Hard werken loont

Na hard werken is het goed rusten.
De zonneklep moet naar beneden. De zon hangt laag boven de Pieter Stuyvesantweg en zakt
langzaam weg achter de horizon. Het jaar zit er al bijna weer op. Sinterklaas is net richting Spanje
vertrokken als ik over de parallelweg richting Oldetrijne rijdt.
In zo’n kleine dorpsgemeenschap ken je door de jaren iedereen wel zo’n beetje bij naam. Maar in
veel gevallen blijft het bij een goede morgen of middag, hoe is het er mee, een praatje over het
weer, je hebt de tuin er maar weer netjes bijliggen en zo verder. Gesprekjes over de dagelijkse
dingetjes zal ik maar zeggen. Op verzoek van de redactie van de dorpskrant interview ik af en toe
wel eens een dorpsbewoner. Zonder medewerking van de gene(n) die ik op het oog heb lukt dat
natuurlijk niet.
Rechts van de parellelweg kom ik langs ‘Pollyhoeve’ , waar Wim en Mien de Vries al weer heel wat
jaartjes wonen. Deze mensen hebben al een heel leven achter de rug en hebben vast wel het een
en ander te vertellen. Ik pak mijn mobieltje en draai hun telefoonnummer.
‘’Hallo, met de Vries”, hoor ik aan de andere kant van de lijn. Ik leg Mien mijn verzoek voor. Jij wilt
mij interviewen voor de dorpskrant? Dat moet ik eerst met Wim overleggen. Laat hem direct maar
komen, hoor ik op de achtergrond. We hebben zat te vertellen’’. Dat hoort goed en even later
zitten we aan de keukentafel. Bij binnenkomst wordt ik direct gewezen op de drie trouwfoto’s aan
de wand. ‘’Dat is onze trots’’ zegt Mien. ,,Daar hebben we hard voor gewerkt’’. Ik ontdek zowel bij
Mien als bij Wim enige ontroering terwijl we alle drie voor de trouwfoto’s staan. Ik had nog niet
eens gezien dat Mien noch twee fotolijsten in haar hand had. ,,Kijk eens, dit is de trouwfoto met
mijn eerste man en deze samen met Wim’’.
Terwijl Mien de koffie schenkt begint Wim al te vertellen.
‘’In het Overijsselse Steenwijkerwold ben ik geboren in 1931. Ik was de vijfde van de elf kinderen.
Drie meisjes en acht jongens. We hadden aan een zandweg achteruit een klein oud boerderijtje
met een koe of vier. Verder hadden we wat bouwland en deden we wat werk voor derden. Honger
hebben we nooit gekend maar we hadden het thuis niet ruim. Hard werken en zuinig leven was de
enige manier om het hoofd boven water te houden. Een dergelijke opvoeding van huis uit
meegekregen raak je nooit meer kwijt. Al hoe jong we waren, we moesten allemaal meehelpen op
de boerderij. Na de Katholieke lagere school op Steenwijkerwold heb ik de vierjarige
landbouwschool in Steggerda afgemaakt. Mijn vader Frans de Vries en mijn moeder Aleida
Vredenburg konden op een gegeven moment een boerderij aan de gracht onder Munnekebeuren
huren van de familie Kemme. De Kemme’s waren rijke verveenders. Nadat de turf was weg
gehaald is het land weer in cultuur gebracht en werden er boerderijen in gebouwd. Op de
boerderij die wij toen huurden woont nu een familie Brandsma.
Als ik thuis kwam van de landbouwschool was het altijd mee aanpakken geblazen. Toen ik zestien
was moest ik uit huis en werk zoeken. Mijn eerste baas was Willem Smale in Blesdijke, waar ik
inwonend knecht werd. Je moest doen wat je werd opgedragen en eten wat de pot schafte. Eén
keer in de vier weken kreeg ik een zondagmiddag vrij van melken en mocht ik naar huis. Mijn
verdiende geld moest ik thuis afgeven. Ik kreeg dan zakgeld terug. Dat was wel veel minder dan ik
had verdiend.
Op mijn achttiende moest ik in militaire dienst. Ik moest opkomen in Oirschot. In de trein trof ik
Geert van der Laan. Zijn levensverhaal stond een tijdje geleden ook in de dorpskrant. Het toeval
wil dat wij ‘’ Polly’s Hoeve’’, het huis van Geert en Tapke van der Laan aan de Pieter
Stuyvesantweg gekocht hebben, toen wij plaats moesten maken op de boerderij voor Nico en
Annie.
Na de militaire dienst ben ik weer een paar jaar thuis op de boerderij werkzaam geweest. Mijn
volgende baas was boer Blankvoort uit Mastenbroek. Ik was een ‘’wroeter’’ en daarvoor moest ik
achteraf flink tol betalen. De ernstige rugklachten bleek een zware hernia te zijn. Na een operatie
mocht ik beslist geen zwaar werk doen. Ik heb toen een tijd lang bij carrosseriefabriek Heida
gewerkt, wat nu Heiwo heet. Ik was de vrije natuur gewend en kon slecht wennen binnen de
muren van die schroefjesfabriek.
Het was in de tweede helft van februari 1961 toen ik in de boerderijkrant de volgende advertentie
las:
Met spoed gevraagd·
Bedrijfsleider op boerenbedrijf.( RK)
Goed kunnende handmelken.
Sollicitatiebrieven te richten aan
Janus Kester. Schipluiden.
Janus bleek de oudste broer van Mien te zijn.
Jaren geleden toen ik bij Wim en Mien om handel kwam had ik zo links en rechts wel iets gehoord
wat Mien was overkomen. Maar het juiste wist ik er niet van. Ik vraag Mien of zij haar
levensverhaal wil vertellen.
‘’Net als Wim kom ik ook uit een groot gezin. Zes jongens en zes meisjes. Als vijfde kind ben ik
geboren in 1926. Er hadden er 14 kinderen kunnen zijn maar twee zijn heel jong overleden. Het
was net zo als bij Wim thuis; naar school en zo nodig thuis mee aanpakken. Na de lagere school
was het in die jaren de gewoonte dat de meisjes naar de huishoudschool en boerenjongens naar
de landbouwschool gingen. Ik ging dus naar de huishoudschool. Op de ‘’spinazieacademie’’ werd je
opgeleid tot toekomstige huisvrouw. Na deze schoolopleiding kreeg ik een baan bij een
tuindersfamilie waar ik moest helpen in de huishouding. Als het druk was ook wel mee in de kas.
Twaalf jaar ben ik bij die familie in dienst geweest. Intussen had ik verkering met Johannes Kester.
Johan was boeren had een kleine boerderij onder de rook van Vlaardingen. We zijn in 1956
getrouwd. We boerden met 15 melkkoeien en wat jongvee. Ard en Nico waren al geboren . Alles
leek heel voorspoedig te gaan. Tot op die bewuste dag op 6 januari 1961. Het had gestormd en er
was veel regen gevallen. Het water in de vaarten rondom de boerderij stond erg hoog. Onze
boerderij stond over het water. Het was de gewoonte dat de mest in de winter direct over het land
werd verspreid. Dat deden we met een praam. De praam is op onverklaarbare wijze omgeslagen
en mijn man is daarbij verdronken. Ik bleef achter met twee kleine kinderen en ik was zes
maanden zwanger van Joke. Naast alle verdriet moest de boerderij ook doordraaien. Van alle
kanten werd hulp geboden maar er moest een blijvende oplossing komen. Mijn vader en de oudste
broer van mijn man hebben toen de bewuste advertentie in de krant laten zetten. Joke is drie
maanden na het overlijden van mijn man op 11 april geboren’’.
Wim,
‘’Na de operatie waren de rugklachten weg en kon ik het boerenwerk wel weer aan. Ik heb toen op
de advertentie gereageerd en mij als bedrijfsleider aangeboden. Op onze boerderij was voor mij
niet genoeg werk en werken in die schroefjes fabriek in Wolvega voldeed mij niet. Bedrijfsleider
leek mij een uitdaging. Ik werd eerst op proef aangenomen. Een melkmachine was er niet. De
vijftien koeien moesten met de hand gemolken worden’’.
Mien,
“Aan Wim had ik een goede bedrijfsleider. Hij was een harde werker en voelde zich
verantwoordelijk voor het bedrijf. Toen kwam de gemeente aan de deur. Ze hadden de boerderij
met 4 ha land voor stadsuitbreiding nodig. Dat betekende dat ik moest vertrekken. Via Wim zijn
familie hoorden we dat in Sonnega de boerderij van Tjepke Bouma aan de Sonnegaweg te koop
was. Nadat de boerderij aan de gemeente was verkocht heb ik in overleg met mijn familie en Wim
na lang wikken en wegen besloten de boerderij in Sonnega te kopen. Dat was in 1963. Wim bleef
ook in Sonnega gewoon mijn bedrijfsleider’’. Op mijn vraag of er door de jaren heen ook wat was
opgebloeid tussen hen twee zegt Mien; ‘’We konden het goed met zijn tweeën vinden maar liefde
was er toen nog niet in het spel. Dat is pas later gekomen. We zijn hier met 12 ha begonnen en al
gauw konden we land bij kopen . Stalling was er genoeg en de veestappel groeide. In de tien jaar
dat wij aan de Sonnegaweg boerden hebben we er 24 ha. land bij kunnen kopen. Toen kwam Wim
met het voorstel om niet alleen samen te werken maar ook samen te leven. De vonk sloeg over en
we zijn in 1965 getrouwd. Ik was de jongste al niet meer maar toch ging onze grote wens in
vervulling om samen een kind te krijgen. Dokter Bakker wilde de bevalling zelf thuis doen tegen
mijn verzoek in. De vorige bevallingen verliepen moeizaam, vandaar. Het ging tijdens de bevalling
helemaal mis. Met spoed ben ik met dokter Bakker in de auto naar het ziekenhuis gebracht. Het
jongetje is, door dat alles te lang geduurd heeft levenloos geboren. Daar hebben we samen veel
verdriet om gehad”.
Wim,
De ruilverkaveling deed zijn intrede. Nadat eerst de Meentheweg aangelegd was konden we ons
bedrijf daarheen verplaatsen en nieuw bouwen. Op nummer 31 hebben we door hard te werken
goed geboerd. De tijd zat niet tegen en dat scheelt ook. Door steeds maar land bij te kopen en de
overbedeling door de ruilverkaveling groeide het bedrijf. Intussen kwam onze zoon Nico bij in het
bedrijf werken terwijl Ard de Hogere Landbouwschool volgde. Toen Ard het diploma op zak had en
aan gaf ook boer te willen worden hebben we er een boerderij bij gekocht in Noordwolde. Vee,
machines en kuilvoer enz. Alles in één koop. De bank, die de aankoop moest financieren wilde
eerst niet meewerken. Dat,, cijfertjes volk’’ ontbreekt het vaak aan gezond boerenverstand maar
we hadden ze wel nodig. Uiteindelijk kregen we de financiering toch rond. Alles werd in één
maatschap ondergebracht. Na 10 jaar is de maatschap weer ontbonden. Ik was toen 63 jaar en ben
gestopt met boeren. Ard en Nico hebben de beide boerderijen los van elkaar doorgezet tot op de
dag van vandaag. Werken is altijd mijn hobby geweest en vaak heb ik Ard en Nico noch bijgestaan.
Tot ik in 1999 hartklachten kreeg. Ik ben toen twee keer gedotterd. In 2000 kreeg ik een ongeluk
op de boerderij van Nico. Een stuk ijzer verbrijzelde mijn been. Bij Ard in Noordwolde ging ik met
de trap onder uit. Resultaat, arm gebroken. Toen dat weer hersteld was viel ik in 2001 door het
dak van het kippenhok en brak een duim. Dat is ook allemaal weer genezen. Het afgelopen jaar
kreeg mijn hart weer kuren. In het ziekenhuis in Groningen heb ik drie omleidingen gekregen en nu
ben ik weer helemaal de oude. Op de hernia en de hapering van de” motor” na ben ik nooit ziek
geweest en Mien ook niet’’.
,,Galstenen’’, roept Mien. Inderdaad, een paar jaar geleden hebben ze er een dikke galsteen
uitgehaald. Op mijn vraag wat het geheim is om gezond te blijven zegt Wim: ‘’Een beetje bezig
blijven en niet op de stoel blijven zitten. Met de” Olde Brune”en de” Bles” voor de wagen af en toe
een rondje rijden. Dat is mijn hobby. En natuurlijk de paarden verzorgen. Samen met de vrouw
houden we nog wat kippen. De eieren verkopen we aan de deur. Mien heeft haar vaste klanten.
We doen het niet om de verdienste maar meer om de kontakten’’.
Mien zegt, ‘’ een kip is een zin maar geen gewin’’, als ze met een stapeltje kerstkaarten uit de
kamer komt. Zelf gemaakt zegt ze. Ik moet toegeven, prachtige kunstwerkjes. ,,Nee, wij vervelen
ons nooit. Alle huishoudelijke werkzaamheden doen we nog zelf en ook het verzorgen van het vee.
En dan natuurlijk de verjaardagen van de kinderen en de negen kleinkinderen niet te vergeten. Die
verwachten opa en oma dan natuurlijk ook even op visite.
We hopen dat we nog een tijd lang gezond blijven. Zolang blijven we mooi op Polly’s Hoeve
wonen’’
B.S.