Deel 3 Evaluatievragen en antwoorden Deel 1 De cel: basiseenheid van leven Thema 1 Functionele morfologie van de cel 1 Voer bij alle EM-foto’s de volgende opdrachten uit: a Geef de naam van de afgebeelde celstructuur. b Benoem – indien aangegeven – de aangeduide delen van de celstructuur. c Behoort de celstructuur tot een plantencel of een dierlijke cel of tot beide? d Behoort de celstructuur tot een prokaryote of een eukaryote cel of tot beide? 2 a celkern b 1 kernmembraan 2 kernporie 3 nucleolus 4 heterochromatine 5 euchromatine c beide d eukaryote cel a R.E.R. b //////////////// c beide d eukaryote cel 1 3 4 5 a ribosomen b ////////////// c beide d prokaryote en eukaryote cel Evaluatievragen en antwoorden 39 12 a Golgi-apparaat b //////////////////////// c beide d eukaryote cel a mitochondrion b 1 uitwendig membraan 2 inwendig membraan 3 crista 4 matrix c beide d eukaryote cel a centriool b ////////////////////// c alleen dierlijke cel d eukaryote cel 3 4 2 40 1 3 a chloroplast b 1 granum 2 thylakoïd 3 stroma c alleen plantencel d eukaryote cel 2 a Benoem de aangeduide celstructuren. 1 ribosoom 2 euchromatine 3 vacuole 10 4 heterochromatine 11 5 nucleolus 6 tonoplast 7 Golgi-apparaat 8 chloroplast 9 celmembraan 8 9 12 1 13 2 14 3 15 16 17 4 5 6 7 10 celwand 11 R.E.R 12 S.E.R. 13 kernporie 14 kernmembraan 15 leukoplast 16 mitochondrion 17 cytosol b Is de afgebeelde cel een plantencel of een dierlijke cel? En waarom? Plantencel want: celwand aanwezig vacuole aanwezig chloroplast aanwezig 3 Welke organellen in plantencellen en dierlijke cellen hebben een dubbel membraan, een enkel membraan of geen membraan? Vul de tabel in. celorganellen met dubbel membraan celorganellen met één membraan celorganellen zonder membraanstructuur celkern mitochondrion plasten E.R. G.A. lysosoom vacuole ribosoom cytoskelet centriool 4 Welke celstructuren hebben een dubbel membraan? Selecteer ze allemaal door het bolletje te kleuren. ●celkern ●mitochondrion Oribosoom Ocytoskelet O endoplasmatisch reticulum (E.R.) O centriool OGolgi-apparaat (G.A.) Ovacuole Olysosoom ●chloroplast Evaluatievragen en antwoorden 41 5 Welke celstructuren hebben een enkel membraan? Selecteer ze allemaal door het bolletje te kleuren. Ocelkern Omitochondrion Oribosoom Ocytoskelet ● endoplasmatisch reticulum (E.R.) O centriool ● Golgi-apparaat (G.A.) ●vacuole ●lysosoom Ochloroplast 6 Welke celstructuren hebben geen membraan? Selecteer ze allemaal door het bolletje te kleuren. O celkern ●cytoskelet ●ribosoom ●centriool O endoplasmatisch reticulum (E.R.) O vacuole O Golgi-apparaat (G.A.) O chloroplast O lysosoom O mitochondrion 7 Vul de juiste begrippen in bij de volgende omschrijvingen over de functie van celstructuren. a Celoppervlak met selectieve doorlaatbaarheid b Functies van membraanproteïnen c Structuur in de celkern die onderdelen van ribosomen aanmaakt d Celstructuren die zorgen voor synthese van proteïnen e Celeigen bestanddelen afbreken in de cel f Celvreemd materiaal afbreken in de cel g Plaats in de cel waar veel ATP wordt aangemaakt h Celorganel dat tussenkomt bij de amoeboïde beweging i Celorganel dat tussenkomt bij de celdeling in dierlijke cellen j Celorganel waarin zetmeel wordt opgeslagen k Celorganel voor fotosynthese l Celorganel met pigmenten om bloemen en vruchten te kleuren celmembraan transportfunctie receptorfunctie nucleolus ribosoom, R.E.R. autofagie heterofagie mitochondrion cytoskelet centriool leukoplast chloroplast chromoplast 8 Vergelijk de prokaryote cel, de plantencel en de dierlijke cel. Vul de tabel in. prokaryote cel plantencel dierlijke cel aard van het celoppervlak celmembraan celwand celmembraan celwand celmembraan gecompartimenteerd? niet teerd ribosomen aanwezig? ribosomen aanwezig celkern aanwezig? geen celkern aanwezig celkern aanwezig celkern aanwezig voorbeeld bacterie rode bloedcel gecompartimen- gecompartimenteerd ribosomen aanwezig aardappelcel gecompartimenteerd ribosomen aanwezig 9 Zijn de volgende beweringen juist of fout? Verbeter indien nodig. a Fosfolipiden zijn apolaire moleculen. Fout. Fosfolipiden hebben een gevorkte staart die apolair is en een kop die polair is. b Lysosomen in witte bloedcellen die opgenomen bacteriën afbreken, doen aan autofagie. Fout. Ze doen aan heterofagie, want ze breken celvreemd materiaal af. c Chlorofylmoleculen zijn opgelost in het stroma van de chloroplasten aanwezig. Fout. Chorofylmoleculen zitten vastgeankerd in de membranen van thylakoïden 42 en grana. d Ribosomen zijn celorganellen van eukaryote en prokaryote cellen. Juist. e Fosfolipiden in celmembranen vormen dubbellagen waartussen watermoleculen zitten. Fout. De staarten van de fosfolipiden zijn hydrofoob en naar elkaar toegekeerd, dus watermoleculen zitten aan de kant van de hydrofiele koppen. de 10 Wat is het verschil tussen a cytoplasma en cytosol? cytoplasma = geleiachtige vloeistof + celorganellen cytosol = alleen de geleiachtige vloeistof b nucleus en nucleolus? nucleus = celkern nucleolus = kernlichaampje, een onderdeel van de celkern c heterochromatine en euchromatine? heterochromatine = extra compact opgevouwen DNA en daardoor inactief euchromatine = minder strak opgerold DNA en daardoor actief d chlorofyl en chloroplast? chlorofyl = bladgroenmolecule chloroplast = bladgroenkorrel e chloroplast en chromoplast? chloroplast = bladgroenkorrel chromoplast = korrel met rode, oranje of gele pigmenten 11 Gegeven de volgende moleculen. a Bij welke celstructuur in de eukaryote cel horen deze moleculen? b Formuleer 1 functie van de celstructuur. moleculen celstructuur 1 functie van de celstructuur (andere antwoorden zijn mogelijk) DNA celkern is het genetisch materiaal afbrekende enzymen lysosoom celeigen bestanddelen afbreken cellulose celwand verleent stevigheid aan de cel rode pigmenten chromoplast kleurt bloemen en vruchten transmembraanproteïne celmembraan laat selectief stoffen door in en uit de cel 12 Welke celstructuur tref je aan in een prokaryote cel, maar niet in een dierlijke cel? anucleus b celwand c mitochondrion d chloroplast 13 Welke begrippen horen niet samen? a celwand en cellulose b celmembraan en proteïnen c nucleus en chromatine d chromoplasten en fotosynthese Evaluatievragen en antwoorden 43 14 Gegeven de volgende beweringen: 1 Prokaryote cellen zijn groter dan eukaryote cellen. 2 Prokaryote cellen zijn niet gecompartimenteerd. Welke beweringen zijn juist? a Alleen 1 is juist. b Alleen 2 is juist. c 1 en 2 zijn juist. d 1 en 2 zijn niet juist. 15 Welke functie wordt niet door het lysosoom uitgevoerd? a autofagie b apoptose c proteïnesynthese d afbraak van extracellulair materiaal 16 Onrijpe bananen zijn groen, rijpe bananen worden geel. Dat komt omdat a chloroplasten overgaan in leukoplasten. b chromoplasten overgaan in chloroplasten. c leukoplasten overgaan in chromoplasten. d chloroplasten overgaan in chromoplasten. 17 Welke celstructuur tref je niet aan in een prokaryote cel? a mitochondrion b ribosoom c celwand d celmembraan 18 De inhoud van de celkern kan je best als volgt omschrijven: a DNA en proteïnen b chromatine en nucleoli c DNA en euchromatine d chromatine 19 Gegeven de volgende begrippen. a Bij welke celstructuur in de eukaryote cel horen deze begrippen? b Formuleer 1 functie van de celstructuur. 44 begrip celstructuur 1 functie van de celstructuur (andere antwoorden zijn mogelijk) tonoplast vacuole vertegenwoordigt een waterreserve in plantencellen cristae mitochondrion celademhaling d.w.z. voedingstoffen verbranden om er energie in de vorm van ATP uit vrij te zetten microtubuli cytoskelet handhaaft de vorm van de cel stroma chloroplast fotosynthese doorvoeren membraanzakjes bezet met ribosomen R.E.R. proteïnesynthese en opslag van niet-afgewerkte proteïnen secretieblaasjes G.A. nabewerkingen op proteïnen uitvoeren m.b.v. enzymen
© Copyright 2024 ExpyDoc