el g om een gedeelte

el g om een
Algemeen
van
overzicht
de R i j n k a n a l i s a t i e
I r . K. van. T i l .
C 8 5 5 1
gedeelte
algemeen gedeelte
B I B L I O T H E E K B O U W D I E N S T RIJ K S W A T E R S T A A T
NR.
Algemeen overzicht
van de Rijnkanalisatie
BIBUOTHEEK
Op 6 September
jk- heeft de
directeur-
generaal van de. Rijkswaterstaat;
ir.. A. 6.
Maris, de eerste van <fe drie
nl. die.bij Hagestein
stuwdammen;
officieel
in gebruik
gesteld.
Dit is voor Nederland
gebeurtenis,
immers
een zeer
belangrijke
hiermede
gemaakt met de kanalisatie
is een begin
van de Rijn,
waardoor de bevaarbaarheid
van de Ijssel- en
de Neder Rijn-Lek en de
waterhuishouding
benoorden de grote rivieren wordt
Ir.
K. van
1.
Inleiding
O m het plan van de kanalisatie van de N e d e r Rijn en de
Lek voldoende t e kunnen begrijpen, i s h e t noodzakelijk te
weten waarom dit plan werd gemaakt en welke beperkende voorwaarden aan het plan werden gesteld.
Het zijn twee redenen, die t o t de Rijnkanalisatie -hebben
geleid: vergroting van de bevaarbaarheid van de IJssel en
van de N e d e r Rijn-Lek-en verbetering van de waterhuishoudkundige toestand van Nederland benoorden de grote
rivieren.
Van de beperkende voorwaarden waaraan het plan moet
voldoen komen de voornaamste afeonderlijk ter sprake.
verbeterd.
2.
De Rcdodieraad
was daarom
dat aan dit belangrijke
object uitvoerig
geschonken.
aantal deskundigen
moest
worden
ons gelukkig een
bereid te hebben
gevonden de diverse facetten
bespreken.
van mening
waterbouwkundige
aandacht
Wij prijzen
Zo beginnen
van dit werk te
wij met een artikel
van de hand van jr. K. van Til over-de
dat een algemeen
Rijnkanalisatie,
biedt van de problemen
ontwerp ea de uitvoering
stuweomplex
benodigde
van het
rivier- en grondwerken
(M. jansen
we in de editie t> van deze
a fierering--artikelen
sMc&ansiructies,
aan aver de
bewegingswerken
(]. Df 0-.--r*eere):en de
e.a.
hydro-eiektrischt
( j . Hof).
Deze laatste
binnenkort
verband
crtikelen. over, het
(J; Hof) en de daarvoor
Ing) treffen
installatie
overzicht
die hiermede
houden. Behalve uitvoerige
tweeartikelen
hopen wij
ook in dc edities A en E op te
nemen.
De
Til*'
Bouwdienst Rijkswaterstaat
Postbus 20.000
3502 LA Utrecht
redactieraad
D « b e v a a r b a a r h e i d v a n d e IJssel e i * . * a n 4 * r N « d e r
Rijn-Le."
laihjuur
de- v o o r n a i ^ e y a a r V ^
dat (in het oosten van onsvfai»if= e t e A w t e i f - van'vtil»pw»ge»i»
aanwezig is, r e i k ^ e _ v a * O e j f c j l tot Maastncht, w s ^ a n '
de IJssel een zeer befangrij^tf schakei is. O p d e z f - ^ & e l
sluit het Twenthe-kanaai aan. Behalve de IJssel zijn a l deze
vaarwegen steeds at vrijwel steeds geschikt v o o r grote
binnenschepen (1000 t o n of meer). De IJssel kan gedurende
maanden-aaneen een vaarwaterdiepte hebben, die veel te
klein is v o o r dergelijke grote birhienschepen. Hoeveel -en"
noelang dit het geval kan zijn, hebben enkele vooroerlogsejaren en na.de ooricg,1947,1949,1953. en 1959 wet gefeerd;
In figuur 2 w o r d t een graffekje gegeven van de toegelaten'
diepgang op deboveh-IJssel in het tweede halfjaar van 1959.
G e d u r e n d e meer. t W e e n half j a a r k o n ' e e n schrp van 1000 .
ton niet af geladen varen; van begin-September totKftut
einde van het jaar was het hei e maal d roevig: een eoegeiate n
diepgang van' nog geen 1 % m met als record de week van
maandag 19 o k t o b e r : 0,80 m( N u komt iets dergelQfe* rriet
elk jaar voor. A l l het ware o m te bewijzen, dat het joolcr
anders k a n , werd de droge zomer van 1959 gevolgd d o o r
de bepaald niet-droge z o m e r van 1960 met als resultaat.
dat voornoemde schepen van 1 juli 1960 t o t 1 juli 1961
vrijwel steeds afgeiadeh op de IJssel hebben -kunnen varen.
D i t neemt toch niet weg, dat er gemiddeld o m de 4 jaren
een jaar kan v o o r k o m e n , waarin de vaarwaterdiepte op de
IJssel gedurende maanden aaneen slecht t o t zeer slecht zal
zijn; Ik verwffs slechts naaf de gegeven reeks van jaartallen
sedert 1947, waarbij dan nog wordt opgemerkt, dat het
jaar 1959 voor de vaarwaterdiepte van .deiljssei nog niet
het ergste van de genoemde'jaren i4.gievveest;iv .
Dat het met de bevaarbaarheid van de IJlTnl.rmff^i«d;,ii
gesteld, blijkt nog uit de figuren 3 en A, zif'-We^SSfciiietfsjie*
brek aan vaarwaterdiepte minder,geprononceerd naar
voren treedt. D i t komt doordat de gegevens van deze
* Hoofdingenieur A van de Rijk^watersOGU.
Directie Bovenrivieren.
PT 22-9-'61 / 698b
stiistaan. In Belgie is men bezig het net van waterwegen
danig uit te breiden en te verbeteren, terwijl de stop van
Ternaaien wordt verwijderd. Doc J i t laatste wordt het
Luikse gebied binnen afzienbare cija i n Limburg uit voor.
grote schepen bereikbaar. Via de Duitse Rijn zijn sedert
jaar en dag Straatsburg en Basel bereikbaar. D o o r de verlenging van het Grand Canal d'Alsace wordt de bereikbaarheid van Basel gemakkelijker, terwijl er wordt gewerkt aan een krnalisatie van -^e Rijn bovenstrooms van
Basel, zodat men op de duur her 3odenmeer kan bereiken.
De kanalisatie van de Moesel v keert in het stadium van
uitvoering, waardoor de belangrijke gebieden var. Lotharingen en Luxemburg op het Westeuropese net van waterwegen worden aangt-'.loten. O o k de kanaiisaties van d e
Neckar en de Main zijn in uit\ aering; men kan reeds met
grote binnenschepen in Stuttgart komen. Men denkt
stneus aan een Rijn-Donau-verbinding, enz.
Met opzet heb ik de IJssel als vaarweg steeds voor de
Neder Rijn genoemd. De Neder Rijn kan immers worden
beschouwd als een vaarweg, die parallel loopt met de veel
beter b-".<oarbare Waal, hetgeen met de IJssel niet het geval is. bovendien is de bereikbaarheid te water van
Twenthe geheel afhanke'ijk van de bevaarbaarheid van de
IJssel. N u is het met deze bereikbaarheid niet zo slecht
gesteld als uit het voorgaande zou volgen, want beneden
Z u t p h - n is de vaarwaterdiepte van de ijssel vrijwel steeds
groter dan op de 'loven-IJssel, waar het tot nu toe over
•Ternaaien
1.
D e v o o r n a a m s t e w a t e r w e g e n in N e d e r l a n d .
figuren gelden voor het gemiddelde van de reeks van jaren
1901-1950. Ten aanzien van de IJssel kan uit figuur 3 worden afgelezen, dat per gemiddeld jaar op deze Rijntak gedurende ca. 30 dagen d r toegelaten diepgang kleiner zal
zijn dan 1 y m, terwijl deze gedurende enkele dagen zelfs
iets kleiner dan 1 m zal zijn. Tevens blijkt uit deze figuur,
dat de Ijssel in de regel toch nog een iets grotere vaarwaterdiepte biedt dan de N e d e r Rijn. Als troost is dit een
zeer schrale, omdat uit de figuur ook nog blijkt hoe ongunstig de vaarwaterdiepten van de IJssel en van de Neder
Rijn afsteken bij die van de Waal, van enkele kanalen en
van de gekanaliseerde Maas (rechts op de figuur aangegeven). Tenslotte blijkt nog uit deze figuur dat, met het
oog op de samenstelling van de vloot van binnenschepen
(links op de figuur aangegeven), de eis die wel eens aan de
vaarwaterdiepte van de IJssel en van de N e d e r Rijn wordt
gesteld, nl. dat er met een diepgang van 2,50 m, althans
meestal, moet kunnen worden gevaren — niet te zwaar is.
Hierbij moet nog worden bedacht, dat de gebruikte gegevens over de samenstelling van de vloot iets zijn verouderd; de gemiddelde grootte van de binnenschepen is
inmiddels duidelijk groter geworden en zal voorshands
nog wel blijven toenemen.
x
Ten behoeve van de vaarwaterdiepte moeten de laagste en
lagere waterstanden op de IJssel en de Neder Rijn belangrijk worden verhoogd. In een rivier kan dit d o o r o p s t u w i n g
van die waterstanden (kanalisatie) of door vergroting van
de kleinste en kleinere afvoeren. D o o r de Rijnkanalisatie
zal het laatste op de IJssel gebeuren, het eerste op de
Neder Rijn. Dat dit zo gebeurt, hangt samen met de belangen van de waterhuishouding.
Intussen neemt het belang van een voldoende grote vaarwaterdiepte op de IJssel en op de Neder Rijn eerder toe
dan af. Onze beide belangrijkste zeehavens ondergaan een
grote ontwikkeling; ik behoef in dit verband slechts de
namen Europoort en l]-mond te noemen. O o k de ontwikkeling van de havens van A n t w e r p e n en Gent blijft niet
Evenmin is het toevallig, dat er zo uitgebreid op de gebreken van de IJssel en de Neder Rijn als vaarwegen werd
ingegaan. Het zou in strijd met de feiten zijn, als hier en
daar de indruk zou bestaan, dat de-belangen van de bevaarbaarheid van de IJssel en.de N e d e r Rijn op net tweede plan
zijn gekomen, sedert de belangen van de waterhuishouding
een rol zijn gaan spelen. D o o r de Rijnkanalisatie zullen b e vaarbaarheid en waterhuishouding tezamen gelijkelijk
worden gediend.
3.
Waterhuishoudkundige
bezwaren
verbonden
aan d e h u i d i g e v e r d e l i n g v a n d e a f v o e r v a n d e
Rijn
De landbouw heeft steeds meer behoefte aan zoet water
gekregen. Bovendien zijn de eisen, die van die zijde aan de
kwaliteit van het water worden gesteld, aanmerkelijk
zwaarder geworden. O o k dit verhoogt de behoefte aan
zoetwater, bv. om verzilt of vervuild water meer dan voorheen te kunnen door- en wegspoelen. Het is overigens
niet alleen door de landbouw, dat de behoefte aan zoet
water is gestegen.
Veruit de grootste leverancier van zoet water in Nederland is de Rijn, hoewel de kwaliteit van dit water vooral
in perioden van kleine afvoeren veel te wensen overlaat.
Behalve dat de afvoer van deze rivier vaak te klein is. is
de verdeling van deze afvoer over de Waal, de Neder Rijn
en de Ijssel verre van gelukkig. De Waal krijgt. in afgeronde cijfers, 70 % van de afvoer van- de Boven Rijn, de
Neder Rijn 20 % en de IJssel 10 % . Het gehele gebied van
Nederland, dat globaal genomen ten noorden van de lijn
Arnhem-Ams-.erdam ligt, moet het met die 10 % doen.
Daar komt nog bij. dat van de 70%, die door de Waal wordt
afgevoerd. meer dan / door het Hoilandsch Diep ongebruikt zeewaarts stroomt.
In perioden van kleinere afvoeren van de Boven Rijn moet
dan ook de IJssel meer water krijgen, terwijl in het noorden en zuidwesten van ons land vergaarbekkens moeten
komen om daarin zoet water te kunnen vasthouden in
tijden van grotere afvoeren van de Boven Rijn. opdat daaruit zoet water ter beschikking kan worden gesteld in tijden
van kleine afvoeren van de Boven Rijn. Toen de Rijnkanalisatie werd ontworpen, was het vergaarbekken in het noorden van het land er a l : het IJsselmeer. Het vergaarbekken
J
4
;
PT 22-9-'61 / 699b
e. • Aansluitend bij' het voorgaande kan worden opgemerkt, dat de kleinste afvoer van d e g e k a n a l i s e e r d e : N d «
""•Rijn-Lek niet zo klein mag w o r d e h , .dat het water van deze
Rijntak zou gaan vertieken. H i e r t o e bestaan kansen. Het
Rijnwater zoals dat ons land binnenstroomt. is in ernstige
mate verzilt, terwijl in ons land nogal wat afvalwater, afkomstig van bevolkingscentra en industrieen, op de Rijntakken w o r d t geloosd. Alleen al; omdat het water van de
N e d e r Rijn-Lek w o r d t g e b r u l l ^ ^ grondstof voor-de bereiding van drinkwater zou efff e^welaatbaar zijn. Doch
ook om landbouwkundige en hyg»emsche redenen zou het
in. het zuidwesten komt er,. nl. in het n a m van de Deltawerken.
Hiermede raak ik al twee der beperkende voorwaarden:
die aan de Rijnkanalisatie werden gesteld.
4.
e
B e p e r k e n d e v o o r w a a r d e n g e s t e l d aan de
Rijnkanalisatie
a. Het aandeel van de Waal in de afvoer van de Boven
Rijn tijdens kleine afvoeren van deze rivier mag d o o r de
Rijnkanalisatie niet w o r d e n verkleind. N i e t v o o r niets is
de Waal de drukst bevaren binnenvaarweg ter wereld*).
Aan deze enorme scheepvaart kan geen schade d o o r vermindering van vaarwaterdiepte worden
toegebracht.
Dientengevolge kan door de Rijnkanalisatie het aandeel
van de IJssef slechts ten koste van het aandeel van de N e d e r
Rijn worden vergroot. Het daardoor nog slechter worden
van de bevaarbaarheid van de N e d e r Rijn w o r d t voorkomen door deze Rijntak te kanaliseren.
b. H e t voorgaande zou de Rijnkanalisatie in conflict
brengen met de als tweede te noemen beperkende voorwaarde: de mdnd van de Rijn langs Rotterdam, de N i e u w e
Maas en de Waterweg, mag door de kanalisatie niet sterker
verzilten. D i t zou optreden alt het aandeel van de N e d e r
Rijn in afvoer van de Boven Rijn ten behoeve van de IJssel
zonder meer zou worden verkleind: Voordat e r sprake
was van de afsluiting van de zeegaten in het raam van de.
Delta-werken, bestonden reeds plannen om hierin te voorzien. D o o r de Delta-werken zalzulk een groot gedeelte van
het zoete water, dat thans ongebruikt door h e t Hoilandsch
Diep i rv zee stroomt, naar de Nieuwe Maas en de W a t e r w e g
worden geleid, dat de afvoer van de N e d e r Rijn in het raam
van de Rijnkanalisatie kan. w o r d e n verminderd, D i t zou
het geval zijn. z o d r a h e t Harmgvllet en net Volkerak zijn
afgesloten. Men streeft ernaar het in 1968 zover te krijgen.
De Rijnkanalisatie behoeft dan ook met eerder dan in 1968
gereed te zijn, want zij mag, gezien de verzilting van de
Rijnmond langs Rotterdam, niet eerder dan in 1968 volledig in gebruik' komen.
_
!
;'•*
.
\
5-7-59
\\
n
\\ /
\/
;
1
Prins Bernhardsinis beschikbaar om d e - a f v o e f ' - V t t . de
• ^
•
Neder Rijn aan te vulien.
-
.
-
',, -
,
,
....
.j
. -
A. Hiermede. raak ik w e e r een volgende beperkende
»•••<> ••}•- •.
voorwaarde aan.
Als gevolg van de Rijnkanalisatie moet de waterstand in de
kruising van h e t Amsterdam-Rijnkanaal bij kleinere afvoeren van de Riijo-steeds voldoend lager blijven dan die
van de Waal'ter-Koogtfc- van de PriasBernhardsluis, t e r w i j l
het verschil niet zo klem mag worden dat de puntdeuren
van d i z e sluis niet goed meer zouden sluiten. Voorlopig
i'l
,) Ov«#<j« r o v M ftSirt Imp Labilh p u u e t d M in 1959 160.000ich«o«n
met mm totaal-heaeeraMeap v«n 111:500:000 ton:
|
•
•>••'-,
h
/ \
•
L
i—'
. onduldbaar zijn-, indien deze^, R^nxak in een open riool
zou ontaardenv
.. .
'
'\
O n d e r z o e k i r i g e n - ^ B t t w r .als*'resultaat op'geleverd, dat
, althans v o o r l o p i g door' de.bavertste s t u w van de N e d e r
Rijn tenminstejj°u$$ rn* per sec moet worden doorgelaten.
Aangezien rametijk veel water aan de Neder Rijn-Lek
w o r d t ontleend, hetgeen in de toekomst nog veel meer
kan w o r d e n , most de afvoer van de Neder Rijn-Lek w o r den aangevuld'. D i t kan, door via het Betuwepand van het
! Amsterdam-Rijnkanaai water van de Waal naar de N e d e r
Rijn-Lek te voeren. De waterstand van de Waal ter hoogte
van de Prins Berrthardsluis in het Betuwepand is immers
. , bij . kleinere afvoeren van de Rijn ongeveer l j £ t m;.hoger
dan de waterstand in de kruising van het Amsterdam-Rijnkanaal- met d e L e K , welke waterstand ook in het Betuwepand aanwezig-it. Er is dus een natuurlijk verval dp: de
in een qelader 1000tsdlip
di n arv.
•'
\
\
\
, rrjhaak '.iOUOton
^Maes-Waalier.
Juliana kanaal
get Maas.
-fwerrthe-karr
rtjnaak 2Q00t.
}*:, 9
29-12-59
—i—
j
I—h
—p
\
_ i
i
. j
-
A
' ! 11f-11-1;
n
i
r /
S
i
i
v
i
1 :
gemiddelde frequentiekromme 1901-1950
/i
!
!
/ "
maandag van "959
toegelaten diepgang cp de boven-'Jsset
voer schepen tussen 400en2QOQ ton
in het 2* halfjaar van 1959
2.
r
Toegeiaten diepgang op de boven-IJisel voor
schepen tussen 400 en 2000 ton in het 2e halfjaar
van 1959.
tonnage
gt zamemijke tonnage van
de Ned.bmnenvloot gerangschikt volgens
diepgang
3.
50 80 100 120 140 160 180 200
dagen
aantal dagtn waarop de diepgang
minder bedraagt dan de corresponderende waarde.
Vaardiepten van de
kanalisatie.
Rijntakken
voor en
toegelaten die.
gar.'] in ar.dere
kanalen
na de
PT 22-9-'61 j 700b
..^^•*.''.'-
_
:-ffijfr'•''V''—= • '"'jJ&ilJm van .een gemiddeid jaar
^.T.j.
waarin de betreffende Runtak
.
' niet bevaarbaar is.
-
• '••' •* '•'
uw •
"7 - n a Rijnkanalisatie "i-na Rijnkanalisatie
' ' r-voor Rijn- —
voo> Rijn
1
kanalisatie
kanalisan
V
zand meegesleept: m.a.w. er ontstaat zandtransport. E n s
in Neder Rijn en Ijssel vrijwel een soort van evenwicht tot
stand gekomen. waardoor onaanvaardbare verschijnselen,
die met cer ontbreken n r , een dergelijk evenwicht samen••-.nge-.. nujenoc-g niet voov.omen. Na de kanalisatie moet
er oov weer evenwicht bestaan. De theorie leert, dat dit
evenw.cht anders zal wjr. * e v i n de huidige toestand. H e t
bvuitw-Mrden van de v - i i g of na de Rijnkanalisatie het
evenw.cht even dicht zal worden benaderd als thans het
geval ii, heeft jarenlang meetwerk geverf-d, daarna uitvoer, e toetsingen van theoretische beschouwui.en en
fot T.jlffs en tensiotte uitgebreide en tijdrovende berekeningen.
In het bestrk van d i t a r t i k e f w o r d t verder metjngegaan op
de problemen van het zandtransport..Wet wordt- erop. W £ & 8 :
wezeo d i t sedert meer dan 25 jaren.dpor d a Rcjfswaterstaat metmgen en berekeningen vanbet zandtransporc m
de Rijntakken worden uitgevoerd, waardoor Nederland
op het gebied van het zandtransport, mede in samenwerking met het Waterloookundig t a b d r a t o r i u m . een zeer
vooraanstaande plaats in'neemt, •• .
.'
S
gedeeiW van een gemiddeld jaar
• waarin de betreffende Rijntak
: ' .;~mlL
Bevaarbaar is.
,
:
De inviood van de Rilnkanaliiatie op de bevaarbaarheid van Neder Rijn en IJssel.
r w o r f t ' t f i he© kleinste toelaatbare verschil '/, m aangehouden.
:
-
S.
O v e r t j e h t van bet plan
- . .
De a f v o e r van de Jjsset, moet dus_ worden vergroot ten
. Boi«e«tHen. mag d o o r d e kanalisatie de toestand van de
koste van die van de N e d e r Rijn.:: H i e r d o o r w o r d t tevens
voornoemde kruising niet slechter w o r d e n .
de bevaarbaarheid; van de Ijssel voldoende verbeterd. O m
dit te kunrten v e r k r i j g e i r m o e t bovemin de N e d e r Rijn e e n
ev W deze opsommlng zou ik nog willen noemen, dat
stuw worden, gebouwd, die het, water fn -deze r i v i e r op>
door de aanwezigheid der stuw- en sluiscomplexen aan de
'
stuwt, waardoor het'vrater de,lJssef;i,nstroomt. Deze stuw
visstand slechts zo weinig. mogelijk schade mag worden
- mag niet te. v e r stroomafwaarts van het spliBingspurtt.;
toegebracht. Er zijn e n zullen daarom voorzieningen w o r tussen N e d e r Rijn enr IJssel. de t)«SSH*p, komen, anders
den getroffen orti het de vissen mogelijk te maken de stu- '
kan de beheersing van de a f r o e r t f e W p n g over-JJss*.
=
N e d e r Rijn.niet voldoend nauwke«rfl{;?ijn en z»u er o n - ^
i d d e t l i j k bovenstrooms van dez*stuw4nde uiterwaarden
M D o o r .4e,:kanallsatie mogen de grootste bekende af. - Veel stawschade, ontstaan. D o f l a t f i d i a r z i j d r moet deze
voeren-vair d * Rijntakken niet veranderen, t e r w i j l door
stuw zover mogelijk de N e d e r Rijff Via worden-geschoven
,
d e w e r k e n — z o w e l tijdens de uitvoering als riaarna —
om het aantal s t u w - e n sluiscomplexen zoveel mogelijk te
nergensopstuwingen van belang bij de grootste bekende .
beperken. D e keus is gevallen op de u i t e r w a a r r f b i j D r i e l .
afvoeren mogen o p t r e d e n . Met het oog op de hoogwater.
De afstand tussen'Driel in Het splitsingspunt tussen Waal,
kerende dijken spreekt deze beperkende voorwaarde
en Pannerdens Kanaal, de Panperdense kop. is echter
- voor zichzelf.
•
zo k o r t — ongeveer 23 km langs -de rivier gemeten — dat
Hr zijn in het raam van de kanalisatiewerken reeds werken
het stuwen met stuw D r i e l nog bij de Panoerdense kop.
ultgevoerd.en.er zullen er nog, meer volgen, waardoor aan Ss
pJierkbiar zou zijn, waardoor ntef alleen w a t t r flaar de._.
deze beperkende voorwaarden zal worden voldaan.
-"" - 'IJssel zou w o r d e n gestuwd, doeh dok nog. enig-water naar
de Waal, hetgeen ten koste van de afvoer-van de IJssel z o u
g. D e stuw- en sluiscomplexen moeten z o worden gegaan en dit is in strijd met het doei -van de Rijnkanalisatie.
situeerd. dat de scheepvaart zowel tijdens de uitvoering
Het opstuwen van het w i t j r boven in de N e d e r Rijn moet
• H daarna-zo, weinig mogelijk hinder ondervindt. Elke
daarom gepaard gaan met een verlaging van de bodem, van
sluis, h o e goed ook uitgerust, kost de scheepvaart tijd:
de N e d e r Rijn, d e IJssel en het Pannerdens Kanaal, waarBovendien kart een complex op een voor de scheepvaart
door ce opstuwing bij de Pannerdense koo wordt tegenongehikkige plaats komen.
gewerkt (figuur 5). De maten van a p s t u w ^ en bcdeir-verZ o w e l in verband met deze voorwaarde als met de v o r g e ,
laging zijn zo berekend, dat bij de Pannerdense ken vrqwW
were-** uitvoerige proeven in het Waterloopkundig
geen opstuwing meer zal plaatsvinden.
Laboratorium verricht.
O m in de N e d e r Rijn-Lek voidoend » r o t e v . j r w a t e r diepten te krijgen zullen beneden Oriel i c ? s t u v - n rroeh. D e werken mogen uiteraard niet r.eer kosten dan
ten wc-den gebouwd.
strrkt noodzakelijk is. H e t is daarom var. hat grootste beVolgens de berekeningen ,s -.et-'*rOgetijk geblek<;r. o.sscn
lang, het aantal stuw- en sluiscomplexen zo klein mogelijk
Driei en W i j k tij Duurstede met; een-stuw te vomi t in.
te houden. Dergelijke kunstwerken met alle daaraan verN a uitvoerige modelproeven w e r d v o o r de stuw .;r-i p' its
bonden kosten, bv. grondaankoop en schadevergoedinf en,
gekozen halver wege tussen Ameroogeit en WijK bij
l » i r ^ t f t e n d e r kunstwerken zelf en die der aansluitende
Duurstede. Met deze stuw z a i x t e v ^ ^ r s p ^ ^
rivterwerken, de kosten van de bemanning der kunstAmerongen en stuw Driel dusdarifg iWferd.en opgestuwd.
: w e r k e n enz., vergen het leeuwedeel der totale kosten.
dat in samenwerking met de b o d e n veriaging overal v o l ' doer.de v a a w a t e r * « t ^ taf c ^ t a a n . zonder dat k o r t
%
Als' laatsterin deze opsommlng van beperkende voorbovenstrooms van- ssuwr Ameror - n te veel stuwschade
.)VwWd'en moet een der belangrijkste nog worden genoemd:
zal' worden veroorzaakt.
t d f t : : t r m a k e n : w i j z i g i n g e n in de N e d e r Rijn-Lek en in de
Itroo.n-. van
D o o r het p r o j e a e r e n van d
^ IJssel rnoetenJook/op de lange duur houdbaar zijn. Hier
gezorgd, dat kan
W i j k bij D t i u m e d e w b r d t er,
: - ;'komt'.eefl de^ moeilijkste problemen van de kanalisatie
" 'die onder
- worden voldaan aan de bepei
.'.^naapnwrept- •"''":,'
Ad w e r d genoemd.
.-•<*
• i ^ M t i i i a ^ m f ^ ^ vale andere rivieren, voeren met
Het derde stuw- en stwseol
;
'.^\m^im9r^ ^'' f'^^''^
stromende water w o r d t
m
t a
y l
:
;
:
a
PT 22-9-'61 / 701b
bovenstrooms van de mond van het Lekkanaal komen, opdat d« zeer d r u k k e vaart tussen Amsterdam en Rotterdam
geen extra-sluis behoeft te passeren. O m verschillende
redenen moest de keus vallen op de uiterwaard links van
de Lek t e r hoogte van Hagestein. Met deze stuw zal dus
het peil in de kruising van het Amsterdam-Rijnkanaal met
de Lek worden beheerst.
U i t de figuur blijkt dat de bodemverlaging zich over de
gehele lengte van de N a d e r Rijn-Lek zal uitstrekken en
dat e r (evenals in de volgende figuur) verschillende bodem-
1000
990
980
L a a g i p r f f f l a t v a n da. I)
liggingen worden aangegeven. De zandtransport-berekeningen naar de evenwichtsligging van de bodem van het
^ o m e r b e d na Rijnkanalisatie resulteerden in een forse verlaging van de huidige bodem. Aangezien de zandtransportberekeningen nog lang niet volmaakt zijn, werden er twee
uiterste bodemliggingen berekend. E r bestaat echter zelfs
geen absolute zekerheid, dat de uiteindelijke bodem tussen
deze twee uitersten terecht zal komen. Daarom zal —
voorzichtigheidshalve — de verlaging van de bodem in verschillende etappen worden gemaakt, terwijl de Bodem
PT 22-9-'61 / 702b
rorgvuldig zal warden-waargenomen om na te gaan.hoe de
-ivier op d6.»v*jjzigingen zal reageren. Voorshands zal.
mede afhankelijk"van de voortschrijding der kanaifsatiewerken, worden gestreefd naar de bodemligging; die in
de figuur atssv-dorlopige toestand w o r d t aangegeven.
O o k de zomerbedbodem van Je Ijssel moet worden verlaagd (zie figuur 6). O m de lan^te waarover deze verlaging
zich moe't ulifsieekken-r.oveel mogelijk te bekorten — het
aahtafstroomgeiiidingswerken, waarvan de verdedigingen
aan de verlaagd'e botfem moeten worden aangepast, kan •;
dan zeer beiangrijk worden-vermmderd — b e v a t het plan,',
een tweetal bochtafsmjdingen van de IJssel: een bij Does-'
burg en een bij Rheden.
Een niet m i n d e r belangrijk onderdeel van het plan wordt
gevormd doofl'de^zg- stuwprogramma's,. Deze geven a a n . , ,
welke afvoeren van.de Ijssel-en de Neder Rijn door middel . i
van stuwen moeten. worden nagestreefd bij een bepaalde -•
afvoer van de Boven Rijn. De mbgetljkneden v a n d e s t u w programma's worden in figuur 7 gegeven als wijzigingen
van de huidige frequentie-krornmen van de afvoeren van
de IJssel en d* N e d e r Ri'mj Boveijideze krommen wordt in
de figuur de afvoer-frequentiekromme van de Boven Rijn
gegeven (zij het met tan andere, yerkleinde, verticale verdeling); omdat de afvoeiwaadeze rivier het basisgegeven is.
Als de afvoer van de Boven Rijn klein is, zal die van de
N e d e r Rijn zolang"op 50. m per. s e c worden gehouden
(zie hiervoor onder 4c) t o t de afvoer van de IJssel 250 m
per sec bedraagt..De vaarwaterdiepten op de IJssel zijn dan
voldoend groot. D i t treedt op bij een afvoer van de Boven
Rijn, die per gemiddeld jaar gedurende 37 dagen niet wordt.
bereikt. Indien de afvoer van de Boven Rijn groter wordt,
zal door het geleidelijk trekken van stuw Driel de afvoer
van de IJssel constant op 250 m per sec wordert gehouden,
zodat de afvoer van de N e d e r Rajn geleidelijk g r o t e r wordt.
Bij een afvoer van de Boven Rijn, die gedurende 168 dagen
niet w o r d t bereikt,. is stuw Driel boven het water uit geheven. Indien de afvoer van de Boven Rijn dan nog verder
toeneemt, lopen de afvoeren van N e d e r Rijn en IJssel op,
resp. van ruim 390 m per sec en van 250 m per sec af.
D i t stuwprogramma wordt het stuwprogramma ,,250"
genoemd, omdat de afvoer van de Ijssel — ter wiHe van
de scheepvaart — zo spoedig mogelijk op 250 m per sec
w o r d t gebracht.
j
5.. D e g e v o l g e n v a n de R i j n k a n a l i s a t i e t.a.v. waterh u i s b o u d i n g en b e v a a r b a a r h e i d
D e gevolgen ten aanzien van de waterhuishouding, beter
gezegd ten aanzien van de afvoeren van Neder Rijn en
ijssel, volgen uit de zo juist besproken figuur 7, wanneer
. d i lijnen van de verschillende stuwprogramma's met de
•afvbetsfrequentiekrommen v o o r de huidige toestand met
-.elkander worden vergeleken. Het. aandeel van de afvoer
van de IJssel in die van de Boven Rijn, wanneer de afvoer
in deze rivier klein is, neemt sterk toe, het aandeel van de
N e d e r Rijn neemt als gevolg daarvan sterk af.
De gevolgen t.a.v. de bevaarbaarheid van de Ijssel en van
deJNleder Rijn blijken uit de reeds gegeven figuren 3 en 4.
V o o r vaajTwaterdlepten kleiner dan 2,80 m zullen de IJssel
••'ehrde Neder•R'ijn nagenoeg niet meer achterstaan bij de
"Waafc '..
D i t * i l n j i ^ ^ e g g j n ' d a t eerstgenoemde Rijntakken even
goed bevaarbaar- zullen .worden als de Waal. Vergeleken
met de Waal blijven de Neder Rijn en de IJssel kronkeliger
en veei smaller, hetgeenimt^enmaal op de bevaarbaarheid
een ongunstige fnvlQed.neafir *
..^'-j*
:
7.
O p m e r k i n g e n bij d e h o r i z o n t a l e s i t u a t i e s d e r t s
niatceo w e r k e w
3
3
Van de t e maken. werken valt een vijftal het sterkst op en
daarvan het dnetal stuw- en sluiscomplexen het meest.
Daarom zullen oxer'deze drie complexen-eerst enkele opmerkingen worden g e m a a k t
..
'
Ten.aanzien van de k u n s t W e r k ^ w e r d e r t door de rivierendienst; de directie B o v e n r i v i e r ^ eriige-eisen gesteld.
3
3
r
de stuwprogramrnais-f
de afvoerfre<juer<^e«Vvaci ! • I-"
Bown-flijn i
1300
d*Bo»»ft--Rijn getdeft over--£-.. W [ [/' 305
—het gem-. jaar *89V19S0 2^0ufln4e«.-?fr
31
3
1200
3
Het zandtransport laat langer stuwen op de N e d e r Rijn
toe, doch voor langere tijd kan niet verder worden gegaan
dan het zg. stuwprogramma ,,350". D i t programma verschilt daarin van het stuwprogramma ,,250", dat de afvoer
van de Neder Rijn zo lang op 50 m per sec w o r d t gehouden tot die van de IJssel 350 m per see is. D i t kan voor de
voeding van het IJsselmeer van groot belang zijn." Bij dit
programma zal vrijwel geen stuwschade in de uiterwaarden van de IJssel optreden.
1100
voor de afvoerveraeong over cstRijmakken _
geldt de toestand 19*8-1951"
/
,270-
-toestand 1948-1951 .
-stuwprogr. .40f£\ '
-stuwprogT.J5Qv \-stuwprogr..25(Sr 2000-*
-sUiwprogr....g' . mVsr - '
:
1000
- 900
3
800
3
Het is niet geheel uitgesloten, dat men ten behoeve van
de voeding van-het IJsselmeer v o o r kortere tijd nog iets
langer zal willen stuwen. V o o r een dergelijke periode is
— gelet op- het zandtransport — het stuwprogramma
,,400" nog aanvaardbaar te achten. '
..V
W e l k programma uiteindelijk zal w o r d e n . gevolgd, kan
thans nog niet-worden-gezegd; omdat d e behoeften aan
zoet water, te^.-noorden van de grote rivieren nog niet
voldoende vaststaair en in de toekomst wellicht nog
wijzigingen zullen ondergaan. In het algemeen moet het
programma tussen de programma's ,,250" en ,,350" blij /en.
U i t de figuur bWJkt nog, dat gedurende een belangrijk gedeelte van het jaar niet zal worden gestuwd, bij het stuwprogramma ,,250" gedurende. 365—168 dagen niet, bij
,,350" gedurende 365—270-dageirftiet.
De bepaling van n e t stuwprogramma'^D?' was nodig om
na te gaan hoe deafVoeren-van de N e d e r R i j n en de IJssel
zullen zifBi.-a^-er: in de toestand\na Rijnkanalisatie om
H w e l k e r e d e r f i a * " ©ok i b * bij i j s g » « ) niet z a l worden'gestuwd. •
• *•
1
2.
;
0 20 40 60 80 100 - „•,-." •'
aantal da^erroer- 'aar iat de corrtsponderende
.wati^ahqi'niet'vvort.t birtiVt
'% : Det stuwurogramma's. De afvoerfrequentie* van
: d a B o y * J « I U } f i g « l < i ^ « v e r h e « g e n i . jaar 1901-1950,
Voor de afrroerverdefing van de Rijntakken geldt
da toestand 1948.J9SI.
PT 22-9-'61 / 703b
Een der voornaamste was w e l : liefst een doorvaartopening
in de stuw, breed genoeg v o o r op- en afvaart tezamen,
anders twee openingen, gescheiden door een tussenpijler,
voor de af- en opvaart elk een, met een dagwijdte van 45
a. 50 m in elke opening en een doorvaarthoogte onder de
geheven schuif of schuiven van ten, minste 9,10 m boven de
plaatselijk hoogste bekende waterstand (een eis die .—
naar kon worden verwacht — d o o r de Centrale Commissie
voor de Rijnvaart, zetelend te Straatsburg, zou worden gesteld). Een grote doorvaartopening zou volgens een vooronderzoek van de directie Sluizen en Stuwen. die de kunstwerken z o u ontwerpen en maken, zeer duur zijn geworden. Er werd daarom besloten tot twee doorvaartopeningen. Aangezien deze directie de vizierschuif als afsluitelement van de doorvaartopening voorstelde en deze
aan de zijkanten niet zou voldoen aan de geeiste door-:
vaarthoogte. werd besloten de dagwijdte van een doorvaartopening op 48 m te stellen, waardoor over een breedte van 38 m in het midden van een doorvaartopening de
vereiste doorvaarthoogte ten minste aanwezig is.
Een andere der voornaamste eisen was: een fijnregelopening van voldoend grote capaciteit (100 m per sec bij
een nogal eens- voorkomend verval). De instelling der
stuwen moet ten aanzien van de waterafvoer voldoende
nauwkeurig kunnen geschieden, daarvoor zijn zeer grote
schuiven niet geschikt. terwijl bovendien het verstellen
van een schuif in een kleine opening zich gemakkelijker
Met aanzien dan van een in een grote opening. D e directie
Sluizen en Stuwen stelde v o o r de fijnregelopening aan te
brengen in de pijler tussen d e beide scheepvaartopeningen.
D i t voorstel werd aanvaard. D e benodigde breedte van de
pijler was daarmede bekend geworden.
Hiermede was de breedte tussen de twee landhoofden en
dus de bodembreedte van de r i v i e r in de stuw bekend.
V o o r stuw Hagestein 2 * 4 8 + 1 4 — 110 m. V o o r de stuwen
Amerongen en D r i e l w o r d t deze breedte iets kleiner, o m dat de pijlers van de kunstwerken iets smaller kunnen
worden^ aangezien in deze stuwen geen waterkrachtsinstallatie zal komen.
3
T e r hoogte van stuw Hagestein, waarvan figuur 8 de situatie in het verloop van de Lek weergeeft, w o r d t de bodembreedte van de rivier stroomafwaarts gaande geleidelijk
groter en duidelijk groter dan de breedte tussen de landhoofden van destuw. Daarom werd.de bocht bovenstrooms
van de stuw, die toch iets moest worden verflauwd, meteen versmaid tot een breedte, waardoor de breedte in de
bodem werd aangepast bij die tussen de landhoofden van
de stuw. Deze versmalling werd doorgezet tot onder de
verkeersbrug bij Vianen door. Hiermede werd tevens verkregen, dat als de schuiven geheven zijn — het zandtransport is dan groot — afzettingen van zand nabij. de stuw of
in de Lek voor Vreeswijk, waar de vaart door de mond
van het Lekkanaal extra-breedte nodig heeft, w o r d t tegengewerkt.
Het trace van de nieuwe rivier, waarin de stuw flgt, w e r d
ten behoeve van de scheepvaart-zo gestrekt. n w e l i j k .
-gehouden.
10.
Situatie-stuw Driel.
O e sieisJtaBalen zijn. elk o n g « y » e i r > fcni 4ajig; D e schepen
hebben dan voldoende,gelegenrteid om hun vaart uit te
lopen. voordat zij bij de-sluiszijn gekomen.
.
Stuw en sluis konden te zamen in een grote bouwput. o m ringd door een hoogwatervrije kade, in de uiterwaard bij
Hagestein worden gebouwd, waardoor scheepvaart en
bouw elkander zo weinig mogelijk stoorden.
De oude bocht moest worden afgesloten, anders komen er
onverbiddelijk verondiepingen. De afsluitdam kon niet
hoogwatervrij worden gemaakt, omdat anders bij de
grootste bekende afvoer een verhoging van waterstanden
zou optreden en de stroomsnelheden* door de stuw te
groot zouden worden.
De horizontale situatie van de werken v o o r het stuw- en
PT 22-9-'61 / 704b
11.
Situatie van d e bochtafsnijding van de IJssel bij
Rheden-De Steeg.
sluiscomplex- van Amerongen (ftguur 9) ziet er heel war.
ingewikkelder uit dan bij Hagestein.
D i t komt omdat met een enkelvoudige bochtafsnijding,
volgens de modelproeven, geen bevredigende situatie kon
worden verkregen; een dubbele bochtafsnijding was de
enige nrogelHkheid. Natuurlijk w o r d t het werk daardoor
duurder, zowel wegens de kosten van de onteigening als
door de veel-grotere lengte nieuwe rivier, die moet w o r den gemaakt. Bovendien wordt het toezicht op de te maken rivierwerken aanzienlijk moeilijker. Het begin d e r .
rivierwerken ligt bij rivierkilometer919. het einde bij k m r
928, nagenoeg 1 k m bovenstrooms van de kruising van het
Amsterdara-Rljnkanaal met de Lek, t e r w i j l de oude rivier
zich doc* de t e maken werken heen slingert.
De modelproeven toonden t e n aanzien van deze werken
aan. d i t d a monden der sluiskanalen komvormig moeten
. zijn.
De bodembreedte. van de Neder Rijn ter plaatse komt
nagenoeg overeen met de breedte tussen de landhoofden
van da stuw. Versmalling van de rivier is dan ook niet
nodig.
Er zijn echter ook punten van overeenstemming met
Hagestein;.stuw en sluis tezamen in een grote bouwput,
omringd d o o r een hoogwatervrije kade, in een uiterwaard; een gestrekt trace van h e t nieuwe riviergedeelte,
vrtaiiin-de'-stuw k o m t te liggen; sluiskanalen, die nagenoeg
1 km lang z i j n ; de oude bochten, die door niet hoogwatervrije. dammen worden afgesloten.
Vooral bij deze situatie is het duidelijk, dat de oude bochten bevaarbaar moeten blijven. lings de benedenste ligt
een steenfahriek, langs de bovenste liggen drie steenfabrieken. Deze fabrieken moeten over water bereikbaar
blijven, vooral met het oog op de aanvoervah brandstoffen.
O o k de horizontal*) situatie van stuw "Driel (figuur 10)
heeft bijzondere . i r e k k e n - ^ v e r l e g , gehouden met twee
andere d e p a r t e m e n t e n i - b r a d S ^ ^ u s o p de uiterwaard
bij D r i e l . N u is het bestaande z o m e r b e d daar over een
lengte van ruim 2 km vrijwel reehc Dh> is een van de
redenen geweest om de sluis In het huidige zomerbed te
projecteren.-Een ander* reden I v S a t het totale rivierbed
ter plaatse zo smal is. dat h e t rna?ra> van een grote bouwput v o o r stuw en s i u i s * ^ m e * P » m « mogelijk '* met het
oog op v e r h o g m g e n ? v a « ' z e e r ftojfe waterstanden. N o g een
reden is, dat door fsfej; projecteren van de sluis geen sluiskanalen n o d l f ijiKCtfit bespaaW.geW, terwijl minder cult u u r g r o n d wotdtf Veimiettgdt' / • • Er Umdt0ii)hmi/&
moeten gescheiden wordeW g e i f e i w d , eerstde stuw; met d e nieuwe rivier,
daarna de slui< in de huidigajnvier. Cjft kost geld en tijd*'.
Overigens is het totale w i n t e r i ^ zttSSnal, dat de stuw in
het trace van de nieuwe rivier zoveetjttiogelijk stroomafwaarts werd verschoven als om nautische redenen toelaatbaar werd geacht, toch zal bovendien het winterbed
tussen stuw en sluis nog b e l a n g r t j ^ ^ p e t e n worden verlaagd. • .
Het zomerbed van de Neder Rljh;dissen de Tjsselkop en
k m r 892 heeft een normaalbreedtiTven 100 m. Dit heeft
een bodembreedte ten gevolge, dtebelangrijk kleiner is
dan de breedte tussen de landhoofden van de stuw. Volgens
de modelproeven kan de breedte met niet meer dan 15 m
worden vergroot. Dit is net voldoende o m een niet onbevredigende overgang te krijgen tussen de bodembreedte
van het zomerbed en die van de stuw tussen de landhoofden.
Aangezien de bocht bij k m r 896 voor de scheepvaart een
berucht slechte bocht is, zal het zomerbed van onder de
spoorbrug bij Oosterbeek tot voorbij de bocht bij k m r
896 op een normaalbreedte van 115 m worden gebracht.
Een opmerking over de afmetingen d e r sluizen is niet misplaatst. N a am pete overwegingen w o r d de breedte der
sluizen op 18 m vastgesteld. Voorspellingen over de vaart
wijzen in de richting van eetmiet onbelangrijke toeneming
>
12.
Situatie van de bochtafsnijding van de IJssel bi)
Doesburg en van de bochtwijziging bit Dieren.
PT 22-9-'61 / 705b
van de opvaart, t e r w i j l de afvaart kleiner zal w o r d . n .
Bovendien zal de opvaart bovenstrooms van de krtsing
van het Amsterdam-Rijnkanaal met de Lek wegens de
Amsterdams, vaart. belangrijk groter bl,ven ar, beneden
strooms van deze kruising. Een en ander leidde t o t een
suTst.ngte bij Hagestein van 225 m en bu ^ o »
»
b r i e "an 260 m. Hierbij heeft nog een rol gespeeld. dat
een l u " met een lengte groter dan 260 m onprataach
'ang wordt. Overigens werden de plannen zo opgezet. dat
verdubbeling van de sluizen technisch mogelijk is.
W
In de uiteindelijke toestand wordt de scheepvaart hier van
enige zeer moeilijke bochten bevrijd. terwijl de nvierlengte met ruim 4 k m wordt verkort. D e afgesneden
bochten moeten voor de vaart toegankelijk blijven; i i *
tengevolge moet er in de Ijsselweg nab,, kmr 391 N een
brug over het huidige zomerbed komen.
De bochtafsnijding van de IJssel bij Doesburg (flguur 12
kwam enige jaren geleden reeds tot stand: ook hierdoor
een rivierverkorting van ruim 4 k m . Ten: behoeve van de
aanleg van de Ijsselweg zal het zomerbed. Wj D.eren ,ets
opzij worden verschoven om juist voldoende ruimte voor
het weglichaam te krijgen.
.
Enkefe opmerkingen over de twee bochtofsnijdingen von de
n
Sm riviertechnisch. redenen moet aan een * f
^ *
*
t u « e n kmr 887 en 893 (zie f.guur 11)-de voorkeur w o r d e n
gegeven boven e6n tussen k m r 891 en 897. Het reeds gemTkte olan moest echter worden gewijzigd in verband
dlaanTeg vaTde zg. Ijsselweg, die de bestaande Rijksmoet ontlasten. Dank z,j het ruime
winterbed ter plaatse bleek het In riviertechnisch opzicht
- Ir en daar juist nog - mogelijk de l ^ w e , N .
winterbed van 4e IJssel toe te laten De opvallendste consequ.ntie van de aanleg van de Ijsselweg rs wel, dat e r een
ZZt^lToZl
887 en 895. Een niet onbelangrijk voordeel is. dat werk
met werk kan w o r d e n gemaakt: specie die v r , ^
het maken der bochtafsnijdingen kan meteen in het weg
lichaam worden verwerkt.
'
Er is echter nog een maar. D e bochtafsn.jd.ng zal de verdeling van de afvoer over N e d e r Rijn en Ijsse. beinvloede
fn M r de Ijsse. gunstig. zin en d a , ^ m a g , , « « J * r £
wanneer het s t u w - e n sluiscomplex Driel gereed ui ( W
De Ijsselweg moet liefst eerder geree zi n.
bochtafsnijding tussen k m r 892 en 895 spoedig geh e j
worden gemaakt. doch die tussen k m r 887 en 889 N s t e n t s
Z r t t J n j k ; ter hoogte van k m r 888 N zal een voldoend
sterke dam blijven zitten. totdat Driel gereed is en in beO v e r ^ r d o o r het maken van enkele kaden in het
^ n t e r b e d worden voorkomen dat bij zeer hoog water
de Ijssel meer water zal krijgen dan thans het geval is.
berichten
TOZINDO OPENT MODERNE
T H E R M I S C H E V E R Z I N K E R I J IN
- DORDRECHT.
Onlangs opende Tozindo N . V . , voorheen gevestigd te Z w i j n d r e c h t , een
nieuwe thermisch verzinkerij in D o r drecht. Deze verzinkerij, die in een geheel nieuw en uiterst modern gebouw
is ondergebracht, kan beschouwd worden als een van de modernste installaties op dit gebied in Europa. O v e r
enige maanden zal in hetzelfde gebouw
ook de galvanische installatie van
Tozindo in bedrijf worden gesteld,
waarmee deze N . V . dan over een
geheel nieuwe fabriek zal beschikken
die veel meer dan het oude bedrijf
aan de eisen des tijds zal voldoen.
Evenals in de oude fabriek het geval
8.
Globaal tijdsehema
r
Min o f meer bij wijze-van voorspel. tevens
S"™*°" *
met de aanleg van de nieuwe overbrugging van de Ijssel bij
Soesburg en de omlegging van Rijksweg 48a om Doesburg,
werd in 1951 met bochtafsnijding Doesburg begonnen. In
1953 kwam dit w e r k gereed.
1954 werd begonnen met de aanleg van de bouwput
voor het stuw- en sluiscomplex Hagestan.
In 1956 w e r d met de bouw van het kunstwerk begonnen.
- zoiuist kwam d i t werk gereed.
, 1959 werd begonnen met de aanleg van de bouwput
voor het stuw- en sluiscomplex Amerongen. In het afgelopen voorjaar begon men me- de bouwvan het kunstweric
Er wordt naar gestreefd alle werken in 1966 gereed te
l n
n
In 1962 moet worden begonnen met de aanleg van de
bouwput van het stuw- en sluiscomplex D r i e l . D o o r de
gescheiden bouw van stuw en sluis zullen er zeker 6 laren
nodig zijn o m alles gereed te krijgen.
Binnenkort zal - naar schrijver dezes hoopt - het eerste
bestek voor de bochtafsnijdingen b.j Rheden-De Steeg
worden uitgegeven. Dan kunnen in 1965 d.. werken gereed
zijn op dat gedeelte na, dat op het gereedkomen van het
complex
Intussen
worden
waaraan
D r i e l moet wachten.
zullen nog verschillende andere werken moeten
gemaakt of voorzieningen worden getroffen.
in dit artikel w o r d t voorbijgegaan.
was zal Tozindo, voortgekomen uit
Tornado N . V . , ook in het nieuwe
bedrijf haar activiteiten richten op
het in loon uitvoeren van het thermisch verzinken van uiteenlopende
artikelen. D e capaciteit van het bedrijf zal 5000 t o n per jaar bedragen.
N i e u w is voor Tozindo het uitvoeren
van galvanische bewerkingen. waartoe
binnenkort een grotendeels gemechaniseerde en gedeeltelijk geautomatiseerde apparatuur zal worden geinstalleerd.
H e t moderne in staal, glas en beton
uitgevoerde gebouw met een grondoppervlakte van 3100 m en een totale
vloeroppervlakte van 4700 m is gelegen op een terrein van 14000 m
en is met de voorzijde gekeerd naar
de Merwedestraat en aan de achterzijde begrensd door de Merwedehaven, waardoor een vlotte aan- en
afvoer van produkten en materialen
verzekerd is.
De nieuwe fabriek biedt een lichte,
open en kleurrijke werkruimte. O o k
in andere opzichten is ernaar gestreefd
J
1
2
dit nieuwe bedrijf voor degenen die
erin werken zo prettig mogelijk te
maken.
Als voorbeeld van de zorg die daaraan
is besteed noemen we de kantine,
die openslaande deuren bezit, waardoor de kantineruimte gedurende de
zomermaanden kan worden uitgebreid met een intieme binnenplaats
die met groen en bloemen het karakter heeft van een Itaiiaanse tuin.
Een ander voorbeeld van de moderne
inzichten die bij deze nieuwbouw zijn
gevolgd v o r m t het ketelhuis, dat n c h
aan de frontzijde van het gebouw
bevindt, is door grote ramen vanaf
de straatkant zichtbaar. D o o r de
fraaie betegeling en de frisse kleuren
die hier zijn toegepast maakt dit ketelhuis op de buitenstaander ongetwijfeld een prettige indruk. Behalve de
beide automatisch bediende en met
olie gestookte heetwaterketels bevat
deze ruimte de persluchtinstallaties.
de watervoorziening en een battenj
elektrische
verdeelkasten.
De gang van de goederen door het
PT 22-9- 61 / 707
vakgedeelte B
Het stuwcompiex te Hagestein
J.
Hof*)
Foto 1 Stuw. Benedenstrooms gezien. Vizierschuiven getrokken.
Inleiding
Algemeen
Het stuwcompiex te Hagestein is een van de drie stuwcomplexen, die zijn ontworpen in de Neder-Rijn en de
Lek als onderdeel van de kanafisatie van deze rivier. Het
doel dat met deze kanalisatie wordt beoogd, is tweeledig:
Het stuwcompiex Hagestein (zie foto 1) is gebouwd >r- :c
zuidelijk van de Lek gelegen uiterwaard, oostelijk van
Vianen, nabij het dorp Hagestein in de provincie Z u i d Holland. Het complex omvat een stuw met beweegbare
keringen en een schutsluis, en is door de gegraven iccleidingskanalen zowel beneden- als bovenstrooms met de
Lek Verbonden, waardoor tevens een bocht in de rivier is
afgesneden. In het gedeelte van de Lek dat komt :c >c vallen, is een dam gemaakt. fig. 2. De hoogte van deze
dam is zodanig gekozen, dat bij zeer hoge afvoeren het
water over de dam kan afvloeien.
De stuw bezit twee scheepvaartopeningen, elk 48 m brionderling gescheiden door een pijler van 14 m breedte.
waarin een waterkrachtturbine en een fijnregelschuif zijn
aangebracht.
1.
2.
de verbetering van de zoetwatervoorziening van de
noordelijke provincies, door vergroting van de afvoer
van de Ijssel in tijden van lage Rijnafvoer;
de verbetering van de bevaarbaarheid van de Ijssel,
het Pannerdenskanaal, de Neder-Rijn en de Lek.
Beziet men de gemiddelde afvoer van de Rijn, die gedurende 50 dagen per jaar wordt onderschreden, dan blijkt dat
de vaardiepte van de Neder-Rijn en de IJssel thans in deze
perioden 1,70 m bedraagt. Door de kanalisatie zal deze
worden vergroot tot 2,80 m. De drie stuwcomplexen
zullen respectievelijk worden gebouwd te Hagestein, A m e rongen en Driel, fig. 1.
*l Ttehn. Hoofdambt. 1« Id. R.W., Directia Sluizen an Stuwan, Utraehi.
In de landhoofden van de stuw zijn vispassen ingebouwd.
D o o r een tunnel onder de oeide scheepvaartopeningen is
zowel een verbinding gemaakt tussen de landhoofden en
PT 22-9-'61 / 708b
de pijler als van oever toe oever. Figuur 3 geeft een situatie
van de rivier en stuw met de sluistoeleidingskaoalen.
Oe sluis heeft een door vaart breedte van 18 meter en een
nuttige schutkolklengte van 220 m. D o o r een tussenhoofd
kan de kolk worden onderverdeeld in een gedeelte met
een lengte van 90 m en een gedeelte met een lengte van
110 m. Oe beide kunstwerken werden in een bouwput gebouwd. De bouwput en het werkterrein werden d o o r een
tijdelijke ringdijk, met dezelfde kruinshoogte als die van
de bandijk, tegen hoogwater beveiiigd, fig. 4.
O p 27 juli 1956 werd het w e r k aan besteed. Aan de laagste
inschrijver, de N . V . Aann Mij. v/h Hillen en Roosen t e
Amsterdam, werd het werk gegund voor de som van
f 8.710.000,—. In dit bedrag is niet begrepen het leveren
van wapenings-, profiel- en damwandstaal, stalen onderdelen, peilschalen en stopstrepen, straatklinkers, tropisch
hardhout, menie, teer en verf.
Deze materialen, t e r waarde van ongeveer f 5.000.000,—
zijn door het Rijk t e r beschikking gesteid In de aanneemsom zijn evenmin begrepen de kosten van de vizierschuiven, cilinderschuif, r i o o l - en vissiuisschuiven, de sluisdeuren, de bewegingswerktuigen en de elektrische i n stallatie.
/
X
Fig. 1 Situatie van de drie stuwcomplexen
Fig. 2 Situatie stuwcompiex Hagestein.
Voorts werd door het Rijk de hoogspanningsinstallatie ter
beschikking gesteld. De kosten van het stroomverbruik
van de bronbemaling werden door het Rijk contractueei
met het G.E.B. Dordrecht verrekend. Hiermede was een
bedrag gemoeid van circa fi.092.500,—. Aan bijkomende
werken o.a. peilschaaihuisjes, een centraal bedieningsgebouw, uitbreiding van toeleidingswerken, etc., is totaal
besteed rond f 881.000,—. De levering en montage van 3
liftinstallaties v o o r f 98.900,— geschiedde door Liften- en
Machinefabriek J. C . van Straaten, Den Haag. Voorts werden nog door onderaannemers diverse leveringen en
werkzaamheden verricht o.m. de staaipantserbeton-eiementen werden geleverd door „ D e M e t e o o r " uit de-Steeg.
De stalen raam- en deurkozijnen d o o r Eland Brandt te
Amsterdam, ..Hoogstraten" te Zeist en de ..Nationale
Staalindustrie" uit De Steeg. Het schilderwerk van gebouwen, diverse betonconstructies en machine-installaties
is uitgevoerd d o o r N . V . Schilder- en Glastedrijf v/h H . E.
Hart man te Vianen. De levering en de montage van de
vizierschuiven werd opgedragen aan ..Werkspoor" te
Utrecht. D e sluisdeuren aan Penn en Bauduin te DordrechcDe cilinderschuif aan firma Braat te Rotterdam. O e ' b e wegingswerktuigen van de stuwschuiven aan Hoi land ia.
PT 22-9-'61 / 7 1 1 b
noor sooelriolen worden de viiierschuifnissen vrijgebouden van bodemmater,aal. De riolen hebben een doorS
van 2 m x 2 m en worden gesloten door een w,el-
De stuw
o t z ^ n bovenafdichting van de schuif werd verkregen
door een rubberconstructie. die de vorm van een lus h a * .
J e u cite staat in verbinding met het ^ e n w a t e r aan de
waterkerende zijde. Bij gesloten schu.f ° n « t a » t ^ r druk
verschil een zijdelingse uitzettmg van de rubberlus. d.e
A, in de V-vormige aanslag wordt gedrukt.
S I
openen za, al direct, bij het even lichten van de
L f He druk in de lus grotendeels wegvallen. waardoor
^ svo m zch'ontspan' en vrij in de V-vormige aanslag
kan b T « Deze afdichtingsconstructie is gesch.kt voor
S
schuT die tevens dienst moet doen als negat.eve
n
d
^ v i z i e r s c h u i v e n behoeven slechts over een hoek van 59°
fe wo d^n geheven om de vereiste doorvaarthoogte voor
d e r h e e p v i r t te verkrijgen (zie fig. 7. aanzicht B en aanzicht benedenstrooms).
De landhoofden (fig. 7)
nU5r«.«
l
0 ,
«*"""""'" - " ""*
n . stuw kreeg zowel op de linker- als op de rechteroever
v ^ de scheepvaartopeningen een landhoofd De afmetin-
gebruikt.
gen en constructie van de beide hoofden houden nauw verVoor de oiiler werd bovendien een tweede stelconstructie
Irvaard d De foto's 2 en 3 geven een indruk van de optel ing en de constructie van oplegstoelen en stelcon
M * . Oe R e n t i n g van de s e h u i f l . - J * - *
dat de lagers van de draaipunten (0,75 m + N . A . K . )
band met:
a
de constructievorm van de vizierschuiven;
b.
de onder te brengen vispassen.
De hoofden zijn gefundeerd op de vaste ^
^
J
*
noordelijke landhoofd op een d.epte van 7.50 m — N . A . P . ,
draaipunt en het middenscharnier.
t o
Foto 2 H e t opstellen van een gietstalen ° P « « P « '
voor de lagers van de draaiingsas van de
vizierschuiven.
Foto 3 Gietstalen stool met stelconstructie, gesteld
en verankerd op fundatieplaat.
PT 22-9-'61 / 712b
DOORSNEDE
DOORSNEDE
Z'JAFDICHTING
A-A
T.P.V.
SCHUIF
.ischarnier
1
fl
I
1
L
,li
11
'
beplatingj
111
tT
AANZICHT MIDDENSCHARNIER
Fig. 5 Details en horizontale doorsnede van vizierschuif.
PT 22-9-'61 /
bij het zuidelijke landhoofd op een diepte van ongeveer
9.00 m — N . A . P . De hoofden met de aansluitende vleugels
en grondplateaus (bovenstrooms van de draaiingsassen
v d. schuiven) reiken tot een hoogte van 6,50 m + N . A . P . ,
teneinde
bij hoge waterstanden (wanneer de schuiven
omhoog znn getrokken) het stromen van water achter het
hoofd om onmogelijk te maken. De hoogste waterstand
die bekend is, bedraagt 6.13 m + N . A . P . (in 1926).
Daar het mogelijk moet zijn, de vizierschuiven te vervangen. verkreeg de bovenzijde van het dek (benedenstrooms
van de draaiingsas) een hoogte van 4,50 m + N . A . P . Behalve de nissen en de stalen stoelen voor de zijafdichting en
voor de bevestiging van de aslagers van de schuiven, bevatten de landhoofden een spoelriool en achter de vizier-
000RSNE0E
C - C
Fig. 6 Rioolschuif (detail „ R " van fig. 8).
713b
schuif een omloopriool. zie fig. 5. D o o r het spoelriool
wordt de schuifnis vrijgehouden van bodemmateriaal. Het
omloopriool voorkomt een plaatselijke opstuwing van
water bij gedeeltelijk omhooggetrokken stuw in de nis en
dientengevolge een ongewenste zijdelingse druk op de
schuif.
Elk hoofd verkreeg ten behoeve van de vispassen verscheidene uitsparingen, riolen en schuiven, terwijl voor de
inspectie van bijvoorbeeld de vistrek door de passen een
observatie-inrichting werd gemaakt. Een omschrijving
van de constructie, inrichting en bediening van de vispassen wordt hierna gegeven.
De landhoofden bezitten voorts twee schachten, een hiervan werd voorzien van een lift, de andere schacht dient
DOORSNEDE
B - B
DETAIL
I
PT 22-9-'61
/714b
voor het onderbrengen van talrijke elektrische kabels,
leidingen etc. Deze schachten staan via de tunnelgang
onder de scheepvaartopeningen in verbinding met de
pijlerschacht. De doorsneden (fig. 8) geven een indruk van
de in de landhoofden aangebrachte nissen. riolen e.d.
De bovenbouw van de hoofden bestaat uit een gewapend-betonboog, waarop een machinegebouwtje is aangebracht, waarin het bewegingswerktuig van de vizierschuif werd opgesteld. Het gebouwtje is bereikbaar via
een spiltrap.
Zowel ten behoeve van de constructie en de technische
uitvoering van de boog als voor het vervaardigen en stellen
van de trap, werd de trapspil uitgevoerd in gewapend
beton, de trapconstructie evenwel in staal. De spil werd
Foto 4 Bekistingssegment voor de betonboog (vervaardigd op de stuwvloer.
Foto 5 Bekisting en ondersteuningsconstructie voor de betonnen boog op het N . landhoofd in uitvoering.
vooraf in een liggende bekisting gestort en daarna in het
werk gelijktijdig met de bekistingsconstructie van de boog
gesteld. In verband met de grote hoogte is de trap door,
bordessen in een aantal kortere trappen verdeeld. waardoor een goed trapbeloop werd verkregen en het vervaardigen en het in gedeelten stellen eenvoudiger kon
worden uitgevoerd.
De trappen zijn voorzien van de zg. ,,Q-Grating"-treden:
deze bezitten een gering gewicht en hebben een stroef en
open loopvlak.
Foto 6 Ontkiste boog met machinegebouwtje.
«
De bekisting van de boog werd samengesteld uit vooraf
klaargemaakte gedeelten. De formelen werden in de fabriek vervaardigd en uitgevoerd als gelijmde houten spanten. De bekistingen van de segmenten werden grotendeels
gereed gemaakt op de stuwvloer (foto i), waarna deze
segmenten op een ondersteuningsconstructie cot een volledige boogbekisting zijn samengesteld (foto 5).
Foto 6 toont een van de ontkiste bogen met het machinegebouwtje.
PT 22-9--61 /
DOORSNEDE
717b
A - A
Vispassen
De vis resp. schubvis en glasaal die in de perioden dat de
stuwschuiven gesloten zijn, moet om in het bovenstuw-'
pand te kunnen komen, de stuw passeren door vispassen.
De passen bevinden zich in beide landhoofden van de stuw.
De passen voor de glasaai en de schubvis zijn ieder verschillend van type en bouwconstructie omdat de glasaal
zich hoofdzakelijk langs de oever beweegt en een betrekkelijk geringe tegenstroom kan verdragen, terwijl de
schubvis, die zich meer in het midden van de rivier beweegt, door de sterke lokstroom vanaf het landhoofd een
veel grotere tegenstroom kan overwinnen.
A a l pas
De aalpas bestaat in principe uit een klimgoot met een
naar de oever gerichte lokstroom. (fig. 9).
De goot die een helling heeft van 1 : 12 is voorzien van
eenjarig rijshout, waardoor een zwakke waterstroom
loopt. De glasaaltjes werken zich door het rijshout naar
boven en komen halverwege en aan het boveneinde van de
goot in een rustbekken, waarin zij nieuwe energie vergaren om de verdere kiim te volbrengen. De aaitjes moeten tenslotte nog de bovenschuif passeren om in het bovenstuwpand te komen. Aan de schuif bevindt zich daarvoor
een strokorf. D o o r de korf, waarin zich dus stro bevindt,
wordt vanuit het bovenstroomse pand, door de overlaat
van de schuif water ingelaten. De aaitjes moeten zich door
het stro verticaal omhoog bewegen en worden tenslotte
door de lokstroom geleid naar het bovenpand. De hoeveelheid en sterkte van de waterstroom in de korf en goot
worden door de schuif hoger of lager te stellen ten opzichte van het stuwpeil bijgeregeld. D i t geschiedt door middel
van een handlierwerk. Voor onderhoud resp. voor het
verversen van rijshout en stro bevindt zich langs de goot
een looppad en voor de strokorf een bordes, die door
luiken, ladders en klimijzers vanaf het dek toegankelijk
zijn.
Teneinde het binnendringen van roofvogels en krabben
tegen te gaan is beneden- en bovenstrooms in de pas een
raam van draadgaas aangebracht. Voorts zijn beneden- en
bovenstrooms schotbalksponningen aangebracht ten behoeve van het droogzetten van de pas.
Vlspas
De vispas voor de schubvis werkt in principe als een schutsluis. De sluis schut nl. de vis vanuit het benedenstroomse
rivierpand naar het bovenstroomse stuwpand. De sluis
heeft een boven- en een benedenschuif. In de sluis
bevindt zich achter de bovenschuif, welke als overlaat
dient, een stortbak met overlaat. Onder de sluisvloer lopen
twee lokstroomriolen met diameters van resp. <A 50 cm en
4 90 cm. Elk riool heeft aan het bovenstroomse einde een
afsluiter. (fig.9).
Het schutten van de vis geschiedt in 3 etappes. De schuiven
resp. riolen en. afsluiters hebben daarbij de volgende
funkties:
1. De hefschuif is geheven, de overlaatschuif geeft een
matige waterinlaat, de afsluiters van het grote en kleine riool resp. afsluiters A en B zijn geopend. D o o r de
sterke lokstroom uit het grote riool wordt de vis uit
de rivier en voor de stuwschuiven weg naar de vissluis
gelokt, terwijl de lokstroom uit het kleine riool en de
lokstroom van het water uit de overstortbak de vis in
de sluis lokt.
2.
De hefschuif wordt nu snel gesloten. Het snel sluiten
geschiedt door een afgeremde vrijval van de schuif.
Afsluiter A van het grote riool blijft geopend. Terwijl
afsluiter 8 van het kleine riool wordt gesloten, gaat
de overlaatschuif zakken waarbij vervolgens de sluisvulling plaats vindt. Hierna volgt het openen van
Fig. 8 Horizontale en verticale doorsnede noordelijk landhoofd.
PT 22-9-'61 / 718b
DOORSNEDE C-C
DOORSNEDE
0-0
%
ll
BSI
r
-
4-s
=3
e
e
L
Fig. 9 Dataili van da aal- an viipa*.
PT 22-9-61 /
schuif B waardoor in de sluis een lokstroom optreedt.
Doordat afsluiter A van het grote riool openstaat,
trekt ook een lokstroom vanuit het bovenstuwpand
door de sluisgang. Deze beide lokstromen geven tenslotte de vis de trek naar het bovenstuwpand. Dat
afsl u iter A van het grote riool open bl ijft — ook tijdens
de sluisvulling, dus bij gesloten hefschuif — heeft ten
doel, een constante lokstroom naar de sluis toe te
onderhouden.
3.
Wanneer de vis de sluis heeft verlaten wordt de overlaatschuif geheel gesloten. Afsluiter B blijft open,
waarna de kolklediging plaats vindt door de hefschuif
langzaam te lichten tot de geheven stand is bereikt.
Daarna volgt weer de herhaling van het bovengenoemde.
Het openen en sluiten zowel van de schuiven als van de afsluiters geschiedt geheel automatisch met tijdschakeiing.
D e bediening vindt plaats op de lessenaar vanuit de schakelwacht in het centraal bedieningsgebouw.
In de siuiswand grenzend aan de aalgoot is ter plaatse
van de hefschuif een observatie-schacht aangebracht.
Deze schacht heeft aan weerszijden van de schuif een
raam voor het doen van waarnemingen over het verloop
van de vistrek. resp. visstand in de rivier e.d. Naast de
overlaatschuif bevindt zich een raam. D o o r dit raam vindt
de waarneming plaats vanaf een bordes in de aalgoot.
719b
V o o r het observeren van de vis onder water is een onderwater verlichting nodig. Hiervoor bevinden zich aan de
overzijde van de ramen in de siuiswand sponningen waarin
de onderwaterlamparmaturen geleiding vinden. De armaturen worden vanaf het dek met een op een standaard
gemonteerd handliertje in het water op de vereiste diepte
gebracht.
Beneden- en bovenstrooms bevinden zich in de sluiswanden van de vispas en aaipas schotbaiksponningen waarin
voor het eventueel droogzetten van de vissiuis en de aalgoot, schuiven worden aangebracht. In verband met het
transport, waarbij rekening moest worden gehouden met
de afmetingen en gewicht, bestaan de schuiven uit elementen die de afmetingen van een schot hebben. D e
schotten worden stuk voor stuk bij het in de schotbaiksponningen inbrengen resp. uithaien aan- of afgekoppeld.
Uitvoering
De bouw van de hoofden werd in zes etappes uitgevoerd,
in verband met de grootte van de ..storten". de bekistingen ten behoeve van de schuifnissen, vispassen en riolen
en het stellen van de in de betonconstructie aangebrachte
staalconstructies.
In het eerste, en bovendien ook het grootste stort, t.w.
de fundatieplaat tot 4,50 m — N . A . P . , is 3060 m beton en
J
PT 22-9-'61 / 7Mb
278 ton wapeningsstaal verwerkt. De betonspecie werd
met behulp van vrachtauto's van de betonmenginstailatie
vervoerd naar en gestort in een langs de bouwput opgestelde. verrijdbare stortinstallatie en van hieruit met behulp van transportbanden naar het stort gebracht (foto 7).
Bij de volgende storten is gebruik gemaakt van de zg.
..klompkubels". Deze kubels werden met een bouwkraan
naar de stortplaats getransporteerd, waar de specie in
trechters werd gestort en vervolgens door stortpijpen in
het werk werd gebracht. Het voordeel van deze werkwijze
was, dat de specie gemakkelijker naar elke gewenste plaats
van het stort kon worden gedlrigeerd dan wanneer de
specie over de transportbanden werd aangevoerd.
Voortdurend werd de specie direct na het storten door
middel van elektrische trilnaalden verdicht. Foto 8 geeft
een overzicht van het noordelijke landhoofd met een storthoogte van 4,50 m + N . A . P . benedenstrooms en van 6,50 m
+ N . A . P . bovenstrooms. De openingen aan de dagzijde
benedenfront zijn de toegangen van de vispassen en de
uitstroomopening van het omloopriool, aan de langszijde
bevindt zich de nis voor de vizierschuif. O p de voorgrond
de in uitvoering zijnde stuwdrempelvloer op 4,50 m
N . A . P . , geheel links op de voorgrond de ter plaatse gestorte betonblokken, die bestemd zijn v o o r de stortebedden.
DOORSNEDE
Oe vleugeis
De vleugeis aan de beneden- en bovenstroomse zijde van
de hoofden bestaan uit een stalen damwandbeschoeiing.
De damplanken (type Belval B.Z.I. P..) zijn verankerd aan
een gewapend betonplaat op betonpaien, die door de kleiveenlaag tot in het vaste zand zijn geheid.
Ter verlaging van de wateroverdruk na een hoogwaterstand werd een drainage aangebracht, die zo goed mogelijk
tegen vervuiling is beschermd. De beschoeiing is aan de
bovenzijde afgedekt door een betonnen deksloof. De koppen van de stalen damplanken zijn in deze deksloof opgenomen en verankerd.
Figuur 10 geeft een dwarsdoorsnede van de op palen gefundeerde ankerpiaat met damwandbeschoeiing.
0 « pijler
De pijler is op staal gefundeerd tot een diepte van 14,50
m — N . A . P . Het damwandscherm om de fundering vormt
een gesloten geheel met de kweldamwand van de stuwdrempel en dient zowel tegen het onderloops worden van
de fundering als voor het tegengaan van de kwel. De f i guren 7 en 11 geven een indruk van de constructie" en bouw
van de pijler.
Bij de bouw van de pijler waren verschillende fasen te
B-8
R f . 11 Doorsneden pijler an detail deur in afvoarkanaal van turbine.
PT 22-9- 61 / 721b
onderscheiden die verband hielden met de vervaardiging
en het stellen van de gecompliceerde bekistingen en met
het betonstorten.
a.
Onderbouw, de eerste bouwfase, van 14.50 — N . A . P .
tot 4,50 m — N . A . P . verkreeg:
1.
2.
een tunnelgalerij. die toegang geeft tot de liftschacht
en tot de beide leidingtunnels naar de landhoofden;
afvoerkanalen voor het doorlaatwater van de waterkrachtturbine en van de cilinderschuif op het benedenstroomse rivierpand.
De onderbouw is in twee storten uitgevoerd. In het eerste
stort. de fundatieplaat, werd 3015 m beton en 330 ton
wapeningsstaal verwerkt; in het tweede stort, tot 4,50 m
N . A . P . . 4800 m beton, 272 ton wapeningsstaal en 33 ton
constructiestaal. De foto's 9 t/m 14 geven een indruk van
de constructie en het stellen van de bekistingen van de
afvoerkanalen van de waterkrachtturbine en de cilinderschuif; bovendien de wapeningsconstructie en het betonstorten tijdens de uitvoering van de onderbouw. De bekisting van de afvoerkanalen (foto 15) is door de aannemer
in de werkplaats in afzonderlijke gedeelten vervaardigd
en daarna in het werk opgebouwd. Het afvoerkanaal verkreeg een verwijde uitstroomopening met drempels,
welke het uitstromende water spreiden om ontgronding
te beperken.'De zijwanden van de uitstroomopening zijn
zoveel mogelijk opengefaten om het onder de vizierschuiven doorstromende water gelegenheid te geven ter plaatse
van de pijler uit te waaieren.
3
3
b. De tweede bouwfase, van 4,50 m — N . A . P . (stuwdrempelpeil) tot het dek benedenstrooms op 4,50 m
4 - N . A . P . en tot 6,40 m + N . A . P . bovenstrooms.
Evenals de landhoofden bezit het pijlergedeelte benedenstrooms nissen en spoelriolen voor de vizierschuiven en
8.
ook ingebetonneerde stalen stoelen voor de bevestiging
van de assenlagers en aanslagen voor de zijdichting van de
schuiven. Daar het mogelijk moet zijn de schuiven te
demonteren, heeft het dek benedenstrooms een hoogte
van 4.50 m 4 - N . A . P . en het dek bovenstrooms een hoogte
van 7,50 m + N . A . P . Stroomopwaarts zijn de afvoerkanalen
in de pijler voorzien van een waterkrachtturbine en van
een cilinderschuif.
c. Bovenbouw. De derde bouwfase van de pijler was het
maken van twee bogen van gewapend beton met, evenals
bij de landhoofden, een machinegebouwtje op elke boog.
De machineruimten zijn door een overkapte gewapend
betonnen brugverbinding onderling verbonden en door
een spiltrap vanaf het pijlerdek bereikbaar. Foto 16 geeft
een overzicht van de uitvoering van de bekisting voor de
beide bogen.
Foto 8 H e t
N.landhoofd
in uitvoering (Beneden-
stroomse zijde.
Foto 9 t/m12 Uitvoering bekisting voor de afvoerkanalen van de turbine en de cilinderschuif.
Foto 13 Wapeningsnet langs de buitenwand van het
tweede stort.
Foto 1ft O v e r r i c h t van de werkzaamheden van het
tweede stort; op de achtergrond de beide
afvoerkanalen van turbine en
cilinderschuif, op de voorgrond de uitstroomopeningen van de afvoerkanalen.
PT 22-9- 61 / 722b
PT 22-9-'61 / 723b
De turbine heeft een tweezijdige instroming, waarvoor
in de dagzijdert van de pijler toevoeropeningen zijn gemaakt. Foto 17 geeft een indruk van de vorm en het profiel van de in een van de dagzijden gemaakte toevoeropening van het slakkenhuis.
De cilinderschuif verkreeg een eenzijdige instroming.
De instroming naar de turbine wordt dus niet ongunstig
beinvloed, terwijl de pijler een zo kort mogelijke lengte
heeft.
Loodrecht boven de tunnelgalerij werden, behalve een
liftschacht, drie compartimenten aangebracht. Hierin zijn
de technische apparaturen en elektrische installaties opgesteld. Voor de inspectie van de turbinewaaieras met
lagers is het afvoerkanaal van de turbine door een tunnelgang vanuit de pompenkamer toegankelijk gemaakt. O m
deze inspectie te kunnen uitvoeren kan onder de waaieras
in het afvoerkanaal een vloer worden aangebracht, die
overigens in gedeelten is opgeslagen in de tunnelgang.
Figuur 12 toont de constructie en de „ i n h o u d " van het
bovenstroomse gedeelte van de pijler. Het pijlergedeelte
van 4,50 m — N . A . P . tot 6,40 m + N . A . P . is in een stort
uitgevoerd. Vele problemen ten aanzien van de ingewikkelde maatvoering en constructietekeningen moesten
worden opgelost, vooral omdat voor de uitvoering van dit
gedeelte een door de afmetingen zeer gecompliceerde bekisting, wapening en stortmethode nodig waren. De
foto's 18 t/m 21 geven een overzicht van de werkzaamheden tijdens de uitvoering. In dit stort is 4614 m beton,
258 ton wapeningsstaal en 22 ton constructiestaal verwerkt.
De bekisting van het slakkenhuis voor de turbine werd in
de werkplaats vervaardigd en is naderhand in het werk
opgebouwd.
1
Als bijzonderheid mag hierbij worden opgemerkt, dat de
schenkeis van de bekisting werden vervaardigd uit op
elkaar gelijmde schroten, en als gelijmde spanten zijn
samengesteld. D o o r deze werkwijze is een aanmerkelijke
besparing aan hout en arbeidsloon verkregen. Alvorens
het stortgedeelte van 6,40 m + N . A . P . tot7,50 m + N . A . P .
kon worden uitgevoerd, moesten eerst diverse onderdelen
van de turbine worden gesteld en ingebetonneerd. Deze
werkzaamheden werden in twee etappes verricht:
16.
1.
het stellen en inbetonneren van de waaiermantel in
het afvoerkanaal;
2. het stellen van de vaste leidschoepen in de hevelovergang van het slakkenhuis en de waaiermantel. vervolgens het plaatsen en het nauwkeurig afstellen van
de sthachtmantel op de leidschoepen en tenslotte het
betonneren.
De waaier- en schachtmantel hebben een diameter van
respectievelijk 4,08 m en 5,70 m, een eigen gewicht van
respectievelijk ca. 15 en 11 ton. De mantels zijn geheel in
een stuk van de fabriek aangevoerd en in het werk gebracht. Foto 22 geeft hiervan een overzicht.
17.
Foto 15 Vervaardiging van de bekistingselementen
voor de afvoerkanalen.
Foto 16 Bekisting voor de bogen op de pijler in uitvoering (benedenstroomse zijde).
Foto 17 Instroomopening van hat slakkenhuis naar
de turbine.
Foto 18 Uitvoering van diverse werkzaamheden op
4,50 m + N . A . P . (benedenstroomse zijde).
Foto 19 Gedeelte van bekisting voor het slakkenhuis
in uitvoering.
Foto 20 Bekisting voor het derde stort.
(van 4,50—tot 4,50 + resp. 6,40m + N . A . P . ) .
Foto 21 Het wapeningsnet voor het tweede stort ter
plaatse van turbine en cilinderschuif.
Foto 22 Het plaatsen en stellen van de schachtmantel.
PT 22-9-'61 / 724b
PT 22-9- 61 / 725b
iow«k«f
dynamo
DOORSNEDE A-A
DQORSNEjpE pp 1.50'
DOORSNEDE od 4,00
DOORSNEDE oo
Fig. 12 Doorsneden van bovenstrooms gedeelte van de pijler met turbine en cilinderschuif.
1.50"
PT 22-9- 61 / 726b
Waterkrachtturbine
De turbine is een Kaplan-hevelturbine met verstelbare
loop- en leidschoepen. V i a een tandwieltransmissie wordt
de draaiing van de waaieras overgebracht naar een generator. De overbrengingsverhouding is van 62,5 naar 750
toeren per minuut bij een vermogen van 2500 pk. De
turbine is als een hevelturbine uitgevoerd, omdat het afvoerkanaal dan minder diep kon worden gelegd.
In fig. 12 geven de doorsneden met de details een indruk
van de turbineconstructie.
Cilinderschuif
De cilinderschuif is van het type met deksel. Figuur 13
geeft van de schuif een doorsnede en enige constructiedetails. Het oplopende bodemprofiel van het instroomkanaai met de daarop aangebrachte leidschotten dienen
om een goede waterverdeling door de schuif te verkrijgen.
Ten behoeve van het onderhoud van de schuif en voor de
revisie van onderdelen zijn, boven het stuwpeil, op 3,20 m
4 - N . A . P . bordessen aangebracht, die vanaf het pijlerdek
door middel van ladders toegankelijk zijn. De schuif wordt
met het eigen bewegingswerktuig boven het stuwpeil gehesen. zodat vanaf de bordessen eventuele werkzaamheden
aan de binnen- en buitenzijde van de cilindermantel zijn
uit te voeren.
Met de doorlaat van de cilinderschuif, de zg. fijnregeling,
wordt de afvoer van het bovenrivierpand respectievelijk
het stuwpeil geregeld in perioden van lage afvoer. Het
heffen van de schuif geschiedt in trappen. Voor elke trap
is de hefhoogte van 0 tot 30 cm instelbaar. Bij een verval
van bv. 3 m is de doorlaat 5 nvVsec, wanneer de trap is ingesteld voor een hefhoogte van 5 cm. De afvoer is dan met
5 nrVsec, of in een veelvoud daarvan, overeenkomstig het
PT 22-9- 61 / 727b
3
aantal crappen, te regelen tot 100 m /sec bij een hefhoogte
van 100 cm. De schuif wordt maximaal 160 cm geheven om
trillen door het stromende water te voorkomen.
De doorlaat van de cilinderschuif en turbine samen
is 1SC m sec. maximaal.
3
Vizierschuiven
den en pijler 9.10 m minimaal. De bediening van de stuwschuiven en van de cilinderschuif geschiedt centraal van uit
de schakelwacht in het centraal bedieningsgebouw. Op de
lessenaar (foto 23), wordt eveneens de schakeling en bediening verricht voor de scheepvaartseinen.
Krooshekken en ijskieppen
Daar de max. doorlaat van de cilinderschuif en van de turbine samen 150 m sec bedraagt. moeten in perioden van
grotere afvoer de vizierschuiven gedeeltelijk of geheel
worden getrokken. Afhankelijk van de afvoer geschiedt
het heffen van de vizierschuiven eveneens in trappen van
ongeveer 13 cm, welke afstand correspondeert met een
doorlaat van rond 50 m per schuif. Vervolgens worden
met de cilinderschuif de totale afvoer respectievelijk het
stuwpeil geregeld.
3
3
De stuwschuiven worden geheel getrokken wanneer de
doorlaat resp. ftjnregeling bij grote afvoer geen effect
meer heeft.
Eveneens worden de stuwschuiven geheel getrokken.
wanneer strenge vorst en ijsgang op de rivier voorkomen.
De tijd. nodig voor het trekken van de schuiven vanaf de
stuwdrempel tot de hoogste stand, is 2'/, uur. Het betrekkelijk langzame heffen geschiedt om hinder aan de scheepvaart door plotselinge lange golven te voorkomen. In de
hoogste stand maakt de onderaanslag van de schuif een
hoek van 59° met de waterspiegel. zie fig. 7.
In deze stand is de doorvaarthoogte bij de hoogst te verwachten rivierstand op 5 m uit de dagzijden van landhoof-
De instroomopeningen van de turbine en de cilinderschuif
zijn van roosters (zg. krooshekken) voorzien om drijvend
vuil tegen te houden. De zg. ijskieppen moeten in perioden
van ijsgang de instroomopeningen afsluiten en tevens de
krooshekken afscnermen. Deze stalen kleppen zijn opgehangen aan de krooshekken en zijn in een inkassing langs
de dagzijden van de pijler in een licht hellende, verticale
stand aan de pijler vergrendeld. Bij de te verwachten ijsgang wordt vanaf het pijlerdek klep voor klep ontgrendeld.
Door hun eigen gewicht vallen de kleppen naar voren,
worden door het water afgeremd en draaien vervolgens
door tot tegen de regels en stijlen van de krooshekken.
De ijskieppen kunnen worden verwijderd met behulp van
een op een vlet af te laten hijsdraad, die door een duiker
aan de kleppen wordt bevestigd. De kleppen doen tevens
dienst bij het eventueel droogzetten van de instroomkanalen voor de turbine en de cilinderschuif. O o k de afvoerkanalen kunnen worden drooggezet. Daartoe is ieder
afvoerkanaal voorzien van een hardhouten deur. De deuren
worden in geopende stand in de inkassingen van de kanaalwanden vergrendeld (fig. 11, detail I). Het afsluiten van de
DOORSNEDE
.b9ton^lokX«n
IOO I IOO I 50
t
stroomdorp»(
j]]
•Ml
^
damwands_charm
Fig. 14 Details stuwdrempel, stortebed en tunnel (doorsneden van fig. 7).
1-
I
PT 22-9- 61 / 728b
kanalen dient te geschieden door een duiker, die de deuren
ontgrendelt en sluit. De kanalen worden vanaf het pijlerdek via de pompschacht leeggepompt.
Leidingtunnel
De tunnels onder de beide scheepvaartopeningen sluiten
aan op gaierijen en liften in de landhoofden en in de pijler;
zij vormen een verbinding van oever tot oever. Deze
tunnels dienen voor doorvoer van kabels, leidingen e.d.
en tevens als dienstgang voor het personeel, zie foto 24.
Vooral in de perioden van hoogwater en bij ijsgang, waarbij
de stuwschuiven zijn opgetrokken en de normale verbinding over de loopbrug van de vizierschuiven is verbroken,
zal deze oeververbinding van grote waarde zijn (fig. 7).
De tunnels hebben een rechthoekige doorsnede met een
breedte van 2,00 m en een hoogte van 2.00 m. Z i j zijn elk
door dilatatievoegen in drie moten verdeeld. Uitwendig
werden de tunnels voorzien van een waterdichte bekleding
met aan de zijkanten een beschermlaag van halfsteens
metselwerk. Figuur 14 (doorsnede III).
Ontvang- en stortebedden en stuwdrempei
De lengte van de ontvangbedden werd bepaald uit de
noodzakelijke horizontale kwelweg. Berekeningen hebben
uitgewezen, dat door het vrij grove zandpakket. hetwelk
zich onder de stuwdrempei bevindt en zich tot zeer grote
diepte uitstrekt, niet veel te bereiken is met een verticaal
waterafsluitend scherm. De damwanden zouden lang en
dus kostbaar worden, terwijl het gewenste effect gering
zou zijn. Daarom is de kwel bestreden met een horizontaal afgesloten kleilaag, die door betonplaten wordt afgedekt. V o o r en achter het kwelbed is een. perforatie gemaakt van grof zand, dat is afgedekt met grind en bovendien met niet geheel aaneensluitende betonblokken als
ballast, ten einde het gevaar van openbarsten of grote
overdrukken bij het plotseling omhoogtrekken van de
schuiven te voorkomen, aangezien de klei-veenlaag, hoewel deze zich zowel beneden- als bovenstrooms over een
vrij grote afstand uitstrekt, hier niet overal even dik is.
De stuwdrempei bestaat uit geprefabriceerde betonblokken, die een segmentvorm hebben waarvan de straal overeenkomt met de onderaanslag van de vizierschuiven. Het
aanslagvlak van de drempel is voorzien van een 3 cm dikke
slijtlaag van staalpantserbeton. Genoemde blokken zijn
Foto 24 Pijler-galerij en tunnel zuid
rekken en waterleiding.
met
kabel-
PT 22-9- 61 / 729b
eerst op een ondersteuningsconstructie gesteld en werden
daarna tegelijk met de stuwdrempeivloer ingebetonneerd.
Door deze werkwijze is over de totale aanslag zowel een
nauwkeurige maatvoering als een zuivere waterpassing
van alle segmenten verkregen. Figuur 14 (doorsnede II)
en fig. 13 geven een detail van de dorpel resp. de stelconstructie.
De stroomdorpels op de stuwdrempeivloer en de dorpeis
van de woelbak (voor de uitstroomkanalen) bestaan uit
geprefabriceerde betonblokken, die eveneens van een 3
cm dikke laag staalpantserbeton zijn voorzien. Deze blokken konden op eenvoudige wijze met behulp van een dragline worden geplaatst en gesteld, waarbij zij werden verankerd in een achter de blokken gestorte betonbalk.
Figuur 14 (doorsnede I) toont van deze constructie een
detail. Foto 25 geeft een overzicht van de werkzaamheden
tijdens het stellen en plaatsen van de blokken.
Pei I schaal gebouwt jes
De waterstanden. die ten behoeve van de automatische
regeling van de turbine worden opgenomen, worden vanuit twee peilschaalgebouwtjes (fig. 16), een boven- en een
benedenstrooms van de stuw, naar het centraal bedieningsgebouw overgebracht, waar tevens de automatische peilschrijvers van de Dienst Waterhuishouding en Waterbeweging zijn geplaatst.
C e n t r a a l bedieningsgebouw
Het centraal bedieningsgebouw werd o.m. ontworpen
voor de bediening van:
1.
2.
3.
4.
de stuwschuiven: de cilinderschuif; de spoelriool- en
vissluisschuiven en de scheepvaartseinen;
het hydro-elektrisch aggregaat. bestaande uit een
waterkrachtturbine met een daaraan via een tandwieltransmissie gekoppelde generator;
de parallelschakeling met het P.U.E.M.-net;
de eigen bedrijfsaggregaten, inclusief het diesel-noodstroomaggregaat.
Foto 25 Het stellen van een geprefabrtceerd stroomdorpel element.
Genoemde bedieningsapparatuur en toebehoren bevinden
zich in dit bedieningsgebouw, zodat met weinig personeel
de bovengenoemde apparatuur vanuit een centraal punt
is te bedienen. De bedieningsiessenaar t.b.v. de stuw en
turbine zijn daarom in e6n ruimte van dit gebouw, nl. de
schakelwacht, ondergebracht, zie foto 23.
In het gebouw (zie fig. 17) zijn eveneens de diverse ruimten
aanwezig waarin deschakelinrichtingen zijn ondergebracht.
Voorts bevinden zich in het gebouw de verdere voor het
bedrijf benodigde ruimten.
De schakelwacht, waarvan drie wanden geheel zijn voorzien van glasramen, is in het hoge gedeelte van het gebouw
ondergebracht, zodat het bedieningspersoneel vanuit deze
ruimte zowel de stuw en sluis. alsmede de rivier boven- en
benedenstrooms van de stuw en de toeleidingskanalen van
de sluis met de resp. scheepvaart kan overzien. O m te
voorkomen dat in de schakelwacht het zicht door beslagen
ruiten wordt belemmerd zijn-hier de glasramen bezet met
polyglas. Zonodig kan het personeel ook gebruik maken
van de omloop buiten om de schakelwacht.
De vloeren in de schakelwacht. stuwmeesterkamer,
schaftlokaal, overloop en de trapbomen met de treden zijn
afgewerkt met een plasnalo-vloer. De „plasnalo" vloerbedekking is voegloos, stofvrij en bestand tegen diverse
normaal voorkomende beschadigingen, terwijl deze weinig
onderhoud vergt.
STUWOREMPEL MET STELCONSTRUCTIE
Fig. 15 Detail „ S " van fig. 14.
In de hai is de vloer belegd met kwartsiettegels; de overige
vloeren zijn voorzien van dubbelhard gebakken tegels.
behalve in de werkplaats waar een vloer is aangebracht
bestaande uit betontegels.
Het centraal bedieningsgebouw is voorzien van een centrale verwarmingsinstallatie met een volautomatische
oliestookinrichting. Tevens is in het gebouw een huistele-
PT 22-9-'61
DOORSNEDE
730b
B
Fig. 16 Peilschaalgebouw (benedenstrooms).
fooninstallatie aangebracht, waardoor communicatie mogelijk is met de stuw en de sluis, alsmede met de woningen
van het siuispersoneel.
Oe schutsluis
De sluis bestaat uit drie hoofden en twee schutkolken, zie
fig. 18 a, b en c.
De sluisvloeren en de drempels van het beneden- en tussenhoofd liggen op 4,50 m — N . A . P . , de drempel van het bovenhoofd op 3,75 m — N . A . P . De sluiskolkwanden en de
drie hoofden met het aansluitende sluispiateau liggen op
een niveau van 4,50 m + N . A . P . De hoofden zijn uitgevoerd
met slagdrempels en slagstijlen voor de aanslag van de
puntdeuren, die in den natte zijn aangebracht. De deuren
in het beneden- en tussen hoofd verkregen een waterkering
tot 4,00 m - l - N . A . P . , de deur in het bovenhoofd keert tot
6,50 m + N . A . P .
Op het bovenhoofd is een wegneembare stroomkering
aangebracht (fig. 19). De kering dient om te voorkomen,
dat tijdens perioden van hoge afvoeren op de rivier
waterstroming over het geinundeerde sluispiateau plaatsvindt en door ontgrondingen schade optreedt. De kering
bestaat uit roldeuren met een waterkering tot 6,50 m
+ N . A . P . Deze deuren zijn aangebracht onder de loopbruggen op het bovenhoofd. Z i j kunnen zonodig de doorgangen op het hoofd afsluiten en vormen dan met de puntdeuren en de vleugelwanden, die aansluiten op het hoogwatervrijestuwplateau op 6,50 m + N . A . P . en anderzijds
met het ten noorden van de sluis gelegen terrein de bovenstroomse hoogwaterkering (fig. 18 a en b). De kolkvulling
resp. lediging geschiedt door middel van in de sluisdeuren
aangebrachte schuiven, die door elektrisch aangedreven
motoren, welke waterdicht in de deuren zijn aangebracht,
worden geopend, respectievelijk gesloten.
a. De siuishoofden (fig. 20 en 21)
Bij het ontwerpen van de siuishoofden is uitgegaan van het
beginsel, dat de taatsen en aansiagdrempels voor de puntdeuren tegelijk met het storten van de vloer en de aanslagstijlen tegelijk met het storten van de muren moesten
worden ingebetonneerd. De Rijkswaterstaat heeft in deze
grote binnenscheepvaartsluis v o o r het eerst toegepast een
door haar ontwikkelde constructie voor slagdrempels,
slagstijlen en woeldorpels. die zijn samengesteld uit geprefabriceerde betonblokken met op de dagzijden een 3
cm dikke pantserbeton beschermlaag. Bij het uitwerken
van de details moest rekening worden gehouden met een
nauwkeurige maatvoering zowel bij het vervaardigen als
bij het stellen van deze onderdelen. De dremp'elblokken
en de taatsen zijn op een verstelbare supportconstructie
in het werk gesteld en verankerd (fig. 22 foto's 26 en 27).
Het stellen en maatvoeren van de drempel met de taatsen
was op deze wijze eenvoudig en nauwkeurig uit te voeren.
D o o r een eenvoudige stelconstructie (fig. 22 foto 28), die
met het stellen van de slagstijlblokken werd opgetrokken.
was het mogelijk snel en nauwkeurig te werken.
Op elk hoofd zijn machinegebouwtjes geplaatst, waarin
de bewegingswerktuigen voor de deuren zijn ondergebracht. De machines zijn hoogwatervrij opgesteld. In de
gebouwtjes aan de stuwzijde bevindt zich boven de machineruimte een bedieningsruimte, waarin de bedieningslessenaars voor de sluisdeuren zijn geplaatst.
Ten behoeve van de elektrische installatie is aan weerszijden tegen elk hoofd, onder de machinegebouwtjes een
leidingschacht en is in de vloer een leidingtunnel gemaakt.
Fig. 17 Centraal bedieningsgebouw.
bovenaanzicht
» m w • uo* n a p
O.L.W • O S O ' NAP
en langsdoorsnede
schutsluis
.
" > " • " - aao »•
MMWfM
timmrmH
Fig. 19 Hoogwaterkering, detail afsluiting van doorgang op bovenhoofd.
,,,,
t
,
O.WnW
' ISO*— ISS" N A P
PT 22-9- 61 / 733b
het beneden/ioofd van de schutsluis
Fig. 20 Dwarsdoorsnede benedenhoofd schutsluis.
Fig. 21 Dwarsdoorsnede bovenhoofd schutsluis.
PT 22-9- 61 / 734b
In ,'iet beneden- en bovenhoofd zijn, ten behoeve van het
eventuele droogzetten van de sluis, in de wanden inkassingen gemaakt. Daarin is een houtvulling aangebracht bestaande uit tropisch hardhouten ribben, die door middel
van een stalen wigconstructie en ingebetonneerde stalen
oogankers aan de wanden zijn bevestigd. Het vulhout is
met behulp van bouten tot een geheel samengesteld en is
op eenvoudige wijze uit de inkassing te verwijderen door
alleen de wiggen uit de oogankers weg te nemen.
Het droogzetten van de sluis geschiedt bij lage waterstanden met behulp van een drijvende ponton, die. tegen
aanslagen in de inkassingen komt te liggen, en met behulp
van een naaldafsluiting. De naalden worden (in een aanslagsleuf) op de vloeren van de hoofden geplaatst. O p foto
29 is de genoemde pontonkas met houtvulling te zien.
b. Sluiskolk (foto 30)
De beide sluiskoiken zijn door dilatatievoegen verdeeld in
respectievelijk 4 en 5 moten. De moten hebben een lengte
van 22,50 m. De voeg tussen de moten en de hoofden is
uitgevoerd als een tandconstructie (fig. 23a en b). De
dichting werd verkregen door een in de tand aangebrachte
geimpregneerde cocos-tros (foto 31).
Bekisting
De bekistingen werden in zo groot mogelijke eenheden
als schotten samengesteld en met behulp van een kabelbaan in het werk gebracht. De bekisting van de grondzijde
van een sluiskolkmoot bestond uit vijf schotten met afmetingen van 9 x 4,50 m. Met behulp van de kabelbaan
werden de schotten bij het ontkisten opgenomen en naar
een volgende moot getransporteerd. V o o r de dagzijden
van de kolkwanden werd een rijdende bekisting toegepast.
De constructie bestond uit een stalen frame, samengesteld
uit Bailey-elementen, waaraan de houten bekisting was
bevestigd. De constructie werd op lorries verplaatst.
DOORSNEDE SLAGST'JL
STAALPANTSERBETON
VMM
SEPREFA8RICEERD
GEWAPEND
000R5NEDE
Fig. 22
Het stellen van taats, slagstijl enslagdrempei
BETON
DREMPEL
OIK 2 CM
8ET0N
Foto 31 Voegdichting
cocostouw.
van
geimpregneerd
PT 22-9- 61 / 737b
schade aan het stortebed optreedt (zie bovenaanzicht fig.
18a en doorsnede fig. 24). De blokken zijn ter plaacse naast
het werk in massa gemaakt. Z i j werden merendeels m een
stalen bekisting vervaardigd. In het bovenvlak werd een
hijsoog ingebetonneerd. De blokken zijn door een dragline
opgenomen, op het grindbed gezet en gelijktijdig gesteld.
Storten van de betonspecie
Sluisvloeren (foto 32)
De betonspecie werd in transportauto's vervoerd en
in een langs de bouwput opgestelde silo gestort. De
specie werd vanuit deze silo over transportbanden
naar het stort getransporteerd. V o o r een te storten
vloermoot was in het midden van de vloer op een
support een stalen mast opgesteld waaraan de transportbanden werden opgehangen. Met een aan de mast
draaibaar opgehangen arm, een zg. ..vlieger", werd de
specie door een goot verder over het oppervlak van de
vloer in het stort gebracht. De gemiddelde stortcapaciteit bedroeg 30 m /uur.
Ontvangbed
Het ontvangbed bestaat uit een gesloten bodemafdekking.
O p de bestaande klei-veenlens is ter plaatse een kleilaag
van minimum 30 cm dikte aangebracht, waarover betonnen platen zijn gelegd. Deze platen hebben, de werkvloer
meegerekend, een dikte van 80 cm. Z i j zijn van een lichte
krimpwapening voorzien en werden direct in het werk
gestort. Het ontvangbed wordt door een damwand opgesioten. De damwand is, evenals bij het stortebed, door gewapend betonnen balken gekoppeld aan de sluisvloer (zie
bovenaanzicht fig. 18a en doorsnede fig. 25).
3
Hoofden en schutkolkwanden
Het storten van de hoofden en de kolkwanden werd
uitgevoerd met zg. klompkubels. De kubels werden
met de kabelbaan naar de stortplaats getransporteerd.
De specie werd hier in trechters gestort en verder
door stortpijpen in het werk gebracht. Voortdurend
werd gelijktijdig met het storten de specie door middel van elektrische trilnaalden verdicht.
Woeldorpels
O p de verlengde benedenhoofdvloer zijn woeldorpels gemaakt. bestaande uit gewapend-betonribben met ingebetonneerde geprefabriceerde betonblokken. Deze blokken hebben aan de dagzijden een beschermlaag van staalpantserbeton. De woeldorpels dienen er voor te zorgen
dat, ten behoeve van de scheepvaart, een gelijkmatige
stroming in het kanaal ontstaat wanneer bij het afschutten
een grote hoeveelheid water met betrekkelijk grote snelheid door de deurschuiven in het toeleidingskanaal wordt
gestuwd. Pig. 18a geeft een overzicht van de situatie; fig.
24 en 26 tonen de doorsnede. Foto 33 toont de uitvoering
van een woeidorpei met toepassing van geprefabriceerde
betonblokken.
Stortebed
Hetstortebed bestaat uit betonnen blokken. Deze hebben
een grondylak van 1,00 x 1,00 m en zijn 0,50 m hoog.
Onder het stortebed werd eerst de kleiveenlens verwijderd en door grof zand vervangen, waarover een laag
grind werd aangebracht. De blokken werden zodanig op
het grindbed geplaatst, dat tussen de blokken een naad
van ca. 1 cm is verkregen, zodat een open stortebed is ontstaan en de wateroverdruk door deze naden kan verdwijnen. Het stortebed is door een damwand opgesioten.
De damwand is door een gewapend betonnen raamwerk
aan de sluisvloer gekoppeld. H i e r d o o r wordt vookomen,
dat bij enige ontgronding achter de dam—*nd directe
J
De toeleidingswerken
De toeleidingswerken zijn gelegen aan de rechterzijde van
de invaart van de sluis; zij dienen tevens als wachtpiaats
9ENEDENH00F0
ami m
, i'l
i i
m:
i i
r i |
*
T
T,
mu tataa—i
Fig. 24 Langsdoorsnede stortebed en woeibak.
aovEWHOQFo
ONTVAMGRFn
ma
Pig. 25 Langsdoorsnede ontvangbed.
---
un—
PT 22-9- 61 / 738b
4,50 *
Foto 32 H o t storten van de sluisvloeren.
Foto 33 H e t uitvoeren van een woeidorpel na het
aanbrengen van de geprefabriceerde betonblokken.
Foto 34 en 35 Overzicht van de uitvoering van de
toeleidingswerken.
5,50 "
—
STAALPANTSERBETON
GEPREFABRICEERO
I
I GEWAPEND
BETON
Fig. 26 Detail woeidorpel.
dik 2 cm
BETON
PT 22-9- 61 / 739b
4.50*
B
Fig. 27 Overzicht toeieidingswerk.
Foto 36 De betonmenginstallatie.
voor de schepen (fig. 3). In het benedenstroomse toeleidingskanaal heeft het toeieidingswerk een lengte van 200
meter; in het bovenstroomse kanaal een lengte van 150
meter. De toeleidingswerken bestaan uit een stalen damwandbeschoeiing. De damplanken (type Belval B.Z.I.R.)
zijn verankerd aan een gewapendbeconplaat op betonnen
palen; genoemde palen zijn door de klei-veenlaag heen tot
in het vaste zand geheid. Ter voorkoming van beschadiging
der schepen en voor bescherming van de stalen damwand
is tegen de beschoeiingen een wrijfhoutbekleding aangebracht, bestaande uit tropisch hardhouten stijlen en gordingen. Ter verlaging van de wateroverdruk na een hoogwater is onder de betonplaten een drainage aangebracht,
die zo goed mogelijk tegen vervuiling is beschermd. De
beschoeiing heeft aan de bovenzijde een deksloof; de
koppen van de stalen damplanken zijn in deze sloof mgebetonneerd. Fig. 27 geeft een overzicht van de situatie van
de toeleidingswerken en een doorsnede over de beschoeiing. De foto's 34 en 35 geven een indruk van de uitvoering
van het werk.
PT 22-9-'61 / 740b
Oe vleugeis
De vleugeis van het beneden- en bovenhoofd bestaan,
evenals de toeleidingswerken, uit een betonplaat op palen,
waaraan de stalen damwandbeschoeiing is verankerd.
H e t beton werk
V o o r het bereiden van de betonspecie werd gebruik
gemaakt van een centrale betonmenginstallatie. De installatie bestond uit een tegen weer en wind afgesloten toren, waarin waren ondergebracht: twee betonmolens (elk met een inhoud van 1000 liter), een weegbak voor zand en grind, een weegbak voor cement, dagsilo's voor zand, grind en cement. De installatie was halfautomatisch en vereiste voor de bediening slechts drie
man. De gemiddelde produktiecapaciteit bedroeg 50 mbetonspecie per uur. Het verwerkte cement was hoogovencement, dat onverpakt per schip werd aangevoerd
en met behulp van een havenkraan werd gelost in twee
boekbespreking
625.711.1
Highway Engineering Handbook
1e druk.
Uitgave McGraw-Hill Book Company
Inc. Formaat 2 3 x 1 6 cm. Prijs £ 9.14.0.
Het aantal publikaties op het gebied
van de wegenbouw is zo ontstellend
groot, dat men al gauw de weg niet
meer weet in zijn eigen destijds zo
zorgvuldig opgezet bibliotheekje van
brochures, tijdschriftartikelen enz.
Tenzij men er een Vaartsysteem op
nahoudt en dat ook bijhoudt.
Het Highway Engineering Handbook
biedt u de gelegenheid uw verzameling
grotendeels op te ruimen. Ovei» alle
onderwerpen, die in de laatste jaren
gepubliceerd zijn over
algemene
onderwerpen betreffende de wegenbouw, vindt men hierin korte, maar
zeer goede resume's, aangevuld met
de in de praktijk nodige tabellen, grafieken enz. Men kan het dus opvatten
als een ruim opgezette encyclopedie
voor de wegenbouw, die voiledig op
de hoogte van de tegenwoordige tijd
is gebracht.
Voor ons is het jammer, dat het geheel
op A m e n k a is ingesteld, zodat veel
ons maar zijdelings interesseert. Aan
de andere kant heeft dit het voordeel,
dat wij veel, dat uit A m e n k a is komen
overwaaien, nu uit de eerste hand
krijgen opgediend.
cementsilo's, met een gezamenlijke inhoud van 400 con.
Voor de grote hoeveelheden te verwerken cement (circa
1000 ton tijdens de grootste storten) moesten de silo's
tijdens de uitvoering steeds worden bijgevuld met voorraad-cement uit in de haven liggende schepen. Het cement
uit de voorraadsilo's werd naar de molensilo getransporteerd door een pijpleiding, met behulp van persiucht via
een compressievat. Het zand en het grind werden per
schip aangevoerd, en met de havenkranen gelost op transportbanden, die het materiaal op het terrein in depot
brachten. Met behulp van een circa 56 m lange transportband werden de toeslagstoffen naar de zand- en grindsilo's
van de moleninstaliatie getransporteerd. Foto 36 geeft een
overzicht van de betonmenginstallatie.
Foto
Foto
Foto
Foto
Alle
1 van R . W . S . Directie Bruggen.
23, 24 en 32 van ,,Abstede".
26 en 27 van G . j . v. Neerrijnen en W . K. Steffen.
29 van W . K . Steffen.
overige foto's van G . j . v. Neerrijnen.
De uitgever weet uit ervaring, hoe
dergelijke handboeken moeten worden opgezet. V o o r de samenstelling
heeft hij een hoofdredacteur —
Kenneth B. Woods — en twee assistenten (beiden professor) aangezocht.
die met 46 medewerkers ieder specialist op een bepaald gebied. aan het
werk zijn gegaan.
Het boek is ingedeeld in vier delen.
elk bestaande uit zeven hoofdstukken.
Het eerste deel omvat de onderwerpen, die men administratieve zou
kunnen noemen, waaronder dan vallen het economisch belang van wegen,
het (in Amerika) door de overheid
gevoerde beleid ten aanzien van
wegenaanleg en wegvervoer (zowel
staatsrechtelijk als financieel), de
grondaankoop enz. Vanzelfsprekend
hebben deze uiteenzettingen alleen
betrekking op Amerikaanse toestanden. D i t geldt weliswaar ook voorhet, eveneens in dit deel voorkomende, hoofdstuk omtrent
verkeerstechniek, maar omdat men A m e r i k a
min of meer mag beschouwen als de
bakermai van deze wetenschap — of
in ieder geval als een toonaangevend
land — is dit hoofdstuk toch zeker
ook van algemene waarde.
Het tweede deel heeft betrekking op
de onderbouw van de weg en dan in
zeer uitgebreide betekenis. Hierin
vindt men beschouwingen over grondsoorten en eigenschappen, grondonderzoek — o.a. geofysica en interpretaties van luchtfoto's — theorie
omtrent evenwicht van grondophogingen, drainage (ook van vliegvelden)
invloed van vorst, uitvoering- van
grondwerk.
Deel 3 begint met de uiteenzetting
hoe men in A m e r i k a bestekken opbouwt en aanbesteedt, met alles wat
daar ook juridisch aan vast zit. Verder
bevat dit hoofdstuk onderwerpen over
verschillende bouwmaterialen (minerale aggregaten. cementen, samenstelling en eigenschappen van betonmengsels, bitumineuze materialen.
samenstelling van bitumineuze mengsels en de verschillende proeven die
men op deze materialen uitvoert.
O o k omtrent staal en hout, wegenverf enz. vindt men tamelijk uitgebreide en afgeronde paragrafen. Verder bevat dit deel een hoofdstuk
over de stroefheid en de methodes
om deze te meten en te verbeteren.
benevens een hoofdstuk over het
stabiliseren van grond.
In deel 4 komt het wegontwerp ter
sprake voor zover dat betrekking
heeft op dwarsprofielen, bochten.
hellingen en dergelijke. Bovendien de
theorie omtrent de bepaling van de
dikte van starre en flexibele verhardingen en de constructie en uitvoering
daarvan. T o t slot nog een hoofdstuk
over het onderhoud en de landschapsarchitectuur.
A l met al behandelt het boek dus
vrijwel alle onderwerpen. die een
wegenbouwer kan tegenkomen.
Met de restrictie, dat het-in hoofdzaak bedoeld is voor Amerikaans
gebruik, kan men er dus heel veel
plezier van beleven.
Gewoonlijk wordt in een boekbespreking het aantal bladzijden vermeld. In dit geval is .lat niet gemakkelijk te doen. omdat de pagina's per
hoofdstuk zijn aangegeven. In plaats
van het aantal bladzijden. geven w i |
dus — gemakshalve — de dikte van
het boek. Die is 6.5 cm Niettegenstaande deze lijvigheid is het toch niet
onhandig in gebruik.
j . A. Visser, Ing.
?s
13
Q
! =f =
5 E
EL l T l J
1.
§ B l
X •
j
3
A
I l l i l .
I & *
12
a
c
1 1 ° l i _ c i1 ? i« 1
u r ,
" i s
rt
s m
' I
f
|
•
3
I
o
-
•
l
-
L.
S-o
fl
u
_
U
C
Hi
a o » .
.2 I 2 * •
c
E
"fl • — O
"
13
0 S
S
1
-
m
CL C
• * ?
I s«|C 1. g 1p €•
-
-n
:
E
;
I I 5
i s i
M
1 *
i
a8 I• »
•
\i$ as
51*.
! i
e i-5
• E
9
l
: > .2 J 1 -a eaR<i 4 l !
'
r l !
Iii
s .
rs;
3 5'
E£ '
-3 a. > >
8 I
j < = 1
Sz = s
Z -5S £
v v "o
- E S 3 j
c
2 « li
I•3
i o
»*!vlfli
111
;9
o
1
j
i
j
0 C
I
r i i * < * i I 3L?1»•-ftfto
P
= t.a « 3Is !j
• * o M
C
2 - • 2 <
•
_ I
e
£
u
. 5 -o 5 e
I
I*|f
*
« TJ
el""? J |
1**5
3
! i S S '
a °. v 3 o
5
? 3
*
O «
•
•
is.-;
' *i
9
i ft ;
ii'l
t o
—' a
c
c ; «
2
1s
it
E
II
• 2 •
: 8 2i .
4>
11 5
^
1
a. c w EX >
.o 2 I
V
iI
c
o
c
:
M l
j CJ j f
« r I i ' l
a-a, S.^ o
I *5 t o -
2- ="
O
c
3
-
% m a. -o
=--a * - >
•n
M I *
— «
*s - f
G Z
'
l
5
o h
° 5
E
5 |
3)
1
41
- u 5 ^
E
< o L
Z vl
•
=r>
«
ti
>
a a. I w
-•
n
"
fc * e
O i J Q
If a 1 m
+
•a E
^ = ? 3
: ; A
E
S j ! i
i S ; 5
= « E o
J ^ a
' J j 2 ii v I
C =
3
M
j
PT 22-9-'61 / 743b
is met een afronding doorgetrokken tot 2 m landwaarts
van de kruin. O n d e r de puinvloer is een laag van machinaal
gevlochten stromatten aangebracht.
Sluiskanalen
De belopen van de sluiskanalen zf/n op dezelfde wijze verdedigd als die van het nieuwe' riviergedeelte, met dien
verstande, dat de zinkstukken een vulling hebben van
2 rijslagen. O p advies van het Laboratorium v o o r G r o n d mechanica is ook hier op de belopen van het bovenstroomse kanaal een zware bestorting aangebracht. '••
Scheidiogsdammen
Oe bovenstroomse scheidingsdam-heeft. met' het oog op
de stroomgeleiding en ten Jbenoeve van de scheepvaart
bij hoge rivierstanden. een hoogte verkregen ongeveer
S.
Overzicht
baggerwerkzaamheden
gelijk aan de te verwachten hoogste waterstand (6,00 m
+ N . A . P . ) . D e kop van deze dam ligt in de oude oeverlijn,
zodat deze nagenoeg geheel op het bestaande maaiveld
kon worden aangelegd. D e dam is — evenals een gedeelte
van de benedenstroomse scheidingsdam — gemaakt van
zand. met een klei bekleding dik, 0,50 m. De kop is afgerond
en van een Verdediging voorzien gelijk aan — en in aansluiting met — de verdediging van de belopen van het
nieuwe riviergedeelte en-het sluiskanaal (fig. 7). D e benedenstroomse scheidingsdam is over een lengte van 140 m
in de rivier uitgebouwd (fig. 1). In verband met de waterafvoer tijdens hoog opperwater door de oude r i v i e r t r m is
de kruinshoogte van d i t gedeeto* gelijk gehouden aan de
hoogte van\JS§)oeveirwerken, beneden.de stuw nl. 2,30 m
+ N . A . P . Het KchaSm" van dit gedeelte is gemaakt van
zand en van een verdediging voorzien als genoemd bij de
kop van de bovenstroomse scheidingsdam. (fig. 8 en 9).
Het overige gedeelte heeft een hoogte van 4,75 m + N . A . P .
(Aero-photo Nederland).
PT 22-9-'61 / 744b
De noodzaak van een hoogwatervrije dam, zoals bovenstrooms, was hier niet aanwezig.
een 1,00 m dikke kleibekleding. O p het benedenbeloop
is bovendien vanaf de kruin over een breedte van 6 m een
verdediging van klinkerkeien in asfalt aangebracht.
A f s l u i t d a m ( f i g . 10)
O p de kruin is een 5 m brede weg van asfaitbeton op een
fundering. van puin aangebracht. Deze weg is over „ h e t
eiland" tussen oude en nieuwe rivier doorgetrokken tot
aan het sluisterrein en is — behalve toegangsweg naar het
stuwcompiex — tevens aan- en afvoerweg voor de op
„ h e t eiland" gelegen steenfabriek:
De uiterwaard op de finkeroeyer, die voorheen voor een
groot deel het winterbed van de rivier vormde, is thans
ingenomen door, net nieuwe zomerbed, terwijl de afgesneden rivierarm-de functie van winterbed heeft gekregen. baar de afsluUdam dusvbij hoog opperwaeer dienst
moet doen al* ovedaat kon deze niet hoogwatervrij worden .gemaakt.-De hoogte bedraagt 4,70 m + N . A . P . . ongeveer overeenkomende met de hoogte van de aangrenzende zomerkaden.- De dam is op de rechteroever doorgetrokken tot tegen de rechter Lekbandijk. Het beloop
aan de benedenzijde is gedeeltelijk zeer flauw gehouden
nl. 1 : 10.
Het lichaam van de dam is gemaakt van zand, met daarop
ketenplateau
De Honswijkerwaard op de rechteroever eiridigde voorheen op ± 200 m stroomopwaarts van de afsluitdam met
een natuurlijke lozing op de rivier. Q m b i j gestuwde rivier
deze natuurlijke lozing te behouden, zijn de zomerkade en
de hoofdwatergang doorgetrokken tot tegen de afsluitdam en is hierin een afsluitbare duiker gemaakt, zodat de
polder op het benedenpand kan lozen.
710"
7777777777k*.
• / / / / / £ , .
MVj:J.5P^'_
NAP
as sluis
k.
D o o r s n e d e stuw- en sluisput.
.2m.
6.
7.
130m*N.A.P boven de stuw
-2.30m*N.A.P beneden dt stuw
.gioonng van basalt-zetsteen
-200 m*N.A.P boven de stuw
100 m^N A P beneden de stuw
D o o r s n e d e . o v e r de o e v e r v e r d e d i g i n g e n .
L u c h t o p n a m e v a n de b o u w p u t . D e s c h e i d i n g s d a m m e n z i j n g o e d z i c h t b a a r . (Aero-photo Nederland).
PT 22-9--61 / 7 M b
Aansluitend* rivierwerken
Ter verkrijging van een goede horizontale configuratie in
aansluiting met de bochtafsnijding, was het nodig dat de
rivier vanaf het boveneinde der afsnijding stroomopwaarts
over een lengte van ruim 1 k m en vanaf het benedeneinde
van de bochtafsnijding stroomafwaarts over een lengte van
1,5 km ward verlegd. De verleggingen zijn in hoofdzaak
verkregen door het af baggeren van de rechteroever en het
verlengen van de kribben aan de linkeroever. Tevens
werd, aan de hand van de resultaten van een modelonderzoek, het riviervak beneden de stuw over een lengte van
4 km 20 a 25 m versmald en zijn de aanwezige klei- en
veeniagen weggebaggerd t o t 4,50 m — N . A . P . ter verkrijging van voldoende vaardiepte in d i t gedeelte. De
normaal breedte is hier in overeenstemming gebracht met
die van de bochtafsnijding. De versmalling is, voorzover
deze niet was opgenomen in vorengenoemde rivierverlegging. verkregen d o o r uitbouw van de kribben aan de
rechter- en linkeroever. Aan het benedeneinde van de
bochtafsnijding-en boven en beneden de mond van het
Lekkanaai zijn de kribvakken aangevuld en is een gesloten
oeververdediging aangebracht.
O p de belopen van de oeverafgravingen en grondaanvutlingen is een verdediging aangebracht als vermeld bij het
nieuwe riviergedeelte.
De lichamen van kribben en kribverlengingen zijn gemaakt
van zand. In afwijking van de gangbare methode voor het
maken van kribben op de boven rivieren, waarbij deze
eerst enige jaren na de aanleg van een perkoenrij en steenbezetting worden v o o r z i e n . zijn deze voorzieningen bij de
gemaakte kribben en kribverlengingen direct aangebracht
(fig. 11 en 12). D i t was mogelijk daar in verband met het
tijverschil ter plaatse, enerzijds bij vloed het zandlichaam
zich voldoende kon zetten, t e r w i j l anderzijds de perkoenen
en de steenbezetting bij eb te alien tijde konden worden
aangebracht.
Beneden de perkoenrij zijn de belopen aan de rivierzijde
en tot 10 m landwaarts van de kop Verdedigd met zinkstukken met een vulling van 3 rijsiagen en landwaarts daarvan met zinkstukken met een vulling van 2 rijsiagen.
Voorzieningen t.b.v. de uiterwaard op de
oever
linker-
•D*: uiterwaard, waarin de werken zijn gemaakt, is een
gereglementeerde buitenpolder, genaamd
,de U i t e r waarden". Van de oorspronkelijke grootte van ± 165 ha
" is ruim 50 ha in beslag genomen door de gemaakte werken
t«rwijf ats gevolg van de doorsnijding 30 ha van het overblijvende deel is afgesneden en van de linker- op de rechteroever is komen te liggen. In verband hiermede is ±
80 ha aan het po'derverband onttrokken. V o o r deze „ o n t poldering" is d o o r het Rijk een afkoopsom aan de polder
uitgekeerd.
T e r afsl.jiting van het overblijvende deel van de polder is
op de linkeroever van het nieuwe riviergedeelte. beneden*
waarts van ie stuw, een nieuwe zomerkade aangebracht.
Tevens werd t.b.v. de watervoorziening van het overblijvende deel. bij gestuwde rivier, in het linkeriandhoofd
van de stuw een waterinlaat gemaakt, welke in aansluiting
is gebracht met de kilsloot van de polder.
Verleggen en verzwaren Van- de
Doorsnede oude en nieuwe bandijk.
Lekbandlik
Nabij het boveneinde van de bochtafsnijding maakte.de
lihker-Lekbandijk een scherpe — rivierwaarts vooruitspringende — bocht. V o o r een goede figging van het nieuwe
zomerbed was het nodig'de bandijk over een lengte van
± 500 m landwaarts te verleggen. De verlegging i»zodanig
uitgevoerd, dat overai een voorland van 60 m verkregen is.
Het profiel van de dijk is vastgesteld.in overleg met de
..Vijfheerenlanden" (fig. 13).
De dijk is geheel samengesteld uit klei. Tijdens de aanleg
van de dijk heeft zieh over een lengte van ruim 100 m een
.belangrijke verzakking en verschuiving voorgedaan (fig.
14). In verband met een aanwezige veenlaag was aan het
Laboratorium voor Grondmecnamca vooraf advies.-.ge»vraagd over de stabiliteit. zakkingen enz. van de dijk. Voor
de aanleg werden echter geen te treffen bijzondere m a a t regelen- voorgeschreven. De oorzaak van. de verzakking
en verschuiving, w e l k e elders nergens in-de nieuwe dijk
is opgetreden, moet waarschijnlijk worden gezocht m de
aanwezigheid van een ter plaatse binnendijks laag gelegen
griendterrein en de zeer ongunstige weersomstandigheden
waaronder het w e r k is uitgevoerd.
Nadat het dijkslicnaam ter plaatse van de verzakking,.
voorzover nodig, was afgegraven, is het opnieuw op hoogte
gebracht. Er hebben zich nadlen geen verzakkingen meer
voorgedaan.
Bij een eveneens rivierwaarts vooruitspringende. bocht
in de dijk. even boven de stuw, bleef slechts een voorland
over van 24 m. H i e r is de dijk plaatselijk, zowel aan de
binnen- als aan de buitenzijde, verzwaard en het buitenbeloop voorzien van een glooiing van betonelemencen
(fig. 15).
Voorzieningen t.b.v. de steenfabriek „ O e Ossenwaard"
O p het afgesneden deel van de uiterwaard ligt de steenfabriek „ d e Ossenwaard". Van de ± 76 ha grond die voor
het stuwcompiex moest worden aahgekocht, behoorden
-fc 42 ha-tot deze fabriek, waaronder al de tichelgronden
met een kleivoorraad voldoende voor een steenproduktie
van 40 jaar, alsmede een deel , van het fabrieksterrein. In
fig. 1 zijn de voormalige terreinen van „ d e Ossenwaard '
met een contourlijn aangegeven.
1
Er moest hier worden gekozen tussen liquidate van defabriek of het treffen van zodanige voorzieningen dat
de fabriek een nog economisch verantwoord aantal jaren
in bedrijf kon blijven. D i t laatste bleek mogelijk en voor
het Rijk voordeliger. De voornaamste voorzieningen, die
zijn getroffen voor het in stand houden van de fabriek z i j n :
nieuwe bandijk
750*
13.
linker
PT 22-9-'61
oude op te ruimen bandijk
7 69*
-protiel na opruiming oude bandijk
/ 7«6b
-
PT 22-9- 60 / 747b
J
o. tijdens de uitvoering van de werken is ± 300.000 m
klei — voldoende om de fabriek -fc 30 jaar van grond
stof te voorzien — op het aan de eigenaar verbleven
terrein in depot opgeslagen;
b. het oude omkade droogveld is door een nieuw hoof watervrije droogveld vervangen. _ waarbij tevens de
machinegebouwen zijn verplaatst;
c. de uitweg welke de fabriek had naar de bandijk op de
linkeroever is vervangen door een uitweg. via de afsluitdam naar de bandijk op de rechteroever. De verharding op deze bandijk had slechts een breedte van
3 m en was als ,.3"weg geclassificeerd. D o o r de beheerder van de dijk, het Hoogheemraadschap van de
Lekdijk Bovendams, is op kosten van het Rijk de verharding vanaf genoemde uitweg tot aan Vreeswijk van
3 op 5 m gebracht, zodat de afvoer van steen per as
over deze weg.ongestoord kan plaatsvinden.
Uitvoering
Bij de aanvang der werkzaamheden in 1954 moest er rekening mede worden gehouden.dat:
HAST
te maken profiel
profiel voor zakking
profiel na zakking
14.
Verzakking
en verschuiving gedeelte Linker
Lekbandijk.
-J.58*
ffi;
verdediging van
betonelementen
tLMZ
15.
Plaatselijke dijkverzwaring.
steeniabriek
...de ossenwaard*
^tijdelijke toegangsweg steen-)/^
fabriek totdat de bronbemaling
15 opgeruimd
16.
Uijdeiijke dam met tocgangsweg
tot het tijdstip daf de-vizier schuiven kunnen wordea geheven
Overzicht uit te voeren werkzaamheden.
... ^.'..werken gereed voorjaar 1960
hog uit te voerer werken
PT 22-9-'61 / 748b
1. d e bouwputten e n d e ringdijk in het voorjaar van 1955
gereed moesten . z i j n :
2. er met: het oog op de bronbemaling geen ontgravingen mochten worden verricht op een afstand van 100 m
en 200 m, resp. beneden- en. bovenwaarts van de ringdijk, voordat de -bronbemaling buiten werking was
gesteld;
3.. het nieuwe. riviergedeelte en de siuiskanaLen midden
1959 zover voltoaid.moesten zijn, dat de vizierschuiven
en de sluisdeuren .,in den natte" konden worden gemonteerd;
4. de vaste verbinding van de steenfabriek „ d e Ossenwaard" slechts v o o r korte tijd mocht worden onderbroken en gedurende die onderbreking het verkeer
moest worden onderhouden met een pont;
5. het gedeelte van de te verleggen Lekdijk niet mocht
worden opgeruimd,- voordat de nieuwe dijk tenminste
2 winterseizoenen had overgelegen.
In een eerste bestek en overeenkomst w e r a - i n . l v s - , m
gevangen met het maken van de ringdijk, de bouwputten,
het verleggen van de Lekdijk en het maken van een nieuw
droogveld voor de steenfabriek „ d e Ossenwaard". Deze.
werken kwamen in 1955 gereed.
In de jaren 1955 t/m 1957 warden, verdeeid-over een 5-tal
bestekken en overeenkomsten, de.rivier- en grondwerken
boven- en benedenwaarts van de stuw tot op de eerder
genoemde afstand van 100 m en 200 m uit de-ringdijk uitgevoerd. met uitzondering van de aansluiting vande bovenmond van het nieuwe riviergedeelte met -de- b/estaande
Tijdens de bouw van de kunstwerken werd besloten
de montage van de vizierschuiven „ i n den-droge" uit
te voeren in plaats van ,,in-den natte". Het schema
voor de uitvoering- van de grondwerken moest h i e r - .
door belangrijk w o r d e n gewijzigd, daar nu met het opruimen van de ringdijk en het maken van het nieuwe
riviergedeelte van.100 m beneden- tot 200 m bovenwaarts
van. de ringdijk.moest warden gewacht tot het tijdstip dat
de montage- van d e schuiven was voltooid. Bovendien
moest de nieuwe r i v i e r afgesloten blijven totdat de.elektrische. installatie gereed was-en de schuiven konden wordengeheven.
>•'-•'-.
17.
18.
"
H a t maken van de afsluitdam in de afgesneden rivierarm
(KLM Aero Carto).
Opruimen'van de benedensmwjmse, afsluitdam.
door twee zuigers m e t
dr H vender ^efdirrg.
PT 22-9-'61 / 7*9b
rivier en de w e r k e n aan de mond Van het benedensluiskanaal, voorzover deze laatste in de oude rivier moest
worden uitgebouwd.
De stand van de werkzaamheden eind 1956 is weergegeven
op fig. 7. H i e r b i j is in de linkerbenedenhoek te zien, dat
de bovenmond van het nieuwe riviergedeelte nog bijna
geheel door een krib is afgesloten.
De aansluiting van de bovenmond met de bestaande rivier
werd eerst in 1958/1959 uitgevoerd, daar op de af te graven
oever het op te ruimen gedeelte van de Lekbandijk was
gelegen en tevens o m , met het oog op aanzanding, de
rivier ter plaatse niet in een vroeger stadium dan nodig
was een grote breedte te geven.
N u kon worden begonnen met het maken van de afsluitdam in de afgesneden rivierarm en de werken aan de mond
van het benedensluiskanaal. Het zand voor de afsluitdam
is d o o r 2 zuigers met drijvende leiding in het werk gebracht. (fig. 18).
Oe sluiting leverde geen moeilijkheden op, daar stroomsnelheid en verval gering waren. Nadat het benedenstroomse beloop van de dam aan een zijde gedeeltelijk
onder profiel was gebracht, is daarop een baan van r i j platen gelegd, zodat de bewoners van „ h e t eiland" weer
een vaste verbinding met de wal hadden en de .veerpont
kon worden afgevoerd.
In 1959 werd de bronmaling van de sluisput buiten working gesteld en konden de sluiskanalen worden voltooid
tot aan de voet van de ringdijk.
In het voorjaar van 1960 was de montage van de vizierschuiven zover gevorderd, dat kon worden aangevangen
met het laatste bestek: het voltooien van het nieuwe
riviergedeelte en de sluiskanalen, het afsluiten van de oude
rivierarm, alsmede het maken van de werken aan de mond
van het benedensluiskanaal.
Het geoiogisch profikl van de, terreinen waarin het nieuwe
riviergedeelte en de sluiskanalen zijn gemaakt bestond uit:
een bovenlaag van klei, dik 0,5 tot 2,5 m, een zandpakket
van 4 a 5 m en daaronder op de meeste plaatsen een kleien veenlaag.
Bij het ontgraven en baggeren is de bovenste kleilaag zoveel mogelijk afzonderlijk verwijderd en — voorzover niet
verwerkt aan de w e r k e n . — in het depot van de steenfabriek ,.de Ossenwaard" gebracht.
Het overtollige zand werd gedeeltelijk afgevoerd als i n dustriezand en overigens als ophoogzand. Van het ophoogzand werd ruim 400.000 m in depot gebracht nabij de
verkeersbrug t e Vianen t.b.v. de in uitvoering komende
w e r k e n aan de Rijkswegen. nr. 26 en nr. 27. Met de v o o r
andere doeleinden onbruikbare specie zijn lage terreinen.
kribvakken en oeverland opgehoogd, om deze aan te passen aan de opgestuwde rivier.
Daar bij het opruimen van het bovenstroomse gedeelte
van de ringdijk de daarop aanwezige toegangsweg naar de
steenfabriek „ d e Ossenwaard" kwam te vervallen, werden
tijdelijk nieuwe toegangswegen benedenwaarts van de
stuw gemaakt (fig. 16).
In eerste instantie werd gebruik gemaakt van de benedenstroomse ringdijk en een aanwezige weg in- de bouwput.
Vanaf deze weg werd het verkeer over het siuisterrein
geleid via de verlaagde ringdijk ter plaatse van benedensluiskanaal.
Nadat de bronbemaling geheei buiten bedrijf was gesteld
en opgeruimd, w e r d onmiddellijk benedenstrooms van de
stuw een dam met weg gelegd van de linker Lekdijk naar
het siuisterrein en het verkeer hierover geleid. Deze dam
moest tevens dienst doen als afsluiting van de nieuwe
rivier, tot aan het tijdstip dat de elektrische installatie van
de schuiven gereed was en deze konden worden geheven.
Eind april 1961 was het nieuwe riviergedeelte boven en
beneden de stuw gereed, behoudens het opruimen van de
bovengenoemde dam met toegangsweg. Daar inmiddels
ook de vizierschuiven bedrijfsklaar waren gekomen, kon
nu met het opruimen van het laatste beietsel in de nieuwe
rivier worden aangevangen. O m ongewenste uitschuring
of aantasting van oevers te voorkomen, werd dit werk
met gesloten stuw uitgevoerd. (fig. 17).
V o o r het verkeer naar de steenfabriek „ d e Ossenwaard"
werd tijdelijk een veerpont ingeiegd.
Onmiddellijk nadat het baggerwerk was voltooid en de
oevers ter plaatse waren verdedigd, werden de schuiven
geheven en het nieuwe riviergedeelte voor de scheepvaart
opengesteld.
a
3
Het totale grondverzet bedroeg r o n d 5.000.000 m . HIcevan is1.000.000 m in den droge ontgraven en 4.000.000 m
gebaggerd of gezogen.
3
3
Van deze hoeveelheid w e r d :
v e r w e r k t aan de werken
1.700.000 m
afgevoerd als industriezand
500.000 m>
afgevoerd als ophoogzand
1.300.000 m
geborgen op lage terreinen, oeverland en
in kribvakken
1.500.000 m
3
3
3
Totaal
5.000.000
3
m
V e r w e r k t of aangebracht w e r d e n :
120.000 stuks perkoenpafen;
313.500 m zinkstuk;
163.000 ton bestortingsmateriaal;
60.500 m glooilng van zetsteen.
a
a
De werken kwamen, behoudens enig aanvullend baggerw e r k , d p 1 September T961 gereed.
De totale kosten van da rivier- en grondwerken hebben
r o n d f 12.000.000,— bedragen-.
PT 22-9- 61 / 750b
De staalconstructies, bewegingswerken ca.
van het stuwcompiex te Hagestein
J. D. /on Peere*
III. De bewegingswerken van de vizierschuiven.
A. DE VIZIERSCHUIVEN c a .
I. Oe staalconstructie van de schuiven.
De b e i d . vizierschuiven van de stuw zijn
segmentschuiven. die draaiend om assen omhoog ge rokk . n kunnen worden (fig. 2). De assen z „ n
zelfinstellende tonlegers, die in de' nissen van de landhoofden en pijler zijn aangebracht.
De vereiste doorvaarthoogte bij hoog water bepaalt de
hoek, waarover de schuif moet worden gedraa.d; deze
Je X r ^ b e s t a a t
- i t twee, verticaa, boven elkaar
zelegen. liggers met een onderlinge afstand van 6.40 m,
S u s s e n verticale schotten zijn aangebracht. Bovend.en
is aan de bolle zijde van de schuif een verticaal dwars.
verband aanwezig.. Tegen de gebogen liggers , aan de
holle zijde de halfcirkelvormige beplat.ng geplaatst. de
straal van de beplating is ong. 26 m.
„
Door in het midden van de schuif een . . P ' » " °
; ;
met verticale as aan te brengen (zie ook fig. 6) en de aansluitingen van de schuif aan de draaiingsassen in tangentiele ricnting een geringe bewegingsstijfheid te geven. werd
bereikt dat de schuif als drie-scharnierboog werkt. Hier
door werden de grote horizontale krachten op de betonwanden van de landhoofden en de pijler ter p l a a t s . £ net
draaipunt b.perkt. hetgeen in verband met d . besch.kbare dikte van de beton noodzakelijk was.
Bovendien voorkomt de toepassing van het middenscharhet ontstaan van ongelijkmatige spanningen in de
huif tengevolge van ^ P « - « ^ ^ O o k s ^
het scharnier de mogelijkheid de schu.f samen te klappen
bii een eventueel verwisselen en demonteren.
Tengevolge van de belasting wordt de halfcirkelvorm.ge
p J o p trek belast. waarbij echter door de bevestigin
aan de g.bog.n liggers tevens buigende momenten In de
optreden. D ~ r het aanbrengen van d . verticale
s'chotten en h . t bevestigen van d . b ^ t l n | j * * * *
schotten. bleek het mogelijk deze ™
« " : " "
houden. zodat kon worden volstaan met een 8 mm d i k k .
s c h a
n i e
n
Elk bewegingswerk. opgesteld in de machineruimte op
de bogen, wordt aangedreven door 2 elektromotoren van
3 pk bij 1000 omwentetingen per minuut. Hierdoor wordt
de stuw in ca. 2 / , uur volledig geopend.
Doordat de hijssnelheid ter plaatse van de trommel slechts
2 25 mm per sec. bedraagt, is vanzelfsprekend een zeer
g'rote overbrenging vereist. In de tandwielkast it een
i van 1340 ondergebracht. terwijl met inbegnp van de
twee andere overbrengingen de benodigde total* .. van
50 300 wordt bereikt. De beide grote gietstalen tandwielen die op de trommel zijn gemonteerd, hebben een
steekcirkeldiametervan 3530 mm (moduul 36. 98 tanden^
O p de kabeltrommel (diam. 2250 mm) zijn 4 verzinkte
hijskabels * 66 mm gewikkeld. die via een stel evenaar-s
en een veerconstructie aan ophangarmen van de schu.f
ziin verbonden.
..
De elastische koppelingen tussen de motoren en tandwielkast.n zijn als r.mschijf uitgevoerd. Het remgew.cht wordt
door een remhefmagneet gelicht; per lierwerk
twee
remmen gemonteerd. Alle assen zijn gelegerd in tonlegers
D o o r een uitgaande as van een der tandwielkasten worden
de spileindschakelaars aangedreven. De » n * r . . v , n . van
d . apparatuur t.b.v. gelijkloop en de standmeld.ng^geschiedt door een uitgaande as van d . andere tandwielkast.
I 1 ) n
n i e r
m
e
n
t
n
e
V o o ' m t r . d . n be.astingsgeval.en op. waardoor aanzienIijk. momenten in de constructie ontstaan.
II. De draaipunten (fig. 3 en 4).
In de nissen van landhoofden en pijler zijn d .
gemonteerd. E l k . d raai tap is gelegerd in 2 zelf.nstellend.
.
tonlegers met conische drukbus.
De maximaal o p t r e d . n d . statisch. belasting op h . t zwaarst
belaste leger bedraagt ca. 700 ton. Hierb., z„n dus de
optredende axiale en radiale krachten tot een resulterende
H ^ g e ^ i ^ e e , met olie gevuld; een standpijp
zorgt voor voldoende statisch. o v . r d r u k . Manchetpakking
is toegepast voor afdichting op de astap.
0 , draaipunten bevinden zich aan de
" T ^ * ™ ^
waardoor zij gedurende het grootste deel van het ,aar
boven de waterspiegel zijn gelegen.
^ T « h n . H o o f d , m b « . 1. k t . R i i K » w « « t » . Dir. Brutt-n. • » H a * .
t
ogo«MSi_A--J
4
1 Overzicht van het complex.
b e w o « n schuiv«n in puntdturen
1. Elektrisch
voor b.n.d.n- .n cim.nhoold
2. Puntd.ur«n
3. D«urb«w«|infjwerken
Puncd«ur«n voor bovenhoofd.
4. Elektrisch bewofen cilinderschuil
5. Vizierstuw
6.
7. Dnaipunttn vin vmerstuw
S
9
Lierwerken vin viiierstuw
Geleidinjsrollen voor hiiskjbels
?
r— SE-
PT 22-9-'61 / 751 b
2. Viziarschuif m « * aandrijving.
B O V E N A A N Z I C H T
3. Hoofddt-aaipunt
viziarschuif.
Z U A A N Z I C H T
M
22-9- 61 / 752b
O p een van de tappen van iedere trommel is een mechanische standaanwijzer geplaatst. die bij eventueel noodbedrijf ter plaatse dienst kan doen.
De kabelgeleidingsrollen die op de betonboog zijn gemonteerd, draaien om tonlegers op stilstaande assen.
De max. optredende kracht per kabel is 37,S ton. D e i e
kracht treedt op tengevolge van het eigen gewicht van
de schuif, vermeerderd met het gewicht van 1 m ijs per
strekkende meter schuiflengte.
3
IV. A f d i c h t i n g e n van de schuif (fig. 6).
Voor de onderaanslag en de verticale zijafdichtingen van
de schuif zijn holle rubberprofielen gekozen, aangezien
zeer hoge eisen aan de afdichtingen werden gesteld. De
breedte van de onderaanslag is klein gehouden, terwijl
het profiel aan de onderzijde halfcirkelvormig is uitgevoerd. Hierdoor wordt bereikt, dat het trillen van de
schuif tengevolge van het onderdoorstromende
water
(wanneer de schuif gedeeltelijk is geheven). beperkt
blijft. De verticale zijafdichtingen drukken. bij neergelaten
stand van de schuif, tegen platen die aan- de betonwanden
zijn bevestigd. De kleine lekgaten ter plaatse van het
middenscharnier zijn eveneens afgesloten door een rubber strip.
V . De spoelriolen.
In de landhoofden en pijler zijn spoelriolen gemaakt, die
dienen om het slib in de nissen te verwijderen, voordat
de schuiven op de bodem van de rivier worden neergelaten. Bij het neerlaten van de schuiven wordt de doorstroomopening van de rivier geleidelijk aan verminderd,
met als gevolg een grotere stroomsnelheid van het water
onder de schuiven. Als de schuiven in de spoelriolen zijn
geheven zal ook een sterke stroming van het water in de
nissen ontstaan waardoor de slibafzettingen hierin worden
weggespoeld. De schuif in het spoelriool wordt bewogen
door middel van een verende tandheugel, die via een
tandwielkast door een elektromotor van 0.5 pk wordt
aangedreven. De hijssnelheid bedraagt 1 cm per sec,
terwijl de hijstijd 200 sec. is. Een spileindschakelaar zorgt
voor de begrenzing van de uiterste standen. De schuif
bestaat uit een versterkte vloeistalen beplating; aan de
boven- en onderzijde zijn loopwielen aangebracht.
Tevens zijn aan de boven- en zijkanten rubberafdichtingen
bevestigd: de onderkant van de schuif heeft een houten
aanslag balk.
4. Montage van een d raai punt.
A A N Z I C H T
VOLGENS
P'JL
VI. De grendelinrichting.
B O V E N A A N Z I C H
T
O m de schuif in neergelaten stand te grendelen, is een
hydraulische grendelinrichting aangebracht. In de beide
landhoofden en in de pijler zijn waterdichte kelders gemaakt, waarin deze installaties staan opgesteld. Iedere
hydraulische installatie bestaat uit een dubbelwerkende
hydraulische cilinder, tandwielpompaggregaat en spileindschakelaar. De nodige veiligheidskleppen, terugslagkleppen, filter en een suppletietank zijn aangebracht. De tandwielpomp is geschikt voor 2 draairichtingen en wordt
via een flexibele koppeling, aangedreven door een druipwaterdichte elektromotor van 7,5 pk bij 1500 omw/min.
De openingstijd van de grendel is ca. 30 sec, de slag van
de ram 600 mm en de werkdruk 60 kg/cm .
J
B. D E F l j N R E G E L I N G V A N D E S T U W D O O R
M I D D E L V A N E E N C I L I N D E R S C H U I F (fig. 8).
5. Overzicht machinewerk vizierschuif.
In de middenpijler van het complex is een extra doorlaat
gemaakt, waarmede de waterafvoer van de rivier bij neergelaten vizierschuiven tot 150 m'/sec. kan worden geregeld.
PT 22-9--61 / 7S3b
I De staalconstructie bestaat uit een vaste cilindnsche
bak met aan de onderzijde een kegel met de top naar beneden gericht. De beweegbare cilindrische schu.f. gevormd door een mantel van ca. 4 m diameter met verstijvingen. rolt met een viertal geleidingsrollen langs de vaste
staalconstructie. Hiertoe zijn tussen bak en zitting 4 overeenkomstige geleidingsbanen scharnierend bevest.gd. De
geleidingsrollen zijn voorzien van speciale rubberbussen.
Deze bezitten een zodanige elasticiteit, dat zi) horizontale
verplaatsingen van de schuif kunnen volgen. Eveneens ,s
een voorziening aanwezig, waardoor draaien van de
cilinderschuif om een verticale as niet mogel.jk is. Teneinde een goede waterstroming te verkrijgen z.jn bovendien nog gietstalen geleidingsschotten
W
™ J \
De instroomopeningen van de turb.ne en de cilinderschuif
zijn voorzien van roosters om drijvend vuil tegen te houden Bovendien kunnen de openingen bij ijsgang met
behulp van stalen kleppen worden afgesloten.
Voor een goede afdichting in de gesloten stand tussen de
beweegbare schuif en de bak is een rubberafdicht.ng geb
^ T r a c h t e n zijn in het waterloopkundig laboratorium
te Delft proefondervindelijk bepaald.
II H e t bewegingswerk is aangebracht op een fundatie
waaraan bovendien de staalconstructie van de bak hangt
Een 6-pk S K A motor geeft aan de schuif een hefsnelhe.d
van 1,25 cm per s e c De heftijd voor de totale hoogte van
de schuif bedraagt ruim 2 minuten.
V o o r noodgeval is tevens een ingebouwde handbeweg.ng
aangebracht. die een heftijd van ca. 46 minuten vereist^
De elektromotor drijft via een tandwielkast m e t . £ 1300
een gallse ketting zonder einde aan.
De breekbelasting hiervan bedraagt ongeveer 150 ton.
Aan deze ketting is scharnierend een balans aangebracht;
een verticale geleiding van deze balans is aan de staalconstructie bevestigd. Voorts zorgt een verende spanrol
ervoor. dat rek en slijtage van de ketting geen ongunstige
invioed kunnen uitoefenen op de beweging.
6. Afdichting van de schuif.
De cilinderschuif zelf is door middel van
hangstangen
scharnierend aan de balans bevestigd.
Voor het begrenzen van de eindstanden van de schu.f bij
openen en sluiten dienen 2 spileindschakelaars.
Tussen elektromotor en tandwielkast is een elastische
koppeling met een elektro-magnet.sch bediende rem
gemonteerd.
C . D E V I S S L U I Z E N (fig. 9).
In de landhoofden zijn 2 slu.sjes gemaakt; een ten behoeve
van de witvis en de ander voor de optrek van de glasaal.
De eerste is uitgevoerd als schutsluis. de tweede als klimgoot (monteegoot) met een handbewogen schuif. In de
schutsluis zijn 2 schuiven aangebracht: bovenstrooms een
overlaatschuif en benedenstrooms een hefschuif.
De laatste w o r d t door middel van een heugel aangedreven:
voor het hijsen is een motor van 6 pk en voor het dalen
een van 5 pk aanwezig. De hijssnelheid (6 cm per sec)
w o r d t bereikt met de 6 pk motor. O m het terugzwemmen
van de vissen te voorkomen moet de schuif in zeer korte
tijd (12 sec) worden gesloten. Hiertoe is de 5 pk motor
aan een secundaire as van de tandwielkast gekoppeld.
De eindstanden worden door een spileindschakelaar
begrensd.
De overlaatschuif is volgens hetzelfde principe gemaakt
als de hefschuif. De beweging van de schuif wordt hier
echter overgebracht door 2 heugelstangen, om een ..vrije
doorvaart" voor de vissen te verkrijgen.
De aandrijving geschiedt via een tandwielkast door een
elektromotor van 0,25 pk.
De bewegingswerken van beide schuiven zijn opgesteld
op de landhoofden boven de hoogst te verwachten waterstand. In de sluis zijn voor het opwekken van een lokstroom 2 elektrisch bewogen afsluiters aanwezig, met
doorlaten van 500 en 900 mm.
PT 22-9- 61 / 754b
7. S p o e l r i o l e n .
DOORSNEDE
D. OE S C H U T S L U I S V O O R DE S C H E E P V A A R T
(breedte 18,1 m).
I.
C-C
van de draaipunten van de deur en van de geleiding van
de schuiven zijn smeerleidingen gemonteerd (zie ook
onder III).
De puntdeuren.
II. De deurbewegingsinrichting (fig. 11).
Oe staalconstructie is geheel gelast (fig. 10). Oe deur is
aan de buitenzijde van de bepiating voorzien van 3 schuiven. Rondom de schuifgaten zijn roestvrij stalen glijstrippen aangebracht. de schuif daarentegen is voorzien van
in coquille gegoten bronzen glijstrippen. Voor smering
Deze bestaat in hoofdzaak uit een duwpors, panamawiel,
een rechte tussenoverbrenging en een tandwielkast
(i = 35,5). De elektromotor 9 pk n = 750 omw/min. drijft
via een vloeistofkoppeling de deur aan. De openingstijd
PT 22-9-'61 / 755b
—
10. Overzicht staalconstructie
puntdeuren.
lierwerU
.ierwerk
11. Overzicht bewegingswerk
van
de
deuren.
PT 22-9- 61 / 7566
bedraagt 100 sec. De panamawielaandrijving heeft het
voordeel, dat in de beide eindstanden van de deur een
geringe bewegingssnelheid wordt verkregen.
De duwpers is voorzien van een veerconstructie. Voor
het beeindigen van de deurbeweging in haar eindstanden
is een spileindschakelaar gemonteerd. De handbeweging
is in de tandwielkast ondergebracht.
III. O e d e u r s c h u i f b e w e g i n g (fig. 12).
De drie deurschuiven worden gezamenlijk door een
elektromotor bewogen. Iedere ophangconstructie van
de schuif is verbonden met een tandheugei aangedreven
door een heugelrondselas; deze drie assen zijn onderling
gekoppeld. Via een rechte overbrenging, tandwielkast
en een elastische koppeling met elektromagnetisctve rem,
drijft een 2 pk elektromotor de schuiven aan.
Daar bij hoge rivierstanden het complex onder water kan
komen te staan, is de tandwielkast met motor in een afzonderlijke waterdichte ruimte opgesteld. De uitgaande
as van de tandwielkast is door middel van een pakkingbus
waterdicht doorgevoerd. In een aparte waterdichte ruimte
bevindt zich de elektrisch aangedreven vetpomp, waarop
de onder I genoemde smeerleidingen zijn aangesloten.
De snelheid van de schuiven bedraagt 6 mm per s e c ; de
bewegingstijd ongeveer 4 minuten.
Voor noodhandbeweging is de motor van een 2e aseind
voorzien, waarop een handslinger kan worden bevestigd.
De gebruikelijke spileindschakelaar is ook hier weer
aangebracht. Mocht deze eens bij het sluiten van de schuif
weigeren, dan valt de ophangconstructie op een rubberbuffer die aan de stalen deur is bevestigd.
E. D E E L E K T R I S C H E
I.
UITRUSTING.
Oe voeding van het complex.
Door de P . U . E . M . is een transformator van 200 k V A geinstalleerd voor de aansluiting van de elektrische installatie aan het provinciale net. Wanneer van dit net de
spanning wegvalt loopt een in het bedieningsgebouw
opgesteld dieselaggregaat van 70 k V A (56 kW) aan. Zodra
de generator hiervan op spanning is gekomen, wordt het
vermogen van het aggregaat in eerste instantie toegevoerd aan rails, waarop zijn aangesloten de verlichting
van het complex en de hulpwerktuigen van een in de
middenpijler opgesteld waterturbineaggregaat.').
Met de hand kunnen daarna groepen van de sluis- en
stuwinstallatie worden overgeschakeld. . Dit moet met
enig beleid geschieden, met het oog op het beperkte vermogen van de diesel.
Terloops zij opgemerkt. dat wanneer het dieselaggregaat
het complex voedt, bij het neerlaten van een vizierschuif
een ribbenbuiskachel van 2 k W op elke fase wordt geschakeld om het vrijkomende vermogen ce vernietigen
Wanneer de spanning van het net terugkeert, wordt
automatisch de belasting weer op de transformator geschakeld.
II. De installatie van de stuw (fig. 13 en 14).
Per vizierschuif zijn 4 motoren van 3 pk aanwezig, 2 stuks
voor ieder lierwerk. Tengevolge van kleine ongelijkheden
in de koppeltoerenkromme, verschillen in rendementen
')De oehandeling van die aggregaat valt buiten het oestek van dit artikel.
PT 22-9--61 / 757b
HI.
van de lierwerken en verschillen in belasting, zullen beide
lierwerken van een schuif niet met gelijke snelheid lopen.
H i e r d o o r zal een scheeflopen van de schuif onvermijdelijk
zijn. De afwijking van de horizontale stand wordt binnen
toelaatbare grenzen gehouden door gelijkloopschakelaars.
Deze bestaan uit twee eenheden, elk aangedreven door
een van de lierwerken en onderling elektrisch gekoppeld.
Het hoofdonderdeel van eike schakelaar voert een stapsgewijs draaiende beweging uit. Wanneer sen van de lierwerken te veel voorloopt, wordt dit gestopt. Een vasthoudrelais zorgt ervoor. dat dit lierwerk pas wordt
ingeschakeld als de schuif weer nagenoeg horizontaal is
gekomen.
V o o r de bediening van de vizierschuiven heeft men de
keuze uit een beweging in trappen of doorlopend.
Oe schutsluis.
De opzet van de installatie verschilt niet met de gebruikelijke uitvoering van de schutsluizen van de Rijkswaterstaat. Normaal hierbij is. dat slechts van een sluishoofd
gelijktijdig de hoofdmagneetschakelaar kan worden ingezet, terwijl het openen van schuiven en deuren alleen kan
geschieden als van een ander sluishoofd de deuren en
schuiven gesloten zijn.
IV.
Oe beseining.
De scheepvaartseininstallatie wordt met relais gestuurd.
in een zodanige schakeling, dat in onbekrachtigde toestand het volledig rode seinbeeld wordt getoond. De
relais worden bediend door middel van drukknoppen op
de betreffende lessenaars.
De stuurstroom voor de stuwbeseining wordt pas ingeschakeld. als de bijbehorende vizierschuif nagenoeg de
hoogste stand heeft bereikt. Verder is de blokkering aanwezig, dat slechts aan een zijde groen kan worden getoond.
Zoals reeds is vermeld, is voor de fijnregeling van de
doorgelaten waterhoeveelheid op de middenpijler een
cilinderschuif aanwezig. O o k hier kan worden gekozen
uit beweging in trappen en doorlopend. Deze laatste is
bedoeld als terugloop, wanneer men met de trappen is
uitgeregeld. Daarom is de doorlopende beweging slechts
mogelijk vanuit de eindstanden, terwijl dan gelijktijdig
de vizierschuiven na elkaar elk 1 trap in tegengestelde
richting bewegen. O p deze wijze wordt de totaal doorstromende waterhoeveelheid ongeveer constant gehouden, zodat geen voor de scheepvaart hinderlijke translatiegolven kunnen ontstaan.
De grendel- en de stuwbeweging zijn onderling geblokkeerd door contacten van spileindschakelaars; deze verzorgen ook het schakelen van de motoren voor de spoelrioolschuiven.
De vissluizen werken geheel automatisch. Oe schakeling
wordt geeommandeerd door een zevental tijdrelais, welke
in estafette een steeds weerkerend programma (duur
1 a 2 uur) afwerken.
Bij de schutsluis zijn de beseining en de stand van de
deuren van elkaar afhankelijk. De scheepvaartseinen kunnen eerst op groen worden geschakeld als de deuren van
het betreffende hoofd geheel zijn geopend. terwijl pas
wanneer van een sluishoofd alle seinen op rood staan.
stuurstroom beschikbaar is voor de deur- en schuifbediening.
De sluis is voorzien van uit- en invaarseinen, welke zo
zijn geblokkeerd dat slechts in een vaarrichting groen
kan worden getoond.
Wanneer de seinverlichting van het tussenhoofd in bedrijf
is gesteld, wordt het daar getoonde beeld automatisch
herhaaid op dat buitenhoofd. waarvan de deuren openstaan.
13
13. Vereenvoudigd hoofdstroomschema
stuw en da cilinderschuif.
14. Vereenvoudigd stuurstroomschema
vizier- en cilinderschuif.
van
een
van
een
Vizierschuif: main, sch.: NO — Noord op
NN «• Noord neer
ZO = Zuid op
ZN = Zuid neer
Hulprelais: HO » hulprelais op
HN •* hulprelais neer
VR — vuthoudrelais
7.. T , T, — tijdrelais
Cilinderschuif: magn. sch.: CO — eil. schuif openen
CS — cil. schuif sluiten
3
Zuid
Noord
cii. schuif
ES — eindsch. cone (getekend in d* stand ..schuif gesloten"!.
HM =* hoofdmignaetschakelaar.
stow
\
^
neorfl
t«
orjtogiewtfr
o
te hoog
hoof
, aehoof
b*w. eil. scriuif
doorlopend
iriopeno
f-L
71
J "o l V N N
y
RVMOy
VMO
\HOVMN
\ N O \ N N
-*—*
VHN
I
1
^v
4
.A
y o JV Z N
^
i
1
R
—r
'
>JHO V H N
4
. L
NO
v H
L
Z N
j - it: 0
^
4
T 7
1
N N
H M
r ~r
n.icrituw
:
i
6
rl
.
H O \ C S \ N 0 \ 2 0
r\ N
VCOVNMV;
! 11 I
T
III
k
3" ,,T"
,1
o«v, ee . c n u
aooHopc^a
HI trapper
^
s
C
Q
-y
c
QS
i
T
eilifsd^rseriu.f
ft.
PT 22-9-61 / 758b
Het hydro-elektrisch aggregaat
Algemeen
Toen in 1950 de directie Sluizen en Stuwen met het ontwerp van de stuwcomplexen voor de Rijn-kanalisatie
begon, is door de toenmalige hoofdingenieur-directeur'
in de directie Bovenrivieren verzocht, te onderzoeken
in hoeverre het aanbrengen van waterkrachtinstallaties
in genoemde stuwcomplexen rendabel was.
Dit onderzoek onder leiding van Prof. Begeman heeft
aangetoond. dat bij een kolenprijs van f 60.— per ton voor
Hagestein, bij welk stuwcompiex kan worden geprofiteerd
van eb en vloed benedenstrooms van de stuw, de toepassing van een waterkrachtturbine met een maximaal
slokvermogen van 66 m /sec rendabel was, mits de vergoeding voor de geproduceerde energie ongeveer de
kosten van de kolen Der k W h van de thermische centrale
zou bedragen.
De P.E.G.U.S. en P . U . E . M . waren bereid hun medewerking te verlenen, zodat werd besloten tot de bouw
van een waterkrachtturbine in de stuw te Hagestein.
V o o r de stuwen te Amerongen en Driel kon geen rendabele oplossing worden verkregen, daar het aantal te
produceren k W h daar per jaar te gering zou zijn.
Aan de K o n . Mach.fabriek Gebr. Stork en C o . te Hengelo
werd bij overeenkomst als hoofdaanncmer opgedragen
het leveren en opstellen van een Kaplan-turbine-aggregaat
met toebehoren in de pijler van de stuw te Hagestein.
Bij de uitwerking van dit bijzondere project werd de
Rijkswaterstaat bijgestaan door de op dit gebied deskundige adviseur Ir. A . Booden.
3
H e t hydro-elektrisch aggregaat
V o o r de waterkrachtturbine, ondergebracht in.de pijler
van de stuw te Hagestein (zie fig. 1) is aan een turbine
van het type ..Kaplan" de voorkeur gegeven, omdat eb
en vloed aldaar een steeds wisselend verval veroorzaken.
Bij dit turbine-type zijn, behalve de leidschoepen, ook de
loopschoepen tijdens het bedrijf verstelbaar. Van de
turbine is in fig. 2 een verticale doorsnede gegeven.
Afhankelijk van het steeds wisselend verval wordt de
stand van de leid- en loopschoepen ten opzichte van elkaar
geregeld door de turbineregulateur (zie foto 1). Opdat
de pijler niet ten behoeve van het turbine-afvoerkanaal
dieper zou moeten worden gefundeerd dan overigens
noodzakelijk, is de turbine opgesteld in een hevel. V o o r
het inleiden en onderhouden van de hevelwerking is derhalve een vacuiimpomp aangebracht.
De turbine met een maximumvermogen van 2590 pk,
heeft een toerental van 62,5 t/min bij een max. slokvermogen van ca. 66 n f / s e c bij 3,80 m verval. V i a een tand-.
wieltransmissie, gekoppeld met een generator, wordt het
generator-toerental tot 750 t/min opgevoerd.
De generator met een maximumvermogen van ca. 2500
k V A wordt direct met het 10 kV-P.U.E.M.-net gekoppeld,
en w o r d t in verband met eventuele variaties in de netspanning op constante cos.phi geregeld. Een automatische
spanningsregelaar zorgt tijdens het in bedrijf stellen voor
het bijregeien van de spanning en werkt na het parallelschakelen samen met de automatische cos.phi. regelaar.
• Techn. hoofdimbt. Ie klis Rijkjwetentut." Dir. Slui««n eti, Stuwen.
Foto 1 Turbineregulateur met links de vlottercontactin richting Van de hevel; achter de
regulateur is nog juist de top van de olieaccumulator zichtbaar.
Na het automatisch- parallelschakelen van de generator
op het P.U.E.M.-net, komt de besturing van het gehele
aggregaat onder commando van de Rittmeyer-apparatuur
(zie foto 2 en 3).
In de peilschaalgebouwtjes, beneden- eh bovenstrooms
van de stuw. zijn daartoe vlotters met een geverinstallatie opgesteld, waardoor uit het boven- en benedenstroomse peil het verval wordt afgeleid. Bovendien is in
de Q-meetkamer in de pijler een Rittmeyer-hoeveelheidsmeetapparaat opgesteld, die de door de turbine stromende
waterhoeveelheid meet. Een ontvangerinstallatie zorgt
er, in samenwerking met de turbineregulateur voor, dat
automatisch de ingestelde hoeveelheid water, die door
de turbine stroomt. bij elk verval constant blijft.
De energieprodukti<6J(an deze waterkrachteentrale bedraagt ongeveer 6 nv^dem-kWh per jaar.
Het in bedrijf stellen van de turbine kan slechts geschieden
als. aan diverse noodzakelijke voorwaarden is voldaan;
o.a. het regetoliecircuit van de turbine moet onder drukstaan, er moet vacuum in .de. hevel aanwezig zijn en de
temperatuur van de regel- en smeerolie moet voldoende
hoog zijn. Eerst nadat door middel van een servomotor
de loopschoepen in de aanzetstand zijn geplaatst, kan een
tweede servomotor, verbonden met de regelring van het
leidapparaat, de 24 leidschoepen openen, waarna uit het
slakkenhuis het water door de turbine gaat stromen en
het turbine-aggregaat op toeren komt. (De foto's 4A e n B
geven enige montage-opnamen. van de beweegbare leidschoepen, loopschoepen en afsiuitdeksel met turbine-as;
op 48 is tevens de opstelling van vacuiimpomp en een der
beluchtingskleppeir t e zien). O p de' geherator-asris een
pendetgenerator met permanente magneten gemonteerd.
die'elektrisch gekoppeld is met de aandrijfmotor van de
. turbineregulateur.
PT 22-9-'61 / 759b
DOORSNEDE on
1.50'
DOORSNEDE oo 4.00*
F f j . 1 Ooojrsnetten van bovenstrooms
gedeelte van de p i j l e r met turbine en cilinderschuif.
DOORSNEDE op
1.50"
Pig. 2 Verticale doorsnede over Kaplan turbineaggregaat.
PT 22-9- 61 / 762L
Foto 2 Interieur schakelwacht-curbine-lessenaar in
v o o r g r o n d , d a a r a c h t e r r e g e l p a n e e l , lessenaar
s t u w c o m p i e x in a c h t e r g r o n d .
F o t o 3 R e g e l p a n e e l , rechts R i t t m e y e r a p p a r a a t , l i n k s boven a u t o m . spanningsregulateur,
daarnaast a u t o m . p a r a l l e l s c h a k e l a p p a r a a t , d a a r o n d e r v . l . n . r . cos p h i r e g . f r e q u e n t i e r e l a i s en
spanningsdifferentierelais.
Foto 4 A Montage van turbine-as met loopschoepen
e n a f s l u i t d e k s e l ( t o t a a i g e w i c h t c a . 40 t o n ) .
F o t o 4 B Plaatsen van turbine-as m e t a f s i u i t d e k s e l ,
op de a c h t e r g r o n d o p s t e l l i n g v a c u i i m p o m p ;
rechts een der beide beluchtingskleppen
binnenregelring.
Foto 5 M b n t a g e f o t o t u r b i n e r u i m t e , op de v o o r g r o n d
een d e r b e l u c h t i n g s k l e p p e n b i n n e n r e g e l r i n g ,
o l i e - s e r v o m o t o r g e k o p p e l d a a n r e g e i r i n g , aan
d e w a n d e n i g e d e r m a n o s t a t e n en t h e r m o s t a t e n , o p de a c h t e r g r o n d m a g n e t i s c h f i l t e r
in s m e e r o l i e s y s t e e m .
F o t o 6 P o m p e n k a m e r , op d e v o o r g r o n d t w e e f e i d i n g koelwaterpompen,
daarachter
smeeroliep o m p , tegen wand s m e e r o l i e v e r w a r m e r .
De regulateur bevat o.m. 2 belangrijke organen, waarvan
het ene reageert op de omwentelingssneiheid en het
andere op d e versnelling. Verder is aanwezig een olieaccumulatonjii* foto 1). waarin zich regeioiie onder luchtdruk' b e v i n d t Deze lucht wordt samengeperst door een
elektrische compressor. Oe olie in deze accumulator, met
de eerder :genoemde servomotoren kunnen onder elke
omstandigheid, zowel de leid- als de loopschoepen doen
sluitem. O e stuittijd van de leidschoepen bedraagt plm.
6 sec. T e r voorkoming van waterslag, bedient de regeiring
2 beluchtingskleppen (zie montagefoto 5), waardoor lucht
in het slakkenhuis wordt toegelaten. In geval de leidschoepen bij een stopcommando niet zouden worden gesloten, kunnen nog- 2 .beluchtingskleppen;, elk ondergebracht in een nis in de pijler boven het slakkenhuis,
w o r d e n geopend waardoor de hevel wordtf verbroken;
' In het gesloten koelcircuit van de generator, de tandwiettransmissiekast. en de regulateur wordt. leidingwater
rondgeppmpt. D i t leidingwater w o r d t - d o o r rivierwater
in een- warmtewisselaar teruggekoeJd.' tn verband • met •
eventuele vervuiling is in de rivierkoelwaterleiding een
ortttehakeifilter opgenomen, dat -tijdens het bedrijf kan
worden-gereinigd. Z o w e l in het rivier- als in-het leidingtoelwatercircuit
zijn 2 elektrisch aangedreven pompen
opgenomen die in de pompenkamer zijn opgesteld (zie
foto 6). Deze pompen zijn elkaars reserve. Wanneer een
van de 2 pompen gedurende het bedrijf zou. uitvallen door
een elektrische of mechanische storing, dan treedt automatisch de andere pomp in werking. In de smeerolieleiding is een- magnetisch filter opgenomen. Een elektrisch
aangedreven vetpomp, opgesteld in een nis van de turbineruimte, dient voor de automatische smering van het glij-lager van de turbine-asw
V o o r het in bedrijf stellen van de turbine moet de temperatuur van de regel- en smeerolie voldoende hoog z i j n .
Wanneer deze temperaturen te laag zijn, wordt deze olie
door elektrische verwarmingselementen voorverwarmd.Oe temperaturen van alle lagers van het aggregaat en van
de ge'neratorkoellucht zijn op afstandswijzerthermometers,, gemonteerd op een paneel in de regulateurkamerV-iaf-te lezen (zie foto 7). Deze thermometers zijn
voorzierf van contactinrichtingen, welke bij een niettoclaatbare lager- of koeiluchttemperatuur, het aggregaat automatisch doen stoppen, t e r w i j l een valklepsigriaal"
aangeeft-waardoor de storing wordt veroorzaakt. Deze
vaiklepreJais: zijn ondergebracht in een in de regulateurkamSrsoorfesteide elektrischeapparatenkast (ziefoto 9). Behai'n '."f^mejii isueie melding treedt eveneens een akoestisch
al^msignaafin werking, dat vrijwel over het gehele stuw-complex hoorbaar is. fcUf-bet optreden van een dezer z.g.
,, mechanise he. . stDringert" wordt de belasting van het
tggregaaS-vermmderd en daarn* de generator van het net
ges^akek^HS^rdooT'wordt bet o p l o p e n van het toerental
tot een minimum beperkt.
. J i j het optreden van „ e l e k t r i s c h e " storingen wordt de
generator, ongeacht de grootte van de belasting, onmiddellijk automatisch afgeschakeld, waarbij zelfs in de meeste
gjwailende r o t o r van de generator wordt ontmagnetiseerd.
# « o r de generatorbeveiliging zijn de nodige relais aangebracht. Aangezien het'turbine-aggregaat wordt bediend
aoor sluispersoneel. dat als eiektrotechnisch-ongeschoold
moet wortfen beschouwd, is n.l. besloten bij P . U . E . M . storing het turbine-aggregaat automatisch te doen stoppen.
Het iS'flctodzakelijk v o o r deze en vele andere doeleinden
gebruik te maken van een geheel van het araaistroomnet
onafhaokfelijke stroombron. Hiervoor is een accubattenj
metiseft spanning van 110 V opgestetd<*rt *eji at'gesc'Sctev.
ruirrite op de kabelzolder van net eentraai-bedieningsgebouw. Deze batterij wordt geheel automatisch geladen
gehouden.
PT 22-9--61 / 7631*,.
De elektrische energie voor de eigen bed'rijftaggregaten
van net. turbine-aggregaat en voor de s t u v w o r ^ ^ , sluis--7^
deuren e.d. w o r d t , zoiang de turbine niet in bWrijf is..via-;'
*ew:1$ kV-kabel d o o r de P . U . E . M . geleverd. DejajlQ-.kY'-'v'
^ a ^ i ' ^ t ^ n s p b r t e f r t eveneens' de energie in h e t P . O , ' B W >
^hez^ftaWi hat aggregaat in bedrijf is en. meer product* ri
^an'.vpor het eigen bedrijf nodig is,.
,
••tu-;;
•Voatdi) stroom Voorziening v a n het stuw- en siuisbedrijf, if
die t e a l i e n t i j d a intact moet blijven, w o r d t v o o r het geval
dat de stroomlevering van-de P . U . E . M . is uug4»nj}ien, een
dieselnc>odurocitrt«ggTegaat,in ca. 7 sec. voiat^|a^stJ]
gestart..;- • • t - ^ S
.'
.
Het dieselaggregaat met daze startin richting is opgesteld '•
• -ffi de machlnekamer van het centraaiVbedienlngsgebouw-'-'
(zie f o t o 8). D e draaistroomgenerator hiervan. lavert bffeeh spanning-, van-220/380 V een vermogen van 70 k V A of ir
S o k W bij cos,phi 0,8.
r
v
gebouw. Deze. afstandsbediening is zoveel mogelijk geautomatiseerd.. zodat na het gegeven inschakelcommando
van de- eigenbedrijfsaggregaten (die dan geheel automatisch naar een .vastgesteld patroon in actie komen), het
turbine-aggregaat vanzelf op toeren komt en automatisch
de generator aan het P.U.£.M.-net w o r d t gekoppeld.
Genoemde Rittmeyer-apparaten regelen daarna- de be-'.
Tasting van de generator automatisch. D e juiste .bediening
van de schakelknoppen wordt. op de lessenaar d o o r een
licht tableau aangegeven.
Het stoppen, zowel bewust aft- bij storingen, is op analoge
wijze geautomatiseerd. Evenwel kan het in bedrijf steiler*
ook, ,,uit-da-hand" geschieden door aen volledig de*. .
kundige.
*.'
A c h t t r de schaketlessenaar is een regelpaneel opgesteia,
Azie foto 3) waarin overzichteKjk.de volgende aptwratefU;
z i j n opgenomep:
' _ , ' • • - - \ yj,.: >.;.i-£Z~
£
i
:
v
De schakeling van dit aggregaat is zo uitgevoerd, dat geheel
automatisch de saTnverlichting voor de scheepvaart eh.de overige verlichting direct worden overgenomen. D i t is
eveneens het geval,ten behoeve van de, in de 7 sec. durende; onderbrekingsperiode uitgevallen eigenbedrijfsaggregaten. zoals de genoemde koelwater- en oliepompen,
luchtcompressor en vetpomp; alle samengevoegd t o t de
z.g.. „ V t a a l - g r o e p " . Van energie verstoken blijft dan de
groep „ N i e t Vitaal", waartoe de verwarmingselementen
en de vacuiimpomp behoren, daar deze bij het uitlopen
van het aggregaat niet behoeven te werken. De krachtgroepen van het stuw en siuisbedrijf, zoals de stuwschuiven en de sluisdeuren e.d. kunnen eerst d i n energie
aan. het noodstroomaggregaat onttrekken als het hydroelektritch-aggregaat geheel tot stilstand is gekomen.
O m « e uitlooptijd van hat turbine-aggregaat te reduceren.
l a d e generator voorzien van een hydraulische reminrichting. De-rem beglne ta werken wanneer het toerental:
tot ca. 3 0 % van hat nominale is gedaald. Het frequentiegevoelige; reroreieis Is in verband hiermede aangesloten
op de pendelgenerator.
D e bediening van het hydro-elektriscti-aggregaat vindt
plaats vanuit de schakelwacht in het centraal-bedienings-
a.
D e Rittmeyer-apparatour.-die bovengea'oemdfrfunctler
verricht en tevens de boven- e n . benedensrrootnse
waterstanden en' het. verval. registreert-en op cijferrollen aangeeft. Bovendien kan hier de ingestelde ende door de turbine werkelijke afgevoerde waterhoeveelheid worden afgelezen. _. '
b.
De automatische spanningsregelaar, die tijdens het
bedrijf samen w e r k t met:
'
c. De automatische cos.phi-regelaar. om de cos.phi. op
de door de P.U.E.M!. gewenste waarde van'-0.7 te
houden.
;
. ;-.;,...•,!'•
d. Het automatische Oerlikon-parallel-sthakefapparaat.
Oe reeds genoemde elektrtsche peveiiigingsreiais zijn uitg « r u s t mat een eigen vaiktepsrigoaat en ondergebracht in
een relaispaneei in.een afzonderiijke ruimte naast de « x u
kamer .op de kabeizblder Tn het centraal bedieningsgebouw.
O p de schaketlessenaar is bovendien een z.g. ..Wind
schema" aangebracht van. hat tO-JtV-schaket* en v e r d e e l
punt. In die laatste punt koausde koppeling van de generator en bet P.U.E.M.-(iet t o t stand. Een eigenbedrijfstransformator is daarop eveneens aangegeven.
PT 22-9-61 / 764b
3 hoogspanningsschakelaars aangeven. opgenomen.
Behalve de gebruikeiijke meetinstrumenten voor de
spanning, stroom, vermogen e n i . bevat deze lessenaar
voor ds turbine nog 3 instrumenten die de stand van de
opcningsbegrenzer. leidschoepen en de stuurrol van het
verva! aangeven:".
Verder zijn.op de letsenaar;aangebracht een toerenteller
en het synchronisana-ihstrument dat bij de manoeuvres
ten behoeve vafl.„de -parallelschakeling het verschil in
spanning,.tre^entieren.;^ase^lhgglng'' tussen: het P . U . E . M . net en d e g e n ^ i i c ^ ^ a a t r W i ^ t
wordt op de lessenaar ddorfnpJjiael yao.lichttableaus gemeid-,,mechanische
stcrii)gi*;rcsb)ectieveHjU',.elektrische storing", zodat hieruit direct .is^af.-te leiden naar welke groep valkleprelais
men -zieh-moac Ijegeven om te zien waardoor de storing
. is veroof*iakt- .
Her paneel; rechts van het Rittmeyer-paneei is van de
Directie;. Waterhuishouding en Waterbeweging en be' stenjd voor het onderbrengen van de apparatuur ten behoeve van-'de verzameling van de waterstanden gemeten i n :
. ICriftrperf a.d. Lek; Hagestein, boven- en.benedenstrooms
- van-de stuw; Tiel, Waalzijde en kanaalzijde: Amerongen,
Foto 9 Elektrische apparatenkast in regulateur•• benedenstrooms van de stuw; Duiven, IJsselkop; Lobith.
kamer.
Deze waterstanden worden achter de ruit van-dit paneel
Unlcerpaneei „ V i t a a l " voor compressor, olie- V
afleesbaar geregistreerd.
r
en koel pompen.
D o o r middel van een huistelefooninstaltatle.is er ;onder
MMdenpaneel met valkleprelais en tempemeer communicatie tussen schakelwacht, regulateur- en
ratuur-meettoestel van generator,
pompenkamer en machinekamer-dieselaggregaat mogelijk.
fl echterpaneel ,,niec vitaal" voor vacuumTenslotte kan worden medegedeeid dat de totale kosten
pomp en i •• M M M I I i i n g .
van de waterkrachtturbine met bijbehoren indusief dee
voorzieningen aan d e betonconstructie rond f 2.000.008,—
hebben bedragen*.
:
. Car* 200 kVA t i awtfut maiur (die is geplaatst in- het cen• T 3 i b-dienmgsi-eocH-vv) zet da 1QkV-spanning ten be•vjev^ v i n net. stuw- e » siuiscomplex om in 220/380 V.
JiVjc v^Tgenoernd blindMhetn* zijn, behalve de symbolen
voov dc gerhtrator-P.U.E.M.-voeding en transformator,
cc!t de kwitteerschakelaars die de schakelstand van de
- M ? , S U S BfcV-TONTE € rTN O LO GIE
C ; c'erda achrereenvolgende
:<:rr organisoert de Stichting C u r - -;t-n ri-.tsra'cnkanfiis, in overleg
• M i-» ri.Tianwtrl.Tag met de Betonverenijlng, in het komende seizoen
-,ve - r i m een cursus over betontac-.i'C cgie.
K t : +sej van de cursus is technici op
\ voor een zelfstandige beoor.ig r.-| cuntr.ole vsrs de samenstel! • •* vs.: b e t s - - : ! : n j : ; i s . C e vclgende
v-'ird:n o."n. behan:
idirtiSc'ii
iri beton, toeslag. .-: .:-:•
y Itar, hulpstoffen in
imenstellingen, mengen,
. en verdichten van beton, eigenschappen van beton, de
^ ' l i e d e n i s van het beton en het
be ten mortel bedrijf.
Ds cursus is o.m. bedoeld voor hen,
die te maken hebben met betonmortelbedrijven, fabrieken van beton:
foto's 4a en b en 7 van Kon. Mach.fabr.
Overige foto's van Abstede, Utrecht.
waren, betonaannemingsbednjven en
overheidsdiensten.
De c'uur van de cursus is 12 avonden.
De cursus kan worden afgesloten met
een examen, waarvoor bij goed resultaat een getuigschri t wordt afgegeven.
Er zijn vier cursussen geprojecteerd,
n.l. in Amsterdam (aanvar g 30 oktober), in P.otterdam (aanvang 13 j k t o ber), in Groningen (aanvang 26 o k t o ber) en in Sittard (aanvang 26 oktober)
De opgave van deeineming moet
minstens twee weken v o o r de aanvang
van dft betreffende cursus worden
gericht' aan de Stichting Cursussen
Maberialenkennis, Parkstraat 69b, Den
H t ^ T e t . 070-115817.
:
Gear. Stark N.V.
op 1 oktober 1961.
De te behandelen stof orrwat zowel
loof- als naafdhout rn hun p-odukten.
De nieuwe 2-iarig-r cursus vangt eveneens op 1 oktober 1961 aan en behandelt hoofdzakelijk naaldhout en
zijn produkten. Wat betreft de erkenning van het diploma merken wij op,
dat de N . H . A . een door 29 instituten
in 12 landen erkend instituut is met
cursisten zowel in binnen- als buitenland.
Inlichtingen en aan meld ingen:
Stichting Houtvoorlichtingsinstituut,
Postbus 937, Amsterdam.
JUB1.LEUM
FEDERATIE
WELSTANDSTOEZICHT
CURSUSSEN
HOUT
NEDERLANDSE
ACADEMIC
Wij ontvingen een prospectus van
de Nederiandse Hout Academie te
Amsterdam voor het ni-uwe cursusjaar.
De Academie heeft 3- en 2-jarige
schriftelijke cursussen, die onder leiding staan van D r . W . Boerhave
Beekman.
De nieuwe 3-jarige cursus vangt aan
De Federatie Welstandstoezicht viert
op 2 o k t o b e r a.s. haar 30-jarige jubileum met een feestelijke bijeenkomst
in het huis der Provincie te Arnhem.
O.a. zal D r . Ir. F. Bakker Schut. voorzitter van het N e d . Inst. voor Volkshuisvesting en Stedebouw, een rede
houden.
Nadere bijzonderheden zijn te verkrijgen bij het bureau der Federatie,
Paieisstraat 5, te Den Haag.