een lengte van 70 m. worden gelegd ter bescherming. Voordat er begonnen
wordt met baggeren moet er een inpeiling gedaan worden om de hoeveelheid bagger in de gracht vast
3
te stellen. Voor de kosten wordt er vanuit gegaan dat er ongeveer 720 m bagger aanwezig is. De kosten
voor het verwijderen van de baggerspecie worden geschat op €18.000,-. De kosten voor de afvoer en
stortkosten van de vrijkomende baggerspecie zijn ongeveer €23.000,- excl. b.t.w. Deze kosten zijn een
schatting. Als een definitieve prijsopgave wordt gemaakt, moet de kwaliteit en kwantiteit van het slib
bekend zijn. Ook wordt de locatie gecontroleerd in verband met de bereikbaarheid. (Dijkman, 2014)
De verantwoordelijkheid voor het financieren van het baggeren ligt bij Stadsdeel West. De afdeling
Beheer Openbare Ruimte heeft een adviserende rol over het budget van Stadsdeel West. In principe
wordt er in het budget rekening mee gehouden om de gracht eens in de 10 tot 20 jaar te baggeren
(Koppers [b], 2014). Echter, het is onduidelijk waarom het baggeren nog niet eerder op de begroting
is gezet en dus ook nooit is uitgevoerd.
Informatie over hydraulisch baggeren en het beheer en de kosten ervan zijn weergegeven in het
onderstaande citaat uit Arts et al. (2014).
Baggeren is een goede manier om een voedselrijk en troebel waterlichaam om te zetten in een helder
systeem, omdat het snel heel veel nutriënten uit het watersysteem verwijderd (Scheffer en Cuppen,
2005). Het baggeren van Nederlandse wateren is daarnaast nodig om de waterlichamen te verdiepen
zodat er voldoende ruimte is om water te kunnen bergen (Posthuma et al., 2006), zoals het onder andere
25
het geval is bij sloten (Musters, 2007). Baggeren is dus een goede maatregel voor de Waterleliegracht,
omdat het noodzakelijk is de hoeveelheid nutriënten terug te dringen en omdat hemelwateropvang één
van de functies van de vijver is.
Gewone baggertechnieken kunnen het eventueel aanwezige zeil beschadigen en de daaronder liggende
bodem verstoren. Daarom moet er een speciale baggertechniek worden gebruikt om het slib te
verwijderen. Een voorbeeld van zo’n techniek is hydraulisch baggeren, waarbij het slib van de bodem
wordt opgezogen in plaats van geschept. Hierbij blijft de ondergrond dus ongeroerd. Hydraulisch
baggeren kan gedaan worden met een kleine slibzuiger die nauwkeurig werkt, zoals de nieuwere
wormwielzuiger (wetenschap.infonu, 2006). Het opgezogen, vervuilde slib kan daarna veilig worden
afgevoerd in lekdichte containers om verdere vervuiling van de omgeving te voorkomen, zoals werd
gedaan bij het baggeren van een oude kasteel gracht door het bedrijf KLAAR (klaar, onbekend). Ook bij
dit project was het van groot belang om de ondergrond niet te verstoren. Deze techniek is daarom een
goede optie voor de Waterleliegracht.
BEHEER
Er is geen direct beheer noodzakelijk voor baggeren. Het is een maatregel die op ad hoc basis zal moeten
worden toegepast als de hoeveelheid slib in de vijver te groot wordt. In de praktijk zal het erop
neerkomen dat, als er geen andere (voorkomende) maatregelen worden getroffen, er globaal eens in de
15 jaar moet worden gebaggerd.
KOSTEN
De kosten van baggeren zijn lastig te bepalen, omdat er met veel verschillende omstandigheden rekening
moet worden gehouden. Denk bijvoorbeeld aan verschillen in bodemtype, aanwezigheid van grofvuil en
waterdiepte (de Haan en van Houten, 2008). Verder zijn de kosten onderhevig aan concurrentie tussen
verschillende bedrijven waaruit uiteindelijk gekozen wordt (Stowa, 2001). De kosten voor baggeren
liggen tussen €0,5 en €5,- per m3 (de Haan en van Houten, 2008).
Na het baggeren zelf moet het slib nog bewerkt worden wat 7-15 euro per ton droge bagger kost bij een
sedimentatie bekken, of 15-20 euro per ton droge bagger bij de hydrocyclonage techniek. Hierbij komen
nog eventuele transportkosten en stortkosten. Verder kan het slib worden ontwaterd voor
kostenbesparing tijdens verdere verwerking. De kosten hiervan zijn bij natuurlijke ontwatering
afhankelijk van de locatie. Mechanische ontwatering kost €15 tot €30 per ton droge bagger. Na al deze
handelingen zal de vervuilde bagger moeten worden gereinigd (de Haan en Waternet, 2008). (Arts et
al., 2014)
Dus er kan aangenomen worden dat er hydraulisch gebaggerd wordt in het najaar 2015. Na het
baggeren dient de gracht elke 8 jaar hydraulisch gebaggerd te worden. De verantwoordelijkheid
hiervoor ligt bij de gemeente.
26
5 Lange termijn advies
In dit hoofdstuk wordt een advies gepresenteerd om de Waterleliegracht op lange termijn
aantrekkelijk te houden. Dit wordt gedaan aan de hand van twee toekomstscenario’s. Deze
scenario’s zijn bedoelt als inspiratie en onderdelen (hier: opties) hieruit kunnen worden uitgewisseld.
De opties zijn grotendeels modulair, wat betekent dat ze individueel en in verschillende fases
uitgevoerd kunnen worden. Dit was een verzoek vanuit de scenariokeuzesessie van 17 juni 2014
(bijlage G. Interactieve scenariokeuzesessie).
5.1
Scenario’s
In deze sectie worden de scenario’s Groen & Biodivers en Stromend & Groen behandeld door de
onderdelen hiervan één voor één uit te werken. Tijdens de scenariokeuzesessie is het derde scenario
Strak & Modern afgevallen deze is terug te vinden in bijlage F. Drie scenario’s voor de
Waterleliegracht.
Scenario 1: Groen & Biodivers
Het scenario Groen & Biodivers is weergegeven in Figuur 13. In dit scenario staat groen centraal. De
Waterleliegracht krijgt een overvloed aan groene, ecologische onderdelen die een positieve invloed
hebben op de biodiversiteit. Uit de bewonersenquête en de meeting met de koepelvereniging (dd.
26 mei 2014) kwam, mede omdat dit in de visie van het GWL-terrein past, naar voren dat de gracht
een groene uitstraling moet hebben. Voor dit scenario is participatie door de bewoners een
belangrijke factor. De drijvende tuinen en oeverplanten worden jaarlijks onderhouden door de
buurtbewoners.
2
Dit scenario bevat de volgende lange
termijn opties5:
9
- 2x Bezinkbak
(1)
- 1x Fontein of pomp
(2)
- 60 m2 Helofytenfilter
(4)
- 60 m2 Natuurvriendelijke oever (6)
- 3x Drijvende tuinen
(9)
- Planten
- Vijvermanden
6
4
1
Figuur 13: Overzicht scenario Groen & Biodivers (bovenaanzicht en
dwarsdoorsnede)
5
Het getal achter de verschillende opties verwijst naar het desbetreffende hoofdstuk verderop in deze sectie.
27
Scenario 2: Stromend & Groen
Een overzicht van dit scenario is weergegeven in Figuur 14. In dit scenario staat beweging in de
gracht centraal. De Waterleliegracht krijgt een groene uitstraling waarin overlaten worden geplaatst
voor de nodige stroming en beluchting van de gracht. Uit vorige rapporten kwam naar voren dat er
noodzaak is om de gracht te beluchten. Dit scenario is naar deze behoefte ontworpen.
Dit scenario bevat de volgende lange
termijn opties:
7
-
Circulatiesysteem
60 m2 Helofytenfilter
2x Onderwaterbak
3x Overlaat
2x Bezinkbak
Planten
Vijvermanden
(3)
(4)
(5)
(7)
3
5
4
Figuur 14: Overzicht scenario Stromend & Groen (bovenaanzicht en dwarsdoorsnede)
5.2
Koppeling korte termijn
De losse opties uit beide scenario’s kunnen allen gecombineerd worden met de maatregelen die zijn
aanbevolen voor de korte termijn. Alleen voor het plaatsen van een pomp of fontein (scenario 1)
moet rekening worden gehouden met de korte termijn. Als er vóór het baggeren een pomp of
fontein is geplaatst, kan deze gebruikt worden voor de lange termijn.
Verder moet men rekening houden met het feit dat mosselen in het systeem blijven als er gebaggerd
wordt. Wanneer mosselen op korte termijn worden uitgezet, zullen ze op de lange termijn nog
steeds in de gracht aanwezig zijn.
5.3
Opties voor de lange termijn
In deze sectie worden de losse opties van de bovengenoemde scenario’s besproken. De
randvoorwaarden en testfases van de opties worden gepresenteerd indien ze aanwezig zijn.
Optie 1: Zandafvang
Scenario 1 & 2
De testfase vóór het baggeren moet uitwijzen of een zandafvang nodig is en hoe groot deze moet
worden. Meer details over de eventuele aanleg van een zandafvang worden besproken in hoofdstuk
3: Korte termijn advies.
Optie 2: Fontein / pomp
Scenario 1 & 2
28
Men kan kiezen tussen een fontein en een pomp. Het is echter vereist om in ieder geval één van de
twee te implementeren, aangezien stroming en beluchting nodig zijn om een goede waterkwaliteit te
garanderen. Voor meer details over de aanleg en het beheer van een fontein of pomp, zie hoofdstuk
3: Korte termijn advies.
Optie 3: Circulatiesysteem
Scenario 2
Bij deze optie wordt het water van de westzijde van de gracht, via een ondergrondse buis, naar de
oostzijde van de gracht gebracht om vervolgens een oost-west stroming in de gracht te creëren.
Effectiviteit en uitvoeringssnelheid
De invoering van een pomp heeft direct effect op de stroming, wat de waterkwaliteit op meerdere
manieren ten goede komt. De stroming zorgt voor menging en kan in combinatie met een overlaat
(zie Optie 7: Overlaten) voor extra zuurstof in het water zorgen. Er is behoefte aan menging, omdat
op dit moment weinig zuurstof bij de bodem van de gracht aanwezig is (Hoofdstuk 3.3 Pomp of
fontein) (Arts et al., 2014).
Wanneer deze optie gecombineerd wordt met een helofytenfilter (Hoofdstuk 5.2 Optie 4:
Helofytenfilter), wordt het water constant gefilterd. Verder zorgt de stroming ervoor dat mosselen
(Hoofdstuk 3: Korte termijn advies) in het water kunnen leven die het water zuiveren. De pomp en
ondergrondse buizen kunnen in 1 à 2 weken worden geïnstalleerd. De tijd tussen implementatie en
effect is direct nadat de pomp aan wordt gezet (het water begint te stromen).
Randvoorwaarden
Door eerst een pomp te huren in plaats van te kopen, kan geëxperimenteerd worden met de
benodigde capaciteit om bovengenoemde combinaties te realiseren. Omdat de ondergrondse leiding
en pomp buiten de gracht liggen, kan deze optie ook vóór het baggeren ingevoerd worden. Wanneer
het graafwerk van deze optie samen met het graafwerk van andere opties wordt gecombineerd,
scheelt dit in de kosten en wordt het ecosysteem minder vaak verstoord.
Onderhoud en beheer
In deze uitwerking wordt uitgegaan van een “Calpeda® vuilwaterpomp, A 65-150 BE, 400V”
(Wildkamp, 2014). Deze pomp heeft theoretisch gezien geen beheer nodig. Ondanks dat deze pomp
een vuilwaterpomp is, is het wel aan te raden om een rooster voor de inlaat te plaatsen. Dit verlengt
de levensduur van de pomp en voorkomt verstopping in de ondergrondse buis. Het rooster moet van
tijd tot tijd schoon worden gemaakt, de frequentie hangt af van de fijnheid van het rooster en de
waterkwaliteit.
Kosten
Wanneer de “Calpeda® vuilwaterpomp, A 65-150 BE, 400V” gebruikt wordt, is in totaal ongeveer 130
meter pvc van 2.5 inch nodig. De totale aanschafkosten hiervan bedragen ongeveer €1850 (excl.
graafwerk en installatie). Deze pomp loopt op 3kw krachstroom, wat op ongeveer €5200 per jaar
uitkomt wanneer de pomp constant draait. Een eventuele rooster voor de inlaatpijp is niet
inbegrepen in de prijs.
Er kan op internet ook naar een tweedehands pomp gezocht worden waardoor de
implementatiekosten lager zullen zijn. Ook kan er volgens M. Hopman voor gekozen worden om een
bron- of tuinslang onder in de vijver te leggen in plaats van een ondergrondse leiding (bijlage G.
Interactieve scenariokeuzesessie). Dit verlaagt de implementatiekosten, maar kan mogelijk minder
goed onderhouden worden volgens T. Bosschieter (bijlage G. Interactieve scenariokeuzesessie).
29
Optie 4: Helofytenfilter
Scenario 1 & 2
Helofyten zijn moerassige planten zoals riet, lisdodde of de gele lis (Arts et al., 2014). Voor een
helofytenfilter wordt meestal riet gebruikt omdat dit bestand is tegen wisselende chemische
omstandigheden (Wieten, 2004). De wortels van de rietplanten zorgen ervoor dat er poriën ontstaan
in de bodem waardoor water gemakkelijk door de bodem kan stromen. Bovendien verzorgen de
rietplanten de zuurstofaanvoer in de bodem. Hierdoor ontstaat een aantrekkelijk leefmilieu voor
bacteriën, die het eigenlijke zuiverende werk verrichten. Helofytenfilters verwijderen om fosfaten en
stikstof uit het afvalwater (VROM, 1998). Helofytenfilters worden onderverdeeld in drie types: het
vloeiveld, het horizontaal doorstromend filter (wortelzonesysteem) en het verticaal doorstromend
filter (infiltratieveld), zie Figuur 15.
Figuur 15: schematische weergave van (a) een verticaal doorstromend helofytenfilter / infiltratieveld, (b) een
horizontaal doorstromend helofytenfilter / wortelzonesysteem en (c) een vloeiveld (VROM, 1998)
Helofytenfilters worden steeds vaker gebruikt voor de zuivering van oppervlaktewater. In de
Erasmusgracht in Amsterdam is in 2005 met succes een helofytenfilter aangelegd voor de zuivering
van regenwater voordat het de gracht instroomt (Water in zicht, 2014). Het helofytenfilter in de
Erasmusgracht verwerkt het regenwater van een gebied van 2,37 ha (opMAAT, s.d.). Dit is ongeveer
twee keer zo groot als het GWL-terrein en men zou dus kunnen concluderen dat er te weinig ruimte
voor is in de Waterleliegracht. In de Erasmusgracht wordt echter wel gebruik gemaakt van een
horizontaal doorstromend helofytenveld. Dit neemt relatief veel ruimte in en het ruimtebeslag in de
Waterleliegracht zou dus verkleind kunnen worden door gebruik te maken van een ander type
helofytenfilter.
Meestal worden helofytenfilters gecombineerd met een voorzuiveringsinstallatie of een
voorbezinkbak (Optie 1: Zandafvang) om de grove deeltjes en zware verontreinigingen (afhankelijk
van de samenstelling van het inkomende water) weg te vangen. Hoewel voorbezinkbakken in de
meeste literatuur gekoppeld worden aan het verticaal doorstromend helofytenfilter, wordt ook wel
aangeraden om dit bij alle drie de typen helofytenfilters toe te passen (Berns en Bruinenberg, 2002).
Dit zijn dus extra aanlegkosten om rekening mee te houden.
Wij raden aan om een verticaal doorstromend helofytenfilter te gebruiken omdat deze voor een
gelijke effectiviteit de minste ruimte inneemt. Bovendien voorkomt een grindlaag dat er water op het
filter gaat staan, zodat het verticaal doorstromend helofytenfilter geen stank oplevert. Een nadeel is
het feit dat verticaal doorstroomde filters gebruik maken van een pomp. Dit levert extra (structurele
stroom)kosten op.
De andere typen helofytenfilters staan uitgewerkt in bijlage H. Helofytenfilter).
Effectiviteit
Het sterk vertakte wortelsysteem van het riet, in zowel horizontale als verticale richting, zorgt voor
de ontwikkeling van een poriënstelsel waardoor het water gemakkelijk door de bodem kan stromen.
De werking van het verticaal doorstromend helofytenfilter is gebaseerd op het feit dat de
30
rietstengels zuurstof opnemen en transporteren naar het wortelstelsel. De zuurstofrijke omgeving
die hierdoor rondom de wortels ontstaat, zorgt voor een hoge aerobe afbraak van nutriënten dicht
bij de wortels, terwijl anaerobe afbraak plaats vindt in de omliggende bodem (VROM, 1998). Na
implementatie van een helofytenfilter wordt het water direct gefilterd. De filterende werking is het
hoogste gedurende het groeiseizoen.
Randvoorwaarden
De opbouw van een verticaal doorstromend helofytenfilter is schematisch weergegeven in Figuur 16.
Vaak wordt een verticaal doorstromend helofytenfilter ook nog voorafgegaan door een
voorbezinkbak (Optie 1: Zandafvang) waarin vaste deeltjes kunnen bezinken en de samenstelling van
het influent gemonitord kan worden. Verdere randvoorwaarden zijn het plaatsen van folie en het
eventueel ophogen/verlagen van de bodem.
Figuur 16: Schematische opbouw van een verticaal doorlopend helofytenfilter (STOWA, 2006)
Onderhoud en beheer
Het is voor verticaal doorstroomde helofytenfilters belangrijk om eventueel zwerfvuil te verwijderen.
Afhankelijk van de hoeveelheid zwerfvuil kan dit één à twee keer per jaar gedaan worden. Ook moet
het riet gemaaid worden. Door het maaien van bovengrondse delen van de vegetatie worden de
nutriënten permanent uit het systeem verwijderd. Als er niet gemaaid zou worden, worden de
nutriënten slechts tijdelijk vastgelegd en komen ze na het afsterven van de vegetatie weer in het
water terecht (Helder-Feijen, 2009). Een goed maaibeheer is dus van groot belang voor de werking
van het helofytenfilter. Afhankelijk van de vegetatie dient er één of enkele keren per jaar gemaaid te
worden. Voor riet is dit gewoonlijk één keer per jaar, in september/oktober (Helder-Feijen, 2009). Als
er weinig voedingstoffen (nutriënten) in het systeem zijn wordt echter aangeraden om het riet juist
niet elk jaar te maaien, omdat een nutriëntentekort dan de vegetatiegroei remt (STOWA, 2001). De
meest gangbare manier is om het riet vanaf de kant te maaien met een maaikorf; hierdoor blijft de
verstoring van de bodem beperkt. Wanneer het riet behouden moet worden, is het belangrijk dat het
riet boven de waterspiegel wordt afgemaaid om zuurstoftekort door het vollopen van de afgemaaide
stengels te voorkomen. Wanneer het riet gaat woekeren, is onder water maaien om dezelfde reden
de beste oplossing.
De verantwoordelijkheid voor het jaarlijks maaien van het riet zou het best kunnen worden
neergelegd bij de gemeente (afdeling BOR). Zij zijn nu verantwoordelijk voor het jaarlijks maaien van
het riet in de Waterleliegracht. Verder is het nuttig als de gezondheid van het riet jaarlijks
gecontroleerd wordt. Veel rietleveranciers zijn bereid dit zelf jaarlijks te doen en op basis daarvan
advies te geven over het maaien (Kilian water, 2014; Van Dien, s.d.).
31
Kosten
Vergeleken met de andere soorten helofytenfilters zijn de aanlegkosten voor het verticaal
doorstromend helofytenfilter het hoogst (Berns en Bruinenberg, 2002). STOWA (2007) geeft een
kostenindicatie van 50 euro per vierkante meter. Atelier GROENBLAUW (s.d.) geeft een indicatie van
80 tot 160 euro per vierkante meter. Ook zijn er structurele stroomkosten omdat dit type filter
gebruik maakt van een pomp. Deze kosten hangen sterk af van het type pomp.
Optie 5 Onderwaterbak
Het ecologisch aspect van de Waterleliegracht kan ook worden verhoogd door de aanleg van een
onderwaterbak. Een onderwaterbak is een afgeschermd stuk bodem waar vegetatie zich kan
ontwikkelen (Van Vossen en Verhagen, 2009). Een onderwaterbak is voornamelijk geschikt voor
locaties waar een flauw talud niet mogelijk is. De waterdiepte in een onderwaterbak dient minimaal
30 centimeter te zijn. Het voordeel van het aanleggen van een onderwaterbak is dat de betonnen
keerwand van de Waterleliegracht niet aangepast of verwijderd hoeft te worden. Daarnaast hoeft de
bodem van de Waterleliegracht niet aangepast te worden. De eerste meter vanaf de kant is namelijk
ongeveer 30 cm diep, dus zonder veel aanpassingen kan hier een onderwaterbak gecreëerd worden.
Een voorbeeld van een onderwaterbak is weergegeven in Figuur 17.
Figuur 17: Voorbeeld van een onderwaterbak (Van Vossen en Verhagen, 2009).
Effectiviteit
De effectiviteit van de onderwaterbak kan worden opgesplitst in het effect op de ecologie van de
oever en de invloed op de waterkwaliteit.
De invloed van een onderwaterbak op de waterkwaliteit is afhankelijk van de planten die hierin
worden geplant en de oppervlakte van de onderwaterbak. Echter, aangenomen wordt dat het effect
op de waterkwaliteit minimaal is (Van Vossen en Verhagen, 2009).
Het ecologische effect zal in dit geval ook klein zijn. Er is geen geleidelijke overgang van water naar
oever, dus de vegetatie zal meer uniform zijn en afhankelijk van wat er in de bakken wordt
aangeplant. Er kan wel gekozen worden voor een onderwaterbak die verdeeld is in compartimenten
met verschillende dieptes, zodat er een grotere biodiversiteit ontstaat. Over de vegetatie kan meer
gelezen worden in hoofdstuk 3: Korte termijn advies.
Met de aanleg van de onderwaterbak kan direct worden begonnen na het baggeren. Idealiter wordt
begonnen met de aanleg voor het groeiseizoen, dus in het najaar, zodat eventuele aangeplante
planten de meeste kans op overleven hebben.
Testfase
Het aanleggen van de onderwaterbak hoeft niet meteen op grote schaal. Er kan voor gekozen
worden om verschillende modules (fases) te maken waarin vijvermanden op verschillende dieptes
32
worden geplaatst. Hierin kunnen een aantal verschillende planten worden geplant, waarna er
gekeken kan worden of deze planten optimaal groeien. Als dit een succes blijkt te zijn, kan er
gekozen worden om dit grootschalig aan te pakken en een echte onderwaterbak te maken met
betonnen randen en modules op verschillende dieptes.
Randvoorwaarden
Voor de aanleg van de onderwaterbak kan er direct na het baggeren begonnen worden met de
testfase. Als dit een succes blijkt te zijn, kan er een onderwaterbak worden aangelegd. Vervolgens
kan in de onderwaterbak flora worden aangeplant. Het kan een aantal jaar duren voordat de
vegetatie zich helemaal heeft ontwikkeld (Van Everdingen, 2012). Over de mogelijke vegetatie is
meer te lezen in hoofdstuk 3: Korte termijn advies.
Beheer en onderhoud
De planten in de onderwaterbak worden aangeplant. Dit zorgt ervoor dat er geen
ontwikkelingsbeheer plaats te vinden zoals bij de natuurvriendelijke oever. Voor het beheer van de
onderwaterbak volstaat een jaarlijks maaicyclus. Als de planten dreigen te gaan woekeren, kan er
worden overgestapt naar een halfjaarlijkse maaicyclus: de eerste keer is dan voor de zomer, de
tweede keer is in het najaar. (Hoogheemraadschap van Delfland, 2013)
Het maaien van het talud en de onderwaterbak valt onder de verantwoordelijkheid van het
Stadsdeel West (BOR). Daarnaast moet het organisch materiaal dat in de onderwaterbak terecht
komt één keer in de 3 tot 8 jaar worden verwijderd (uitkrabben) (Van Vossen en Verhagen, 2009;
Sollie et al., 2011; Hoogheemraadschap van Delfland, 2013). Dit is belangrijk om verlanding tegen te
gaan. Uitkrabben kan worden gedaan door direct na het maaien van de oever met een groftandige
hark het strooisel en slib tussen het riet weg te halen. Uitkrabben hoort tot het grote onderhoud en
zal door het BOR gedaan kunnen worden, maar omdat het maar eens in de meerdere jaren hoeft te
gebeuren, zou dit ook door de bewoners zelf gedaan kunnen worden.
Kosten
De kosten voor de aanleg van een onderwaterbak zijn afhankelijk van de geplande diepte van de
onderwaterbak en het materiaal dat voor de rand wordt gebruikt. Voor de aanleg van de
onderwaterbak hoeft alleen een betonnen rand aangelegd te worden op de locatie waar de gracht
dieper wordt (Arts et al., 2014). De kosten hiervoor zullen bij de aannemer opgevraagd moeten
worden. Daarnaast zullen er kosten gemaakt moeten worden voor het inzaaien van de
onderwaterbak of het aanplanten van de waterplanten. De kosten voor de meest voorkomende
oeverplanten zijn weergegeven in Tabel 2.
Tabel 2: Prijzen meest voorkomende oeverplanten (schonevijver, s.d.)
Planten
Zwanenbloem
Gele lis
Pijlkruid
Prijs (€)
12
12
12
per
3
3
3
De totale kosten voor de beplanting zullen ongeveer dezelfde kosten zijn die ook bij de
natuurvriendelijke oever gemaakt zullen worden, voor 60 meter ongeveer €850,- (Arts et al., 2014)
Voor het beheer van deze vorm van de oever zullen de kosten uitkomen op ongeveer €60,- per jaar.
Onder het beheer valt in dit geval het maaien van de oever, wat €1,- per strekkende meter kost. (Van
Vossen en Verhagen, 2009).
33
Optie 6: Natuurvriendelijke oever
Scenario 1
Een belangrijke filosofie voor de Waterleliegracht is dat er meer te
beleven is voor mens, plant en dier (Hopman, 2014). Een optie die
goed binnen deze filosofie past is de natuurvriendelijke oever
(Figuur 18: Een natuurvriendelijke oever (Van Duijvenboden, 2011). Een
natuurvriendelijke oever heeft een grote ecologische invloed. Een
oeverzone heeft van nature een grote verscheidenheid aan planten
en dieren, waarbij planten de rol van schuilgelegenheid vervullen
voor dieren en insecten. Daarnaast biedt een natuurvriendelijke
oever migratiemogelijkheden voor plant en dier. Misschien is de
belangrijkste functie van een natuurlijke oever in de context van dit
onderzoek wel de bijdrage aan een gezond en helder watersysteem
(Van Vossen en Verhagen, 2009).
Uit het vorige academische onderzoek (Arts et al., 2014) kwam naar
voren dat er binnen de natuurvriendelijke oever twee opties
toegepast kunnen worden in de Waterleliegracht. Dit zijn ten eerste
de plas- of drasberm en ten tweede de onderwaterbak. Deze oevers
worden toegepast op plaatsen waar weinig ruimte is voor een
flauwe oever en waar stimulans nodig of gewenst is voor specifieke Figuur 18: Een natuurvriendelijke
soortengroepen (Van Vossen en Verhagen, 2009). Een plasberm is oever (Van Duijvenboden, 2011)
wat dieper (10 - 50 cm) dan een drasberm (maximaal 20 cm), waarbij een drasberm zelfs periodes
droog kan staan. De plasberm is vooral voor vissen een ideaal gebied waarin gefoerageerd, gepaaid
en voor roofdieren gescholen kan worden. Een drasberm is vooral geschikt als nestgelegenheid van
vogels en ongewervelde dieren zoals wormen en kreeften (Van Vossen en Verhagen, 2009). De
literatuur maakt niet altijd onderscheid tussen een drasberm en een plas-drasberm (Blom et al.,
2011; Haye et al., 2011, naar: van Dulmen & Wilhelm, 2010). In dit rapport wordt dat onderscheid
dan ook niet gemaakt en zal ook een plas-drasberm als drasberm worden aangeduid.
Omdat de Waterleliegracht vrij ondiep is (diepte < 1.00 m), is een drasberm het meest geschikt (Arts
et al., 2014). Een plasberm wordt voornamelijk toepast in watergangen die diep zijn en waarin weinig
waterplanten voorkomen om de vissen beschutting te bieden. Waterplanten komen in de
Waterleliegracht wel voor, dus met een drasberm kan een mooie dynamische overgang worden
gecreëerd tussen de oever en het water. In de drasberm zal bij voldoende voedsel een rijke
moerasvegetatie ontstaan. Op deze manier vervult de oever een ecologische en recreatieve functie.
Figuur 19 geeft een voorbeeld van een plasberm (Van Vossen en Verhagen, 2009). De onderwaterbak
is ook een optie, deze is behandeld in hoofdstuk 5.3 Optie 5 Onderwaterbak.
Figuur 19: Een drasberm (rechts) (Van Vossen en Verhagen, 2009).
34
Effectiviteit
De effectiviteit van de natuurvriendelijke oever kan worden opgesplitst in effect op de ecologie en
het effect op waterkwaliteit. Beide aspecten worden hieronder apart toegelicht.
Het effect van het creëren van een natuurvriendelijke oever is voornamelijk het ecologisch aspect.
Door een geleidelijke overgang van water naar land, ontstaan mogelijkheden voor verschillende
soorten oevervegetatie om zich te vestigen. Meer informatie over de biodiversiteit en de verschillen
in flora en fauna is te lezen in hoofdstuk 3: Korte termijn advies.
Belangrijk bij de aanleg van de natuurlijkvriendelijke oever is de vorm van het talud. Het talud van
een drasberm zal terrasvormig (mogelijk met een lichte helling) zijn, een voorbeeld hiervan is
weergegeven in Figuur 20. De drasberm is een uitstekende optie om een specifieke vegetatie tot
bloei laten komen (Sollie et al., 2011). Van groot belang voor een succesvolle drasberm is een geringe
fluctuatie van de waterspiegel, minder dan 20 cm gedurende het jaar (Blom et al., 2011). Mocht dit
wel het geval zijn, dan kan er voor gekozen worden om een wat steilere gradiënt aan te brengen. Uit
vorig onderzoek is geconcludeerd dat de waterspiegel van de Waterleliegracht nauwelijks fluctueert
(Dols et al., 2014).
Figuur 20: Doorsnede van een drasberm (Van Vossen en Verhagen, 2009).
Belangrijk voor en bij het creëren van een natuurvriendelijke oever is de waterkwaliteit. Hierbij zijn
vooral de nitraat- en fosfaatconcentraties van belang, omdat deze de vegetatie in hoge mate
beïnvloeden. Een nitraatconcentratie van 2,8 mg/l en een fosfaatconcentratie van 0,15 mg/l zijn de
maximaal toelaatbare concentraties voor deze nutriënten om de gewenste oeverontwikkeling te
realiseren (Van Vossen en Verhagen, 2009). Uit vorig onderzoek is gebleken dat de concentratie vrij
fosfaat (PO4) in de Waterleliegracht erg klein is. Op meerdere punten in de gracht zijn de nitraat- en
fosfaatconcentraties gemeten. Hieruit kwam naar voren dat de hoogst gemeten nitraatwaarde 1,05
mg/l is en de fosfaatconcentraties overal lager dan 0,03 mg/l zijn (CBLB, 2014). Deze zijn dus ruim
lager dan de maximaal toegestane concentraties.
Een natuurvriendelijke oever kan bijdragen aan de verbetering van de waterkwaliteit. Door een
natuurvriendelijke oever neemt de diversiteit in flora en fauna toe, wat zich vertaalt in een
ecologisch gezien betere waterkwaliteit. Daarnaast wordt het water gefilterd van zwevend materiaal
en worden nutriënten vastgelegd. De belangrijkste factoren die van invloed zijn op de waterkwaliteit
zijn de waterstand en het peilbeheer, de stroomsnelheid en verblijftijd, de vegetatiebiomassa en de
structuur van de vegetatie, het bodemtype en –samenstelling en de nutriëntenbelasting (Fisher en
Acreman, 2004). Daarnaast spelen het onderhoud en het relatieve oeveroppervlak een grote rol
(Sollie et al., 2011). Het effect op de waterkwaliteit zal echter wel minimaal zijn (Van Vossen en
Verhagen, 2009). De zuiverende werking is dan ook vaak een nevendoel of neveneffect (Sollie et al.,
2011).
De nitraatverwijdering in een natuurvriendelijke oever kan oplopen tot 500 kg N/ha per jaar en de
fosfaatverwijdering kan plaatselijk hoog zijn (Van Everdingen, 2012). Hier zijn echter geen eenduidige
35
kengetallen voor, zie Tabel 3. De nutriënten die worden vastgelegd door de planten zijn niet meer
beschikbaar voor algen, wat een helder watersysteem oplevert. Uit het vorige onderzoek door Arts et
al. (2014) kwam naar voren dat er maximaal ongeveer 220 kg nitraat per jaar de Waterleliegracht
instroomt. Voor fosfaat is dit jaarlijks maximaal ongeveer 40 kg. De aanleg van een natuurvriendelijke
oever van een meter breed langs de zuidelijke oever over de gehele lengte heeft dan een
oppervlakte van ongeveer 110 m2. Dit zou betekenen dat er jaarlijks maximaal 5,5 kg nitraat en 0,55
kg fosfaat kan worden verwijderd. Uit de bepaalde instroom van nutriënten door Dols et al. (2014) en
de berekende verwijdering blijkt dus dat de verwijdering van nutriënten door de natuurvriendelijke
oever minimaal is ten opzichte van de instroom.
Tabel 3: Nutrientverwijdering door natuurvriendelijke oevers (Sollie et al., 2011)
De waterkwaliteit verbetert zich minimaal op basis van deze berekening, wat ook wordt verwacht
door Van Vossen en Verhagen (2009). Echter bestaat er een zuiveringssleutel (Sollie et al., 2011) die
kan bepalen of er mogelijkheden zijn voor een betere zuiverende werking. Om dit goed te kunnen
bepalen, is er meer onderzoek nodig naar de bodemgesteldheid met name naar de fosfaatnalevering
vanuit de bodem. Zonder deze gegevens kan er alleen een globale schatting worden gemaakt voor de
invloed van de natuurvriendelijke oever op de waterkwaliteit in de Waterleliegracht. Uitgaande van
de technische onderzoeken van Arts et al. (2014) komt uit de zuiveringssleutel dat het effect van
zuiveringsprocessen nauwelijks merkbaar is. Met de aanleg van een helofytenfilter kan misschien wel
worden bijgedragen aan de verbetering van de waterkwaliteit. Hierover valt meer te lezen in de
hoofdstuk 5.3 Optie 4: Helofytenfilter.
Met de aanleg van de natuurvriendelijke oever kan direct worden begonnen na het baggeren.
Idealiter wordt er begonnen met de aanleg van een natuurvriendelijke oever in de periode voor het
groeiseizoen (maart/april) (Van Vossen en Verhagen, 2009). Het najaar of de winter is dus de meest
geschikte tijd om met de aanleg van de oevers te beginnen, omdat er dan zo min mogelijk overlast is
voor flora en fauna in de Waterleliegracht. Vervolgens kan het een aantal jaar duren voordat de flora
en fauna zich volledig hebben ontwikkeld. Dit blijkt ook uit een rapport van Van Everdingen (2012),
waarin minimale ecologische vooruitgang is geboekt in de periode van monitoring (2 jaar) bij de
aanleg van vijftien natuurvriendelijke oevers. Echter, er was wel een positieve trend zichtbaar wat
duidt op een nog in ontwikkeling zijnde ecosysteem.
Randvoorwaarden
Voordat er met de aanleg begonnen kan worden, moet er gebaggerd worden om de sliblaag te
verwijderen. Daarnaast moet het riet worden weggehaald. Na het baggeren kan er begonnen
worden met het afgraven van de grond en het slopen van de betonnen keerwand. Het is dan wel van
belang dat de benodigde vergunningen verkregen zijn (waarschijnlijk in ieder geval de
watervergunning en de omgevingsvergunning (Vergunningscheck omgevingsloket online, 2014)). Het
aanleggen van de natuurvriendelijke oever kan direct na het afgraven van de bestaande oever
plaatsvinden. Daarna kan er gezaaid worden of maaisel uit andere watergangen worden verkregen
om dit te gebruiken als zaaisel. Er kan ook voor gekozen worden om niet te zaaien en af te wachten
36
wat de natuur gaat doen. Het kan een aantal jaar duren voordat de natuurvriendelijke oever zich
volledig heeft ontwikkeld tot een divers ecosysteem. Dit is bij een klei- en veenbodem na ongeveer
twee jaar, bij een zandbodem na vier jaar (NVO beheersplan natuurvriendelijke oevers, s.d.).
Onderhoud en beheer
Het beheer van de natuurvriendelijke oever kan worden ingedeeld in ontwikkelingsbeheer en
instandhoudingsbeheer. Ontwikkelingsbeheer wordt de eerste jaren na aanleg ingevoerd tot het
gewenste successiestadium is bereikt. Het ontwikkelingsbeheer is om het geschikte milieu te
scheppen voor het kiemen en vestigen van de gewenste plantensoorten. Instandhoudingsbeheer
zorgt ervoor dat deze staat vervolgens wordt behouden. Een eenmaal ingezet beheer dient
consequent te worden doorgezet om ervoor te zorgen dat de oever zich ontwikkelt zoals beoogd.
(Hoogheemraadschap van Delfland, 2013)
Het oeverbeheer bestaat uit maaien, schonen en uitkrabben. Tijdens het ontwikkelingsbeheer wordt
er doorgaans vaker gemaaid en geschoond dan tijdens het instandhoudingsbeheer. Dit om te
voorkomen dat pionier soorten de oever zullen overwoekeren. Voor het ontwikkelingsbeheer is dit
een keer per jaar in het najaar, tenzij er veel voedsel aanwezig is dan moet het twee keer per jaar
gebeuren. De eerste keer is dan voor de zomer, de tweede keer in het najaar. Voor het
instandhoudingsbeheer volstaat een tweejaarlijkse maaicyclus en een twee- tot vierjaarlijkse
opschoning van de watergang. Dit is wel afhankelijk van de biodiversiteit; neemt deze teveel af bij
een tweejaarlijkse maaicyclus, dan moet er worden teruggegaan naar jaarlijks maaien. De droge
oever wordt jaarlijks gemaaid twee keer per jaar gemaaid. (Hoogheemraadschap van Delfland, 2013)
Het maaien van het talud en de oever valt onder de verantwoordelijkheid van het Stadsdeel West en
het dient door BOR te worden gedaan. Daarnaast moet het organisch materiaal dat in het water van
de natuurvriendelijke oever terecht komt één keer in de 3 tot 8 jaar worden verwijderd (uitkrabben)
(Van Vossen en Verhagen, 2009; Sollie et al., 2011; NVO Beheersplan natuurvriendelijke oevers, s.d.).
Dit is belangrijk om verlanding tegen te gaan. Uitkrabben kan worden gedaan door direct na het
maaien van de oever met een groftandige hark het strooisel en slib tussen het riet weg te halen.
Uitkrabben hoort tot het grote onderhoud en zal door het BOR gedaan kunnen worden. Echter hoeft
dit maar eens in de meerdere jaren te gebeuren, waardoor dit ook door de bewoners zelf gedaan kan
worden.
Voor dagelijks onderhoud van de Waterleliegracht is Rayon Noord binnen Stadsdeel West
verantwoordelijk. Om de bewoners meer te betrekken, is het mogelijk om een aantal keer per jaar
een buurtdag te organiseren waarbij de bewoners zelf klein onderhoud aan de natuurvriendelijke
oever kunnen plegen, bijvoorbeeld (zwerf)vuil verwijderen en overmatig riet weghalen. Om
specifieke soorten te beschermen, kan er met een bosmaaier gemaaid worden om gericht bepaalde
planten weg te maaien (NVO beheersplan natuurvriendelijke oevers, s.d.). Dit zou ook door de
bewoners gedaan kunnen worden. Dit past in de originele visie van de wijk, waarin de bewoners
betrokken zouden worden bij het beheer om het GWL-terrein ook in de toekomst te garanderen van
een milieuvriendelijk en autovrij karakter. (Van Maarsseveen, 1997)
Kosten
De kosten voor de aanleg van een natuurvriendelijke oever kunnen ruwweg worden geschat op €45,per strekkende meter. Echter kan dit variëren tussen de €20,- en €160,- per strekkende meter,
afhankelijk van eventueel onderhoud aan de bestaande oever. In het geval van de Waterleliegracht
komt dit neer op €2200,- tot €17600,- voor een oever van 110 meter. Het vorige onderzoek in de
Waterleliegracht van Arts et al. (2014) heeft dit in meer detail uitgewerkt. De berekening is
weergegeven in Tabel 4, waarbij is uitgegaan van het verwijderen van 550 m3 grond. Hierin zijn de
kosten voor het slopen van de betonnen keerwand van de oever niet meegenomen. De kosten voor
het onderhoud van de natuurvriendelijke oever zijn geschat op €220,- (Arts et al., 2014). Dit zijn de
kosten voor het jaarlijks maaien van het talud, wat neerkomt op maximaal €1,- per strekkende
37
meter en het maaien van de natuurvriendelijke oever zelf, ook €1,- per strekkende meter. Deze
kosten zijn gebaseerd op de kengetallen die aangeboden zijn door van Vossen en Verhagen (2009).
Tabel 4: Berekening kosten aanleg natuurvriendelijke oever (Arts et al., 2014)
Optie 7: Overlaten
Scenario 2
Om zuurstof in het water te krijgen, kan ervoor gekozen worden om, nadat er een circulatiesysteem
is aangelegd, overlaten te plaatsen in de Waterleliegracht. Het circulatiesysteem zorgt ervoor dat er
water wordt rondgepompt van west (Café-Restaurant Amsterdam) naar oost (van Hallstraat).
Hierdoor ontstaat er een gradiënt in de waterspiegel. Door het plaatsen van overlaten kan deze
gradiënt benut worden voor het toevoegen van zuurstof aan de Waterleliegracht, omdat de
overlaten kleine watervalletjes tot gevolg hebben.
Effectiviteit
De overlaten zorgen in theorie voor extra zuurstof in het water door het mixen van het water en
turbulentie (Boyd, 1998). Uit vorig onderzoek (Arts et al., 2014) bleek dat de zuurstofconcentratie en
–verzadiging goed zijn. De zuurstofconcentraties schommelden tussen de 5,4 mg/l en 12 mg/l en de
verzadiging tussen de 48% en 109%. Hieruit blijkt dat er voldoende zuurstof aanwezig is voor fauna.
Vissen hebben idealiter een zuurstofconcentratie rond de 5 mg/l nodig (Francis-Floyd, 1992). Een
kanttekening bij deze metingen is wel dat deze metingen alleen aan de oppervlakte gedaan zijn, bij
metingen op een diepte van 20-30 centimeter bleek dat de verzadiging al gezakt was naar 0%. Hieruit
blijkt dus dat er behoefte is aan stroming in het water en extra zuurstoftoevoer.
Volgens Kasper Spaan (Waternet) is een nadeel van de aanleg van de overlaten dat de
Waterleliegracht in compartimenten wordt opgedeeld (bijlage G. Interactieve scenariokeuzesessie).
Hierdoor kan het zijn dat er juist minder stroming ontstaat. Dit is iets dat nog nader onderzocht dient
te worden als deze optie in de toekomst wordt gekozen voor de Waterleliegracht. Een
referentieproject hiervoor is het Westerpark waar ook een aantal overlaten in de watergang zijn
aangelegd.
38
De aanleg van de overlaten zal direct plaats kunnen vinden als er een circulatiesysteem is aangelegd.
Het is ook verstandig om eerst gebaggerd te hebben omdat de overlaten helemaal waterdicht
moeten zijn. Als de overlaten niet waterdicht zijn, zullen ze niet werken en zal er geen gradiënt in de
waterspiegel zijn.
Randvoorwaarden
De overlaten kunnen pas worden aangelegd als het circulatiesysteem is aangelegd. Daarnaast is het
verstandig om eerst te baggeren omdat er dan minder slib aanwezig is. Hierdoor is de kans groter dat
de overlaten waterdicht zullen zijn.
Onderhoud en beheer
De aanleg van de overlaten zal worden gedaan door de gemeente. Mogelijk zullen de bewoners van
het GWL-terrein hierbij kunnen helpen, afhankelijk van het materiaal waarvan de overlaten zijn
gemaakt. Als dit van hout is, dan kunnen de bewoners helpen bij de constructie van de overlaten. De
overlaten vergen nauwelijks onderhoud en beheer. Het is aan te raden om regelmatig te controleren
op drijvend vuilnis. Door het circulatiesysteem in combinatie met de overlaten zal dit allemaal naar
de westkant van de gracht stromen, waar het terras van Café-Restaurant Amsterdam ligt. Drijvende
rommel maandelijks weggehaald worden door de buurtbeheerder van het GWL-terrein.
Kosten
De kosten voor de aanleg van overlaten is afhankelijk van het aantal overlaten en het materiaal
waarvan deze gemaakt zijn. Een optie is om de overlaten te maken van staal. De prijs per overlaat is
dan ongeveer €3000,- (Nootenboom BV, 2014). Er kan ook gekeken worden naar de prijs van houten
overlaten. Voor dit soort constructies zijn de prijzen op aanvraag. Door de constructie door de
bewoners zelf te laten doen, kunnen de kosten ook naar beneden gebracht worden. In dat geval zijn
er alleen de kosten van het hout die betaald moeten worden (materiaalkosten). Er is op het
verwijderen van vuil na geen beheer aan de overlaten, dus de kosten hiervoor zijn ook klein.
Optie 8: Vijvermanden
Scenario 1 & 2
Door riet of andere woekerende oeverplanten in manden te plaatsen, is het makkelijker om de
grootte van de populatie onder controle te houden. Vergeleken met een scenario waarin hetzelfde
uiterlijk van de gracht wordt behaald zonder vijvermanden, heeft het scenario met vijvermanden
hogere implementatiekosten maar lagere beheerkosten. Het is dus een duurzame optie die vooral op
lange termijn voordelig is.
Effectiviteit
Vijvermanden voorkomen het woekeren van riet (of andere sterk woekerende planten). Dit
voorkomt dat dominante planten de gracht overheersen, waardoor de diversiteit in planten omhoog
gaat. Ook zorgen de manden ervoor dat de gracht een strak uiterlijk houdt terwijl er minder
onderhoud nodig is. Wanneer riet in manden wordt geplaatst, kan dit echter een negatief effect
hebben op de grootte van de bladeren en de hoogte van het riet (De Buck et al., 2010). Dit heeft een
negatief effect op de zuiverende werking van het riet (of ander type helofyt).
Randvoorwaarden
De vijvermanden moeten na het baggeren worden geplaatst (Dols et al., 2013). Het wordt
aangeraden om dit in het najaar te doen om het systeem zo min mogelijk te verstoren.
39
Onderhoud & beheer
Omdat het plaatsen van vijvermanden ervoor zorgt dat de oeverplanten niet meer woekeren, hoeft
geen beheer plaats te vinden om de woekering tegen te gaan. Er kan voor maaien gekozen worden
om door het afvoeren van plantenmateriaal indirect nutriënten uit het water te halen. De filterende
werking van helofyten komt echter grotendeels tot stand door micro-organismen rond de wortels
van deze planten (Stottmeister et al., 2003).
Kosten
Vorig onderzoek van Arts et al. (2014) liet zien dat een rij manden (van 0,23m x 0,23m x 0,13m) langs
de lange zijde van de gracht €427,80 kost. (i.e. 115 m gracht / 0.23 m per mand + 0.02 m speling per
mand, * €0,93 per mand). Wanneer deze manden worden gevuld met vijversubstraat, kost dit €1.514
(i.e. 3,4 liter per mand, * €0.96 per liter vijversubstraat, * 460 manden). De totale kosten zijn €4,22
per mand of €1.942 per zijde (Dols et al., 2013).
Optie 9: Drijvende tuinen
Scenario 2
Drijvende tuinen (drijvende tuinen) dragen bij aan de waterkwaliteit omdat de planten die erop staan
nutriënten opnemen om te groeien. Ook dragen drijvende tuinen bij aan het uiterlijk van de gracht.
Het implementeren van drijvende tuinen is volledig optioneel en kan gecombineerd worden met alle
beschreven opties. Meer details over drijvende tuinen zijn te vinden in hoofdstuk 3: Korte termijn
advies.
Optie 10: Waterplanten
Scenario 1 & 2
Waterplanten zijn te combineren met alle beschreven opties en dragen voornamelijk bij aan de
waterkwaliteit. Meer details over waterplanten staan beschreven in hoofdstuk 3: Korte termijn
advies.
5.4
Samenvatting lange termijn
Alle opties zoals besproken voor de lange termijn staan samengevat in Tabel 5. De scenario’s zoals
beschreven aan het begin van dit hoofdstuk zijn bedoeld zijn als voorbeelden. Deze twee scenario’s
zijn als beste uit de scenario keuzesessie gekomen, maar hoeven niet als volledig scenario toegepast
te worden. De losse opties kunnen modulair ingevoerd worden, waarbij de korte termijn vaak als
testfase gebruikt kan worden.
In Tabel 5 staat voor elk optie het effect op de biodiversiteit, waterzuivering en zuurstoftoevoer
weergegeven. Het is belangrijk dat aan elk van deze voorwaarden voldaan wordt. Op deze manier
blijft de Waterleliegracht op lange termijn aantrekkelijk. Alle opties zijn vrij toepasbaar met
uitzondering van de volgende opties:
1. De overlaten zijn alleen mogelijk in combinatie met een circulatiesysteem.
2. De overlaten zijn niet mogelijk in combinatie met een natuurvriendelijke oever.
3. We adviseren om een natuurvriendelijke oever niet te combineren met drijvende tuinen. De
combinatie is mogelijk, maar het risico is groot dat het oppervlak van de gracht te klein is
voor deze combinatie.
4. Een circulatiesysteem is alleen mogelijk in combinatie met een pomp.
Tot slot raden we aan om voor de invoering van een nieuw optie een concept beheerplan te maken.
Hierbij moeten de Koepelvereniging, Stadsdeel West en Waternet betrokken worden. Een jaar na
40
invoering komen deze drie partijen dan weer samen om te controleren of deze afspraken voldoende
zijn en of ze haalbaar zijn. Dan worden de definitieve beheerafspraken gemaakt. Een checklist voor
het maken voor een beheerplan is weergegeven in bijlage K. Checklist beheerplan Waterleliegracht
Amsterdam).
Tabel 5: Overzicht lange termijn
Optie
Beheer
O2toevoer
+6
Beheerkoste
n per jaar
Aanleg
kosten
Zandafvang
Effect op de Waterleliegracht
Biodiversiteit Waterzuivering
o
+
****
€-€€
Fontein
Circulatiepomp
o
+
o
+
++
+
**
**
€€
€€€€-€€€€€
Helofytenfilter
Onderwaterbak
Natuurvriendelijke oever
Overlaten
Vijvermanden
Drijvende
tuinen
Waterlelies
+
+
++
++
o
o
o
+
+
**
***
****
€€
€€
€€€
€€€€€€€
€€€
€€€€€€€€
€€€€€
€€€€€
€€€€€
o
++
++
o
+
+
+
o
+
**
*
***
€
€
€-€€
++
+
+
**
-
€€€€€
€€€€
€€€€€€
€€
Legenda
Effect op Waterleliegracht:
o
Geen tot weinig effect
+
Positief effect
++
Groot positief effect
Beheer:
*
**
***
****
*****
eens in de paar jaar
eens of enkele dagen per jaar
eens of enkele dagen in het half jaar
eens of enkele dagen in het kwartaal
eens of enkele dagen per maand
Kosten:
€
€€
€€€
€€€€
€€€€€
0-50
51-200
201-1000
1001-5000
> 5000
6
Indien de zandafvang gecombineerd wordt met een overlaat, is er extra zuurstoftoevoer wanneer het water
uit de bak in de gracht stroomt.
41
6 Beheerplan
Om de opties op korte termijn te implementeren, is het belangrijk dat het duidelijk is wie voor welke
maatregelen verantwoordelijk is. In dit beheerplan zijn taken ingedeeld bij verschillende partijen. Dit
is gebaseerd op de suggesties die door deze partijen zelf zijn gedaan in de scenariokeuzesessie
(bijlage G. Interactieve scenariokeuzesessie).” Bij enkele maatregelen ligt de verantwoordelijkheid
voor de aanschaf en het beheer bij verschillende partijen, daarom wordt er hier onderscheid
gemaakt tussen de aanschaf en het beheer van de maatregelen. Een uitwerking van het beheer is
ook per maatregel gecategoriseerd, aanwezig in bijlage G (G. Interactieve scenariokeuzesessie) of te
vinden in Arts et al. (2014). Het overzicht van de verantwoordelijkheden en bijdragen is weergegeven
in Tabel 6. In Tabel 7 is een tijdlijn weergegeven waarin voor iedere partij zichtbaar is welke
maatregel op welk moment gaat plaatsvinden en wie daar verantwoordelijk voor is.
Voor de lange termijn is het nog niet vastgesteld welke opties worden geïmplementeerd en wanneer.
Daarom is het nog niet vastgesteld wie waarvoor verantwoordelijk is. Echter kan er bij het
implementeren van deze opties gebruik worden gemaakt van de checklist (bijlage K. Checklist
beheerplan Waterleliegracht Amsterdam) om zo tot een beheerplan te komen.
6.1
Bewoners
De bewoners maken deel uit van de koepelvereniging en hebben er belang bij dat de
Waterleliegracht weer helder en biodivers wordt. Daarnaast zijn de bewoners erg actief in de wijk
waardoor ze de verantwoordelijkheid van verschillende maatregelen op zich kunnen nemen.
Driehoeksmosselen
Er is in de scenariokeuzesessie gekozen voor de maatregel driehoeksmosselen. Bewoners kunnen
deze verzamelen in het IJsselmeer. De bewoners zijn hier zelf verantwoordelijk voor en kunnen dit
door middel van een wijkuitje organiseren. Hierdoor zal de aanschafprijs voor de mosselen vervallen.
We raden de bewoners aan om dit te doen in samenwerking met Waternet. Kasper Spaan van
Waternet heeft tijdens de scenariokeuzesessie aangegeven bereid te zijn om te helpen met het
vangen van mosselen.
Drijvende tuinen
De aanschaf en het beheer van de drijvende tuinen valt geheel onder eigen verantwoordelijkheid van
de bewoners. Hierbij kunnen ze kiezen of ze de tuinen willen aanschaffen via een leverancier of dat
ze de tuinen zelf willen maken (dit laatste kan bijdragen aan een verhoogd gevoel van betrokkenheid
van de bewoners voor de gracht).
Pomp of fontein
Voor de mosselen is een kleine pomp of fontein vereist, waarvoor de bewoners tijdens de
scenariokeuze sessie aangaf verantwoordelijk te willen zijn voor de aanschaf. Het beheer van deze
pomp valt onder de verantwoordelijkheid van het Stadsdeel. Het Stadsdeel is ook verantwoordelijk
voor de aanleg van een stroomvoorziening.
Waterplanten
De koepelvereniging heeft aangegeven dat deze mogelijk 25 tot 100 procent van de kosten voor
waterplanten wil financieren. Daarom worden zij hiervoor verantwoordelijk. De gemeente heeft
aangegeven hierbij financieel te willen helpen. De gemeente zal ook verantwoordelijk zijn voor het
beheer van de waterplanten, waarbij zij geholpen kunnen worden door de bewoners.
42
Overige bijdragen
Sommige bewoners zijn bereid om enkele dagen per jaar te helpen bij het verwijderen van het riet.
Ook dit zal in samenwerking moeten gaan met de gemeente die hier verantwoordelijk voor is.
6.2
Stadsdeel West
Stadsdeel West heeft er belang bij dat de gracht in goede staat verkeert. Dit zorgt ervoor dat ze in de
toekomst weinig onderhoudskosten hebben en dat het GWL-terrein een goed onderhouden
uitstraling heeft en kan dienen als voorbeeld wijk. Er wordt hier geen onderscheid gemaakt tussen de
betrokken partijen uit Stadsdeel West.
Rietonderhoud
Stadsdeel West is verantwoordelijk voor het maaien van het riet. Overleg met de bewoners van het
GWL-terrein is hier wel bij noodzakelijk omdat zij hebben aangegeven om bijvoorbeeld jaarlijks een
rietweekend te houden waarbij overmatig riet wordt verwijderd. Ook de eigenaresse van CaféRestaurant Amsterdam heeft aangegeven te willen helpen bij het maaien van het riet.
Pomp of fontein
Voor de pomp of fontein die aangelegd gaat worden in de Waterleliegracht dient een
stroomvoorziening gemaakt te worden. Een aansluiting op het openbaar stroomnet van Liander is
mogelijk en valt onder de verantwoordelijkheid van het Stadsdeel. Daarnaast is de gemeente
verantwoordelijk voor het beheer van de pomp of fontein.
Waterplanten
De gemeente zal verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de waterplanten. Ze kunnen hierbij
wel geholpen worden door de bewoners. Tijdens de scenariokeuzesessie is aangegeven dat de
gemeente mogelijk wil bijdragen aan de aanschaf.
6.3
Café-Restaurant Amsterdam
Café-Restaurant Amsterdam is niet verantwoordelijk voor de Waterleliegracht, echter heeft het wel
belang bij de aantrekkelijkheid van de gracht. Om daar in bij te dragen heeft de eigenaresse, Milène
Hoving, aangegeven een eventuele bijdrage te leveren aan de drijvende tuinen of voor een pomp.
Bovendien heeft ze aangegeven te dat ze wil helpen bij het maaien van het riet.
6.4
Waternet
Waternet heeft zelf geen belang bij de Waterleliegracht, maar is uitvoerder in opdracht van de
afdeling Beheer Openbare Ruimte.
Zandafvang
Waternet heeft aangegeven mogelijk de aanleg van een zandafvang te organiseren en te beheren.
Ook de monitoring van het effect van een zandafvang valt onder het beheer.
Ophogen overstort
Waternet is verantwoordelijk voor het ophogen van de overstort en de kosten hiervan. Nadat de
overstort is verhoogd dient Waternet de werking van de overstort te controleren.
43
Tabel 6: Overzicht verantwoordelijkheden betrokken partijen.
KoepelStadsdeel
vereniging
Rietonderhoud Verantwoordelijk
Bijdrage
DriehoeksVerantwoordelijk
mosselen
Bijdrage
Pomp
Verantwoordelijk
Drijvende
tuinen
Waterplanten
Bijdrage
Verantwoordelijk
Bijdrage
Verantwoordelijk
Bijdrage
Zandafvang
Verantwoordelijk
Verhogen
overstort
Verantwoordelijk
Beheer
Beheer
Aanschaf
Beheer
Aanschaf
Aanschaf
Beheer
Aanschaf
Aanschaf
Beheer
Aanschaf
Aanschaf
Beheer
Aanschaf
Beheer
Aanschaf
Beheer
Aanschaf
Beheer
CaféWaternet
Restaurant
Amsterdam
x
x
x
x
x
x
x
Stroomvoorziening
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
44
Tabel 7: Tijdlijn voor de maatregelen die op korte termijn genomen gaan worden.
Korte termijn
maatregelen:
Zomer 2014
Rietonderhoud
Najaar 2014
Winter
2015
Middenstuk riet
met wortel en al
verwijderen
Voorjaar 2015
Zomer 2015
Najaar 2015
Nov.
2015
Begin juni: Met
de hand maaien
van
het
middenstuk riet
Riet wat nog
over is in het
middenstuk met
wortel en al
verwijderen
BOR maait riet
aan één kant
van
de
Waterleliegracht
BOR maait riet
aan één kant
van
de
Waterleliegracht
B
A
Driehoeksmosselen
Pomp of fontein
April tot juli:
volwassen
mosselen
uitzetten in de
Waterleliegracht
óf
april
tot
augustus:
mosselkuit
uitzetten in de
Waterleliegracht
Controle
mosselpolulatie
en schoonmaak
aanen
afvoerpijpen van
de
Waterleliegracht
G
G
E
R
E
N
BOR:
aanleg
pomp/fontein
BOR:
Onderhoudscheck
pomp/fontein
Drijvende tuinen
April:
aanleg
drijvende tuinen
Snoeien nieuwe
scheuten op het
wilgeneiland en
verwijderen
dode
plantenresten
Waterlelies
Maart: planten
Waterlelies
Indien
nodig
woekerende
waterlelies
verwijderen
Oeverplanten
Maart: planten
oeverplanten
Zandafvang
Testfase
Testfase
Testfase
= Koepelvereniging
= Waternet
= Gemeente Amsterdam
45
Bronnenlijst
Ackerman, J.D. (1999). Effect of velocity on the filter feeding of driessendi mussels (Driessena
polymera and Driessena bugensis): Implications for the trophic dynamics. Can. J. Fish. Aquat. Sci. 56:
1551-1561.
Aqua
Nederland
(2012).
Zandfiltratie.
Geraadpleegd
op
11
juni
http://www.aquanederland.nl/Afvalwaterportal/Zuiveringstechnieken/Zandfiltratie.
2014,
via
Aquaonline (2014). AQUAFORTE ULTRAFLEECE 600 PG. Geraadpleegd op 10 juni 2014, via
http://www.aquaonline.nl/vijverfilter/aquaforte-ultrafleece/aquaforte-ultrafleece-600-pg-28m3uur.html.
Aquastyle (2014). Aqua Air 250 Oase. Geraadpleegd op 6 juni 2014, via
http://www.aquastyle.nl/vijver-fontein-webshop/drijvende-beluchters-/54-aqua-air-250-oase.html.
Arts, S., Bocxe, K., Kerke, S. van der, Kuipers, L., Vermeer, L., Watteyn, C. & Wiersma, A. (2014). De
Waterleliegracht, Een adviesrapport naar een schone en aantrekkelijke Waterleliegracht in hartje
Amsterdam.
Beijer, J.A.J. (2014). Persoonlijke communicatie. Aquatisch Ecoloog Leerstoelgroep Aquatische
ecologie en waterkwaliteitsbeheer Wageningen Universiteit, 10 juni 2014.
Berns, J. & J. Bruinenberg (2002). Meer dan schoon: handboek ruimtelijke helofytenfilters. Onderzoek
Ruimtelijke Inrichting Helofytenfilters, in opdracht van Arcadis. Geraadpleegd op 10 juni 2014, via
http://edepot.wur.nl/136854.
Blom, C., Groshart, C., Kuipers, F., Wessels, Y. & Haye, M. de la, (2011). Scoren met
natuurvriendelijke oevers in sloten en kanalen. Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden.
Bol.com b.v. (2014). Curver style opbergmandje met deksel, 9200000002756324. Geraadpleegd op 6
juni
2014,
via:
http://www.bol.com/nl/p/curver-style-opbergmandje-met-deksel-santraciet/9200000002756324/.
Boyd, C.E. (1998). Pond water aeration systems. Aquacultural Engineering, 18, 9-40.
B-pex (2012-2013). Meer over vijverplanten, Uniek in Vijvers. Geraadpleegd op 20 juni 2014, via:
http://www.uniek-in-vijvers.com/vijver-planten.html.
Buck, A. de, Bols, F. van der & Wijk, T. van (2010). Zuiverend riet in sloten, veelbelovende aanpak
voor betere waterkwaliteit. Helofyten projectfolder.
Buedts, E. (2014). De kenmerken van waterlelies, Geraadpleegd op 20 juni 2014, via:
http://www.tuinadvies.nl/vijver_waterplanten_nut.htm.
Daunys, D., Zeblys, P., Olenin, S., Zaiko, A. & Ferrarin, C. (2014). 20060 Impact of zebra mussel
Dreissena polymorpha invasion on the budget of suspended material in a shallow lagoon ecoystem.
Helgoland Marine Research 60 (2), 113-120.
Dien, F. van (s.d.). Helofytenfilters. Geraadpleegd op 4 juni 2014, via http://www.ecofyt.nl.
Dijkman, J.H. (2014). Persoonlijke communicatie Baggerofferte. 15 mei 2014.
Dijkstra, K. (2014). Wilde planten in Nederland en België. Geraadpleegd op 4 juni 2014, via
46
http://wilde-planten.nl/index.html.
Dino
(2014). AQUA AIR 250
LM. Geraadpleegd
http://www.dinodierensuper.nl/aqua-air-250-lm.html.
op
11
juni
2014,
via
Dols, A., Al, I., Kaaij, S. van der, Kole, M., Omon, B. & Keuzenkamp, E. (2013). De herontdekking van
de Waterleliegracht.
Domm, S., McCauley, R.W., Kott E. & Ackerman, J.D. (1993). Physiological and taxonomic separation
of two dreissenid mussels in the Laurentian Great Lakes. Can. J. Fish. Aquat, 50,2294-2297.
Duijvenboden, A. van (2011). Natuurvriendelijke oevers. Geraadpleegd op 14 juni 2014, via
http://dnatuur.blogspot.nl/2011/08/natuurvriendelijke-oevers.html.
Dutch Water Tech (2014). Quaggamossel of driehoeksmossel 15 stuk. Geraadpleegd op 6 juni 2014,
via http://www.dutchwatertech.nl/shop/nl/zoetwatermossel/84-quaggamossel.html.
Energieprijzen vergelijken (2014). Energieprijzen vergelijken. Geraadpleegd op 6 juni 2014, via
http://www.energieprijzenvergelijken.com/energie/resultaat-v2new?actioncode=28_baa&consES=5694&ct=2&et=1&hn=6&mt=1&mvt=28_baa&pc=1051PA&pt=2&
sct=1&suppID=1062.
Evenhuis, A. et al. (2013). Opvang en hergebruik drainwater. Oplossingsrichtingen vanuit onderzoek.
Powerpoint
presentatie.
Geraadpleegd
op
11
juni
2014,
via
http://www.teeltdegronduit.nl/upload_mm/a/5/2/e0bcadb4-f9e5-4ec8-ab1e2a8cab9e6b36_Bert%2027-3-2013.pdf.
Francis-Floyd, R. (1992). Dissolved oxygen for fish production. University of Florida, IFAS Extension.
Frost, T.M., Reiswig, H.M. & Ricciardi, A. (1991). Porifera. Ecology and Classification of North
American Freshwater Invertebrates. Academic Press, New York, 95-124.
Gamma (2014). OK verlengsnoer 3x1mm 10m zwart. Bouwmarkt. Geraadpleegd op 10 juni 2014, via
https://www.gamma.nl/assortiment/elektra/verlengmaterialen/verlengsnoerenstekkerdozen/c/elektra_verlengmaterialen_verlengsnoeren-en-stekkerdozen.
Groenblauwe netwerken (s.d.). Belucht verticaal helofytenfilter. AtelierGroenblauw. Geraadpleegd
op 11 juni 2014, via http://www.groenblauwenetwerken.com/measures/aerated-vertical-helophytefilters/.
Groenewold, S. & Dankers, N. (2002). Ecoslib, de ecologische rol van slib. Alterra-Texel.
GWL [a] (s.d.). Overzichtsboekje. Geraadpleegd op 21 mei 2014, via http://www.gwlterrein.nl/files/artikelen/originele%20gwl-boekje.pdf.
GWL [b] (2014). Milieu en duurzaamheid. Geraadpleegd op 21 mei 2014, via http://www.gwlterrein.nl/?milieu_duurzaamheid.
Haverkort, L. (2014). Persoonlijke communicatie. Contactpersoon privévijverbedrijf Wildkamp BV.
05-05-14.
Haye, M.A.A. de la, Verduin, E.C., Everaert, G., Goethals, P., Pauwels, I. & Blom, C. (2011). Scoren met
natuurvriendelijke oevers, oevers langs regionale M-typen wateren. Grontmij: 275711 GM-
47
1032497/MDH.
Helder-Feijen, A. (2009). Beheer- en onderhoudsplan helofytenfilter Hoogeveen. Geraadpleegd op 5
juni 2014, via http://edepot.wur.nl/158031.
Everdingen, N. van (2012). Eindrapportage ‘Boeren als Waterbeheerders’ tbv Innovatieprogramma
‘KRW’. Rapport (20p) Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, Amsterdam.
http://www.kennismoetstromen.nl/images/krw08081-eindverslag_agentschapnl_baw.pdf.
Hoogheemraadschap van Delfland (2013). Werkdocument beheerplan natuurvriendelijke oevers.
Kijkduin: 29 mei 2013.
Hopman, M. (2014). Persoonlijke communicatie. Oud-bestuur van GWL-Koepelvereninging,
Begeleidingscommissie Wetenschapswinkel Wageningen. Amsterdam: 26 mei 2014.
Hopman, M. (2014). Persoonlijke communicatie. Oud-bestuur van GWL-Koepelvereninging,
Begeleidingscommissie Wetenschapswinkel Wageningen. 27 mei 2014.
Hoving, M. (2014). Persoonlijke communicatie. Eigenaresse Café-Restaurant Amsterdam.
Amsterdam: 26 mei 2014.
Kilian water (2014). Horizontaal doorstroomde helofytenfilters en vloeivelden. Geraadpleegd op 4
juni
2014,
via
http://www.kilianwater.nl/nl/helofytenfilters/horizontaal-doorstroomdehelofytenfilters-en-vloeivelden.html.
Koop, L. (2014). Persoonlijke communicatie. Contactpersoon Aquastyle BV. 4 juni 2014.
Koppers, B. [a] (2014). Persoonlijke communicatie emailcorrespondentie. Hoofd afdeling Beheer
Openbare Ruimte Stadsdeel West. 10 juni 2014.
Koppers, B. [b] (2014). Persoonlijke communicatie Scenariokeuze sessie GWL-terrein. Hoofd afdeling
Beheer Openbare Ruimte Stadsdeel West. Amsterdam: 17 juni 2014.
Lamiot, F. (2006). Moule zébrée, espèce invasive d'eau douce, ici photographiées dans la deule
canalisée à Lambersart, près de Lille. Geraadpleegd op 20 juni 2014, via
http://nl.wikipedia.org/wiki/Driehoeksmossel#mediaviewer/Bestand:Moule_z%C3%A9br%C3%A9e_
Lambersart.jpg.
Leeuw, R. de (2014). Kijken in
http://kijkenindenatuur.nl/index.html.
de
natuur.
Geraadpleegd
op
23
juni
2014,
via
Lengkeek, W. (2014). Eerste kwekerij voor zoetwatermosselen blijkt succesvol. Geraadpleegd op 5
juni 2014, via http://www.buwa.nl/kweek-zoetwatermossel-succes.html.
Lerk, C.F. (1965). Enkele aspecten van de ontijzering van grondwater. PhD dissertation, Technical
University Delft, The Netherlands.
Maarsseveen, R. van (1997). Overzichtsboekje GWL-terrein. Amsterdam: (20p) Stichting ECOplan.
Mackie, G.L. & Wright, C.A. (1994). Ability of mussel, Dreissena polymorpha, to biodeposit and
remove phosphorus and BOD from diluted activated sewage-sludge. Water research 28 (5).
McLaughlan, C. & Aldridge, D.C. (2013). Cultivation of zebra mussels (Dreissena polymorpha) within
their invaded range to improve water quality in reservoirs. Water Research, 47 , 4357-4369.
NIBE Consulting bv, (2001). Evaluatie GWL-terrein. Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en
48
Ecologie: 611.01.11.141/rl.
Noordhuis, R. & Reeders, H.H. (1992). Oorzaken van het ontbreken van de Driehoeksmossel
Driessena polymorpha in de Veluwerandmeren. Riza - Rijksinstituut voor integraal zoetwaterbeheer
en afvalwaterbehandeling, NOTA: 92.020.
Nootenboom B.V. (2014). Persoonlijke communicatie. Werktuigbouwkundige. 16 juni 2014.
opMAAT (s.d.). Erasmusgracht Amsterdam. Geraadpleegd
http://www.opmaat.info/projecten/erasmusgracht-amsterdam.
op
Pos, D. (2014). Persoonlijke communicatie. Oud-bestuur van
Begeleidingscommissie Wetenschapswinkel. Wageningen: 26 mei 2014.
11
juni
2014,
via
GWL-Koepelvereninging,
Reeders, H.H. (1989). Driehoeksmossel en actief biologisch beheer. In situ metingen van de filtratiesnelheid in het Wolderwijk, DBW/RIZA nota 89.030. pp 11, 17.
Schie, M. van (2011). Riet verwijderen. Geraadpleegd
http://www.wikinatuurbeheer.nl/riet-verwijderen.ashx.
op
19
juni
2014,
via
Schonevijver (s.d.). Vijverplanten – Waterplanten. Geraadpleegd op 23 juni 2014, via
http://www.schonevijver.nl/contents/nl/d5_vijverplanten-waterplanten-online-bestellen.html.
Schonevijver.nl (2014), Berekening capaciteit vijverpomp . Geraadpleegd op 11 juni 2014, via
http://www.schonevijver.nl/contents/nl/d137_vijverpomp-capaciteit.html.
Sibo b.v. (2014). Persoonlijke communicatie Vijverspecialist. 10 juni 2014.
Smit, H., Vaate, A. bij de, Reeders, H.H., Nes, E.H. van & Noordhuis, R. (1993). Colonisation, ecology
and positive aspects of zebra mussels (Dreissena polymorpha) in the Netherlands. In: Nalepa, T.F.,
Schloesser, D.W. (Eds.), Zebra Mussels: Biology, Impacts, and Control (pp.55-77). Lewis Publishers,
Ann Arbor, Michigan.
Sol, J. (2014). Persoonlijke communicatie. Wageningen: 19 mei 2014.
Sollie, S., Brouwer, E. & Kwaadsteniet, P. de (2011). Handreiking Natuurvriendelijke Oevers; een
standplaatsbenadering.
STOWA
2011-19,
via
http://www.stowa.nl/bibliotheek/publicaties/Handreiking_
Natuurvriendelijke_Oevers__Een_standplaatsbenadering.
Sour, L. (2012). Uitwerking Dierenwelzijnsbeleid. Stadsdeel West.
Sour, L. (2014). Persoonlijke communicatie Interactieve scenariokeuzesessie. Amsterdam: 17 juni
2014.
Spaan, K. (2014). Persoonlijke communicatie. Senior Planadviseur Waternet, Begeleidingscommissie
Wetenschapswinkel Wageningen. 23 juni 2014.
Stottmeister, U., Wießner, A., Kuschk, P., Kappelmeyer, U., Kästner, M., Bederski, O., Müller, R.A. &
Moormann, H. (2003). Effects of plants and microorganisms in constructed wetlands for wastewater
treatment. Biotechnology Advances, 22, 93-117.
STOWA (2001). Zuiveringsmoerassen voor verontreinigd licht water. Geraadpleegd op 6 juni 2014,
via http://edepot.wur.nl/137739.
49
STOWA (2007). Zuiverende voorzieningen regenwater. STOWA 2007-20 (Utrecht), ISBN978.90.5773.369.7.
Tijskens, G. (2010). Kikkers en Waterlelies. Geraadpleegd op 20 juni 2014, via http://in-closeup.blogspot.nl/2010/05/kikkers-en-waterlelies.html.
Tuinplant
(2012-2014).
Waterplanten.
Geraadpleegd
http://www.tuinplant.nl/planten/waterplanten.
op
23
juni
2014,
via
Vaate, A. bij de (2008). Ecologisch vergelijk tussen de driehoeksmossel (Driessena polymorpha) en de
quaggamossel (Driessena rostiformis bugensis): een literatuurstudie. Waterfauna Hydrobiologisch
Adviesbureau, Lelystad, rapportnummer 2008/02.
Vanderploeg, H. A., Johengen, T.H. & Liebig, J. R. (2009). Feedback between zebra mussel selective
feeding and algal composition affects mussel condition: did the regime changer pay a price for its
success? Freshwater Biology, 54: 47-63.
Vijver-expert (2014). UBBINK ELIMAX 9000. Geraadpleegd op 11 juni 2014, via http://www.vijverexpert.nl/ubbink-elimax-9000.
Vijverexpress.nl (2014). Aqua Air 250
http://www.vijverexpress.nl/aqua-air-250-lm.
Vijverhulp
(2014).
Vijverpompen.
http://www.vijverhulp.nl/filtersvh.htm.
LM.
Geraadpleegd
Geraadpleegd
op
op
11
10
juni
juni
2014,
2014,
via
via
Vossen, J. van & Verhagen, D. (2009). Handreiking natuurvriendelijke oevers. Amersfoort: STOWA.
Rapport
2009-37
(76p).
Via
http://www.stowa.nl/bibliotheek/publicaties/Handreiking_natuurvriendelijke_oevers
Vree, J. de (2014). Floatland, drijvend eilandje. Geraadpleegd op 20 juni 2014, via
http://www.joostdevree.nl/shtmls/floatland.shtml.
Vries, E. de (2011). Riet verwijderen. Geraadpleegd
http://www.wikinatuurbeheer.nl/riet-verwijderen.ashx.
op
19
juni
2014,
via
VROM / Kiwa (1998). Handleiding helofytenfilters voor IBA-systemen. Geraadpleegd op 6 juni 2014,
via http://ibahelpdesk.nl/images/file/scanhandleidingIBA.pdf.
Vymazal, J., Greenway, M., Tonderski, K., Brix, H., & Mander, U. (2006). Constructed wetlands for
wastewater treatment. In: J.T.A. Verhoeven, B. Beltman, R. Bobbink & D.F. Whigham (editors),
Wetlands as a Natural Resource, Vol 1 (pp. 69-96). Wetlands and natural resource management.
Springer Verlag.
Waarneming.nl [a] (2014). Driehoeksmossel - Dreissena polymorpha, 18788. Geraadpleegd op 6 juni
2014, via http://waarneming.nl/soort/stats/18788.
Waarneming.nl [b] (2014). Quaggamossel - Dreissena bugensis, 27111. Geraadpleegd op 6 juni 2014,
via http://waarneming.nl/soort/stats/27111.
Waarneming.nl [c] (2014). Zoetwaterspons – Spongilla lucustris, 26413. Geraadpleegd op 6 juni
2014, via http://waarneming.nl/soort/stats/26413.
50
Water in zicht (2014). Helofytenfilter Erasmusgracht Amsterdam. Geraadpleegd op 4 juni 2014, via
http://www.water-in-zicht.nl/projecten/helofytenfilter-erasmusgracht-amsterdam.
Waterschap Brabantse Delta (2014). Case study in Lenievijver, Breda. Geraadpleegd op 5 juni 2014,
via http://www.brabantsedelta.nl/werkinuitvoering/breda/projecten_breda/breda_-_vijver.
Waterschap Zuiderzeeland (2014). Baggeren. Geraadpleegd op 25
http://www.zuiderzeeland.nl/werkzaamheden/werk-in-uitvoering/baggeren/.
juni
2014,
via
Wiersma, A. (2014). Persoonlijke communicatie. Groepslid eerder consultancy team in de
Waterleliegracht, Master student Wageningen Universiteit. 10 juni 2014.
Wieten, M. (2004). Zuiveren met helofyten in Amsterdam. Neerslag 2004-6. Geraadpleegd op 6 juni
2014, via http://www.neerslag-magazine.nl.ezproxy.library.wur.nl/magazine/artikel/420/.
Wijk, K. van, Verhoeven, J., Broek, R. van den, Wilms, J. & Evenhuis, B. (2013). Teelt de grond uit
aardbei, eindrapport 2009-2013. Geraadpleegd op 11 juni 2014, via http://edepot.wur.nl/294265.
Wildkamp (2014). Calpeda® vuilwaterpomp, A 65-150 BE, 400V. Geraadpleegd op 24 juni 2014, via
http://www.wildkamp.nl/Calpeda-vuilwaterpomp-A-65-150-BE-400V_pr_790814.
Wolfshaar, K.E. van de & Haasnoot, M. (2006). Deltares memo; Driehoeksmossel – Dreissena,
Polymorpha.
Geraadpleegd
op
19
juni
2014,
via
https://public.deltares.nl/display/HBTDB/Driehoeksmossel+-+Dreissena+polymorpha.
Xead, R. (2013). Vijvers in de tuin. Geraadpleegd op 23 juni
http://plazilla.com/page/4295020753/vijverplanten-de-gele-lis-of-irispseudacorus?utm_source=plazilla&utm_medium=sidebar&utm_campaign=plazilla.
2014,
via
51
Bijlage
A. Plattegrond GWL-terrein
52
Figuur 21: Plattegrond GWL-terrein (GWL-terrein, 2014)
B. Onderzoeksproces
Initieel is er gekozen voor een structuur waarbij vier sessies zouden worden gehouden. Buiten de
aangegeven sessies: 1) Verkenning van het gebied en afbakening van het onderzoek, 2) Technische
kennis vertalen naar door de koepelvereniging ondersteunde scenario’s en 3) Terugkoppeling naar
de bewoners. Zou er een voorafgaande sessie zijn waarin de visie van de bewoners zou worden
opgesteld. Tijdens de eerste meeting werd echter duidelijk dat het bestuur van de koepelvereniging
deze stap wilde overslaan.
Kennismaking Begeleidingscommissie (26-05-2014)
De eerste bijeenkomst was op 26 mei in het buurtbeheerdershuisje op het GWL-terrein. Het doel van
deze bijeenkomst was om ons doel van de opdracht aan de koepelvereniging te presenteren en te
controleren of zij ook deze verwachting van ons hadden. Daarnaast waren er nog enkele
onduidelijkheden rondom wie welke rol vervult in dit project. Er waren verschillende meningen over
het doel van het project. Uiteindelijk is uit deze meeting naar voren gekomen dat we een concreet
actieplan opstellen dat gedragen wordt door de koepelvereniging, stadsdeel en de bewoners.
Belangrijk hierbij is dat er betrokkenheid van bewoners bij de gracht wordt aangewakkerd. Hiervoor
gaan we verschillende scenario’s voor de lange termijn uitwerken die gebaseerd zijn op de informatie
uit de vorige rapporten. Voor de korte termijn zullen we een aantal opties uit vorige rapporten
onderzoeken, maar dit zal meer gericht zijn op experimenten omdat er over 2 jaar gebaggerd gaat
worden. De verwachting is dat het baggeren het hele systeem van de Waterleliegracht reset, wat
resulteert in de oorspronkelijke staat van de gracht zoals 17 jaar geleden bij de aanleg. Tijdens deze
bijeenkomst hebben we afgesproken dat we aan de hand van de bewoners enquête zouden peilen of
de gemaakte opties voor de gracht draagkracht bij de bewoners zouden hebben.
In dit stadium van het onderzoek hebben we een vertaalslag gemaakt van de technische informatie
en genoemde problemen van de vorige onderzoeksverslagen naar concrete stappen waarin de
Waterleliegracht weer binnen de visie valt die is opgestuurd door de koepelvereniging (bijlage D. Het
oorspronkelijke ontwerp van de Waterleliegracht). Om de gevonden opties te toetsen naar het
draagvlak onder de bewoners, hebben we een bewoners enquête via de nieuwsbrief van het GWL
laten verspreiden (bijlage E. Bewonersenquête). We hebben voor deze communicatievorm gekozen
omdat het gezien de tijdsspanne van het onderzoek, een effectieve manier is om via een bestaand en
digitaal netwerk (i.e. de nieuwsbrief) te communiceren.
Op 3 juni 2014 is een bewonersenquête opgesteld en verstuurd via de nieuwsbrief van het GWL De
resultaten van de bewonersenquête zijn vervolgens op 16 juni 2014 in ontvangst genomen en
meegenomen in de uitwerking van drie scenario’s. Van de 601 huishoudens in het GWL wordt de
nieuwsbrief naar 486 adressen gestuurd. In totaal hebben wij 51 reacties gehad op de enquête. De
resultaten van deze enquête hebben we gebruikt om mogelijke opties voor de gracht uit te sluiten of
bij te werken. Omdat vooral de lange termijnvisie belangrijk bleek te zijn, hebben we de opties
gegroepeerd in drie karakteriserende lange termijn scenario’s. Hieraan verbonden stonden drie korte
termijn scenario’s. Zoals aangegeven dienden deze vooral ter ondersteuning van de lange termijn
scenario’s, en ter experimenteren van verschillende opties. Deze zes scenario’s zijn gepresenteerd in
een interactieve scenariokeuzesessie met verschillende stakeholders.
53
Interactieve scenariokeuzesessie (17-06-2014)
Aanwezig:
-
Stadsdeel West
Koepelvereniging
Bewoners
Café-restaurant A’dam
Wetenschapswinkel
Waternet
(4 personen)
(2 personen)
(2 personen)
(1 persoon)
(1 persoon)
(1 persoon)
De interactieve scenariokeuzesessie op 17 juni had als doel om tot één van de drie scenario’s
te komen en duidelijkheid te krijgen over het beheer van dat scenario. Dit werd gedaan door
de drie scenario’s te presenteren aan Stadsdeel, de bewonersvereniging, Waternet, CaféRestaurant Amsterdam en de Wetenschapswinkel, hierdoor waren de wensen, het geld en de
expertise bij elkaar gebracht. Via een aantal interactieve rondes zou besloten moeten worden
welk scenario het meest geschikt is voor de Waterleliegracht.
Voor de korte termijn zijn er een aantal opties naar voren gekomen die geschikt zijn of waar
nog onderzoek naar gedaan moet worden. Echter, op de lange termijn is men niet tot één
scenario gekomen. Redenen hiervoor waren dat een lange termijn scenario afhankelijk is van
de resultaten op korte termijn, het budget en onzekerheid over wat er in de toekomst gewenst
is. Hierdoor was het lastig om het beheer voor zowel korte als lange termijn vast te stellen.
Desondanks hebben de aanwezige belanghebbenden wel aangegeven in hoeverre zij
verantwoordelijk willen zijn voor het beheer of de kosten van eventuele opties voor de
Waterleliegracht. Uiteindelijk zijn met de aanwezigen punten voor zowel korte als lange
termijn opgesteld, die uitgewerkt worden in dit adviesrapport. De opties die door de
interactieve scenariokeuze zijn afgevallen, zijn te vinden in bijlage H. Opties die zijn afgewezen)
waarin ook uitgelegd wordt waarom deze opties niet meer gebruikt worden voor de
Waterleliegracht.
De uitkomst van deze sessie heeft geleid tot een verschuiving van focus van de lange naar de
korte termijn. Dit komt door een belangrijkere rol voor het op korte termijn gefaseerd
implementeren van verschillende opties en het gebruiken van de korte termijn als testfase
voor de lange termijn. Door eerst onderzoek te doen naar het resultaat van de verschillende
mogelijkheden die als eerst geïmplementeerd worden, kan er worden bepaald of er nog extra
maatregelen nodig zijn. Aan het rapport kunnen lange termijn scenario’s worden toegevoegd
om een impressies te geven van de toekomstige Waterleliegracht, maar dit heeft geen
prioriteit meer.
Verder is uit de sessie gekomen dat het baggeren niet tot een nieuw nulpunt van de gracht
leidt. Doordat het bagger met een slang uit de gracht wordt gezogen, blijft het riet staan. Dit
betekent dat sommige elementen uit de lange termijn scenario’s niet direct na het baggeren
zouden kunnen worden geïmplementeerd of niet tot de gewenste positieve effecten op de
gracht gaan leiden. De notulen van de scenariokeuzesessie zijn te vinden in bijlage G.
Interactieve scenariokeuzesessie).
Na de scenariokeuzesessie was er nog een week om een bewonerspresentatie te geven en een
adviesrapport te schrijven. We hebben ervoor gekozen om hier vooral op de korte termijn te richten.
54
De lange termijn werd, zoals dit uit de vorige sessie naar voren kwam, alleen een impressie van een
mogelijke toekomst. Om zoveel mogelijk bewoners te bereiken zijn de bewoners via de digitale
nieuwsbrief geïnformeerd en zijn er posters in de wijk opgehangen die de presentatie aankondigden.
Bewonerspresentatie (21-06-2014)
Na de interactieve scenariokeuzesessie, waarin bepaalde besluiten rondom beheer en
implementatie van opties zijn genomen, werd dit gepresenteerd aan de bewoners van het
GWL-terrein op zaterdag 21-06-2014. Het doel van deze presentatie was om de bewoners
enthousiast te maken voor het uitvoeren van taken rondom de implementatie van de
verschillende maatregelen en het beheer hiervan. Door een presentatie te geven met de
opties die wij bedacht hebben voor de Waterleliegracht werd er inzicht gegeven aan de
bewoners over wat wanneer en waarom moet gebeuren. Bijvoorbeeld het verzamelen van
mosselen in het IJsselmeer werd met veel enthousiasme ontvangen, de bewoners willen dit
graag en zo snel mogelijk gaan doen. De opties die wij hebben voorgedragen aan de bewoners
zijn niet moeilijk te implementeren, maar vragen wel de nodige betrokkenheid van de
bewoners. Afgaande op de reacties van het publiek bij de presentatie zijn de mensen zeer
enthousiast en willen ze graag meehelpen om de toestand van de Waterleliegracht te
verbeteren. Wat wel belangrijk is om op te merken is dat er zeven bewoners aanwezig waren.
Hoewel zij allemaal enthousiast leken, hopen we dus dat ze naar aanleiding van onze
presentatie meer bewoners kunnen enthousiasmeren.
De laatste kleine week werd gebruikt om het adviesrapport te schrijven. In het adviesrapport zijn de
verschillende opties die ontwikkeld zijn tot in detail uitgewerkt. Daarnaast is er een beheerplan aan
gekoppeld, dat ervoor moet zorgen dat de gracht in de toekomst op een verantwoorde manier wordt
beheerd en dit zodoende leidt tot een gezond en biodivers ecosysteem in de Waterleliegracht.
55
C. Kennismaking begeleidingscommissie 26-05-2014
Beheerdershuisje Waterkersweg 316 Amsterdam
Aanwezig:
Martin Hopman
Diego Pos
Kasper Spaan
Jifke Sol
Koepelvereniging
Koepelvereniging
Waternet
Wetenschapswinkel Wageningen
Afwezig:
Petrina Groesbeek
Afdeling Wijken Stadsdeel West (Buurtcoördinator)
Inleiding
De bijeenkomst begon met een korte voorstelronde van de verschillende aanwezigen en een korte
samenvatting van het doel van dit project. Hieruit kwam naar voren dat Martin en Diego, die de
bewonersvereniging vertegenwoordigen, op zoek zijn naar een concreet actieplan wat zowel het
korte als lange termijn overkoepelt. Uit de vorige technische onderzoeken is nog geen concreet
besluit gekomen, en het is de taak van ons om samen met de Deelraad, Waternet en GWL een plan
op te stellen (Jifke). Wij presenteren ons actieplan al volgt: we willen met deze sessie ideeën opdoen
om zo een aantal scenario’s uit te gaan werken. Hieruit wordt door middel van een interactief
keuzemoment een eindscenario gekozen dat we gaan uitwerken. Het doel is om een plan met veel
draagvlak en een gezamenlijke visie te bereiken.
De sessie wordt vervolgd door een aantal vragen vanuit het consultancyteam en discussies die
daaruit voort vloeien. Deze onderwerpen worden hieronder samengevat.
Doel van het project
Rondom het doel van het project ontstond veel discussie aangezien de aanwezigen er een
verschillende kijk op hadden. Volgens Jifke werken we naar een plan dat gedragen wordt door de
koepelvereniging, stadsdeel en de bewoners. Om hier naar toe te werken, is het belangrijk om een
groep bij elkaar te zetten om zo naar een stip op de horizon te werken. Een deel van het eindproduct
is dan ook het faciliteren van deze sessies. Op deze manier wordt er tot een besluit gekomen, wat
uitgewerkt wordt in een plan (Jifke).
Volgens Kasper Spaan is het de bedoeling om tot een concrete opdracht richting de afwerking te
komen. Op basis van de eerdere onderzoeken kan er naar een onderhoudsplan gezocht worden. De
kennis en oplossingen staan al in de vorige rapporten, maar de vraag is nog hoe dit te implementeren
is. Denk na over een onderhoudsplan, en zet deze stappen ook in de tijd. Volgens Kasper is het niet
de bedoeling om nog te divergeren, maar juist de aanwezige kennis te bundelen tot een concrete
opdracht.
Volgens Martin moet er niet teveel tijd gestoken worden in algemene informatie. Dit is al bekend bij
de koepelvereniging en is in de vorige projecten onderzocht. Het proces loopt namelijk langer dan
ons ACT-project en er moet nu iets gebeuren. Er zijn al verschillende mogelijkheden voor de gracht
opgesteld: fontein, riet in bakken, verschillende ondiepe bakken, ecosysteem reinigt zichzelf, helder
water door de jaren heen, etc. De variatie is niet belangrijk, ze zijn nu op zoek naar een intelligente
oplossing. Hierbij is het belangrijk om ook te kijken naar wie wat gaat betalen en beheren. Het
toekomstbeeld is duidelijk. Het gaat hierbij ook nadrukkelijk om de beheeropties.
Zelfbeheer is hoogstens een paar dagen per jaar. Hierbij is het handig om logische afspraken te
maken, bijvoorbeeld: bewoners gaan riet snijden (1 keer per jaar); het stadsdeel doet 1 keer per 5
56
jaar een kleine sanering en zal 1 keer in de 20 jaar baggeren. Zo is het duidelijk wie waar
verantwoordelijk voor is en kun je elkaar daarop aanspreken.
De beslissingen over het budget worden gemaakt door de beheerafdeling intern. Stadsdeel is
verantwoordelijk voor het baggeren en zet het op de begroting. Er kan vanuit worden gegaan dat er
over ongeveer twee jaar gebaggerd wordt. Hierdoor is er een splitsing in korte en lange termijn. Op
korte termijn moet gekeken worden hoe de gracht zo aantrekkelijk mogelijk kan worden gemaakt.
Dus goedkope oplossingen die zo snel mogelijk rendement opleveren. Hierbij is het wel belangrijk om
te bedenken dat het bij het GWL-terrein moet passen. Op lange termijn moet er gekeken worden
naar hoe de situatie het beste ontwikkeld kan worden zodat de Waterleliegracht voldoet aan de visie
van het GWL-terrein en de gracht niet vervalt naar de huidige staat.
Betrokken partijen
Bewoners
Wat is de mening van dé bewoners? Volgens Diego en Martin is er niet één mening, maar moet je
uitgaan van de verantwoordelijkheid van de koepelvereniging die ook deels de bewoners
vertegenwoordigd. Ook is er door de vorige onderzoeken al gekeken naar wat de bewoners willen.
Het is daarom niet nodig om aandacht te besteden om een draagvlak te creëren bij bewoners
volgens Martin. Het is meer gewenst om bijvoorbeeld drie punten op de horizon te zetten en de
bewoners er daarvan één te laten kiezen. ‘’Zo hoor je ze niet uit, maar stimuleer je ze met ideeën’’
(Hopman, 2014). Je laat zien dat er actie ondernomen wordt, waardoor je de bewoners ook meer in
beweging krijgt.
Kasper Spaan adviseert ons hierin om het transparant te maken. Laat weten dat je een groep
studenten bent die onderzoek doet naar de Waterleliegracht. Geef ze een mogelijkheid om ideeën bij
te dragen, maar besteedt er niet te veel tijd aan. De bewonerssamenvatting van het vorige
onderzoek sprak hem aan.
Er kan echter wel een bewonersenquête opgesteld worden die via de mail met de nieuwsbrief
meegestuurd kan worden naar de bewoners van het GWL-terrein. Hierbij is het belangrijk om
gerichte vragen aan de bewoners te stellen. De nieuwsbrief bereikt ongeveer 50% van de bewoners
(Pos, 2014).
Stadsdeel
De rol van Petrina Groesbeek is om het plan te presenteren aan stadsdeel. Er moet informatie en
draagvlak voor haar worden verschaft, om het plan te kunnen onderbouwen en door te
communiceren naar stadsdeel.
Vragen die naar boven kwamen
Er kwamen nog een aantal vragen tot stand waar nog geen concreet antwoord op is gevonden. Eén
daarvan is wat de samenstelling van het olielaagje is dat eventueel aanwezig is op het water. Deze
gegevens kunnen opgevraagd worden bij Kirsten Vendig van Waternet. Verder is er de vraag omhoog
gekomen of het hemelwater naar de gracht kan lopen. Zijn we wel helemaal afgekoppeld als GWLterrein? Dit is niet cruciaal voor het beheer van de gracht, maar wel interessant voor de wijk zelf.
Daarnaast was er een vraag over de overstort. Hoe groot is de uitwisseling tussen de
Haarlemmervaart en de Waterleliegracht.
Conclusie
We kunnen gelijk beginnen met het uitwerken van scenario’s. Deze scenario’s zullen deels gebaseerd
zijn op het bestaande materiaal en verschillen in beheer, budget en ambitie. Hierbij nemen we mee
welke stappen er genomen moeten worden en op welk termijn. Uiteindelijk wordt er een plan
opgezet om de GWL te ondersteunen. Dit plan fungeert als link tussen de wetenschappelijke kennis
die gemaakt is en de concrete toekomstplannen die gemaakt moeten worden.
57
Om te zorgen dat de gracht over 15 jaar niet weer is vervallen naar zijn huidige staat, is er ook een
beheer- en onderhoudsplan nodig.
Het wijkfeest is 21 juni. Dan kunnen we onze resultaten presenteren aan de bewoners.
Advies: durf een andere stap te maken dan de onderzoeken voor ons.
Gesprek met Milène Hoving
Na de bijeenkomst met de begeleidingscommissie zijn we bij Milène Hoving, eigenaresse van CaféRestaurant Amsterdam, langs geweest om te peilen hoe zij tegenover het project staat en wat haar
rol hierin is. Milène wil vooral dat het water weer helder wordt en dat de stank weggaat. Voor haar
klanten op het terras is de gracht onaantrekkelijk door de stank en het vervuilde water. Daarnaast is
het riet dat woekert onaantrekkelijk, hoewel het in dit geval juist het vervuilde water verbergt.
Verder wordt ze wel op de hoogte gehouden van de eerdere onderzoeken naar de Waterleliegracht.
Gesprek met Hassan Ziani
Hassan Ziani is de buurtbeheerder van de GWL-terrein. Ook hier zijn we langs geweest. Hassan heeft
zijn rol uitgelegd, dat hij een aantal keer per week door de wijk loopt om te controleren of alles nog
in goede staat is. Als er iets mis is, neemt Hassan contact op met het Stadsdeel. De wijk bestaat uit
betrokken bewoners. Zo wordt er soms een plantjesdag georganiseerd en kunnen ze gereedschap
halen uit het beheerdershuisje. Hassan zou het leuk vinden als er een fontein in de gracht geplaatst
wordt en dat het water schoner wordt zodat er eventueel ook kinderen in kunnen spelen.
58
D. Het oorspronkelijke ontwerp van de Waterleliegracht
Het ruimtelijke ontwerp van de Waterleliegracht is als volgt te omschrijven:
een langwerpige waterpartij die centraal ligt in de GWL-wijk, die in het verlengde ligt van de Van der
Hoopstraat en daarmee de verbinding legt met de Staatsliedenbuurt. De verbinding wordt zowel
ruimtelijk gemaakt door de lengte-as van de waterpartij in het verlengde van de straat te leggen als
functioneel door het wandelpad langs het water dat doorloopt in de straat. Wandel en fietsroute
gaan vanuit de wijk in de richting van het centrale Van Limburg Stirumplein, een belangrijke plek in
de Staatsliedenbuurt.
Door de waterpartij prominent midden in de wijk te leggen wordt het principe van de
hemelwaterafvoer en het belang van oppervlaktewater in de stad duidelijk gemaakt, maar de keuze
voor deze vorm en de plek voor het water heeft ook veel te maken met de ruimtelijke opbouw van
de wijk zelf. De vorm van de waterpartij (lang en recht) contrasteert sterk met gekromde noord-zuid
paden in de openbare ruimte. De waterpartij verbind de twee verschillende sferen van het GWL
terrein met elkaar; enerzijds de meer stedelijke noordzijde van het terrein met de 19e eeuwse
monumentale bebouwing en de publiek functies van Café-Restaurant Amsterdam, enkele bedrijven
en winkels en de hoogbouw aan de noordzijde van het terrein, anderzijds de groene-oase achtige
zuidzijde van het terrein met lagere woonblokken omgeven door hagen, intieme tuinen en rustige
wandelpaden.
In het ontwerp van het profiel van de Waterleliegracht zijn deze twee zijden ook verschillend
vormgegeven: een 'harde' getrapte noordoever van natuursteen waardoor je direct langs het water
kunt lopen of aan de rand van het water kunt zitten (met daarop ook het terras van Café-Restaurant
Amsterdam) en een schuine 'zachte' zuidoever met een grasstrook langs het wandelpad en de
groene voortuinen van de woningen langs de gracht. De schuine oever loopt overigens niet door naar
het water, de vorm van de oever blijft strak en hard met een betonrand. Dieren kunnen hier niet
vanuit het water de oever op, het is geen 'natuurlijke' oever. De kop bij de tramhalte aan de Van
Hallstraat is ook heel stedelijk en stenig vormgegeven met een verlaagd terras. Aan de westzijde
'verdwijnt' daarentegen de gracht onder een zeer brede brug waardoor het lijkt alsof de gracht nog
veel verder doorloopt, een slimme ruimtelijke ontwerpingreep die de lengte-richting van de
waterpartij benadrukt.
Door twee bruggen met belangrijke wandelroutes over de gracht heen te leggen ervaren bewoners
en bezoekers de gracht heel prominent, je steekt hem immers regelmatig over. Dan kijk je ver over
het water heen en ervaar je de grote ruimte rond de Waterleliegracht, je ziet de tram rijden, je ziet
het terras langs het water.
Door de langgerekte vorm van het water, de getrapte stenen oever en door het ontbreken van
bomen langs de oevers worden de monumentale, industriële gebouwen van het GWL-terrein heel
erg benadrukt, ze worden ook mooi in het water weerspiegeld (vanaf het wandelpad). In het
oorspronkelijke ontwerp waren in het water klassieke 'romantische' vijverplanten te zien zoals
waterlelies, aan de randen een reeks aan inheemse waterplanten in ondieper water.
Als je het karakter van de Waterleliegracht wil beschrijven dan is het beeld niet erg eenduidig. Qua
watersysteem is het een vijver maar het is bewust niet als vijver vormgegeven, er is een veel
stedelijke vorm gevonden die past bij de woonwijk die ook heel stedelijk is. Het is zeker geen gracht
met bakstenen kade-oevers, het is geen Hollandse poldersloot met steile natuurlijke bermen, het is
ook geen singel met zachte, natuurlijke oevers en solitaire bomen. Het is een duidelijk stedelijke
waterpartij met één groene rand, een voorzichtige hybride vorm.
Veranderingen ten opzichte van het oorspronkelijk ontwerp
De vraag is of na de aanleg van de waterpartij in 1997 een gevarieerde beplanting is aangelegd op
verschillende dieptes in de gracht zoals de bedoeling was (waterlelies in het midden en riet,
59
waterweegbree, pijlkruid, lisdodde, gele lis in de plasberm) of dat hierop is bezuinigd. Duidelijk is wel
dat het spaarzame beheer een belangrijke oorzaak is van het huidige beeld. In de loop van de tijd is
het riet gaan woekeren, het is overal in de gracht gaan groeien (ook buiten de plasberm). Het riet
domineert nu de gracht, niet alleen in het ecosysteem maar ook qua beeld.
Het water is nauwelijks meer te zien, behalve als het riet net is gemaaid. Andere water- en
oeverplanten zijn nauwelijks meer zichtbaar. Hierdoor is het beeld van het water in de gracht zelf
monotoon en saai, nog los van de kwaliteit van het water zelf. Door het slib en de algengroei in het
water is er geen sprake meer van het spiegelen van de monumentale gebouwen in het water.
Kaders voor nieuwe inrichting van de Waterleliegracht
Met de vergroeningsplannen en het Masterplan voor het GWL terrein is een duidelijke keuze
gemaakt door de bewoners voor 'meer groen' en 'gevarieerder groen' of 'rijker groen' voor heel het
GWL terrein. Het is een reactie op het 'standaard' groen dat met het oude beheerregime van het
stadsdeel overheerst(e) in de wijk. Dat betekent heel concreet minder steen op sommige pleinen,
meer variatie in beplanting, meer variatie in hoogte van de hagen, meer bloeiende planten in de
verschillende seizoenen, minder dominantie van één soort beplanting. Voor de invulling van die
variatie is het voortbouwen en uitbouwen van de bestaande biodiversiteit een goede mogelijkheid
(die is groot volgens het eerste ACT onderzoek) maar niet per sé leidend. Er is bijvoorbeeld geen
doctrine om alleen maar inheemse planten te kiezen voor het GWL terrein. Een 'rijker' en
'aantrekkelijker' beeld is het voornaamste criterium om te kiezen, samen met praktische overwegen
in het kader van beheersintensiteit en beheerskosten. Soms wordt het beheer van stukken groen
overgedragen aan bewoners middels contracten om intensiever beheer mogelijk te maken. Dit ligt
voor de Waterleliegracht minder voor de hand; maar we moeten het niet helemaal uitsluiten (voor
onderdelen?).
Het maken van een 'gezond' en op termijn stabiel ecosyteem in de Waterleliegracht dat er
aantrekkelijk uitziet voor omwonenden is het minste dat we als kader meegeven voor een nieuwe
inrichting en een beheerplan. 'Aantrekkelijk' betekent helder water (water waar je met je voetjes in
wilt pootjebaden), een gevarieerd beeld van planten en dieren die in en om het water leven, geen
ingrepen die er met slecht beheer rommelig uit gaan zien, geen ingrepen of bouwsels die snel kapot
gaan. Duurzame materialen, duurzaam beheer, haalbaar qua kosten en inspanningen van zowel
stadsdeel en de buurt. Vooral slim dus en goed onderbouwd met kennis over oorzaak en gevolg van
het water-ecosysteem.
Herstel van het oorspronkelijke ontwerp van de Waterleliegracht zou al een enorme kwaliteitssprong
betekenen en past helemaal in de filosofie van het Masterplan: veel verschillende waterplanten in
helder water, mooie bloeiende planten, een gevarieerd beeld door de seizoenen heen. Variatie in
waterdiepte zoals de bedoeling was, misschien enkele drijvende onderdelen in het water om nog
meer variatie te krijgen voor andere soorten planten en dieren (met plek voor nesten?) past hier ook
goed bij. Om een nieuwe evenwicht in het watersysteem te krijgen is in het Masterplan al bedacht
dat een fontein(tje) een goede manier is om meer zuurstof en beweging in het water te krijgen en
ook aantrekkelijk is om te zien. Dat de gracht voor een deel of op een bepaalde plek een stuk
'natuurlijke' oever krijgt waar dieren makkerijker in en uit kunnen kruipen past helemaal in de
filosofie dat er meer te beleven valt aan de gracht voor mens, plant en dier. Datzelfde geldt voor het
introduceren van dieren in het water die goed zijn voor het ecosysteem en te consumeren zijn,
bijvoorbeeld. Of het maken van een plek aan het water waar je als kind lekker met een zelfgemaakt
bootje kan spelen en van dichtbij plantjes en dieren kunt zien. Voor het terras van het CaféRestaurant geldt natuurlijk dat de Waterleliegracht prettig is om aan te zitten, dat spreekt vanzelf.
Bij een analyse van de ruimtelijke kwaliteiten van de openbare ruimte van de wijk door een
landschapsarchitect (Annemeiek Diekman, 2012) is geadviseerd om bij de vergroeningsplannen goed
aan te sluiten op de bestaande kwaliteiten van de wijk, verrommeling tegen te gaan (dit geld vooral
voor inrichtingselementen als straatmeubilair en bestrating) en de samenhang van het ontwerp van
60
de hele wijk niet uit het oog te verliezen. De openheid en de grote maat van de ruimte rondom de
Waterleliegracht is benoemd als een kwaliteit, vandaar ook het advies van de landschapsarchitect
om de grasstrook langs het water van de gracht te behouden en deze niet te vervangen door
bijvoorbeeld struiken of opgaande planten. Zolang de samenhang van de waterpartij en het
ruimtelijk effect van de Waterleliegracht in de wijk behouden blijft is er veel mogelijk.
MH 27 mei 2014
61
E. Bewonersenquête
Onder de bewoners is een enquête verspreid via de nieuwsbrief van de bewonersvereniging.
Ongeveer 50% van de huishoudens ontvangt deze nieuwsbrief. Er zijn 600 huishoudens in de GWL
wijk. Ze hebben 3,5 week de tijd gekregen om de enquête in te vullen. In totaal hebben er 52 mensen
gereageerd. Hieronder zijn de resultaten van de bewonersenquête weergegeven.
62
63
“Er is behoefte aan een creatief idee om de voetballen uit het water te hengelen. Kinderen gooien
massa dure stenen in de gracht om de bal terug te drijven (zonder effect). Keer op een keer komen
stratenmaker nieuwe stenen vlakbij de schaaktafel terugleggen. Kinderen gooien die vervolgens weer
in de gracht om hun bal te bemachtigen. Een van de redenen dat er zoveel in liggen. Maar misschien
wordt dit minder nu het veldje een goed hek heeft.”
“Laat de wijk s.v.p. met rust.”
“Maak er een strakke vijver van met waterplanten aan de randen. Zorg dat deze achter niet zichtbare
waterkering staat zodat het riet zich niet kan uitwaaieren, zodat het middenstuk vrij blijft van
beplanting. Voor de stroming van het water zou een fontein kunnen, maar dat gaat waarschijnlijk
gedoe geven, gekletter, dus soort lage waterschalen waar water doorstroomt is een optie. Ik kijk nu
16 jaar uit op de vijver het grootste probleem is dat het onderhoud in de eerste paar jaar prima was,
64
een soort boot in de gracht maakte alles schoon en hield het riet binnen de perken, daarna kwam de
klad erin en probeerde men dat vanaf de kant uit het water te scheppen wat niet werkte. Dus een
goed onderhoudsplan is essentieel. Absoluut geen waterspeelplaats of zwembad dat is er in
voldoende mate in het westerpark. En dit gaat niet samen met het terras van het restaurant en
overlast wat dat gaat geven.”
“Een waterspeelplaats of andere activiteit in de gracht vind ik echt een vreselijk slecht idee!”
“Mooi rapport. Duidelijk.”
“Een waterspeelplaats of andere activiteit in de gracht vind ik echt een vreselijk slecht idee!”
“Hoog riet dempt het geluid van het terras van Rest. Amsterdam en vind ik mooi, dus dat is prettig.”
“Het lijkt mij onveilig om er een oversteekfunctie aan toe te voegen -kinderen tot zijn lang niet altijd
in staat om gevaar goed in te schatten en ouders niet in de buurt. Verder staat bij mij de rust
/natuurfunctie voorop - geen speeltuin van maken.”
“Om eerlijk te zijn: Voor mij is die hele gracht bijna net zo 'waardevol' als een plastic tas die al
jarenlang hoogst kunstzinnig wuivend groen in een boom imiteert. Uiteindelijk toch doods,
kunstmatig, tamelijk misplaatst. Geen idee of zoiets ooit aansprekend tot leven gewekt kan worden.
Ik zou er geen moeite in steken. Overigens houd ik van fonteinen, maar heb ik nog nooit van een
fietsfontein gehoord.”
“Graag simpel houden; leven is er al genoeg door de terrasbezoekers van café Amsterdam. Het hoeft
geen speelplek te worden. Bij voorkeur een inheemse water- en omgevingsbeplanting waar dieren
baat bij hebben (bijen, libellen, vlinders etc.)Bijv. knotwilgen langs het water en bij de bruggen een
overgangszone tussen wal en water. Succes!”
“Ja ik zou wel willen dat het een soort van vijver wordt, leren stadsmensen de verschillende vissen (die
ook in de echte grachten zwemmen en leven) kennen. Zie Artis!”
“Ik zou het leuk vinden als er weer waterlelies zouden zijn.”
“Geen onrustige activiteiten zoals zwemmen of waterspeelplaats. Ik ben bewoner aan de gracht en zit
absoluut niet te wachten op dit soort activiteiten!”
“Wat nu opvalt is het riet dat middenin het grachtje dobbert. Eerst was het riet gesitueerd aan beide
kanten, dat vond ik leuker.”
“Hoe zit het met doorstroming? Is er een verbinding met ander water? En kan daar beweging in
gebracht worden?”
“Een fontein is denk ik heel belangrijk want dan stroomt het een beetje door.”
“Vlonders (steigerdelen van 14,5 cm) over het water aan laten sluiten op de stenen beschoeiing, zodat
je "over" het water kan lopen. Dit hoeft niet over de gehele lengte, maar deels.”
“Mijn voorkeur gaat uit naar keuzes die de gracht niet alleen natuurlijker maken maar tevens
onderhoudsvrij of arm zodat ons ingrijpen niet te vaak en rigoureus nodig zal zijn.”
65
F. Drie scenario’s voor de Waterleliegracht.
Scenario 1: Groen & Biodivers
In dit scenario staat groen centraal, de Waterleliegracht krijgt een overvloed aan groene, ecologische
elementen. Uit de bewonersenquête en de meeting met de koepelvereniging (dd. 26-05-2014) kwam
naar voren dat de gracht een groene uitstraling moet hebben, wat ook in de visie voor het GWL
terrein past.
Opties
Er zijn een aantal opties mogelijk die passen binnen dit thema. De opties gecombineerd in de gracht
zijn weergegeven in Figuur 22. Hieronder worden eerst de opties weergegeven.
Korte termijn (Scenario a)
Biologisch baggeren
** Planten
** Vijvermanden
Lange termijn
60 m2 Natuurvriendelijke oever (NvO)
Bezinkbakken
60 m2 Helofytenfilter
1x Fontein
3x Drijvende tuinen
** Planten
** Vijvermanden
** Een optie die niet noodzakelijk is
Informatie korte termijn
Op de korte termijn zal er geen stroming in de gracht worden aangebracht. Hierdoor is de korte
termijn maatregel mosselen niet mogelijk en zal er voor biologisch baggeren gekozen moeten
worden. Optioneel is het aanplanten van oever- en waterplanten.
Informatie lange termijn
Op de lange termijn wordt er gekozen voor een natuurvriendelijke oever. Dit geeft de gracht een
groen aanzicht en zorgt voor een hogere biodiversiteit. Daarnaast heeft een NvO een (beperkte)
positieve invloed op de waterkwaliteit. Drijvende tuinen worden aangelegd. Ze zuiveren het water
van nutriënten, verhogen de biodiversiteit en zijn een broedplaats voor vogels en waterdieren.
Daarnaast wordt er een fontein aangelegd om stroming en zuurstof in de gracht te brengen.
Bezinkbakken worden aangelegd voor de regenwateraanvoerpijpen. Deze vangen het slib van het
regenwater op, waarna het water door een helofytenfilter wordt geleid om het te zuiveren van
nutriënten. Alles samen zorgt voor een goede waterkwaliteit en aerobe omstandigheden.
Beheer
Het beheer van het scenario Groen en Biodivers komt neer op het jaarlijks maaien van riet, oevers en
talud in augustus of september. Om woekering van riet te voorkomen kan er voor gekozen worden
om dit beheer vlak voor de langste dag van het jaar te doen. Op dat moment zijn de meeste
nutriënten in het riet opgeslagen in de bladeren, waardoor het maaien van het riet op dat moment
de meeste nutriënten verwijdert.
Daarnaast is er een mogelijkheid voor een jaarlijkse opschoondag van de Waterleliegracht in april of
mei. Eens in de drie tot acht jaar moet de oever uitgekrabd worden om verlanding tegen te gaan. Ten
66
slotte moet jaarlijks de fontein worden gecontroleerd en moeten de bezinkbakken worden geleegd
of gecontroleerd worden op de hoeveelheid slib.
Kosten scenario Groen & Biodivers
In Tabel 8worden de kosten weergegeven.
Tabel 8: Voorlopige kosten scenario ''Groen & Biodivers''
Optie
Biologisch baggeren
Natuurvriendelijke oever
Drijvende tuinen
Helofytenfilter
Bezinkbak
Fontein
Vijvermanden**
Totaal (GLOBAAL)
Aanschafkosten
€ (eenmalig)
6900
1200 - 9600
515 - 680
4800 – 9600
?
250
2000
15000 - 40000
Onderhoudskosten
€ (per jaar)
0
120
225
1000
?
0
120
1500
Stroomkosten
€ (per jaar)
360
500
Figuur 22: Scenario Groen & Biodivers; een bovenaanzicht en dwarsdoorsnede
67
Scenario 2: Stromend & Groen
In dit scenario staat beweging in de gracht centraal, de Waterleliegracht krijgt een groene uitstraling
waarin overlaten worden geplaatst voor de nodige stroming en beluchting van de gracht. Uit vorige
rapporten kwam naar voren dat er noodzaak is om de gracht te beluchten. Dit scenario is daarvoor
ontworpen.
Opties
De opties die binnen dit scenario passen, zijn samen weergegeven in Figuur 23. Hierin is ook de
plaatsing van de verschillende onderdelen in de gracht weergegeven. De opties worden eerst
hieronder uitgelegd.
Korte termijn (Scenario a of b)
Circulatiesysteem
* Biologisch baggeren
* 3000x Mossel
** Planten
** Rietmanden
Lange termijn
60 m2 Helofytenfilter
2x Onderwaterbak
3x Overlaat
2x Bezinkbak
** Planten
** Vijvermanden
* Eén van deze korte termijn maatregelen dient gekozen te worden.
** Een optie die niet noodzakelijk is.
Informatie korte termijn
Op de korte termijn zal er een circulatiesysteem worden aangelegd, die voor de lange termijn
noodzakelijk is. Door deze maatregel gelijk te implementeren zal er stroming ontstaan waardoor
mosselen een maatregel zijn om het water te zuiveren op de korte termijn. Daarnaast is het ook
mogelijk om biologisch te baggeren. Optioneel is het aanplanten van oever- en waterplanten.
Informatie lange termijn
Op de lange termijn wordt er gekozen voor overlaten in de Waterleliegracht die zorgen voor
stroming en zuurstof in het water. Door het circulatiesysteem wordt water rondgepompt, water
wordt aangezogen aan de kant van Café-Restaurant Amsterdam onder de brug en wordt aan de
andere kant van de gracht door een helofytenfilter geleid. Hierdoor zal het water gezuiverd worden
van slib en nutriënten. Daarnaast zullen er onderwaterbakken worden aangelegd waarin planten
kunnen worden geplaatst.
Beheer
Het beheer van het scenario Stromend & Groen komt neer op het jaarlijks maaien van riet en
onderwaterbakken in augustus of september. Ook hiervoor geldt dat dit beter kan vlak voor de
langste dag van het jaar als de voornaamste functie van deze bakken is om nutriënten te
verwijderen. Tevens dient het helofytenfilter in augustus of september eens in de drie of vier jaar
gemaaid te worden. Daarnaast is er een mogelijkheid voor een jaarlijkse opschoondag van de
Waterleliegracht in april of mei waarop ook de drijvende tuinen kunnen worden onderhouden. Eens
in de drie tot acht jaar moet de onderwaterbak uitgekrabd worden om verlanding tegen te gaan. Ten
68
slotte moet jaarlijks de pomp worden gecontroleerd en moeten de bezinkbakken worden geleegd of
gecontroleerd worden op de hoeveelheid slib.
Kosten scenario Stromend & Groen
In Tabel 9 worden de kosten weergegeven.
Tabel 9: Voorlopige kosten scenario “Stromend & Groen''
Optie
Mosselen / Biologisch baggeren
Circulatiesysteem
Helofytenfilter
Bezinkbak
Onderwaterbak
Overlaat
Vijvermanden**
Totaal (GLOBAAL)
Aanschafkosten
€ (eenmalig)
4500 / 6900
1850
4800 – 9600
?
?
8680
2000
20000 – 40000
Onderhoudskosten
€ (per jaar)
100
0
1000
?
60
?
120
1500
Stroomkosten
€ (per jaar)
5200
5200
Figuur 23: Scenario Stromend & Groen; een bovenaanzicht en dwarsdoorsnede
69
Scenario 3: Strak & Modern
Dit scenario is gebaseerd op de naam van de vijver, de Waterleliegracht. Om dit meer tot uitdrukking
te laten komen, is er in dit scenario voor gekozen om een natuurstenen kade aan te leggen die de
Waterleliegracht meer de uitstraling van een gracht geeft.
Opties
De opties die passen binnen dit scenario zijn weergegeven in Figuur 24. Eerst worden ze hieronder
weergegeven.
Korte termijn (Scenario a of b)
Pompen
* Biobaggeren
* 3000x Mossel
** Planten
** Vijvermanden
Lange termijn
Natuurstenen kade
Bezinkbakken
Rietmanden
3 Drijvende tuinen
4 Pompen
** Planten
** Vijvermanden
* Eén van deze korte termijn maatregelen dient gekozen te worden.
** Een optie die niet noodzakelijk is.
Informatie korte termijn
Op de korte termijn zal er een beluchtings- en circulatiesysteem geplaatst worden, die voor de lange
termijn noodzakelijk is. Door deze korte termijn maatregel gelijk te implementeren zal er stroming
ontstaan waardoor mosselen een maatregel zijn om het water te zuiveren. Daarnaast is het ook
mogelijk om biologisch te baggeren. Optioneel is het aanplanten van oever- en waterplanten.
Informatie lange termijn
Op de lange termijn wordt er gekozen voor een natuurstenen kade in combinatie met
onderwaterbakken. Dit geeft de gracht een strak en modern aanzicht, maar de aanwezigheid van
onderwaterbakken zorgt toch voor biodiversiteit. Drijvende tuinen worden aangelegd die het water
zuiveren van nutriënten, de biodiversiteit verhogen en een broedplaats zijn voor vogels. De drijvende
tuinen worden gecombineerd met de pompen die zijn aangelegd op de korte termijn. De pompen
zorgen voor zowel stroming als het beluchten van de gracht. Bezinkbakken worden voor de
regenwaterpijpen aangelegd die het slib opvangen van het regenwater. Alles samen zorgt voor een
goede waterkwaliteit en aerobe omstandigheden.
Beheer
Het beheer van het scenario Strak & Modern komt neer op het jaarlijks maaien van het riet in de
onderwaterbakken in augustus of september. Daarnaast is er een mogelijkheid voor een jaarlijkse
opschoondag van de Waterleliegracht in april of mei. Eens in de drie tot acht jaar moet de oever
uitgekrabd worden om verlanding tegen te gaan. Ten slotte moeten jaarlijks de bezinkbakken
worden geleegd of gecontroleerd worden op de hoeveelheid slib.
70
Kosten scenario Strak & Modern
In Tabel 10 worden de kosten weergegeven.
Tabel 10: Voorlopige kosten scenario “Strak &Modern”
Optie
Mosselen / Biologisch baggeren
Bezinkbak
Onderwaterbak
Natuurstenen kade
Vijvermanden
Drijvende tuinen
Pompen
Vijvermanden**
Totaal (GLOBAAL)
Aanschafkosten
€ (eenmalig)
4500 / 6900
?
?
4000-17000
2000
515 – 680
6800
2000
25000-45000
Onderhoudskosten
€ (per jaar)
100
?
60
0
120
225
0
120
300
Stroomkosten
€ (per jaar)
4400
5500
Figuur 24: Scenario Strak & Modern; een bovenaanzicht en dwarsdoorsnede
71
Overzicht kosten verschillende opties
KORTE TERMIJN MAATREGELEN
Waterkwaliteitimpuls
Mosselen
Fontein
Biologisch Baggeren
Circulatiesysteem
Groenimpuls
Vijvermanden
Planten
Gele plomp (per 2)
Witte waterlelie (per 2)
Zwanenbloem (per 3)
Gele lis (per 3)
Pijlkruid (per 3)
Aanschafkosten
€ (eenmalig)
0
250
6900
1850
Onderhoudskosten
€ (per jaar)
100
0
-
Stroomkosten
€ (per jaar)
360
5200?
2000
Prijs
€
16
15
12
12
12
120
-
-
per
2
2
3
3
3
-
LANGE TERMIJN OPTIES
Waterkwaliteitimpuls
Aanschafkosten
Prijs
per
€
Helofytenfilter
Bezinkbakken
Drijvende tuinen
Fontein
Circulatiesysteem
Pompen
Groenimpuls
Natuurvriendelijke
oever
Onderwaterbak
Overlaten
Natuurstenen kade
Vijvermanden
Planten
Gele plomp
Witte waterlelie
Zwanenbloem
Gele lis
Pijlkruid
Totaal
€
Onderhoudskosten
Prijs per
Totaal
€
€
Stroomkosten
Totaal
€ per jaar
80-160
?
515-680
250
1700
m2
?
stuk
stuk
stuk
4800-9600
?
1545-2040
250
1850
6800
?
?
75
-
?
?
stuk
-
1000?
?
225
-
360
5200?
4400
20-160
m2
1200-9600
1-2
m2
60-120
-
?
2880
20-130
2000
?
stuk
m2
zijde
?
8640
5000-18000
2000
1-2
1-2
1-2
m2
m2
m2
60-120
120-240
120-160
-
16
15
12
12
12
2
2
3
3
3
-
-
-
-
72
G. Interactieve scenariokeuzesessie
Waterspiegelplein 58 Amsterdam
Aanwezig:
Martin Hopman
Diego Pos
Kasper Spaan
Bertus Koppers
Theo Bosschieter
Luc Sour
Petrina Groesbeek
Milène Hoving
Jifke Sol
Tilly Sloog
Trijntje
Koepelvereniging
Koepelvereniging
Waternet
Stadsdeel West (BOR)
Stadsdeel West (Rayon Noord)
Stadsdeel West (Beleidsmedewerker oppervlaktewater)
Stadsdeel West (Buurtcoördinator)
Café-Restaurant Amsterdam
Wetenschapswinkel Wageningen
Bewoner GWL-terrein
Bewoner GWL-terrein
Afwezig:
Hassan Ziani
Harm Kloosterhuis
Thomas Staverman
Buurtbeheerder
Bewoner GWL-terrein en ecoloog
Waternet
Presentatie (10.15 uur – 10.45 uur)
De scenariokeuze sessie begon met een presentatie van ons als consultancyteam aan de aanwezigen
(Figuur 25). In deze presentatie werd kort het probleem uitgelegd van de Waterleliegracht. Hierna
volgde een overzicht van de uitkomsten van de bewonersenquête, waaruit naar voren kwam dat de
gracht een natuurlijke uitstraling met een rustfunctie moet hebben. Op basis van de eerdere
bijeenkomst met de koepelvereniging dd. 26-05-2014 was de suggestie om vooral voor de lange
termijn een aantal scenario’s uit te werken inclusief beheer en kosten. Voor de korte termijn konden
een aantal scenario’s worden uitgewerkt gebaseerd op eerdere voorstellen van de vorige
onderzoeken. In combinatie met de uitkomsten van de bewonersenquête en de bijeenkomst van de
koepelvereniging heeft dit tot drie korte en drie lange termijn scenario’s geleid. Deze werden
gepresenteerd nadat de uitslag van de bewonersenquête was gepresenteerd. Na de uitleg van deze
scenario’s mochten geen vragen worden gesteld en zou er gelijk worden doorgegaan met ronde 1, de
‘World Café’ ronde.
73
Figuur 25: Opening van de scenariokeuzesessie door Anne
World Café (10.45 uur – 11.25 uur)
In de World Café ronde zijn de verschillende belanghebbenden in drie kleinere groepen opgesplitst
(Figuur 26). Elke groep nam plaats aan een tafel waar vervolgens één van de drie scenario’s door
twee personen uit ons consultancy team werd uitgelegd. Dit was het moment waar de
belanghebbenden vragen konden stellen over de specifieke scenario’s. Na 10 minuten schoven de
groepen door naar een volgende tafel, na drie keer schuiven had elke groep elk scenario bekeken en
bekritiseerd. Hieronder zijn de algemene indrukken en opmerkingen over de verschillende scenario’s
uitgewerkt.
SCENARIO 1: GROEN & BIODIVERS
Opties behorende bij dit scenario:
-
Biobaggeren voor de korte termijn
Natuurvriendelijke oever
Bezinkbakken met helofytenfilter om regenwaterinlaat
Drijvende tuinen
Fontein
Feedback
Het ontwerp van dit scenario is erg aantrekkelijk, alleen de drijvende tuinen moeten misschien
heroverwogen worden. Drijvende tuinen zijn niet zo’n goed idee in combinatie met een
natuurvriendelijke oever. Het ontwerp van de helofytenfilters en natuurvriendelijke oever is goed,
bedenk wel dat een natuurvriendelijke oever veel ruimte en onderhoud nodig heeft. Het nut van
bezinkbakken moet op korte termijn onderzocht worden. Mosselen zijn op korte termijn het
74
aantrekkelijkst en hebben niet veel stroming nodig (Kasper). We moeten ons realiseren dat een
eindscenario niet definitief is en dat we ons advies modulair opbouwen. Er is een extra suggestie
gedaan om de bezinkbank en helofytenfilter te combineren met een pomp om continue stroming te
garanderen. Verder wordt aangeraden om de korte termijn te gebruiken als testfase voor de lange
termijn. Liever een pomp dan een fontein, omdat een fontein lawaai maakt (Milene) en een pomp
minder onderhoud kost (Bertus).
Conclusies
- Aantrekkelijk scenario
- Mosselen voor de korte termijn
- Onderzoek het nut van bezinkbakken
- Houd opties modulair
- Geen fontein, eerder een pomp
- Drijvende tuinen niet geschikt in dit scenario
SCENARIO 2: STROMEND & GROEN
Opties behorende bij dit scenario
-
Circulatiesysteem
Mosselen
Overlaten
Bezinkbakken
Helofytenfilter
Onderwaterbakken
Feedback
Interessant en leuk scenario. Stroming is belangrijk voor de gracht. Mosselen kunnen zelf gehaald
worden uit het IJsselmeer. Overlaten geven de gracht een mooi aanzien (Diego), maar zijn
waarschijnlijk niet realistisch voor deze ‘vijver’. Er zal waarschijnlijk te hard gepompt moeten worden
voor te weinig resultaat (Kasper). Daarnaast kan het een probleem zijn voor de doorstroming om de
gracht op te delen in compartimenten (Kasper). De buis van de pomp moet niet te ver van de gracht
gelegd worden, dan moet de vervuilde grond die hier aanwezig is worden afgevoerd wat erg duur is.
Leg hem aan in de oever, daar is de vervuilde grond al afgegraven (Bertus). Beheer van een
circulatiepomp is problematisch (Petrina). Beheer van een fontein is juist erg simpel (Kasper).
Splitsen van de gracht door verschillende karakters? Opties klein, gefaseerd en modulair aanbrengen
(Kasper en Martin). Begin met bezinkbak in combinatie met onderwaterbak, daarna pas stroming als
het niet voldoende heeft gewerkt (Theo).
CONCLUSIE
- Leuk scenario.
- Mosselen voor korte termijn.
- Misschien niet realistisch met overlaten.
- Goed modulair uit te voeren: Begin met bezinkbakken en onderwaterbakken en ga dan kijken
of het probleem verholpen is. Daarna eventueel stroming toevoegen.
- Fontein heeft voorkeur ten opzichte van pomp.
SCENARIO 3: STRAK & MODERN
Opties behorende bij dit scenario
75
-
Natuurstenen kade
Bezinkbakken
Rietmanden
Drijvende tuinen
Pompen
Fonteinen
Feedback
Mosselen zijn de meest geschikte maatregel voor de korte termijn. Gebruik het als experiment voor
de lange termijn (Martin). Natuurstenen kade wordt niet gewaardeerd. Scenario is te modern en
trekt hangjeugd aan door de aanleg van banken (Bertus, Diego en Milene). Kade moet juist groen
blijven in de visie van de wijk. Drijvende tuinen zijn leuk (Tilly) en hier kan mee begonnen worden om
de werking te onderzoeken (Theo). Eventueel beplanten met eetbare planten. Mosselen werken
goed in combinatie met drijvende tuinen, ze kunnen zich hechten aan de wortels (Luc). Zichtbare
pompen zijn niet gewenst (Martin en Tilly). Bezinkbakken door bamboe verbergen, de bamboe blijft
het hele jaar door groen (Luc). Voor de aanleg van de natuurstenen kade moet eerst worden
uitgezocht of dit onder nat of droog beheer valt.
Conclusie
- Scenario niet geschikt voor GWL-terrein en uitgangspunten
- Mosselen voor de korte termijn.
- Drijvende tuinen worden gewaardeerd.
- Geen zichtbare pompen.
- Eventuele bezinkbakken combineren met bamboe
gecamoufleerd worden.
waardoor
de
bezinkbakken
Figuur 26: World Café ronde: Belanghebbenden aan tafel bij twee studenten om de uitgewerkte scenario's
door te spreken
76
Beslissing (11.40 uur - 12.10 uur)
Ronde 2 werd geïntroduceerd als de beslissingsronde. Echter, vanaf het begin werd duidelijk dat er
niet eenduidig voor één scenario gekozen zou worden, maar er begon een discussie over het kiezen
van bepaalde maatregelen op korte termijn. Daarom werd de nadruk gelegd op het kiezen van een
aantal maatregelen die zeker nodig zijn of die als leuk experiment gedaan kunnen worden. De lange
termijn visie werd losgelaten en vanaf dit moment werd er voornamelijk gefocust op de korte
termijn. Een aantal opties voor de lange termijn kunnen nog wel worden uitgewerkt om als
voorbeeld te dienen voor hoe de Waterleliegracht er in de toekomst uit zou kunnen zien.
Conclusies beslissingsronde
- Zorg voor modulaire opties, opties die makkelijk en gefaseerd te implementeren zijn.
- Mosselen verzamelen in bijvoorbeeld IJsselmeer en toevoegen aan gracht. Eventueel in
combinatie met een klein fonteintje of pomp. Dit om op korte termijn de gracht te zuiveren.
- Bezinkbakken als experiment om de hoeveelheid slib uit het regenwater te onderzoeken.
- Drijvende tuinen worden enthousiast ontvangen. Als activiteit voor de buurt uitwerken. Zelf
een handleiding van een drijvende tuin van internet halen en dit met buurtbewoners gaan
maken.
- Het baggeren van de Waterleliegracht is nogmaals benadrukt en er werd nu zelfs
gesuggereerd dat er misschien in november 2014 nog gebaggerd kan gaan worden. Anders
wordt het zeker in november 2015 gedaan.
- Het ophogen van de overstort naar Haarlemmervaart om een hogere waterspiegel te
creëren.
- Er is behoefte aan informatie over de mate waarin bepaalde opties meehelpen aan het
verbeteren van de waterkwaliteit.
- Toekomstscenario’s zijn wat op de achtergrond geraakt, maar om toch aan de lange termijn
visie te voldoen kunnen er door ons nog een paar opties voor de lange termijn worden
uitgewerkt.
Betalen en beheren (12.10 uur – 12.40 uur)
Ronde 3 was bedoeld om belanghebbenden een taak te geven voor de opties binnen een bepaald
scenario (Figuur 27). Na de beslissingsronde zijn er taken verdeeld onder de opties die tijdens de
beslissingsronde naar voren zijn gekomen.
MOSSELEN
Mosselen worden door de wijk verzameld in het IJsselmeer als uitje met de bewoners en uitgezet in
de gracht. Het idee is om zelf een persoon aan te wijzen die dit gaat organiseren.
Verantwoordelijk: Bewoners GWL-terrein
DRIJVENDE TUINEN
De drijvende tuinen worden door bewoners van het GWL-terrein zelf gemaakt en betaald. CaféRestaurant Amsterdam wil ook een bijdrage leveren. Door zelf deze tuinen te maken wordt er
betrokkenheid bij de gracht gegenereerd. Hiervoor is het idee om als bewoners een persoon aan te
wijzen die dit gaat organiseren. Het beheer zal door deze persoon worden georganiseerd door
vrijwilligers uit de wijk in te schakelen.
Verantwoordelijk: Bewoners GWL-terrein
77
AANLEG WATERPLANTEN
De bewoners van het GWL-terrein zijn bereid om 25 tot 100 procent bij te dragen aan de aanleg van
waterplanten in de Waterleliegracht. Zij zullen dit mogelijk in samenwerking met de gemeente
financieren en aanleggen.
Verantwoordelijk: Bewoners GWL-terrein
POMP EN/OF FONTEIN
Voor de mosselen is een pomp of een kleine fontein nodig. Dit hoeft maar een kleine pomp te zijn
(Kasper) en kan voor €150,- aangeschaft worden op marktplaats. De pomp zal worden aangeschaft
door de bewoners van de wijk naar draagkracht, maar Café-Restaurant Amsterdam is ook bereid om
hier een bijdrage aan te leveren. Naast de aanschaf van de pomp zal er een stroomaansluiting
moeten worden aangelegd. Dit is de verantwoordelijkheid van de gemeente.
Verantwoordelijk: Bewoners (aanschaf pomp) en Stadsdeel West (stroomvoorziening)
RIET
Naast maatregelen voor de korte termijn is er ook structureel beheer nodig van het riet. Hiervoor is
het stadsdeel verantwoordelijk en zal dit naast het uitvoeren ook betalen. Echter, het is niet zo dat
alleen de gemeente het riet kan beheren. De bewoners van het GWL-terrein zijn bereid om één keer
per jaar een ‘rietweekend’ te organiseren waarin met ongeveer vijf man riet wordt verwijderd.
Daarnaast wil ook Café-Restaurant Amsterdam bijdragen aan het beheer van het riet door te helpen
maaien. Hiervoor kan ook één bewoner van het GWL-terrein worden aangewezen die contact houdt
met de gemeente over wanneer zij onderhoud plegen en wanneer de wijkbewoners/Café-Restaurant
Amsterdam onderhoud kunnen plegen. De eindverantwoordelijkheid voor het structurele grote
beheer ligt wel bij de gemeente.
Verantwoordelijk: Stadsdeel West
PROEF MET BEZINKBAK /ZANDAFVANG
De proef met de bezinkbak wordt (zo mogelijk) door Waternet uitgevoerd en beheerd.
Verantwoordelijk: Waternet
OPHOGEN OVERSTORT
Het ophogen van de overstort van het water van de Waterleliegracht naar de Haarlemmervaart zal
gedaan worden door Waternet.
Verantwoordelijk: Waternet
78
Figuur 27: Beheren en betalen: Aanwezigen verdelen de verantwoordelijkheden en de kosten van de
uitgewerkte opties.
79
H. Opties die zijn afgewezen
In deze bijlage zijn de opties weergegeven die niet worden geïmplementeerd in de Waterleliegracht.
Dit is besloten tijdens de interactieve scenariokeuzesessie. De argumentatie hiervan is bijgevoegd in
een extra onderdeel gebruik Waterleliegracht voor iedere optie.
1. Biologisch baggeren
Oppervlakte water is vaak onderhevig aan vervuiling met organisch materiaal. Bladeren,
uitwerpselen van dieren en overstorten zorgen voor een continue aanwas van de sliblaag. Gevolgen
van
een
te
grote
hoeveelheid
slib
kunnen
zijn:
verlanding,
verminderde
bergingscapaciteit, verminderde waterkwaliteit, overmatige algengroei, stankoverlast en in het
ergste geval botulisme (Idrabel, 2014). Veel van deze problemen zijn te wijten aan het niet in
natuurlijk evenwicht zijn van het oppervlaktewater en de anaerobe afbraak van de sliblaag (van der
Bolt, 2014; Idrabel, 2014). Een veel gebruikte methode om de sliblaag te verwijderen, is mechanisch
baggeren van het oppervlaktewater. Dit zorgt echter voor een grote verstoring van waardevolle
biotopen en een grote kans op bodembeschadiging (Oase GmbH, 2002-2014). Daarnaast is het rijden
met zwaar materieel in stedelijke gebieden vaak niet wenselijk en kunnen de kosten voor het
afvoeren van het slib erg hoog zijn in verband met eventuele verontreinigingen.
De sliblaag in de Waterleliegracht is in de afgelopen 17 jaar opgelopen tot gemiddeld 19 centimeter
(Arts et al., 2014). Het is inmiddels hard nodig om daar iets aan te doen. Aangezien het slib in de
Waterleliegracht voor zo’n 83,5% uit anorganische stof bestaat (Arts et al., 2014) adviseren we om,
ondanks de bovengenoemde nadelen, binnen twee jaar mechanisch te baggeren (zie hoofdstuk 4,
baggeradvies). Om op korte termijn de stankoverlast en het uiterlijk van de gracht aan te pakken is
biologisch baggeren een goede oplossing.
Bij het biologisch baggeren worden er niet-pathogene, aerobe micro-organismen in het water
geplaatst die naar de bodem zinken en zich in het slib nestelen. De micro-organismen voeden zich
met het organisch materiaal van het slib om zo de sliblaag op aerobe wijze af te breken. Hierdoor
wordt de sliblaag minder ‘vast’ en kan er makkelijker zuurstof bij de micro-organismen komen, wat
een verdere afbraak van het slib stimuleert (Idrabel, 2014).
Effectiviteit
Het bedrijf Idrabel heeft het product ‘Bio-Vase’ op de markt gebracht, wat al een aantal successen
heeft behaald met biologisch baggeren. Aan de hand van deze positieve resultaten kan het volgende
gezegd worden over Bio-Vase als alternatief voor mechanisch baggeren (Idrabel, 2014):
-
Minimaal 40% reductie van de sliblaag binnen 18 maanden.
Geen stankoverlast meer door aerobe afbraak van slib, verhoging van de aantrekkelijkheid
van het water.
Vermindering zwevende stoffen in het water.
Afbraak van diverse soorten organische vervuiling zoals PAK’s, PCB’s en minerale olie.
Terugkeer natuurlijk evenwicht oppervlaktewater, positieve uitwerking op de flora en fauna
in het ecosysteem.
Kleinere hoeveelheid slib die overblijft voor mechanisch baggeren.
Uitvoeringssnelheid
In Nederland wordt het bedrijf Idrabel op het gebied van Bio-Vase vertegenwoordigd door Dutch
Water Tech BV. Dutch Water Tech BV. biedt een behandelprogramma voor slib aan dat 18 maanden
duurt, waarna te verwachten is dat de hoeveelheid slib met 40% gereduceerd is. Na die tijd zullen de
micro-organismen in het slib blijven, waardoor het slib verder kan afbreken tot het natuurlijke
80
evenwicht in het oppervlaktewater bereikt is. Als er in het najaar begonnen wordt met deze
maatregel dan is te verwachten dat voor het eerstvolgende warme seizoen de stankoverlast weg is.
Randvoorwaarden
De aerobe micro-organismen die het slib reduceren verbruiken hiervoor zuurstof. Een voorwaarde
voor deze maatregel is dus om voldoende zuurstof aan te voeren in het water. Dit kan het beste door
middel van een pompsysteem (zie hiervoor sectie 3.3, pomp of fontein).
Onderhoud en beheer
Stadsdeel West is verantwoordelijk voor de kosten van het baggeren. De afdeling BOR heeft een
adviserende rol over het budget van Stadsdeel West. Als Dutch Water Tech BV. wordt aangenomen
om deze maatregel uit te voeren, zullen zij zich verder bezig houden met het monitoren van de
sliblaag.
Kosten
Er is een offerte voor het biologisch baggeren van de Waterleliegracht aangevraagd bij Dutch Water
Tech B.V. (bijlage G. Offerte biologisch baggeren Dutch Water Tech BV). Er wordt aangegeven dat bij
een behandeling van 18 maanden, 40-45% slibreductie wordt behaald. En dat na deze 18 maanden
de slibafbraak gestaag door zal gaan waarbij ook het nieuw aangevoerde organisch materiaal zal
worden afgebroken. In totaal zal het biologisch baggeren € 6.900,- gaan kosten.
Gebruik Waterleliegracht
De reden waarom er besloten is om niet biologische te gaan baggeren in de Waterleliegracht is deels
omdat de kosten erg hoog liggen. Op korte termijn is de optie mosselen goedkoper, wat deze optie
minder aantrekkelijk maakt. Daarnaast waren er twijfels of er op korte termijn wel snel resultaat
zichtbaar zou zijn. Uit bovenstaande informatie (40% reductie in 18 maanden) concludeerde men dat
de optie te duur was om op korte termijn resultaat te bereiken, met daarin meegenomen dat het slib
van de gracht toch verwijderd wordt door het baggeren na twee jaar.
2. Pomp
Een pomp werkt als circulatie- en beluchtingssysteem en kan op twee punten bijdragen aan de
waterkwaliteit. Ten eerste brengt een pomp meer zuurstof in het systeem door het creëren van
turbulentie. Hierdoor wordt het contactoppervlak tussen de atmosfeer en het water vergroot wat
zorgt voor meer uitwisseling van zuurstof. Daarnaast zorgt het circulatiesysteem dat het zuurstofrijke
water wegstroomt van de pomp en naar de zuurstofarme delen van de gracht stroomt, en voor een
gelijkmatigere verdeling van de temperatuur en de chemische componenten over de gracht. Dit
maakt de gracht een geschikte leefomgeving voor meer waterdieren. (Boyd, 1998; Arts et al., 2014)
We hebben verschillende offertes aangevraagd bij bedrijven. Wildkamp BV, een bedrijf gericht op
pompen van privévijvers, raadde aan om de gracht eerst te baggeren alvorens een pomp te
implementeren (Haverkort, 2014). Zij leveren geen geschikte pompen voor de Waterleliegracht.
Aquastijl BV geeft twee opties. Optie 1 is de ‘Aqua-Air 6’ met compressor die werkt met de ‘High
Performance Membrane Diffuser Technologie’. Deze pomp is geschikt voor zuurstofinbreng, maar
minder voor watercirculatie. Daarom raden wij optie 2 aan. Optie 2 is om gebruik te maken van de
‘Aqua Air 250 LM’. Deze pomp werkt volgens het Venturiprincipe en heeft een capaciteit 30.000
L/uur. Het venturiprincipe zorgt voor zuurstofinbreng in het water door een vernauwing in een buis.
De tweede optie wordt hieronder uitgelegd. (Koop, 2014)
81
Effectiviteit
De pomp heeft als doel om zuurstof in het systeem te brengen en te zorgen dat het water wordt
rondgepompt in de gracht. Hierdoor worden zuurstofloze omstandigheden bij de bodem voorkomen.
Omdat de pomp een verstelbare hoek van de stromingsinjector heeft, kan het zowel diepe als
ondiepe zones van zuurstof voorzien (Vijverexpress.nl, 2014). Omdat het debiet van de pomp 30.000
L/uur is, komt er stroming in de gracht en wordt water van verschillende kwaliteit gemengd. Een
pomp is geschikt voor maximaal 250 m2 en heeft invloed tot een diepte van vier meter. (Aquastyle,
2014)
De pomp is goed te combineren met een fontein, omdat deze complementaire functies hebben. De
fontein brengt hoofdzakelijk zuurstof in het water, de pomp zorgt hoofdzakelijk voor verspreiding
hiervan.
Zodra de pomp is aangesloten, zorgt hij voor circulatie in de gracht. Volgens Koop (2014) en
Schoonevijver.nl (2014) zijn minimaal vier pompen nodig om te zorgen dat in negen uur al het water
is rondgepomp. Dit geldt echter voor vijvers, waar hogere eisen aan worden gesteld dan aan de
gracht vanwege een kleiner volume en de aanwezigheid van aquatische dieren. Hier raden wij aan te
beginnen met de implementatie van één pomp gezien de huidige toereikende
zuurstofomstandigheden en de beperkte financiële ruimte.
Randvoorwaarden
Voordat de pomp in de gracht wordt aangesloten, moet er genoeg ruimte zijn en bepaald worden
waar de pompen geplaatst worden in de gracht. Om de combinatie met een fontein optimaal te
maken moet de pomp in een straal van 5-10 meter bij de fontein worden geplaatst. Daarnaast moet
de pomp boven op het wateroppervlak geplaatst worden om te voorkomen dat er water in de pomp
komt als hij uitstaat (Dino, 2014). Er moet bepaald worden waar de pompen op het
elektriciteitsnetwerk worden aangesloten. Daarnaast moeten er genoeg kabels aanwezig zijn naar
deze stroomaansluiting. Beveiligingsmateriaal voor de aansluiting wordt bij de bestelling geleverd.
Beheer
Bij aankoop heeft de pomp een garantie van twee jaar. Volgens Aquastyle is de pomp eenvoudig
schoon te maken. In het begin zal dit vaker moeten gebeuren door het slib dat aanwezig is.
Daarnaast is gegeven dat de pomp een ‘’buitengewone levensduur door collimatormotortechniek
zonder slijtageafdichtingen’’ heeft. (Aquastyle, 2014; Koop, 2014)
Stadsdeel West afdeling BOR is normaliter verantwoordelijk voor het aanleggen van de pompen. Zij
zijn verantwoordelijk voor het onderhoud dat staat omschreven in een bestek op jaarbasis of langere
termijn (Koppers, 2014). In de scenariokeuzesessie heeft Stadsdeel-West aangegeven de stroom voor
een pomp te willen voorzien (bijlage G. Interactieve scenariokeuzesessie).
Kosten
De pomp kost €1.699,-. Bevestigingsmateriaal is bij de levering inbegrepen. Kabels zijn nog niet in de
prijs inbegrepen. Per pomp is er 30 meter kabel nodig, die kost €40,17 (Gamma, 2014). Dit wordt
totaal €1739,17. Eventueel zijn er extra kabels nodig om de pomp op het elektriciteitsnet aan te
sluiten. Dit is echter nog niet vast te stellen omdat het onbekend is waar de pompen op het
elektriciteitsnet worden aangesloten.
Verder verbruikt één pomp 650 Watt. Per jaar is dit 8760*0.65=5694 kWh, als de pompen 24 uur per
dag aanstaan. De kosten per pomp voor de stroom komen dan ongeveer uit op €1.100,(Energieprijzen vergelijken, 2014).
82
Gebruik Waterleliegracht
Het is hierbij belangrijk om onderscheid te maken tussen bovenstaande pomp ‘Aqua Air 250 LM’ en
de pomp die genoemd wordt in het adviesrapport (zie Korte termijn advies). De Aqua Air 250 LM
heeft namelijk als functie om zelf te zorgen voor een goede beluchting, daarom worden er ook op
basis van berekeningen 4 pompen geplaatst. Deze pompen zijn afgewezen door de bewoners, CaféRestaurant Amsterdam en Stadsdeel West. De redenen vanuit de bewoners waren vooral dat de
pompen op het water liggen en daardoor niet binnen het beeld passen van de gracht. Vanuit
Stadsdeel West werd duidelijk gezegd dat de kosten voor de pompen te hoog waren. Daarom is er
gekozen voor een kleinere en goedkopere pomp, die is opgenomen in het adviesrapport. Deze heeft
als functie om voor beluchting voor de mosselen te zorgen, en heeft als losstaande optie minder
effect op de waterkwaliteit van de Waterleliegracht.
3. Natuurstenen oever
De Waterleliegracht kan ook worden veranderd door de aanleg van een natuurstenen oever met
eventueel een onderwaterbak. In dit geval is de oever zelf niet meer ecologisch en groen, maar draait
alles om wat er leeft in de Waterleliegracht. Deze optie kan ook de recreatiewaarde verhogen van de
Waterleliegracht, door op de natuurstenen oever bankjes te plaatsen waar mensen kunnen zitten.
Effectiviteit en uitvoeringssnelheid
De natuurstenen oever heeft een esthetisch effect. Door de aanleg van deze kade krijgt de
Waterleliegracht meer het uiterlijk van een gracht in plaats van de huidige vorm waarin het meer op
een vijver lijkt. De aanleg van een natuurstenen kade heeft verder geen invloed op de waterkwaliteit
omdat het niet in contact staat met het water. Door de huidige met gras begroeide oever af te
graven en te vervangen door natuursteen gaat de biodiversiteit wel achteruit.
Met de aanleg van natuurstenen oever kan ook direct worden begonnen na het baggeren. Voor deze
optie geldt ook dat er idealiter wordt begonnen met de aanleg voor het groeiseizoen, dus in het
najaar.
Randvoorwaarden
Het afgraven van de oever kan op elk moment gebeuren. Er hoeft niet gebaggerd te worden om de
kade aan te leggen. Het afgraven van de oever wordt opgevolgd door het bestraten met natuursteen
en het eventueel plaatsen van bankjes.
Beheer en onderhoud
Het onderhoud aan de natuurstenen kade is het verwijderen van onkruid tussen de tegels. Hier zal
een aantal keer per jaar door Rayon Noord naar gekeken moeten worden. Er kan begonnen worden
om dit twee keer per jaar te doen (zoals bijvoorbeeld wordt gedaan in de gemeente Aalsmeer) en
daarna te evalueren of dit vaker of minder vaak nodig is.
Kosten
De kosten voor de aanleg van een natuurstenen oever zijn afhankelijk van het afgraven van de grond
en de kosten van de stenen. Het afgraven van de grond zal net zo duur zijn als bij de aanleg van de
natuurvriendelijke oever: €3,- per kubieke meter. De hoeveelheid af te graven grond zal in dezelfde
orde van grootte zitten als bij de aanleg van natuurvriendelijke oever en zal rond de €1500,- kosten.
De aanleg van de natuurstenen kade varieert door de keuze van de tegels. Deze prijs kan variëren
tussen de €20,- tot €130,- per m2. Uit vorige artikelen is niet gebleken wat de prijs was van de
originele tegels aangelegd op de noordkade van de Waterleliegracht, dus daar kan geen vergelijking
83
mee worden getrokken. Uitgaande van een kade van 2 meter breed en 60 meter lang varieert de
prijs voor de tegels tussen de €2400,- en €15600,-.
Het beheer van de natuurstenen kade komt neer op het onkruid verwijderen tussen de tegels en het
zwerfvuil verwijderen.
Gebruik Waterleliegracht
De natuurstenen oever is afgewezen met de voornaamste reden dat het niet past binnen het beeld
van de Waterleliegracht. De gracht zorgt voor een scheiding tussen de twee delen van de wijk:
enerzijds de meer ‘groene, natuur’ kant en anderzijds de meer ‘stedelijke’ kant. Dit is ook te zien aan
de twee verschillende oevers: de zuidkant heeft een meer natuurlijke oever met veel waterplanten,
terwijl de noordkant een stedelijk rand heeft. Daarnaast kan het zorgen voor meer onrust in de wijk
doordat er bankjes aanwezig zijn waar hangjongeren op af kunnen komen. Een andere reden was dat
de zon niet schijnt op de zuidkant waardoor het minder aantrekkelijk is om daar te zitten en er zo
minder gebruik van wordt gemaakt.
84
G. Offerte biologisch baggeren Dutch Water Tech BV
85
86
H. Helofytenfilter
Helofyten zijn moerassige planten zoals riet, lisdodde of de gele lis. Voor een helofytenfilter wordt
echter meestal riet gebruikt, omdat dit bestand is tegen wisselende chemische omstandigheden
(Wieten, 2004). De wortels van de rietplanten zorgen ervoor dat er poriën ontstaan in de bodem
waardoor water gemakkelijk door de bodem kan stromen. Bovendien verzorgen de rietplanten de
zuurstofaanvoer in de bodem. Hierdoor ontstaat een aantrekkelijk leefmilieu voor bacteriën, die het
eigenlijke zuiverende werk verrichten. Helofytenfilters zijn goed in staat om fosfaten en stikstof uit
het afvalwater te verwijderen.
Helofytenfilters worden steeds vaker gebruikt voor de zuivering van oppervlaktewater. In de
Erasmusgracht in Amsterdam is in 2005 met succes een helofytenfilter aangelegd voor de zuivering
van regenwater voordat het de gracht instroomt (Water in zicht, 2014). Het helofytenfilter in de
Erasmusgracht verwerkt het regenwater van een gebied van 2,37 ha (opMAAT, datum onbekend). Dit
is ongeveer twee keer zo groot als het GWL-terrein en men zou dus kunnen concluderen dat hiervoor
te weinig ruimte is in de Waterleliegracht. In de Erasmusgracht wordt echter wel gebruik gemaakt
van een horizontaal doorstromend helofytenveld. Dit neemt relatief veel ruimte in en het
ruimtebeslag in de Waterleliegracht zou dus verkleind kunnen worden door gebruik te maken van
een ander type helofytenfilter.
Meestal worden helofytenfilters gecombineerd met een voorzuiveringsinstallatie of een
voorbezinkbak om de grove deeltjes en zware verontreinigingen (afhankelijk van de samenstelling
van het inkomende water) weg te vangen. Bij deze opties kan gedacht worden aan een
filterinstallatie zoals beschreven in het hoofdstuk Lange termijn advies. Hoewel voorbezinkbakken in
de meeste literatuur gekoppeld worden aan het verticaal doorstromend helofytenfilter, wordt ook
wel aangeraden om dit bij alle drie de typen helofytenfilters toe te passen (Berns en Bruinenberg,
2002). Dit zijn dus extra aanlegkosten om rekening mee te houden.
Er zijn globaal gezien twee opties voor de implementatie van een helofytenfilter:
1. Het helofytenfilter wordt geplaatst bij de inlaat van water in de Waterleliegracht. Het water
wordt dus eenmalig gezuiverd voordat het de gracht instroomt.
2. De filters worden gecombineerd met een circulatiesysteem door middel van een pomp. Het
water in de gracht wordt continue rondgepompt en voordat het opnieuw de gracht
instroomt gaat het water door het helofytenfilter. Het water wordt dus meerdere keren
gefilterd.
De vorige consultancy groep (Arts et al., 2014) heeft geconcludeerd dat een circulatiesysteem in de
Waterleliegracht een goede optie is. Naast mogelijke combinaties met filtersystemen garandeert
circulatie meer stroming in de Waterleliegracht. Het grootste bezwaar tegen een permanent
circulatiesysteem zijn de kosten. De kosten voor het plaatsen van de pomp alleen al liggen rond de
€2500 (Arts et al., 2014).
De verschillende typen helofytenfilters weergegeven in Figuur 28, worden hier besproken.
Figuur 28: Schematische weergave van (a) een verticaal doorstromend helofytenfilter / infiltratieveld, (b) een
horizontaal doorstromend helofytenfilter / wortelzonesysteem en (c) een vloeiveld
87
Vloeivelden
Een vloeiveld staat volledig onder een laag water van 20 tot 40 centimeter. Het vervuilde water
stroomt hier overheen met een doorlooptijd van enkele dagen. In deze tijd kunnen vaste deeltjes
bezinken en wordt een deel van de nutriënten, voornamelijk nitraat, opgenomen door de helofyten
(Arts et al., 2014). Een nadeel van vloeivelden is dat ze voornamelijk in de zomer stankoverlast
kunnen veroorzaken vanwege het open systeem (Kilian water, 2014). Ook nemen vloeivelden relatief
veel ruimte in omdat een lange doorlooptijd nodig is voor een goed resultaat.
Effectiviteit
Vloeivelden hebben als nadeel dat het zuiveringsrendement laag is in vergelijking met horizontaal en
verticaal doorstroomde helofytenfilters, omdat de bijdrage van de bodem aan zuiveringsprocessen
beperkt is. Hoewel bacteriële verontreinigingen voor circa 90% verwijderd worden, is het
zuiveringsresultaat voor nutriënten aanmerkelijk minder (VROM, 1998). Sterk verontreinigd
afvalwater kan hier dus niet mee gezuiverd worden.
Uitvoeringssnelheid
De looptijd van een vloeiveld is ongeveer 10 dagen. Als een helofytenfilter geplaatst wordt bij de
instroom van water in de Waterleliegracht duurt het dus 10 dagen om het inkomende water te
zuiveren. De tijd die het kost om de gehele inhoud van de gracht te zuiveren, is gelijk aan de
verblijftijd van water in de gracht plus deze 10 dagen. Als we de gegevens over de hoeveelheid
neerslag en het oppervlak van het GWL-terrein uit het rapport van het vorige consultancy team(Arts
et al., 2014) gebruiken, komt de verblijftijd neer op gemiddeld 12 dagen, aangenomen dat alle
neerslag vanuit het GWL-terrein afgevoerd wordt via de Waterleliegracht. De gehele inhoud van de
gracht is dus na 22 dagen volledig gezuiverd.
Randvoorwaarden
De opbouw van een vloeiveld is schematisch weergegeven in Figuur 29. Een vloeiveld maakt geen
gebruik van een pomp. Een randvoorwaarde zou kunnen zijn dat de bodem opgehoogd moet
worden, afhankelijk van de locatie van het vloeiveld.
Figuur 29: De schematische opbouw van een vloeiveld (STOWA, 2014)
Onderhoud en Beheer
Het riet in vloeivelden dient jaarlijks te worden gemaaid. Overjarig riet in vloeivelden zorgt namelijk
voor verstoppingen en een hoger gehalte aan zwevende stoffen. Dit is ongewenst bij hergebruik van
het effluent (Berns en Bruinenberg, 2002). Verder behoeft een vloeiveld nauwelijks beheer, behalve
het zo nu en dan monitoren van de waterkwaliteit.
De verantwoordelijkheid voor het jaarlijks maaien van het riet zou het best kunnen worden
neergelegd bij de gemeente (BOR). Zij zijn nu verantwoordelijk voor het jaarlijks maaien van het riet
in de Waterleliegracht. Verder is het nuttig als de gezondheid van het riet jaarlijks gecontroleerd
88
wordt. Veel rietleveranciers zijn bereid dit zelf jaarlijks te doen en op basis daarvan advies te geven
over het maaien (Kilian water, 2014; Van Dien, datum niet bekend).
Kosten
Als een vloeiveld eenmaal is aangelegd, zijn er nauwelijks tot geen kosten meer. Het water in een
vloeiveld stroomt dankzij natuurlijk verhang, waardoor er geen pomp nodig is die energie verbruikt.
De kosten voor de aanleg van een vloeiveld hangt af van meerdere factoren zoals: de hoogte van het
waterpeil, de grootte van het veld, de aard van het afvalwater en het al dan niet plaatsen van een
voorzuiveringsinstallatie. Volgens Arts et al. (2014) zijn in België gemiddelde kosten voor de aanleg
van een helofytenfilter 257 euro per vierkante meter. STOWA (2007) geeft echter aan dat de kosten
voor de aanleg van een vloeiveld rond de 15 euro per vierkante meter liggen. Dit is aanzienlijk
goedkoper dan volgens Arts et al.(2014), maar het vloeiveld is dan ook de simpelste vorm
helofytenfilter.
Horizontaal doorstroomde helofytenfilters (wortelzonesysteem)
In het geval van een horizontaal helofytenfilter stroomt het water min of meer horizontaal door de
wortelzone van de helofyten in plaats van over de bodem. Omdat ook in dit systeem gebruik wordt
gemaakt van natuurlijk verhang is er geen pomp nodig (Kilian water, 2014). Een voordeel ten
opzichte van het vloeiveld is dat er geen stankoverlast is omdat het water door de bodem stroom in
plaats van eroverheen. Net als een vloeiveld neemt een horizontaal doorstromend helofytenfilter
echter vrij veel ruimte in.
Effectiviteit
Het sterk vertakte wortelsysteem van het riet, in zowel horizontale als verticale richting, zorgt voor
de ontwikkeling van een poriënstelsel waardoor het water gemakkelijk door de bodem kan stromen.
De werking van het horizontaal doorstromend helofytenfilter is gebaseerd op het feit dat de
rietstengels zuurstof opnemen en transporteren naar het wortelstelsel. De zuurstofrijke omgeving
die hierdoor rondom de wortels ontstaat, zorgt voor een hoge aerobe afbraak van afvalstoffen dicht
bij de wortels, terwijl anaerobe afbraak plaats vindt in de omliggende bodem (VROM, 1998). In
vergelijking met het vloeiveld neemt het horizontaal doorstroomde helofytenfilter een grote
hoeveelheid nutriënten op.
Uitvoeringssnelheid
Indien het helofytenfilter wordt geplaatst bij de waterinlaat van de Waterleliegracht, is de tijd die het
kost gelijk aan de verblijftijd van het water in de gracht. Conform de aannames in de voorgaande
paragraaf is dit ongeveer 12 dagen.
Randvoorwaarden
Een horizontaal doorstromend helofytenfilter heeft een typische bodemdikte van 0,6 tot 0,8 meter
(Vymazal et al., 2006). Hieronder ligt een ondoorlaatbaar zeil of folie, wat dus allereerst geplaatst
moet worden. Eventueel moet de bodem bij de waterinlaat opgehoogd of juist verdiept worden,
afhankelijk van de huidige waterdiepte en de grootte van het filter.
Onderhoud en beheer
Een horizontaal doorstromend helofytenfilter behoeft geen technisch beheer omdat het geen
gebruik maakt van een pomp. Wel moet het riet gemaaid worden. Gedurende het groeiseizoen
neemt de vegetatie nutriënten op en slaat deze op in het plantenmateriaal. Door het maaien van
bovengrondse delen van de vegetatie worden de nutriënten permanent uit het systeem verwijderd.
Als er niet gemaaid zou worden, worden de nutriënten slechts tijdelijk vastgelegd en komen ze na
89
het afsterven van de vegetatie weer in het water terecht (Helder-Feijen, 2009). Een goed maaibeheer
is dus van groot belang voor de werking van het helofytenfilter. Afhankelijk van de vegetatie dient er
één of enkele keren per jaar gemaaid te worden. Voor riet is dit gewoonlijk één keer per jaar in
september/oktober (Helder-Feijen, 2009). Bij lage nutriëntenbelasting wordt echter ook wel
aangeraden om het riet juist niet elk jaar te maaien omdat een nutriëntentekort dan de
vegetatiegroei remt (STOWA, 2001). De meest gangbare manier is om het riet vanaf de kant te
maaien met een maaikorf; hierdoor blijft de verstoring van de bodem beperkt. Het is belangrijk dat
het riet boven het waterlevel wordt afgemaaid om zuurstoftekort door het vollopen van de
afgemaaide stengels te voorkomen.
De verantwoordelijkheid voor het jaarlijks maaien van het riet zou het best kunnen worden
neergelegd bij de gemeente (BOR). Zij zijn nu verantwoordelijk voor het jaarlijks maaien van het riet
in de Waterleliegracht. Verder is het nuttig als de gezondheid van het riet jaarlijks gecontroleerd
wordt. Veel rietleveranciers zijn bereid dit zelf jaarlijks te doen en op basis daarvan advies te geven
over het maaien (Kilian water, 2014; Van Dien, datum niet bekend).
Kosten
De aanleg van een helofytenfilter kost in België gemiddeld 257 euro per vierkante meter (Arts et al.,
2014). Andere bronnen geven echter een kostenindicatie van 12 tot 20 euro per vierkante meter
(STOWA, 2007). Een horizontaal doorstromend helofytenfilter heeft verder geen structurele
stroomkosten omdat er geen gebruik wordt gemaakt van een pomp. Wel moet er jaarlijks (of eens in
meerdere jaren, afhankelijk van de nutriëntenconcentratie van het binnenstromende water)
gemaaid worden. De kosten hiervan zijn moeilijk op voorhand te bepalen; deze zijn afhankelijk van
de benodigde apparaten, bereikbaarheid en de grootte van het rietveld. Ter referentie: het
vegetatieonderhoud van de helofytenfilters in de Erasmusgracht, Amsterdam kost jaarlijks ongeveer
1000 euro (STOWA, 2006).
Zandfilters
De werking van een zandfilter berust op de aanname dat grove deeltjes en andere verontreinigingen
opgevangen worden door de zandkorrels. Water wordt, al dan niet onder druk, door een zandbed
geleid. Grove deeltjes blijven al vóór het filter hangen, kleinere deeltjes worden tegengehouden door
het fijnere zand onderin het filter. Ook micro-organismen (bacteriën) worden verwijderd. Er bestaan
verschillende soorten zandfilters (Arts et al., 2014):
Zandfiltratie werkt optimaal indien het vuil in de vorm van grove deeltjes aanwezig is (Hamoda
et al., 2003). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een snel en een traag zandfilter (Okun
& Schulz, 1984). Snelle zandfiltratie wordt voornamelijk gebruikt in de drinkwaterindustrie, met
als hoofddoel het verwijderen van zwevende deeltjes. De grootte van de zandkorrels in het
zandbed neemt af van boven naar beneden. Het water stroomt snel door de verschillende
verticale lagen zand en grind. Het zandbed wordt vervolgens gereinigd door de
stromingsrichting om te draaien en het bed te spoelen met schoon water, eventueel
ondersteund door perslucht. Dankzij de opwaartse stroming zet het bed uit waardoor het vuil
makkelijk wordt losgemaakt van de zandkorrels en afgevoerd kan worden (Waterportaal,
2014).
Bij trage zandfiltratie stroomt het water heel traag door een filterbed van fijn zand. Het
voordeel hierbij is dat het merendeel van de bacteriën worden verwijderd. De vervuiling vindt
voornamelijk plaats in de toplaag van het zandbed. Deze vervuilde laag moet verwijderd
worden en vervolgens aangevuld worden met vers zand (Wotton, 2002). (Arts et al., 2014)
Kort gezegd bestaat een zandfilter uit één of meerdere lagen zand. Het water sijpelt erdoorheen en
wordt intussen gezuiverd (Evenhuis et al., 2013).
90
Net als in het geval van de helofytenfilters kan een zandfilter voor de inlaat van de Waterleliegracht
geplaatst worden of gecombineerd worden met een circulerend watersysteem om het water
meerdere keren te filteren. Een zandfilter kan ook gebruikt worden als voorzuivering voor de
helofytenfilters.
Effectiviteit
Grove deeltjes en organisch materiaal worden volledig weggezuiverd door een zandfilter. Bacteriën
en andere micro-organismen worden echter niet volledig verwijderd (Van Wijk et al., 2013).
Daarnaast kan er gebruik worden gemaakt van multimediafilters waarbij naast zand andere
materialen zoals grind gebruikt worden. Dit heeft als voordeel dat de zwevende deeltjes effectiever
worden verwijderd (Arts et al., 2014).
Uitvoeringssnelheid
Een zandfilter werkt direct na implementatie en heeft een doorstroomtijd van enkele uren (Van Wijk
et al., 2014).
Randvoorwaarden
Voor het plaatsen van een zandfilter is een pomp een vereiste omdat het water van boven naar
beneden door het filter stroomt. Het filter wordt geïmplementeerd voor de inlaat van de
Waterleliegracht. Bij een hoog gehalte zwevende deeltjes kan bovendien voorbezinking nodig zijn
(Aqua Nederland, 2012).
Beheer
Het benodigde beheer is afhankelijk van het type zandfilter. Bij een snel zandfilter met automatische
terug spoeling kan het filter langere tijd zonder onderhoud. Dit levert echter wel meer stroomkosten
op. In het geval van een traag zandfilter dient het vervuilde zand regelmatig te worden verwijderd en
nieuw zand moet worden bijgevuld (Arts et al., 2014).
Kosten
In het rapport van Arts et al. (2014) wordt het volgende gezegd over de kosten:
De kosten van de zandfilter zelf liggen tussen de 4.000 en 7.000 Euro, afhankelijk van de
grootte en mate van specialisatie alsook de marktomstandigheden, debieten, hoeveelheid
zwevende stof en saneringstijd. Uitgerekend per hoeveelheid water bedragen de kosten van
zandfiltratie circa € 0,20 tot € 0,40 per m3 (prijspeil 2006, Bodemrichtlijn, 2014). (Arts et al.,
2014)
Mechanische filtering
Mechanische filtering, filtering door middel van filterpompen, is relatief makkelijk te implementeren.
Er bestaan vijverpompen voor vijvers van verschillende grootte. De Waterleliegracht heeft een
volume van ongeveer 1 miljoen liter en een oppervlak van 1340 m2 (Arts et al., 2014). Aangenomen
dat een vijverpomp ongeveer 25% van de inhoud per uur moet kunnen rondpompen (Vijverhulp,
2014), is een filterpomp nodig met een capaciteit van ongeveer 250.000 liter per uur. De gangbare
vijverpompen hebben echter een maximale capaciteit van 15.000 liter per uur. Navraag bij het bedrijf
Sibo b.v. leverde op dat pompen met voldoende capaciteit niet particulier verkocht worden en dat
het combineren van meerdere filterpompen niet het gewenste effect heeft. We beschouwen filtering
door middel van een filterpomp dus niet als optie en werken deze niet verder uit.
91
Vergelijking filtersystemen
Nog een factor om rekening mee te houden naast de hieronder besproken factoren, is de
hoeveelheid ruimte die elk type filter inneemt. Mosselen zijn nauwelijks zichtbaar en een zandfilter
zou ondergronds geplaatst kunnen worden met extra kosten tot gevolg. Helofytenfilters nemen
echter duidelijk zichtbaar ruimte in. De verhouding ruimte voor vloeiveld : wortelzonesysteem :
infiltratieveld is 10 : 2 : 1 (Berns en Bruinenberg, 2002). Het verticaal doorstromende helofytenfilter
neemt dus de minste ruimte in. Om de afmetingen nog verder te beperken, kan het verticaal
helofytenfilter nog belucht worden. Hiermee neemt de efficiëntie per vierkante meter met circa
200% toe. Het nadeel hiervan is wel dat het energieverbruik toeneemt. (Groenblauwe netwerken,
datum onbekend)
Voor de meeste typen filters wordt voorbezinking aangeraden. Dit voorkomt dat de helofytenfilters
snel verstopt raken door slib of grove deeltjes in het water. In het hoofdstuk over “zandafvang”
wordt hier verder op ingegaan. Tabel 11 geeft een overzicht van de verschillende helofytenfilters.
Tabel 11: Overzicht helofytenfilters.
Optie
Groen
Strak
Effect
waterzuivering
++
+/-
Effect
zuurstof
toevoer
+/-
Beheer
uren
Beheer
kosten
Aanlegkosten
+/--
Kindvriendelijk
-
Mosselen
Vloeiveld
++
++
*
****
€€€
€€
€€€
Wortelzonesyste
em
Infiltratieveld
Zandfilter
++
-
-
++
+
***
€€
€€€€€
++
-
-
++
+/-
***
€€
€€€€€
+/-
+/-
+/-
+
--
****
€€€
€€€€€
92
K. Checklist beheerplan Waterleliegracht Amsterdam
Het adviesrapport voorziet niet in een uitgewerkt beheerplan voor de lange termijn. Er moeten nog
keuzes gemaakt worden wat betreft de invulling hiervan, dus momenteel kan er nog geen beheer
worden toegewezen aan toekomstige maatregelen voor de Waterleliegracht. Om het GWL-terrein
toch te adviseren over het beheer van toekomstige opties, is deze checklist opgesteld om tot een
gedegen beheerplan voor de Waterleliegracht te komen wanneer veranderingen worden
aangebracht aan de gracht. De checklist speelt vooral een rol als leidraad bij het opstellen van een
beheerplan en als basis voor gesprekken tussen het GWL-terrein en andere betrokkenen, zodat
uiteindelijk een volledig en houdbaar beheerplan kan worden opgesteld dat wordt gedragen door
alle betrokken partijen van de Waterleliegracht.
In de checklist wordt onderscheid gemaakt tussen checkpunten en adviespunten. Checkpunten
dienen gevolgd te worden om tot een goed beheerplan te komen. Adviespunten kunnen gevolgd
worden om tot een beter plan te komen.
Checkpunten:
1. Is het beheerplan opgesteld in samenspraak met alle betrokkenen: Koepelvereniging, CaféRestaurant Amsterdam, Waternet en gemeente Stadsdeel West? Het is van belang om in het
beheerplan aan te geven welke partijen betrokken zijn geweest bij het opstellen van het plan, welke
partijen mogelijk ontbraken, welke partijen zich eventueel door een ander lieten vertegenwoordigen
en of alle betrokken partijen in het beheerplan zijn opgenomen.
2. Geeft het beheerplan inzicht in de organisatie: eigenaren, beheerders, klankbordgroep,
bijeenkomsten? Wie speelt welke rol binnen de organisatie en wanneer en hoe vaak vinden
bijeenkomsten plaats?
3. Heeft de manier van samenwerking als doel draagvlak te creëren voor de inhoud van het
beheerplan bij de betrokkenen in het gebied? Het GWL-terrein is een wijk met een participatief
karakter. Het is zaak om hierop in te spelen bij het opstellen van een beheerplan om dit karakter te
behouden.
4. Check op gaten in kennis, onzekerheden en mogelijke negatieve gevolgen van de maatregelen
voor gebruikers en zorg dat deze expliciet in beeld worden gebracht. Bepaal waar deze gevolgen
redelijkerwijs mogelijk kunnen worden verkleind en hoe hier invulling aan wordt gegeven.
5. Is er consensus bij de betrokken partijen over het maatregelenpakket en de invoering hiervan? Het
is belangrijk dat de te nemen maatregelen gedragen worden door alle betrokkenen.
6. Is er duidelijkheid over wie welke verantwoordelijkheden heeft?
7. Is er duidelijkheid over wie welke kosten dekt?
8. Is er een bestek waarin duidelijk staat beschreven wanneer en door wie het beheer plaatsvindt?
Adviezen:
- Betrek betrokken partijen actief vanaf het begin van het proces (bijvoorbeeld in een adviesgroep of
klankbordgroep) en zorg dat partijen ook betrokken blijven.
- Aanstellen van een onafhankelijke voorzitter kan proces ten goede komen (geen partij in de
discussie).
93