el g om een Algemeen van overzicht de R i j n k a n a l i s a t i e I r . K. van. T i l . C 8 5 5 1 gedeelte algemeen gedeelte B I B L I O T H E E K B O U W D I E N S T RIJ K S W A T E R S T A A T NR. Algemeen overzicht van de Rijnkanalisatie BIBUOTHEEK Op 6 September jk- heeft de directeur- generaal van de. Rijkswaterstaat; ir.. A. 6. Maris, de eerste van <fe drie nl. die.bij Hagestein stuwdammen; officieel in gebruik gesteld. Dit is voor Nederland gebeurtenis, immers een zeer belangrijke hiermede gemaakt met de kanalisatie is een begin van de Rijn, waardoor de bevaarbaarheid van de Ijssel- en de Neder Rijn-Lek en de waterhuishouding benoorden de grote rivieren wordt Ir. K. van 1. Inleiding O m het plan van de kanalisatie van de N e d e r Rijn en de Lek voldoende t e kunnen begrijpen, i s h e t noodzakelijk te weten waarom dit plan werd gemaakt en welke beperkende voorwaarden aan het plan werden gesteld. Het zijn twee redenen, die t o t de Rijnkanalisatie -hebben geleid: vergroting van de bevaarbaarheid van de IJssel en van de N e d e r Rijn-Lek-en verbetering van de waterhuishoudkundige toestand van Nederland benoorden de grote rivieren. Van de beperkende voorwaarden waaraan het plan moet voldoen komen de voornaamste afeonderlijk ter sprake. verbeterd. 2. De Rcdodieraad was daarom dat aan dit belangrijke object uitvoerig geschonken. aantal deskundigen moest worden ons gelukkig een bereid te hebben gevonden de diverse facetten bespreken. van mening waterbouwkundige aandacht Wij prijzen Zo beginnen van dit werk te wij met een artikel van de hand van jr. K. van Til over-de dat een algemeen Rijnkanalisatie, biedt van de problemen ontwerp ea de uitvoering stuweomplex benodigde van het rivier- en grondwerken (M. jansen we in de editie t> van deze a fierering--artikelen sMc&ansiructies, aan aver de bewegingswerken (]. Df 0-.--r*eere):en de e.a. hydro-eiektrischt ( j . Hof). Deze laatste binnenkort verband crtikelen. over, het (J; Hof) en de daarvoor Ing) treffen installatie overzicht die hiermede houden. Behalve uitvoerige tweeartikelen hopen wij ook in dc edities A en E op te nemen. De Til*' Bouwdienst Rijkswaterstaat Postbus 20.000 3502 LA Utrecht redactieraad D « b e v a a r b a a r h e i d v a n d e IJssel e i * . * a n 4 * r N « d e r Rijn-Le." laihjuur de- v o o r n a i ^ e y a a r V ^ dat (in het oosten van onsvfai»if= e t e A w t e i f - van'vtil»pw»ge»i» aanwezig is, r e i k ^ e _ v a * O e j f c j l tot Maastncht, w s ^ a n ' de IJssel een zeer befangrij^tf schakei is. O p d e z f - ^ & e l sluit het Twenthe-kanaai aan. Behalve de IJssel zijn a l deze vaarwegen steeds at vrijwel steeds geschikt v o o r grote binnenschepen (1000 t o n of meer). De IJssel kan gedurende maanden-aaneen een vaarwaterdiepte hebben, die veel te klein is v o o r dergelijke grote birhienschepen. Hoeveel -en" noelang dit het geval kan zijn, hebben enkele vooroerlogsejaren en na.de ooricg,1947,1949,1953. en 1959 wet gefeerd; In figuur 2 w o r d t een graffekje gegeven van de toegelaten' diepgang op deboveh-IJssel in het tweede halfjaar van 1959. G e d u r e n d e meer. t W e e n half j a a r k o n ' e e n schrp van 1000 . ton niet af geladen varen; van begin-September totKftut einde van het jaar was het hei e maal d roevig: een eoegeiate n diepgang van' nog geen 1 % m met als record de week van maandag 19 o k t o b e r : 0,80 m( N u komt iets dergelQfe* rriet elk jaar voor. A l l het ware o m te bewijzen, dat het joolcr anders k a n , werd de droge zomer van 1959 gevolgd d o o r de bepaald niet-droge z o m e r van 1960 met als resultaat. dat voornoemde schepen van 1 juli 1960 t o t 1 juli 1961 vrijwel steeds afgeiadeh op de IJssel hebben -kunnen varen. D i t neemt toch niet weg, dat er gemiddeld o m de 4 jaren een jaar kan v o o r k o m e n , waarin de vaarwaterdiepte op de IJssel gedurende maanden aaneen slecht t o t zeer slecht zal zijn; Ik verwffs slechts naaf de gegeven reeks van jaartallen sedert 1947, waarbij dan nog wordt opgemerkt, dat het jaar 1959 voor de vaarwaterdiepte van .deiljssei nog niet het ergste van de genoemde'jaren i4.gievveest;iv . Dat het met de bevaarbaarheid van de IJlTnl.rmff^i«d;,ii gesteld, blijkt nog uit de figuren 3 en A, zif'-We^SSfciiietfsjie* brek aan vaarwaterdiepte minder,geprononceerd naar voren treedt. D i t komt doordat de gegevens van deze * Hoofdingenieur A van de Rijk^watersOGU. Directie Bovenrivieren. PT 22-9-'61 / 698b stiistaan. In Belgie is men bezig het net van waterwegen danig uit te breiden en te verbeteren, terwijl de stop van Ternaaien wordt verwijderd. Doc J i t laatste wordt het Luikse gebied binnen afzienbare cija i n Limburg uit voor. grote schepen bereikbaar. Via de Duitse Rijn zijn sedert jaar en dag Straatsburg en Basel bereikbaar. D o o r de verlenging van het Grand Canal d'Alsace wordt de bereikbaarheid van Basel gemakkelijker, terwijl er wordt gewerkt aan een krnalisatie van -^e Rijn bovenstrooms van Basel, zodat men op de duur her 3odenmeer kan bereiken. De kanalisatie van de Moesel v keert in het stadium van uitvoering, waardoor de belangrijke gebieden var. Lotharingen en Luxemburg op het Westeuropese net van waterwegen worden aangt-'.loten. O o k de kanaiisaties van d e Neckar en de Main zijn in uit\ aering; men kan reeds met grote binnenschepen in Stuttgart komen. Men denkt stneus aan een Rijn-Donau-verbinding, enz. Met opzet heb ik de IJssel als vaarweg steeds voor de Neder Rijn genoemd. De Neder Rijn kan immers worden beschouwd als een vaarweg, die parallel loopt met de veel beter b-".<oarbare Waal, hetgeen met de IJssel niet het geval is. bovendien is de bereikbaarheid te water van Twenthe geheel afhanke'ijk van de bevaarbaarheid van de IJssel. N u is het met deze bereikbaarheid niet zo slecht gesteld als uit het voorgaande zou volgen, want beneden Z u t p h - n is de vaarwaterdiepte van de ijssel vrijwel steeds groter dan op de 'loven-IJssel, waar het tot nu toe over •Ternaaien 1. D e v o o r n a a m s t e w a t e r w e g e n in N e d e r l a n d . figuren gelden voor het gemiddelde van de reeks van jaren 1901-1950. Ten aanzien van de IJssel kan uit figuur 3 worden afgelezen, dat per gemiddeld jaar op deze Rijntak gedurende ca. 30 dagen d r toegelaten diepgang kleiner zal zijn dan 1 y m, terwijl deze gedurende enkele dagen zelfs iets kleiner dan 1 m zal zijn. Tevens blijkt uit deze figuur, dat de Ijssel in de regel toch nog een iets grotere vaarwaterdiepte biedt dan de N e d e r Rijn. Als troost is dit een zeer schrale, omdat uit de figuur ook nog blijkt hoe ongunstig de vaarwaterdiepten van de IJssel en van de Neder Rijn afsteken bij die van de Waal, van enkele kanalen en van de gekanaliseerde Maas (rechts op de figuur aangegeven). Tenslotte blijkt nog uit deze figuur dat, met het oog op de samenstelling van de vloot van binnenschepen (links op de figuur aangegeven), de eis die wel eens aan de vaarwaterdiepte van de IJssel en van de N e d e r Rijn wordt gesteld, nl. dat er met een diepgang van 2,50 m, althans meestal, moet kunnen worden gevaren — niet te zwaar is. Hierbij moet nog worden bedacht, dat de gebruikte gegevens over de samenstelling van de vloot iets zijn verouderd; de gemiddelde grootte van de binnenschepen is inmiddels duidelijk groter geworden en zal voorshands nog wel blijven toenemen. x Ten behoeve van de vaarwaterdiepte moeten de laagste en lagere waterstanden op de IJssel en de Neder Rijn belangrijk worden verhoogd. In een rivier kan dit d o o r o p s t u w i n g van die waterstanden (kanalisatie) of door vergroting van de kleinste en kleinere afvoeren. D o o r de Rijnkanalisatie zal het laatste op de IJssel gebeuren, het eerste op de Neder Rijn. Dat dit zo gebeurt, hangt samen met de belangen van de waterhuishouding. Intussen neemt het belang van een voldoende grote vaarwaterdiepte op de IJssel en op de Neder Rijn eerder toe dan af. Onze beide belangrijkste zeehavens ondergaan een grote ontwikkeling; ik behoef in dit verband slechts de namen Europoort en l]-mond te noemen. O o k de ontwikkeling van de havens van A n t w e r p e n en Gent blijft niet Evenmin is het toevallig, dat er zo uitgebreid op de gebreken van de IJssel en de Neder Rijn als vaarwegen werd ingegaan. Het zou in strijd met de feiten zijn, als hier en daar de indruk zou bestaan, dat de-belangen van de bevaarbaarheid van de IJssel en.de N e d e r Rijn op net tweede plan zijn gekomen, sedert de belangen van de waterhuishouding een rol zijn gaan spelen. D o o r de Rijnkanalisatie zullen b e vaarbaarheid en waterhuishouding tezamen gelijkelijk worden gediend. 3. Waterhuishoudkundige bezwaren verbonden aan d e h u i d i g e v e r d e l i n g v a n d e a f v o e r v a n d e Rijn De landbouw heeft steeds meer behoefte aan zoet water gekregen. Bovendien zijn de eisen, die van die zijde aan de kwaliteit van het water worden gesteld, aanmerkelijk zwaarder geworden. O o k dit verhoogt de behoefte aan zoetwater, bv. om verzilt of vervuild water meer dan voorheen te kunnen door- en wegspoelen. Het is overigens niet alleen door de landbouw, dat de behoefte aan zoet water is gestegen. Veruit de grootste leverancier van zoet water in Nederland is de Rijn, hoewel de kwaliteit van dit water vooral in perioden van kleine afvoeren veel te wensen overlaat. Behalve dat de afvoer van deze rivier vaak te klein is. is de verdeling van deze afvoer over de Waal, de Neder Rijn en de Ijssel verre van gelukkig. De Waal krijgt. in afgeronde cijfers, 70 % van de afvoer van- de Boven Rijn, de Neder Rijn 20 % en de IJssel 10 % . Het gehele gebied van Nederland, dat globaal genomen ten noorden van de lijn Arnhem-Ams-.erdam ligt, moet het met die 10 % doen. Daar komt nog bij. dat van de 70%, die door de Waal wordt afgevoerd. meer dan / door het Hoilandsch Diep ongebruikt zeewaarts stroomt. In perioden van kleinere afvoeren van de Boven Rijn moet dan ook de IJssel meer water krijgen, terwijl in het noorden en zuidwesten van ons land vergaarbekkens moeten komen om daarin zoet water te kunnen vasthouden in tijden van grotere afvoeren van de Boven Rijn. opdat daaruit zoet water ter beschikking kan worden gesteld in tijden van kleine afvoeren van de Boven Rijn. Toen de Rijnkanalisatie werd ontworpen, was het vergaarbekken in het noorden van het land er a l : het IJsselmeer. Het vergaarbekken J 4 ; PT 22-9-'61 / 699b e. • Aansluitend bij' het voorgaande kan worden opgemerkt, dat de kleinste afvoer van d e g e k a n a l i s e e r d e : N d « ""•Rijn-Lek niet zo klein mag w o r d e h , .dat het water van deze Rijntak zou gaan vertieken. H i e r t o e bestaan kansen. Het Rijnwater zoals dat ons land binnenstroomt. is in ernstige mate verzilt, terwijl in ons land nogal wat afvalwater, afkomstig van bevolkingscentra en industrieen, op de Rijntakken w o r d t geloosd. Alleen al; omdat het water van de N e d e r Rijn-Lek w o r d t g e b r u l l ^ ^ grondstof voor-de bereiding van drinkwater zou efff e^welaatbaar zijn. Doch ook om landbouwkundige en hyg»emsche redenen zou het in. het zuidwesten komt er,. nl. in het n a m van de Deltawerken. Hiermede raak ik al twee der beperkende voorwaarden: die aan de Rijnkanalisatie werden gesteld. 4. e B e p e r k e n d e v o o r w a a r d e n g e s t e l d aan de Rijnkanalisatie a. Het aandeel van de Waal in de afvoer van de Boven Rijn tijdens kleine afvoeren van deze rivier mag d o o r de Rijnkanalisatie niet w o r d e n verkleind. N i e t v o o r niets is de Waal de drukst bevaren binnenvaarweg ter wereld*). Aan deze enorme scheepvaart kan geen schade d o o r vermindering van vaarwaterdiepte worden toegebracht. Dientengevolge kan door de Rijnkanalisatie het aandeel van de IJssef slechts ten koste van het aandeel van de N e d e r Rijn worden vergroot. Het daardoor nog slechter worden van de bevaarbaarheid van de N e d e r Rijn w o r d t voorkomen door deze Rijntak te kanaliseren. b. H e t voorgaande zou de Rijnkanalisatie in conflict brengen met de als tweede te noemen beperkende voorwaarde: de mdnd van de Rijn langs Rotterdam, de N i e u w e Maas en de Waterweg, mag door de kanalisatie niet sterker verzilten. D i t zou optreden alt het aandeel van de N e d e r Rijn in afvoer van de Boven Rijn ten behoeve van de IJssel zonder meer zou worden verkleind: Voordat e r sprake was van de afsluiting van de zeegaten in het raam van de. Delta-werken, bestonden reeds plannen om hierin te voorzien. D o o r de Delta-werken zalzulk een groot gedeelte van het zoete water, dat thans ongebruikt door h e t Hoilandsch Diep i rv zee stroomt, naar de Nieuwe Maas en de W a t e r w e g worden geleid, dat de afvoer van de N e d e r Rijn in het raam van de Rijnkanalisatie kan. w o r d e n verminderd, D i t zou het geval zijn. z o d r a h e t Harmgvllet en net Volkerak zijn afgesloten. Men streeft ernaar het in 1968 zover te krijgen. De Rijnkanalisatie behoeft dan ook met eerder dan in 1968 gereed te zijn, want zij mag, gezien de verzilting van de Rijnmond langs Rotterdam, niet eerder dan in 1968 volledig in gebruik' komen. _ ! ;'•* . \ 5-7-59 \\ n \\ / \/ ; 1 Prins Bernhardsinis beschikbaar om d e - a f v o e f ' - V t t . de • ^ • Neder Rijn aan te vulien. - . - ',, - , , .... .j . - A. Hiermede. raak ik w e e r een volgende beperkende »•••<> ••}•- •. voorwaarde aan. Als gevolg van de Rijnkanalisatie moet de waterstand in de kruising van h e t Amsterdam-Rijnkanaal bij kleinere afvoeren van de Riijo-steeds voldoend lager blijven dan die van de Waal'ter-Koogtfc- van de PriasBernhardsluis, t e r w i j l het verschil niet zo klem mag worden dat de puntdeuren van d i z e sluis niet goed meer zouden sluiten. Voorlopig i'l ,) Ov«#<j« r o v M ftSirt Imp Labilh p u u e t d M in 1959 160.000ich«o«n met mm totaal-heaeeraMeap v«n 111:500:000 ton: | • •>••'-, h / \ • L i—' . onduldbaar zijn-, indien deze^, R^nxak in een open riool zou ontaardenv .. . ' '\ O n d e r z o e k i r i g e n - ^ B t t w r .als*'resultaat op'geleverd, dat , althans v o o r l o p i g door' de.bavertste s t u w van de N e d e r Rijn tenminstejj°u$$ rn* per sec moet worden doorgelaten. Aangezien rametijk veel water aan de Neder Rijn-Lek w o r d t ontleend, hetgeen in de toekomst nog veel meer kan w o r d e n , most de afvoer van de Neder Rijn-Lek w o r den aangevuld'. D i t kan, door via het Betuwepand van het ! Amsterdam-Rijnkanaai water van de Waal naar de N e d e r Rijn-Lek te voeren. De waterstand van de Waal ter hoogte van de Prins Berrthardsluis in het Betuwepand is immers . , bij . kleinere afvoeren van de Rijn ongeveer l j £ t m;.hoger dan de waterstand in de kruising van het Amsterdam-Rijnkanaal- met d e L e K , welke waterstand ook in het Betuwepand aanwezig-it. Er is dus een natuurlijk verval dp: de in een qelader 1000tsdlip di n arv. •' \ \ \ , rrjhaak '.iOUOton ^Maes-Waalier. Juliana kanaal get Maas. -fwerrthe-karr rtjnaak 2Q00t. }*:, 9 29-12-59 —i— j I—h —p \ _ i i . j - A ' ! 11f-11-1; n i r / S i i v i 1 : gemiddelde frequentiekromme 1901-1950 /i ! ! / " maandag van "959 toegelaten diepgang cp de boven-'Jsset voer schepen tussen 400en2QOQ ton in het 2* halfjaar van 1959 2. r Toegeiaten diepgang op de boven-IJisel voor schepen tussen 400 en 2000 ton in het 2e halfjaar van 1959. tonnage gt zamemijke tonnage van de Ned.bmnenvloot gerangschikt volgens diepgang 3. 50 80 100 120 140 160 180 200 dagen aantal dagtn waarop de diepgang minder bedraagt dan de corresponderende waarde. Vaardiepten van de kanalisatie. Rijntakken voor en toegelaten die. gar.'] in ar.dere kanalen na de PT 22-9-'61 j 700b ..^^•*.''.'- _ :-ffijfr'•''V''—= • '"'jJ&ilJm van .een gemiddeid jaar ^.T.j. waarin de betreffende Runtak . ' niet bevaarbaar is. - • '••' •* '•' uw • "7 - n a Rijnkanalisatie "i-na Rijnkanalisatie ' ' r-voor Rijn- — voo> Rijn 1 kanalisatie kanalisan V zand meegesleept: m.a.w. er ontstaat zandtransport. E n s in Neder Rijn en Ijssel vrijwel een soort van evenwicht tot stand gekomen. waardoor onaanvaardbare verschijnselen, die met cer ontbreken n r , een dergelijk evenwicht samen••-.nge-.. nujenoc-g niet voov.omen. Na de kanalisatie moet er oov weer evenwicht bestaan. De theorie leert, dat dit evenw.cht anders zal wjr. * e v i n de huidige toestand. H e t bvuitw-Mrden van de v - i i g of na de Rijnkanalisatie het evenw.cht even dicht zal worden benaderd als thans het geval ii, heeft jarenlang meetwerk geverf-d, daarna uitvoer, e toetsingen van theoretische beschouwui.en en fot T.jlffs en tensiotte uitgebreide en tijdrovende berekeningen. In het bestrk van d i t a r t i k e f w o r d t verder metjngegaan op de problemen van het zandtransport..Wet wordt- erop. W £ & 8 : wezeo d i t sedert meer dan 25 jaren.dpor d a Rcjfswaterstaat metmgen en berekeningen vanbet zandtransporc m de Rijntakken worden uitgevoerd, waardoor Nederland op het gebied van het zandtransport, mede in samenwerking met het Waterloookundig t a b d r a t o r i u m . een zeer vooraanstaande plaats in'neemt, •• . .' S gedeeiW van een gemiddeld jaar • waarin de betreffende Rijntak : ' .;~mlL Bevaarbaar is. , : De inviood van de Rilnkanaliiatie op de bevaarbaarheid van Neder Rijn en IJssel. r w o r f t ' t f i he© kleinste toelaatbare verschil '/, m aangehouden. : - S. O v e r t j e h t van bet plan - . . De a f v o e r van de Jjsset, moet dus_ worden vergroot ten . Boi«e«tHen. mag d o o r d e kanalisatie de toestand van de koste van die van de N e d e r Rijn.:: H i e r d o o r w o r d t tevens voornoemde kruising niet slechter w o r d e n . de bevaarbaarheid; van de Ijssel voldoende verbeterd. O m dit te kunrten v e r k r i j g e i r m o e t bovemin de N e d e r Rijn e e n ev W deze opsommlng zou ik nog willen noemen, dat stuw worden, gebouwd, die het, water fn -deze r i v i e r op> door de aanwezigheid der stuw- en sluiscomplexen aan de ' stuwt, waardoor het'vrater de,lJssef;i,nstroomt. Deze stuw visstand slechts zo weinig. mogelijk schade mag worden - mag niet te. v e r stroomafwaarts van het spliBingspurtt.; toegebracht. Er zijn e n zullen daarom voorzieningen w o r tussen N e d e r Rijn enr IJssel. de t)«SSH*p, komen, anders den getroffen orti het de vissen mogelijk te maken de stu- ' kan de beheersing van de a f r o e r t f e W p n g over-JJss*. = N e d e r Rijn.niet voldoend nauwke«rfl{;?ijn en z»u er o n - ^ i d d e t l i j k bovenstrooms van dez*stuw4nde uiterwaarden M D o o r .4e,:kanallsatie mogen de grootste bekende af. - Veel stawschade, ontstaan. D o f l a t f i d i a r z i j d r moet deze voeren-vair d * Rijntakken niet veranderen, t e r w i j l door stuw zover mogelijk de N e d e r Rijff Via worden-geschoven , d e w e r k e n — z o w e l tijdens de uitvoering als riaarna — om het aantal s t u w - e n sluiscomplexen zoveel mogelijk te nergensopstuwingen van belang bij de grootste bekende . beperken. D e keus is gevallen op de u i t e r w a a r r f b i j D r i e l . afvoeren mogen o p t r e d e n . Met het oog op de hoogwater. De afstand tussen'Driel in Het splitsingspunt tussen Waal, kerende dijken spreekt deze beperkende voorwaarde en Pannerdens Kanaal, de Panperdense kop. is echter - voor zichzelf. • zo k o r t — ongeveer 23 km langs -de rivier gemeten — dat Hr zijn in het raam van de kanalisatiewerken reeds werken het stuwen met stuw D r i e l nog bij de Panoerdense kop. ultgevoerd.en.er zullen er nog, meer volgen, waardoor aan Ss pJierkbiar zou zijn, waardoor ntef alleen w a t t r flaar de._. deze beperkende voorwaarden zal worden voldaan. -"" - 'IJssel zou w o r d e n gestuwd, doeh dok nog. enig-water naar de Waal, hetgeen ten koste van de afvoer-van de IJssel z o u g. D e stuw- en sluiscomplexen moeten z o worden gegaan en dit is in strijd met het doei -van de Rijnkanalisatie. situeerd. dat de scheepvaart zowel tijdens de uitvoering Het opstuwen van het w i t j r boven in de N e d e r Rijn moet • H daarna-zo, weinig mogelijk hinder ondervindt. Elke daarom gepaard gaan met een verlaging van de bodem, van sluis, h o e goed ook uitgerust, kost de scheepvaart tijd: de N e d e r Rijn, d e IJssel en het Pannerdens Kanaal, waarBovendien kart een complex op een voor de scheepvaart door ce opstuwing bij de Pannerdense koo wordt tegenongehikkige plaats komen. gewerkt (figuur 5). De maten van a p s t u w ^ en bcdeir-verZ o w e l in verband met deze voorwaarde als met de v o r g e , laging zijn zo berekend, dat bij de Pannerdense ken vrqwW were-** uitvoerige proeven in het Waterloopkundig geen opstuwing meer zal plaatsvinden. Laboratorium verricht. O m in de N e d e r Rijn-Lek voidoend » r o t e v . j r w a t e r diepten te krijgen zullen beneden Oriel i c ? s t u v - n rroeh. D e werken mogen uiteraard niet r.eer kosten dan ten wc-den gebouwd. strrkt noodzakelijk is. H e t is daarom var. hat grootste beVolgens de berekeningen ,s -.et-'*rOgetijk geblek<;r. o.sscn lang, het aantal stuw- en sluiscomplexen zo klein mogelijk Driei en W i j k tij Duurstede met; een-stuw te vomi t in. te houden. Dergelijke kunstwerken met alle daaraan verN a uitvoerige modelproeven w e r d v o o r de stuw .;r-i p' its bonden kosten, bv. grondaankoop en schadevergoedinf en, gekozen halver wege tussen Ameroogeit en WijK bij l » i r ^ t f t e n d e r kunstwerken zelf en die der aansluitende Duurstede. Met deze stuw z a i x t e v ^ ^ r s p ^ ^ rivterwerken, de kosten van de bemanning der kunstAmerongen en stuw Driel dusdarifg iWferd.en opgestuwd. : w e r k e n enz., vergen het leeuwedeel der totale kosten. dat in samenwerking met de b o d e n veriaging overal v o l ' doer.de v a a w a t e r * « t ^ taf c ^ t a a n . zonder dat k o r t % Als' laatsterin deze opsommlng van beperkende voorbovenstrooms van- ssuwr Ameror - n te veel stuwschade .)VwWd'en moet een der belangrijkste nog worden genoemd: zal' worden veroorzaakt. t d f t : : t r m a k e n : w i j z i g i n g e n in de N e d e r Rijn-Lek en in de Itroo.n-. van D o o r het p r o j e a e r e n van d ^ IJssel rnoetenJook/op de lange duur houdbaar zijn. Hier gezorgd, dat kan W i j k bij D t i u m e d e w b r d t er, : - ;'komt'.eefl de^ moeilijkste problemen van de kanalisatie " 'die onder - worden voldaan aan de bepei .'.^naapnwrept- •"''":,' Ad w e r d genoemd. .-•<* • i ^ M t i i i a ^ m f ^ ^ vale andere rivieren, voeren met Het derde stuw- en stwseol ; '.^\m^im9r^ ^'' f'^^''^ stromende water w o r d t m t a y l : ; : a PT 22-9-'61 / 701b bovenstrooms van de mond van het Lekkanaal komen, opdat d« zeer d r u k k e vaart tussen Amsterdam en Rotterdam geen extra-sluis behoeft te passeren. O m verschillende redenen moest de keus vallen op de uiterwaard links van de Lek t e r hoogte van Hagestein. Met deze stuw zal dus het peil in de kruising van het Amsterdam-Rijnkanaal met de Lek worden beheerst. U i t de figuur blijkt dat de bodemverlaging zich over de gehele lengte van de N a d e r Rijn-Lek zal uitstrekken en dat e r (evenals in de volgende figuur) verschillende bodem- 1000 990 980 L a a g i p r f f f l a t v a n da. I) liggingen worden aangegeven. De zandtransport-berekeningen naar de evenwichtsligging van de bodem van het ^ o m e r b e d na Rijnkanalisatie resulteerden in een forse verlaging van de huidige bodem. Aangezien de zandtransportberekeningen nog lang niet volmaakt zijn, werden er twee uiterste bodemliggingen berekend. E r bestaat echter zelfs geen absolute zekerheid, dat de uiteindelijke bodem tussen deze twee uitersten terecht zal komen. Daarom zal — voorzichtigheidshalve — de verlaging van de bodem in verschillende etappen worden gemaakt, terwijl de Bodem PT 22-9-'61 / 702b rorgvuldig zal warden-waargenomen om na te gaan.hoe de -ivier op d6.»v*jjzigingen zal reageren. Voorshands zal. mede afhankelijk"van de voortschrijding der kanaifsatiewerken, worden gestreefd naar de bodemligging; die in de figuur atssv-dorlopige toestand w o r d t aangegeven. O o k de zomerbedbodem van Je Ijssel moet worden verlaagd (zie figuur 6). O m de lan^te waarover deze verlaging zich moe't ulifsieekken-r.oveel mogelijk te bekorten — het aahtafstroomgeiiidingswerken, waarvan de verdedigingen aan de verlaagd'e botfem moeten worden aangepast, kan •; dan zeer beiangrijk worden-vermmderd — b e v a t het plan,', een tweetal bochtafsmjdingen van de IJssel: een bij Does-' burg en een bij Rheden. Een niet m i n d e r belangrijk onderdeel van het plan wordt gevormd doofl'de^zg- stuwprogramma's,. Deze geven a a n . , , welke afvoeren van.de Ijssel-en de Neder Rijn door middel . i van stuwen moeten. worden nagestreefd bij een bepaalde -• afvoer van de Boven Rijn. De mbgetljkneden v a n d e s t u w programma's worden in figuur 7 gegeven als wijzigingen van de huidige frequentie-krornmen van de afvoeren van de IJssel en d* N e d e r Ri'mj Boveijideze krommen wordt in de figuur de afvoer-frequentiekromme van de Boven Rijn gegeven (zij het met tan andere, yerkleinde, verticale verdeling); omdat de afvoeiwaadeze rivier het basisgegeven is. Als de afvoer van de Boven Rijn klein is, zal die van de N e d e r Rijn zolang"op 50. m per. s e c worden gehouden (zie hiervoor onder 4c) t o t de afvoer van de IJssel 250 m per sec bedraagt..De vaarwaterdiepten op de IJssel zijn dan voldoend groot. D i t treedt op bij een afvoer van de Boven Rijn, die per gemiddeld jaar gedurende 37 dagen niet wordt. bereikt. Indien de afvoer van de Boven Rijn groter wordt, zal door het geleidelijk trekken van stuw Driel de afvoer van de IJssel constant op 250 m per sec wordert gehouden, zodat de afvoer van de N e d e r Rajn geleidelijk g r o t e r wordt. Bij een afvoer van de Boven Rijn, die gedurende 168 dagen niet w o r d t bereikt,. is stuw Driel boven het water uit geheven. Indien de afvoer van de Boven Rijn dan nog verder toeneemt, lopen de afvoeren van N e d e r Rijn en IJssel op, resp. van ruim 390 m per sec en van 250 m per sec af. D i t stuwprogramma wordt het stuwprogramma ,,250" genoemd, omdat de afvoer van de Ijssel — ter wiHe van de scheepvaart — zo spoedig mogelijk op 250 m per sec w o r d t gebracht. j 5.. D e g e v o l g e n v a n de R i j n k a n a l i s a t i e t.a.v. waterh u i s b o u d i n g en b e v a a r b a a r h e i d D e gevolgen ten aanzien van de waterhuishouding, beter gezegd ten aanzien van de afvoeren van Neder Rijn en ijssel, volgen uit de zo juist besproken figuur 7, wanneer . d i lijnen van de verschillende stuwprogramma's met de •afvbetsfrequentiekrommen v o o r de huidige toestand met -.elkander worden vergeleken. Het. aandeel van de afvoer van de IJssel in die van de Boven Rijn, wanneer de afvoer in deze rivier klein is, neemt sterk toe, het aandeel van de N e d e r Rijn neemt als gevolg daarvan sterk af. De gevolgen t.a.v. de bevaarbaarheid van de Ijssel en van deJNleder Rijn blijken uit de reeds gegeven figuren 3 en 4. V o o r vaajTwaterdlepten kleiner dan 2,80 m zullen de IJssel ••'ehrde Neder•R'ijn nagenoeg niet meer achterstaan bij de "Waafc '.. D i t * i l n j i ^ ^ e g g j n ' d a t eerstgenoemde Rijntakken even goed bevaarbaar- zullen .worden als de Waal. Vergeleken met de Waal blijven de Neder Rijn en de IJssel kronkeliger en veei smaller, hetgeenimt^enmaal op de bevaarbaarheid een ongunstige fnvlQed.neafir * ..^'-j* : 7. O p m e r k i n g e n bij d e h o r i z o n t a l e s i t u a t i e s d e r t s niatceo w e r k e w 3 3 Van de t e maken. werken valt een vijftal het sterkst op en daarvan het dnetal stuw- en sluiscomplexen het meest. Daarom zullen oxer'deze drie complexen-eerst enkele opmerkingen worden g e m a a k t .. ' Ten.aanzien van de k u n s t W e r k ^ w e r d e r t door de rivierendienst; de directie B o v e n r i v i e r ^ eriige-eisen gesteld. 3 3 r de stuwprogramrnais-f de afvoerfre<juer<^e«Vvaci ! • I-" Bown-flijn i 1300 d*Bo»»ft--Rijn getdeft over--£-.. W [ [/' 305 —het gem-. jaar *89V19S0 2^0ufln4e«.-?fr 31 3 1200 3 Het zandtransport laat langer stuwen op de N e d e r Rijn toe, doch voor langere tijd kan niet verder worden gegaan dan het zg. stuwprogramma ,,350". D i t programma verschilt daarin van het stuwprogramma ,,250", dat de afvoer van de Neder Rijn zo lang op 50 m per sec w o r d t gehouden tot die van de IJssel 350 m per see is. D i t kan voor de voeding van het IJsselmeer van groot belang zijn." Bij dit programma zal vrijwel geen stuwschade in de uiterwaarden van de IJssel optreden. 1100 voor de afvoerveraeong over cstRijmakken _ geldt de toestand 19*8-1951" / ,270- -toestand 1948-1951 . -stuwprogr. .40f£\ ' -stuwprogT.J5Qv \-stuwprogr..25(Sr 2000-* -sUiwprogr....g' . mVsr - ' : 1000 - 900 3 800 3 Het is niet geheel uitgesloten, dat men ten behoeve van de voeding van-het IJsselmeer v o o r kortere tijd nog iets langer zal willen stuwen. V o o r een dergelijke periode is — gelet op- het zandtransport — het stuwprogramma ,,400" nog aanvaardbaar te achten. ' ..V W e l k programma uiteindelijk zal w o r d e n . gevolgd, kan thans nog niet-worden-gezegd; omdat d e behoeften aan zoet water, te^.-noorden van de grote rivieren nog niet voldoende vaststaair en in de toekomst wellicht nog wijzigingen zullen ondergaan. In het algemeen moet het programma tussen de programma's ,,250" en ,,350" blij /en. U i t de figuur bWJkt nog, dat gedurende een belangrijk gedeelte van het jaar niet zal worden gestuwd, bij het stuwprogramma ,,250" gedurende. 365—168 dagen niet, bij ,,350" gedurende 365—270-dageirftiet. De bepaling van n e t stuwprogramma'^D?' was nodig om na te gaan hoe deafVoeren-van de N e d e r R i j n en de IJssel zullen zifBi.-a^-er: in de toestand\na Rijnkanalisatie om H w e l k e r e d e r f i a * " ©ok i b * bij i j s g » « ) niet z a l worden'gestuwd. • • *• 1 2. ; 0 20 40 60 80 100 - „•,-." •' aantal da^erroer- 'aar iat de corrtsponderende .wati^ahqi'niet'vvort.t birtiVt '% : Det stuwurogramma's. De afvoerfrequentie* van : d a B o y * J « I U } f i g « l < i ^ « v e r h e « g e n i . jaar 1901-1950, Voor de afrroerverdefing van de Rijntakken geldt da toestand 1948.J9SI. PT 22-9-'61 / 703b Een der voornaamste was w e l : liefst een doorvaartopening in de stuw, breed genoeg v o o r op- en afvaart tezamen, anders twee openingen, gescheiden door een tussenpijler, voor de af- en opvaart elk een, met een dagwijdte van 45 a. 50 m in elke opening en een doorvaarthoogte onder de geheven schuif of schuiven van ten, minste 9,10 m boven de plaatselijk hoogste bekende waterstand (een eis die .— naar kon worden verwacht — d o o r de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, zetelend te Straatsburg, zou worden gesteld). Een grote doorvaartopening zou volgens een vooronderzoek van de directie Sluizen en Stuwen. die de kunstwerken z o u ontwerpen en maken, zeer duur zijn geworden. Er werd daarom besloten tot twee doorvaartopeningen. Aangezien deze directie de vizierschuif als afsluitelement van de doorvaartopening voorstelde en deze aan de zijkanten niet zou voldoen aan de geeiste door-: vaarthoogte. werd besloten de dagwijdte van een doorvaartopening op 48 m te stellen, waardoor over een breedte van 38 m in het midden van een doorvaartopening de vereiste doorvaarthoogte ten minste aanwezig is. Een andere der voornaamste eisen was: een fijnregelopening van voldoend grote capaciteit (100 m per sec bij een nogal eens- voorkomend verval). De instelling der stuwen moet ten aanzien van de waterafvoer voldoende nauwkeurig kunnen geschieden, daarvoor zijn zeer grote schuiven niet geschikt. terwijl bovendien het verstellen van een schuif in een kleine opening zich gemakkelijker Met aanzien dan van een in een grote opening. D e directie Sluizen en Stuwen stelde v o o r de fijnregelopening aan te brengen in de pijler tussen d e beide scheepvaartopeningen. D i t voorstel werd aanvaard. D e benodigde breedte van de pijler was daarmede bekend geworden. Hiermede was de breedte tussen de twee landhoofden en dus de bodembreedte van de r i v i e r in de stuw bekend. V o o r stuw Hagestein 2 * 4 8 + 1 4 — 110 m. V o o r de stuwen Amerongen en D r i e l w o r d t deze breedte iets kleiner, o m dat de pijlers van de kunstwerken iets smaller kunnen worden^ aangezien in deze stuwen geen waterkrachtsinstallatie zal komen. 3 T e r hoogte van stuw Hagestein, waarvan figuur 8 de situatie in het verloop van de Lek weergeeft, w o r d t de bodembreedte van de rivier stroomafwaarts gaande geleidelijk groter en duidelijk groter dan de breedte tussen de landhoofden van destuw. Daarom werd.de bocht bovenstrooms van de stuw, die toch iets moest worden verflauwd, meteen versmaid tot een breedte, waardoor de breedte in de bodem werd aangepast bij die tussen de landhoofden van de stuw. Deze versmalling werd doorgezet tot onder de verkeersbrug bij Vianen door. Hiermede werd tevens verkregen, dat als de schuiven geheven zijn — het zandtransport is dan groot — afzettingen van zand nabij. de stuw of in de Lek voor Vreeswijk, waar de vaart door de mond van het Lekkanaal extra-breedte nodig heeft, w o r d t tegengewerkt. Het trace van de nieuwe rivier, waarin de stuw flgt, w e r d ten behoeve van de scheepvaart-zo gestrekt. n w e l i j k . -gehouden. 10. Situatie-stuw Driel. O e sieisJtaBalen zijn. elk o n g « y » e i r > fcni 4ajig; D e schepen hebben dan voldoende,gelegenrteid om hun vaart uit te lopen. voordat zij bij de-sluiszijn gekomen. . Stuw en sluis konden te zamen in een grote bouwput. o m ringd door een hoogwatervrije kade, in de uiterwaard bij Hagestein worden gebouwd, waardoor scheepvaart en bouw elkander zo weinig mogelijk stoorden. De oude bocht moest worden afgesloten, anders komen er onverbiddelijk verondiepingen. De afsluitdam kon niet hoogwatervrij worden gemaakt, omdat anders bij de grootste bekende afvoer een verhoging van waterstanden zou optreden en de stroomsnelheden* door de stuw te groot zouden worden. De horizontale situatie van de werken v o o r het stuw- en PT 22-9-'61 / 704b 11. Situatie van d e bochtafsnijding van de IJssel bij Rheden-De Steeg. sluiscomplex- van Amerongen (ftguur 9) ziet er heel war. ingewikkelder uit dan bij Hagestein. D i t komt omdat met een enkelvoudige bochtafsnijding, volgens de modelproeven, geen bevredigende situatie kon worden verkregen; een dubbele bochtafsnijding was de enige nrogelHkheid. Natuurlijk w o r d t het werk daardoor duurder, zowel wegens de kosten van de onteigening als door de veel-grotere lengte nieuwe rivier, die moet w o r den gemaakt. Bovendien wordt het toezicht op de te maken rivierwerken aanzienlijk moeilijker. Het begin d e r . rivierwerken ligt bij rivierkilometer919. het einde bij k m r 928, nagenoeg 1 k m bovenstrooms van de kruising van het Amsterdara-Rljnkanaal met de Lek, t e r w i j l de oude rivier zich doc* de t e maken werken heen slingert. De modelproeven toonden t e n aanzien van deze werken aan. d i t d a monden der sluiskanalen komvormig moeten . zijn. De bodembreedte. van de Neder Rijn ter plaatse komt nagenoeg overeen met de breedte tussen de landhoofden van da stuw. Versmalling van de rivier is dan ook niet nodig. Er zijn echter ook punten van overeenstemming met Hagestein;.stuw en sluis tezamen in een grote bouwput, omringd d o o r een hoogwatervrije kade, in een uiterwaard; een gestrekt trace van h e t nieuwe riviergedeelte, vrtaiiin-de'-stuw k o m t te liggen; sluiskanalen, die nagenoeg 1 km lang z i j n ; de oude bochten, die door niet hoogwatervrije. dammen worden afgesloten. Vooral bij deze situatie is het duidelijk, dat de oude bochten bevaarbaar moeten blijven. lings de benedenste ligt een steenfahriek, langs de bovenste liggen drie steenfabrieken. Deze fabrieken moeten over water bereikbaar blijven, vooral met het oog op de aanvoervah brandstoffen. O o k de horizontal*) situatie van stuw "Driel (figuur 10) heeft bijzondere . i r e k k e n - ^ v e r l e g , gehouden met twee andere d e p a r t e m e n t e n i - b r a d S ^ ^ u s o p de uiterwaard bij D r i e l . N u is het bestaande z o m e r b e d daar over een lengte van ruim 2 km vrijwel reehc Dh> is een van de redenen geweest om de sluis In het huidige zomerbed te projecteren.-Een ander* reden I v S a t het totale rivierbed ter plaatse zo smal is. dat h e t rna?ra> van een grote bouwput v o o r stuw en s i u i s * ^ m e * P » m « mogelijk '* met het oog op v e r h o g m g e n ? v a « ' z e e r ftojfe waterstanden. N o g een reden is, dat door fsfej; projecteren van de sluis geen sluiskanalen n o d l f ijiKCtfit bespaaW.geW, terwijl minder cult u u r g r o n d wotdtf Veimiettgdt' / • • Er Umdt0ii)hmi/& moeten gescheiden wordeW g e i f e i w d , eerstde stuw; met d e nieuwe rivier, daarna de slui< in de huidigajnvier. Cjft kost geld en tijd*'. Overigens is het totale w i n t e r i ^ zttSSnal, dat de stuw in het trace van de nieuwe rivier zoveetjttiogelijk stroomafwaarts werd verschoven als om nautische redenen toelaatbaar werd geacht, toch zal bovendien het winterbed tussen stuw en sluis nog b e l a n g r t j ^ ^ p e t e n worden verlaagd. • . Het zomerbed van de Neder Rljh;dissen de Tjsselkop en k m r 892 heeft een normaalbreedtiTven 100 m. Dit heeft een bodembreedte ten gevolge, dtebelangrijk kleiner is dan de breedte tussen de landhoofden van de stuw. Volgens de modelproeven kan de breedte met niet meer dan 15 m worden vergroot. Dit is net voldoende o m een niet onbevredigende overgang te krijgen tussen de bodembreedte van het zomerbed en die van de stuw tussen de landhoofden. Aangezien de bocht bij k m r 896 voor de scheepvaart een berucht slechte bocht is, zal het zomerbed van onder de spoorbrug bij Oosterbeek tot voorbij de bocht bij k m r 896 op een normaalbreedte van 115 m worden gebracht. Een opmerking over de afmetingen d e r sluizen is niet misplaatst. N a am pete overwegingen w o r d de breedte der sluizen op 18 m vastgesteld. Voorspellingen over de vaart wijzen in de richting van eetmiet onbelangrijke toeneming > 12. Situatie van de bochtafsnijding van de IJssel bi) Doesburg en van de bochtwijziging bit Dieren. PT 22-9-'61 / 705b van de opvaart, t e r w i j l de afvaart kleiner zal w o r d . n . Bovendien zal de opvaart bovenstrooms van de krtsing van het Amsterdam-Rijnkanaal met de Lek wegens de Amsterdams, vaart. belangrijk groter bl,ven ar, beneden strooms van deze kruising. Een en ander leidde t o t een suTst.ngte bij Hagestein van 225 m en bu ^ o » » b r i e "an 260 m. Hierbij heeft nog een rol gespeeld. dat een l u " met een lengte groter dan 260 m onprataach 'ang wordt. Overigens werden de plannen zo opgezet. dat verdubbeling van de sluizen technisch mogelijk is. W In de uiteindelijke toestand wordt de scheepvaart hier van enige zeer moeilijke bochten bevrijd. terwijl de nvierlengte met ruim 4 k m wordt verkort. D e afgesneden bochten moeten voor de vaart toegankelijk blijven; i i * tengevolge moet er in de Ijsselweg nab,, kmr 391 N een brug over het huidige zomerbed komen. De bochtafsnijding van de IJssel bij Doesburg (flguur 12 kwam enige jaren geleden reeds tot stand: ook hierdoor een rivierverkorting van ruim 4 k m . Ten: behoeve van de aanleg van de Ijsselweg zal het zomerbed. Wj D.eren ,ets opzij worden verschoven om juist voldoende ruimte voor het weglichaam te krijgen. . Enkefe opmerkingen over de twee bochtofsnijdingen von de n Sm riviertechnisch. redenen moet aan een * f ^ * * t u « e n kmr 887 en 893 (zie f.guur 11)-de voorkeur w o r d e n gegeven boven e6n tussen k m r 891 en 897. Het reeds gemTkte olan moest echter worden gewijzigd in verband dlaanTeg vaTde zg. Ijsselweg, die de bestaande Rijksmoet ontlasten. Dank z,j het ruime winterbed ter plaatse bleek het In riviertechnisch opzicht - Ir en daar juist nog - mogelijk de l ^ w e , N . winterbed van 4e IJssel toe te laten De opvallendste consequ.ntie van de aanleg van de Ijsselweg rs wel, dat e r een ZZt^lToZl 887 en 895. Een niet onbelangrijk voordeel is. dat werk met werk kan w o r d e n gemaakt: specie die v r , ^ het maken der bochtafsnijdingen kan meteen in het weg lichaam worden verwerkt. ' Er is echter nog een maar. D e bochtafsn.jd.ng zal de verdeling van de afvoer over N e d e r Rijn en Ijsse. beinvloede fn M r de Ijsse. gunstig. zin en d a , ^ m a g , , « « J * r £ wanneer het s t u w - e n sluiscomplex Driel gereed ui ( W De Ijsselweg moet liefst eerder geree zi n. bochtafsnijding tussen k m r 892 en 895 spoedig geh e j worden gemaakt. doch die tussen k m r 887 en 889 N s t e n t s Z r t t J n j k ; ter hoogte van k m r 888 N zal een voldoend sterke dam blijven zitten. totdat Driel gereed is en in beO v e r ^ r d o o r het maken van enkele kaden in het ^ n t e r b e d worden voorkomen dat bij zeer hoog water de Ijssel meer water zal krijgen dan thans het geval is. berichten TOZINDO OPENT MODERNE T H E R M I S C H E V E R Z I N K E R I J IN - DORDRECHT. Onlangs opende Tozindo N . V . , voorheen gevestigd te Z w i j n d r e c h t , een nieuwe thermisch verzinkerij in D o r drecht. Deze verzinkerij, die in een geheel nieuw en uiterst modern gebouw is ondergebracht, kan beschouwd worden als een van de modernste installaties op dit gebied in Europa. O v e r enige maanden zal in hetzelfde gebouw ook de galvanische installatie van Tozindo in bedrijf worden gesteld, waarmee deze N . V . dan over een geheel nieuwe fabriek zal beschikken die veel meer dan het oude bedrijf aan de eisen des tijds zal voldoen. Evenals in de oude fabriek het geval 8. Globaal tijdsehema r Min o f meer bij wijze-van voorspel. tevens S"™*°" * met de aanleg van de nieuwe overbrugging van de Ijssel bij Soesburg en de omlegging van Rijksweg 48a om Doesburg, werd in 1951 met bochtafsnijding Doesburg begonnen. In 1953 kwam dit w e r k gereed. 1954 werd begonnen met de aanleg van de bouwput voor het stuw- en sluiscomplex Hagestan. In 1956 w e r d met de bouw van het kunstwerk begonnen. - zoiuist kwam d i t werk gereed. , 1959 werd begonnen met de aanleg van de bouwput voor het stuw- en sluiscomplex Amerongen. In het afgelopen voorjaar begon men me- de bouwvan het kunstweric Er wordt naar gestreefd alle werken in 1966 gereed te l n n In 1962 moet worden begonnen met de aanleg van de bouwput van het stuw- en sluiscomplex D r i e l . D o o r de gescheiden bouw van stuw en sluis zullen er zeker 6 laren nodig zijn o m alles gereed te krijgen. Binnenkort zal - naar schrijver dezes hoopt - het eerste bestek voor de bochtafsnijdingen b.j Rheden-De Steeg worden uitgegeven. Dan kunnen in 1965 d.. werken gereed zijn op dat gedeelte na, dat op het gereedkomen van het complex Intussen worden waaraan D r i e l moet wachten. zullen nog verschillende andere werken moeten gemaakt of voorzieningen worden getroffen. in dit artikel w o r d t voorbijgegaan. was zal Tozindo, voortgekomen uit Tornado N . V . , ook in het nieuwe bedrijf haar activiteiten richten op het in loon uitvoeren van het thermisch verzinken van uiteenlopende artikelen. D e capaciteit van het bedrijf zal 5000 t o n per jaar bedragen. N i e u w is voor Tozindo het uitvoeren van galvanische bewerkingen. waartoe binnenkort een grotendeels gemechaniseerde en gedeeltelijk geautomatiseerde apparatuur zal worden geinstalleerd. H e t moderne in staal, glas en beton uitgevoerde gebouw met een grondoppervlakte van 3100 m en een totale vloeroppervlakte van 4700 m is gelegen op een terrein van 14000 m en is met de voorzijde gekeerd naar de Merwedestraat en aan de achterzijde begrensd door de Merwedehaven, waardoor een vlotte aan- en afvoer van produkten en materialen verzekerd is. De nieuwe fabriek biedt een lichte, open en kleurrijke werkruimte. O o k in andere opzichten is ernaar gestreefd J 1 2 dit nieuwe bedrijf voor degenen die erin werken zo prettig mogelijk te maken. Als voorbeeld van de zorg die daaraan is besteed noemen we de kantine, die openslaande deuren bezit, waardoor de kantineruimte gedurende de zomermaanden kan worden uitgebreid met een intieme binnenplaats die met groen en bloemen het karakter heeft van een Itaiiaanse tuin. Een ander voorbeeld van de moderne inzichten die bij deze nieuwbouw zijn gevolgd v o r m t het ketelhuis, dat n c h aan de frontzijde van het gebouw bevindt, is door grote ramen vanaf de straatkant zichtbaar. D o o r de fraaie betegeling en de frisse kleuren die hier zijn toegepast maakt dit ketelhuis op de buitenstaander ongetwijfeld een prettige indruk. Behalve de beide automatisch bediende en met olie gestookte heetwaterketels bevat deze ruimte de persluchtinstallaties. de watervoorziening en een battenj elektrische verdeelkasten. De gang van de goederen door het PT 22-9- 61 / 707 vakgedeelte B Het stuwcompiex te Hagestein J. Hof*) Foto 1 Stuw. Benedenstrooms gezien. Vizierschuiven getrokken. Inleiding Algemeen Het stuwcompiex te Hagestein is een van de drie stuwcomplexen, die zijn ontworpen in de Neder-Rijn en de Lek als onderdeel van de kanafisatie van deze rivier. Het doel dat met deze kanalisatie wordt beoogd, is tweeledig: Het stuwcompiex Hagestein (zie foto 1) is gebouwd >r- :c zuidelijk van de Lek gelegen uiterwaard, oostelijk van Vianen, nabij het dorp Hagestein in de provincie Z u i d Holland. Het complex omvat een stuw met beweegbare keringen en een schutsluis, en is door de gegraven iccleidingskanalen zowel beneden- als bovenstrooms met de Lek Verbonden, waardoor tevens een bocht in de rivier is afgesneden. In het gedeelte van de Lek dat komt :c >c vallen, is een dam gemaakt. fig. 2. De hoogte van deze dam is zodanig gekozen, dat bij zeer hoge afvoeren het water over de dam kan afvloeien. De stuw bezit twee scheepvaartopeningen, elk 48 m brionderling gescheiden door een pijler van 14 m breedte. waarin een waterkrachtturbine en een fijnregelschuif zijn aangebracht. 1. 2. de verbetering van de zoetwatervoorziening van de noordelijke provincies, door vergroting van de afvoer van de Ijssel in tijden van lage Rijnafvoer; de verbetering van de bevaarbaarheid van de Ijssel, het Pannerdenskanaal, de Neder-Rijn en de Lek. Beziet men de gemiddelde afvoer van de Rijn, die gedurende 50 dagen per jaar wordt onderschreden, dan blijkt dat de vaardiepte van de Neder-Rijn en de IJssel thans in deze perioden 1,70 m bedraagt. Door de kanalisatie zal deze worden vergroot tot 2,80 m. De drie stuwcomplexen zullen respectievelijk worden gebouwd te Hagestein, A m e rongen en Driel, fig. 1. *l Ttehn. Hoofdambt. 1« Id. R.W., Directia Sluizen an Stuwan, Utraehi. In de landhoofden van de stuw zijn vispassen ingebouwd. D o o r een tunnel onder de oeide scheepvaartopeningen is zowel een verbinding gemaakt tussen de landhoofden en PT 22-9-'61 / 708b de pijler als van oever toe oever. Figuur 3 geeft een situatie van de rivier en stuw met de sluistoeleidingskaoalen. Oe sluis heeft een door vaart breedte van 18 meter en een nuttige schutkolklengte van 220 m. D o o r een tussenhoofd kan de kolk worden onderverdeeld in een gedeelte met een lengte van 90 m en een gedeelte met een lengte van 110 m. Oe beide kunstwerken werden in een bouwput gebouwd. De bouwput en het werkterrein werden d o o r een tijdelijke ringdijk, met dezelfde kruinshoogte als die van de bandijk, tegen hoogwater beveiiigd, fig. 4. O p 27 juli 1956 werd het w e r k aan besteed. Aan de laagste inschrijver, de N . V . Aann Mij. v/h Hillen en Roosen t e Amsterdam, werd het werk gegund voor de som van f 8.710.000,—. In dit bedrag is niet begrepen het leveren van wapenings-, profiel- en damwandstaal, stalen onderdelen, peilschalen en stopstrepen, straatklinkers, tropisch hardhout, menie, teer en verf. Deze materialen, t e r waarde van ongeveer f 5.000.000,— zijn door het Rijk t e r beschikking gesteid In de aanneemsom zijn evenmin begrepen de kosten van de vizierschuiven, cilinderschuif, r i o o l - en vissiuisschuiven, de sluisdeuren, de bewegingswerktuigen en de elektrische i n stallatie. / X Fig. 1 Situatie van de drie stuwcomplexen Fig. 2 Situatie stuwcompiex Hagestein. Voorts werd door het Rijk de hoogspanningsinstallatie ter beschikking gesteld. De kosten van het stroomverbruik van de bronbemaling werden door het Rijk contractueei met het G.E.B. Dordrecht verrekend. Hiermede was een bedrag gemoeid van circa fi.092.500,—. Aan bijkomende werken o.a. peilschaaihuisjes, een centraal bedieningsgebouw, uitbreiding van toeleidingswerken, etc., is totaal besteed rond f 881.000,—. De levering en montage van 3 liftinstallaties v o o r f 98.900,— geschiedde door Liften- en Machinefabriek J. C . van Straaten, Den Haag. Voorts werden nog door onderaannemers diverse leveringen en werkzaamheden verricht o.m. de staaipantserbeton-eiementen werden geleverd door „ D e M e t e o o r " uit de-Steeg. De stalen raam- en deurkozijnen d o o r Eland Brandt te Amsterdam, ..Hoogstraten" te Zeist en de ..Nationale Staalindustrie" uit De Steeg. Het schilderwerk van gebouwen, diverse betonconstructies en machine-installaties is uitgevoerd d o o r N . V . Schilder- en Glastedrijf v/h H . E. Hart man te Vianen. De levering en de montage van de vizierschuiven werd opgedragen aan ..Werkspoor" te Utrecht. D e sluisdeuren aan Penn en Bauduin te DordrechcDe cilinderschuif aan firma Braat te Rotterdam. O e ' b e wegingswerktuigen van de stuwschuiven aan Hoi land ia. PT 22-9-'61 / 7 1 1 b noor sooelriolen worden de viiierschuifnissen vrijgebouden van bodemmater,aal. De riolen hebben een doorS van 2 m x 2 m en worden gesloten door een w,el- De stuw o t z ^ n bovenafdichting van de schuif werd verkregen door een rubberconstructie. die de vorm van een lus h a * . J e u cite staat in verbinding met het ^ e n w a t e r aan de waterkerende zijde. Bij gesloten schu.f ° n « t a » t ^ r druk verschil een zijdelingse uitzettmg van de rubberlus. d.e A, in de V-vormige aanslag wordt gedrukt. S I openen za, al direct, bij het even lichten van de L f He druk in de lus grotendeels wegvallen. waardoor ^ svo m zch'ontspan' en vrij in de V-vormige aanslag kan b T « Deze afdichtingsconstructie is gesch.kt voor S schuT die tevens dienst moet doen als negat.eve n d ^ v i z i e r s c h u i v e n behoeven slechts over een hoek van 59° fe wo d^n geheven om de vereiste doorvaarthoogte voor d e r h e e p v i r t te verkrijgen (zie fig. 7. aanzicht B en aanzicht benedenstrooms). De landhoofden (fig. 7) nU5r«.« l 0 , «*"""""'" - " ""* n . stuw kreeg zowel op de linker- als op de rechteroever v ^ de scheepvaartopeningen een landhoofd De afmetin- gebruikt. gen en constructie van de beide hoofden houden nauw verVoor de oiiler werd bovendien een tweede stelconstructie Irvaard d De foto's 2 en 3 geven een indruk van de optel ing en de constructie van oplegstoelen en stelcon M * . Oe R e n t i n g van de s e h u i f l . - J * - * dat de lagers van de draaipunten (0,75 m + N . A . K . ) band met: a de constructievorm van de vizierschuiven; b. de onder te brengen vispassen. De hoofden zijn gefundeerd op de vaste ^ ^ J * noordelijke landhoofd op een d.epte van 7.50 m — N . A . P . , draaipunt en het middenscharnier. t o Foto 2 H e t opstellen van een gietstalen ° P « « P « ' voor de lagers van de draaiingsas van de vizierschuiven. Foto 3 Gietstalen stool met stelconstructie, gesteld en verankerd op fundatieplaat. PT 22-9-'61 / 712b DOORSNEDE DOORSNEDE Z'JAFDICHTING A-A T.P.V. SCHUIF .ischarnier 1 fl I 1 L ,li 11 ' beplatingj 111 tT AANZICHT MIDDENSCHARNIER Fig. 5 Details en horizontale doorsnede van vizierschuif. PT 22-9-'61 / bij het zuidelijke landhoofd op een diepte van ongeveer 9.00 m — N . A . P . De hoofden met de aansluitende vleugels en grondplateaus (bovenstrooms van de draaiingsassen v d. schuiven) reiken tot een hoogte van 6,50 m + N . A . P . , teneinde bij hoge waterstanden (wanneer de schuiven omhoog znn getrokken) het stromen van water achter het hoofd om onmogelijk te maken. De hoogste waterstand die bekend is, bedraagt 6.13 m + N . A . P . (in 1926). Daar het mogelijk moet zijn, de vizierschuiven te vervangen. verkreeg de bovenzijde van het dek (benedenstrooms van de draaiingsas) een hoogte van 4,50 m + N . A . P . Behalve de nissen en de stalen stoelen voor de zijafdichting en voor de bevestiging van de aslagers van de schuiven, bevatten de landhoofden een spoelriool en achter de vizier- 000RSNE0E C - C Fig. 6 Rioolschuif (detail „ R " van fig. 8). 713b schuif een omloopriool. zie fig. 5. D o o r het spoelriool wordt de schuifnis vrijgehouden van bodemmateriaal. Het omloopriool voorkomt een plaatselijke opstuwing van water bij gedeeltelijk omhooggetrokken stuw in de nis en dientengevolge een ongewenste zijdelingse druk op de schuif. Elk hoofd verkreeg ten behoeve van de vispassen verscheidene uitsparingen, riolen en schuiven, terwijl voor de inspectie van bijvoorbeeld de vistrek door de passen een observatie-inrichting werd gemaakt. Een omschrijving van de constructie, inrichting en bediening van de vispassen wordt hierna gegeven. De landhoofden bezitten voorts twee schachten, een hiervan werd voorzien van een lift, de andere schacht dient DOORSNEDE B - B DETAIL I PT 22-9-'61 /714b voor het onderbrengen van talrijke elektrische kabels, leidingen etc. Deze schachten staan via de tunnelgang onder de scheepvaartopeningen in verbinding met de pijlerschacht. De doorsneden (fig. 8) geven een indruk van de in de landhoofden aangebrachte nissen. riolen e.d. De bovenbouw van de hoofden bestaat uit een gewapend-betonboog, waarop een machinegebouwtje is aangebracht, waarin het bewegingswerktuig van de vizierschuif werd opgesteld. Het gebouwtje is bereikbaar via een spiltrap. Zowel ten behoeve van de constructie en de technische uitvoering van de boog als voor het vervaardigen en stellen van de trap, werd de trapspil uitgevoerd in gewapend beton, de trapconstructie evenwel in staal. De spil werd Foto 4 Bekistingssegment voor de betonboog (vervaardigd op de stuwvloer. Foto 5 Bekisting en ondersteuningsconstructie voor de betonnen boog op het N . landhoofd in uitvoering. vooraf in een liggende bekisting gestort en daarna in het werk gelijktijdig met de bekistingsconstructie van de boog gesteld. In verband met de grote hoogte is de trap door, bordessen in een aantal kortere trappen verdeeld. waardoor een goed trapbeloop werd verkregen en het vervaardigen en het in gedeelten stellen eenvoudiger kon worden uitgevoerd. De trappen zijn voorzien van de zg. ,,Q-Grating"-treden: deze bezitten een gering gewicht en hebben een stroef en open loopvlak. Foto 6 Ontkiste boog met machinegebouwtje. « De bekisting van de boog werd samengesteld uit vooraf klaargemaakte gedeelten. De formelen werden in de fabriek vervaardigd en uitgevoerd als gelijmde houten spanten. De bekistingen van de segmenten werden grotendeels gereed gemaakt op de stuwvloer (foto i), waarna deze segmenten op een ondersteuningsconstructie cot een volledige boogbekisting zijn samengesteld (foto 5). Foto 6 toont een van de ontkiste bogen met het machinegebouwtje. PT 22-9--61 / DOORSNEDE 717b A - A Vispassen De vis resp. schubvis en glasaal die in de perioden dat de stuwschuiven gesloten zijn, moet om in het bovenstuw-' pand te kunnen komen, de stuw passeren door vispassen. De passen bevinden zich in beide landhoofden van de stuw. De passen voor de glasaai en de schubvis zijn ieder verschillend van type en bouwconstructie omdat de glasaal zich hoofdzakelijk langs de oever beweegt en een betrekkelijk geringe tegenstroom kan verdragen, terwijl de schubvis, die zich meer in het midden van de rivier beweegt, door de sterke lokstroom vanaf het landhoofd een veel grotere tegenstroom kan overwinnen. A a l pas De aalpas bestaat in principe uit een klimgoot met een naar de oever gerichte lokstroom. (fig. 9). De goot die een helling heeft van 1 : 12 is voorzien van eenjarig rijshout, waardoor een zwakke waterstroom loopt. De glasaaltjes werken zich door het rijshout naar boven en komen halverwege en aan het boveneinde van de goot in een rustbekken, waarin zij nieuwe energie vergaren om de verdere kiim te volbrengen. De aaitjes moeten tenslotte nog de bovenschuif passeren om in het bovenstuwpand te komen. Aan de schuif bevindt zich daarvoor een strokorf. D o o r de korf, waarin zich dus stro bevindt, wordt vanuit het bovenstroomse pand, door de overlaat van de schuif water ingelaten. De aaitjes moeten zich door het stro verticaal omhoog bewegen en worden tenslotte door de lokstroom geleid naar het bovenpand. De hoeveelheid en sterkte van de waterstroom in de korf en goot worden door de schuif hoger of lager te stellen ten opzichte van het stuwpeil bijgeregeld. D i t geschiedt door middel van een handlierwerk. Voor onderhoud resp. voor het verversen van rijshout en stro bevindt zich langs de goot een looppad en voor de strokorf een bordes, die door luiken, ladders en klimijzers vanaf het dek toegankelijk zijn. Teneinde het binnendringen van roofvogels en krabben tegen te gaan is beneden- en bovenstrooms in de pas een raam van draadgaas aangebracht. Voorts zijn beneden- en bovenstrooms schotbalksponningen aangebracht ten behoeve van het droogzetten van de pas. Vlspas De vispas voor de schubvis werkt in principe als een schutsluis. De sluis schut nl. de vis vanuit het benedenstroomse rivierpand naar het bovenstroomse stuwpand. De sluis heeft een boven- en een benedenschuif. In de sluis bevindt zich achter de bovenschuif, welke als overlaat dient, een stortbak met overlaat. Onder de sluisvloer lopen twee lokstroomriolen met diameters van resp. <A 50 cm en 4 90 cm. Elk riool heeft aan het bovenstroomse einde een afsluiter. (fig.9). Het schutten van de vis geschiedt in 3 etappes. De schuiven resp. riolen en. afsluiters hebben daarbij de volgende funkties: 1. De hefschuif is geheven, de overlaatschuif geeft een matige waterinlaat, de afsluiters van het grote en kleine riool resp. afsluiters A en B zijn geopend. D o o r de sterke lokstroom uit het grote riool wordt de vis uit de rivier en voor de stuwschuiven weg naar de vissluis gelokt, terwijl de lokstroom uit het kleine riool en de lokstroom van het water uit de overstortbak de vis in de sluis lokt. 2. De hefschuif wordt nu snel gesloten. Het snel sluiten geschiedt door een afgeremde vrijval van de schuif. Afsluiter A van het grote riool blijft geopend. Terwijl afsluiter 8 van het kleine riool wordt gesloten, gaat de overlaatschuif zakken waarbij vervolgens de sluisvulling plaats vindt. Hierna volgt het openen van Fig. 8 Horizontale en verticale doorsnede noordelijk landhoofd. PT 22-9-'61 / 718b DOORSNEDE C-C DOORSNEDE 0-0 % ll BSI r - 4-s =3 e e L Fig. 9 Dataili van da aal- an viipa*. PT 22-9-61 / schuif B waardoor in de sluis een lokstroom optreedt. Doordat afsluiter A van het grote riool openstaat, trekt ook een lokstroom vanuit het bovenstuwpand door de sluisgang. Deze beide lokstromen geven tenslotte de vis de trek naar het bovenstuwpand. Dat afsl u iter A van het grote riool open bl ijft — ook tijdens de sluisvulling, dus bij gesloten hefschuif — heeft ten doel, een constante lokstroom naar de sluis toe te onderhouden. 3. Wanneer de vis de sluis heeft verlaten wordt de overlaatschuif geheel gesloten. Afsluiter B blijft open, waarna de kolklediging plaats vindt door de hefschuif langzaam te lichten tot de geheven stand is bereikt. Daarna volgt weer de herhaling van het bovengenoemde. Het openen en sluiten zowel van de schuiven als van de afsluiters geschiedt geheel automatisch met tijdschakeiing. D e bediening vindt plaats op de lessenaar vanuit de schakelwacht in het centraal bedieningsgebouw. In de siuiswand grenzend aan de aalgoot is ter plaatse van de hefschuif een observatie-schacht aangebracht. Deze schacht heeft aan weerszijden van de schuif een raam voor het doen van waarnemingen over het verloop van de vistrek. resp. visstand in de rivier e.d. Naast de overlaatschuif bevindt zich een raam. D o o r dit raam vindt de waarneming plaats vanaf een bordes in de aalgoot. 719b V o o r het observeren van de vis onder water is een onderwater verlichting nodig. Hiervoor bevinden zich aan de overzijde van de ramen in de siuiswand sponningen waarin de onderwaterlamparmaturen geleiding vinden. De armaturen worden vanaf het dek met een op een standaard gemonteerd handliertje in het water op de vereiste diepte gebracht. Beneden- en bovenstrooms bevinden zich in de sluiswanden van de vispas en aaipas schotbaiksponningen waarin voor het eventueel droogzetten van de vissiuis en de aalgoot, schuiven worden aangebracht. In verband met het transport, waarbij rekening moest worden gehouden met de afmetingen en gewicht, bestaan de schuiven uit elementen die de afmetingen van een schot hebben. D e schotten worden stuk voor stuk bij het in de schotbaiksponningen inbrengen resp. uithaien aan- of afgekoppeld. Uitvoering De bouw van de hoofden werd in zes etappes uitgevoerd, in verband met de grootte van de ..storten". de bekistingen ten behoeve van de schuifnissen, vispassen en riolen en het stellen van de in de betonconstructie aangebrachte staalconstructies. In het eerste, en bovendien ook het grootste stort, t.w. de fundatieplaat tot 4,50 m — N . A . P . , is 3060 m beton en J PT 22-9-'61 / 7Mb 278 ton wapeningsstaal verwerkt. De betonspecie werd met behulp van vrachtauto's van de betonmenginstailatie vervoerd naar en gestort in een langs de bouwput opgestelde. verrijdbare stortinstallatie en van hieruit met behulp van transportbanden naar het stort gebracht (foto 7). Bij de volgende storten is gebruik gemaakt van de zg. ..klompkubels". Deze kubels werden met een bouwkraan naar de stortplaats getransporteerd, waar de specie in trechters werd gestort en vervolgens door stortpijpen in het werk werd gebracht. Het voordeel van deze werkwijze was, dat de specie gemakkelijker naar elke gewenste plaats van het stort kon worden gedlrigeerd dan wanneer de specie over de transportbanden werd aangevoerd. Voortdurend werd de specie direct na het storten door middel van elektrische trilnaalden verdicht. Foto 8 geeft een overzicht van het noordelijke landhoofd met een storthoogte van 4,50 m + N . A . P . benedenstrooms en van 6,50 m + N . A . P . bovenstrooms. De openingen aan de dagzijde benedenfront zijn de toegangen van de vispassen en de uitstroomopening van het omloopriool, aan de langszijde bevindt zich de nis voor de vizierschuif. O p de voorgrond de in uitvoering zijnde stuwdrempelvloer op 4,50 m N . A . P . , geheel links op de voorgrond de ter plaatse gestorte betonblokken, die bestemd zijn v o o r de stortebedden. DOORSNEDE Oe vleugeis De vleugeis aan de beneden- en bovenstroomse zijde van de hoofden bestaan uit een stalen damwandbeschoeiing. De damplanken (type Belval B.Z.I. P..) zijn verankerd aan een gewapend betonplaat op betonpaien, die door de kleiveenlaag tot in het vaste zand zijn geheid. Ter verlaging van de wateroverdruk na een hoogwaterstand werd een drainage aangebracht, die zo goed mogelijk tegen vervuiling is beschermd. De beschoeiing is aan de bovenzijde afgedekt door een betonnen deksloof. De koppen van de stalen damplanken zijn in deze deksloof opgenomen en verankerd. Figuur 10 geeft een dwarsdoorsnede van de op palen gefundeerde ankerpiaat met damwandbeschoeiing. 0 « pijler De pijler is op staal gefundeerd tot een diepte van 14,50 m — N . A . P . Het damwandscherm om de fundering vormt een gesloten geheel met de kweldamwand van de stuwdrempel en dient zowel tegen het onderloops worden van de fundering als voor het tegengaan van de kwel. De f i guren 7 en 11 geven een indruk van de constructie" en bouw van de pijler. Bij de bouw van de pijler waren verschillende fasen te B-8 R f . 11 Doorsneden pijler an detail deur in afvoarkanaal van turbine. PT 22-9- 61 / 721b onderscheiden die verband hielden met de vervaardiging en het stellen van de gecompliceerde bekistingen en met het betonstorten. a. Onderbouw, de eerste bouwfase, van 14.50 — N . A . P . tot 4,50 m — N . A . P . verkreeg: 1. 2. een tunnelgalerij. die toegang geeft tot de liftschacht en tot de beide leidingtunnels naar de landhoofden; afvoerkanalen voor het doorlaatwater van de waterkrachtturbine en van de cilinderschuif op het benedenstroomse rivierpand. De onderbouw is in twee storten uitgevoerd. In het eerste stort. de fundatieplaat, werd 3015 m beton en 330 ton wapeningsstaal verwerkt; in het tweede stort, tot 4,50 m N . A . P . . 4800 m beton, 272 ton wapeningsstaal en 33 ton constructiestaal. De foto's 9 t/m 14 geven een indruk van de constructie en het stellen van de bekistingen van de afvoerkanalen van de waterkrachtturbine en de cilinderschuif; bovendien de wapeningsconstructie en het betonstorten tijdens de uitvoering van de onderbouw. De bekisting van de afvoerkanalen (foto 15) is door de aannemer in de werkplaats in afzonderlijke gedeelten vervaardigd en daarna in het werk opgebouwd. Het afvoerkanaal verkreeg een verwijde uitstroomopening met drempels, welke het uitstromende water spreiden om ontgronding te beperken.'De zijwanden van de uitstroomopening zijn zoveel mogelijk opengefaten om het onder de vizierschuiven doorstromende water gelegenheid te geven ter plaatse van de pijler uit te waaieren. 3 3 b. De tweede bouwfase, van 4,50 m — N . A . P . (stuwdrempelpeil) tot het dek benedenstrooms op 4,50 m 4 - N . A . P . en tot 6,40 m + N . A . P . bovenstrooms. Evenals de landhoofden bezit het pijlergedeelte benedenstrooms nissen en spoelriolen voor de vizierschuiven en 8. ook ingebetonneerde stalen stoelen voor de bevestiging van de assenlagers en aanslagen voor de zijdichting van de schuiven. Daar het mogelijk moet zijn de schuiven te demonteren, heeft het dek benedenstrooms een hoogte van 4.50 m 4 - N . A . P . en het dek bovenstrooms een hoogte van 7,50 m + N . A . P . Stroomopwaarts zijn de afvoerkanalen in de pijler voorzien van een waterkrachtturbine en van een cilinderschuif. c. Bovenbouw. De derde bouwfase van de pijler was het maken van twee bogen van gewapend beton met, evenals bij de landhoofden, een machinegebouwtje op elke boog. De machineruimten zijn door een overkapte gewapend betonnen brugverbinding onderling verbonden en door een spiltrap vanaf het pijlerdek bereikbaar. Foto 16 geeft een overzicht van de uitvoering van de bekisting voor de beide bogen. Foto 8 H e t N.landhoofd in uitvoering (Beneden- stroomse zijde. Foto 9 t/m12 Uitvoering bekisting voor de afvoerkanalen van de turbine en de cilinderschuif. Foto 13 Wapeningsnet langs de buitenwand van het tweede stort. Foto 1ft O v e r r i c h t van de werkzaamheden van het tweede stort; op de achtergrond de beide afvoerkanalen van turbine en cilinderschuif, op de voorgrond de uitstroomopeningen van de afvoerkanalen. PT 22-9- 61 / 722b PT 22-9-'61 / 723b De turbine heeft een tweezijdige instroming, waarvoor in de dagzijdert van de pijler toevoeropeningen zijn gemaakt. Foto 17 geeft een indruk van de vorm en het profiel van de in een van de dagzijden gemaakte toevoeropening van het slakkenhuis. De cilinderschuif verkreeg een eenzijdige instroming. De instroming naar de turbine wordt dus niet ongunstig beinvloed, terwijl de pijler een zo kort mogelijke lengte heeft. Loodrecht boven de tunnelgalerij werden, behalve een liftschacht, drie compartimenten aangebracht. Hierin zijn de technische apparaturen en elektrische installaties opgesteld. Voor de inspectie van de turbinewaaieras met lagers is het afvoerkanaal van de turbine door een tunnelgang vanuit de pompenkamer toegankelijk gemaakt. O m deze inspectie te kunnen uitvoeren kan onder de waaieras in het afvoerkanaal een vloer worden aangebracht, die overigens in gedeelten is opgeslagen in de tunnelgang. Figuur 12 toont de constructie en de „ i n h o u d " van het bovenstroomse gedeelte van de pijler. Het pijlergedeelte van 4,50 m — N . A . P . tot 6,40 m + N . A . P . is in een stort uitgevoerd. Vele problemen ten aanzien van de ingewikkelde maatvoering en constructietekeningen moesten worden opgelost, vooral omdat voor de uitvoering van dit gedeelte een door de afmetingen zeer gecompliceerde bekisting, wapening en stortmethode nodig waren. De foto's 18 t/m 21 geven een overzicht van de werkzaamheden tijdens de uitvoering. In dit stort is 4614 m beton, 258 ton wapeningsstaal en 22 ton constructiestaal verwerkt. De bekisting van het slakkenhuis voor de turbine werd in de werkplaats vervaardigd en is naderhand in het werk opgebouwd. 1 Als bijzonderheid mag hierbij worden opgemerkt, dat de schenkeis van de bekisting werden vervaardigd uit op elkaar gelijmde schroten, en als gelijmde spanten zijn samengesteld. D o o r deze werkwijze is een aanmerkelijke besparing aan hout en arbeidsloon verkregen. Alvorens het stortgedeelte van 6,40 m + N . A . P . tot7,50 m + N . A . P . kon worden uitgevoerd, moesten eerst diverse onderdelen van de turbine worden gesteld en ingebetonneerd. Deze werkzaamheden werden in twee etappes verricht: 16. 1. het stellen en inbetonneren van de waaiermantel in het afvoerkanaal; 2. het stellen van de vaste leidschoepen in de hevelovergang van het slakkenhuis en de waaiermantel. vervolgens het plaatsen en het nauwkeurig afstellen van de sthachtmantel op de leidschoepen en tenslotte het betonneren. De waaier- en schachtmantel hebben een diameter van respectievelijk 4,08 m en 5,70 m, een eigen gewicht van respectievelijk ca. 15 en 11 ton. De mantels zijn geheel in een stuk van de fabriek aangevoerd en in het werk gebracht. Foto 22 geeft hiervan een overzicht. 17. Foto 15 Vervaardiging van de bekistingselementen voor de afvoerkanalen. Foto 16 Bekisting voor de bogen op de pijler in uitvoering (benedenstroomse zijde). Foto 17 Instroomopening van hat slakkenhuis naar de turbine. Foto 18 Uitvoering van diverse werkzaamheden op 4,50 m + N . A . P . (benedenstroomse zijde). Foto 19 Gedeelte van bekisting voor het slakkenhuis in uitvoering. Foto 20 Bekisting voor het derde stort. (van 4,50—tot 4,50 + resp. 6,40m + N . A . P . ) . Foto 21 Het wapeningsnet voor het tweede stort ter plaatse van turbine en cilinderschuif. Foto 22 Het plaatsen en stellen van de schachtmantel. PT 22-9-'61 / 724b PT 22-9- 61 / 725b iow«k«f dynamo DOORSNEDE A-A DQORSNEjpE pp 1.50' DOORSNEDE od 4,00 DOORSNEDE oo Fig. 12 Doorsneden van bovenstrooms gedeelte van de pijler met turbine en cilinderschuif. 1.50" PT 22-9- 61 / 726b Waterkrachtturbine De turbine is een Kaplan-hevelturbine met verstelbare loop- en leidschoepen. V i a een tandwieltransmissie wordt de draaiing van de waaieras overgebracht naar een generator. De overbrengingsverhouding is van 62,5 naar 750 toeren per minuut bij een vermogen van 2500 pk. De turbine is als een hevelturbine uitgevoerd, omdat het afvoerkanaal dan minder diep kon worden gelegd. In fig. 12 geven de doorsneden met de details een indruk van de turbineconstructie. Cilinderschuif De cilinderschuif is van het type met deksel. Figuur 13 geeft van de schuif een doorsnede en enige constructiedetails. Het oplopende bodemprofiel van het instroomkanaai met de daarop aangebrachte leidschotten dienen om een goede waterverdeling door de schuif te verkrijgen. Ten behoeve van het onderhoud van de schuif en voor de revisie van onderdelen zijn, boven het stuwpeil, op 3,20 m 4 - N . A . P . bordessen aangebracht, die vanaf het pijlerdek door middel van ladders toegankelijk zijn. De schuif wordt met het eigen bewegingswerktuig boven het stuwpeil gehesen. zodat vanaf de bordessen eventuele werkzaamheden aan de binnen- en buitenzijde van de cilindermantel zijn uit te voeren. Met de doorlaat van de cilinderschuif, de zg. fijnregeling, wordt de afvoer van het bovenrivierpand respectievelijk het stuwpeil geregeld in perioden van lage afvoer. Het heffen van de schuif geschiedt in trappen. Voor elke trap is de hefhoogte van 0 tot 30 cm instelbaar. Bij een verval van bv. 3 m is de doorlaat 5 nvVsec, wanneer de trap is ingesteld voor een hefhoogte van 5 cm. De afvoer is dan met 5 nrVsec, of in een veelvoud daarvan, overeenkomstig het PT 22-9- 61 / 727b 3 aantal crappen, te regelen tot 100 m /sec bij een hefhoogte van 100 cm. De schuif wordt maximaal 160 cm geheven om trillen door het stromende water te voorkomen. De doorlaat van de cilinderschuif en turbine samen is 1SC m sec. maximaal. 3 Vizierschuiven den en pijler 9.10 m minimaal. De bediening van de stuwschuiven en van de cilinderschuif geschiedt centraal van uit de schakelwacht in het centraal bedieningsgebouw. Op de lessenaar (foto 23), wordt eveneens de schakeling en bediening verricht voor de scheepvaartseinen. Krooshekken en ijskieppen Daar de max. doorlaat van de cilinderschuif en van de turbine samen 150 m sec bedraagt. moeten in perioden van grotere afvoer de vizierschuiven gedeeltelijk of geheel worden getrokken. Afhankelijk van de afvoer geschiedt het heffen van de vizierschuiven eveneens in trappen van ongeveer 13 cm, welke afstand correspondeert met een doorlaat van rond 50 m per schuif. Vervolgens worden met de cilinderschuif de totale afvoer respectievelijk het stuwpeil geregeld. 3 3 De stuwschuiven worden geheel getrokken wanneer de doorlaat resp. ftjnregeling bij grote afvoer geen effect meer heeft. Eveneens worden de stuwschuiven geheel getrokken. wanneer strenge vorst en ijsgang op de rivier voorkomen. De tijd. nodig voor het trekken van de schuiven vanaf de stuwdrempel tot de hoogste stand, is 2'/, uur. Het betrekkelijk langzame heffen geschiedt om hinder aan de scheepvaart door plotselinge lange golven te voorkomen. In de hoogste stand maakt de onderaanslag van de schuif een hoek van 59° met de waterspiegel. zie fig. 7. In deze stand is de doorvaarthoogte bij de hoogst te verwachten rivierstand op 5 m uit de dagzijden van landhoof- De instroomopeningen van de turbine en de cilinderschuif zijn van roosters (zg. krooshekken) voorzien om drijvend vuil tegen te houden. De zg. ijskieppen moeten in perioden van ijsgang de instroomopeningen afsluiten en tevens de krooshekken afscnermen. Deze stalen kleppen zijn opgehangen aan de krooshekken en zijn in een inkassing langs de dagzijden van de pijler in een licht hellende, verticale stand aan de pijler vergrendeld. Bij de te verwachten ijsgang wordt vanaf het pijlerdek klep voor klep ontgrendeld. Door hun eigen gewicht vallen de kleppen naar voren, worden door het water afgeremd en draaien vervolgens door tot tegen de regels en stijlen van de krooshekken. De ijskieppen kunnen worden verwijderd met behulp van een op een vlet af te laten hijsdraad, die door een duiker aan de kleppen wordt bevestigd. De kleppen doen tevens dienst bij het eventueel droogzetten van de instroomkanalen voor de turbine en de cilinderschuif. O o k de afvoerkanalen kunnen worden drooggezet. Daartoe is ieder afvoerkanaal voorzien van een hardhouten deur. De deuren worden in geopende stand in de inkassingen van de kanaalwanden vergrendeld (fig. 11, detail I). Het afsluiten van de DOORSNEDE .b9ton^lokX«n IOO I IOO I 50 t stroomdorp»( j]] •Ml ^ damwands_charm Fig. 14 Details stuwdrempel, stortebed en tunnel (doorsneden van fig. 7). 1- I PT 22-9- 61 / 728b kanalen dient te geschieden door een duiker, die de deuren ontgrendelt en sluit. De kanalen worden vanaf het pijlerdek via de pompschacht leeggepompt. Leidingtunnel De tunnels onder de beide scheepvaartopeningen sluiten aan op gaierijen en liften in de landhoofden en in de pijler; zij vormen een verbinding van oever tot oever. Deze tunnels dienen voor doorvoer van kabels, leidingen e.d. en tevens als dienstgang voor het personeel, zie foto 24. Vooral in de perioden van hoogwater en bij ijsgang, waarbij de stuwschuiven zijn opgetrokken en de normale verbinding over de loopbrug van de vizierschuiven is verbroken, zal deze oeververbinding van grote waarde zijn (fig. 7). De tunnels hebben een rechthoekige doorsnede met een breedte van 2,00 m en een hoogte van 2.00 m. Z i j zijn elk door dilatatievoegen in drie moten verdeeld. Uitwendig werden de tunnels voorzien van een waterdichte bekleding met aan de zijkanten een beschermlaag van halfsteens metselwerk. Figuur 14 (doorsnede III). Ontvang- en stortebedden en stuwdrempei De lengte van de ontvangbedden werd bepaald uit de noodzakelijke horizontale kwelweg. Berekeningen hebben uitgewezen, dat door het vrij grove zandpakket. hetwelk zich onder de stuwdrempei bevindt en zich tot zeer grote diepte uitstrekt, niet veel te bereiken is met een verticaal waterafsluitend scherm. De damwanden zouden lang en dus kostbaar worden, terwijl het gewenste effect gering zou zijn. Daarom is de kwel bestreden met een horizontaal afgesloten kleilaag, die door betonplaten wordt afgedekt. V o o r en achter het kwelbed is een. perforatie gemaakt van grof zand, dat is afgedekt met grind en bovendien met niet geheel aaneensluitende betonblokken als ballast, ten einde het gevaar van openbarsten of grote overdrukken bij het plotseling omhoogtrekken van de schuiven te voorkomen, aangezien de klei-veenlaag, hoewel deze zich zowel beneden- als bovenstrooms over een vrij grote afstand uitstrekt, hier niet overal even dik is. De stuwdrempei bestaat uit geprefabriceerde betonblokken, die een segmentvorm hebben waarvan de straal overeenkomt met de onderaanslag van de vizierschuiven. Het aanslagvlak van de drempel is voorzien van een 3 cm dikke slijtlaag van staalpantserbeton. Genoemde blokken zijn Foto 24 Pijler-galerij en tunnel zuid rekken en waterleiding. met kabel- PT 22-9- 61 / 729b eerst op een ondersteuningsconstructie gesteld en werden daarna tegelijk met de stuwdrempeivloer ingebetonneerd. Door deze werkwijze is over de totale aanslag zowel een nauwkeurige maatvoering als een zuivere waterpassing van alle segmenten verkregen. Figuur 14 (doorsnede II) en fig. 13 geven een detail van de dorpel resp. de stelconstructie. De stroomdorpels op de stuwdrempeivloer en de dorpeis van de woelbak (voor de uitstroomkanalen) bestaan uit geprefabriceerde betonblokken, die eveneens van een 3 cm dikke laag staalpantserbeton zijn voorzien. Deze blokken konden op eenvoudige wijze met behulp van een dragline worden geplaatst en gesteld, waarbij zij werden verankerd in een achter de blokken gestorte betonbalk. Figuur 14 (doorsnede I) toont van deze constructie een detail. Foto 25 geeft een overzicht van de werkzaamheden tijdens het stellen en plaatsen van de blokken. Pei I schaal gebouwt jes De waterstanden. die ten behoeve van de automatische regeling van de turbine worden opgenomen, worden vanuit twee peilschaalgebouwtjes (fig. 16), een boven- en een benedenstrooms van de stuw, naar het centraal bedieningsgebouw overgebracht, waar tevens de automatische peilschrijvers van de Dienst Waterhuishouding en Waterbeweging zijn geplaatst. C e n t r a a l bedieningsgebouw Het centraal bedieningsgebouw werd o.m. ontworpen voor de bediening van: 1. 2. 3. 4. de stuwschuiven: de cilinderschuif; de spoelriool- en vissluisschuiven en de scheepvaartseinen; het hydro-elektrisch aggregaat. bestaande uit een waterkrachtturbine met een daaraan via een tandwieltransmissie gekoppelde generator; de parallelschakeling met het P.U.E.M.-net; de eigen bedrijfsaggregaten, inclusief het diesel-noodstroomaggregaat. Foto 25 Het stellen van een geprefabrtceerd stroomdorpel element. Genoemde bedieningsapparatuur en toebehoren bevinden zich in dit bedieningsgebouw, zodat met weinig personeel de bovengenoemde apparatuur vanuit een centraal punt is te bedienen. De bedieningsiessenaar t.b.v. de stuw en turbine zijn daarom in e6n ruimte van dit gebouw, nl. de schakelwacht, ondergebracht, zie foto 23. In het gebouw (zie fig. 17) zijn eveneens de diverse ruimten aanwezig waarin deschakelinrichtingen zijn ondergebracht. Voorts bevinden zich in het gebouw de verdere voor het bedrijf benodigde ruimten. De schakelwacht, waarvan drie wanden geheel zijn voorzien van glasramen, is in het hoge gedeelte van het gebouw ondergebracht, zodat het bedieningspersoneel vanuit deze ruimte zowel de stuw en sluis. alsmede de rivier boven- en benedenstrooms van de stuw en de toeleidingskanalen van de sluis met de resp. scheepvaart kan overzien. O m te voorkomen dat in de schakelwacht het zicht door beslagen ruiten wordt belemmerd zijn-hier de glasramen bezet met polyglas. Zonodig kan het personeel ook gebruik maken van de omloop buiten om de schakelwacht. De vloeren in de schakelwacht. stuwmeesterkamer, schaftlokaal, overloop en de trapbomen met de treden zijn afgewerkt met een plasnalo-vloer. De „plasnalo" vloerbedekking is voegloos, stofvrij en bestand tegen diverse normaal voorkomende beschadigingen, terwijl deze weinig onderhoud vergt. STUWOREMPEL MET STELCONSTRUCTIE Fig. 15 Detail „ S " van fig. 14. In de hai is de vloer belegd met kwartsiettegels; de overige vloeren zijn voorzien van dubbelhard gebakken tegels. behalve in de werkplaats waar een vloer is aangebracht bestaande uit betontegels. Het centraal bedieningsgebouw is voorzien van een centrale verwarmingsinstallatie met een volautomatische oliestookinrichting. Tevens is in het gebouw een huistele- PT 22-9-'61 DOORSNEDE 730b B Fig. 16 Peilschaalgebouw (benedenstrooms). fooninstallatie aangebracht, waardoor communicatie mogelijk is met de stuw en de sluis, alsmede met de woningen van het siuispersoneel. Oe schutsluis De sluis bestaat uit drie hoofden en twee schutkolken, zie fig. 18 a, b en c. De sluisvloeren en de drempels van het beneden- en tussenhoofd liggen op 4,50 m — N . A . P . , de drempel van het bovenhoofd op 3,75 m — N . A . P . De sluiskolkwanden en de drie hoofden met het aansluitende sluispiateau liggen op een niveau van 4,50 m + N . A . P . De hoofden zijn uitgevoerd met slagdrempels en slagstijlen voor de aanslag van de puntdeuren, die in den natte zijn aangebracht. De deuren in het beneden- en tussen hoofd verkregen een waterkering tot 4,00 m - l - N . A . P . , de deur in het bovenhoofd keert tot 6,50 m + N . A . P . Op het bovenhoofd is een wegneembare stroomkering aangebracht (fig. 19). De kering dient om te voorkomen, dat tijdens perioden van hoge afvoeren op de rivier waterstroming over het geinundeerde sluispiateau plaatsvindt en door ontgrondingen schade optreedt. De kering bestaat uit roldeuren met een waterkering tot 6,50 m + N . A . P . Deze deuren zijn aangebracht onder de loopbruggen op het bovenhoofd. Z i j kunnen zonodig de doorgangen op het hoofd afsluiten en vormen dan met de puntdeuren en de vleugelwanden, die aansluiten op het hoogwatervrijestuwplateau op 6,50 m + N . A . P . en anderzijds met het ten noorden van de sluis gelegen terrein de bovenstroomse hoogwaterkering (fig. 18 a en b). De kolkvulling resp. lediging geschiedt door middel van in de sluisdeuren aangebrachte schuiven, die door elektrisch aangedreven motoren, welke waterdicht in de deuren zijn aangebracht, worden geopend, respectievelijk gesloten. a. De siuishoofden (fig. 20 en 21) Bij het ontwerpen van de siuishoofden is uitgegaan van het beginsel, dat de taatsen en aansiagdrempels voor de puntdeuren tegelijk met het storten van de vloer en de aanslagstijlen tegelijk met het storten van de muren moesten worden ingebetonneerd. De Rijkswaterstaat heeft in deze grote binnenscheepvaartsluis v o o r het eerst toegepast een door haar ontwikkelde constructie voor slagdrempels, slagstijlen en woeldorpels. die zijn samengesteld uit geprefabriceerde betonblokken met op de dagzijden een 3 cm dikke pantserbeton beschermlaag. Bij het uitwerken van de details moest rekening worden gehouden met een nauwkeurige maatvoering zowel bij het vervaardigen als bij het stellen van deze onderdelen. De dremp'elblokken en de taatsen zijn op een verstelbare supportconstructie in het werk gesteld en verankerd (fig. 22 foto's 26 en 27). Het stellen en maatvoeren van de drempel met de taatsen was op deze wijze eenvoudig en nauwkeurig uit te voeren. D o o r een eenvoudige stelconstructie (fig. 22 foto 28), die met het stellen van de slagstijlblokken werd opgetrokken. was het mogelijk snel en nauwkeurig te werken. Op elk hoofd zijn machinegebouwtjes geplaatst, waarin de bewegingswerktuigen voor de deuren zijn ondergebracht. De machines zijn hoogwatervrij opgesteld. In de gebouwtjes aan de stuwzijde bevindt zich boven de machineruimte een bedieningsruimte, waarin de bedieningslessenaars voor de sluisdeuren zijn geplaatst. Ten behoeve van de elektrische installatie is aan weerszijden tegen elk hoofd, onder de machinegebouwtjes een leidingschacht en is in de vloer een leidingtunnel gemaakt. Fig. 17 Centraal bedieningsgebouw. bovenaanzicht » m w • uo* n a p O.L.W • O S O ' NAP en langsdoorsnede schutsluis . " > " • " - aao »• MMWfM timmrmH Fig. 19 Hoogwaterkering, detail afsluiting van doorgang op bovenhoofd. ,,,, t , O.WnW ' ISO*— ISS" N A P PT 22-9- 61 / 733b het beneden/ioofd van de schutsluis Fig. 20 Dwarsdoorsnede benedenhoofd schutsluis. Fig. 21 Dwarsdoorsnede bovenhoofd schutsluis. PT 22-9- 61 / 734b In ,'iet beneden- en bovenhoofd zijn, ten behoeve van het eventuele droogzetten van de sluis, in de wanden inkassingen gemaakt. Daarin is een houtvulling aangebracht bestaande uit tropisch hardhouten ribben, die door middel van een stalen wigconstructie en ingebetonneerde stalen oogankers aan de wanden zijn bevestigd. Het vulhout is met behulp van bouten tot een geheel samengesteld en is op eenvoudige wijze uit de inkassing te verwijderen door alleen de wiggen uit de oogankers weg te nemen. Het droogzetten van de sluis geschiedt bij lage waterstanden met behulp van een drijvende ponton, die. tegen aanslagen in de inkassingen komt te liggen, en met behulp van een naaldafsluiting. De naalden worden (in een aanslagsleuf) op de vloeren van de hoofden geplaatst. O p foto 29 is de genoemde pontonkas met houtvulling te zien. b. Sluiskolk (foto 30) De beide sluiskoiken zijn door dilatatievoegen verdeeld in respectievelijk 4 en 5 moten. De moten hebben een lengte van 22,50 m. De voeg tussen de moten en de hoofden is uitgevoerd als een tandconstructie (fig. 23a en b). De dichting werd verkregen door een in de tand aangebrachte geimpregneerde cocos-tros (foto 31). Bekisting De bekistingen werden in zo groot mogelijke eenheden als schotten samengesteld en met behulp van een kabelbaan in het werk gebracht. De bekisting van de grondzijde van een sluiskolkmoot bestond uit vijf schotten met afmetingen van 9 x 4,50 m. Met behulp van de kabelbaan werden de schotten bij het ontkisten opgenomen en naar een volgende moot getransporteerd. V o o r de dagzijden van de kolkwanden werd een rijdende bekisting toegepast. De constructie bestond uit een stalen frame, samengesteld uit Bailey-elementen, waaraan de houten bekisting was bevestigd. De constructie werd op lorries verplaatst. DOORSNEDE SLAGST'JL STAALPANTSERBETON VMM SEPREFA8RICEERD GEWAPEND 000R5NEDE Fig. 22 Het stellen van taats, slagstijl enslagdrempei BETON DREMPEL OIK 2 CM 8ET0N Foto 31 Voegdichting cocostouw. van geimpregneerd PT 22-9- 61 / 737b schade aan het stortebed optreedt (zie bovenaanzicht fig. 18a en doorsnede fig. 24). De blokken zijn ter plaacse naast het werk in massa gemaakt. Z i j werden merendeels m een stalen bekisting vervaardigd. In het bovenvlak werd een hijsoog ingebetonneerd. De blokken zijn door een dragline opgenomen, op het grindbed gezet en gelijktijdig gesteld. Storten van de betonspecie Sluisvloeren (foto 32) De betonspecie werd in transportauto's vervoerd en in een langs de bouwput opgestelde silo gestort. De specie werd vanuit deze silo over transportbanden naar het stort getransporteerd. V o o r een te storten vloermoot was in het midden van de vloer op een support een stalen mast opgesteld waaraan de transportbanden werden opgehangen. Met een aan de mast draaibaar opgehangen arm, een zg. ..vlieger", werd de specie door een goot verder over het oppervlak van de vloer in het stort gebracht. De gemiddelde stortcapaciteit bedroeg 30 m /uur. Ontvangbed Het ontvangbed bestaat uit een gesloten bodemafdekking. O p de bestaande klei-veenlens is ter plaatse een kleilaag van minimum 30 cm dikte aangebracht, waarover betonnen platen zijn gelegd. Deze platen hebben, de werkvloer meegerekend, een dikte van 80 cm. Z i j zijn van een lichte krimpwapening voorzien en werden direct in het werk gestort. Het ontvangbed wordt door een damwand opgesioten. De damwand is, evenals bij het stortebed, door gewapend betonnen balken gekoppeld aan de sluisvloer (zie bovenaanzicht fig. 18a en doorsnede fig. 25). 3 Hoofden en schutkolkwanden Het storten van de hoofden en de kolkwanden werd uitgevoerd met zg. klompkubels. De kubels werden met de kabelbaan naar de stortplaats getransporteerd. De specie werd hier in trechters gestort en verder door stortpijpen in het werk gebracht. Voortdurend werd gelijktijdig met het storten de specie door middel van elektrische trilnaalden verdicht. Woeldorpels O p de verlengde benedenhoofdvloer zijn woeldorpels gemaakt. bestaande uit gewapend-betonribben met ingebetonneerde geprefabriceerde betonblokken. Deze blokken hebben aan de dagzijden een beschermlaag van staalpantserbeton. De woeldorpels dienen er voor te zorgen dat, ten behoeve van de scheepvaart, een gelijkmatige stroming in het kanaal ontstaat wanneer bij het afschutten een grote hoeveelheid water met betrekkelijk grote snelheid door de deurschuiven in het toeleidingskanaal wordt gestuwd. Pig. 18a geeft een overzicht van de situatie; fig. 24 en 26 tonen de doorsnede. Foto 33 toont de uitvoering van een woeidorpei met toepassing van geprefabriceerde betonblokken. Stortebed Hetstortebed bestaat uit betonnen blokken. Deze hebben een grondylak van 1,00 x 1,00 m en zijn 0,50 m hoog. Onder het stortebed werd eerst de kleiveenlens verwijderd en door grof zand vervangen, waarover een laag grind werd aangebracht. De blokken werden zodanig op het grindbed geplaatst, dat tussen de blokken een naad van ca. 1 cm is verkregen, zodat een open stortebed is ontstaan en de wateroverdruk door deze naden kan verdwijnen. Het stortebed is door een damwand opgesioten. De damwand is door een gewapend betonnen raamwerk aan de sluisvloer gekoppeld. H i e r d o o r wordt vookomen, dat bij enige ontgronding achter de dam—*nd directe J De toeleidingswerken De toeleidingswerken zijn gelegen aan de rechterzijde van de invaart van de sluis; zij dienen tevens als wachtpiaats 9ENEDENH00F0 ami m , i'l i i m: i i r i | * T T, mu tataa—i Fig. 24 Langsdoorsnede stortebed en woeibak. aovEWHOQFo ONTVAMGRFn ma Pig. 25 Langsdoorsnede ontvangbed. --- un— PT 22-9- 61 / 738b 4,50 * Foto 32 H o t storten van de sluisvloeren. Foto 33 H e t uitvoeren van een woeidorpel na het aanbrengen van de geprefabriceerde betonblokken. Foto 34 en 35 Overzicht van de uitvoering van de toeleidingswerken. 5,50 " — STAALPANTSERBETON GEPREFABRICEERO I I GEWAPEND BETON Fig. 26 Detail woeidorpel. dik 2 cm BETON PT 22-9- 61 / 739b 4.50* B Fig. 27 Overzicht toeieidingswerk. Foto 36 De betonmenginstallatie. voor de schepen (fig. 3). In het benedenstroomse toeleidingskanaal heeft het toeieidingswerk een lengte van 200 meter; in het bovenstroomse kanaal een lengte van 150 meter. De toeleidingswerken bestaan uit een stalen damwandbeschoeiing. De damplanken (type Belval B.Z.I.R.) zijn verankerd aan een gewapendbeconplaat op betonnen palen; genoemde palen zijn door de klei-veenlaag heen tot in het vaste zand geheid. Ter voorkoming van beschadiging der schepen en voor bescherming van de stalen damwand is tegen de beschoeiingen een wrijfhoutbekleding aangebracht, bestaande uit tropisch hardhouten stijlen en gordingen. Ter verlaging van de wateroverdruk na een hoogwater is onder de betonplaten een drainage aangebracht, die zo goed mogelijk tegen vervuiling is beschermd. De beschoeiing heeft aan de bovenzijde een deksloof; de koppen van de stalen damplanken zijn in deze sloof mgebetonneerd. Fig. 27 geeft een overzicht van de situatie van de toeleidingswerken en een doorsnede over de beschoeiing. De foto's 34 en 35 geven een indruk van de uitvoering van het werk. PT 22-9-'61 / 740b Oe vleugeis De vleugeis van het beneden- en bovenhoofd bestaan, evenals de toeleidingswerken, uit een betonplaat op palen, waaraan de stalen damwandbeschoeiing is verankerd. H e t beton werk V o o r het bereiden van de betonspecie werd gebruik gemaakt van een centrale betonmenginstallatie. De installatie bestond uit een tegen weer en wind afgesloten toren, waarin waren ondergebracht: twee betonmolens (elk met een inhoud van 1000 liter), een weegbak voor zand en grind, een weegbak voor cement, dagsilo's voor zand, grind en cement. De installatie was halfautomatisch en vereiste voor de bediening slechts drie man. De gemiddelde produktiecapaciteit bedroeg 50 mbetonspecie per uur. Het verwerkte cement was hoogovencement, dat onverpakt per schip werd aangevoerd en met behulp van een havenkraan werd gelost in twee boekbespreking 625.711.1 Highway Engineering Handbook 1e druk. Uitgave McGraw-Hill Book Company Inc. Formaat 2 3 x 1 6 cm. Prijs £ 9.14.0. Het aantal publikaties op het gebied van de wegenbouw is zo ontstellend groot, dat men al gauw de weg niet meer weet in zijn eigen destijds zo zorgvuldig opgezet bibliotheekje van brochures, tijdschriftartikelen enz. Tenzij men er een Vaartsysteem op nahoudt en dat ook bijhoudt. Het Highway Engineering Handbook biedt u de gelegenheid uw verzameling grotendeels op te ruimen. Ovei» alle onderwerpen, die in de laatste jaren gepubliceerd zijn over algemene onderwerpen betreffende de wegenbouw, vindt men hierin korte, maar zeer goede resume's, aangevuld met de in de praktijk nodige tabellen, grafieken enz. Men kan het dus opvatten als een ruim opgezette encyclopedie voor de wegenbouw, die voiledig op de hoogte van de tegenwoordige tijd is gebracht. Voor ons is het jammer, dat het geheel op A m e n k a is ingesteld, zodat veel ons maar zijdelings interesseert. Aan de andere kant heeft dit het voordeel, dat wij veel, dat uit A m e n k a is komen overwaaien, nu uit de eerste hand krijgen opgediend. cementsilo's, met een gezamenlijke inhoud van 400 con. Voor de grote hoeveelheden te verwerken cement (circa 1000 ton tijdens de grootste storten) moesten de silo's tijdens de uitvoering steeds worden bijgevuld met voorraad-cement uit in de haven liggende schepen. Het cement uit de voorraadsilo's werd naar de molensilo getransporteerd door een pijpleiding, met behulp van persiucht via een compressievat. Het zand en het grind werden per schip aangevoerd, en met de havenkranen gelost op transportbanden, die het materiaal op het terrein in depot brachten. Met behulp van een circa 56 m lange transportband werden de toeslagstoffen naar de zand- en grindsilo's van de moleninstaliatie getransporteerd. Foto 36 geeft een overzicht van de betonmenginstallatie. Foto Foto Foto Foto Alle 1 van R . W . S . Directie Bruggen. 23, 24 en 32 van ,,Abstede". 26 en 27 van G . j . v. Neerrijnen en W . K. Steffen. 29 van W . K . Steffen. overige foto's van G . j . v. Neerrijnen. De uitgever weet uit ervaring, hoe dergelijke handboeken moeten worden opgezet. V o o r de samenstelling heeft hij een hoofdredacteur — Kenneth B. Woods — en twee assistenten (beiden professor) aangezocht. die met 46 medewerkers ieder specialist op een bepaald gebied. aan het werk zijn gegaan. Het boek is ingedeeld in vier delen. elk bestaande uit zeven hoofdstukken. Het eerste deel omvat de onderwerpen, die men administratieve zou kunnen noemen, waaronder dan vallen het economisch belang van wegen, het (in Amerika) door de overheid gevoerde beleid ten aanzien van wegenaanleg en wegvervoer (zowel staatsrechtelijk als financieel), de grondaankoop enz. Vanzelfsprekend hebben deze uiteenzettingen alleen betrekking op Amerikaanse toestanden. D i t geldt weliswaar ook voorhet, eveneens in dit deel voorkomende, hoofdstuk omtrent verkeerstechniek, maar omdat men A m e r i k a min of meer mag beschouwen als de bakermai van deze wetenschap — of in ieder geval als een toonaangevend land — is dit hoofdstuk toch zeker ook van algemene waarde. Het tweede deel heeft betrekking op de onderbouw van de weg en dan in zeer uitgebreide betekenis. Hierin vindt men beschouwingen over grondsoorten en eigenschappen, grondonderzoek — o.a. geofysica en interpretaties van luchtfoto's — theorie omtrent evenwicht van grondophogingen, drainage (ook van vliegvelden) invloed van vorst, uitvoering- van grondwerk. Deel 3 begint met de uiteenzetting hoe men in A m e r i k a bestekken opbouwt en aanbesteedt, met alles wat daar ook juridisch aan vast zit. Verder bevat dit hoofdstuk onderwerpen over verschillende bouwmaterialen (minerale aggregaten. cementen, samenstelling en eigenschappen van betonmengsels, bitumineuze materialen. samenstelling van bitumineuze mengsels en de verschillende proeven die men op deze materialen uitvoert. O o k omtrent staal en hout, wegenverf enz. vindt men tamelijk uitgebreide en afgeronde paragrafen. Verder bevat dit deel een hoofdstuk over de stroefheid en de methodes om deze te meten en te verbeteren. benevens een hoofdstuk over het stabiliseren van grond. In deel 4 komt het wegontwerp ter sprake voor zover dat betrekking heeft op dwarsprofielen, bochten. hellingen en dergelijke. Bovendien de theorie omtrent de bepaling van de dikte van starre en flexibele verhardingen en de constructie en uitvoering daarvan. T o t slot nog een hoofdstuk over het onderhoud en de landschapsarchitectuur. A l met al behandelt het boek dus vrijwel alle onderwerpen. die een wegenbouwer kan tegenkomen. Met de restrictie, dat het-in hoofdzaak bedoeld is voor Amerikaans gebruik, kan men er dus heel veel plezier van beleven. Gewoonlijk wordt in een boekbespreking het aantal bladzijden vermeld. In dit geval is .lat niet gemakkelijk te doen. omdat de pagina's per hoofdstuk zijn aangegeven. In plaats van het aantal bladzijden. geven w i | dus — gemakshalve — de dikte van het boek. Die is 6.5 cm Niettegenstaande deze lijvigheid is het toch niet onhandig in gebruik. j . A. Visser, Ing. ?s 13 Q ! =f = 5 E EL l T l J 1. § B l X • j 3 A I l l i l . I & * 12 a c 1 1 ° l i _ c i1 ? i« 1 u r , " i s rt s m ' I f | • 3 I o - • l - L. S-o fl u _ U C Hi a o » . .2 I 2 * • c E "fl • — O " 13 0 S S 1 - m CL C • * ? I s«|C 1. g 1p €• - -n : E ; I I 5 i s i M 1 * i a8 I• » • \i$ as 51*. ! i e i-5 • E 9 l : > .2 J 1 -a eaR<i 4 l ! ' r l ! Iii s . rs; 3 5' E£ ' -3 a. > > 8 I j < = 1 Sz = s Z -5S £ v v "o - E S 3 j c 2 « li I•3 i o »*!vlfli 111 ;9 o 1 j i j 0 C I r i i * < * i I 3L?1»•-ftfto P = t.a « 3Is !j • * o M C 2 - • 2 < • _ I e £ u . 5 -o 5 e I I*|f * « TJ el""? J | 1**5 3 ! i S S ' a °. v 3 o 5 ? 3 * O « • • is.-; ' *i 9 i ft ; ii'l t o —' a c c ; « 2 1s it E II • 2 • : 8 2i . 4> 11 5 ^ 1 a. c w EX > .o 2 I V iI c o c : M l j CJ j f « r I i ' l a-a, S.^ o I *5 t o - 2- =" O c 3 - % m a. -o =--a * - > •n M I * — « *s - f G Z ' l 5 o h ° 5 E 5 | 3) 1 41 - u 5 ^ E < o L Z vl • =r> « ti > a a. I w -• n " fc * e O i J Q If a 1 m + •a E ^ = ? 3 : ; A E S j ! i i S ; 5 = « E o J ^ a ' J j 2 ii v I C = 3 M j PT 22-9-'61 / 743b is met een afronding doorgetrokken tot 2 m landwaarts van de kruin. O n d e r de puinvloer is een laag van machinaal gevlochten stromatten aangebracht. Sluiskanalen De belopen van de sluiskanalen zf/n op dezelfde wijze verdedigd als die van het nieuwe' riviergedeelte, met dien verstande, dat de zinkstukken een vulling hebben van 2 rijslagen. O p advies van het Laboratorium v o o r G r o n d mechanica is ook hier op de belopen van het bovenstroomse kanaal een zware bestorting aangebracht. '•• Scheidiogsdammen Oe bovenstroomse scheidingsdam-heeft. met' het oog op de stroomgeleiding en ten Jbenoeve van de scheepvaart bij hoge rivierstanden. een hoogte verkregen ongeveer S. Overzicht baggerwerkzaamheden gelijk aan de te verwachten hoogste waterstand (6,00 m + N . A . P . ) . D e kop van deze dam ligt in de oude oeverlijn, zodat deze nagenoeg geheel op het bestaande maaiveld kon worden aangelegd. D e dam is — evenals een gedeelte van de benedenstroomse scheidingsdam — gemaakt van zand. met een klei bekleding dik, 0,50 m. De kop is afgerond en van een Verdediging voorzien gelijk aan — en in aansluiting met — de verdediging van de belopen van het nieuwe riviergedeelte en-het sluiskanaal (fig. 7). D e benedenstroomse scheidingsdam is over een lengte van 140 m in de rivier uitgebouwd (fig. 1). In verband met de waterafvoer tijdens hoog opperwater door de oude r i v i e r t r m is de kruinshoogte van d i t gedeeto* gelijk gehouden aan de hoogte van\JS§)oeveirwerken, beneden.de stuw nl. 2,30 m + N . A . P . Het KchaSm" van dit gedeelte is gemaakt van zand en van een verdediging voorzien als genoemd bij de kop van de bovenstroomse scheidingsdam. (fig. 8 en 9). Het overige gedeelte heeft een hoogte van 4,75 m + N . A . P . (Aero-photo Nederland). PT 22-9-'61 / 744b De noodzaak van een hoogwatervrije dam, zoals bovenstrooms, was hier niet aanwezig. een 1,00 m dikke kleibekleding. O p het benedenbeloop is bovendien vanaf de kruin over een breedte van 6 m een verdediging van klinkerkeien in asfalt aangebracht. A f s l u i t d a m ( f i g . 10) O p de kruin is een 5 m brede weg van asfaitbeton op een fundering. van puin aangebracht. Deze weg is over „ h e t eiland" tussen oude en nieuwe rivier doorgetrokken tot aan het sluisterrein en is — behalve toegangsweg naar het stuwcompiex — tevens aan- en afvoerweg voor de op „ h e t eiland" gelegen steenfabriek: De uiterwaard op de finkeroeyer, die voorheen voor een groot deel het winterbed van de rivier vormde, is thans ingenomen door, net nieuwe zomerbed, terwijl de afgesneden rivierarm-de functie van winterbed heeft gekregen. baar de afsluUdam dusvbij hoog opperwaeer dienst moet doen al* ovedaat kon deze niet hoogwatervrij worden .gemaakt.-De hoogte bedraagt 4,70 m + N . A . P . . ongeveer overeenkomende met de hoogte van de aangrenzende zomerkaden.- De dam is op de rechteroever doorgetrokken tot tegen de rechter Lekbandijk. Het beloop aan de benedenzijde is gedeeltelijk zeer flauw gehouden nl. 1 : 10. Het lichaam van de dam is gemaakt van zand, met daarop ketenplateau De Honswijkerwaard op de rechteroever eiridigde voorheen op ± 200 m stroomopwaarts van de afsluitdam met een natuurlijke lozing op de rivier. Q m b i j gestuwde rivier deze natuurlijke lozing te behouden, zijn de zomerkade en de hoofdwatergang doorgetrokken tot tegen de afsluitdam en is hierin een afsluitbare duiker gemaakt, zodat de polder op het benedenpand kan lozen. 710" 7777777777k*. • / / / / / £ , . MVj:J.5P^'_ NAP as sluis k. D o o r s n e d e stuw- en sluisput. .2m. 6. 7. 130m*N.A.P boven de stuw -2.30m*N.A.P beneden dt stuw .gioonng van basalt-zetsteen -200 m*N.A.P boven de stuw 100 m^N A P beneden de stuw D o o r s n e d e . o v e r de o e v e r v e r d e d i g i n g e n . L u c h t o p n a m e v a n de b o u w p u t . D e s c h e i d i n g s d a m m e n z i j n g o e d z i c h t b a a r . (Aero-photo Nederland). PT 22-9--61 / 7 M b Aansluitend* rivierwerken Ter verkrijging van een goede horizontale configuratie in aansluiting met de bochtafsnijding, was het nodig dat de rivier vanaf het boveneinde der afsnijding stroomopwaarts over een lengte van ruim 1 k m en vanaf het benedeneinde van de bochtafsnijding stroomafwaarts over een lengte van 1,5 km ward verlegd. De verleggingen zijn in hoofdzaak verkregen door het af baggeren van de rechteroever en het verlengen van de kribben aan de linkeroever. Tevens werd, aan de hand van de resultaten van een modelonderzoek, het riviervak beneden de stuw over een lengte van 4 km 20 a 25 m versmald en zijn de aanwezige klei- en veeniagen weggebaggerd t o t 4,50 m — N . A . P . ter verkrijging van voldoende vaardiepte in d i t gedeelte. De normaal breedte is hier in overeenstemming gebracht met die van de bochtafsnijding. De versmalling is, voorzover deze niet was opgenomen in vorengenoemde rivierverlegging. verkregen d o o r uitbouw van de kribben aan de rechter- en linkeroever. Aan het benedeneinde van de bochtafsnijding-en boven en beneden de mond van het Lekkanaai zijn de kribvakken aangevuld en is een gesloten oeververdediging aangebracht. O p de belopen van de oeverafgravingen en grondaanvutlingen is een verdediging aangebracht als vermeld bij het nieuwe riviergedeelte. De lichamen van kribben en kribverlengingen zijn gemaakt van zand. In afwijking van de gangbare methode voor het maken van kribben op de boven rivieren, waarbij deze eerst enige jaren na de aanleg van een perkoenrij en steenbezetting worden v o o r z i e n . zijn deze voorzieningen bij de gemaakte kribben en kribverlengingen direct aangebracht (fig. 11 en 12). D i t was mogelijk daar in verband met het tijverschil ter plaatse, enerzijds bij vloed het zandlichaam zich voldoende kon zetten, t e r w i j l anderzijds de perkoenen en de steenbezetting bij eb te alien tijde konden worden aangebracht. Beneden de perkoenrij zijn de belopen aan de rivierzijde en tot 10 m landwaarts van de kop Verdedigd met zinkstukken met een vulling van 3 rijsiagen en landwaarts daarvan met zinkstukken met een vulling van 2 rijsiagen. Voorzieningen t.b.v. de uiterwaard op de oever linker- •D*: uiterwaard, waarin de werken zijn gemaakt, is een gereglementeerde buitenpolder, genaamd ,de U i t e r waarden". Van de oorspronkelijke grootte van ± 165 ha " is ruim 50 ha in beslag genomen door de gemaakte werken t«rwijf ats gevolg van de doorsnijding 30 ha van het overblijvende deel is afgesneden en van de linker- op de rechteroever is komen te liggen. In verband hiermede is ± 80 ha aan het po'derverband onttrokken. V o o r deze „ o n t poldering" is d o o r het Rijk een afkoopsom aan de polder uitgekeerd. T e r afsl.jiting van het overblijvende deel van de polder is op de linkeroever van het nieuwe riviergedeelte. beneden* waarts van ie stuw, een nieuwe zomerkade aangebracht. Tevens werd t.b.v. de watervoorziening van het overblijvende deel. bij gestuwde rivier, in het linkeriandhoofd van de stuw een waterinlaat gemaakt, welke in aansluiting is gebracht met de kilsloot van de polder. Verleggen en verzwaren Van- de Doorsnede oude en nieuwe bandijk. Lekbandlik Nabij het boveneinde van de bochtafsnijding maakte.de lihker-Lekbandijk een scherpe — rivierwaarts vooruitspringende — bocht. V o o r een goede figging van het nieuwe zomerbed was het nodig'de bandijk over een lengte van ± 500 m landwaarts te verleggen. De verlegging i»zodanig uitgevoerd, dat overai een voorland van 60 m verkregen is. Het profiel van de dijk is vastgesteld.in overleg met de ..Vijfheerenlanden" (fig. 13). De dijk is geheel samengesteld uit klei. Tijdens de aanleg van de dijk heeft zieh over een lengte van ruim 100 m een .belangrijke verzakking en verschuiving voorgedaan (fig. 14). In verband met een aanwezige veenlaag was aan het Laboratorium voor Grondmecnamca vooraf advies.-.ge»vraagd over de stabiliteit. zakkingen enz. van de dijk. Voor de aanleg werden echter geen te treffen bijzondere m a a t regelen- voorgeschreven. De oorzaak van. de verzakking en verschuiving, w e l k e elders nergens in-de nieuwe dijk is opgetreden, moet waarschijnlijk worden gezocht m de aanwezigheid van een ter plaatse binnendijks laag gelegen griendterrein en de zeer ongunstige weersomstandigheden waaronder het w e r k is uitgevoerd. Nadat het dijkslicnaam ter plaatse van de verzakking,. voorzover nodig, was afgegraven, is het opnieuw op hoogte gebracht. Er hebben zich nadlen geen verzakkingen meer voorgedaan. Bij een eveneens rivierwaarts vooruitspringende. bocht in de dijk. even boven de stuw, bleef slechts een voorland over van 24 m. H i e r is de dijk plaatselijk, zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde, verzwaard en het buitenbeloop voorzien van een glooiing van betonelemencen (fig. 15). Voorzieningen t.b.v. de steenfabriek „ O e Ossenwaard" O p het afgesneden deel van de uiterwaard ligt de steenfabriek „ d e Ossenwaard". Van de ± 76 ha grond die voor het stuwcompiex moest worden aahgekocht, behoorden -fc 42 ha-tot deze fabriek, waaronder al de tichelgronden met een kleivoorraad voldoende voor een steenproduktie van 40 jaar, alsmede een deel , van het fabrieksterrein. In fig. 1 zijn de voormalige terreinen van „ d e Ossenwaard ' met een contourlijn aangegeven. 1 Er moest hier worden gekozen tussen liquidate van defabriek of het treffen van zodanige voorzieningen dat de fabriek een nog economisch verantwoord aantal jaren in bedrijf kon blijven. D i t laatste bleek mogelijk en voor het Rijk voordeliger. De voornaamste voorzieningen, die zijn getroffen voor het in stand houden van de fabriek z i j n : nieuwe bandijk 750* 13. linker PT 22-9-'61 oude op te ruimen bandijk 7 69* -protiel na opruiming oude bandijk / 7«6b - PT 22-9- 60 / 747b J o. tijdens de uitvoering van de werken is ± 300.000 m klei — voldoende om de fabriek -fc 30 jaar van grond stof te voorzien — op het aan de eigenaar verbleven terrein in depot opgeslagen; b. het oude omkade droogveld is door een nieuw hoof watervrije droogveld vervangen. _ waarbij tevens de machinegebouwen zijn verplaatst; c. de uitweg welke de fabriek had naar de bandijk op de linkeroever is vervangen door een uitweg. via de afsluitdam naar de bandijk op de rechteroever. De verharding op deze bandijk had slechts een breedte van 3 m en was als ,.3"weg geclassificeerd. D o o r de beheerder van de dijk, het Hoogheemraadschap van de Lekdijk Bovendams, is op kosten van het Rijk de verharding vanaf genoemde uitweg tot aan Vreeswijk van 3 op 5 m gebracht, zodat de afvoer van steen per as over deze weg.ongestoord kan plaatsvinden. Uitvoering Bij de aanvang der werkzaamheden in 1954 moest er rekening mede worden gehouden.dat: HAST te maken profiel profiel voor zakking profiel na zakking 14. Verzakking en verschuiving gedeelte Linker Lekbandijk. -J.58* ffi; verdediging van betonelementen tLMZ 15. Plaatselijke dijkverzwaring. steeniabriek ...de ossenwaard* ^tijdelijke toegangsweg steen-)/^ fabriek totdat de bronbemaling 15 opgeruimd 16. Uijdeiijke dam met tocgangsweg tot het tijdstip daf de-vizier schuiven kunnen wordea geheven Overzicht uit te voeren werkzaamheden. ... ^.'..werken gereed voorjaar 1960 hog uit te voerer werken PT 22-9-'61 / 748b 1. d e bouwputten e n d e ringdijk in het voorjaar van 1955 gereed moesten . z i j n : 2. er met: het oog op de bronbemaling geen ontgravingen mochten worden verricht op een afstand van 100 m en 200 m, resp. beneden- en. bovenwaarts van de ringdijk, voordat de -bronbemaling buiten werking was gesteld; 3.. het nieuwe. riviergedeelte en de siuiskanaLen midden 1959 zover voltoaid.moesten zijn, dat de vizierschuiven en de sluisdeuren .,in den natte" konden worden gemonteerd; 4. de vaste verbinding van de steenfabriek „ d e Ossenwaard" slechts v o o r korte tijd mocht worden onderbroken en gedurende die onderbreking het verkeer moest worden onderhouden met een pont; 5. het gedeelte van de te verleggen Lekdijk niet mocht worden opgeruimd,- voordat de nieuwe dijk tenminste 2 winterseizoenen had overgelegen. In een eerste bestek en overeenkomst w e r a - i n . l v s - , m gevangen met het maken van de ringdijk, de bouwputten, het verleggen van de Lekdijk en het maken van een nieuw droogveld voor de steenfabriek „ d e Ossenwaard". Deze. werken kwamen in 1955 gereed. In de jaren 1955 t/m 1957 warden, verdeeid-over een 5-tal bestekken en overeenkomsten, de.rivier- en grondwerken boven- en benedenwaarts van de stuw tot op de eerder genoemde afstand van 100 m en 200 m uit de-ringdijk uitgevoerd. met uitzondering van de aansluiting vande bovenmond van het nieuwe riviergedeelte met -de- b/estaande Tijdens de bouw van de kunstwerken werd besloten de montage van de vizierschuiven „ i n den-droge" uit te voeren in plaats van ,,in-den natte". Het schema voor de uitvoering- van de grondwerken moest h i e r - . door belangrijk w o r d e n gewijzigd, daar nu met het opruimen van de ringdijk en het maken van het nieuwe riviergedeelte van.100 m beneden- tot 200 m bovenwaarts van. de ringdijk.moest warden gewacht tot het tijdstip dat de montage- van d e schuiven was voltooid. Bovendien moest de nieuwe r i v i e r afgesloten blijven totdat de.elektrische. installatie gereed was-en de schuiven konden wordengeheven. >•'-•'-. 17. 18. " H a t maken van de afsluitdam in de afgesneden rivierarm (KLM Aero Carto). Opruimen'van de benedensmwjmse, afsluitdam. door twee zuigers m e t dr H vender ^efdirrg. PT 22-9-'61 / 7*9b rivier en de w e r k e n aan de mond Van het benedensluiskanaal, voorzover deze laatste in de oude rivier moest worden uitgebouwd. De stand van de werkzaamheden eind 1956 is weergegeven op fig. 7. H i e r b i j is in de linkerbenedenhoek te zien, dat de bovenmond van het nieuwe riviergedeelte nog bijna geheel door een krib is afgesloten. De aansluiting van de bovenmond met de bestaande rivier werd eerst in 1958/1959 uitgevoerd, daar op de af te graven oever het op te ruimen gedeelte van de Lekbandijk was gelegen en tevens o m , met het oog op aanzanding, de rivier ter plaatse niet in een vroeger stadium dan nodig was een grote breedte te geven. N u kon worden begonnen met het maken van de afsluitdam in de afgesneden rivierarm en de werken aan de mond van het benedensluiskanaal. Het zand voor de afsluitdam is d o o r 2 zuigers met drijvende leiding in het werk gebracht. (fig. 18). Oe sluiting leverde geen moeilijkheden op, daar stroomsnelheid en verval gering waren. Nadat het benedenstroomse beloop van de dam aan een zijde gedeeltelijk onder profiel was gebracht, is daarop een baan van r i j platen gelegd, zodat de bewoners van „ h e t eiland" weer een vaste verbinding met de wal hadden en de .veerpont kon worden afgevoerd. In 1959 werd de bronmaling van de sluisput buiten working gesteld en konden de sluiskanalen worden voltooid tot aan de voet van de ringdijk. In het voorjaar van 1960 was de montage van de vizierschuiven zover gevorderd, dat kon worden aangevangen met het laatste bestek: het voltooien van het nieuwe riviergedeelte en de sluiskanalen, het afsluiten van de oude rivierarm, alsmede het maken van de werken aan de mond van het benedensluiskanaal. Het geoiogisch profikl van de, terreinen waarin het nieuwe riviergedeelte en de sluiskanalen zijn gemaakt bestond uit: een bovenlaag van klei, dik 0,5 tot 2,5 m, een zandpakket van 4 a 5 m en daaronder op de meeste plaatsen een kleien veenlaag. Bij het ontgraven en baggeren is de bovenste kleilaag zoveel mogelijk afzonderlijk verwijderd en — voorzover niet verwerkt aan de w e r k e n . — in het depot van de steenfabriek ,.de Ossenwaard" gebracht. Het overtollige zand werd gedeeltelijk afgevoerd als i n dustriezand en overigens als ophoogzand. Van het ophoogzand werd ruim 400.000 m in depot gebracht nabij de verkeersbrug t e Vianen t.b.v. de in uitvoering komende w e r k e n aan de Rijkswegen. nr. 26 en nr. 27. Met de v o o r andere doeleinden onbruikbare specie zijn lage terreinen. kribvakken en oeverland opgehoogd, om deze aan te passen aan de opgestuwde rivier. Daar bij het opruimen van het bovenstroomse gedeelte van de ringdijk de daarop aanwezige toegangsweg naar de steenfabriek „ d e Ossenwaard" kwam te vervallen, werden tijdelijk nieuwe toegangswegen benedenwaarts van de stuw gemaakt (fig. 16). In eerste instantie werd gebruik gemaakt van de benedenstroomse ringdijk en een aanwezige weg in- de bouwput. Vanaf deze weg werd het verkeer over het siuisterrein geleid via de verlaagde ringdijk ter plaatse van benedensluiskanaal. Nadat de bronbemaling geheei buiten bedrijf was gesteld en opgeruimd, w e r d onmiddellijk benedenstrooms van de stuw een dam met weg gelegd van de linker Lekdijk naar het siuisterrein en het verkeer hierover geleid. Deze dam moest tevens dienst doen als afsluiting van de nieuwe rivier, tot aan het tijdstip dat de elektrische installatie van de schuiven gereed was en deze konden worden geheven. Eind april 1961 was het nieuwe riviergedeelte boven en beneden de stuw gereed, behoudens het opruimen van de bovengenoemde dam met toegangsweg. Daar inmiddels ook de vizierschuiven bedrijfsklaar waren gekomen, kon nu met het opruimen van het laatste beietsel in de nieuwe rivier worden aangevangen. O m ongewenste uitschuring of aantasting van oevers te voorkomen, werd dit werk met gesloten stuw uitgevoerd. (fig. 17). V o o r het verkeer naar de steenfabriek „ d e Ossenwaard" werd tijdelijk een veerpont ingeiegd. Onmiddellijk nadat het baggerwerk was voltooid en de oevers ter plaatse waren verdedigd, werden de schuiven geheven en het nieuwe riviergedeelte voor de scheepvaart opengesteld. a 3 Het totale grondverzet bedroeg r o n d 5.000.000 m . HIcevan is1.000.000 m in den droge ontgraven en 4.000.000 m gebaggerd of gezogen. 3 3 Van deze hoeveelheid w e r d : v e r w e r k t aan de werken 1.700.000 m afgevoerd als industriezand 500.000 m> afgevoerd als ophoogzand 1.300.000 m geborgen op lage terreinen, oeverland en in kribvakken 1.500.000 m 3 3 3 Totaal 5.000.000 3 m V e r w e r k t of aangebracht w e r d e n : 120.000 stuks perkoenpafen; 313.500 m zinkstuk; 163.000 ton bestortingsmateriaal; 60.500 m glooilng van zetsteen. a a De werken kwamen, behoudens enig aanvullend baggerw e r k , d p 1 September T961 gereed. De totale kosten van da rivier- en grondwerken hebben r o n d f 12.000.000,— bedragen-. PT 22-9- 61 / 750b De staalconstructies, bewegingswerken ca. van het stuwcompiex te Hagestein J. D. /on Peere* III. De bewegingswerken van de vizierschuiven. A. DE VIZIERSCHUIVEN c a . I. Oe staalconstructie van de schuiven. De b e i d . vizierschuiven van de stuw zijn segmentschuiven. die draaiend om assen omhoog ge rokk . n kunnen worden (fig. 2). De assen z „ n zelfinstellende tonlegers, die in de' nissen van de landhoofden en pijler zijn aangebracht. De vereiste doorvaarthoogte bij hoog water bepaalt de hoek, waarover de schuif moet worden gedraa.d; deze Je X r ^ b e s t a a t - i t twee, verticaa, boven elkaar zelegen. liggers met een onderlinge afstand van 6.40 m, S u s s e n verticale schotten zijn aangebracht. Bovend.en is aan de bolle zijde van de schuif een verticaal dwars. verband aanwezig.. Tegen de gebogen liggers , aan de holle zijde de halfcirkelvormige beplat.ng geplaatst. de straal van de beplating is ong. 26 m. „ Door in het midden van de schuif een . . P ' » " ° ; ; met verticale as aan te brengen (zie ook fig. 6) en de aansluitingen van de schuif aan de draaiingsassen in tangentiele ricnting een geringe bewegingsstijfheid te geven. werd bereikt dat de schuif als drie-scharnierboog werkt. Hier door werden de grote horizontale krachten op de betonwanden van de landhoofden en de pijler ter p l a a t s . £ net draaipunt b.perkt. hetgeen in verband met d . besch.kbare dikte van de beton noodzakelijk was. Bovendien voorkomt de toepassing van het middenscharhet ontstaan van ongelijkmatige spanningen in de huif tengevolge van ^ P « - « ^ ^ O o k s ^ het scharnier de mogelijkheid de schu.f samen te klappen bii een eventueel verwisselen en demonteren. Tengevolge van de belasting wordt de halfcirkelvorm.ge p J o p trek belast. waarbij echter door de bevestigin aan de g.bog.n liggers tevens buigende momenten In de optreden. D ~ r het aanbrengen van d . verticale s'chotten en h . t bevestigen van d . b ^ t l n | j * * * * schotten. bleek het mogelijk deze ™ « " : " " houden. zodat kon worden volstaan met een 8 mm d i k k . s c h a n i e n Elk bewegingswerk. opgesteld in de machineruimte op de bogen, wordt aangedreven door 2 elektromotoren van 3 pk bij 1000 omwentetingen per minuut. Hierdoor wordt de stuw in ca. 2 / , uur volledig geopend. Doordat de hijssnelheid ter plaatse van de trommel slechts 2 25 mm per sec. bedraagt, is vanzelfsprekend een zeer g'rote overbrenging vereist. In de tandwielkast it een i van 1340 ondergebracht. terwijl met inbegnp van de twee andere overbrengingen de benodigde total* .. van 50 300 wordt bereikt. De beide grote gietstalen tandwielen die op de trommel zijn gemonteerd, hebben een steekcirkeldiametervan 3530 mm (moduul 36. 98 tanden^ O p de kabeltrommel (diam. 2250 mm) zijn 4 verzinkte hijskabels * 66 mm gewikkeld. die via een stel evenaar-s en een veerconstructie aan ophangarmen van de schu.f ziin verbonden. .. De elastische koppelingen tussen de motoren en tandwielkast.n zijn als r.mschijf uitgevoerd. Het remgew.cht wordt door een remhefmagneet gelicht; per lierwerk twee remmen gemonteerd. Alle assen zijn gelegerd in tonlegers D o o r een uitgaande as van een der tandwielkasten worden de spileindschakelaars aangedreven. De » n * r . . v , n . van d . apparatuur t.b.v. gelijkloop en de standmeld.ng^geschiedt door een uitgaande as van d . andere tandwielkast. I 1 ) n n i e r m e n t n e V o o ' m t r . d . n be.astingsgeval.en op. waardoor aanzienIijk. momenten in de constructie ontstaan. II. De draaipunten (fig. 3 en 4). In de nissen van landhoofden en pijler zijn d . gemonteerd. E l k . d raai tap is gelegerd in 2 zelf.nstellend. . tonlegers met conische drukbus. De maximaal o p t r e d . n d . statisch. belasting op h . t zwaarst belaste leger bedraagt ca. 700 ton. Hierb., z„n dus de optredende axiale en radiale krachten tot een resulterende H ^ g e ^ i ^ e e , met olie gevuld; een standpijp zorgt voor voldoende statisch. o v . r d r u k . Manchetpakking is toegepast voor afdichting op de astap. 0 , draaipunten bevinden zich aan de " T ^ * ™ ^ waardoor zij gedurende het grootste deel van het ,aar boven de waterspiegel zijn gelegen. ^ T « h n . H o o f d , m b « . 1. k t . R i i K » w « « t » . Dir. Brutt-n. • » H a * . t ogo«MSi_A--J 4 1 Overzicht van het complex. b e w o « n schuiv«n in puntdturen 1. Elektrisch voor b.n.d.n- .n cim.nhoold 2. Puntd.ur«n 3. D«urb«w«|infjwerken Puncd«ur«n voor bovenhoofd. 4. Elektrisch bewofen cilinderschuil 5. Vizierstuw 6. 7. Dnaipunttn vin vmerstuw S 9 Lierwerken vin viiierstuw Geleidinjsrollen voor hiiskjbels ? r— SE- PT 22-9-'61 / 751 b 2. Viziarschuif m « * aandrijving. B O V E N A A N Z I C H T 3. Hoofddt-aaipunt viziarschuif. Z U A A N Z I C H T M 22-9- 61 / 752b O p een van de tappen van iedere trommel is een mechanische standaanwijzer geplaatst. die bij eventueel noodbedrijf ter plaatse dienst kan doen. De kabelgeleidingsrollen die op de betonboog zijn gemonteerd, draaien om tonlegers op stilstaande assen. De max. optredende kracht per kabel is 37,S ton. D e i e kracht treedt op tengevolge van het eigen gewicht van de schuif, vermeerderd met het gewicht van 1 m ijs per strekkende meter schuiflengte. 3 IV. A f d i c h t i n g e n van de schuif (fig. 6). Voor de onderaanslag en de verticale zijafdichtingen van de schuif zijn holle rubberprofielen gekozen, aangezien zeer hoge eisen aan de afdichtingen werden gesteld. De breedte van de onderaanslag is klein gehouden, terwijl het profiel aan de onderzijde halfcirkelvormig is uitgevoerd. Hierdoor wordt bereikt, dat het trillen van de schuif tengevolge van het onderdoorstromende water (wanneer de schuif gedeeltelijk is geheven). beperkt blijft. De verticale zijafdichtingen drukken. bij neergelaten stand van de schuif, tegen platen die aan- de betonwanden zijn bevestigd. De kleine lekgaten ter plaatse van het middenscharnier zijn eveneens afgesloten door een rubber strip. V . De spoelriolen. In de landhoofden en pijler zijn spoelriolen gemaakt, die dienen om het slib in de nissen te verwijderen, voordat de schuiven op de bodem van de rivier worden neergelaten. Bij het neerlaten van de schuiven wordt de doorstroomopening van de rivier geleidelijk aan verminderd, met als gevolg een grotere stroomsnelheid van het water onder de schuiven. Als de schuiven in de spoelriolen zijn geheven zal ook een sterke stroming van het water in de nissen ontstaan waardoor de slibafzettingen hierin worden weggespoeld. De schuif in het spoelriool wordt bewogen door middel van een verende tandheugel, die via een tandwielkast door een elektromotor van 0.5 pk wordt aangedreven. De hijssnelheid bedraagt 1 cm per sec, terwijl de hijstijd 200 sec. is. Een spileindschakelaar zorgt voor de begrenzing van de uiterste standen. De schuif bestaat uit een versterkte vloeistalen beplating; aan de boven- en onderzijde zijn loopwielen aangebracht. Tevens zijn aan de boven- en zijkanten rubberafdichtingen bevestigd: de onderkant van de schuif heeft een houten aanslag balk. 4. Montage van een d raai punt. A A N Z I C H T VOLGENS P'JL VI. De grendelinrichting. B O V E N A A N Z I C H T O m de schuif in neergelaten stand te grendelen, is een hydraulische grendelinrichting aangebracht. In de beide landhoofden en in de pijler zijn waterdichte kelders gemaakt, waarin deze installaties staan opgesteld. Iedere hydraulische installatie bestaat uit een dubbelwerkende hydraulische cilinder, tandwielpompaggregaat en spileindschakelaar. De nodige veiligheidskleppen, terugslagkleppen, filter en een suppletietank zijn aangebracht. De tandwielpomp is geschikt voor 2 draairichtingen en wordt via een flexibele koppeling, aangedreven door een druipwaterdichte elektromotor van 7,5 pk bij 1500 omw/min. De openingstijd van de grendel is ca. 30 sec, de slag van de ram 600 mm en de werkdruk 60 kg/cm . J B. D E F l j N R E G E L I N G V A N D E S T U W D O O R M I D D E L V A N E E N C I L I N D E R S C H U I F (fig. 8). 5. Overzicht machinewerk vizierschuif. In de middenpijler van het complex is een extra doorlaat gemaakt, waarmede de waterafvoer van de rivier bij neergelaten vizierschuiven tot 150 m'/sec. kan worden geregeld. PT 22-9--61 / 7S3b I De staalconstructie bestaat uit een vaste cilindnsche bak met aan de onderzijde een kegel met de top naar beneden gericht. De beweegbare cilindrische schu.f. gevormd door een mantel van ca. 4 m diameter met verstijvingen. rolt met een viertal geleidingsrollen langs de vaste staalconstructie. Hiertoe zijn tussen bak en zitting 4 overeenkomstige geleidingsbanen scharnierend bevest.gd. De geleidingsrollen zijn voorzien van speciale rubberbussen. Deze bezitten een zodanige elasticiteit, dat zi) horizontale verplaatsingen van de schuif kunnen volgen. Eveneens ,s een voorziening aanwezig, waardoor draaien van de cilinderschuif om een verticale as niet mogel.jk is. Teneinde een goede waterstroming te verkrijgen z.jn bovendien nog gietstalen geleidingsschotten W ™ J \ De instroomopeningen van de turb.ne en de cilinderschuif zijn voorzien van roosters om drijvend vuil tegen te houden Bovendien kunnen de openingen bij ijsgang met behulp van stalen kleppen worden afgesloten. Voor een goede afdichting in de gesloten stand tussen de beweegbare schuif en de bak is een rubberafdicht.ng geb ^ T r a c h t e n zijn in het waterloopkundig laboratorium te Delft proefondervindelijk bepaald. II H e t bewegingswerk is aangebracht op een fundatie waaraan bovendien de staalconstructie van de bak hangt Een 6-pk S K A motor geeft aan de schuif een hefsnelhe.d van 1,25 cm per s e c De heftijd voor de totale hoogte van de schuif bedraagt ruim 2 minuten. V o o r noodgeval is tevens een ingebouwde handbeweg.ng aangebracht. die een heftijd van ca. 46 minuten vereist^ De elektromotor drijft via een tandwielkast m e t . £ 1300 een gallse ketting zonder einde aan. De breekbelasting hiervan bedraagt ongeveer 150 ton. Aan deze ketting is scharnierend een balans aangebracht; een verticale geleiding van deze balans is aan de staalconstructie bevestigd. Voorts zorgt een verende spanrol ervoor. dat rek en slijtage van de ketting geen ongunstige invioed kunnen uitoefenen op de beweging. 6. Afdichting van de schuif. De cilinderschuif zelf is door middel van hangstangen scharnierend aan de balans bevestigd. Voor het begrenzen van de eindstanden van de schu.f bij openen en sluiten dienen 2 spileindschakelaars. Tussen elektromotor en tandwielkast is een elastische koppeling met een elektro-magnet.sch bediende rem gemonteerd. C . D E V I S S L U I Z E N (fig. 9). In de landhoofden zijn 2 slu.sjes gemaakt; een ten behoeve van de witvis en de ander voor de optrek van de glasaal. De eerste is uitgevoerd als schutsluis. de tweede als klimgoot (monteegoot) met een handbewogen schuif. In de schutsluis zijn 2 schuiven aangebracht: bovenstrooms een overlaatschuif en benedenstrooms een hefschuif. De laatste w o r d t door middel van een heugel aangedreven: voor het hijsen is een motor van 6 pk en voor het dalen een van 5 pk aanwezig. De hijssnelheid (6 cm per sec) w o r d t bereikt met de 6 pk motor. O m het terugzwemmen van de vissen te voorkomen moet de schuif in zeer korte tijd (12 sec) worden gesloten. Hiertoe is de 5 pk motor aan een secundaire as van de tandwielkast gekoppeld. De eindstanden worden door een spileindschakelaar begrensd. De overlaatschuif is volgens hetzelfde principe gemaakt als de hefschuif. De beweging van de schuif wordt hier echter overgebracht door 2 heugelstangen, om een ..vrije doorvaart" voor de vissen te verkrijgen. De aandrijving geschiedt via een tandwielkast door een elektromotor van 0,25 pk. De bewegingswerken van beide schuiven zijn opgesteld op de landhoofden boven de hoogst te verwachten waterstand. In de sluis zijn voor het opwekken van een lokstroom 2 elektrisch bewogen afsluiters aanwezig, met doorlaten van 500 en 900 mm. PT 22-9- 61 / 754b 7. S p o e l r i o l e n . DOORSNEDE D. OE S C H U T S L U I S V O O R DE S C H E E P V A A R T (breedte 18,1 m). I. C-C van de draaipunten van de deur en van de geleiding van de schuiven zijn smeerleidingen gemonteerd (zie ook onder III). De puntdeuren. II. De deurbewegingsinrichting (fig. 11). Oe staalconstructie is geheel gelast (fig. 10). Oe deur is aan de buitenzijde van de bepiating voorzien van 3 schuiven. Rondom de schuifgaten zijn roestvrij stalen glijstrippen aangebracht. de schuif daarentegen is voorzien van in coquille gegoten bronzen glijstrippen. Voor smering Deze bestaat in hoofdzaak uit een duwpors, panamawiel, een rechte tussenoverbrenging en een tandwielkast (i = 35,5). De elektromotor 9 pk n = 750 omw/min. drijft via een vloeistofkoppeling de deur aan. De openingstijd PT 22-9-'61 / 755b — 10. Overzicht staalconstructie puntdeuren. lierwerU .ierwerk 11. Overzicht bewegingswerk van de deuren. PT 22-9- 61 / 7566 bedraagt 100 sec. De panamawielaandrijving heeft het voordeel, dat in de beide eindstanden van de deur een geringe bewegingssnelheid wordt verkregen. De duwpers is voorzien van een veerconstructie. Voor het beeindigen van de deurbeweging in haar eindstanden is een spileindschakelaar gemonteerd. De handbeweging is in de tandwielkast ondergebracht. III. O e d e u r s c h u i f b e w e g i n g (fig. 12). De drie deurschuiven worden gezamenlijk door een elektromotor bewogen. Iedere ophangconstructie van de schuif is verbonden met een tandheugei aangedreven door een heugelrondselas; deze drie assen zijn onderling gekoppeld. Via een rechte overbrenging, tandwielkast en een elastische koppeling met elektromagnetisctve rem, drijft een 2 pk elektromotor de schuiven aan. Daar bij hoge rivierstanden het complex onder water kan komen te staan, is de tandwielkast met motor in een afzonderlijke waterdichte ruimte opgesteld. De uitgaande as van de tandwielkast is door middel van een pakkingbus waterdicht doorgevoerd. In een aparte waterdichte ruimte bevindt zich de elektrisch aangedreven vetpomp, waarop de onder I genoemde smeerleidingen zijn aangesloten. De snelheid van de schuiven bedraagt 6 mm per s e c ; de bewegingstijd ongeveer 4 minuten. Voor noodhandbeweging is de motor van een 2e aseind voorzien, waarop een handslinger kan worden bevestigd. De gebruikelijke spileindschakelaar is ook hier weer aangebracht. Mocht deze eens bij het sluiten van de schuif weigeren, dan valt de ophangconstructie op een rubberbuffer die aan de stalen deur is bevestigd. E. D E E L E K T R I S C H E I. UITRUSTING. Oe voeding van het complex. Door de P . U . E . M . is een transformator van 200 k V A geinstalleerd voor de aansluiting van de elektrische installatie aan het provinciale net. Wanneer van dit net de spanning wegvalt loopt een in het bedieningsgebouw opgesteld dieselaggregaat van 70 k V A (56 kW) aan. Zodra de generator hiervan op spanning is gekomen, wordt het vermogen van het aggregaat in eerste instantie toegevoerd aan rails, waarop zijn aangesloten de verlichting van het complex en de hulpwerktuigen van een in de middenpijler opgesteld waterturbineaggregaat.'). Met de hand kunnen daarna groepen van de sluis- en stuwinstallatie worden overgeschakeld. . Dit moet met enig beleid geschieden, met het oog op het beperkte vermogen van de diesel. Terloops zij opgemerkt. dat wanneer het dieselaggregaat het complex voedt, bij het neerlaten van een vizierschuif een ribbenbuiskachel van 2 k W op elke fase wordt geschakeld om het vrijkomende vermogen ce vernietigen Wanneer de spanning van het net terugkeert, wordt automatisch de belasting weer op de transformator geschakeld. II. De installatie van de stuw (fig. 13 en 14). Per vizierschuif zijn 4 motoren van 3 pk aanwezig, 2 stuks voor ieder lierwerk. Tengevolge van kleine ongelijkheden in de koppeltoerenkromme, verschillen in rendementen ')De oehandeling van die aggregaat valt buiten het oestek van dit artikel. PT 22-9--61 / 757b HI. van de lierwerken en verschillen in belasting, zullen beide lierwerken van een schuif niet met gelijke snelheid lopen. H i e r d o o r zal een scheeflopen van de schuif onvermijdelijk zijn. De afwijking van de horizontale stand wordt binnen toelaatbare grenzen gehouden door gelijkloopschakelaars. Deze bestaan uit twee eenheden, elk aangedreven door een van de lierwerken en onderling elektrisch gekoppeld. Het hoofdonderdeel van eike schakelaar voert een stapsgewijs draaiende beweging uit. Wanneer sen van de lierwerken te veel voorloopt, wordt dit gestopt. Een vasthoudrelais zorgt ervoor. dat dit lierwerk pas wordt ingeschakeld als de schuif weer nagenoeg horizontaal is gekomen. V o o r de bediening van de vizierschuiven heeft men de keuze uit een beweging in trappen of doorlopend. Oe schutsluis. De opzet van de installatie verschilt niet met de gebruikelijke uitvoering van de schutsluizen van de Rijkswaterstaat. Normaal hierbij is. dat slechts van een sluishoofd gelijktijdig de hoofdmagneetschakelaar kan worden ingezet, terwijl het openen van schuiven en deuren alleen kan geschieden als van een ander sluishoofd de deuren en schuiven gesloten zijn. IV. Oe beseining. De scheepvaartseininstallatie wordt met relais gestuurd. in een zodanige schakeling, dat in onbekrachtigde toestand het volledig rode seinbeeld wordt getoond. De relais worden bediend door middel van drukknoppen op de betreffende lessenaars. De stuurstroom voor de stuwbeseining wordt pas ingeschakeld. als de bijbehorende vizierschuif nagenoeg de hoogste stand heeft bereikt. Verder is de blokkering aanwezig, dat slechts aan een zijde groen kan worden getoond. Zoals reeds is vermeld, is voor de fijnregeling van de doorgelaten waterhoeveelheid op de middenpijler een cilinderschuif aanwezig. O o k hier kan worden gekozen uit beweging in trappen en doorlopend. Deze laatste is bedoeld als terugloop, wanneer men met de trappen is uitgeregeld. Daarom is de doorlopende beweging slechts mogelijk vanuit de eindstanden, terwijl dan gelijktijdig de vizierschuiven na elkaar elk 1 trap in tegengestelde richting bewegen. O p deze wijze wordt de totaal doorstromende waterhoeveelheid ongeveer constant gehouden, zodat geen voor de scheepvaart hinderlijke translatiegolven kunnen ontstaan. De grendel- en de stuwbeweging zijn onderling geblokkeerd door contacten van spileindschakelaars; deze verzorgen ook het schakelen van de motoren voor de spoelrioolschuiven. De vissluizen werken geheel automatisch. Oe schakeling wordt geeommandeerd door een zevental tijdrelais, welke in estafette een steeds weerkerend programma (duur 1 a 2 uur) afwerken. Bij de schutsluis zijn de beseining en de stand van de deuren van elkaar afhankelijk. De scheepvaartseinen kunnen eerst op groen worden geschakeld als de deuren van het betreffende hoofd geheel zijn geopend. terwijl pas wanneer van een sluishoofd alle seinen op rood staan. stuurstroom beschikbaar is voor de deur- en schuifbediening. De sluis is voorzien van uit- en invaarseinen, welke zo zijn geblokkeerd dat slechts in een vaarrichting groen kan worden getoond. Wanneer de seinverlichting van het tussenhoofd in bedrijf is gesteld, wordt het daar getoonde beeld automatisch herhaaid op dat buitenhoofd. waarvan de deuren openstaan. 13 13. Vereenvoudigd hoofdstroomschema stuw en da cilinderschuif. 14. Vereenvoudigd stuurstroomschema vizier- en cilinderschuif. van een van een Vizierschuif: main, sch.: NO — Noord op NN «• Noord neer ZO = Zuid op ZN = Zuid neer Hulprelais: HO » hulprelais op HN •* hulprelais neer VR — vuthoudrelais 7.. T , T, — tijdrelais Cilinderschuif: magn. sch.: CO — eil. schuif openen CS — cil. schuif sluiten 3 Zuid Noord cii. schuif ES — eindsch. cone (getekend in d* stand ..schuif gesloten"!. HM =* hoofdmignaetschakelaar. stow \ ^ neorfl t« orjtogiewtfr o te hoog hoof , aehoof b*w. eil. scriuif doorlopend iriopeno f-L 71 J "o l V N N y RVMOy VMO \HOVMN \ N O \ N N -*—* VHN I 1 ^v 4 .A y o JV Z N ^ i 1 R —r ' >JHO V H N 4 . L NO v H L Z N j - it: 0 ^ 4 T 7 1 N N H M r ~r n.icrituw : i 6 rl . H O \ C S \ N 0 \ 2 0 r\ N VCOVNMV; ! 11 I T III k 3" ,,T" ,1 o«v, ee . c n u aooHopc^a HI trapper ^ s C Q -y c QS i T eilifsd^rseriu.f ft. PT 22-9-61 / 758b Het hydro-elektrisch aggregaat Algemeen Toen in 1950 de directie Sluizen en Stuwen met het ontwerp van de stuwcomplexen voor de Rijn-kanalisatie begon, is door de toenmalige hoofdingenieur-directeur' in de directie Bovenrivieren verzocht, te onderzoeken in hoeverre het aanbrengen van waterkrachtinstallaties in genoemde stuwcomplexen rendabel was. Dit onderzoek onder leiding van Prof. Begeman heeft aangetoond. dat bij een kolenprijs van f 60.— per ton voor Hagestein, bij welk stuwcompiex kan worden geprofiteerd van eb en vloed benedenstrooms van de stuw, de toepassing van een waterkrachtturbine met een maximaal slokvermogen van 66 m /sec rendabel was, mits de vergoeding voor de geproduceerde energie ongeveer de kosten van de kolen Der k W h van de thermische centrale zou bedragen. De P.E.G.U.S. en P . U . E . M . waren bereid hun medewerking te verlenen, zodat werd besloten tot de bouw van een waterkrachtturbine in de stuw te Hagestein. V o o r de stuwen te Amerongen en Driel kon geen rendabele oplossing worden verkregen, daar het aantal te produceren k W h daar per jaar te gering zou zijn. Aan de K o n . Mach.fabriek Gebr. Stork en C o . te Hengelo werd bij overeenkomst als hoofdaanncmer opgedragen het leveren en opstellen van een Kaplan-turbine-aggregaat met toebehoren in de pijler van de stuw te Hagestein. Bij de uitwerking van dit bijzondere project werd de Rijkswaterstaat bijgestaan door de op dit gebied deskundige adviseur Ir. A . Booden. 3 H e t hydro-elektrisch aggregaat V o o r de waterkrachtturbine, ondergebracht in.de pijler van de stuw te Hagestein (zie fig. 1) is aan een turbine van het type ..Kaplan" de voorkeur gegeven, omdat eb en vloed aldaar een steeds wisselend verval veroorzaken. Bij dit turbine-type zijn, behalve de leidschoepen, ook de loopschoepen tijdens het bedrijf verstelbaar. Van de turbine is in fig. 2 een verticale doorsnede gegeven. Afhankelijk van het steeds wisselend verval wordt de stand van de leid- en loopschoepen ten opzichte van elkaar geregeld door de turbineregulateur (zie foto 1). Opdat de pijler niet ten behoeve van het turbine-afvoerkanaal dieper zou moeten worden gefundeerd dan overigens noodzakelijk, is de turbine opgesteld in een hevel. V o o r het inleiden en onderhouden van de hevelwerking is derhalve een vacuiimpomp aangebracht. De turbine met een maximumvermogen van 2590 pk, heeft een toerental van 62,5 t/min bij een max. slokvermogen van ca. 66 n f / s e c bij 3,80 m verval. V i a een tand-. wieltransmissie, gekoppeld met een generator, wordt het generator-toerental tot 750 t/min opgevoerd. De generator met een maximumvermogen van ca. 2500 k V A wordt direct met het 10 kV-P.U.E.M.-net gekoppeld, en w o r d t in verband met eventuele variaties in de netspanning op constante cos.phi geregeld. Een automatische spanningsregelaar zorgt tijdens het in bedrijf stellen voor het bijregeien van de spanning en werkt na het parallelschakelen samen met de automatische cos.phi. regelaar. • Techn. hoofdimbt. Ie klis Rijkjwetentut." Dir. Slui««n eti, Stuwen. Foto 1 Turbineregulateur met links de vlottercontactin richting Van de hevel; achter de regulateur is nog juist de top van de olieaccumulator zichtbaar. Na het automatisch- parallelschakelen van de generator op het P.U.E.M.-net, komt de besturing van het gehele aggregaat onder commando van de Rittmeyer-apparatuur (zie foto 2 en 3). In de peilschaalgebouwtjes, beneden- eh bovenstrooms van de stuw. zijn daartoe vlotters met een geverinstallatie opgesteld, waardoor uit het boven- en benedenstroomse peil het verval wordt afgeleid. Bovendien is in de Q-meetkamer in de pijler een Rittmeyer-hoeveelheidsmeetapparaat opgesteld, die de door de turbine stromende waterhoeveelheid meet. Een ontvangerinstallatie zorgt er, in samenwerking met de turbineregulateur voor, dat automatisch de ingestelde hoeveelheid water, die door de turbine stroomt. bij elk verval constant blijft. De energieprodukti<6J(an deze waterkrachteentrale bedraagt ongeveer 6 nv^dem-kWh per jaar. Het in bedrijf stellen van de turbine kan slechts geschieden als. aan diverse noodzakelijke voorwaarden is voldaan; o.a. het regetoliecircuit van de turbine moet onder drukstaan, er moet vacuum in .de. hevel aanwezig zijn en de temperatuur van de regel- en smeerolie moet voldoende hoog zijn. Eerst nadat door middel van een servomotor de loopschoepen in de aanzetstand zijn geplaatst, kan een tweede servomotor, verbonden met de regelring van het leidapparaat, de 24 leidschoepen openen, waarna uit het slakkenhuis het water door de turbine gaat stromen en het turbine-aggregaat op toeren komt. (De foto's 4A e n B geven enige montage-opnamen. van de beweegbare leidschoepen, loopschoepen en afsiuitdeksel met turbine-as; op 48 is tevens de opstelling van vacuiimpomp en een der beluchtingskleppeir t e zien). O p de' geherator-asris een pendetgenerator met permanente magneten gemonteerd. die'elektrisch gekoppeld is met de aandrijfmotor van de . turbineregulateur. PT 22-9-'61 / 759b DOORSNEDE on 1.50' DOORSNEDE oo 4.00* F f j . 1 Ooojrsnetten van bovenstrooms gedeelte van de p i j l e r met turbine en cilinderschuif. DOORSNEDE op 1.50" Pig. 2 Verticale doorsnede over Kaplan turbineaggregaat. PT 22-9- 61 / 762L Foto 2 Interieur schakelwacht-curbine-lessenaar in v o o r g r o n d , d a a r a c h t e r r e g e l p a n e e l , lessenaar s t u w c o m p i e x in a c h t e r g r o n d . F o t o 3 R e g e l p a n e e l , rechts R i t t m e y e r a p p a r a a t , l i n k s boven a u t o m . spanningsregulateur, daarnaast a u t o m . p a r a l l e l s c h a k e l a p p a r a a t , d a a r o n d e r v . l . n . r . cos p h i r e g . f r e q u e n t i e r e l a i s en spanningsdifferentierelais. Foto 4 A Montage van turbine-as met loopschoepen e n a f s l u i t d e k s e l ( t o t a a i g e w i c h t c a . 40 t o n ) . F o t o 4 B Plaatsen van turbine-as m e t a f s i u i t d e k s e l , op de a c h t e r g r o n d o p s t e l l i n g v a c u i i m p o m p ; rechts een der beide beluchtingskleppen binnenregelring. Foto 5 M b n t a g e f o t o t u r b i n e r u i m t e , op de v o o r g r o n d een d e r b e l u c h t i n g s k l e p p e n b i n n e n r e g e l r i n g , o l i e - s e r v o m o t o r g e k o p p e l d a a n r e g e i r i n g , aan d e w a n d e n i g e d e r m a n o s t a t e n en t h e r m o s t a t e n , o p de a c h t e r g r o n d m a g n e t i s c h f i l t e r in s m e e r o l i e s y s t e e m . F o t o 6 P o m p e n k a m e r , op d e v o o r g r o n d t w e e f e i d i n g koelwaterpompen, daarachter smeeroliep o m p , tegen wand s m e e r o l i e v e r w a r m e r . De regulateur bevat o.m. 2 belangrijke organen, waarvan het ene reageert op de omwentelingssneiheid en het andere op d e versnelling. Verder is aanwezig een olieaccumulatonjii* foto 1). waarin zich regeioiie onder luchtdruk' b e v i n d t Deze lucht wordt samengeperst door een elektrische compressor. Oe olie in deze accumulator, met de eerder :genoemde servomotoren kunnen onder elke omstandigheid, zowel de leid- als de loopschoepen doen sluitem. O e stuittijd van de leidschoepen bedraagt plm. 6 sec. T e r voorkoming van waterslag, bedient de regeiring 2 beluchtingskleppen (zie montagefoto 5), waardoor lucht in het slakkenhuis wordt toegelaten. In geval de leidschoepen bij een stopcommando niet zouden worden gesloten, kunnen nog- 2 .beluchtingskleppen;, elk ondergebracht in een nis in de pijler boven het slakkenhuis, w o r d e n geopend waardoor de hevel wordtf verbroken; ' In het gesloten koelcircuit van de generator, de tandwiettransmissiekast. en de regulateur wordt. leidingwater rondgeppmpt. D i t leidingwater w o r d t - d o o r rivierwater in een- warmtewisselaar teruggekoeJd.' tn verband • met • eventuele vervuiling is in de rivierkoelwaterleiding een ortttehakeifilter opgenomen, dat -tijdens het bedrijf kan worden-gereinigd. Z o w e l in het rivier- als in-het leidingtoelwatercircuit zijn 2 elektrisch aangedreven pompen opgenomen die in de pompenkamer zijn opgesteld (zie foto 6). Deze pompen zijn elkaars reserve. Wanneer een van de 2 pompen gedurende het bedrijf zou. uitvallen door een elektrische of mechanische storing, dan treedt automatisch de andere pomp in werking. In de smeerolieleiding is een- magnetisch filter opgenomen. Een elektrisch aangedreven vetpomp, opgesteld in een nis van de turbineruimte, dient voor de automatische smering van het glij-lager van de turbine-asw V o o r het in bedrijf stellen van de turbine moet de temperatuur van de regel- en smeerolie voldoende hoog z i j n . Wanneer deze temperaturen te laag zijn, wordt deze olie door elektrische verwarmingselementen voorverwarmd.Oe temperaturen van alle lagers van het aggregaat en van de ge'neratorkoellucht zijn op afstandswijzerthermometers,, gemonteerd op een paneel in de regulateurkamerV-iaf-te lezen (zie foto 7). Deze thermometers zijn voorzierf van contactinrichtingen, welke bij een niettoclaatbare lager- of koeiluchttemperatuur, het aggregaat automatisch doen stoppen, t e r w i j l een valklepsigriaal" aangeeft-waardoor de storing wordt veroorzaakt. Deze vaiklepreJais: zijn ondergebracht in een in de regulateurkamSrsoorfesteide elektrischeapparatenkast (ziefoto 9). Behai'n '."f^mejii isueie melding treedt eveneens een akoestisch al^msignaafin werking, dat vrijwel over het gehele stuw-complex hoorbaar is. fcUf-bet optreden van een dezer z.g. ,, mechanise he. . stDringert" wordt de belasting van het tggregaaS-vermmderd en daarn* de generator van het net ges^akek^HS^rdooT'wordt bet o p l o p e n van het toerental tot een minimum beperkt. . J i j het optreden van „ e l e k t r i s c h e " storingen wordt de generator, ongeacht de grootte van de belasting, onmiddellijk automatisch afgeschakeld, waarbij zelfs in de meeste gjwailende r o t o r van de generator wordt ontmagnetiseerd. # « o r de generatorbeveiliging zijn de nodige relais aangebracht. Aangezien het'turbine-aggregaat wordt bediend aoor sluispersoneel. dat als eiektrotechnisch-ongeschoold moet wortfen beschouwd, is n.l. besloten bij P . U . E . M . storing het turbine-aggregaat automatisch te doen stoppen. Het iS'flctodzakelijk v o o r deze en vele andere doeleinden gebruik te maken van een geheel van het araaistroomnet onafhaokfelijke stroombron. Hiervoor is een accubattenj metiseft spanning van 110 V opgestetd<*rt *eji at'gesc'Sctev. ruirrite op de kabelzolder van net eentraai-bedieningsgebouw. Deze batterij wordt geheel automatisch geladen gehouden. PT 22-9--61 / 7631*,. De elektrische energie voor de eigen bed'rijftaggregaten van net. turbine-aggregaat en voor de s t u v w o r ^ ^ , sluis--7^ deuren e.d. w o r d t , zoiang de turbine niet in bWrijf is..via-;' *ew:1$ kV-kabel d o o r de P . U . E . M . geleverd. DejajlQ-.kY'-'v' ^ a ^ i ' ^ t ^ n s p b r t e f r t eveneens' de energie in h e t P . O , ' B W > ^hez^ftaWi hat aggregaat in bedrijf is en. meer product* ri ^an'.vpor het eigen bedrijf nodig is,. , ••tu-;; •Voatdi) stroom Voorziening v a n het stuw- en siuisbedrijf, if die t e a l i e n t i j d a intact moet blijven, w o r d t v o o r het geval dat de stroomlevering van-de P . U . E . M . is uug4»nj}ien, een dieselnc>odurocitrt«ggTegaat,in ca. 7 sec. voiat^|a^stJ] gestart..;- • • t - ^ S .' . Het dieselaggregaat met daze startin richting is opgesteld '• • -ffi de machlnekamer van het centraaiVbedienlngsgebouw-'-' (zie f o t o 8). D e draaistroomgenerator hiervan. lavert bffeeh spanning-, van-220/380 V een vermogen van 70 k V A of ir S o k W bij cos,phi 0,8. r v gebouw. Deze. afstandsbediening is zoveel mogelijk geautomatiseerd.. zodat na het gegeven inschakelcommando van de- eigenbedrijfsaggregaten (die dan geheel automatisch naar een .vastgesteld patroon in actie komen), het turbine-aggregaat vanzelf op toeren komt en automatisch de generator aan het P.U.£.M.-net w o r d t gekoppeld. Genoemde Rittmeyer-apparaten regelen daarna- de be-'. Tasting van de generator automatisch. D e juiste .bediening van de schakelknoppen wordt. op de lessenaar d o o r een licht tableau aangegeven. Het stoppen, zowel bewust aft- bij storingen, is op analoge wijze geautomatiseerd. Evenwel kan het in bedrijf steiler* ook, ,,uit-da-hand" geschieden door aen volledig de*. . kundige. *.' A c h t t r de schaketlessenaar is een regelpaneel opgesteia, Azie foto 3) waarin overzichteKjk.de volgende aptwratefU; z i j n opgenomep: ' _ , ' • • - - \ yj,.: >.;.i-£Z~ £ i : v De schakeling van dit aggregaat is zo uitgevoerd, dat geheel automatisch de saTnverlichting voor de scheepvaart eh.de overige verlichting direct worden overgenomen. D i t is eveneens het geval,ten behoeve van de, in de 7 sec. durende; onderbrekingsperiode uitgevallen eigenbedrijfsaggregaten. zoals de genoemde koelwater- en oliepompen, luchtcompressor en vetpomp; alle samengevoegd t o t de z.g.. „ V t a a l - g r o e p " . Van energie verstoken blijft dan de groep „ N i e t Vitaal", waartoe de verwarmingselementen en de vacuiimpomp behoren, daar deze bij het uitlopen van het aggregaat niet behoeven te werken. De krachtgroepen van het stuw en siuisbedrijf, zoals de stuwschuiven en de sluisdeuren e.d. kunnen eerst d i n energie aan. het noodstroomaggregaat onttrekken als het hydroelektritch-aggregaat geheel tot stilstand is gekomen. O m « e uitlooptijd van hat turbine-aggregaat te reduceren. l a d e generator voorzien van een hydraulische reminrichting. De-rem beglne ta werken wanneer het toerental: tot ca. 3 0 % van hat nominale is gedaald. Het frequentiegevoelige; reroreieis Is in verband hiermede aangesloten op de pendelgenerator. D e bediening van het hydro-elektriscti-aggregaat vindt plaats vanuit de schakelwacht in het centraal-bedienings- a. D e Rittmeyer-apparatour.-die bovengea'oemdfrfunctler verricht en tevens de boven- e n . benedensrrootnse waterstanden en' het. verval. registreert-en op cijferrollen aangeeft. Bovendien kan hier de ingestelde ende door de turbine werkelijke afgevoerde waterhoeveelheid worden afgelezen. _. ' b. De automatische spanningsregelaar, die tijdens het bedrijf samen w e r k t met: ' c. De automatische cos.phi-regelaar. om de cos.phi. op de door de P.U.E.M!. gewenste waarde van'-0.7 te houden. ; . ;-.;,...•,!'• d. Het automatische Oerlikon-parallel-sthakefapparaat. Oe reeds genoemde elektrtsche peveiiigingsreiais zijn uitg « r u s t mat een eigen vaiktepsrigoaat en ondergebracht in een relaispaneei in.een afzonderiijke ruimte naast de « x u kamer .op de kabeizblder Tn het centraal bedieningsgebouw. O p de schaketlessenaar is bovendien een z.g. ..Wind schema" aangebracht van. hat tO-JtV-schaket* en v e r d e e l punt. In die laatste punt koausde koppeling van de generator en bet P.U.E.M.-(iet t o t stand. Een eigenbedrijfstransformator is daarop eveneens aangegeven. PT 22-9-61 / 764b 3 hoogspanningsschakelaars aangeven. opgenomen. Behalve de gebruikeiijke meetinstrumenten voor de spanning, stroom, vermogen e n i . bevat deze lessenaar voor ds turbine nog 3 instrumenten die de stand van de opcningsbegrenzer. leidschoepen en de stuurrol van het verva! aangeven:". Verder zijn.op de letsenaar;aangebracht een toerenteller en het synchronisana-ihstrument dat bij de manoeuvres ten behoeve vafl.„de -parallelschakeling het verschil in spanning,.tre^entieren.;^ase^lhgglng'' tussen: het P . U . E . M . net en d e g e n ^ i i c ^ ^ a a t r W i ^ t wordt op de lessenaar ddorfnpJjiael yao.lichttableaus gemeid-,,mechanische stcrii)gi*;rcsb)ectieveHjU',.elektrische storing", zodat hieruit direct .is^af.-te leiden naar welke groep valkleprelais men -zieh-moac Ijegeven om te zien waardoor de storing . is veroof*iakt- . Her paneel; rechts van het Rittmeyer-paneei is van de Directie;. Waterhuishouding en Waterbeweging en be' stenjd voor het onderbrengen van de apparatuur ten behoeve van-'de verzameling van de waterstanden gemeten i n : . ICriftrperf a.d. Lek; Hagestein, boven- en.benedenstrooms - van-de stuw; Tiel, Waalzijde en kanaalzijde: Amerongen, Foto 9 Elektrische apparatenkast in regulateur•• benedenstrooms van de stuw; Duiven, IJsselkop; Lobith. kamer. Deze waterstanden worden achter de ruit van-dit paneel Unlcerpaneei „ V i t a a l " voor compressor, olie- V afleesbaar geregistreerd. r en koel pompen. D o o r middel van een huistelefooninstaltatle.is er ;onder MMdenpaneel met valkleprelais en tempemeer communicatie tussen schakelwacht, regulateur- en ratuur-meettoestel van generator, pompenkamer en machinekamer-dieselaggregaat mogelijk. fl echterpaneel ,,niec vitaal" voor vacuumTenslotte kan worden medegedeeid dat de totale kosten pomp en i •• M M M I I i i n g . van de waterkrachtturbine met bijbehoren indusief dee voorzieningen aan d e betonconstructie rond f 2.000.008,— hebben bedragen*. : . Car* 200 kVA t i awtfut maiur (die is geplaatst in- het cen• T 3 i b-dienmgsi-eocH-vv) zet da 1QkV-spanning ten be•vjev^ v i n net. stuw- e » siuiscomplex om in 220/380 V. JiVjc v^Tgenoernd blindMhetn* zijn, behalve de symbolen voov dc gerhtrator-P.U.E.M.-voeding en transformator, cc!t de kwitteerschakelaars die de schakelstand van de - M ? , S U S BfcV-TONTE € rTN O LO GIE C ; c'erda achrereenvolgende :<:rr organisoert de Stichting C u r - -;t-n ri-.tsra'cnkanfiis, in overleg • M i-» ri.Tianwtrl.Tag met de Betonverenijlng, in het komende seizoen -,ve - r i m een cursus over betontac-.i'C cgie. K t : +sej van de cursus is technici op \ voor een zelfstandige beoor.ig r.-| cuntr.ole vsrs de samenstel! • •* vs.: b e t s - - : ! : n j : ; i s . C e vclgende v-'ird:n o."n. behan: idirtiSc'ii iri beton, toeslag. .-: .:-:• y Itar, hulpstoffen in imenstellingen, mengen, . en verdichten van beton, eigenschappen van beton, de ^ ' l i e d e n i s van het beton en het be ten mortel bedrijf. Ds cursus is o.m. bedoeld voor hen, die te maken hebben met betonmortelbedrijven, fabrieken van beton: foto's 4a en b en 7 van Kon. Mach.fabr. Overige foto's van Abstede, Utrecht. waren, betonaannemingsbednjven en overheidsdiensten. De c'uur van de cursus is 12 avonden. De cursus kan worden afgesloten met een examen, waarvoor bij goed resultaat een getuigschri t wordt afgegeven. Er zijn vier cursussen geprojecteerd, n.l. in Amsterdam (aanvar g 30 oktober), in P.otterdam (aanvang 13 j k t o ber), in Groningen (aanvang 26 o k t o ber) en in Sittard (aanvang 26 oktober) De opgave van deeineming moet minstens twee weken v o o r de aanvang van dft betreffende cursus worden gericht' aan de Stichting Cursussen Maberialenkennis, Parkstraat 69b, Den H t ^ T e t . 070-115817. : Gear. Stark N.V. op 1 oktober 1961. De te behandelen stof orrwat zowel loof- als naafdhout rn hun p-odukten. De nieuwe 2-iarig-r cursus vangt eveneens op 1 oktober 1961 aan en behandelt hoofdzakelijk naaldhout en zijn produkten. Wat betreft de erkenning van het diploma merken wij op, dat de N . H . A . een door 29 instituten in 12 landen erkend instituut is met cursisten zowel in binnen- als buitenland. Inlichtingen en aan meld ingen: Stichting Houtvoorlichtingsinstituut, Postbus 937, Amsterdam. JUB1.LEUM FEDERATIE WELSTANDSTOEZICHT CURSUSSEN HOUT NEDERLANDSE ACADEMIC Wij ontvingen een prospectus van de Nederiandse Hout Academie te Amsterdam voor het ni-uwe cursusjaar. De Academie heeft 3- en 2-jarige schriftelijke cursussen, die onder leiding staan van D r . W . Boerhave Beekman. De nieuwe 3-jarige cursus vangt aan De Federatie Welstandstoezicht viert op 2 o k t o b e r a.s. haar 30-jarige jubileum met een feestelijke bijeenkomst in het huis der Provincie te Arnhem. O.a. zal D r . Ir. F. Bakker Schut. voorzitter van het N e d . Inst. voor Volkshuisvesting en Stedebouw, een rede houden. Nadere bijzonderheden zijn te verkrijgen bij het bureau der Federatie, Paieisstraat 5, te Den Haag.
© Copyright 2025 ExpyDoc