TOELICHTING OP HET PRODUCTION ORGANISATION

TOELICHTING OP
HET PRODUCTION ORGANISATION EXPOSITION (POE)
VOLGENS Part 21 SUBPART G (AMC 21A.143(a))
Versie 5, 05-03-2014
Versie
Datum
1
2
26-03-2004
01-04-2009
3
01-11-2010
4
26-06-2012
5
05-03-2014
Wijziging
H1, 3.6, 3.10, 3.13, 4.3, 4.6, 4.7, 4.10, 4.11, 4.12, 4.18 en 4.19
Invoering Commission Regulation (EC) Nr. 1194/2009 en ED Decision
2010/001/R, begrip sub-tier en tekstuele verbeteringen/-aanvullingen.
H 4.18 Occurrence reporting, H3.9, 3.10, 3.11 Scope of Work van de
goedgekeurde productie en idirect approval tekst IVW verandert in ILT
(EU) No.748/2012, ED Decisions 2012/020/R, 2013/001/R, 2014 /007/R,
H. 3.2. Directie verklaring, EASA FAQ link.
COMMISSION REGULATION (EU) No 748/2012 of 3 August 2012
Amended by: 69/2014
ED Decision 2012/020/R of 30 October 2012 (Issue 2), 2013/001/R, 2014/007/R
EASA FAQ link:
http://easa.europa.eu/rulemaking/faq/commission-regulation-1702-2003-initial-airworthiness.php
Pagina 1
INHOUDSOPGAVE
1 TREFWOORDENLIJST
2 INLEIDING
3 PRODUCTION ORGANISATION EXPOSITION
3.1 Algemeen
3.2 Directieverklaring (21A.143.a.1)
3.3 Leidinggevend personeel (21A.143.a.2)
3.4 Functieomschrijvingen (21A.143.a.3)
3.5 Interne organisatie (21A.143.a.4)
3.6 Lijst van Gemachtigden (21A.143.a.5)
3.7 Beschrijving van de Personeelsbezetting (21A.143.a.6)
3.8 Beschrijving van de Productiefaciliteiten (21A.143.a.7)
3.9 Beschrijving van de werkzaamheden (21A143.a.8)
3.10 Meldingsprocedure t.b.v. wijzigingen in het erkende bedrijf (21A.143.a.9)
3.11 Wijzigingsprocedure t.b.v. het POE (21A.143.a.10)
3.12 Beschrijving van het kwaliteitssysteem (21A.143.a.11)
3.13 Overzicht van leveranciers en subcontractors (21A.143.a.12)
4 KWALITEITSSYSTEEM
4.1 Algemeen
4.2 Documentatie (21A.139.b.1.i)
4.3 Evaluatie, borging en toezicht bij subcontractors en leveranciers (21A.139.b.1.ii)
4.4 Verificatie van toeleveringen (21A.139.b.1.iii)
4.5 Identificatie en terugvindbaarheid (21A.139.b.1.iv)
4.6 Productieprocessen (21A.139.b.1.v)
4.7 Inspecties en testen, incl flight testing (21A.139.b.1.vi)
4.8 Kalibratie/Periodieke gereedschapscontroles (21A.139.b.1.vii)
4.9 Behandeling afwijkend materiaal (21A.139.b.1.viii)
4.10 Coördinatie van luchtwaardigheidsaspecten tussen POA-holder en DOA/TC-holder
(21A.139.b.1.ix)
4.11 Afhandeling en archivering van productiedocumenten (21A.139.b.1.x, 21A.165 d, h)
4.12 Bekwaamheden en bevoegdheden van personeel (21A.139.b.1.xi)
4.13 Afgifte van BvL CRS en ARC (21A.139.b.1.xii)
4.14 Opslag, verpakking, hanteren en vervoer van producten (21A.139.b.1.xiii)
4.15 Auditing en te nemen correctieve- en preventieve maatregelen (21A.139.b.1.xiv)
4.16 Erkende werkzaamheden buiten locaties die t.b.v. de erkenning beschreven zijn
(21A.139.b.1.xv)
4.17 Werk dat wordt uitgevoerd na de productie maar voor de levering, om het luchtvaartuig in
een gebruiksveilige toestand te houden. (21A.139.b.1.xvi)
4.18 Occurrence reporting (21A.165.e, f)
4.19 Permit to fly en goedkeuring betreffende flight condities (21A.139.b.1.xvii)
Pagina 2
1 TREFWOORDENLIJST
AOC
Aircraft Operator Certificate (vergunning tot vluchtuitvoering)
ARC
Authorised Release Certificate
BFE
Door de klant aangeleverd materiaal (Buyer Furnished Equipment)
CRS
Certificate of Release to Service
EASA
European Aviation Safety Agency
PART-21
EASA; Certificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en
uitrustingsstukken, en van ontwerp- en productieorganisaties (bijlage bij
VERORDENING (EU) Nr. 748/2013 VAN DE COMMISSIE van 3 Augustus 2012 tot
vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en
milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en
uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en
productieorganisaties)
PART-145
EASA Approved Maintenance Organisations
NKO
Nederlandse Kalibratie Organisatie
POA
Production Organisation Approval in accordance with PART-21, Subpart G
POE
Production Organisation Exposition
PPB
Principal Place of Business
STC
Supplemental Type Certificate
TC
Type Certificate
SIB
Safety Information Bulletin
(http://easa.europa.eu)
2 INLEIDING
PART-21 Subpart G beschrijft de regelgeving voor het verkrijgen en onderhouden van een
erkenning (POA) voor productieorganisaties, die luchtvaartuigen of onderdelen t.b.v.
luchtvaartuigen produceren.
Het hier voorliggende document beoogt een hulpmiddel te zijn voor de beoordeling of voldaan
wordt aan de eisen die PART-21 Subpart G (Artikel 143) stelt aan het Production Organisation
Exposition (POE) en PART-21 Subpart G (Artikel 139) stelt aan het Kwaliteitssysteem.
Het POE wordt op zich niet goedgekeurd door de Inspectie Leefomgeving en Transport maar maakt
wel een essentieel deel uit van de POA. Het POE wordt geacht te zijn goedgekeurd bij de afgifte
van de erkenning. Een zorgvuldige beschouwing van het POE tijdens het erkenningtraject is
derhalve noodzakelijk.
Dit document vervangt op generlei wijze genoemde EASA-documenten, maar geeft een korte
uiteenzetting/beschrijving van de gestelde eisen in de Nederlandse taal. Het document zal naar
behoefte door middel van versieverhogingen aangepast worden.
Pagina 3
3. PRODUCTION ORGANISATION EXPOSITION
De volgende onderwerpen dienen tenminste behandeld te worden in het POE.
3.1 Algemeen
3.1.1 Inhoudsopgave
De inhoudsopgave dient volledig en correct te zijn. Er kan gekozen worden voor een
inhoudsopgave aan het begin van het POE, of een verdeling naar hoofdstukken waarin verder de
paragrafen van het hoofdstuk zijn verwerkt. In ieder geval moet de structuur van het handboek
duidelijk zijn, zodat de bruikbaarheid van het handboek gewaarborgd is. Om het één en ander
overzichtelijker te maken gaat de voorkeur uit naar één inhoudsopgave voor het hele handboek.
Om het opzoeken te vergemakkelijken is de aanwezigheid van een index gewenst.
3.1.2 Wijzigingsoverzicht
In het POE moet aangegeven zijn hoe het POE gewijzigd wordt. Een hulpmiddel t.b.v. de
leesbaarheid van het POE kan zijn een wijzigingsmededeling die bij iedere wijziging van het POE
naar de houders wordt opgestuurd. De laatst ingewerkte wijziging kan dan vòòr in het POE worden
opgenomen. Zie ook punt 3.11.
3.1.3 Lijst met geldige pagina's
Het is van belang dat de gebruikers van het POE weten of kunnen nagaan of de juiste inhoud
aanwezig is. Een hulpmiddel kan zijn een volledige en bijgehouden lijst met alle pagina nummers
die van kracht zijn met het revisie nummer en de datum van het van kracht worden.
3.1.4 Distributie
De distributie moet zodanig zijn dat zeker gesteld is dat medewerkers die uit hoofde van hun
functie het POE en/of daarin gerefereerde documenten nodig kunnen hebben, altijd en tijdig van
bedoelde informatie voorzien worden.
Het verdient aanbeveling voor papieren exemplaren (hardcopy) met een uniek registratienummer
te werken, opdat de distributie beheerst kan worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor procedures
die in andere handboeken zijn ondergebracht. In geval van digitale distributie dient op andere
wijze te worden zeker gesteld dat alleen de van kracht zijnde versie beschikbaar is.
3.1.5 Kruisverwijzingen
Er moet een kruisverwijzing zijn die de relatie vastlegt tussen de PART-21 artikelen en de
hoofdstukken van het POE. Deze dient als leidraad voor bedrijf en Inspectie Leefomgeving en
Transport om zeker te stellen dat alle aspecten van de regelgeving gedekt zijn in het POE.
Indien relevante informatie in andere handboeken, procedures, of instructies is opgenomen, dan
dient hierover in het POE een samenvatting opgenomen te zijn en dient in het POE ook een
duidelijke kruisverwijzing incl. revisie en datum naar de betreffende documenten opgenomen te
zijn.
3.1.6 Trefwoordenlijst
Om te voorkomen dat er in het POE onbekende woorden en/of afkortingen staan, is het wenselijk
om een lijst met deze woorden en afkortingen te maken. Een lijst is vaak overzichtelijker dan het
eenmalig verklaren van de betekenis de eerste keer dat het voorkomt in het POE.
De navolgende POE onderwerpen zijn ontleend aan 21A.143
3.2 Directieverklaring (21A.143.a.1)
In de directieverklaring is vastgelegd dat het bedrijf altijd volgens de richtlijnen, procedures en
voorschriften van het POE en de documenten waar het POE naar verwijst, werkt. En dat de
inhoud van het POE alleen van toepassing is op EASA approved designs. Zie voor
toelichting EASA FAQ, link pagina 1.
De erkenningaanvrager (de accountable manager) moet deze verklaring ondertekend hebben.
Deze ondertekening bevestigt dat de accountable manager de autoriteit heeft om bovenstaande te
realiseren.
Pagina 4
3.3 Leidinggevend personeel (21A.143.a.2 en GM 21A.145)
Het kaderpersoneel, dat mede verantwoordelijk is voor het naleven van het gestelde in PART-21
Subpart G, is verplicht een curriculum vitae op te stellen. Hiervoor dient EASA Form 4. Dit houdt in
dat de naam, positie, relevante kwalificaties en relevante werkervaring van die personen bekend
gesteld moeten worden aan de Inspectie Leefomgeving en Transport. De Inspectie Leefomgeving
en Transport beoordeelt of genoemde managers voldoende relevante kennis en ervaring (in
soortgelijke functies en achtergrond m.b.t. de uit te oefenen functie) hebben. Gedacht dient te
worden aan de hoofden van afdelingen zoals chef productie, hoofd kwaliteitszorg, hoofd
bedrijfsbureau, etc. en zij die direct aan de accountable manager rapporteren.
Indien voornoemd kaderpersoneel niet direct aan de accountable manager rapporteert, dan dient
formeel geregeld te zijn dat bedoeld personeel een directe toegang heeft tot de accountable
manager.
Bovengenoemd personeel moet in het POE vermeld zijn.
3.4 Functieomschrijvingen (21A.143.a.3)
Van de onder 3.3 genoemde functionarissen moet de plaats in de organisatie, zoals weergegeven
in punt 3.5, het doel van de functie, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden duidelijk
vastgelegd zijn. Tevens dient aangegeven te zijn onder welke omstandigheden managers,als
vertegenwoordigers van het bedrijf, direct contact mogen opnemen met de Inspectie Leefomgeving
en Transport.
3.5 Interne organisatie (21A.143.a.4)
De structuur van de verantwoordelijkheidsketen voor de accountable manager en de in punt 3.3
genoemde functionarissen moet vastgelegd zijn in een organisatieschema. In het schema dient de
algemene hiërarchische structuur (wie is verantwoordelijk) opgenomen te zijn, alsmede de namen
van de betrokkenen.
3.6 Lijst van gemachtigden (21A.143.a.5)
In het POE moet vastgelegd zijn, of het POE moet verwijzen naar een document waarin
aangegeven, welke medewerkers van de productieorganisatie gemachtigd zijn tot het aftekenen
van:
een Statement of Conformity en/of een Authorised Release Certificate (EASA Form 1) of indien van
toepassing een:
Aircraft Statement of Conformity (EASA Form 52),
Certificate of Release to Service (EASA Form 53),
Permit to Fly (EASA Form 20a, 20b),
Approval form for Flight conditions for Permit to Fly- (EASA Form 18B)
Application to Permit to Fly (EASA Form 21)
De persoonlijke gegevens van de gemachtigden, inclusief opleiding, speciale training, ervaring,
identificatie, werkgebied, etc. dienen, als deel van het kwaliteitssysteem, vastgelegd te zijn volgens
een vastgestelde procedure. De vastlegging moet zodanig zijn dat duidelijk blijkt waar de
verleende machtiging betrekking op heeft.
3.7 Beschrijving van de personeelsbezetting (21A.143.a.6)
In grote lijnen moet aangegeven zijn de grootte van de personeelsbezetting, de verdeling van het
personeel over de verschillende afdelingen, alsmede de aanwezigheid van voldoende en opgeleid
personeel per vakgebied en functie. Veelal kan verwezen worden naar andere documenten.
3.8 Beschrijving van de productiefaciliteiten (21A.143.a.7)
Per vestigingsplaats moet aangegeven zijn een samengevatte beschrijving van de behuizing, de
locatie van de verschillende gebouwen met het gebruiksdoel, alsmede de noodzakelijke
voorzieningen t.b.v. bijvoorbeeld energie, klimaatbeheersing, relatieve vochtigheidsbeheersing,
milieu aspecten, etc.
De beschreven faciliteiten dienen afgestemd te zijn op de aard van de werkzaamheden die door de
erkende organisatie worden uitgevoerd.
Pagina 5
3.9 Beschrijving van de werkzaamheden (21A.143.a.8)
In het POE moet een beschrijving van de productieactiviteiten opgenomen zijn.
Voor Parts:
Design
o
o
o
o
Holder - familie type (bijv. Fokker 70/100)
Product categorie (generic type, bijv. landing gears, tyres)
Vereiste productie methode (general area, showing the expertise)
Voor de detaillering (part nrs. /tek. nrs) moet er een link zijn met het Productie
Organisatie en de Design Organisatie arrangement (POA-DOA arrangement)
Production location / subcontracted werkpakketten
Voor Appliances:
Type Appliance
o Product categorie (generic type, bijv ……)
o Vereiste productie methode (general area, showing the expertise)
o Voor de detaillering (part nrs. /tek. nrs) moet er een link zijn met het Productie
Organisatie en de Design Organisatie arrangement (POA-DOA arrangement)
o Production location / subcontracted werkpakketten
Voorbeeld SoW-Matrix
Type
A/C Type
Products/
categories
Doors
Landing gears
Airbus A340
AFT pressure
–600
bulkhead
Galley inserts Steam ovens
Production method/ - capability
Machining, surface treatment
POA-DOA
Location
Arrangement
X1
Subcontractor
X
X2
Y
Sheet metal, electronics, surface Z
treatment
Afhankelijk van de productiewerkzaamheden die het bedrijf uitvoert, is een verbijzondering in de
vorm van een "capability list" mogelijk. Op basis van een dergelijke "capability list" en een
bijbehorende procedure in het POE met een verwijzing naar deze list, is het dan mogelijk dat het
bedrijf zelf wijzigingen in deze capability list aanbrengt.
Voor de indirect approval / indirecte goedkeuring van de capabilty list dient een procedure in het
POE te worden opgenomen. Indirect approval is toegestaan voor toevoegingen binnen de
goedgekeurde Scope of Work, alsmede inperkingen ervan.
De procedure dient aan te geven wie, hoe en wat gecontroleerd wordt voor uitbreiding van de
capability list (zoals bijv. data, tools, equipement, kwalificaties en interne bevoegdheden
personeel) zowel intern als extern bij uitbesteding van de werkzaamheden).
Tijdens een audit op dit onderdeel wordt steekproefsgewijs gecontroleerd in hoeverre wijzigingen
beheerst verlopen - actie Inspecteur.
3.10 Meldingsprocedure t.b.v. wijzigingen in het erkende bedrijf (21A.143.a.9)
In het POE moet een meldingsprocedure zijn opgenomen (of verwezen worden naar), waarin tot
uitdrukking komt hoe en wanneer de Inspectie Leefomgeving en Transport op de hoogte wordt
gesteld van belangrijke wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de POA.
Wat onder belangrijke wijzigingen wordt verstaan, staat beschreven in PART-21A.147 en
PART-21A.148 samen met het bijbehorende AMC/GM materiaal.
De volgende aspecten worden onder andere genoemd:

Belangrijke wijzigingen in producttype (bijv. vliegtuigtype), nieuwe categorie producten,
productie methode /capabiliteit, POA-DOA Arrangement, productiecapaciteit, toegepaste
werkwijzen en productielocaties.
NB. Bij relocatie van de productieorganisatie dient een verhuisplan voor goedkeuring ingediend
te worden, alvorens de verhuizing plaats gaat vinden. (zie AMC 21A.148)

Wijzigingen in de organisatiestructuur, speciaal die delen van de organisatie die zich met
kwaliteit bezighouden.
Pagina 6



Wijzigingen bij de in het POE genoemde management, inclusief de erkenningaanvrager
(accountable manager).
Wijzigingen in het productieproces of het kwaliteitssysteem die zodanig zijn dat de
luchtwaardigheid en/of het voldoen aan de specificaties belangrijk beïnvloed kunnen worden.
Wijzigingen in het plaatsen van, of toezicht op, belangrijk uitbesteed werk of toegeleverde
delen, daar waar de luchtwaardigheid of het aantonen van luchtwaardigheid aanzienlijk
beïnvloed kan worden.
N.B. Voor alle significante wijzigingen dient een formele aanvraag met een EASA Form 51 (en
eventueel een EASA Form 4) bij de Inspectie Leefomgeving en Transport ingediend te worden.
Voor minor changes volstaat een e-mail / brief.
3.11 Wijzigingsprocedure t.b.v. het POE (21A.143.a.10)
Het POE moet een procedure bevatten die aangeeft hoe het POE op beheerste wijze gewijzigd kan
worden. Hierin moet opgenomen zijn dat de wijzigingen zoals aangegeven in punt 3.10 en die
aanpassing van de POE tot gevolg zullen hebben, vooraf door de Inspectie Leefomgeving en
Transport goedgekeurd moeten zijn.
Minor changes in het POE mogen zonder goedkeuring van de Inspectie Leefomgeving en worden
gewijzigd. Hiervoor dient een goedkeurprocedure / indirect approval in het POE te worden
opgenomen. De Inspectie Leefomgeving en Transport bepaald of de organisatie deze indirect
approval aankan.
Onder
-
minor changes wordt verstaan:
herstel van drukfouten, zolang de inhoud maar niet wijzigt
beperken SoW
wijzigingen van procedures anders dan de hierboven aangegeven, die de kwaliteitsborging
niet beïnvloeden (dus die geen invloed hebben op de kwaliteit van de output)
Wat mag niet:
Uitbreiden SoW
Wijzigen AM of van personeel waarvoor een Form 4 benodigd is
Wijzigen van deze minor change goedkeurprocedure
Significante wijzingen –zie 21A.147, GM 21A.147, 21A.148, deze nader benoemen, zie punt
3.10.
Wijzigingen in overige procedures, contracten en/of formulieren die volgens de
wet/regelgeving specifieke goedkeuring door de autoriteit behoeven (bijv. EASA Form 1)
Wijzingen die gedaan worden onder de minor change procedure dienen aan IVW voor kennisgeving
te worden aangeboden.
3.12 Beschrijving van het kwaliteitssysteem (21A.143.a.11)
In het POE moet het kwaliteitssysteem met de daarbij behorende procedures zijn beschreven.
De elementen die in de procedures moeten zijn vastgelegd staan beschreven in hoofdstuk 4
3.13 Overzicht toeleveranciers (21A.143.a.12)
Het POE moet verwijzen naar, of een overzicht bevatten van alle toeleveranciers (partners,
subcontractors, suppliers).
4 KWALITEITSSYSTEEM
De hierna vermelde paragrafen (punten) bestaan steeds uit twee delen, te weten:
Een samenvatting van de in PART-21 Subpart G gestelde voorwaarden waaraan genoemd
onderwerp moet voldoen, getiteld: Voorwaarden.
Een samenvatting van hetgeen over die voorwaarden volgens 21A.139 vastgelegd moet zijn,
getiteld: Vastlegging.
Pagina 7
4.1 Algemeen
Voorwaarden
De productieorganisatie moet kunnen aantonen dat het een kwaliteitssysteem heeft ingericht dat
voldoet aan PART-21 Subpart G en dat systeem adequaat onderhoudt. Het systeem moet
vastgelegd zijn en de organisatie in staat stellen luchtvaartuigen, producten, of diensten te
produceren die aan de gestelde ontwerpgegevens en vliegveilige condities voldoen. Dit geldt
evenzo voor de partners, subcontractors en leveranciers van de productieorganisatie.
Vastlegging
Om dit te bewerkstelligen moet de organisatie procedures, instructies, etc. voor de gebieden
waarvoor de erkenning van toepassing is, vastleggen en in stand houden. Deze
procedures,instructies, etc. moeten normen aangeven waaraan voldaan moet worden. (Dit zijn de
zogenaamde "control procedures").
In algemene zin zijn genoemde gebieden vastgelegd in 21A.139 en worden deze toegelicht in de
navolgende paragrafen.
4.2 Documentatie (21A.139.b.1.i)
Voorwaarden
De productieorganisatie moet zeker gesteld hebben dat het documentenbeheer zodanig is dat de
gebruiker voorzien is van de juiste informatie die behoort bij de door hem uit te voeren activiteiten.
Dit geldt ook voor Inspectie Leefomgeving en Transport/EASA (luchtwaardigheids)informatie.
Vastlegging
Daarom moet vastgelegd zijn hoe de organisatie omgaat met het goedkeuren, uitgeven en wijzigen
van de door de organisatie geproduceerde documenten die enige relevantie hebben met de
activiteiten waarop de erkenning betrekking heeft. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld
organisatie procedures, standaard bewerkingsbladen, (product)handboeken, formulieren, etc.
Dit geldt ook voor de relevante documenten (ontwerpgegevens) die verkregen worden van de Type
Certificate (TC) en/of de Supplemental Type Certificate (STC) Holder.
4.3. Evaluatie, borging en toezicht bij leveranciers en subcontractors (21A.139.b.1.ii)
Voorwaarden
Voordat derden producten mogen leveren aan de productieorganisatie, moet nagegaan zijn of het
kwaliteitssysteem van de leverancier en/of subcontractor aansluit en voldoet aan die van de
productieorganisatie (leverancier- en subcontractor evaluatie).
Tevens moet bepaald worden of de te leveren producten voldoen aan de vastgelegde specificaties.
(Bijvoorbeeld door eerste product controles, proces en capability evaluaties, etc.)
Vervolgens zal periodiek zeker gesteld moeten worden (bijvoorbeeld door auditing) dat nog aan
genoemd kwaliteitssysteem wordt voldaan.
N.B.
1) Indien leverancier en/of subcontractor ook een POA hebben, dan kan volstaan worden met het
aantonen dat de kwaliteitssystemen van beide organisaties voldoende op elkaar aansluiten. Het
nagaan of de door die leverancier geleverde delen voldoen aan de specificaties, kan beperkt blijven
tot een documentatie controle.
Zie GM Nr.2 21A.139(a).
2) De autoriteit (Inspectie Leefomgeving en Transport) moet in staat worden gesteld om bij de
leveranciers en/of subcontractors resp. sub-subcontractors (sub-tiers) onderzoeken uit te voeren.
Vastlegging
De wijze waarop bovenstaande op beheerste wijze gerealiseerd wordt, moet in procedures zijn
vastgelegd.
Gedacht kan worden aan een vendor-rating systeem, hoe om te gaan met erkende bedrijven en de
niet erkende, selectie criteria, extern auditplan met planning, wijze van handelen bij
geconstateerde afwijkingen aan systeem c.q. toelevering, etc.
De uitbestede werkzaamheden (inclusief die bij sub-tiers) vallen volledig onder de verantwoording
van de erkende productieorganisatie. De productieorganisatie dient daarom aan te tonen hoe de
subcontractor voldoet aan het, door de Inspectie Leefomgeving en Transport goedgekeurde,
kwaliteitsysteem beschreven in het POE. M.a.w. hoe borgt de erkende productieorganisatie de
werkzaamheden uitgevoerd bij de subcontractor (inclusief die bij sub-tiers). De wijze waarop de
borging plaatsvindt dient in het POE beschreven te worden.
Pagina 8
Indien evaluatie-, borgende-, of toezichthoudende activiteiten door derden worden uitgevoerd, dan
moet dit beschreven zijn. De productieorganisatie blijft er echter uiteindelijk verantwoordelijk voor
dat de toelevering bij gebruik of inbouw in een product/vliegtuig voldoet aan de normen.
4.4 Verificatie van toeleveringen (21A.139.b.1.iii)
Voorwaarden
De productieorganisatie moet zekerstellen dat toeleveringen, inclusief BFE, voldoen aan de
gestelde specificaties.
Dit kan gebeuren door bijvoorbeeld verificaties bij de leverancier, ontvangstcontroles (visueel,
testen, ontvangstdocumenten verificatie, etc.), inspecties tijdens het verdere productieproces, etc.
Vastlegging
De te volgen werkmethoden, inspectiecriteria (goed en afkeur normen), om bovenstaande te
bereiken moet voor alle categorieën toeleveringen vastgelegd zijn.
4.5 Identificatie en terugvindbaarheid (21A.139.b.1.iv)
Voorwaarden identificatie
In elk stadium van het voortbrengingsproces (van ontvangst tot en met aflevering) moeten delen
herkenbaar zijn en de status moet zichtbaar zijn of gemaakt kunnen worden.
Vastlegging identificatie
Vastgelegd moet zijn welk systeem of systemen van identificatie worden toegepast. Gedacht kan
worden aan soorten labels, goedkeur/afkeur stickers, begeleidende documentatie, wijze van het
vastleggen van partnummers/serienummers, etc.
Aangegeven moet zijn op welke wijzen de status van delen zichtbaar gemaakt wordt.
Gedacht kan hier worden aan goedkeur/quarantaine/afkeur, opslagtermijn registratie t.b.v. aan
veroudering onderhevige delen/materialen, fase in het productieproces, testfase, etc.
Voorwaarden terugvindbaarheid
Belangrijke delen (waaronder "critical parts", zie punt 4.18) en materialen moeten op
systematische wijze worden gemerkt, opdat deze tijdens het voortbrengingsproces, alsmede na
aflevering, te identificeren zijn en de herkomst daarvan is na te gaan.
Dit met het doel om achteraf m.b.v. bewaarde documenten te kunnen vaststellen dat producten
overeenkomstig vastgelegde eisen, waaronder de modificatie status, zijn geproduceerd.
Deze categorie delen of materialen wordt vastgesteld door de ontwerporganisatie.
Vastlegging terugvindbaarheid
Vastgelegd moet zijn op welke wijze bedoelde delen worden geïdentificeerd, welke begeleidende
documenten en afleveringspapieren bij de delen worden toegepast, hoe lang terugvindbaarheidsgegevens bewaard moeten worden, etc.
Tevens moeten de criteria vastgelegd zijn die worden gehanteerd om vast te stellen welke delen en
materialen terugvindbaar moeten zijn.
4.6 Productieprocessen (21A.139.b.1.v)
Voorwaarden
De toegepaste productieprocessen moeten op beheerste wijze leiden tot producten die aan de
gestelde specificaties voldoen.
Vastlegging
De toegepaste productieprocessen vanaf voorbereiding tot en met aflevering moeten beschreven
zijn.
Het betreft hier, indien van toepassing:
de voorbereiding van de productiedocumentatie, de ontwerpgegevens die omgezet
worden in werkinstructies t.b.v. het productieproces
de selectie en evaluatie van leveranciers en subcontractors
de ontvangst van materialen en onderdelen en equipment
de kwalificatie van productie processen
de borging van continue competentie en kwalificatie van personeel
het vaststellen of de gereedschappen, equipment gebruikt in de productie voldoen aan
de eisen van de van toepassing zijnde design data
Pagina 9
-
de monitoring en uitvoering van het gereedschap- en equipement onderhoud in productie
de monitoring van parameters bij gekwalificeerde productie processen
In proces- en eindinspecties
Indien van toepassing, moet de wijze van onderhoud vòòr aflevering vastgelegd zijn
4.7 Inspecties en testen, incl flight testing (21A.139.b.1.vi)
Voorwaarden
Van zowel toegeleverde- als geproduceerde delen moet vastgesteld worden of deze delen voldoen
aan de van toepassing zijnde ontwerpgegevens. Hiertoe moeten op bepaalde momenten inspecties
en/of testen uitgevoerd worden. Dit betreft delen, samenstellingen, componenten, alsmede
complete vliegtuigen (productietestvluchten).
Vastlegging
Vermeld moet zijn wanneer welke inspecties en testen uitgevoerd moeten worden, welke criteria
aangehouden moeten worden en hoe te handelen bij geconstateerde afwijkingen (zie punt 4.9).
Speciale inspectie- en testmethoden moeten in instructies zijn vastgelegd en worden opgeroepen
indien uitvoering noodzakelijk is.
Dit geldt ook voor situaties waarbij onderhoud vóór aflevering dient plaats te vinden.
4.8 Kalibratie /Periodieke gereedschapscontroles (21A.139.b.1.vii)
Voorwaarden
De organisatie moet de beschikking hebben over voldoende en geschikte meet- en
beproevingsmiddelen (ook pasmallen) opdat voldaan wordt aan het gestelde in punten 4.6 en 4.7.
Deze middelen moeten bij gebruik in een deugdelijke staat verkeren en tot betrouwbare informatie
leiden. Daarom moet de organisatie beschikken over een systeem om deze meet- en
beproevingsmiddelen regelmatig op kwaliteit te beoordelen en te kalibreren/afstellen indien van
toepassing.
Vastlegging
Procedures moeten beschrijven op welke wijze kalibratie /periodieke controles plaatsvinden, welke
criteria ter bepaling van tijdsintervallen worden gehanteerd, hoe omgegaan wordt met situaties
waarbij geconstateerd is dat acceptatiegrenzen overschreden zijn.
Beschreven moet zijn op welke wijze aangetoond wordt dat uitsluitend met deugdelijk (lees
gekalibreerde/gecontroleerde) meet- en beproevingsmiddelen wordt gewerkt. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan een beschrijving over de wijze van zichtbaar maken van toegestane gebruiksduur.
Procedureel moet vastgelegd zijn wat wel/niet gekalibreerd moet worden.
Vastgelegd moet zijn op welke wijze zeker gesteld is dat de metingen (kalibratie) naar de nationale
standaarden herleidbaar zijn.
Indien kalibratie, ijkingen en/of periodieke controles van meet- en beproevingsmiddelen door
derden uitgevoerd worden, dan zal een procedure beschrijven hoe voldaan wordt aan het
voorgaande. De betreffende uitvoerende instanties zullen moeten voldoen aan het gestelde van
punt 4. 3 (Evaluatie, borging en toezicht bij subcontractors en leveranciers). Zie verder AIC-B
06/02.
4.9 Behandeling afwijkend materiaal (21A.139.b.1.viii)
Voorwaarden
Zoals in punt 4.5 staat aangegeven moet in elk stadium van het voortbrengingsproces de status
van delen herkenbaar zijn, dan wel zichtbaar gemaakt kunnen worden. Delen waarop afwijkingen
zijn geconstateerd, moeten derhalve herkenbaar zijn. Essentieel hierbij is dat deze delen niet
ongecontroleerd in het proces teruggebracht kunnen worden.
Indien t.o.v. de ontwerpgegevens afwijkingen worden geconstateerd die betrekking hebben op
eerder door de productieorganisatie vrijgegeven producten, dan moet met de ontwerporganisatie
onderzocht worden wat de invloed op reeds afgeleverde producten kan zijn m.b.t. veilige
vliegoperaties. Als dit aan de orde is dan moet de Inspectie Leefomgeving en Transport daarvan in
kennis gesteld worden.
Vastlegging
Procedures moeten aangeven hoe de herkenbaarheid van afwijkend materiaal/producten
gewaarborgd is (bijvoorbeeld door gebruik van labels, stickers, quarantaine ruimten, begeleidende
documentatie, etc.).
Pagina 10
Vastgelegd moet zijn op welke wijze delen, waarbij een afwijking is geconstateerd en als zodanig
geïdentificeerd zijn, verder behandeld worden. Hierbij moet gedacht worden aan de wijze van
beoordeling van de afwijking door bevoegde personen, wijze van vastlegging van
beoordelingsresultaat, de methodiek bij het beoordelen van het resultaat van eventuele reparaties
en wie daarbij bevoegd is tot oordelen,
alsmede de wijze waarop herstelde delen weer in het productieproces worden opgenomen. Zie ook
punt 4.10 m.b.t. afwijkingen.
Een procedure moet beschrijven hoe gehandeld moet worden indien er afgeweken is van
productieprocessen, zoals die door de ontwerporganisatie zijn vastgesteld.
Een procedure moet beschrijven hoe gehandeld wordt bij geconstateerde afwijkingen die
betrekking kunnen hebben op reeds vrijgegeven en/of afgeleverde producten, hoe de
ontwerporganisatie dan wordt aangehaakt en hoe, indien van toepassing, de Inspectie
Leefomgeving en Transport wordt geïnformeerd.
Voorgaande moet ook vastgelegd zijn voor toegeleverde delen.
4.10 Coördinatie van luchtwaardigheidsaspecten tussen POA-holder en DOA/TC-holder
(21A.139.b.1.ix)
Voorwaarden
Zekergesteld moet zijn dat de communicatie tussen de erkende productieorganisatie en de
DOA/TC- holder (ontwerporganisatie) zodanig is dat af te leveren producten aan alle
luchtwaardigheidsaspecten voldoen.
Tevens moeten bij problemen m.b.t.. deze luchtwaardigheidsaspecten beide organisaties elkaar
direct op de hoogte stellen, opdat adequate maatregelen genomen kunnen worden.
Bovenstaande staat los van het feit of beide organisaties wel of niet een juridische eenheid
vormen.
Vastlegging
De afspraken om voorgaande te realiseren moeten vastgelegd zijn en tot uitdrukking komen in
overeenkomsten/arrangements en/of procedures voor zowel de DOA/TC-holder als de
productieorganisatie. Deze documentatie moet onder andere de volgende aspecten bevatten:
De personen c.q. afdelingen die verantwoordelijk zijn voor de beheersing van onderstaande
punten.
 De verantwoordelijkheid van de ontwerporganisatie m.b.t. het zekerstellen dat
luchtwaardigheidsinformatie (tekeningen, materiaal specificaties, processen,
oppervlaktebehandelingen, etc.) goed en tijdig aan de productieorganisatie worden
overgedragen.
 De verantwoordelijkheden en de wijze waarop, indien van toepassing, de erkende organisatie
productie gegevens ontwikkelt die in overeenstemming zijn met luchtwaardigheidsspecificaties.
 Adequate afhandeling van productie non-conformances resp. afwijkingen
 De verantwoordelijkheden van de erkende productieorganisatie voor het ondersteunen van de
ontwerporganisatie ten aanzien van zaken die betrekking hebben op luchtwaardigheidsaspecten
en het uitvoeren van noodzakelijke acties. Aspecten zijn onder andere terugvindbaarheid na
aflevering, uitvoering van modificaties, terugvindbaarheid van procesresultaten, technische
informatie, assistentie en dergelijke. Tevens betreft het hier situaties waarbij het type
certificaat nog verkregen moet worden.
 Indien van toepassing, het verstrekken van informatie door de productieorganisatie aan de
ontwerporganisatie betreffende de vaststelling in welke mate prototypen en/of teststukken
voldoen aan de gestelde ontwerpeisen.
 De regeling voor autorisatie door de ontwerporganisatie van geïntroduceerde afwijkingen t.o.v.
de ontwerpgegevens veroorzaakt tijdens het voortbrengingsproces of voortkomend uit
klanteneisen. Zie hiervoor ook punt 4.9
 De methodieken en verantwoordelijkheden die er op gericht zijn een adequate
configuratiebeheersing uit te voeren, opdat de productieorganisatie vast kan stellen dat
voldaan is aan de ontwerpgegevens c.q. de luchtwaardigheidseisen.
 De wijze van melding van afwijkingen zoals beschreven in punt 4.9.
Zie ook AMC No.1 en 2; 21A.133(b) en (c), incl. arrangement sample form.
Pagina 11
4.11 Afhandeling en archivering van productiedocumenten (21A.139.b.1.x, 21A.165 d, h)
Voorwaarden
Productiedocumenten zijn onder andere benodigd om tijdens het productieproces vast te stellen en
vast te leggen wat de status van de producten is. Zie hiervoor ook punt 4.5.
Tevens dienen deze voor het aantonen dat de producten alle stappen van het productieproces met
goed gevolg hebben doorlopen en dat zij voldoen aan de gestelde ontwerpeisen.
Terugvindbaarheid van procesgegevens wordt hiermede gediend. Zie hiervoor ook punt 4.5.
Om dit te bewerkstelligen moet de organisatie een systeem hebben voor het verzamelen en
archiveren van bedoelde documenten tijdens en na het productieproces.
De voorwaarden gesteld aan de productieorganisatie zijn ook van toepassing op de toeleveranciers
Vastlegging
De volgende aspecten dienen tenminste in procedures vastgelegd te worden:
De type documenten die gearchiveerd moeten worden en de tijdsduur van de archivering per type
document.
Bijvoorbeeld: Documentatie die gerelateerd is aan conformity van het artikel, tenminste twee jaar
na afgifte van het Statement of Conformity of ARC., tenzij andere wetgeving van toepassing is.
Documentatie gerelateerd aan "continue luchtwaardigheid" gedurende de operationele levensduur
van het artikel.
Beschrijving van het archiveringssysteem en de daarbij behorende verantwoordelijkheden.
Denk hierbij aan geschikte locatie, wijze van verzamelen, toegepaste archiveringsmedia,
toegangsregeling t.b.v. bedoelde documentatie, wijze van leesbaar houden bij toepassing van
bijvoorbeeld geautomatiseerde systemen, e.d..
De wijze van toezicht op toeleveranciers / subcontractors m.b.t. deze materie. Dit kan in
samenhang met punt 4.3 uitgewerkt zijn.
4.12 Bekwaamheden en bevoegdheden van personeel (21A.139.b.1.xi)
Voorwaarden
Er moet voldoende personeel zijn met voldoende opleiding en ervaring/bekwaamheden om de
werkzaamheden waarvoor de erkenning van toepassing is, naar behoren uit te voeren. Tevens
moet er voldoende bevoegd personeel zijn om na te gaan of de handelingen en/of producten
voldoen aan de gestelde eisen, alsmede moeten er voldoende gemachtigden zijn. Zie hiervoor ook
de punten 3.6 en 3.7.
De voorwaarden m.b.t. gemachtigden (certifying staff) zijn expliciet vastgelegd in AMC21A.
21.145(d)(1t/m9)
Vastlegging
Vastgelegd moeten zijn de kwalificaties waaraan productiepersoneel, bevoegd personeel
voor toezicht en beoordeling van uitgevoerde werkzaamheden, alsmede gemachtigden moeten
voldoen.
Dit geldt tevens voor personeel dat speciale processen uitvoert, waarvoor speciale kwalificaties
vereist zijn. Denk hierbij aan speciale lastechnieken, Niet Destructief Onderzoek technieken,
moeilijk of niet te controleren handelingen of werkzaamheden achteraf, etc.
Ook moet beschreven zijn hoe periodiek wordt nagegaan of de vereiste kwalificaties nog voldoen
en in voldoende mate aanwezig zijn en wat voor maatregelen eventueel getroffen zullen worden,
indien zulks nodig mocht blijken. (Opleidingsplannen, trainingen, e.d.).
4.13 Afgifte van BvL, CRS en ARC (21A.139.b.1.xii)
Op basis van de erkenning (POA) is de productieorganisatie, na het aanbieden van een Statement
of Conformity aan de Inspectie Leefomgeving en Transport, geautoriseerd tot het verkrijgen van
een BvL. Na onderhoud van een nieuw vliegtuig door de POA organisatie (zie punt 4.17) kan de
POA organisatie het vliegtuig weer vrijgeven met een Certificate of Release to Service (EASA Form
53).
Tevens is de organisatie geautoriseerd tot het vrijgeven van nieuwe luchtwaardige delen, waarvoor
de erkenning van toepassing is, met het ARC.
Voorwaarden
Voldoen aan de erkenningeisen volgens PART-21 Subpart G.
Vastgesteld moet zijn dat elk voltooid vliegtuig en/of product overeenkomstig het Type Design c.q.
goedgekeurde ontwerpgegevens is en in een toestand verkeert voor veilige vliegoperaties.
Pagina 12
De documenten mogen alleen geautoriseerd worden door daartoe bevoegde personen (certifying
staff).
Het Aircraft Statement of Conformity moet van het type EASA Form 52 zijn en als zodanig
geïdentificeerd zijn.
Vóór het uitgeven van een Statement of Conformity moet een onderzoek uitgevoerd zijn, waarbij
nagegaan en geregistreerd wordt of aan een aantal luchtwaardigheidsaspecten voldaan is. Deze
aspecten staan vermeld in GM No. 3 to 21A.165(c).
Het ARC moet van het type EASA Form 1 zijn, Per 28 september 2010 is het gebruik van het EASA
Form 1 Issue 2 verplicht, waarbij de invulling moet plaatsvinden volgens Appendix I bij PART-21 en
het nieuwe geïntroduceerde AMC No. 2 to 21A,163(c) Completion of the EASA Form 1.
Tevens is AMC No. 1 to 21A,163(c) – Computer generated signature and electronic
exchange of the EASA Form 1 – aangepast. Zie ook ED Decision 2010/002/R.
Beheerste vastlegging van de Statement of Conformity- en de ARC- gegevens en de archivering
daarvan volgens punt 4.11.
Vastlegging
De vastlegging betreffende genoemde voorwaarden is voor een groot gedeelte al in deze
toelichting aangegeven. Daarnaast is het noodzakelijk dat vastgelegd is de wijze waarop genoemde
documenten ingevuld worden, wie waarvoor is geautoriseerd en welke criteria daarbij gehanteerd
worden en hoe deze autorisatie zichtbaar gemaakt wordt.
4.14 Opslag, verpakking, hanteren en vervoer van producten (21A.139.b.1.xiii)
Voorwaarden
De opslag en verpakking, alsmede het hanteren en vervoer van producten moeten zodanig zijn, dat
zeker gesteld is dat geen vermindering van kwaliteit van die producten plaats vindt.
Dit geldt ook voor producten waarvoor maximaal toelaatbare opslag en/of gebruikstermijnen van
toepassing zijn (life time items),met dien verstande dat daarbij de gestelde opslag c.q.
gebruikscondities gevolgd moeten worden.
Vastlegging
In procedures moet vastgelegd zijn welke methoden gevolgd worden en welke voorzieningen
getroffen zijn om zeker te stellen dat aan genoemde voorwaarden wordt voldaan.
Denk hierbij aan opslag/omgevingscondities, wijze van verpakken en verpakkingscriteria, e.d.,
indien e.e.a. van toepassing.
4.15 Auditing en te nemen correctieve- en preventieve maatregelen (21A.139.b.1.xiv)
Voorwaarden
Stelselmatig moet door het uitvoeren van audits geverifieerd worden of de vastgelegde procedures
van het kwaliteitssysteem, volgens de aangegeven normen gevolgd worden.
Daarmee wordt dan tevens bepaald of voldaan wordt aan de regelgeving van PART-21 Subpart G
en of de procedures voldoen aan het doel waarvoor ze opgezet zijn.
Deze audit functie (borgingsactiviteit) moet uitgevoerd worden door een onafhankelijke functie
(onafhankelijk van de functies die geaudit worden) van de betreffende de organisatie.
Opmerking:
1) Bij de term onafhankelijk wordt ook bedoeld voldoende gezag, toegang tot de hele
productieorganisatie en mogelijkheden om het werk zonder noodzakelijke ondersteuning van de te
auditen functies uit te voeren.
2) Naast auditing zijn er nog andere activiteiten die een borgende werking hebben.
Deze worden hier in dit punt niet toegelicht.
De resultaten van de audits moeten aan het leidinggevend personeel, zoals aangegeven in punt 3.3
en de accountable manager gerapporteerd worden Tevens moet overzicht gehouden worden t.a.v.
het tijdig oplossen van geconstateerde afwijkingen.
De verantwoordelijkheid voor het (tijdig) oplossen zelf ligt bij genoemd leidinggevend personeel en
uiteindelijk bij de accountable manager.
Vastlegging
Het systeem van auditen moet in procedures vastgelegd worden, waarbij tot uitdrukking komt dat
alle elementen van het kwaliteitssysteem periodiek geschouwd worden en dat in geval van
geconstateerde tekortkomingen een methodiek gevolgd wordt, die zeker stelt dat die
tekortkomingen met de juiste prioriteit worden opgelost.
Pagina 13
Gedacht kan hierbij worden aan onder andere een auditplan (wie, wat, hoe en waar), een
auditplanning (wanneer), bewakingsoverzichten t.b.v. tekortkomingen en effectiviteitmetingen van
de genomen maatregelen.
N.B. Het auditplan moet direct of indirect de artikelen van PART-21 subpart G afdekken.
4.16 Erkende werkzaamheden uitgevoerd buiten locaties die t.b.v. de erkenning
beschreven zijn (21A.139.b.1.xv)
Voorwaarden
Erkende werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden op de locaties zoals die aangegeven zijn
op de erkenning en beschreven zijn in de POE. (Zie hiervoor 3.8.)
Gaat hiervan afgeweken worden, dan moet de Inspectie Leefomgeving en Transport vooraf
geïnformeerd worden en akkoord gaan met de nieuwe productielocatie, dan wel met het
reallocatieplan. De erkenning kan dan vervolgens, indien noodzakelijk, aangepast worden.
Opmerking: Indien werkzaamheden, zonder goedkeuring van de Inspectie Leefomgeving en
Transport, door de productieorganisatie uitgevoerd worden op locaties die niet deel uitmaken van
de erkenning, dan kunnen die werkzaamheden beschouwd worden als niet vallende onder de
erkenning.
Vastlegging
Indien voornoemde reallocatie aan de orde mocht komen, dan moet vastgelegd zijn de wijze
waarop zeker gesteld is dat de Inspectie Leefomgeving en Transport tijdig geïnformeerd wordt over
de plannen om van een andere, nog niet erkende, locatie gebruik te gaan maken, alsmede hoe het
autorisatieproces werkt.
Indien werkzaamheden buiten de erkende locaties tijdelijk door z.g. working parties worden
uitgevoerd, dan dient hiervoor een procedure te zijn.(Bijvoorbeeld op locatie van de afnemer).
4.17 Onderhoudswerkzaamheden binnen de scope of work (21A.139.b.1.xvi)
Indien de productieorganisatie vliegtuigen produceert, dan is die organisatie onder bepaalde
voorwaarden gemachtigd tot het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan die vliegtuigen en
het vrijgeven van die werkzaamheden door middel van een CRS.
Voorwaarden
De productieorganisatie moet een kwaliteitssysteem en onderhoudsprocedures hebben die
zekerstellen dat de betreffende vliegtuigen in een luchtwaardige conditie blijven.
De onderhoudswerkzaamheden moeten beperkt blijven tot die vliegtuigen die niet onder een AOC
en daarmee onder PART-145 vallen.
Het toestaan van onderhoud moet in de erkenning zijn opgenomen.
Vastlegging
De toe te passen werkwijzen en te hanteren instructies moeten vastgelegd zijn. Denk hierbij aan
bijvoorbeeld inwerken van AD's en service bulletins, het uitvoeren van reparaties, conservering en
periodieke inspecties, het uitvoeren van onderhoud na vluchten en dergelijke.
In een systeem moet zijn vastgelegd hoe en wanneer die werkwijzen en instructies gevolgd
moeten worden. Tevens moet, in geval van onderhoud aan een luchtvaartuig, aangegeven zijn hoe
om te gaan met het Aircraft Log Book of EASA Form 53, Certificate of Release to Service en de
release procedure.
Uiteraard mag gebruik gemaakt worden van de nieuwbouw procedures voor zover van toepassing.
4.18 Occurrence reporting (21A.165, e, f)
De productieorganisatie zal procedures dienen te hebben voor de behandelen en onderhouden van
een interne en externe occurrence reporting systeem voor het verzamelen, analyseren en
identificeren van rapporteerbare technische occurences.
Voorwaarden
Verantwoordelijkheden en bevoegdheden dienen in het occurence systeem van de
productieorganisatie duidelijk aangegeven te worden.
Vastlegging
De technische occurrences dienen na de identificatie van een ‘unsafe condition’ binnen 72 uur door
de verantwoordelijke productie-organisatie management naar de DOA/TC holder en naar EASA
Pagina 14
[email protected] (zie ook EASA website http://easa.europa.eu/iors/reporting.html )en naar
de Inspectie Leefomgeving en Transport email adres: [email protected] gestuurd te worden.
Op de websites zijn invulformulieren beschikbaar. Vermeld voor zover mogelijk ook de preventieve
acties genomen om soortgelijke voorvallen te voorkomen.
Controleer of deze actie volgens 4.15 worden uitgevoerd en afgehandeld.
In de onderzoeksprocedure met de DOA/TC holder dient aan te geven worden welke positie(s)
binnen de productieorganisatie hierin participeert (of participeren). Tevens wordt assistentie
geboden in ‘continuing airworthiness’ acties welke gerelateerd zijn aan delen die geproduceerd
zijn..
Indien de productieorganisatie een toeleverancier is van een andere productieorganisatie dan dient
deze ook op de hoogte gesteld te worden.
4.19 Permit to fly en goedkeuring betreffende flight condities (21A.139.b.1.xvii)
Indien de productieorganisatie vliegtuigen produceert, dan zal die organisatie een permit to fly
nodig hebben voor het uitvoeren van vluchten onder bepaalde omstandigheden (zie 21A.701). De
productieorganisatie zal procedures dienen te hebben voor het identificeren van de noodzaak tot
een permit to fly, het aanvragen van de goedkeuring van de flight conditions (21A.708) en de
goedkeuring van de permit to fly, e.e.a. volgens Part21 SubpartP – Permit to fly.
Dit is een publicatie van
Inspectie Leefomgeving en Transport
ILT/Luchtvaart
Postbus 16191 | 2500 BD Den Haag
T 088 489 00 00
Pagina 15