Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/23372 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Wamelen, Daniel Johannes van Title: Hypothalamic pathology in Huntington's disease Issue Date: 2014-02-04 Chapter 9 Nederlandse Samenvatting 140 Chapter 9 Nederlandse Samenvatting 141 In de afgelopen jaren is het toenemend duidelijk geworden dat de hypothalamus, een kleine hersenstructuur met vele onderling verbonden kernen, is aangedaan bij de ziekte van Huntington (ZvH) (Aziz et al, 2007; Morton et al, 2005; Pallier et al, 2007; 2009; van der Burg et al, 2008). Desondanks bleef de hypothalamus zelf grotendeels onbestudeerd bij patiënten met de ZvH en de onderzoeken die wel waren verricht, beperkten zich met name tot de laterale hypothalamus (Aziz et al., 2008; Petersen et al., 2005) en de tuberolaterale kern (Kremer et al, 1990 en 1991). Het doel van dit proefschrift was dientengevolge om een aantal andere hypothalamuskernen bij patiënten met de ZvH te bestuderen, te weten de suprachiasmatische (SCN), paraventriculaire (PVN), infundibulaire (INF) en tuberomamillaire (TMN) kern alsmede een aantal van de hersengebieden waar deze kernen op projecteren. Indien mogelijk werden klinische kenmerken van patiënten gekoppeld aan afwijkingen binnen de hiervoorgenoemde kernen. In het tweede deel van dit proefschrift komt aan de orde of de waargenomen afwijkingen in de hypothalamus bij patiënten met de ZvH vergelijkbaar waren met observaties bij veelgebruikte transgene diermodellen voor deze ziekte (hoofdstuk 1). De resultaten van deze onderzoeken zijn hieronder kort worden samengevat. De veranderingen die werden gevonden bij patiënten met de ZvH in de biologische klok, de SCN, werden beschreven in hoofdstuk 2. In de SCN werd een sterk gereduceerd aantal immunoreactieve neuronen voor vasoactief intestinaal polypeptide (VIP) en arginine vasopressine (AVP) gevonden. De mRNA niveaus van deze peptiden waren echter onveranderd, wijzend op een posttranslationeel of posttranscriptioneel defect in de SCN van ZvH patiënten. Ook het aantal neuronen dat de melatonine (MT) receptoren MT1 en MT2 tot expressie bracht, was onveranderd in de SCN. Dit suggereert dat zelfs in het eindstadium van de ziekte melatonineafgifte ongewijzigd blijft. Deze bevindingen ondersteunen de aanname dat de verstoringen in het 24-uurs circadiane ritme bij patiënten met de ZvH (Goodman en Barker, 2010) voortkomen uit afwijkingen in de SCN. In de INF, waar neuropeptiden tot expressie komen die een belangrijke rol spelen bij de regulatie van voedselinname en energiemetabolisme, werd een significante afname van het aantal neuropeptide Y (NPY) neuronen gevonden, alsook een afname van de hoeveelheid NPY in vezels die projecteren naar de PVN. Daarentegen waren NPY mRNA niveaus drievoudig verhoogd, wat, gecombineerd met een ongewijzigde totaal aantal INF neuronen, suggereert dat een posttranslationeel of posttranscriptioneel defect bestaat voor NPY bij patiënten met de ZvH. Het aantal neuronen dat a-melanocyte stimulerend hormoon, agouti-related peptide en cocaïne-en amphetamine-regulated transcript (CART) tot expressie bracht, was onveranderd bij patiënten met de ZvH (hoofdstuk 3). De verandering in NPY expressie zou een gedeeltelijke verklaring kunnen vormen voor een verstoring in de 142 Chapter 9 hypothalamus-hypofyse-schildklieras en afwijkingen in energiemetabolisme bij patiënten met de ZvH (Aziz et al., 2010). Het is echter niet aannemelijk dat de subtiele veranderingen in de INF een aangrijpingspunt kunnen vormen voor een behandeling van ongewild gewichtsverlies bij patiënten. Bevindingen bij patiënten met de ZvH in de PVN, het integratiecentrum van autonome en neuroendocriene processen in de hypothalamus, werden beschreven in hoofdstuk 4. In de PVN werd waargenomen dat het merendeel van de onderzochte neuropeptidepopulaties niet beïnvloed lijken te worden door het ZvH proces. De expressie van de neuropeptiden AVP, oxytocine en thyrotropin releasing hormoon was onveranderd. Hoewel het aantal corticotropin releasing hormoon (CRH) neuronen onveranderd was, was CRH mRNA expressie significant toegenomen bij patiënten met de ZvH. Het aantal CART neuronen was afgenomen zonder dat dit statische significantie bereikte. Deze bevindingen duiden op subtiele veranderingen in de PVN bij patiënten die kunnen interfereren met de normale neuroendocriene en autonome functies van de PVN en de hypothalamus. Een voorbeeld hiervan zou de verstoring van de hypothalamus-hypofyse-schildklieras kunnen zijn. Bij patiënten met de ZvH werd een aanzienlijke toename gevonden in de expressie van het enzym L-histidine decarboxylase (HDC), het snelheidsbeperkende enzym voor de productie van histamine in de hypothalame TMN. Het volume ingenomen door de HDC neuronen en het aantal neuronen in de TMN waren echter ongewijzigd. Deze bevindingen, samen met de toename van het enzym verantwoordelijk voor histamineafbraak, histamine N-methyltransferase (HMT), en de toename van de histamine H1 en H3 receptoren in de inferieure frontale gyrus suggereerden een toename van de expressie van neuronaal histamine bij patiënten met de ZvH. Daarnaast bleek bij analyse van de histaminereceptorexpressie in de nucleus caudatus (CN) dat de expressie van de H2 en H3 receptor daar onveranderd was, terwijl de expressie van HMT en de H1 receptor was verminderd. Dit was waarschijnlijk te wijten aan de sterke degeneratie van deze hersenstructuur bij patiënten met de ZvH (hoofdstuk 5). Aangezien neuronaal histamine een belangrijk anorexigeen (dat wil zeggen leidend tot gewichtsafname) neuropeptide is en een rol heeft in cognitief functioneren, zouden verstoringen van histamine een rol kunnen spelen bij een aantal belangrijke kenmerken van de ZvH, zoals cognitieve achteruitgang en gewichtsverlies (Haas et al., 2008). Bovendien biedt dit een aangrijpingspunt voor het gebruik van histaminereceptorantagonisten als mogelijke symptomatische behandeling van patiënten. In hoofdstuk 6 werd een mogelijke verklaring gegeven voor de consistente observatie dat een discrepantie aanwezig was tussen mRNA en eiwitniveaus in de beoordeelde hypothalame kernen bij patiënten met de ZvH. In de INF en PVN van patiënten werd een afname Nederlandse Samenvatting 143 gevonden van het aantal neuronen dat twee belangrijke prohormoon convertases, PC1 / 3 en PC2, tot expressie brengt. Deze prohormone convertases zijn cruciaal betrokken bij de omzetting van propeptiden, zoals proNPY en proCRH, naar hun respectievelijke actieve peptidevormen. De expressie van beide prohormone convertases in de SCN was onveranderd, evenals in de inferieure frontale gyrus. Deze veranderingen zouden niet alleen een verklaring kunnen vormen voor neuropeptide veranderingen in de hypothalamus van patiënten met de ZvH, maar zouden ook een nieuw aangrijpingspunt kunnen bieden voor het ontwikkelen van nieuwe behandelingen bij deze patiënten. Zo zou normalisatie van cortisolafgifte verstoorde hypothalame PC expressie kunnen verbeteren aangezien corticosteroïden PC expressie in verscheidene hypothalame kernen kunnen beïnvloeden (Erkut et al., 2002) en basale cortisolspiegels verhoogd zijn bij patiënten met de ZvH (Aziz et al., 2008; van Duijn et al., 2010). Een gedetailleerde vergelijking van de bevindingen met betrekking tot hypothalame veranderingen bij patiënten met de ZvH en bij transgene diermodellen van deze ziekte werd gegeven in hoofdstuk 7. De belangrijkste conclusie van deze vergelijking was dat, behalve met betrekking tot het neuropeptide orexine, geen vergelijkbare veranderingen werden waargenomen bij patiënten en transgene ZvH muizen. Zo waren CRH mRNA niveaus in de PVN bijvoorbeeld aanzienlijk toegenomen bij patiënten met de ZvH (hoofdstuk 4), maar waren deze met meer dan 60% in het R6 / 2 muis-model afgenomen (van der Burg et al., 2008). Bovendien waren het aantal overlappende analyses tussen patiënten en transgene muismodellen beperkt en bleven veel neuropeptiden en hypothalame kernen (grotendeels) onbestudeerd bij ZvH transgene muismodellen. De kleine hoeveelheid data die kon worden vergeleken tussen patiënten en muismodellen doet de vraag rijzen of de ZvH transgene knaagdierenmodellen op dit moment een goed weerspiegeling zijn van hypothalame afwijkingen bij patiënten met deze ziekte. Daardoor kan men zich tevens afvragen of de ZvH transgene diermodellen geschikt zijn om het effect van therapeutische strategieën te bestuderen die gericht zijn op het herstellen van hypothalame afwijkingen bij patiënten met de ZvH. Referenties Aziz NA, Swaab DF, Pijl H, Roos RA. Hypothalamic dysfunction and neuroendocrine and metabolic alterations in Huntington’s disease: clinical consequences and therapeutic implications. Rev Neurosci 2007;18: 223-51. Aziz A, Fronczek R, Maat-Schieman M, Unmehopa U, Roelandse F, Overeem S, van Duinen S, Lammers GJ, Swaab D, Roos R. Hypocretin and melanin-concentrating hormone in patients with Huntington disease. Brain Pathol 2008;18(4):474-83. Aziz NA, Anguelova GV, Marinus J, Lammers GJ, Roos RA. Sleep and circadian rhythm alterations correlate with depression and cognitive impairment in Huntington’s disease. Parkinsonism Relat Disord 2010:16(5):345-50. 144 Chapter 9 Aziz NA, Anguelova GV, Marinus J, van Dijk JG, Roos RA. Autonomic symptoms in patients and pre-manifest mutation carriers of Huntington’s disease. Eur J Neurol. 2010;17(8):1068-74. Erkut ZA, Gabreëls BA, Eikelenboom J et al. Glucocorticoid treatment is associated with decreased expression of processed AVP but not of proAVP, neurophysin or oxytocin in the human hypothalamus: are PC1 and PC2 involved? Neuro Endocrinol Lett 2002;23(1):33-44. Goodman AO, Barker RA. How vital is sleep in Huntington’s disease? J Neurol 2010;257(6):882-97. Haas HL, Sergeeva OA, Selbach O. Histamine in the Nervous System. Physiol Rev. 2008;88: 1183-1241. Kremer HP, Roos RA, Dingjan G, Marani E, Bots GT. Atrophy of the hypothalamic lateral tuberal nucleus in Huntington’s disease. J Neuropathol Exp Neurol. 1990;49(4):371-82. Kremer HP, Roos RA, Dingjan GM, Bots GT, Bruyn GW, Hofman MA. The hypothalamic lateral tuberal nucleus and the characteristics of neuronal loss in Huntington’s disease. Neurosci Lett 1991;132(1):101-4. Morton AJ, Wood NI, Hastings MH, Hurelbrink C, Barker RA, Maywood ES. Disintegration of the sleep-wake cycle and circadian timing in Huntington’s disease. J Neurosci 2005;25(1):157-63. Petersén A, Gil J, Maat-Schieman ML, Björkqvist M, Tanila H, Araújo IM, Smith R, Popovic N, Wierup N, Norlén P, Li JY, Roos RA, Sundler F, Mulder H, Brundin P. Orexin loss in Huntington’s disease. Hum. Mol. Genet. 2005;14(1):39-47. Pallier PN, Maywood ES, Zheng Z et al. Pharmacological imposition of sleep slows cognitive decline and reverses dysregulation of circadian gene expression in a transgenic mouse model of Huntington’s disease. J Neurosci 2007;27(29):7869-78. Pallier PN, Morton AJ. Management of sleep/wake cycles improves cognitive function in a transgenic mouse model of Huntington’s disease. Brain Res 2009;1279:90-98. van der Burg JM, Bacos K, Wood NI et al. Increased metabolism in the R6/2 mouse model of Huntington’s disease. Neurobiol Dis 2008;29(1):41-51. van Duijn E, Selis MA, Giltay EJ, Zitman FG, Roos RA, van Pelt H, van der Mast RC. Hypothalamic-pituitary-adrenal axis functioning in Huntington’s disease mutation carriers compared with mutation-negative first-degree controls. Brain Res Bull. 2010;83(5):232-7.
© Copyright 2024 ExpyDoc