View online - Universiteit Gent

Universiteit Gent
Academiejaar: 2013-2014
ONDERZOEK NAAR DE NEGENTIENDE-EEUWSE PUBLICATIE
PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES
ET DES PRINCIPALES VILLES DE LA BELGIQUE
VAN DE ARCHITECT
AUGUSTE CASTERMANS
Volume I: Tekst
Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte,
Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen,
voor het verkrijgen van de graad van Master,
door Edith Willekens (01002436).
Promotor: prof. dr. Linda Van Santvoort
Woord vooraf
Een studie wijden aan een onderzoeksobject uit het verleden schept hiermee een bijzondere
band. Mijn tijdreis resulteerde in een quasi ‘reële’ kennismaking met de 19de-eeuwse
platenbundel Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique en
met de vervaardiger, de architect Auguste Castermans. Het genereerde een blijvende
nieuwsgierigheid en bewondering. Omgekeerd meen ik dat het voor Auguste Castermans zelf
een hele eer is dat er, ruim anderhalve eeuw na de realisatie van zijn Parallèle, zo’n
diepgaande belangstelling voor zijn werk heerst. Sterker nog, het woord ‘parallèle’ uit de titel
kreeg in deze studie zijn betekenis terug. Vanwege het schaarse bronmateriaal dat over het
werk bewaard is gebleven, bevat dit onderzoek een letterlijke vergelijking tussen de platen
van de publicatie.
Net zoals de Parallèle, die bestaat uit een inleiding en een platenbundel, presenteert deze
verhandeling zich als een combinatie van tekstgedeelte en bundel met bijlagen en
afbeeldingen. Deze laatste is eveneens een opvallend lijviger volume en met reden. Hij
stoffeert, waar nodig, de tekst en verduidelijkt visueel de argumentatie die hierin is
uitgeschreven. Zo vormt dit tweede volume een ‘doordachte’ selectie van ontwerpen uit de
publicatie die in overeenstemming met Castermans’ intentie als ‘inspiratiebron’ kunnen
dienen voor verder onderzoek naar de 19de-eeuwse architectuurpraktijk uit België en die
goesting doen krijgen om ook de Parallèle zelf eens ter hand te nemen.
Tot slot, wil ik graag de personen bedanken die de totstandkoming van dit onderzoek mee
mogelijk maakten en die me tijdens het neerschrijven ervan hebben gesteund. In het bijzonder
uit ik dank aan mijn promotor, prof. dr. Linda Van Santvoort, voor het aanreiken van het
boeiende onderwerp en voor de begeleiding en constructieve feedback gedurende het
onderzoek.
Inhoudsopgave
Woord vooraf
Inhoudsopgave
Inleiding
1
Lijst met gebruikte afkortingen
4
DEEL I: METHODIEK
5
I.1.Status quaestionis
5
I.2. Publicaties
7
I.2.1. Eigentijdse vakliteratuur
7
I.2.2. 19de-eeuwse publicaties
9
I.3. Bronnen
11
I.3.1. Archiefbronnen
11
I.3.2. Iconografische bronnen
13
I.3.3. Internet als bron
13
DEEL II: SITUERING VAN DE PARALLÈLE BINNEN CASTERMANS’ OEUVRE
15
II.1. Biografie
15
II.2. Oeuvre
18
II.2.1. Architectuurpraktijk
18
II.2.1.1. Woonarchitectuur
18
II.2.1.2. Religieuze architectuur
20
II.2.1.3. Funeraire architectuur
21
II.2.2. Architectuurpublicaties: de Parallèle
II.3. Tussentijds besluit
DEEL III: SITUERING VAN DE PARALLÈLE BINNEN HAAR
ONTSTAANSCONTEXT
III.1. De maatschappelijke en architecturale ontwikkelingen in de 19de eeuw
22
23
24
24
III.1.1. Effect van de maatschappelijke ontwikkelingen op de architectuur:
het ontstaan van het eclecticisme
24
III.1.2. Architecturale ontwikkelingen: de eclectische architectuurpraktijk
25
III.2. Situering van de Parallèle binnen de 19de-eeuwse traditie van
architectuurpublicaties
28
III.2.1. Soorten architectuurpublicaties
28
III.2.2. Vergelijking van de Parallèle met soortgelijke publicaties
30
III.2.2.1. Vergelijking met de Parallèle van Calliat
30
III.2.2.2. Vergelijking met de Choix van Goetghebuer
32
III.2.2.3. Vergelijking met andere contemporaine publicaties
34
III.3. Tussentijds besluit
35
DEEL IV: DE PARALLÈLE ZELF ONDER DE LOEP
36
IV.1. De productie van de Parallèle
36
IV.1.1. Uitgever
38
IV.1.2. Tekenaar
41
IV.1.3. Graveur
45
IV.2. Analyse van de platen
46
IV.2.1. Locatie
48
IV.2.2. Typologie
50
IV.2.3. Voorstellingswijze
51
IV.2.4. Architecten
54
IV.2.4.1. De uitgekozen architecten
55
IV.2.4.2. De uitgekozen projecten
58
IV.3. Impact van de Parallèle
IV.3.1. Contemporaine receptie
63
63
IV.3.1.1. Verspreiding
63
IV.3.1.2. Receptie
64
IV.3.1.3. Gebruik
65
IV.3.2. Hedendaagse relevantie
69
IV.4. Tussentijds besluit
69
DEEL V: BESLUIT
71
Bibliografie
75
Publicaties
75
Archiefbronnen
85
Internetbronnen
86
Bijlagen
Volume II
Afbeeldingen
Volume II
Inleiding
De 19de eeuw wordt gekenmerkt door complexe, maar uiterst fascinerende, architecturale
ontwikkelingen. Er werd in deze periode grondig over architectuur nagedacht en er werden
meer gebouwen opgetrokken dan ooit tevoren. Theorievorming en praktijk werkten elkaar
voortdurend in de hand en evolueerden snel. De architectuurproductie werd gestimuleerd door
grootschalige stadsuitbreidingen en -saneringen. De hang naar stadsverfraaiing en naar het
uitdrukken van zowel identiteit als tijdgeest zetten aan tot theoretische reflectie. De
architectuur verkeerde in een positie tussen de historische idealen en de potenties van de
moderniteit. Beide uitersten werden met elkaar verzoend door enerzijds terug te grijpen naar
historische vormentalen en door anderzijds nieuwe bouwmaterialen en -technieken gretig aan
te wenden. De veelheid aan historische stijlen leidde echter tot diverse meningen en posities
en zorgde ervoor dat tal van stijlstromen gelijktijdig het licht zagen. Er ontstonden neostijlen,
zoals het neoclassicisme, de neogotiek en de neorenaissance, waarin zuiver naar één enkele
historische stijl werd teruggegrepen. Tegelijkertijd ontstond het eclecticisme, een mengstijl
waarbij elementen uit het volledige, historische vormenvocabularium werden samengebracht
in eenzelfde gebouw of oeuvre. Vanwege deze overvloed ontwikkelde er zich een
architectuurdebat over welke stijl de waarden van de tijd het best incorporeerde.
Architectuurpublicaties leverden een belangrijke bijdrage tot deze discussie en sloegen een
brug tussen theorievorming en praktijk.1
Binnen deze context vervaardigde de Luikse architect Auguste Castermans (1828-1881)
tussen 1852 en 1869 het platenalbum Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales
villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans,
élévations, coupes & détails intérieurs et extérieurs2 (in het vervolg afgekort tot Parallèle).3
Deze architectuurpublicatie bestaat uit twee volumes van elk 120 platen, waarop eclectische
architectuur wordt afgebeeld die sinds 1830 in geheel België werd ontworpen door
verschillende architecten. Er worden in de Parallèle overwegend woonprogramma’s
gepresenteerd, maar ook enkele andere architecturale typologieën komen erin aan bod. Van al
deze gebouwen wordt een divers aanbod aan architecturale elementen getoond die op secure
wijze zijn afgebeeld. De platenbundel wordt voorafgegaan door een inleiding en een
frontispice en elk volume bevat een titelplaat en inhoudstafel. In de inleiding zet Castermans
de architecturale ontwikkelingen van de 19de eeuw uiteen en verantwoordt hij de keuze van
de geselecteerde ontwerpen. Hij wijst er tevens op het belang van zijn publicatie voor de
architectuurpraktijk. Het wezenlijke doel van de Parallèle was om als inspiratiebron te dienen
voor architecten en bouwheren door de platen met contemporaine architectuur naast elkaar te
leggen en onderling te vergelijken.
1
Françoise Dierkens-Aubry, “De eeuw van het eclecticisme ingeleid,” in De 19de eeuw in België: architectuur
en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994), 11-35; Jos Vandenbreeden, “Eclecticisme,” ibid., 87-120; Anne Van Loo,
“De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden,
red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 18-32.
2
Auguste Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites
depuis 1830 jusqu’a nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieures et extérieurs, 2
vols. (Parijs&Luik: E. Noblet, 1852-69).
3
Dirk Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” ibid., 196.
1
In de bestaande vakliteratuur wordt de Parallèle dikwijls als bron ingeroepen. De inleidende
tekst en de platen zijn beide erg gegeerd voor de studie van de 19de-eeuwse
architectuurpraktijk en worden dan ook dikwijls geciteerd en ter illustratie ingezet. Ondanks
de breed gedragen interesse voor deze Parallèle in de architectuurhistoriografie ontbrak een
uitvoerige studie van de publicatie. Deze verhandeling beoogt dan ook de Parallèle in haar
volledigheid te onderzoeken om een ruimer inzicht in het werk te bieden. Concreet is het de
bedoeling om de totstandkoming van het werk na te gaan en om de waarde van de publicatie
in de 19de eeuw te achterhalen.
Tijdens het onderzoek naar de Parallèle werd een schaarste aan archiefbronnen met
betrekking tot het onderzoeksobject vastgesteld. Er werden noch van Auguste Castermans,
noch van de uitgeverij archiefdocumenten teruggevonden. Hierdoor werd de Parallèle zelf het
vertrekpunt voor deze studie en werden voornamelijk eigentijdse vakliteratuur en
19de-eeuwse publicaties aangewend om het werk te doorgronden.
De noodzaak om voor dit onderzoek te vertrekken vanuit de publicatie zelf, heeft de
klemtonen en de structuur van deze verhandeling bepaald. Het onderzoek naar de
totstandkoming en de waarde van de Parallèle splitst zich op in drie onderzoeksdelen
(Deel II, III en IV), voorafgegaan door een toelichting van de gehanteerde methodiek (Deel I)
en eindigend in een besluit (Deel V). Per onderzoeksdeel wordt de Parallèle op een specifieke
wijze ter hand genomen, gaande van globaal naar diepgaand. In het eerste onderzoeksdeel
wordt de publicatie in haar totaliteit benaderd (Deel II) om in de twee daaropvolgende
onderzoeksdelen geleidelijk in te zoomen op de onderdelen van de Parallèle, namelijk op de
beknopte inleiding (Deel III) en op de platenbundel zelf, die de kern van het werk uitmaakt
(Deel IV). De aanpak van globaal naar detail maakt dat dit laatste onderzoeksdeel opvallend
lijviger is dan de twee voorgaande. Ook inhoudelijk is deze benaderingswijze van belang
gebleken. In elk van de drie onderzoeksdelen worden complementaire puzzelstukken geleverd
om de uiteindelijke waarde van de Parallèle te vatten en om een totaalbeeld te krijgen van de
redenden van totstandkoming van dit werk. De inhoud van de drie onderzoeksdelen wordt
hieronder kort toegelicht.
In het eerste onderzoeksdeel (Deel II) worden de totstandkoming en de waarde van de
Parallèle binnen de loopbaan en het oeuvre van de vervaardiger nagegaan. Het platenalbum is
de meest bekende realisatie van de architect Auguste Castermans. Verder is er over deze
architect weinig geweten. Dit onderzoek vormt dan ook een uitgelezen gelegenheid om het
leven en werk van de man in kaart te brengen, teneinde de Parallèle hierbinnen te situeren. In
dit onderzoeksdeel wordt er een levensschets van Auguste Castermans voorzien en wordt zijn
architecturale oeuvre gereconstrueerd. Hier wordt er voor het eerst kennis gemaakt met de
globale inhoud van de Parallèle.
In het tweede onderzoeksdeel (Deel III) worden de totstandkoming en de waarde van de
Parallèle binnen haar ontstaanscontext bestudeerd. Met de globale inhoud van de publicatie in
het achterhoofd, wordt de Parallèle ten eerste binnen de maatschappelijke en architecturale
ontwikkelingen gesitueerd, meer bepaald binnen het eclecticisme. Enkele factoren die de
eclectische architectuurpraktijk in de hand werkten, worden op de inleiding van de Parallèle
2
betrokken om het ontstaan en de inhoud van het werk beter te vatten. Ten tweede wordt het
platenalbum gepositioneerd binnen de publicatietraditie van de 19de eeuw. Er wordt nagegaan
welke soorten publicaties er in omloop waren en hoe de Parallèle zich hiertoe verhoudt.
Vervolgens wordt een globale vergelijking van de Parallèle met soortgelijke publicaties
doorgevoerd om inzicht te krijgen in de eigenheid van het werk.
In het derde en meest omvangrijke onderzoeksdeel (Deel IV) worden de totstandkoming en de
waarde van de Parallèle ‘an sich’ onderzocht. Achtereenvolgens worden de productie, de
inhoud en de impact van het werk onthuld. Aangaande de productie wordt er licht geworpen
op de wijze waarop de Parallèle werd gepubliceerd en op de personen die bij de realisatie van
het werk betrokken waren, namelijk de uitgever, de tekenaar en de graveur. Met betrekking
tot de inhoud van de Parallèle wordt een kwantitatieve en kwalitatieve analyse gemaakt van
de vier te onderscheiden deelaspecten uit de inhoudstafel, namelijk de locatie, de typologie,
de voorstellingswijze en de architect. Voor dit laatste aspect wordt nog verder ingezoomd op
de opgenomen architecten en projecten om de relevantie van de selectie van Castermans na te
gaan. Tot slot wordt de impact van de Parallèle onder de loep genomen door de verspreiding,
de receptie en het gebruik van de platenbundel in de 19de eeuw te achterhalen en door de
hedendaagse relevantie van het werk na te trekken.
Dit onderzoek naar de Parallèle van Auguste Castermans is een eerste poging om, vanuit de
drie vooropgestelde benaderingswijzen, een grondiger inzicht te krijgen in deze begeerde
bron. Tevens wil deze studie verder onderzoek naar en met behulp van de Parallèle
stimuleren.
Deze verhandeling bevat naast dit volume met tekst een tweede volume met afbeeldingen en
bijlagen. Deze laatste bevat van de Parallèle enkel de platen die de argumentatie in dit
tekstgedeelte onderbouwen. De volgorde waarin de afbeeldingen gepresenteerd worden, volgt
de chronologie van de tekst.
3
Lijst met gebruikte afkortingen
AARBAL: Archief van de Académie Royale des Beaux-Arts van Luik
AEL: Archives de l’Etat de Liège
AOE: Agentschap Onroerend Erfgoed
CADCRMSF: Centre d’Archives et de Documentation van de Commission Royale des
Monuments, Sites et Fouilles
Choix: Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des
Pays-Bas, (1817-1827).
CRM: Commission Royale des Monuments
Journal: Journal de l’architecture et des arts relatifs à la construction (1848-1851); Journal
belge de l’architecture et de la science des constructions (1853-1856).
KIK: Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium
Parallèle: Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique,
construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes & détails
intérieurs et extérieurs (1852-1869).
Revue: Revue générale de l’architecture et des travaux publics (1840-1890).
RH: Rijksarchief van Hasselt
SAVL: Service des Archives de la Ville de Liège
SCAB: Société Centrale d’Architecture de Belgique
SLA: Sint-Lukasarchief
SUA: Société l’Union des Artistes
GSZD: Gents Stadsarchief de Zwarte Doos
4
DEEL I: METHODIEK
I.1.Status quaestionis
Er bestaat geen monografische studie van de Parallèle van Auguste Castermans en zowel naar
deze publicatie als naar de vervaardiger ervan werd nog nauwelijks onderzoek verricht. De
enige publicatie waarin een beperkte studie van de Parallèle is terug te vinden, is Architectuur
en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw4 van Yves Schoonjans. In dit
werk onderzoekt Schoonjans de theoretische oorsprong van het architecturaal eclecticisme en
wijst hij op het belang van architectuurpublicaties met platen binnen deze stijlstroming. Hij
schuift daarbij de Parallèle van Castermans als een Belgisch voorbeeld naar voren.
Schoonjans benut de inleiding van de publicatie om de wetenschappelijke ambitie die aan de
vervaardiging van dergelijke platenbundels ten grondslag ligt, te duiden. Verder interpreteert
de auteur het begrip ‘parallèle’ uit de titel en licht aan de hand daarvan het gebruik van het
platenalbum toe. Ten slotte definieert Schoonjans de Parallèle als een voorbeeldboek op basis
van de kenmerken van de platen.5
Daarnaast is er in het Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden 6 een
beknopte biografie van Auguste Castermans opgenomen, geschreven door Dirk Van de
Vijver. Hierin wordt de Parallèle als belangrijkste verdienste van de architect voorop gesteld.
De inhoud van de prentenreeks wordt kort toegelicht en uit de inleiding wordt het doel dat
Castermans met het verspreiden van dit werk voor ogen had, afgeleid. Tevens wordt de
Parallèle vergeleken met de publicatie Choix des monumens, édifices et maisons les plus
remarquables du Royaume des Pays-Bas7 van Pierre-Jacques Goetghebuer (1788-1866), die
tot stand kwam tussen 1817 en 1827 en als voorloper beschouwd wordt.8 Verder worden er
nog enkele architecturale verwezenlijkingen van Castermans opgesomd.9
Tot slot wordt een woning uit het oeuvre van Castermans belicht in het artikel Tot meerdere
glorie van de bulldozer10 dat in 1999 verscheen in het architectuurtijdschrift Woonstede door
de eeuwen heen. Het betreft een huis dat gebouwd werd aan de Rue Louvrex in Luik, waarvan
vele platen zijn opgenomen aan het einde van het eerste volume van Castermans’ publicatie.
Het artikel kwam tot stand ten gevolge van de sloop van het pand. Er wordt een grondige
studie van de voorgevel doorgevoerd waarbij ook de platen uit de Parallèle worden
4
Yves Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw (Gent: A&S,
2007).
5
Ibid., 100-58.
6
Anne Van Loo, red. Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden (Antwerpen: Mercatorfonds,
2003).
7
Pierre-Jacques Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des
Pays-Bas (Gent: Imprimerie de A.B. Stéven, 1817-1827).
8
Dirk Van de Vijver schreef zelf een proefschrift over deze publicatie:
Dirk Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du
Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830)” (lic.
diss., K.U. Leuven, 1992).
9
Dirk Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden,
red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 196.
10
M.L. Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” Woonstede door de
eeuwen heen, nr. 121 (1999): 36-39.
5
betrokken. Tevens wordt er vermeld dat er opzoekingswerk werd verricht naar Auguste
Castermans, maar dat dit amper resultaat opgeleverde.
Ofschoon de Parallèle nog niet aan een fundamenteel onderzoek is onderworpen, wordt de
publicatie dikwijls als bron aangewend in de architectuurhistoriografie en worden de platen
naar believen ter illustratie ingezet. In de vakliteratuur van de 20ste eeuw wordt er voor het
eerst naar de Parallèle verwezen in de publicatie Alphonse Balat: architecte du roi 1819189511 die dateert van 1956. In dit werk wordt gerefereerd naar twee projecten in de Parallèle
van twee verschillende architecten en wordt zelfs een fragment uit de inleiding van de
publicatie geciteerd om de context waarin Balat werkzaam was te schetsen.12 Ruim twee
decennia later werd opnieuw de aandacht op de Parallèle gevestigd in de twee
tentoonstellingscatalogi Brussel, breken, bouwen: architectuur en stadsverfraaiing 1780191413 en Poelaert en zijn tijd14. In de eerste catalogus worden de platen uit de publicatie
ingezet ter illustratie van de 19de-eeuwse bouwpraktijk in België, in de tweede catalogus
wordt voor enkele Brusselse architecten aangegeven dat er ontwerpen van hen in Parallèle
zijn opgenomen.15 Daarnaast werd de Parallèle gebruikt door Alfred Willis in zijn
doctoraatproefschrift Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930)16 om
aan te tonen dat Neo-Vlaamse renaissance reeds tussen 1830 en 1870 in de Belgische
architectuur ingang vond. In de publicatie Académie de Bruxelles: deux sciècles
d’architecture17 wordt aangehaald dat de Parallèle “de nombreux examples de façades
éclectiques dont les motifs sont empruntés à la Renaissance du Nord” bevat, een tendens die
volgens Castermans sinds 1830 ingang vond in de architectuurpraktijk. Castermans geeft in
zijn inleiding echter aan dat er lang werd getreuzeld om de historische stijlen gezamenlijk in
te zetten in de zoektocht naar een eigentijdse stijl. Deze opmerking wordt in de publicatie
beschouwd als een indirecte kritiek op de onderwijsmethode van de architect François Tilman
Suys, die een afwachtende houding aannam tegenover de ambitie om een nieuwe stijl te
creëren.18 Verder wordt Castermans’ publicatie in het overzichtswerk De 19de eeuw in
België: architectuur en interieurs19 tot één van de boeken gerekend die een belangrijke rol
heeft gespeeld in het aanwakkeren van de competitiegeest in de 19de eeuw.20 In het
11
Jules Clément, Alphonse Balat: architecte du roi 1819-1895 (Brussel: Paleis der Academiën, 1956).
Er wordt verwezen naar het Maison rue des Arts te Brussel van Joseph Jonas Dumont (vol.1, pl.1-4) en naar
Hôtel Goethals te Brussel van Jean-Pierre Cluysenaar (vol.1, pl.58-60).
Uit: Ibid., 9, 11, 13.
13
“Brussel, breken, bouwen: architectuur en stadsverfraaiing 1790-1914,” (Brussel: Gemeentekrediet van
België, 1979).
14
Richard Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” (Brussel: Gemeentekrediet van België, 1980).
15
Het betreft de architecten Alphonse Balat, François Coppens, Jean-Pierre Cluysenaar, Joseph Jonas Dumont,
en Tilman François Suys. Er wordt wel niet naar al hun ontwerpen verwezen die in de Parallèle voorkomen.
Daarnaast komen ook de architecten Hendrik Beyaert en Wijnand Janssens in dit overzichtswerk aan bod. Hun in
de Parallèle opgenomen projecten worden echter niet aangehaald.
Uit: Ibid.
16
Alfred Willis, “Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930)” (doct. diss., Columbia
Univeristy, 1985).
17
Jean-Paul Midant, red. Académie de Bruxelles: deux siècles d’architecture (Brussel: Archives d'architecture
moderne, 1989).
18
Ibid., 196.
19
Jos Vandenbreeden et al., De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994).
20
Françoise Dierkens-Aubry, “De eeuw van het eclecticisme ingeleid,” in De 19de eeuw in België: architectuur
en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994), 12-14.
12
6
Repertorium wordt de idee hernomen dat de Parallèle aantoont dat er in de architectuur sinds
1830 eclectische alternatieven werden uitgedacht voor het neoclassicisme. 21 Recent werd nog
uitvoerig naar de Parallèle verwezen in het artikel Brusselse woonarchitectuur 1840-1914,
geschreven door Linda Van Santvoort en gepubliceerd in een extra nummer van het tijdschrift
Brussel Erfgoed.22 Hierin wordt benadrukt dat Castermans met zijn publicatie de eigenheid
van de architectuur van België als jonge natie proclameert. Tot slot werd de Parallèle reeds
benut om oeuvres van 19de-eeuwse architecten te reconstrueren.23
Uit deze status quaestionis blijkt dat de Parallèle als een belangrijke bron wordt beschouwd
voor het onderzoek naar de 19de-eeuwse architectuur in België. De publicatie zelf werd
echter nooit gedegen bestudeerd en de effectieve betekenis ervan werd dus nog niet
nagetrokken. Deze vaststelling indachtig beoogt deze verhandeling een doorgedreven studie
naar uiteenlopende aspecten van de Parallèle te voorzien om de intrinsieke waarde van het
werk te achterhalen.
I.2. Publicaties
Zoals reeds werd aangegeven in de status quaestionis is er geen literatuur over de Parallèle
zelf voorhanden, afgezien van de publicatie van Schoonjans die het werk kadert binnen de
theoretische denkbeelden van de eclectische architectuurpraktijk. Wel bestaan er diverse
publicaties die op een of andere manier betrekking hebben op de Parallèle en die zo een
bijdrage leverden om het werk te doorgronden. Het betreft eigentijdse vakliteratuur over de
19de-eeuwse architectuurpraktijk en 19de-eeuwse publicaties. Hieronder worden de
voornaamste publicaties besproken en wordt aangegeven welke bijdrage ze leverden.
I.2.1. Eigentijdse vakliteratuur
Het Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden24 was een erg bruikbare
bron voor dit onderzoek omwille van verschillende aspecten. Vooreerst geeft het werk een
bondige en heldere beschrijving van de architectuurhistorische context waarbinnen de
Parallèle tot stand kwam. Daarnaast bevat het Repertorium biografieën en bibliografieën van
de meeste architecten waarvan gebouwen in de Parallèle zijn opgenomen. Deze vormden een
21
Anne Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” in Repertorium van de architectuur in België van
1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 24.
22
Linda Van Santvoort, “Brusselse woonarchitectuur 1840-1914,” Erfgoed Brussel. Het erfgoed schrijft onze
geschiedenis (Brussel: Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dienst Monumenten en Landschappen, 2013): extra
nummer, 141-59.
23
Flavio Di Campli, Jean-Charles Delsaux (1821-1893), architecte provincial (Herstal: Musée communal
herstalien, 1988); Linda Wylleman, “Architect Adolphe-Edouard-Theodore Pauli 1820-1895” (lic. diss.,
Universiteit Gent, 1972-1973); J. Vanderperren en J. Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau
(Deurle: De Dijle, 1992); Veerle Meul, “Jozef Schadde (1818-1894): provinciale architect van het
arrondissement Mechelen van 1853 tot 1869. Een onderzoek naar neogotiek en eclectisme in de landelijke
kerkelijke architectuur van de provincie Antwerpen” (lic. diss., K.U. Leuven, 1992); Laurence Ancion, “Émile
Vierset-Godin: Un architecte Hutois du XIXe siècle” (lic. diss., Universiteit van Luik, 1995); Bart Van Laeken,
“De politiecommissariaten van Pieter Dens (1863-1884), Antwerps stadsarchitect” (lic. diss., Universiteit Gent,
1996); Fanny Dominique, “Julien-Etienne Rémont, ingénieur-architecte (1800-1883)” (lic. diss., Universiteit van
Luik, 2003).
24
Van Loo, Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden.
7
nuttige uitvalsbasis voor de analyse van de inhoud van de publicatie. De biografie van
Auguste Castermans zelf was minder van nut aangezien de informatie daaruit quasi integraal
werd overgenomen uit de 19de-eeuwse publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences,
industrie, travaux publics25 (zie I.2.2 Negentiende-eeuwse publicaties), waar in de bibliografie
naar doorverwezen wordt.
Twee andere belangrijke overzichtswerken over de 19de-eeuwse architectuur in België die tot
dit onderzoek bijdroegen, zijn Poelaert en zijn tijd26en De 19de Eeuw in België: architectuur
en interieurs.27 De eerste publicatie zoomt in op diverse 19de-eeuwse architecten, waarvan
sommigen ook een plaats in Castermans’ publicatie kregen. Dit werk hielp voornamelijk bij
de analyse van de in de Parallèle opgenomen ontwerpen. In de tweede publicatie wordt de
19de-eeuwse architecturale context geschetst en worden de verschillende stijlstromingen uit
deze tijdspanne, waaronder het eclecticisme, uitgebreid besproken en van voorbeelden
voorzien. Het werk deed de complexiteit van de architecturale productie in de 19de eeuw
vatten en liet toe de Parallèle hierbinnen te situeren.
De inventarisatiereeksen van het onroerend erfgoed van Vlaanderen,28 Brussel29 en Wallonië30
werden geraadpleegd om informatie te verzamelen over de gebouwen die in Castermans’
publicatie zijn opgenomen. Deze zoekpiste leverde echter weinig interessante informatie op.
Vele van de eclectische woningen uit de Parallèle zijn vandaag gesloopt of werden ten tijde
van de inventarisatiecampagne niet geregistreerd als waardevol onroerend erfgoed. Wel
werden er nog enkele overeind staande kerken van Auguste Castermans getraceerd in de
Vlaamse inventaris. De inventaris Liège: patrimoine architectural et territoires de Wallonie31
25
Eugène M. O. Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics (Liège: Impr. et
lithogr. de J. Daxhelet, 1881).
26
Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd.”
27
Vandenbreeden et al., De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs.
28
Suzanne Van Aerschot et al., Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen: inventaris van het bouwkundig
erfgoed, 55 vols. (Brussel: Vlaamse Overheid, 1971-2005).
29
Suzanne Van Aerschot et al., Bouwen door de eeuwen heen in Brussel: inventaris van het cultuurbezit in
België, 3 vols. (Luik: Mardaga, 1989-1994).
Deze reeks beperkt zich tot de binnenstad van Brussel. Daarnaast bestaat er nog een publicatie van de
inventarissen van de gemeente Sint-Joost-Ten-Node en van de gemeente Etterbeek:
Karin Depicker et al., Sint-Joost-Ten-Node (s.l.: IPS Uitgevers, 1997).
Cathy De Neef et al., Etterbeek (s.l.: IPS Uitgevers, 1997).
Uit: “Publicaties: Reeks Inventarissen van het monumentale erfgoed van België,” laatst geraadpleegd op 15 april
2014, http://www.monument.irisnet.be/nl/sensibi/pubinv.htm.
30
Ghislaine de Bievre et al., Le patrimoine monumental de la Belgique: Wallonie, 23 vols. (Luik: Mardaga,
1970-1997); Thérèse Cortembos et al., Patrimoine architectural et territoires de Wallonie, 18 vols. (Waver:
Mardaga, 2004-2011).
De laatste reeks is een geactualiseerde versie van de Waalse inventaris. Deze legt hoofdzakelijk de nadruk op het
urbane en landschappelijke karakter van de Waalse streken, maar bevat wel een ruwe inventarisatie van
waardevol onroerend erfgoed, maar zonder uitgebreide beschrijvingen.
Uit: “Les inventaires,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014,
http://dgo4.spw.wallonie.be/DGATLP/DGATLP/Pages/Patrimoine/Pages/Directions/Protection/inventaires.asp;
“Patrimoine architectural et territoires de Wallonie,” laatst geraadpleegd op 15 april 2014,
http://dgo4.spw.wallonie.be/DGATLP/dgatlp/Pages/DGATLP/PagesDG/DescrPublications/PatArchitectural/Ans
-Chastre.asp.
31
Thérèse Cortembos et al, Patrimoine architectural et territoires de Wallonie: Liège (Sprimont: Pierre
Mardaga, 2004).
8
geeft aan dat er nog woningen van Castermans overeind staan aan de Rue Dartois en aan de
Rue de la Régence, maar deelt hun concrete locatie niet mee en bevat geen beschrijving van
de gebouwen.32 Deze publicatie bood wel bruikbare informatie met betrekking tot de
stedenbouwkundige ontwikkelingen van Luik in de 19de eeuw.
Verder werd er informatie geput uit twee belangrijke studies over het eclecticisme in de 19deeeuwse architectuurpraktijk. Het eerste werk is Architectuur en vooruitgang: de cultuur van
het eclecticisme in de 19de eeuw33 van Yves Schoonjans. In dit boek kadert de auteur het
ontstaan van het eclecticisme binnen het filosofische denken in de 19de eeuw en onderzoekt
hij het theoretische aspect van de eclectische architectuurpraktijk. De tweede studie is het
gepubliceerde doctoraatproefschrift Eclecticisme: over architectuur in de 19de eeuw34 van
Geert Palmaerts. In dit onderzoek wordt naast het theoretische luik, ook het culturele en
maatschappelijke draagvlak van het eclecticisme bestudeerd.35 Het werk zoomt tevens meer in
op de toepassing van deze stijlstroming, met een focus op Parijs, maar tevens met een
hoofdstuk over Brussel. Beide studies verschaften inzicht in de context waarbinnen de
Parallèle werd verwezenlijkt en voorzagen duiding omtrent het begrip ‘eclecticisme’.
Tot slot werd voor het onderzoek naar de productie van de Parallèle dankbaar gebruik
gemaakt van twee reeds uitgevoerde studies met betrekking tot concrete, 19de-eeuwse
architectuurpublicaties die platen bevatten. Vanwege de gelijkenissen tussen de Parallèle en
deze platenbundels boden deze studies inzicht in de totstandkoming van Castermans’ werk.
Ten eerste werd gebruik gemaakt van het proefschrift van Dirk Van de Vijver over de
publicatie Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des
Pays-Bas van Pierre-Jacques Goetghebuer.36 Aangezien deze publicatie als een belangrijke
voorloper van de Parallèle wordt beschouwd, werd dit proefschrift tevens aangewend om een
doorgedreven vergelijking tussen beide werken uit te voeren, teneinde de positie van de
Parallèle binnen de Belgische architectuurproductie te bepalen.37 Ten tweede werd de
verhandeling over het tijdschrift Journal (belge) de l’architecture van Ignace Onraet
geraadpleegd.38 De Journal was het enige Belgische architectuurperiodiek die ten tijde van de
publicatie van Castermans’ platenalbum in omloop was. Deze verhandeling leverde dan ook
indirecte kennis op over de waarde van de Parallèle als medium dat architectuurcreaties uit
eigen land verspreidde.
I.2.2. 19de-eeuwse publicaties
De Parallèle zelf was de voornaamste 19de-eeuwse publicatie die voor dit onderzoek als bron
diende. De titelplaat, de frontispice, de inleiding, de inhoudstafels en de platen van deze
publicatie bevatten informatie over de totstandkoming ervan. Zo was de inleiding cruciaal
32
Ibid., 173, 293.
Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw.
34
Geert Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw (Rotterdam: Uitgeverij 010,
2005).
35
Ibid., 14.
36
Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas.
37
Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196.
38
Ignace Onraet, “Journal (belge) de l’architecture: studie over een architectuurtijdschrift uit het midden van de
19de eeuw” (lic. diss., Universiteit Gent, 2001-2002).
33
9
belang om het werk in de ontstaanscontext te kaderen en om het doel van de platenbundel te
begrijpen. De inhoudstafels van elk van de twee volumes, waarin de plaatnummers, de
geografische ligging van de gebouwen, de voorstellingswijze en de architect van de
ontwerpen worden opgesomd, waren een handig hulpmiddel voor een systematische analyse
van de platen. Daarnaast bevatten de platen zelf opschriften met betrekking tot de uitgever,
tekenaar en graveur van de platen. Het bleek overigens interessant om diverse exemplaren van
de publicatie ter hand te nemen.39 Verschillen in opschriften en in de manier van uitgave
leverden bruikbare informatie op met betrekking tot de productie van het werk.
De in 1881 gepubliceerde Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie, travaux publics40
bevat een zeldzame registratie van Castermans’ verdiensten als architect in het hoofdstuk
L’Architecture à Liège, geschreven door Emile Lebens.41 De auteur haalt hierin enkele
eminente verwezenlijkingen van Castermans aan, waaronder de Parallèle, en wijst op de
kwaliteiten van de architect. Deze informatie kwam onder meer van pas om de biografie en
het oeuvre van Castermans op te stellen. Het hoofdstuk voorzag tevens interessante gegevens
over de tijdgenoten van de architect, waarvan de meesten in de Parallèle zijn opgenomen.
Vanwege de vele ophemelende woorden van de auteur diende wel kritisch met de informatie
te worden omgegaan.
Aangezien” er geen bronmateriaal werd teruggevonden met betrekking tot de Parallèle was
een vergelijking met soortgelijke platenbundels erg nuttig om toch inzicht te krijgen in de
productie ervan. Ook een inhoudelijke confrontatie van de Parallèle met deze werken was
interessant om de positie van de Castermans’ platenbundel binnen de publicatietraditie te
bepalen. Enkele voorbeelden van dergelijke publicaties die voor dit onderzoek werden
aangewend zijn Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume
des Pays-Bas42 (Pierre-Jacques Goetghebuer, 1817-1827), Parallèle des maisons de Paris
construites depuis 1830 à nos jours43 (Victor Callait, 1850), Maisons de campagne, châteaux,
fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d'ouvriers, etc., exécutés en Belgique par JeanPierre Cluysenaar, architecte44 (Jean-Pierre Cluysenaar, 1859) en Motifs de décoration
extérieure & intérieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers:
39
De instellingen waar de bewaarde exemplaren van de Parallèle werden geraadpleegd, zijn: de
Universiteitsbibliotheek van Gent, de bibliotheek van het Agentschap Onroerend erfgoed te Brussel, het SintLukasarchief vzw te Brussel, het Stadsarchief van Brussel, het Documentatiecentrum van de Dienst
Monumenten en Landschappen te Brussel, de Universiteitsbibliotheek van Luik, het Centre d’Archives et de
Documentation van de Commission Royale des Monuments, sites et Fouilles te Luik, de Universiteitsbibliotheek
van Leuven, de Bibliotheek Ontwerpwetenschappen van de Universiteit van Antwerpen en de
Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience te Antwerpen.
40
Eugène M. O. Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics.
41
Emile Lebens was zelf architect en “professeur de composition architecturale à l’Académie des beaux-arts,
ancien ingénieur adjoint à la direction des travaux communaux”.
Uit: Eugène M. O. Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics (Luik: J.
Daxhelet, 1881), table de matière; Cercle International des Beaux-Arts, Annales de la Société l’Union des
Artistes, vol. 5 (Luik: J. Daxhelet, 1878), ix.
42
Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas.
43
Victor Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours (Parijs: Bance, 1850).
44
Jean-Pierre Cluysenaar, Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et
d’ouvriers, etc., exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar architecte (Brussel: B. Van der Kolk, 1859).
10
sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie45 (Charles Claesen, 1870). Daarnaast vormde het
Belgische architectuurtijdschrift Journal (belge) de l’architecture46 een belangrijke bron voor
de analyse van de inhoud van de Parallèle en voor het nagaan van de waarde van het werk.
Tot slot werd een beroep gedaan op tal van 19de-eeuwse bibliografieën uit binnen- en
buitenland waarin de publicatie van Castermans is opgenomen. Deze verschaften cruciale
informatie over de productie, de verspreiding en uitzonderlijk ook over de receptie van het
werk. Een vergelijking van de annonces van de Parallèle met deze van gelijkaardige
publicaties leverde bijkomende interessante informatie. Enkele voorbeelden van de
geraadpleegde bibliografieën waarin de Parallèle wordt vermeld, zijn: Catalogue annuel de la
librairie française,47 Bibliographie nationale: dictionnaire des écrivains belges et catalogue
de leurs publications, 1830-1880,48 Bibliographie de la France ou journal général de
l'imprimerie et de la librairie,49 Manuel du libraire et de l'amateur de livres,50 Catalogue
général de la librairie française,51 Catalogue de la bibliothèque de la Commission des
Monuments historiques,52 Nouvelles annales de la construction: publication rapide et
économique des documents les plus récents et les plus intéressants relatifs à la construction
française et étrangère,53 etc.
I.3. Bronnen
I.3.1. Archiefbronnen
In de bezochte archiefinstellingen werd geen bronmateriaal aangetroffen met betrekking tot de
Parallèle. Enkele kleine vondsten hielpen voornamelijk de biografie en de reconstructie van
het oeuvre van Auguste Castermans te stofferen. Hieronder wordt het overgrote deel van de
bezochte archiefinstellingen opgelijst en worden de bronnen die relevant waren voor dit
onderzoek aangehaald.
In het archief van de Académie Royale des Beaux-Arts van Luik, waar Auguste Castermans
zijn opleiding genoot, werden enkele rapporten teruggevonden waarin zijn naam voorkomt.
Meer bronmateriaal uit de 19de eeuw werd er volgens de bibliothecaresse niet bewaard in dit
archief. Omwille van de mogelijkheid dat de archieven van de Academie betreffende
45
Charles Claesen, Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics comme aux
habitations de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie (Luik&Leipzig: Claesen, 1870).
46
Journal de l’architecture et des arts relatifs à la construction (Brussel: Vanderauwera, 1848-1851); Journal
belge de l’architecture et de la science des constructions, (Brussel: Vanderauwera, 1853-1856).
47
C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française,” (Parijs: C. Reinwald et Cie, 1858-1969).
48
Jules Victor Delecourt et al., Bibliographie nationale: dictionnaire des écrivains belges et catalogue de leurs
publications 1830-1880, 4 vols. (Brussel: P. Weissenbruch, 1886-1910).
49
Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,”
(Parijs: s.n., 1814-1917).
50
Jacques-Charles Brunet, “Manuel du libraire et de l’amateur de livres,” (Parijs: Firmin Didot frères, 18601865).
51
Otto Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1840-1885).
52
A. Perrault-Dabot, “Catalogue de la bibliothèque de la Commission des Monuments historiques,” (Parijs:
Imprimerie Nationale, 1895).
53
C.-A. Oppermann, Nouvelles annales de la construction: publication rapide et économique des documents les
plus récents et les plus intéressants relatifs à la construction française et étrangère (Parijs: V. Dalmont, 18551925).
11
architectuur waren ondergebracht in het Institut Supérieur d’Architecture Lambert Lombard54
werd ook deze instelling bezocht. Maar eerst wegens een schimmelaandoening, later wegens
een inventarisatiecampagne ten gevolge van de recente overheveling van de collectie naar de
ALPHA hoofdbibliotheek van de Luikse universiteit, was het niet mogelijk om het oude fonds
te consulteren. De wetenschappelijk verantwoordelijke van de ALPHA bibliotheek – sectie
architectuur, mevrouw Isabelle Gilles, betwijfelde dat er zich hierin nog extra informatie
omtrent de architectuuropleiding van Castermans zou bevinden.
De zoektocht naar originele bouwplannen van de Luikse gebouwen die in Castarmans’
publicatie zijn opgenomen leverde evenmin resultaten op. De Service des Archives de la Ville
de Liège bewaart de bouwvergunningen en bouwplannen van de stad vanaf 1879. Maar
aangezien de laatste platen van de Parallèle uiterlijk in 1869 verschenen, was het archief
ontoereikend voor dit onderzoek.55 Bovendien was een speurtocht naar bouwaanvragen van
late verwezenlijkingen van Castermans in zijn geboortestad onbegonnen werk, omdat de
dossiers op straat gesorteerd zijn. Uitgaande van informatie uit de inventaris Liège:
patrimoine architectural et territoires de Wallonie56 werd wel één bouwtekening van een door
hem ontwerpen woning opgespoord. Naast bouwaanvragen beschikt het SAVL ook over het
bevolkingsregister van de stad Luik, dat informatie gaf over de woonplaats van Castermans en
zijn familie. Tevens werden in het SAVL de akten van burgerlijke stand, namelijk de
geboorte-, huwelijks- en sterfakte, van Castermans teruggevonden.57
Het Archives de l’Etat de Liège beschikt over de inboedelinventaris van de architect Thirion,
waaruit blijkt dat hij een deel van de platen van de Parallèle in bezit had. Deze informatie
was nuttig voor het nagaan van de contemporaine impact van de publicatie.
Het Centre d’Archives et de Documentation van de Commission Royale des Monuments,
Sites et Fouilles bewaart beschermingsdossiers. Enkele daarvan hebben betrekking tot panden
die in de Parallèle zijn opgenomen, zoals een huis van Castermans in de Rue Louvrex, en
waren dus bruikbaar voor dit onderzoek. Ook wordt in het CADCRMSF het Fonds Vivroux
bewaard. Dit fonds bevat tal van tekeningen die vervaardigd werden door de
kunstenaarsfamilie Vivroux, waaronder die van twee gebouwen van de architect Auguste
Vivroux die in de Parallèle zijn opgenomen. Deze waren nuttig om het aandeel van
Castermans in de vervaardiging van de tekeningen voor zijn publicatie te onderzoeken.
De Magasin à Livres van de Universiteitsbibliotheek van Luik bewaart de kranten La Meuse,
Journal de Liège en Gazette de Liège van het jaar 1881. Doodsberichten van Auguste
Castermans en de volledige grafrede aan de architect werden hierin teruggevonden.
54
Sinds juli 2010 vormt dit instituut samen met de architectuuropleiding aan Sint-Lucas de Faculteit
Architectuur van de Luikse Universiteit.
“Présentation,” laatst geraadpleegd op 12 april 2014, http://www.archi.ulg.ac.be/spip.php?rubrique12.
55
Daarnaast werd het Département de l’Urbanisme van Luik bezocht, maar deze instelling beschikte niet over
documentatie uit de 19de eeuw met betrekking tot individuele gebouwen.
56
Cortembos, Patrimoine architectural et territoires de Wallonie: Liège.
57
De akten van burgerlijke stand zijn eveneens online raadpleegbaar op de website van het Archives de l’Etat de
Liège na aanmaak van een account.
12
Het documentatiecentrum van het Musée de la Vie Walonne beschikt over een collectie 19deeeuwse, lokale kranten. Hierin werd echter geen doodsbericht van Castermans teruggevonden.
Daarnaast worden er ook oude foto’s, prenten en postkaarten van Luik bewaard. Enkele van
de Luikse gebouwen die in Castermans’ publicatie voorkomen werden hierop getraceerd,
maar de opschriften en fiches van de afbeeldingen bevatten geen bruikbare informatie. De
afbeeldingen werden ook niet ter illustratie aan deze verhandeling toegevoegd, vanwege de
hoge kostprijs die gevraagd werd voor de reproductie ervan. Tot slot beschikt het
documentatiecentrum voor de 19de eeuw over een beperkte collectie van de Luikse
Almanach, een handelsadressenboek, namelijk van de jaartallen 1867-68, 1870, 1877-78 en
1879-80. Zo kon de woonplaats van Castermans worden nagetrokken.
Op de begraafplaats van Robermont te Luik, waar Castermans ligt begraven, wordt de
concessiefiche van het graf bewaard (bijlage I). De fiche bevat bovenaan een handgeschreven
opschrift dat luidt: “P. de 50 ans, à dater du 13.8.1971. Séance du Collège du 8.12.1972”. De
tekst lijkt te gaan over de aanvraag voor de verlenging van de grafconcessie. Daaronder staat
het adres vermeld van een zekere meneer Marechal, mogelijks de persoon die de verlenging
aanvroeg. In de Witte Gids, de Belgische telefoongids, werd dit adres nagetrokken, maar het
bleek vandaag niet meer te bestaan.
In het Gentse Stadsarchief de Zwarte Doos werden zeven platen uit de Parallèle aangetroffen
in de Atlas Goetghebuer, de prentencollectie van de Gentse architect Pierre-Jacques
Goetghebuer. Dit was een interessant gegeven voor het onderzoek naar de receptie van de
publicatie.
Het Rijksarchief van Hasselt beschikt over een dossier met platen van de gevangenis van de
stad, een gebouw dat in de Parallèle is opgenomen. De platen tonen op het eerste zicht veel
overeenkomsten met die uit de publicatie, maar ze zijn toch niet identiek. Het is een
interessante vonst die inzicht biedt in de totstandkoming van de Parallèle die in het onderdeel
over de productie van de publicatie nader wordt onderzocht.
I.3.2. Iconografische bronnen
In de fototheek van het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium te Brussel werden enkele
foto’s gevonden van religieuze en funeraire architectuur die Castermans ontwierp, dankbare
puzzelstukken voor de reconstructie van het oeuvre van de architect.
I.3.3. Internet als bron
De inventarissen van het Vlaamse en het Brusselse onroerend erfgoed werden online
geraadpleegd.58 Deze databanken zijn gebruiksvriendelijker dan de analoge
inventarisatiereeksen daar het mogelijk is om de informatie op te vragen door criteria in te
58
“De Inventaris van het onroerend erfgoed,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014,
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/; “Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Inventaris van het bouwkundig
erfgoed,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014, http://www.irismonument.be/.
13
geven in de zoekfunctie. Bovendien wordt de informatie erop actueel gehouden. Van de
Waalse inventarisatiereeks bestaat er momenteel nog geen gedigitaliseerde versie.59
Online werden ook de 19de-eeuwse, Franse publicaties die bewaard worden in de
Bibliothèque nationale de la France geraadpleegd via Gallica, de Bibliothèque numérique.60
Hier werden de bibliografische catalogi van Franse boekhandels geconsulteerd die inzicht
gaven in de productie en de eigentijdse impact van de Parallèle.
Tot slot werd ook de online zoekmachine van de databeses van het KIK bezocht, genaamd
BALaT.61 Hierop zijn tal van foto’s met bijkomende informatie over het afgebeelde erfgoed
terug te vinden. De database was nuttig om een reeks religieuze en funeraire
verwezenlijkingen van Castermans op het spoor te komen.
59
Men is wel bezig met het op punt zetten van een online databank die de inventaris van het Waalse
patrimonium toegankelijk maakt.
Uit: “Les inventaires.”
60
“Gallica, Bibliothèque numérique,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014, http://gallica.bnf.fr/.
61
“BALaT,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014, http://balat.kikirpa.be/intro.php.
14
DEEL II: SITUERING VAN DE PARALLÈLE BINNEN CASTERMANS’
OEUVRE
In dit deel van het onderzoek wordt kennis gemaakt met de vervaardiger van de Parallèle, de
architect Auguste Castermans, met zijn architecturale oeuvre en met de publicatie zelf. De
Parallèle is de meest bekende realisatie van Castermans, maar verder is er weinig over de
architect en zijn werk gekend. Aan de hand van archiefmateriaal en 19de-eeuwse publicaties
wordt getracht om de biografie en het oeuvre van deze architect te reconstrueren. Het
uiteindelijke doel is om de totstandkoming van de Parallèle en de waarde ervan binnen
Castermans’ oeuvre te achterhalen.
II.1. Biografie
Paul Auguste Castermans (of Casterman) werd geboren op 4 juli 1828 te Luik.62 Hij was de
zoon van de Luikse schrijnwerker Paul Castermans en zijn vrouw Catherine Saive.63
Auguste Castermans genoot een opleiding tot architect aan de Académie Royale des BeauxArts van Luik.64 Hij vatte er zijn studies aan op 24 april 1843 en werd er onderwezen door de
stadsarchitect Julien-Etienne Rémont.65 Uit de overgeleverde rapporten van de Académie
blijkt dat hij bij aanvang van zijn studies een gematigd student was. In het rapport van het
eerste semester van het schooljaar 1844-45 wordt Castermans door Rémont gekarakteriseerd
als “peu assidu, conduite, passable bonne intelligence”.66 De commentaar van de docent in
het eindejaarsrapport klinkt iets positiever, Castermans is “plus assidu, bonne conduite, cet
élève est intelligent mais sa distraction lui fait perdu du temps”.67 In de algemene rapporten
van dit en het daaropvolgende schooljaar wordt Castermans vermeldt als leerling van de ‘1ere
classe_composition, 2e section’.68 Het is niet geweten wanneer Castermans als architect is
afgestudeerd.69
62
Acte de Naissance n° 1040, 1828, Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL.
Ibid.; Registre de Population de Liège, VOL 1, REC 1848 – DIV 1 – FOLIO 81, Luik: SAVL.
64
Emile Lebens, “L’Architecture à Liège,” in Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie, travaux publics
(Luik: J. Daxhelet, 1881), 259.
65
Ibid., 259; Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196.
66
Rémont, Cours d’architecture, Salle d’études, Semestre d’hyver. Leçons sur l’architecture, 1ere partie du
programme, 17 maart 1845, Luik: AARBAL.
67
Rémont, Classe d’architecture, Rapport du 3me trimestre de 1844 à 1845. 1ere classe, 2me section, 26 juli
1845, Luik: AARBAL.
68
Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs pour la formation du programme de l’année scolaire
1845-46. Rapport, Classe d’architecture de l’académie de beaux arts de Liège. 1ere classe composition_2e
section_élèves, 16 juni 1845, Luik: AARBAL ; Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs et projets de
programme, faits en vertu de l’article 11 du règlement, pour l’année scolaire 1846-1847. Rapport Classe
d’architecture de l’académie des beaux arts de Liège, 1ere classe de composition, 2 e section, 25 juni 1846, Luik:
AARBAL.
Uitgaande van de data waarop Rémont deze rapporten ondertekende, werden ze verkeerdelijk geklasseerd in
respectievelijk de mappen van het schoojaar 1845-1846 en 1846-1847.
69
Castermans studeerde alleszins af als architect voor 1850, want zijn huwelijksacte die dateert van 4 mei 1850
geeft aan dat hij architect was van beroep.
Uit: Acte de Mariage n° 4105, 1850, Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL.
63
15
Op 4 mei 1850 huwde Auguste Castermans met Marie Françoise Clémentine Toby, met onder
de getuigen de architect Charles Delsaux en de graveur Joseph Coune.70 Castermans en zijn
vrouw kregen twee dochters en vier zonen.71 Hun oudste zoon, Paul Jean Hubert Castermans,
werd net als zijn vader architect.72 De tweede zoon, Jean Léon Gustave Castermans, was
ingenieur van beroep.73 De jongste zoon, Charles Auguste Castermans, trad ook in de
voetsporen van zijn vader.74 Castermans woonde in 1859 met zijn gezin in de Rue Faub. St.
Gilles, nr. 18 te Luik.75 Uiterlijk vanaf de jaren ’67 was de familie gehuisvest in de Rue André
Dumont in dezelfde stad.76
Castermans was minstens in de jaren 1868,77 187278 en 187879 ‘membre effectif’ van de
Luikse, internationale artiestenbeweging Société l’Union des Artistes. In 1874 wordt hij
vermeld als lid van de Société Centrale d’Architecture de Belgique.80
Auguste Castermans overleed op 7 september 1881 te Luik, op 53-jarige leeftijd, ten gevolge
van een aanslepende ziekte.81 Hij werd begraven in de familie grafkelder op de begraafplaats
70
Ibid.
Maria Castermans (°1850), Paul Jean Hubert Castermans (°1852-23 september 1886), Emma Castermans
(°1855), Jean Léon Gustave Castermans (°30 mei 1860), Charles Castermans (°8 mei 1865) en Camille François
Castermans (°11 september 1867)
Uit: Registre de Population de Liège, VOL 2, REC 1859 – DIV 2 – FOLIO 82, Luik: SAVL ; Registre de
Population de Liège, VOL 5, REC 1881 – DIV 1 – FOLIO 128, Luik: SAVL ; Acte de Décès n° 831, 1886,
Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL.
72
Ibid.
73
Ibid.
74
Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 39.
75
Registre de Population de Liège, VOL 2, REC 1859-DIV2-FOLIO 82, Luik: SAVL.
76
Het huisnummer wijzigt doorheen de jaren.
Rue André Dumont 23 volgens: De Bruyne, Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de
l’industrie, de la finance, de la magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H.
Vaillant-Carmanne, 1867-1868), 469; Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de
l’industrie, de la finance, de la magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H.
Vaillant-Carmanne, 1870), 294; Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l’industrie, de
la finance, de la magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H. VaillantCarmanne, 1877-1878), 711.
Rue André Dumont 27 volgens: Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l’industrie, de
la finance, de la magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H. VaillantCarmanne, 1879-1880), 805.
Rue André Dumont 29 volgens: Registre de Population de Liège, VOL 5, REC 1881 – DIV 1 – FOLIO 128,
Luik: SAVL.
77
“Exposition générale des Beaux-Arts comprenant des ouvrages de peinture, sculpture, gravure, dessin &
lithographie 1868: catalogue explicatif,” red. Cercle International des Beaux-Arts (Liège: J. Daxhelet, 1868), 6.
78
Cercle International des Beaux-Arts, Annales de la Société l’Union des Artistes, vol. 4 (Luik: J. Daxhelet,
1872), vii.
79
Annales de la Société l’Union des Artistes, vol.5, viii.
Enkel de kronieken van deze twee jaartallen werden geconsulteerd, mogelijks was Castermans al lid van bij de
oprichting van de Société in 1863 en is hij dat tot aan zijn dood gebleven.
80
Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 39; Victor-Gaston Martiny,
La Société Centrale d’Architecture de Belgique depuis sa fondation (1872-1974) (Brussel: s.n., 1974), 253.
81
Acte de Décès n° 2247, 1881, Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL.
De krant La Meuse van 8 september 1881 beweert in de rubriek ‘Nécrologie’ dat Castermans slechts 52 jaar oud
werd, maar onder de rubriek ‘Etat Civil’ staat de correcte leeftijd van 53 jaar vermeld.
Uit: “Nécrologie,” La Meuse (8 september 1881); “Etat civil de Liège,” La Meuse (8 september 1881).
71
16
van Robermont te Luik.82 Het doodsbericht en de uitnodiging voor het bijwonen van zijn
begrafenis op 9 september in de ‘église Saint-Jacques’ verscheen in de regionale kranten La
Meuse, Gazette de Liège en Journal de Liège van 7 september 1881.83 De volgende dag werd
het bericht in de eerste twee genoemde kranten herhaald.84 Het 19de-eeuwse, Belgische
architectuurtijdschrift L’Emulation meldde het overlijden van de architect niet, ondanks zijn
reeds vermelde lidmaatschap bij de SCAB in 1874, de organisatie waarvan het tijdschrift
uitging.85
Uit de doodsberichten en de 19de-eeuwse literatuur blijkt dat Auguste Castermans als
architect een aanzienlijke appreciatie kende bij zijn tijdgenoten. Het bericht over de uitvaart
van Castermans in La Meuse vermeldt dat “Castermans était un architect d’un vrai talent et
doué de connaissances tres variées”.86 Daarnaast was Castermans volgens de verslaggever
ook “un citoyen fort estimable (…) qui comptait beaucoup de sympathie en notre ville”.87
Zijn uitvaart werd dan ook bijgewoond door “un grand nombre de notabilités et d’amis du
défunt et de sa famille”.88 De weekendkrant nam de volledige grafrede aan Castermans op,
van de architect Charlier,89 die zelf een “admirateur fervent du défunt” was. De inhoud van
de grafrede is eerder generiek, maar getuigt wel van grote sympathie voor de architect.
Charlier honoreert de “qualités d’artistes si rares, si éminentes que possédait Aug.
Castermans” en stelt dat “il y a longtemps déjà que le gouvernement aurait dû reconnaitre
les services rendus à l’art architectural par celui qui n’est plus”. Castermans was volgens
hem “un de ceux qui ont le plus puissamment contribué à l’embellissement de notre ville par
la quantité considérable de constructions qui ont été érigées sous sa savante direction”.
Verder schrijft hij aan het œuvre van de architect “un cachet si personnel et toujours si
artistique” toe en looft hij de aandacht die Castermans besteedde aan “l’art si difficile de la
décoration intérieure, pour laquelle il joignait tant de goût à tant de distinction”. Charlier
beweert dat alle Luikse architecten “rendaient unanimement hommage aux qualités d’artiste
que possédait Castermans”, wat volgens hem een zeldzaam fenomeen was.90
Ook in het hoofdstuk L’Architecture à Liège in de publicatie Liège: histoire, arts, lettres,
sciences, industrie, travaux publics,91 die dateert van 1881,92 wijdt de auteur en architect
82
Castermans was de eerste die in het graf te rusten werd gelegd. Ook zijn oudste zoon, Paul Castermans, zijn
vrouw, Clémentine Toby, en een doodgeboren kind werden er nadien begraven.
Uit: Concession de la famille Castermans-Toby, Dossier n°1339, parcelle 7-62-1, Luik: Begraafplaats van
Robermont.
83
“Etat civil de Liège,” La Meuse (7 september 1881); “Etat civil de Liège,” Gazette de Liège (7 september
1881); “Etat civil de Liège,” Journal de Liége (7 september 1881).
84
“Etat civil de Liège,” La Meuse (8 september 1881); “Etat civil de Liège,” Gazette de Liège (8 september
1881).
85
Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 211.
86
“Nécrologie,” La Meuse (9 september 1881).
87
Ibid.
88
Ibid.
89
Vermoedelijk gaat het hier om de Luikse architect Gustave Charlier (1848-1922).
Uit: Thomas Moor, “Charlier, Gustave,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden., red.
Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003).
90
“Nécrologie,” La Meuse (10 en 11 september 1881).
91
Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics.
92
Het hoofdstuk werd wellicht geschreven voor het overlijden van Castermans op 7 september 1881. Wanneer
architecten reeds gestorven waren, zoals Couclet en Halkin, wordt dat immers vermeld.
17
Emile Lebens lovende woorden aan Auguste Castermans. Volgens Lebens had Castermans
“une imagination vive qui lui a permis d’innover et de créer des oeuvres très originales, tout
en respectant sévèrement les principes esthétiques et pratiques de l’architecture”. Lebens
prijst Castermans voor zijn “un talent d’ornemaniste fort exceptionnel”. En daarenboven
beweert de auteur dat niet enkel de stadsgenoten, maar ook “les visiteurs de Liège, les
architectes étrangers surtout, admirent beaucoup des construction ouvertes au public,
édifiées par Castermans”.93
II.2. Oeuvre
II.2.1. Architectuurpraktijk
Het gebouwde oeuvre van Auguste Castermans is vanwege het geringe, overgeleverde
bronmateriaal onmogelijk in zijn volledigheid te reconstrueren. De werkelijke omvang ervan
kon niet worden bepaald. Bovendien is een groot deel van de getraceerde werken afkomstig
uit de Parallèle, dat acht eigen ontwerpen bevat. Dit belette ook de exacte datering van zijn
gerealiseerde projecten en hypothekeerde bijgevolg de mogelijkheid om een chronologisch
overzicht van de bekende verwezenlijkingen op te stellen. Er werden voornamelijk ontwerpen
voor woonarchitectuur van Castermans teruggevonden,94 maar ook enkele kerken en
grafmonumenten kunnen aan hem toegeschreven worden. Hieronder worden Castermans’
verwezenlijkingen opgesomd en indien relevant beknopt besproken. Binnen de
vooropgestelde focus van deze verhandeling is het niet de bedoeling om elk ontwerp in detail
te analyseren, dan wel om een zo volledig mogelijk overzicht van Castermans’ oeuvre te
bekomen dat dienst kan doen als kader om de Parallèle te situeren.
II.2.1.1. Woonarchitectuur
Volgens de bronnen bestond het grootste deel van Auguste Castermans’ œuvre uit
verwezenlijkingen voor private eigenaars. In de publicatie Liège: histoire, arts, lettres,
sciences, industrie, travaux publics95 vermeldt E. Lebens dat Castermans zich in hoofdzaak
bezig hield met “la bâtisse de châteaux et riches maisons de campagnes”.96 Daarnaast haalt
deze auteur ook de betrokkenheid van Castermans bij de bouw van herenhuizen en
burgerwoningen in de stad Luik aan. Hierbij slaagde Castermans er volgens hem in “à doter
chacune de ses œuvres d’un caractère bien personnel”, wat hem onderscheidde van zijn
collega-architecten van dezelfde generatie.97 Lebens noemt drie van zijn Luikse
verwezenlijkingen, die allemaal in de Parallèle zijn terug te vinden.
Ten eerste haalt Lebens een “maison à caryatides de la rue Louvrex” aan.98 Deze woning is
ongetwijfeld diegene die in de Parallèle wordt afgebeeld op de platen 104 tot 118 van het
eerste volume (afb.1-15). Plaat 105 toont een eclectisch uitgewerkte voorgevel met vier
Uit: Lebens, “L’Architecture à Liège,” 263.
93
Ibid., 263-64.
94
Ibid., 263.
95
Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics.
96
Lebens, “L’Architecture à Liège,” 263.
97
Ibid., 263-64.
98
Ibid., 264.
18
figuren99 in de onderste bouwlaag, die elk een kapiteel torsen (afb.2). In een tijdschriftartikel
van 1999 over de afbraak van deze woning wordt eveneens aangegeven dat deze bekend stond
als “het huis met de kariatiden”.100 Volgens deze bron werd de woning gebouwd tussen
1860101 en 1871 in opdracht van de rijke wapenfabrikant Alfred Dieudonné Ancion aan de
Rue Louvrex. Deze straat was aangelegd omstreeks 1848 en werd toen “immédiatement le
rendez-vous du high-life liégeois”.102 Opvallend is dat de geveltekening uit Castermans’
publicatie verschilt van het uiteindelijke resultaat. Een vergelijking met een foto uit 1871
toont aan dat de ingang in het midden van de benedenverdieping en de vier vazen bovenop de
kroonlijst nooit werden gerealiseerd (afb.16). Ook de interieurafwerking zoals voorgesteld in
de Parallèle (vol.1, pl.110-118) (afb.7-15) zou nooit zijn uitgevoerd. Volgens de heer
L. Francotte, architect-restaurateur,103 is dit laatste mogelijks te wijten aan de sterke
verwantschap van het ontwerp met de indertijd misprezen architectuur van de voorgaande
eeuw. De auteur Lebens getuigt dat de gevel van de woning daarentegen wel enorm werd
bewonderd in de 19de eeuw.104 En in het artikel wordt de gevel getypeerd als “de meest
typische en originele gevel van het 19de-eeuwse Luik”.105 In de jaren ’70 was reeds de
erfgoedwaarde ervan door architectuurspecialisten erkend. Vanwege een dreigende afbraak
van de woning startte de Commission Royale des Monuments et Sites in 1978 een procedure
op om de gevel en de bedaking ervan te beschermen als monument. Deze procedure werd
echter afgebroken vanwege de garantie dat de façade gedemonteerd en elders heropgebouwd
zou worden. Het gebouw werd gesloopt in 1979, maar van de voorgevel ontbreekt tot op
vandaag echter elk spoor.106
Ten tweede noemt Lebens een landhuis aan de Quai de Longdoz. De woning wordt door hem
omschreven als “une bâtisse originale naguère presque campagne, devenue aujourd’hui
demeure urbaine”.107 Het betreft hoogst waarschijnlijk het landhuis van Castermans dat is
afgebeeld op platen 53 en 54 van het tweede volume van de Parallèle (afb.17-18). De Quai
Longdoz onderging in het midden van de 19de eeuw verscheidene transformaties, waardoor
“on ne pouvait plus guère reconnaître en lui, le faubourg de Longdoz des siècles écoulés,
avec son étroitesse qui laissait difficilement passage à une charrette ordinaire”.108 Vanaf
1841 werd de staat van deze weg verbeterd door onder meer het rechttrekken ervan.109
99
Namelijk twee kariatiden en twee atlanten, d.i. de mannelijke variant.
Uit: Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 37.
100
Ibid., 36-37.
101
Uit het artikel valt niet af te leiden op basis van welke gegevens het jaar ‘1860’ als begin van het tijdsinterval
waarbinnen het huis gebouwd werd, is bepaald.
102
Théodore Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, 6 vols., vol. 3 (Brussel: George Thone, 19241929), 611.
103
Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 39.
104
Lebens, “L’Architecture à Liège,” 264.
105
Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 36-37.
106
Ibid., 36-39.
Rue Louvrex n°80, Fonds de la CRMSF- Fonds des dossiers nominatifs des biens, dossier 2.427, Luik:
CADCRMSF.
107
Lebens, “L’Architecture à Liège,” 246.
108
Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 604.
109
Ibid.
19
Ten derde vermeldt Lebens nog een woning aan de Rue Lonhienne, waarvan de voorgevel
vermoedelijk degene is die op plaat 15 van het tweede volume wordt gepresenteerd (afb.19).
Voor zover is na te gaan is het de enige verwezenlijking van Castermans uit de Parallèle die
vandaag nog overeind staat. De gevel is in de loop der jaren ontpleisterd (afb.20) en de
inwendige opdeling werd volledig getransformeerd.110 Ook voor deze woning kan een
discrepantie worden vastgesteld tussen de plaat en de monumentale bron in de positionering
van de voordeur. Evenals de Rue Louvrex was de Rue Lonhienne “une création de la seconde
moitié du XIXe siècle”.111
Afgezien van deze drie door Lebens aangehaalde woningen bevat de Parallèle nog vijf andere
ontwerpen van Castermans voor privé-eigenaars, namelijk drie huizen aan de Rue Louvrex
(vol.1, pl.23-26, vol.2, pl.3, 26-28) (afb.21-27), een ‘pavillon de campagne’ in de omstreken
van Luik (vol.1, pl.79) (afb.28) en een ‘petit étalage’ te Spa (vol.2, pl.71) (afb.29). Al deze
projecten getuigen stuk voor stuk van Castermans’ eclectische manier van ontwerpen.
Naast de realisaties uit de Parallèle verwezenlijkte Castermans in zijn geboortestad nog een
huis aan de Rue Dartois 12 (afb.30). Het ontwerp van deze woning dateert van 18 januari
1880 en de bouwaanvraag werd goedgekeurd op 14 februari van hetzelfde jaar.112 Van de
gevel is slechts een fragment bewaard gebleven ten gevolge van een bomaanslag tijdens
Wereldoorlog II.113 Daarnaast was Castermans ook de architect van “un bâtiment de très
grande importance sur le nouveau boulevard Anspach” te Brussel.114 Verder ontwierp hij nog
“un café dans la rue du Pont d’Avroy”, dat schijnbaar erg bekend was aangezien het volgens
Lebens werd aangehaald “dans la plupart des relations de voyage pittoresque sur les bords
de la Meuse”.115
Tot slot bevat het recueil Motifs de décoration extérieure et intérieure appliqués aux édifices
publics comme aux habitations de particuliers116 van Charles Claesen, dat dateert van rond
1870, enkele platen met ontwerpen voor schoorsteenmantels (pl.31B, 31C) (afb.31-32) en met
deurontwerpen van Castermans (pl.32, 32A) (afb.33-34), die wellicht voor privéwoningen
bestemd waren.117
II.2.1.2. Religieuze architectuur
Auguste Castermans was betrokken bij de bouw van vier parochiale kerken in het derde kwart
van de 19de eeuw. In 1876 werden het transept, het koor en de sacristieën van Sint-Stefanus
te Val-Meer (afb.35) in de provincie Limburg aangepast volgens zijn ontwerp.118 In hetzelfde
110
Rue Lonhienne 9, 10 november 2005, Permis de bâtir, n° 71562, Luik: SAVL.
Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, 3, 608.
112
Auguste Castermans, Rue Dartois 12, 14 februari 1881, Permis de bâtir, n° 486 B, Luik: SAVL.
113
Auguste Castermans, Rue Dartois 12, 24 juni 1946, Permis de bâtir, n°28199 B, Luik: SAVL.
114
Lebens, “L’Architecture à Liège,” 264.
115
Ibid.
116
Claesen, Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations
de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie.
117
Ook plaat 18A zou volgens de inhoudstafel van de publicatie een deurontwerp van Castermans bevatten, maar
in werkelijkheid de plaat toont er één van de architect Laurent Demany.
118
Het betreft een ingreep op een bestaande kerk die dateerde van 1846.
“Parochiekerk Sint-Stefanus (ID: 36972),” laatst geraadpleegd op 22 januari 2014,
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/36972.
111
20
jaar werd te Neren, eveneens gelegen in de provincie Limburg, de parochiekerk Sint-Servatius
(afb.36) opgetrokken naar de plannen van zijn hand.119 In 1878 werden Castermans’ plannen
voor de parochiekerk Saint-Antoine de Padoue120 (afb.37-39) goedgekeurd.121 De bouw van
deze kerk te Verviers werd pas aangevat in 1883, twee jaar na het overlijden van de
architect.122 Ook een deel van het meubilair van deze kerk werd door Castermans ontworpen.
Zo kunnen het hoofdaltaar met retabel (afb.40),123 de preekstoel (afb.41)124 en wijwatervat
(afb.42)125 met zekerheid aan hem worden toegeschreven. Bijzonder is dat het wijwatervat het
opschrift draagt: “A la mémoire de A. Castermans architecte de l’église en 1882”.126 Deze
hulde geeft blijk van de appreciatie voor de architect, die stierf voor de w van de kerk
voltooid was. Ten slotte wordt ook de parochiekerk Saint-Jean-Baptiste te Aubel (afb.43-45)
aan Castermans toegeschreven. De eerste steen voor deze kerk werd gelegd op 3 juni 1879 en
de zegening vond plaats op 30 november 1880.127 Alle vier de kerken werden door
Castermans ontworpen in neoromaanse stijl.128
II.2.1.3. Funeraire architectuur
Castermans ontwierp als architect ook funeraire architectuur. Hij vervaardigde de ontwerpen
voor de grafmonumenten van de ‘Ministre d’Etat’ Auguste Delfosse, die overleed in 1859
(afb.46),129 en van de Luikse burgemeester Louis Jamme, die in 1860 het leven liet
(afb.47).130 Beide grafmonumenten staan opgesteld op de begraafplaats van Robermont te
Luik en vallen op ten aanzien van de omliggende grafzerken vanwege hun schaal en hun
eclectische uitwerking. Het monument voor de burgemeester, dat zich op het centrale gedeelte
van een rondpunt bevindt, is maar liefst 4m25 hoog.131
119
“Parochiekerk Sint-Servatius (ID: 37510),” laatst geraadpleegd op 22 januari 2014,
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/37510.
120
Vandaag de ‘Saint-Antoine et Saint-Hubert’ kerk genoemd.
Uit: “Verviers: oude industriestad in de Ardennen,” laatst geraadpleegd op 16 januari 2014,
http://www.steden.net/belgie/verviers/.
121
De plannen van “une partie du mobilier » werden pas in 1882 goedgekeurd.
Uit: “Eglise Saint-Antoine de Padoue, Verviers,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014,
http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240499&objnr=10104017.
122
Ibid.
123
“Autel à retable, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014,
http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240502&objnr=10104022.
124
“Chaire de vérité, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014,
http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240535&objnr=10104025.
125
“Bénitier, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014,
http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240525&objnr=10104055.
126
Het wijwatervat behoort tot een serie van twee. Het andere vat is opgedragen aan een zekere A. Detrooz.
Uit: Ibid.
127
“Eglise Saint-Jean-Baptiste, Aubel,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014,
http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M13808&objnr=10090958;
Marie-Ange Closon-Rémy, “Egl. Paroiss. St-Jean-Baptiste,” in Le patrimoine monumental de la Belgique. 12:
Province de Liège. Arrondissement de Verviers red. Ghislaine de Bievre (Liège: Mardaga, 1984), 128.
128
“Parochiekerk Sint-Stefanus (ID: 36972)”; “Parochiekerk Sint-Servatius (ID: 37510)”; “Eglise Saint-Antoine
de Padoue, Verviers”; “Eglise Saint-Jean-Baptiste, Aubel.”
129
“Monument funéraire d’Auguste Delfosse,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014,
http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165921&objnr=10122751.
130
“Monument funéraire de Louis Jamme, bourgmestre (1779-1848),” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014,
http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165903&objnr=10122752.
131
Ibid.
21
Naast deze twee uitgevoerde grafmonumenten toont het recueil Motifs de décoration
extérieure et intérieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de
particuliers132 van Charles Claesen, dat dateert van rond 1870, nog twee andere ontwerpen
voor grafmonumenten van Auguste Castermans (pl.31, 31A) (afb.48-49). Opmerkelijk is dat
één ervan (pl.31) (afb.48) opvallende overeenkomsten vertoont met het gerealiseerde
grafmonument voor Castermans en zijn familie dat door een aannemer genaamd Delvaux
vervaardigd zou zijn (afb.50).133
II.2.2. Architectuurpublicaties: de Parallèle
De Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique construits
depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes & détails intérieures
et extérieurs134 was Castermans’ enige, maar zeer omvangrijke, architectuurpublicatie. De
Parallèle bestaat uit twee volumes en omvat 240 platen van 94 eclectische gebouwen die
sinds 1830 door 35 verschillende, Belgische architecten werden ontworpen en in eigen land
werden opgetrokken. Hiervan zijn 28 platen gewijd aan 8 van zijn eigen ontwerpen. Zoals de
titel aangeeft, worden in de publicatie woonprogramma’s gepresenteerd, maar daarnaast bevat
de publicatie ook ontwerpen van onder meer vier stations, een casino, een fabriek en een kerk.
Zowel gevels, plannen, doorsneden als details van de decoratieve afwerking van interieur en
exterieur van de voorgestelde architectuur worden in beeld gebracht. De weergegeven
bouwwerken zijn op een willekeurig manier gerangschikt en aan sommige gebouwen worden
meerdere platen besteed dan aan andere. Beide volumes van de Parallèle bevatten een
titelplaat en een inhoudstafel waarin voor elke plaat het plaatnummer, de geografische ligging
van het gebouw, de voorstellingswijze en de architect zijn opgelijst. Het eerste volume bevat
tevens een frontispice (afb.51) en een inleiding (bijlage II).
In de inleiding van de Parallèle schetst Auguste Castermans de contemporaine
ontwikkelingen in de architectuur, verantwoordt hij zijn selectie en verklaart hij het doel van
zijn platenbundel. Castermans poneert dat “l’Architecture (…) a suivi les pas de géant des
autres sciences” sinds 1830. Het was zijn intentie om via zijn publicatie de vooruitgang in de
Belgische architectuur aan te tonen en tevens de autonomie van de Belgische school ten
opzichte van de Franse te demonstreren. Hij legt de klemtoon op de “Architecture
domestique”, omdat de frequente vraag naar deze typologie aan zijn publicatie een “intérêt
pratique immédiat” verstrekt en omdat “c’est dans le domaine privé que le progrès a été
surtout remarquable depuis 1830”. Het doel van zijn publicatie is om “à tous les hommes de
l’art d’utiles sujets d’études et d’abondants éléments d’aspiration” te verschaffen, en dit meer
bepaald aan “les architectes, les élèves de l’académies, les propriétaires et les constructeurs”
van zowel het binnen- als het buitenland. Castermans wenste met zijn publicatie een reeks
toonaangevende voorbeelden van Belgische woonarchitectuur aan te bieden die op basis van
132
Claesen, Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations
de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie.
133
“Monument funéraire de la famille de l’architecte Auguste Castermans,” laatst geraadpleegd op 14 januari
2014, http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165920&objnr=10122746.
134
Auguste Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites
depuis 1830 jusqu’a nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieures et extérieurs, 2
vols. (Parijs&Luik: E. Noblet, 1852-69).
22
onderlinge vergelijking als inspiratiebron kunnen dienen voor nieuwe architectonische
creaties.135
De uitgever en de plaats van uitgave van de Parallèle varieert tussen de diverse edities van
elk volume en tussen beide volumes onderling. Het eerste volume van de publicatie werd
volgens de titelplaten van de geraadpleegde exemplaren gepubliceerd bij de uitgever
E. Noblet in Luik, of in Parijs en Luik. Er bestaan echter ook drukken van het eerste volume
die in beide steden werden uitgegeven door J. Baudry, de uitbater van de Librairie
polytechnique te Parijs. Het tweede volume werd telkens zowel in Parijs als in Luik
uitgebracht door Noblet of Baudry. De titelplaten melden dat de publicatie aanvankelijk werd
uitgegeven in afleveringen of zogenaamde ‘livraisons’ die telkens een aantal losse platen
bevatten. Het eerste volume werd uitgegeven in twintig afleveringen van elk zes platen, het
tweede volume in vierentwintig afleveringen van elk vijf platen. De afzonderlijke
afleveringen van het eerste volume van de Parallèle verschenen tussen 1852 en 1857, de
uitgave van het tweede volume situeerde zich tussen 1858 en 1869.136
II.3. Tussentijds besluit
De Parallèle bekleedt binnen het oeuvre van Auguste Castermans een belangrijke positie. De
architect vatte de productie van de Parallèle aan op het moment dat hij pas afgestudeerd was
en hield zich er maar liefst 18 jaar van zijn carrière mee bezig. De publicatie kan dan ook
beschouwd worden als zijn levenswerk. Het onderwerp van de Parallèle, de eclectische
woonarchitectuur, sloot nauw aan bij zijn eigen architecturale praktijk, die hoofdzakelijk
toegespitst was op het vervaardigen van woningen voor een kapitaalkrachtige burgerij. Bijna
een achtste van de platen is gewijd aan zijn eigen ontwerpen. Maar op de overige platen
presenteert Castermans werken van zijn tijdgenoten. Op die manier manifesteert Castermans
zich via de Parallèle als een absoluut liefhebber van het eclecticisme en als een kenner van de
contemporaine architectuurproductie in België.
135
Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à
nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol. 1 (Luik: E. Noblet,
1852-57).
136
Otto Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 450; “Catalogue
général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1876), 250; Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196.
23
DEEL III: SITUERING VAN DE PARALLÈLE BINNEN HAAR
ONTSTAANSCONTEXT
In dit deel van het onderzoek wordt de Parallèle betrokken op de context waarbinnen ze
vervaardigd werd. Hiervoor wordt de bestaande vakliteratuur ingeroepen en wordt de
inleiding van de Parallèle, die de tijdsgeest van het werk uitdraagt, bestudeerd. De focus ligt
op de 19de-eeuwse, maatschappelijke ontwikkelingen die binnen de architectuur een evolutie
tot stand brachten en op het ontstaan van de eclectische architectuurontwikkeling. Vervolgens
wordt het architecturale publicatielandschap van de 19de eeuw onder de loep genomen om de
Parallèle nog beter binnen haar tijd te kunnen situeren. Gezien de heersende publicatietraditie
wordt de globale inhoud van het platenalbum, waarmee reeds werd kennis gemaakt in het
voorgaande onderzoeksdeel, vergeleken met die van soortgelijke architectuurpublicaties. Het
doel is om de totstandkoming en de waarde van de Parallèle binnen haar onstaanscontext te
begrijpen.
III.1. De maatschappelijke en architecturale ontwikkelingen in de 19de eeuw
III.1.1. Effect van de maatschappelijke ontwikkelingen op de architectuur: het ontstaan van
het eclecticisme
De Parallèle van Auguste Castermans kwam tot stand in een “eeuw van bewegingen en
transformaties”.137 De 19de eeuw werd namelijk gekenmerkt door tal van vernieuwingen die
leidden tot politieke, sociale, intellectuele en artistieke pluriformiteit en een economische
omwenteling. Zo werden er in deze eeuw ingrijpende politieke en sociale hervormingen
doorgevoerd, waardoor de macht steeds meer in handen van de burgerij kwam. De verworven
gelijkheid deed talrijke politieke overtuigingen ontstaan. Daarnaast zorgde toenemende
intellectuele vrijheid in de 19de eeuw voor vooruitgang in wetenschappelijke kennis. Een
waaier aan nieuwe theorieën werd via de pers de wereld ingestuurd. Ook op artistiek vlak
deden vernieuwingen hun intrede en verscheidene stijlstromingen overlapten elkaar. Verder
kende dit tijdperk een opmerkelijke economische groei. De industriële revolutie bevorderde
de technische vooruitgang en de economische voorspoed van de burgerij genereerde een
nieuwe levenswijze. Al deze omwentelingen boden een enorme rijkdom, maar brachten voor
de 19de-eeuwse burger tevens een uitdaging met zich mee, met name het omgaan met
veelheid en verscheidenheid. Deze kwestie doordesemde de hele samenleving en ligt aan de
basis van de 19de-eeuwse maatschappelijke ideologie die als het eclecticisme wordt
gedefinieerd.138
Het eclecticisme, dat in oorsprong een filosofische strekking was,139 drong ook door in de
19de-eeuwse architectuur. Het architecturaal eclecticisme kan gedefinieerd worden als het
combineren van elementen uit verschillende stijlen of architecturale stromingen. In
137
Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 12.
Ibid., 2-14; Françoise Dierkens-Aubry, “De eeuw van het eclecticisme ingeleid,” in De 19de eeuw in België:
architectuur en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994), 11-35.
139
Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 3.
138
24
Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw140 stelt Yves
Schoonjans dat het begrip eclecticisme onlosmakelijk verbonden is met de idee van het
kiezen. Volgens de auteur zijn er drie voorwaarden nodig om keuzes mogelijk te maken,
namelijk veelheid, verscheidenheid en vrijheid. Deze drie ingrediënten waren in de 19de eeuw
duidelijk aanwezig. De nieuwe wetenschappelijke disciplines zoals archeologie en
kunsthistoriografie confronteerden de architect met de veelheid en verscheidenheid aan
bouwstijlen. De kennis van de architectuurgeschiedenis schiep belangstelling voor de
schoonheid van de historische architecturen en stimuleerde de architecten om de vormelijke
elementen ervan in te zetten in de contemporaine ontwerppraktijk. Als ontwerper eigenden ze
zich de vrijheid toe om uit de pluriformiteit aan architectuurstijlen de meest geschikte
elementen te kiezen en samen te brengen in hun eigen ontwerpen. Auguste Castermans stelt in
zijn inleiding vast dat sinds 1830 “l’éclecticisme paraît de plus en plus conquérir les
sympathies des artistes” en het is deze stijlstroming waar zijn publicatie een neerslag van
vormt.141
III.1.2. Architecturale ontwikkelingen: de eclectische architectuurpraktijk
De eclectische architectuurpraktijk ontwikkelde zich binnen een veelheid van aan elkaar
gelieerde omstandigheden. De opkomst van de burgerij, de hoge bouwproductie en de
zoektocht naar een nieuwe stijl die de vooruitgang van de eeuw incorporeerde en naar een stijl
die de Belgische identiteit aanschouwelijk moest maken, hebben een cruciale rol gespeeld in
het ontstaan ervan.142 Dat Castermans hiervan weet had, getuigt de inleiding van de Parallèle
waarin hij beschreef hoe deze vier factoren de architecturale ontwikkelingen beïnvloedden en
de eclectische architectuurpraktijk vormgaven.
Ten eerste werd de architecturale productie in de 19de eeuw hoofdzakelijk gestuurd door de
opkomende, kapitaalkrachtige burgerij. Deze nieuwe klasse wenste door middel van de eigen
woning haar recentelijk verworven machtspositie te manifesteren.143 Hierbij was het
eclecticisme erg gegeerd omdat deze stijlstroming, vanwege de vrijheid in het ontwerpen, de
eigen smaak of de aangehangen politieke en culturele waarden van de bouwheer konden
uitdrukken.144 Op die manier werd de eclectische architectuurpraktijk door deze gegoede
klasse beïnvloed en gestimuleerd.145 Castermans begreep het belang van dit cliënteel in de
ontwikkeling van de eclectische bouwpraktijk. In de inleiding van zijn Parallèle geeft hij aan
dat de architecturale vooruitgang zowel aan de architect als aan de bouwheer te danken is. Hij
erkent dat “le goût du public s’est épuré avec celui des architectes”.146 En hij constateert dat
deze laatste “ont dû approfondir et varier tout à la fois leurs études, tant au point de vue
historique et esthétique qu’au point de vue technique” om tegemoet te kunnen komen aan de
140
Ibid.
Ibid., 15-37; Francis Strauven, “19e-eeuwse architectuur en stedebouw te Brussel,” OKV (okt/dec 1975): 149.
142
Jos Vandenbreeden, “Eclecticisme,” in De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs (Tielt: Lannoo,
1994), 87-120; Anne Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” in Repertorium van de architectuur
in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 18-32.
143
Ibid., 28.
144
Laurence Ancion, “L’Oeuvre de l’architecte Emile Vierset-Godin,” Carnets du Patrimoine, nr. 29 (Namen:
Ministère de la Région wallonne, 1999), 30.
145
Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 151-52.
146
Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis
1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.
141
25
steeds hogere eisen van hun opdrachtgevers.147 Een gelijkaardig besef van het mechanisme
tussen architect en opdrachtgever is terug te vinden bij Castermans’ tijdgenoot en collega
Jean-Pierre Cluysenaar (1811-1880).148 Deze architect stond sceptisch tegenover de
tussenkomst van de bouwheer in het ontwerpproces.149 Maar desondanks kwam Cluysenaar
tegemoet aan de wensen van private opdrachtgevers, omdat hij ervan uitging dat enkel zij de
architecturale progressie konden garanderen.150 Castermans richt zich met zijn publicatie over
eclectische woonarchitectuur daarom niet enkel tot de architecten, maar ook tot “les
spéculateurs” en “les propriétaires”.151 Hij toont in de Parallèle de producten van een
geslaagde wisselwerking tussen architect en bouwheer en stimuleert de voortzetting van hun
samenwerking om de eclectische praktijk te bestendigen.
Ten tweede werd de architecturale productie vanaf het midden 19de eeuw in de hand gewerkt
door omvangrijke stadssaneringen en -uitbreidingen in de Belgische grootsteden.152 Het
eclecticisme werd hierbij ingezet om de steden te verfraaien en zo werd deze stijlstroming het
onderwerp van een commerciële praktijk. In Frankrijk voltrok zich op dat moment eenzelfde
commercialisering van de privéarchitectuur. César Daly (1811-1894),153 de redacteur van het
Franse architectuurtijdschrift Revue générale de l’architecture et des travaux publics
(1840-1890)154 en pleitbezorger van het eclecticisme,155 merkte dat de creativiteit binnen de
architectuurproductie hierdoor in het gedrang kwam te staan. Hij stelde vast dat menig
architect zich omwille van de hoge werkdruk verlaagde tot het louter imiteren van historische
voorbeelden. Vanwege deze wanpraktijk achtte Daly het noodzakelijk dat de eclectische
architect ook notie kreeg van de contemporaine ontwikkelingen in de architectuur. Hij
bewerkstelligde dit door platen met architectuurtekeningen van recente, kwalitatieve
verwezenlijkingen te verspreiden die de ontwerper in tijden van bouwwoede konden
inspireren. Zo hoopte Daly de eclectische architectuurontwikkelingen in goede banen te
leiden.156 Ook Castermans maakt in zijn inleiding duidelijk dat hij zich bekommert om de
kwaliteit van de architectuurproductie. Hij gaat ervan uit dat de Parallèle hiertoe een bijdrage
kan leveren, want hij stelt dat “plus on mettra au jour de recueils de ce genre, plus le
sentiment du beau se répandra, plus aisément le goût s’épurera”.157 Hij acht het nuttig voor
ontwerpers “de comparer entre eux un grand nombre de plans et de façades” en geeft zo aan
dat de platen niet letterlijk gekopieerd dienen te worden. Met zijn platenbundel over
contemporaine architectuur verschafte Castermans, al dan niet moedwillig, een hulpmiddel
147
Ibid.
Guy Conde Reis, “Cluysenaar, Jean-Pierre,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden,
red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 213.
149
Cluysenaar, Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d’ouvriers, etc.,
exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar architecte, 11-12.
150
J. Winters, “Maatschappij en maatschappijbeeld: Jean-Pierre Cluysenaar,” OKV (1981): 124.
151
Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis
1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.
152
Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 211-12.
153
Ibid., 99.
154
Marc Saboya, Presse et architecture au XIXe siècle: César Daly et la Revue générale de l’architecture et des
travaux publics (Parijs: Picard, 1991), 51.
155
Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 7.
156
Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 152-53.
157
Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis
1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.
148
26
aan de architecten om binnen de commerciële context kwalitatief hoogstaande architectuur te
creëren.
Ten derde komt het eclecticisme op binnen een 19de-eeuws streven naar een nieuwe stijl die
de vooruitgang van de eeuw incorporeerde.158 Castermans stelt in zijn voorwoord dat “le
XIXe siècle n’a pas un style d’architecture qui lui soit propre”.159 De overtuiging was
gangbaar in de 19de eeuw. César Daly zou deze stelling in 1863 in zijn Revue hernemen.160
De technische evolutie zorgde voor nieuwe bouwtechnieken en -materialen, zoals gietijzer,
staal en glas,161 en Castermans geloofde dat deze innovaties een uitweg konden bieden voor
het vinden van een nieuwe stijl. Maar hij geeft aan dat de oplossing nog niet nabij was, door
te stellen dat “on ne peut encore prévoir jusqu’où s’étendra l’emploi du fer en architecture, ni
jusqu’à quel point il peut résulter de là un art radicalement nouveau et original”.162 Dus,
“en attendant”, wordt de eclectische architectuurpraktijk door de architecten gehanteerd.163
De eclectische architecten doen voor hun ontwerpen een beroep op hun creativiteit en
verbeeldingskracht, “sans s’ingénier à chercher des principes nouveaux, ce qui et peut-être
impossible”, voegt Castermans er terloops aan toe.164 De eclectische architecten zijn voor
hem “créateurs de leurs œuvres et non d’un système, prenant en un mot pour devise de l’art
moderne le vieil adage: non nova, sed novè”.165 Voor Castermans was dus niet het nauwgezet
navolgen van vastgelegde regels, maar de creativiteit de grootste troef van de architecten.
Hiermee gaf Castermans aan dat hij de eclectische praktijk verkoos boven de neostijlen, zoals
het neoclassicisme en de neogotiek, die krampachtig vasthielden aan één welbepaalde stijl uit
het verleden. Castermans beweerde dat er vanaf 1830 dus toch vernieuwing heerste door de
creatieve omgang met de historische stijlen en beschouwde het eclecticisme als een
volwaardige overgangspraktijk.
Ten vierde en ten laatste dient het eclecticisme beschouwd te worden binnen het opkomende
nationalisme.166 Vanaf de onafhankelijkheid in 1830 groeide in België het nationalistisch
bewustzijn. De drang om de identiteit en de welvaart van de jonge natie te presenteren, werd
merkbaar in de architectuur. Er werd afstand gedaan van de in oorsprong Franse,
neoclassicistische stijlstroming die tot dan toe de architectuurproductie had gedomineerd.
Tegelijkertijd ontstond er ook in Frankrijk een gelijkaardige wens om een nationale stijl te
ontwikkelen die komaf maakte met het verouderde classicisme.167 In beide landen groeide de
158
Herman Stynen, De onvoltooid verleden tijd: een geschiedenis van de monumenten- en landschapszorg in
Belgi 1835-1940 (Brussel: Stichting Vlaams Erfgoed, 1998), 96.
159
Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis
1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.
160
Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 164; Onraet, “Journal (belge) de
l’architecture: studie over een architectuurtijdschrift uit het midden van de 19de eeuw,” 148-49.
161
Strauven, “19e-eeuwse architectuur en stedebouw te Brussel,” 148-49.
162
Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis
1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.
163
Ibid.
164
Ibid.
165
Ibid.
166
Stynen, De onvoltooid verleden tijd: een geschiedenis van de monumenten- en landschaps org in Belgi
1835-1940, 96.
167
Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 115.
27
tendens om terug te grijpen naar de stijlen uit het eigen nationale verleden, ontluikend in de
neogotiek.168 Het architecturaal eclecticisme vormde een reactie op dit historisme.169 De
Franse eclecticus Daly verzette zich in zijn architectuurtijdschrift reeds van bij het begin tegen
dergelijke architectuurpraktijk.170 In de inleiding van zijn Parallèle bevestigt Castermans dat
“le caractère dominant de chaque civilisation est fidèlement empreint au front de ses
édifices”.171 Maar hij stelt vast dat architecten verschillende stijlelementen met elkaar
beginnen te combineren, wat in de ogen van velen afbraak doet aan het nationalistische
karakter van de architectuur en waarmee geen vooruitgang wordt geboekt.172 Toch bepleit
Castermans dat “si l’Architecture moderne ne peut revendiquer une originalité absolue, elle
n’en a pas moins acquis (…) depuis 1830, la Belgique a son école à elle, école nettement
séparée de l’école française”.173 Deze autonomie van de Belgische architectuurschool
verklaart hij door “les différences d’institutions et de mœurs qui existent entre le peuple
français et le peuple belge”, waaruit toch een nationalistische ondertoon doorklinkt.174 Voor
Castermans lijkt het niet noodzakelijk om slechts terug te grijpen naar één stijl uit het
nationale verleden om de identiteit van de eigen natie in de architectuur te veruitwendigen.
Met zijn publicatie toont Castermans aan dat de eigenheid van het volk ook door het
eclecticisme kan worden uitgedrukt en dat de Belgische school zich dankzij deze stijlstroming
van de Franse dominantie in de architectuur heeft kunnen losscheuren.
III.2. Situering van de Parallèle binnen de 19de-eeuwse traditie van
architectuurpublicaties
III.2.1. Soorten architectuurpublicaties
Architectuurpublicaties fungeerden in de 19de eeuw als een belangrijk instrument voor het
architectuurdebat over de zoektocht naar een eigentijdse stijl. Twee verschillende soorten
publicaties, namelijk het tijdschrift en het recueil, zetten op die manier de ontwikkelingen in
de architectuurpraxis in beweging. Het tijdschrift was een belangrijk medium omdat het,
omwille van het periodiek verschijnen ervan, kon inspelen op de actuele architectuurdiscussie.
Het werd beschouwd als een publiek forum waarin elk standpunt en iedere architectuur aan
bod kon komen. Elk tijdschriftnummer omvatte een reeks artikels over uiteenlopende
onderwerpen en architectuurtekeningen, die achteraan als losse platen werden toegevoegd en
vaak geen verband hielden met het tekstgedeelte. De platen hadden dikwijls een autonoom
karakter en konden als werkinstrument gehanteerd worden door de gebruiker en stuurden zo
mee de architecturale ontwikkelingen. Vanwege deze opdeling presenteerde het
168
Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” 25.
Ibid., 27.
170
Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 164.
171
Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis
1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.
172
Ibid.
173
Ibid.
174
Ibid.
169
28
architectuurtijdschrift zich als een encyclopedie met een grote bruikbaarheid voor de
architect.175
In de volgende twee tijdschriften konden voor- en tegenstanders van het eclecticisme zich
alvast uiten. In Frankrijk werd in 1840 de productie van het tijdschrift Revue aangevat, onder
de redactie van César Daly.176 Daly verkoos het eclecticisme boven het zogenaamde
historisme, dat beruste op het slaafs navolgen van de historische stijlen.177 Het enige
Belgische tijdschrift dat gelijktijdig met de Parallèle werd uitgegeven, was het Journal
(belge) de l’architecture (1848-1858).178 In dit architectuurtijdschrift werd echter een
negatieve houding aangenomen ten aanzien van het eclecticisme. De auteurs zetten zich af
tegen de aanwending van het eclecticisme als doel op zich. Met andere woorden, ze hekelden
de assemblage van diverse stijlelementen binnen eenzelfde gebouw. Veeleer gaven ze de
voorkeur aan een stijl die strookte met het bouwprogramma. Zo werd de neogotiek geschikt
bevonden voor de bouw van kerken en het neoclasscisme voor publieke gebouwen.179
Een ander belangrijk en frequent voorkomende publicatievorm uit de 19de eeuw die het
architectuurdebat schraagde, was het recueil. Dit is een publicatie die een reeks
architectuurprenten bundelt en die wordt ingeleid door een korte tekst ter verantwoording van
de keuze van de afgebeelde architectuur.180 De platen waren net zoals bij de tijdschriften
bedoeld als een hulpmiddel bij het ontwerpen en ze werden vaak periodiek uitgegeven. Op de
platen kon zowel historische als hedendaagse architectuur afgebeeld zijn, of een vermenging
van beide. Dikwijls bevatte de platenbundel ook architectonische verwezenlijkingen van de
architect van wie de publicatie uitging. In dergelijk geval diende het recueil om een eigen
ontwerppraktijk wetenschappelijk te onderbouwen en een manier van ontwerpen te
legitimeren. Het recueil is dan ook het toonbeeld van de vermenging van de praktische
capaciteiten en de intellectuele ambities van de 19de-eeuwse architect.181
De Parallèle van Castermans vormt een sprekend voorbeeld van een recueil uit België.
Castermans bundelt in deze publicatie platen met eclectische architectuur die als
inspiratiebron konden dienen voor architecten en bouwheren. Hij toont hoofdzakelijk
woonprogramma’s en motiveert deze keuze vanuit een praktische inzetbaarheid. Castermans
nam eigen ontwerpen op, maar presenteert daarnaast ook heel wat eclectische werken van zijn
tijdgenoten. Op die manier plaatst hij zijn eigen ontwerppraktijk binnen het tijdsbeeld en
legitimeert hij zijn eigen standpunt binnen het architectuurdebat. De Parallèle van
Castermans met eclectische architectuur vormt duidelijk een tegengewicht voor de Journal
waarin deze stijlstroming werd gehekeld.
175
Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 7-8, 106-19.
Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” 27.
176
Marc Saboya, Presse et architecture au XIXe siècle: César Daly et la Revue générale de l’architecture et des
travaux publics (Parijs: Picard, 1991), 51.
177
Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 163-65.
178
Onraet, “Journal (belge) de l’architecture: studie over een architectuurtijdschrift uit het midden van de 19de
eeuw,” 1,145.
179
Ibid., 108-123
180
Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 106-08.
181
Ibid., 106-19.
29
Yves Schoonjans merkt in zijn publicatie Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het
eclecticisme in de 19de eeuw182 dat de titels van publicaties van architectuurprenten dikwijls
aanvatten met de begrippen ‘recueil’ of ‘parallèle’.183 Hij maakt een onderscheid tussen beide
termen op semantisch vlak. Het begrip recueil verwijst volgens Schoonjans naar de daad van
de samensteller van de publicatie, het heeft betrekking op het verzamelen van de architectuur.
Het begrip ‘parallèle’ legt daarentegen de nadruk op de actie die de gebruiker van het werk
dient uit te voeren, namelijk het vergelijken van de platen die hem worden aangereikt. Deze
comparatieve aanpak werd indertijd beschouwd als een wetenschappelijke methode om
objectief te oordelen. Volgens Schoonjans wou Castermans met de keuze voor het begrip
‘parallèle’ in de titel bewust de gebruikswijze van zijn publicatie met zijn publiek
communiceren. Door het gebruik van de term ‘parallèle’ in de titel van zijn publicatie
verwachtte Castermans een actieve participatie van de gebruikers bij het hanteren van zijn
platenbundel en legde hij de verantwoordelijkheid om te oordelen bij hen.184
In de inleiding geeft Castermans inderdaad aan dat hij een “étude attentive des planches”
verlangde van de gebruikers. Vanwege de uitdagingen die met de typologie van de
woonarchitectuur gepaard gaan, acht hij het “incontestable utile que les architectes soient mis
en mesure de comparer entre eux un grand nombre de plans et de façades conçus et exécutés
dans des conditions diverses”.185 Met zijn verzoek om via het vergelijken van de platen
inspiratie op te doen, stuurde Castermans aan op een eclectische praktijk.
Op basis van deze bevindingen en uitgaande van de kenmerken van de platen bestempelt
Schoonjans de Parallèle van Castermans als een voorbeeldboek. Dit is voor hem een bundel
van illustraties die de architectuur op een nauwkeurige manier weergeven, maar zonder in te
gaan op technische aspecten ervan. Een voorbeeldboek presenteert bestaande, architecturale
ontwerpen die niet letterlijk gekopieerd dienen te worden, maar die inzetbaar zijn als
inspiratiebron in de architectuurpraktijk.186
III.2.2. Vergelijking van de Parallèle met soortgelijke publicaties
III.2.2.1. Vergelijking met de Parallèle van Calliat
Schoonjans somt in zijn publicatie een aantal Belgische en Franse voorbeelden van recueils
op.187 Hierbij noemt hij onder andere de publicatie Parallèle des maisons de Paris, construites
depuis 1830 jusqu’ à nos jours188 van de Franse architect Victor Calliat (1801-1881)189 in één
adem met de Parallèle van Castermans. Niet alleen stemmen de titels van deze twee
publicaties nagenoeg overeen, ook werden ze allebei gepubliceerd bij de Luikse uitgever
182
Ibid.
Ibid., 106, 120.
184
Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 124-25.
185
Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis
1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.
186
Ibid., 106-08, 140-58.
187
Ibid., 148.
188
Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours.
189
Béatrice Bouvier, L'edition D'architecture À Paris Au Xixe Siècle Les Maisons Bance Et Morel Et La Presse
Architecturale, vol. 27, Histoire Et Civilisation Du Livre (Genève: Droz, 2004), 120.
183
30
E. Noblet met slechts één jaar verschil. De productie van het recueil van Calliat werd
aangevat in 1851,190 die van het recueil van Castermans in 1852. Deze gegevens wekken het
vermoeden dat er een connectie bestaat tussen beide publicaties. Het Franse bibliografisch
woordenboek Manuel du libraire et de l'amateur de livres191 uit de 19de eeuw bevestigt deze
veronderstelling. Volgens deze bron was Castermans zijn publicatie gemaakt “suite à celui de
M. Callait sur les Maisons de Paris”.192 Deze uitspraak doet uitschijnen dat Castermans zich
voor de verwezenlijking van zijn publicatie geïnspireerd heeft op het voorbeeldboek van
Calliat. Teneinde te achterhalen in welke mate Castermans zich baseerde op het werk van zijn
Franse collega, worden beide werken met elkaar vergeleken.
Net zoals de publicatie van Castermans bestaat het recueil van Calliat uit twee volumes. Het
tweede deel verscheen onder de licht gewijzigde titel Parallèle des maisons de Paris,
construites depuis 1850 jusqu’à nos jours193.194 De recueils van Castermans en Calliat
vertonen eenzelfde opbouw. Ze omvatten een bundel platen die vooraf wordt gegaan van een
frontispice, een inleiding,195 een titelpagina, en een inhoudstafel. Ook de inhoud van de
architectuurtekeningen is gelijklopend. Beide auteurs brengen de eclectische
woonarchitectuur van verschillende architecten uit hun eigen streek op diverse wijzen in
beeld. Ze presenteren zowel gevels, doorsneden, en plannen als details van architecturale
elementen. Maar zoals de titel van het Franse recueil aangeeft, beperkte Calliat zich tot het
afbeelden van de woonarchitectuur in de hoofdstad, in tegenstelling tot Castermans die ook de
verwezenlijkingen uit andere steden van België weergeeft. Dit verschil verklaart waarom
Calliat enkel ‘maisons’ en ‘hôtels’ toont,196 terwijl Castermans ook kastelen en diverse
aanbouwsels van privéarchitectuur in zijn publicatie opneemt.
De inleidende teksten van de publicaties van Calliat en Castermans vertonen opmerkelijke
parallellen qua inhoud (bijlage II, III). Beide architecten beschouwden het jaar 1830 als het
beginpunt van architecturale vooruitgang in hun land. Voor Frankrijk valt deze datum samen
met de aanvang van de Julimonarchie, voor België met de onafhankelijkheid. Beide
gebeurtenissen zorgden ervoor dat de bourgeoisie macht verwierf en dat de neoclassicistische
stijlstroming binnen de architectuur in diskrediet geraakte.197 De architecturale progressie was
volgens Calliat en Castermans te wijten aan de toenemende expertise van de architecten en
aan de steeds meer geraffineerdere smaak van de burgerij. De typologie waarbinnen de
vooruitgang in de architectuurproductie voor hen het best tot uiting kwam, was de
woonarchitectuur. Deze typologie vergde dikwijls veel creativiteit vanwege de soms
ongunstige omstandigheden waarmee bij het ontwerpen van woonarchitectuur diende
190
Victor Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours (Luik: E. Noblet, 1851).
Deze publicatie werd aanvankelijk in Frankrijk uitgegeven in 1850 bij de uitgeverij Bance te Parijs.
191
Brunet, “Manuel du libraire et de l’amateur de livres.”
192
“Manuel du libraire et de l’amateur de livres,” (Parijs: Firmin Didot frères, 1860), 1627.
193
Victor Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1850 à nos jours (Parijs: A. Morel et Cie,
1864).
194
Het is onduidelijk of ook het tweede deel van de publicatie van Calliat in België werd uitgegeven.
195
De inleiding werd bij beide publicaties telkens enkel in het eerste volume opgenomen.
196
Met uitzondering van een ‘école de dessin’ (vol. 1, pl.91).
Uit: Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours.
197
Strauven, “19e-eeuwse architectuur en stedebouw te Brussel,” 149.
31
rekening te worden gehouden, zoals de onregelmatigheid van het bouwterrein.198 Daarom
achtten beide architecten het nuttig om een staalkaart aan voorbeelden van opmerkelijke
woningen te presenteren die sinds 1830 werden opgetrokken. De platen uit hun recueil
dienden door onderlinge vergelijking met elkaar te fungeren als inspiratiebron voor
architecten en bouwheren. Beide architecten beklemtoonden de praktische bruikbaarheid van
hun publicatie door te wijzen op de grote variëteit aan gepresenteerde architectuur zowel in de
woonprogramma’s als in de afgebeelde, architecturale onderdelen. Deze opvallende
overeenkomsten tonen aan dat Castermans zich op het voorbeeldboek van Calliat geïnspireerd
heeft om een gelijkaardige publicatie te maken voor België.199
Maar Castermans beoogde met zijn publicatie niet louter een Belgische pendant van het
recueil van Calliat te verwezenlijken. In het vervolg van zijn inleiding claimt Castermans de
autonomie van de Belgische architectuurschool ten aanzien van de Franse. Hij stelde vast dat
de Brusselse privéarchitectuur die sinds 1830 werd opgetrokken zich duidelijk onderscheidde
van de Parijse woningbouw. In Parijs werden veelal appartementsblokken opgetrokken, wat
monotoon oogde (afb.52). Het verschil in de woonarchitectuur tussen beide grootsteden was
volgens Castermans te wijten aan het verschil in bebouwbare oppervlakte. In tegenstelling tot
Parijs beschikte Brussel over voldoende bouwpercelen waardoor het noodzakelijk was om in
de hoogte te bouwen zoals in Parijs. Deze streekeigen factor genereerde een andere en
creatievere architectuur. Desalniettemin bepleit Castermans het nut van zijn publicatie voor
het zuiderse buurland. Vanwege de eigenheid van de Belgische architectuur kon Frankrijk
volgens hem baat hebben bij “la connaissance de l’Architecture domestique d’un peuple dont
les habitudes sont si voisines de celles de la France en général”.200 Immers, “Paris, Lyon
sont des exceptions” wat de densiteit van het stadsweefsel betrof.201 Castermans wou met zijn
publicatie dus niet alleen de kwalitatieve architectuurproductie in zijn eigen land stimuleren,
hij wenste tevens een alternatief te bieden voor de voorbeelden uit het recueil van Calliat voor
Franse streken waar de bouwomstandigheden verwant waren aan die van België.
III.2.2.2. Vergelijking met de Choix van Goetghebuer
De publicatie van Castermans dient ook gesitueerd te worden binnen de lokale productie van
soortgelijke architectuurpublicaties. Een belangrijk voorloper van Castermans’ Parallèle uit
de eigen streek is de publicatie Choix des monumens, édifices et maisons les plus
remarquables du Royaume des Pays-Bas202 van de Gentse architect Pierre-Jacques
198
Calliat wijst op de “irrégularité du terrain, les nécessités économiques de la dépense, les exigences
d’appropriation du tout ou des partis, les besoins ou même les caprices du public”, Castermans haalt als
uitdaging aan dat “nous ne pouvons toujours (…) disposer du terrain dont nous aurions besoin”.
Uit: Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours; Castermans, Parallèle des
maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours,
représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.
199
Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours; Castermans, Parallèle des
maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours,
représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.
200
Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis
1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.
201
Ibid.
202
Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas.
32
Goetghebuer (1788-1866).203 Dit werk werd gepubliceerd tussen 1817 en 1827204 en wordt
beschouwd als het eerste verzamelwerk waarin de architectuur van het Verenigd Koninkrijk
der Nederlanden via illustraties wordt gepresenteerd.205 Om de positie van de Parallèle van
Castermans binnen de streekeigen traditie van architectuurpublicaties te bepalen worden beide
werken met elkaar vergeleken.
De Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des
Pays-Bas206 van Goetghebuer en de Parallèle van Castermans vertonen opmerkelijke
overeenkomsten. Beide publicaties zijn recueils die een reeks platen bundelen waarop de
lokale architectuur wordt afgebeeld en die een grote variëteit aan typologieën en aan
voorstellingswijzen verschaffen. Beide auteurs hanteren geen chronologische of thematische
ordening van de platen.207 Daarnaast zijn zowel in de Choix van Goetghebeur van Castermans
als in de Parallèle van Castermans, respectievelijk uitgegeven aan de vooravond van en na de
Belgische onafhankelijkheid, nationalistische trekken te onderscheiden. Goetghebeur zette de
architectuur in als een instrument om de nationale eenheid te bevorderen.208 Zijn publicatie
vormde een ‘recueil national’ dat de lokale architectuur de eigenheid van de natie
presenteerde en waarin Goetghebuer elke Frans-Belgische connectie in de architectuurpraktijk
vakkundig verzweeg.209 Castermans zette zich expliciet af tegen de dominantie van de Franse
architectuurschool en wou met zijn publicatie de eigenheid van de Belgische architectuur
aantonen.
Echter, Castermans en Goetghebuer streefden met hun publicatie ieder een ander doel na.
Goetghebuer wou met zijn publicatie het merkwaardige, gebouwde patrimonium van de
Nederlanden inventariseren en in tekeningen vereeuwigen.210 Hij maakt in zijn inleiding
duidelijk dat “nous ne prétendons pas donner comme modèles à suivre plusieurs des
bâtiments que en font partie”.211 Immers, “la plupart ne sont remarquables que par
l’originalité de leur structure ou par l’intérêt des faits historiques qui y sont attachés”.212
Goetghebuer beoogde om de ‘nationale’ architectuur kenbaar te maken bij een breed
publiek.213 In tegenstelling tot de Choix was het recueil van Castermans, zoals reeds werd
203
Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume
des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 1.
204
Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196.
205
Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume
des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 38.
206
Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas.
207
Van de Vijver, Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas
de Pierre-Jacques Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, Cahiers du
Centre d'Information, de Documentation et d'Etude du Patrimoine (Brussel: CIDEP, 2000), 5.
208
“Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas:
facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 56.
209
Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de PierreJacques Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 7, 12, 37-38.
210
“Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas:
facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 44-50.
211
Bibliografische gegevens van het oorsprokelijke citaat, zoals vermeld in: Ibid., 40.
212
Bibliografische gegevens van het oorsprokelijke citaat, zoals vermeld in: Le Choix des monumens, édifices et
maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de Pierre-Jacques Goetghebuer: une histoire de
l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 30.
213
Ibid., 5, 17.
33
aangetoond, bedoeld als een voorbeeldboek. Castermans toont particuliere oplossingen voor
problemen waarmee de architect bij de bouw van privéwoningen kon worden geconfronteerd.
Hoewel het niet zijn intentie was om exact te kopiëren modellen aan te bieden, wou hij
architecturale voorbeelden aanreiken die als inspiratiebron konden dienen voor de
gebruiker.214 Zijn publicatie was bestemd voor een beperkter publiek, namelijk voor
architecten en bouwheren. Goetghebuer wou in eerste instantie de aandacht vestigen op het
nationaal patrimonium, terwijl Castermans met zijn publicatie de smaak in de eigentijdse
architectuurpraktijk probeerde te bevorderen.215
De verscheiden opzet van beide publicaties resulteert in vier opmerkelijke verschillen. Ten
eerste verschilt de klemtoon in de weergegeven architectuur. Goetghebuer benadrukt in de
inleiding van zijn Choix dat “il a fait un choix des Bâtiments les plus remarquables et les plus
élégants”216 en hij durfde er zelfs zijn eigen waardeoordeel aan toe te kennen.217 Castermans
daarentegen maakte een selectie die hij van belang achtte voor de gebruiker. Hij geeft aan dat
de bundel werd samengesteld met voorbeelden “que nous avons jugés dignes d’être signalés
aux hommes de l’art”, maar beweert hierbij dat “nous n’avons laissé de côté aucun élément
d’appréciation”.218 Ten tweede is de tijdsspanne van de afgebeelde architectuur in beide
publicaties verschillend. Goetghebuer nam naast contemporaine, neoklassieke gebouwen ook
18de-eeuwse classicistische, gotische en renaissance gebouwen in de Choix op, terwijl
Castermans in zijn recueil louter contemporaine, eclectische architectuur presenteerde.219 Ten
derde verschilt ook de behandeling van de architectuurtypologieën. Goetghebuer behandelde
zeer uiteenlopende bouwprogramma’s,220 terwijl Castermans voornamelijk landhuizen en
stadswoningen toonde.221 Ten vierde wordt de architectuur in beide recueils, ondanks de
gelijklopende variëteit, op een andere manier gepresenteerd. Goetghebuer publiceerde geen
enkele interieurtekening in tegenstelling tot Castermans.222 En Goetghebuer voorzag elke
prent van een beschrijving, terwijl Castermans de tekeningen voor zich liet spreken.223
III.2.2.3. Vergelijking met andere contemporaine publicaties
Op de Choix van Goetghebuer volgden rond het midden van de 19de eeuw gelijkaardige
platenbundels die de Belgische architectuur presenteerden. Zo publiceerde de architect JeanCharles Delsaux in 1845 L’Eglise Saint-Jacques à Liège224 en bracht Vierset-Godin in 1854
214
Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 156-58.
Ibid., 45.
216
Bibliografische gegevens van het oorsprokelijke citaat, zoals vermeld in: Van de Vijver, Le Choix des
monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de Pierre-Jacques
Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 17.
217
“Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas:
facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 51.
218
Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis
1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.
219
Ibid., iv.
220
Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume
des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 44, 79.
221
Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196.
222
Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de PierreJacques Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 14.
223
“Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas:
facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 38.
224
Jean-Charles Delsaux, L’Eglise Saint-Jacques à Liège (Luik : D. Avanzo et Cie, 1845).
215
34
Eglise Notre-Dame à Huy, représentée en plans, élévations, coupes et détails géométraux
d’après les plans de restauration approuvés par la Commission royale des monuments225 uit.
Maar zoals de titels aangeven, tonen deze werken enkel historische architectuur, steeds naar
aanleiding van restauraties. Geen receuil, maar het architectuurtijdschrift Journal, toonde wel
contemporaine realisaties, maar legde de focus op publieke architectuur. In deze rij van
architectuurpublicaties uit het midden van de 19de eeuw bekleedt de Parallèle van
Castermans een uitzonderlijke positie. Het was de eerste publicatie die uitsluitend de aandacht
vestigde op de eigentijdse ontwikkelingen in de Belgische privéarchitectuur en deze expliciet
als voorbeeld poneerde voor de contemporaine ontwerppraktijk.
Met de Parallèle was Castermans de pionier en wegbereider van een in België nieuw soort
publicatie: het voorbeeldboek met contemporaine architectuur. In de jaren die volgden op de
uitgave van de eerste afleveringen van de Parallèle werden ettelijke, soortgelijke Belgische
recueils gepubliceerd door Belgische architecten en uitgevers. Zo verschenen onder meer
Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d'ouvriers,
etc., exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar, architecte (Jean-Pierre Cluysenaar,
1859), Maisons et écoles communales de la Belgique (Lambert Blandot, 1869) en Motifs de
décoration extérieure et intérieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de
particuliers (Charles Claesen, 1870).
III.3. Tussentijds besluit
De totstandkoming van de Parallèle werd gestimuleerd door contextgebonden
omstandigheden. De 19de-eeuwse maatschappelijke ontwikkelingen veruitwendigden zich
onder meer in een architecturale evolutie waarbinnen de eclectische stijlstroming ontstond.
Inhoudelijk speelde de Parallèle met eclectische woonarchitectuur in op de vraag van de
19de-eeuwse, kapitaalkrachtige burgerij naar deze typologie. Binnen de context van de
verhoogde bouwpraktijk reikte de Parallèle aan ontwerpers voorbeelden aan om kwalitatieve
architectuur af te leveren. De publicatie poneerde het eclecticisme als een volwaardige
overgangspraktijk in de zoektocht naar een eigentijdse architectuurstijl en veruiterlijkte op
architecturaal vlak de nationale ambities van het onafhankelijke België. Binnen de Belgische
publicatietraditie vulde de Parallèle een leemte op. In tegenstelling tot de Journal, voorzag
het werk de mogelijkheid voor vooruitstrevende architecten om hun eclectische ontwerpen te
verspreiden. De Parallèle was bovendien het eerste Belgische recueil dat de contemporaine
woonarchitectuur als voorbeeld stelde voor de eigentijdse ontwerppraktijk in binnen- en
buitenland.
225
Vierset-Godin, Eglise Notre-Dame à Huy, représentée en plans, élévations, coupes et détails géométraux
d’après les plans de restauration approuvés par la Commission Royale des Monuments (Luik: E. Noblet, 1854).
35
DEEL IV: DE PARALLÈLE ZELF ONDER DE LOEP
In dit deel van het onderzoek naar de Parallèle wordt dieper ingezoomd op de platenbundel
zelf. Ten eerste wordt de productie, de letterlijke totstandkoming, van het werk onderzocht.
De wijze waarop het platenalbum werd gepubliceerd, wordt onthuld en er wordt dieper
ingegaan op de personen die bij de productie betrokken waren, namelijk de uitgever, de
tekenaar en de graveur. Ten tweede wordt de inhoud van de Parallèle ontsloten. Er wordt een
kwantitatieve en kwalitatieve analyse uitgevoerd op de vier aspecten die in de inhoudstafel
zijn opgelijst, namelijk de locatie, de typologie, de voorstellingswijze van de architectuur en
de architecten. Ten derde en ten slotte wordt de impact van de Parallèle nagegaan. De
verspreiding, de receptie alsook het gebruik van de publicatie worden bestudeerd. Het doel
van dit laatste en omvangrijke onderzoeksdeel is om de waarde en de totstandkoming van de
Parallèle zelf na te gaan.
IV.1. De productie van de Parallèle
In dit onderdeel wordt de productie van de Parallèle onderzocht, een aspect van de publicatie
dat nooit eerder werd belicht. Vooreerst is het de bedoeling om duidelijkheid scheppen over
de wijze waarop de publicatie werd uitgegeven. Daarna wordt ingezoomd op de personen die
bijdroegen tot de realisatie van het monumentale platenalbum, namelijk de uitgever, de
tekenaar en de graveur.
De Parallèle verscheen aanvankelijk in afleveringen of zogenaamde ‘livraisons’, die elk een
aantal losse platen bevatten. Volgens de titelplaten werden het eerste en het tweede volume
respectievelijk gepubliceerd in “20 livraisons de 6 planches chacune” en “24 livraisons
de 5 planches chacune”. De titelplaten van de Parallèle behoorden tot de eerste aflevering
van elk volume. Er wordt immers een toekomende tijd gebruikt in de bijkomende vermelding
dat “cet ouvrage se composera de 120 planches gravées”. Deze mededeling komt bovendien
vaak voor in de eigentijdse bibliografische tijdschriften die de verkoop van de afleveringen
promootten.226 De inhoudstafels werden daarentegen aan het eind van de productie van elk
volume toegevoegd.227 Ook de inleidende tekst werd pas na de uitgave van de eerste
120 platen van het eerste volume gepubliceerd.228
De periodieke manier van uitgeven was gangbaar in de 19de eeuw. Onder meer de Choix van
Goetghebuer en L’Architecture privée au XIXe siècle sous Napoleon III van César Daly
226
P. Jannet, “Courrier de la libraire, journal de la propriété littéraire et artistique pour la France et l’étranger,”
(Parijs: s.n., februari 1856), nr.37, 112; Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,”
(Brussel: Meline, Cans & Cie, 1855), nr.36, 160.
227
Dit was immers gebruikelijk blijkt uit een aankondiging voor het platenalbum Motifs de décoration extérieure
et intérieure van Charles Claesen. Deze meldt dat “une table sera jointe aux dernieres livraisons”.
Uit: “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1859), nr.1123, 131.
228
De inleiding en inhoudstafel van het eerste volume werden aangetroffen op één vel papier.
Ook bij de periodiek uitgegeven platenalbum L’Architecture privée au XIXe siècle sous Napoleon III van César
Daly werd de inleiding achteraf toegevoegd.
Uit: Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 153.
36
werden op dergelijke wijze uitgebracht.229 Ook de Belgische uitgave van de platenbundel
Parallèle des Maisons de Paris, die net als de Parallèle van Castermans werd gepubliceerd
bij de uitgever E. Noblet, verscheen in afleveringen. De titelplaat van het eerstgenoemde werk
geeft aan dat er per maand een aflevering uit kwam. De verschijningsfrequentie van de
afleveringen van de Parallèle wordt nergens op de platen vermeld, maar kon aan de hand van
contemporaine bibliografieën van boekhandelaars worden achterhaald (bijlage IV). De
afleveringen van het eerste volume werden uitgebracht tussen 1852 en 1857, die van het
tweede volume tussen 1858 en 1869.230 Van het eerste volume werden één tot vijf
afleveringen per jaar uitgebracht, van het tweede verschenen er één tot twee afleveringen per
jaar en in 1866 en 1868 lag de productie stil. De afleveringen van de Parallèle verschenen dus
erg onregelmatig.
De platen werden meestal ‘in-fol.’ uitgegeven, dat wil zeggen op een bladformaat van
ongeveer 40 cm hoogte, maar ook edities van kleiner (in-4°)231 en groter (gr. in-folio)232
formaat kwamen voor.233
Van elk van beide volumes van de Parallèle zijn twee verschillende uitgaven gekend,
namelijk een kaft met losse platen en een versie waarbij de platen zijn ingebonden. Over het
algemeen was het gebruikelijk dat er na de productie van dergelijke platenbundels een
ingebonden versie verscheen.234 Merkwaardig is echter dat in de bibliografieën de verkoop
van de Parallèle in boekvorm slechts eenmalig werd aangetroffen en dit in 1896 onder de
speciale aanbiedingen.235 Bovendien wordt in de catalogus Bibliotheca Belgica van 1861
tussen de ingebonden publicaties Parallèle des Maisons de Paris van Calliat236 en Bâtiments
des stations des chemins de fer van Cluysenaar237 het volledige eerste deel van Castermans’
Parallèle gepromoot, zonder vermelding dat deze ingebonden was.238 Aankondigingen met
betrekking tot een bepaalde bundeling van de platen die in bibliografieën wel voorkomen zijn:
“Livraisons 3 à 7, un cahier in-folio de 1 feuille plus 30 plaches”,239 “12e et 13e livraisons,
229
Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume
des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 15; Palmaerts,
Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 153.
230
Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” 450; “Catalogue général de la librairie française,” 250.
231
Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,”
(Parijs: s.n., 1855), nr.29, 307.
232
Charles Muquardt, “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges,” (Brussel: Muquardt,
oktober 1852), nr.913, 83-84; “Bibliotheca Belgica, catalogue général des principales publications belges depuis
1830 jusqu’à 1860,” (Brussel: Schnée, 1861), 60.
233
“Les formats des livres: in-folio, in-4, etc.,” laatst geraadpleegd op 21 maart 2014,
http://bibliophilie.blogspot.be/2007/04/les-formats-des-livres-in-folio-in-4.html.
234
Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 153.
235
“120 pl. in-f°, rel. 20 fr.”
Uit: Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,”
(Parijs: s.n., juni 1896), 1306.
236
“relié à l’anglaise”
Uit: “Bibliotheca Belgica, catalogue général des principales publications belges depuis 1830 jusqu’à 1860,” 60.
237
“volume, relié à l’anglaise sur onglet”
Uit: Ibid.
238
Ibid.
239
“Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1853), 811.
37
planches, 2 cahiers in-4°”240 en “2 vol. in-fol. en portef.”.241 Daarnaast werd een ingebonden
exemplaar aangetroffen dat slechts een deel van het totaal aantal platen bevat en waar losse
platen van verschillende formaten zijn tussengevoegd om het werk te vervolledigen.242 Aan
het einde van het tweede volume is een tekening van een fontein van de architect Albert
Guisart, waarop het jaartal 1880 is aangebracht, mee ingebonden (afb.53). Het lijkt alsof
Castermans’ intentie om de platen aan te bieden als vergelijkingsmateriaal in de aanvankelijke
uitgave werd geëerbiedigd, maar dat verzamelaars zelf de platen lieten inbinden.
De volgorde van de platen in de inhoudstafel stemde meer dan waarschijnlijk overeen met de
volgorde waarin ze in de afleveringen verschenen.243 Enkele platen van het tweede volume
zijn op een aparte manier genummerd. Vier tekeningen zijn van groter formaat, ze beslaan elk
twee platen en worden dus dubbel geteld.244 Daarnaast kregen drie platen een bisnummer,
namelijk plaat 29bis, 31bis en 82bis, wat erop wijst dat ze werden tussengevoegd. Wat
hiervoor het motief was, is onduidelijk. De bisplaten tonen niet noodzakelijk hetzelfde
gebouw als de voorgaande plaat en ze verschijnen binnen een aflevering op verschillende
plaatsen. Opmerkelijk is dat het achtervoegsel ‘bis’, dat voorkomt in de inhoudstafel, niet
altijd gedrukt werd op de platen zelf. In dat geval bevat het volume dus platen met twee keer
hetzelfde nummer.245
IV.1.1. Uitgever
In de bibliografische referenties van de Parallèle in de vakliteratuur wordt steeds E. Noblet
als uitgever van het platenalbum vermeld en wordt als plaats van uitgave Luik of Parijs&Luik
opgegeven. De raadpleging van verschillende exemplaren van de Parallèle leert echter dat er
twee uitgevers bij de productie van het werk betrokken waren, namelijk E. Noblet en
J. Baudry. Beiden publiceerden zowel het eerste als het tweede volume. Noblet gaf volgens de
titelplaten exemplaren van het eerste volume uit in Luik aan de Rue Saint Rémy 18 (afb.54),
in dezelfde stad aan de Place Dre St Paul (afb.55) en in Parijs aan de Rue Jacob 20, waarbij
vermeld wordt dat hij tegelijkertijd een afdeling had in Luik aan de Place Dre St Paul (afb.56).
Eenmalig werd op de titelplaat van het eerste volume “Liège, E. Noblet, Editeur, Place Dre St
Paul” aangetroffen in combinatie met “Paris, Borrant & D’Ro , Libraires, Rue des Sts
240
“Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1855), 307.
“Feuilletion du journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1888), 566.
242
Dit exemplaar van de Parallèle wordt bewaard in het CADCRMSF te Luik.
243
De op dergelijke wijze uitgebrachte platenbundels waarbij dit niet het geval is, geven dit immers duidelijk aan
in de inhoudstafel met behulp van een dubbel classificatiesysteem. De inhoudstafel van Motifs de décoration
extérieure et intérieure van Claesen geeft elke plaat een nummer dat overeenstemt met de plaats waarin ze in de
afleveringen verschenen (n°s du classement par livraison) en een letter-cijfercombinatie die de volgorde aangeeft
waarin ze in het gebundelde werk is geordend (classement de l’ouvrage complet). Ook de inhoudstafel van de
publicatie Specimens de la décoration et de l’ornementation au XIXe siècle van Michel Liénard is een dergelijke
systeem toegepast.
Uit: Claesen, Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations
de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie; Michel Liénard, Specimens de la décoration et de
l’ornementation au XIXe siècle (Luik&Leipzig: Charles Claesen, 1866).
244
Namelijk platen 12-13, 22-23, 24-25, 103-104.
245
Zie onder meer de ingebonden exemplaren die bewaard worden in het archief van Brussel en in de
Universiteitsbibliotheek van Gent.
241
38
Pères 7”.246 Het eerste volume werd eveneens uitgegeven bij Baudry in de Librairie
polytechnique te Parijs, gevestigd aan de Rue des Sts Pères 15, met de vermelding “Paris &
Liège” (afb.57). Dit laatste geeft aan dat Baudry ook in de Luik over een filiaal beschikte. Het
tweede volume van de Parallèle werd gepubliceerd in “Paris & Liège” bij Noblet, zonder
vermelding van adres (afb.58), en bij Baudry, nog steeds gevestigd aan de Rue des Sts Pères
15 (afb.59). De platen van het eerste volume dragen overwegend het opschrift “Etablt de
E. Noblet, Editeur à Liège” of een verkorte variant. Maar er werden ook platen
teruggevonden met de vermelding “Etablt et Imprie de J. Baudry à Liège”. De platen van het
tweede volume dragen ofwel het opschrift “Etablt et Imprie de Noblet et Baudry”, ofwel
“Etablt et Imprie de J. Baudry à Liège”, ofwel “Etablt de E. Noblet, Editeur”, zonder
vermelding van locatie. Sterker zelfs, de tekst ‘à Liège’ lijkt in het laatste geval consequent te
zijn weggekrabd. Deze drie opschriften worden in het tweede volume zonder enige logica
door elkaar gehanteerd. In beide volumes wordt niet op alle platen de uitgever meegedeeld.
De contemporaine bibliografische bladen uit Frankrijk, die de verschijning van de
afleveringen van de Parallèle aankondigen, scheppen duidelijkheid over de inconsistentie met
betrekking tot de uitgever. De eerste afleveringen van het eerste volume verschenen bij
Noblet in Luik.247 Vanaf de twaalfde aflevering, die verscheen in 1855, werden ze
gepubliceerd bij dezelfde uitgever in Luik en in Parijs.248 In sommige bibliografieën wordt
zelfs expliciet aangegeven dat de afleveringen werden uitgegeven in Luik bij Noblet en in
“Paris, même maison, rue Jacob, 20”.249 Omstreeks 1855 lijkt Noblet dus een filiaal in Parijs
uit te baten. Het feit dat het eerste volume ook door Baudry werd uitgegeven, wijst op een
heruitgave van het eerste volume aangezien deze uitgever niet in de bibliografieën van de
jaren 1852 tot 1862 voorkomt.
De eerste veertien afleveringen van het tweede volume werden uitgebracht bij Noblet tussen
1858 en 1862.250 Afleveringen vijftien tot en met negentien werden uitgegeven tussen 1863 en
246
Deze vermelding keert eveneens terug in de “Bibliographie de la France”: “Liége: Noblet – Paris: Borrani et
Droz.”
Uit: Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,”
(Parijs: s.n. 1853), nr.52, 811.
247
P. Jannet, “La propriété littéraire et artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des
libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays,” (Parijs: s.n., 1854), nr.1, 28; “La propriété littéraire et
artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de
tous les pays,” (Parijs: s.n., 1855), nr.30, 146.
248
Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,”
(Parijs: s.n. 1855), nr.29, 307.
Aflevering 12 en 13 verschenen uitzonderlijk niet in La Propriété littéraire et artistique.
249
P. Jannet, “La propriété littéraire et artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des
libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays,” (Parijs: s.n., augustus 1855), nr.241, 475; “La propriété
littéraire et artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et marchands d’objets
d’arts de tous les pays,” (Parijs: s.n., september 1855), nr.245, 644; “Courrier de la libraire, journal de la
propriété littéraire et artistique pour la France et l’étranger,” nr.37, 112.
250
C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1858,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1859), 39;
“Catalogue annuel de la librairie française pour 1859,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1860), 39; C. Reinwald,
“Catalogue annuel de la librairie française pour 1860,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1861), 40; “Catalogue
annuel de la librairie française pour 1861,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1862), 43; “Catalogue annuel de la
librairie française pour 1862,” (Parijs: C. Reinwald, februari 1863), 43; Lorenz, “Catalogue général de la librairie
française,” 450.
39
1865 door Noblet en Baudry samen.251 Afleveringen twintig tot en met vierentwintig werden
enkel door Baudry gepubliceerd tussen 1867 en 1869.252 Opmerkelijk is dat er in de
bibliografieën voor geen van beide uitgevers een filiaal in Parijs wordt vermeld. Gedurende
de productie van het tweede volume van de Parallèle fusioneren beide uitgeverijen en komt
de uitgave van de publicatie in handen van de Franse uitgever Baudry.
Diezelfde bibliografische bladen wijzen op de verdienste van Noblet als uitgever van talrijke
vooruitstrevende architectuurpublicaties. Voorafgaand aan de Parallèle bracht hij onder meer
de platenbundels Hôtel de la ville de Paris en Parallèle des maisons de Paris van Victor
Calliat uit.253 Daarnaast publiceerde hij ook een Franse vertaling van de publicatie
Architectural Antiquities of Normandy van Pugin en Britton. Zijn uitgave was veel goedkoper
dan het Engelse origineel en bovendien van aantekeningen voorzien en werd erg
geapprecieerd.254 Ook de publicatie Types d’architecture gothique recueillis en Angleterre
par A.W. Pugin verscheen in 1851 “grâce au èle M. E. Noblet, intelligent éditeur”.255 Deze
publicatie wordt ook in de Journal vurig gepromoot en er wordt gesteld dat “l’éditeur qui
entreprend de populariser de tels ouvrages a droit à des éloges”.256 Ook met betrekking tot
de publicatie van de Parallèle wordt in een recensie uit de Franse Annales Archéologiques
vermeld dat de publicatie “fait honneur à l’auteur, M. Castermans, et à l’éditeur,
M. Noblet”.257 Het belang van de uitgever voor de verwezenlijking van de Parallèle is dus
niet te onderschatten.
Het is mogelijk dat de uitgever Noblet zelf tekeningen van projecten voor de Parallèle
verzamelde of ze nadien onder eigen naam uitgaf. In het Rijksarchief van Hasselt werd er een
door Noblet uitgegeven, niet gedateerde reeks van zes platen gevonden die de Oude
Gevangenis van Hasselt afbeelden (afb.60-65), een gebouw waarvan zeven platen in de
Parallèle voorkomen (vol.2, pl.5-11) (afb.66-72). De platen van de reeks uit het RH zijn
eveneens uitgegeven door E. Noblet en tonen opvallend veel gelijkenissen met de platen uit
de Parallèle, maar enkele verschillen geven aan dat ze geen deel uitmaakten van de
publicatie. Ten eerste bevat de reeks platen die niet in de Parallèle voorkomen en omgekeerd.
Plaat 5 van uit het RH de reeks toont het “plan des greniers” van de gevangenis (afb.62) dat
afwezig is in de Parallèle. De Parallèle bevat dan weer een extra plaat met het “plan du
souterrain” (vol.2, pl.5) (afb.66) en een plaat met een “coupe en largeur de la détention”
(vol.2, pl.10) (afb.71). Ten tweede stemt de nummering van de platen van de reeks niet
251
C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1863,” (Parijs: C. Reinwald, februari 1864), 45;
“Catalogue annuel de la librairie française pour 1864,” (Parijs: C. Reinwald, februari 1865), 43; “Catalogue
annuel de la librairie française pour 1865,” (Parijs: C. Reinwald, n.d.), 44; Lorenz, “Catalogue général de la
librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 450.
252
C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1867,” (Parijs: C. Reinwald, n.d.), 45;
“Catalogue annuel de la librairie française pour 1869,” (Parijs: C. Reinwald et Cie, n.d.), 40; Lorenz, “Catalogue
général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1876), 250.
Het jaartal 1867 werd ook twee maal aangetroffen op de titelplaat van het tweede volume van de Parallèle.
253
Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1856),
nr.528, 41.
254
Adolphe Napoléon Didron, Annales archéologiques, vol. 16 (Parijs: Didron, 1856), 190.
255
Annales archéologiques, vol. 12 (Parijs: Didron, 1852), 268.
256
V., “Types d'architecture gothique recueillis en Angleterre par A.W. Pugin,” Journal de l'architecture et des
arts relatifs à la construction: revue des travaux exécuté en Belgique, nr. 3 (Brussel: Vanderauwera, 1851): 44.
257
Didron, Annales archéologiques, 129.
40
overeen met de nummering in de Parallèle. De reeks uit het RH bevat platen 3 tot 8. De
platen uit de Parallèle zijn genummerd van 5 tot 11. Ten derde verschillen de opschriften. Er
werden opschriften toegevoegd of weggelaten en er werden opschriften door elkaar
vervangen. Op elke plaat van de reeks is consequent de tekst “Nouveau système
d’emprisonnement cellulaire, maison d’arrêt à Hasselt” aangebracht. Op de platen uit de
Parallèle staat meestal enkel “Maison d’arrêt à Hasselt”. Ten vierde en ten slotte werden op
de tekeningen afgebeelde figuren weggelaten of toegevoegd. Plaat 6 van de reeks (afb.63) en
plaat 8 van Parallèle (afb.69) tonen allebei de voorgevel van de gevangenis, maar de eerste
plaat bevat meer figuren op de voorgrond. Al deze wijzigingen en toevoegingen steunen het
vermoeden dat de reeks uit het RH autonoom tot stand kwam en dat de gegravures werden
aangepast en hergebruikt.
De zes platen uit de reeks van het RH worden vooraf gegaan door een titelplaat die niet in de
Parallèle voorkomt. Deze plaat draagt de titel “Nouvelle maison d’arrêt cellulaire de Hasselt
par F. Derré, Architecte”, toont een “vue à vol d’oiseau” van de gevangenis in een ovalen
cartouche en vermeldt dat de reeks werd uitgegeven bij E. Noblet in “Paris & Liège”
(afb.73). Uit deze laatste mededeling kan worden afgeleid dat de reeks werd uitgegeven
tussen 1855 en 1862, toen Noblet op zichzelf een uitgeverij in Parijs uitbaatte. De platen uit
de Parallèle werden in het midden van deze termijn uitgebracht. Ze maakten deel uit van de
eerste drie afleveringen van het tweede volume die verschenen in 1858 en 1859. Het is dus
niet te achterhalen of de platen uit de reeks voor of na de platen uit de Parallèle verschenen.
De Parallèle werd volgens het opschrift onderaan de inhoudsopgave ofwel gedrukt bij de
Imprimerie de N. Redouté, gevestigd aan de Rue de la Cathédrale 11 te Luik, ofwel bij de
Imprimerie et lithographie de L. Degrace aan de Rue Sous-le-Château 42 te Hoei. De laatste
drukkerij werd enkel aangetroffen in uitgaven van Baudry. Het lettertype van de inleiding
verschilt tussen beide drukkerijen. Volgens de Bibliographie de la France werd het eerste
volume, uitgegeven door Noblet, gedrukt bij de “Imp. de Noel et Hubert à Liège”. Ofwel is
dit nog een derde drukkerij, ofwel gaat het hier gezien het initiaal om dezelfde drukkerij van
N. Redouté te Luik. Verder had Noblet vanaf de samenwerking met Baudry in Parijs een
drukkerij volgens het opschrift “Etablt et Imprie de Noblet et Baudry” op sommige platen en
kan het werk dus ook in hun zaak gedrukt zijn.258
IV.1.2. Tekenaar
In dit onderdeel wordt nagegaan wie de tekeningen aanleverde voor de platen van de
Parallèle. Ook dit is een vraag waar tot nog toe geen antwoord op werd geformuleerd. Op de
titelplaat van het eerste volume staat vermeld dat alle prenten door Castermans werden
getekend, maar de opschriften en de stilistische verschillen tussen de platen geven aan dat er
mogelijks meerdere tekenaars aan het werk zijn geweest. Om dit nader te onderzoeken wordt
een vergelijking doorgevoerd tussen de platen onderling en worden ze geconfronteerd met
tekeningen en platen die met zekerheid van de hand zijn van de architect-ontwerpers.
258
Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,”
(Parijs: s.n. 1853), nr.52, 811.
41
Volgens de titelplaat van het eerste volume van zowel de uitgaven van Noblet als van Baudry
zijn de prenten van de Parallèle “mesurées et dessinées par Augte Castermans, Architecte”.
Het opschrift wordt links onderaan op nagenoeg elke plaat herhaald. 259 De tekeningen zijn
ontzettend gedetailleerd en dus onmogelijk het resultaat van een schets van het gebouw in
situ. Bovendien werden er ook platen uitgegeven van gebouwen die nog niet overeind stonden
of die nooit werden verwezenlijkt (zie IV.2.4.2. De voorgestelde projecten). Het kan dus niet
anders dan dat Castermans de tekeningen vervaardigde naar de originele plannen van de
architecten, net zoals ook Goetghebuer dat indertijd had gedaan voor zijn publicatie Choix des
monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas.260
De vraag stelt zich wat de tussenkomst van Castermans als tekenaar dan precies inhoudt. Er
werden authentieke aquareltekeningen teruggevonden van de twee verwezenlijkingen van de
architect Auguste Vivroux die in het eerste volume van de Parallèle zijn opgenomen,
namelijk het poortgebouw van het Château de Mazures (vol.1, pl.43) (afb.77) en het Maison
Rue de Récollets te Verviers (vol.1, pl.99) (afb.78). Een vergelijking van de aquareltekening
van het poortgebouw (afb.79) met de plaat uit de Parallèle waarop deze staat afgebeeld, toont
aan dat het ontwerp slechts ten dele werd overgenomen. De aquarel van woning (afb.80) geeft
aan dat de woning voorzien was om opgetrokken te worden op een oneffen terrein, aangezien
het basement schuin is afgesneden. Op de plaat uit de Parallèle is het basement echter
rechtgetrokken door de onderste bouwlaag uit te lengen. Dit toont aan dat de oorspronkelijke
ontwerpen van Vivroux door Castermans werden aangepast in functie van de positionering
van de architectuur op het blad en de uniformiteit tussen de platen.
De platen uit het eerste volume tonen inderdaad aan dat er door Castermans inspanningen zijn
geleverd om de architectuur te positioneren en te uniformiseren. Elke afgebeeld onderdeel
werd op schaal gebracht in overeenstemming met de bladspiegel en van de juiste
schaalaanduiding voorzien.261 Daarnaast werd de keuze gemaakt of de tekening over de lengte
of over de breedte van het blad werd aangebracht. Verder werden op vele platen verschillende
architecturale details samengebracht en geschikt. En veelal werd ook rondom de tekeningen
een kader aangebracht om een zekere coherentie tussen de platen te genereren.
Op de titelplaat van het tweede volume wordt Castermans echter niet meer als tekenaar
opgegeven. De tekst is aangepast en verschilt bovendien tussen de drukken van de
uitgeverijen onderling. Volgens de uitgaven van Noblet is de “publication dirigée par Augte
Castermans, Architecte, avec la collaboration des principaux architectes de la Belgique”,
volgens die van Baudry daarentegen is de publicatie tot stand gekomen “par les principaux
architectes de la Belgique”. Toch verschijnt op de platen van de edities van beide uitgeverijen
259
Met uitzondering van platen 76 tot 78 die het Château de Ry van de architect Godefroid Umé tonen (afb.7476).
260
In de prospectus van zijn publicatie Choix verklaart Goetghebuer dat “ nous nous sommes procuré les plans
et les détails chez les Artistes mêmes qui les ont dirigés”.
Bibliografische gegevens van het oorsprokelijke citaat, zoals vermeld in: Van de Vijver, Le Choix des
monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de Pierre-Jacques
Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 18.
261
Enkel op platen 9, 29, 71 en 79 van het eerste volume ontbreekt de schaalaanduiding. Maar gezien de aard
van de tekening is ze niet relevant (afb.81-82, 129, 28).
42
het opschrift “mesuré et dessiné par Aug. Castermans, Achte”. Deze tekst is wel echter nog
maar op 54 platen terug te vinden.262 Merkwaardig is dat op zeven opeenvolgende platen de
architect-ontwerper van het voorgestelde gebouw wordt opgegeven als tekenaar van de prent.
Op de overige platen wordt de tekenaar niet gerapporteerd. Tussen het eerste en het tweede
volume van de Parallèle is er duidelijk een verschuiving vast te stellen met betrekking tot de
rol van Castermans in het maken van de tekeningen voor de platen.
Zeven platen uit het tweede volume dragen de naam van de architect-ontwerper Jean-Pierre
Cluysenaar of Charles Toussaint. Van Cluysenaar betreft het drie platen van het Hôtel
Goethals (vol.2, pl.85-87) (afb.83-85) en twee platen van het Hôtel à côté de l’église
St.-Joseph (vol.2, pl.88-89) (afb.86-87). De platen van het Hôtel Goethals maken deel uit van
zes opeenvolgende platen die aan het interieur van dit gebouw gewijd zijn. Opmerkelijk is dat
de drie voorgaande platen (vol.2, pl.82-84) (afb.88-91) met “mesuré et dessiné par Aug.
Castermans, Archte” zijn ondertekend. Bovendien valt op dat onder de opdruk
‘P.J. Cluysenaar’ op plaat 85 de naam van Castermans nog te ontwaren is. Hier werd de naam
van de tekenaar blijkbaar gecorrigeerd en dit midden in een aflevering (bijlage IV). Maar
tussen de zes prenten valt echter geen verschil in tekenstijl te onderscheiden. In Cluysenaars’
eigen publicatie Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse
et d’ouvrier, etc., excécutés en Belgique (1859) zijn geen interieurtekeningen opgenomen die
hierover uitsluitsel zouden kunnen geven. En aangezien de platen uit deze publicatie in kleur
werden gedrukt is een vergelijking met de platen uit de Parallèle moeilijk (afb.92-93). De
architect Charles Toussaint wordt als tekenaar opgegeven van de twee platen met zijn ontwerp
voor het Château de Neufchâteau (vol.2, pl.92-93) (afb.94-95). Ook deze toeschrijving is
echter betwijfelbaar. De prent van de plattegrond van het kasteel (afb.94) toont immers sterke
overeenkomsten met die van het plan van het Château de Mirwart van Balat, ondertekend
door Castermans (vol.1, pl.28) (afb.96). De tekenstijl van de plaat met de gevel (afb.95)
vertoont dan weer parallellen met deze van het Château de Seilles van Balat (vol.1, pl.64)
(afb.97) en met de Fabrique Hauzeur van Thirion (vol.1, pl.90) (afb.98), eveneens beide
ondertkend met Castermans. Dat deze zeven platen naar de tekeningen van Cluysenaar en
Toussaint zelf vervaardigd werden, lijkt dus onwaarschijnlijk. Vermoedelijk was ook hier
Castermans de tekenaar van de prent. Waarom de namen van de architect-ontwerpers precies
op deze platen ook als tekenaar verschijnen is niet duidelijk.
Ook sommige platen die niet gesigneerd zijn, lijken bij vergelijking met prenten van
Castermans door hem vervaardigd te zijn. Platen 46, 91, 112, 116 en 117 uit het tweede
volume vormen hier een voorbeeld van (afb.99-103). Zo toont plaat 91 een prent met een
woning van Hompus (afb.100) die qua tekenstijl identiek is aan de prent van een andere
woning van dezelfde architect op plaat 72 van hetzelfde volume, die Castermans’ naam draagt
(afb.104). Ook de verschillen tussen niet gesigneerde platen uit de Parallèle en originele
plannen van de architecten wijzen op een intermediaire handeling die door Castermans
uitgevoerd zou kunnen zijn. Zo zijn de platen van de kerk te Kalfort van Schadde
(vol.2, pl.1-2) (afb.105-106) en de originele ontwerptekening ervan (afb.107-108) quasi
identiek, op enkele frappante details na. Op de platen is het uurwerk op de voorgevel
262
Namelijk op platen 3-4, 15, 26-29, 31bis-40, 43, 45, 51-84.
43
ingevuld, zijn er hulplijnen zichtbaar op het plan en werden muurschilderingen aangebracht in
het interieur van de kerk. Een vergelijking van de platen met de gevel en doorsneden van de
gevangenis van Hasselt van François Derré (vol.2, pl.8, 10) (afb.69, 71) met de plannen ervan
(afb.109-110), toont aan dat de eerstgenoemden werden aangevuld met een decor van bomen
en figuren. Mogelijks waren al deze toevoegingen ter verlevendiging van de architectuur
Castermans zijn verdienste.
Toch werden er ook platen aangetroffen die in vergelijking met originele tekeningen van
architecten niet van Castermans’ hand lijken te zijn. Het tweede volume bevat de
ongesigneerde prent met het eerste gevelontwerp voor de woning Godefroy aan de Louizalaan
(vol.2, pl.95) (afb.111).263 In het platenalbum Travaux d’architecture exécutés en Belgique
par Henri Beyaert, waarvan de platen rechtstreeks werden gegraveerd door Joseph en Franz
Neirynck naar de plannen van Hendrik Beyaert, is het tweede gevelontwerp voor deze woning
opgenomen (afb.112). Beide tekeningen zijn met eenzelfde graad van precisie vervaardigd en
zeer driedimensionaal uitgewerkt. Verder wijken ook platen 103-04, 113, 114 en 115 van het
tweede volume (afb.113-116), die onderling sterke stilistische overeenkomsten vertonen, af
van Castermans’ eerder lineaire tekenstijl. Het is natuurlijk niet evident om te onderscheiden
waar het werk van de tekenaar stopt en in dat van de graveur overgaat. Ook de lay-out van de
platen is in het tweede volume minder consequent en de schaalaanduiding ontbreekt op
meerdere platen.264 Ondanks het feit dat er onduidelijkheid bestaat over wie de prenten
tekende, kan het zijn dat er verschillende personen instonden voor het vervaardigen van de
tekeningen, zeker in het tweede volume.
De manier waarop Castermans de originele plannen van de architect-ontwerpers vergaarde, is
onduidelijk. Enerzijds is het mogelijk dat hij ze zelf actief verzamelde. De laatste aflevering
van het tweede volume, die in 1869 werd uitgeven, bevat het ontwerp van een woning aan de
Quai Cockerill te Luik van de architect Charles Toussaint (vol.2, pl.115) (afb.116).265 Het jaar
voordien was van dezelfde architect het ontwerp van de woning voor een zekere Monsieur H.,
gelegen aan dezelfde straat, gepresenteerd op een tentoonstelling van de SUA te Luik.266
Hoogst waarschijnlijk gaat het om hetzelfde ontwerp en werd het hier door Castermans, die
lid was van de vereniging, opgemerkt. Anderzijds reikten de architecten waarschijnlijk ook
zelf ontwerpen aan. In 1851 ontmoette de Nederlandse architect Johannes Hermanus Leliman
de architecten Joseph Jonas Dumont, Jean-Pierre Cluysenaar en Louis Roelandt op zijn
studiereis in België. Hij tekende van hen respectievelijk woningen aan de Kunstlaan
(afb.118), de woningen Bloemaert en Goethals (afb.119) en een onuitgevoerde
ontwerptekening voor de Société de la Concorde (afb.120). Elk van deze gebouwen werden
263
Vanderperren en Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau, 132, 156-57.
De schaalaanduiding ontbreekt op platen 5-7, 9-11, 20, 55-57, 62, 67-68, 71, 82-87 en 100 van het tweede
volume.
265
Deze woning staat nog overeind (afb.117). De straatnaam werd in 1889 gewijzigd in Boulevard Piercot.
Uit: Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 604.
266
“Exposition générale des Beaux-Arts comprenant des ouvrages de peinture, sculpture, gravure, dessin &
lithographie 1868: catalogue explicatif,” nr.271, 33.
264
44
ook in de Parallèle opgenomen.267 Het is dus goed mogelijk dat de architecten deze projecten
zelf aan Leliman voorstelden en ze later ook aan Castermans presenteerden.268 Vermoedelijk
bestaat de Parallèle uit een combinatie van onderwerpen die door Castermans zelf actief
werden verzameld of door de architecten zelf werden aangedragen.
IV.1.3. Graveur
De platen uit de Parallèle zijn gravures, “planches gravées au trait”,269 vervaardigd door
professionele graveurs. In het eerste volume komen twee namen van graveurs voor, namelijk
Aug. Goffard en Ph. Keppel, die rechts onderaan op de platen staan vermeld. De signatuur
van Goffard is voorzien van de afkorting ‘sc.’, de afkorting voor het Latijnse woord ‘sculpsit’
en gehanteerd wordt om een graveur aan te duiden.270 Volgens de Luikse Almanach officiel de
commerce zou het om de Luikse graveur Augustin-Joseph Goffart kunnen gaan.271 Goffard
(of Goffart) duikt als graveur ook op in andere platenbundels die werden uitgegeven bij
E. Noblet in Luik, zoals Eglise Notre-Dame à Huy représentée en plan, élévations, coupes et
détails géométraux d’après les plans de restauration approuvés par la Commission royale de
monuments (Vierset-Godin, 1854) en Parallèle des maisons de Paris (Calliat, 1851). Over de
persoon Ph. Keppel is niets geweten en zijn naam werd in geen enkele andere publicatie
teruggevonden. Merkwaardig is dat de afkorting ‘sc.’ op geen enkele plaat achter de naam van
Keppel is toegevoegd. Maar omdat zijn signatuur verschijnt rechts onderaan op de prent, de
plaats waar normaliter de vervaardiger van een plaat wordt vermeld, wordt verondersteld dat
hij ook graveur was.
De namen van de graveurs komen in het eerste volume slechts op enkele platen voor. De
ondertekening van Goffard werd aangetroffen op platen 1, 7, 21, 24, 52, 61 en 70
(afb.121-126), die van Keppel op platen 22, 43, 63 en 71 (afb.127, 77, 128-129). Hun
signatuur op deze platen is niet consequent aangebracht in alle geraadpleegde uitgaven en er
valt geen systeem te onderkennen in de platen waarop hun namen voorkomen. De
afwezigheid van de namen van de graveurs op de overige platen betekent niet
noodzakelijkerwijs dat deze niet van hun kunnen zijn. Immers, op de titelplaat van de
platenbundel Eglise Notre-Dame à Huy272 staat expliciet vermeld dat de gravures door
‘A. Goffart’ werden vervaardigd en toch verschijnt de vermelding ‘Aug. Goffard, sculp.’ op
slechts drie van de zestien platen.273 De platen uit de Parallèle die niet van de naam van de
graveur voorzien zijn, werden dus mogelijks door Goffard en Keppel vervaardigd.
267
Zie het Maison avenue des Arts van Dumont (vol.1, pl.1-4), het Maison Bloemaert van Cluysenaar
(vol.1, pl.47-49), het Hôtel Goethals van Cluysenaar (vol.1, pl.58-60), de Société de la Concorde van Roelandt
(vol.1, pl.39-42).
268
“Leliman, Johannes Hermanus,” laatst geraadpleegd op 23 maart 2014,
http://zoeken.nai.nl/CIS/persoon/3229.
269
Charles Muquardt, “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges,” (Brussel: Muquardt,
1852), nr.21, 3; Brunet, “Manuel du libraire et de l’amateur de livres,” (Parijs: Firmin Didot frères, 1860), 1627.
270
Handleiding voor het beheer van een topografisch-historische atlas, red. P. Ratsma en C.C.S. Wilmer,
Archiefpublicaties, Deel 1 (Uitgeverij Verloren: Hilversum, 1988), 193.
271
Bruyne, Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l’industrie, de la finance, de la
magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H. Vaillant-Carmanne, 1870), 120.
272
Vierset-Godin, Eglise Notre-Dame à Huy, représentée en plans, élévations, coupes et détails géométraux
d’après les plans de restauration approuvés par la Commission Royale des Monuments (Luik: E. Noblet, 1854).
273
Namelijk op plaat 2, 3 en 7.
45
De platen waarop de namen van Goffard en Keppel zijn aangebracht, zijn duidelijk van elkaar
te onderscheiden qua voorstellingswijze en stijl. De naam van Goffard verschijnt telkens op
een plaat die een gevel afbeeldt, soms in combinatie met een plattegrond en deze gravures zijn
lineair uitgewerkt. Op basis van deze kenmerken kunnen ook de platen 14, 17, 34, 37, 46, 57,
66, 96 en 99 aan hem worden toegeschreven (afb.130-137, 78). De signatuur van Keppel
komt voor op platen die de opstand of een detailtekening van het interieur of exterieur van een
gebouw tonen en zijn gravures zijn eerder picturaal van aard. Ook platen 11, 29, 79, 90 en 101
zouden van zijn hand kunnen zijn (afb.138, 82, 28, 98, 139). Maar op basis van deze
karakteristieken zijn niet alle platen eenduidig aan een van beide graveurs toe te schrijven.
Soms stemt het afgebeelde onderwerp van de platen overeen, maar zijn er toch duidelijk
stilistische verschillen vast te stellen. Zo tonen platen 71 en 106 elk een detailtekening van
een atlant, de mannelijke versie van een kariatide (afb.129, 3). De eerste plaat werd door
Keppel vervaardigd, op de tweede wordt geen graveur vermeld. Logischerwijs zou ook de
tweede plaat een gravure van Keppel kunnen zijn, maar de lijnvoering die gehanteerd wordt
voor het modelé van de figuren verschilt zichtbaar tussen beide platen (afb. 140-141). Ofwel
is plaat 106 dan door Goffard vervaardigd, ofwel waren er nog andere graveurs waarvan de
namen niet worden vrijgegeven.
In het tweede volume is de naam van de graveur geheel afwezig. Maar op basis van de
bovengenoemde kenmerken zouden onder meer platen 4, 29, 38, 43, 52, 58, 68, 70 en 75
(afb.142-150) door Goffard gegraveerd kunnen zijn. Keppel zijn stijl is op geen enkele plaat
van het tweede volume te herkennen.
IV.2. Analyse van de platen
De Parallèle bundelt 240 platen met tekeningen van in totaal 94 verschillende gebouwen,
ontworpen door 35 Belgische architecten. Op elke plaat wordt aangegeven waar het gebouw
zich bevindt, welk type gebouw wordt weergegeven, welk onderdeel van het gebouw is
voorgesteld en wie de architect van het ontwerp is. Deze vier aspecten, namelijk de locatie, de
typologie, de voorstellingswijze en de architect, worden als vertrekpunt genomen voor een
kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de inhoud van de Parallèle. Eerst wordt elk aspect
cijfermatig bestudeerd met behulp van de inhoudstafels, waarin informatie van de platen
systematisch is opgelijst (bijlage V). Vervolgens worden de kwantitatieve gegevens die uit dit
onderzoek resulteren, betrokken op andere bronnen, teneinde de inhoud van de Parallèle ook
kwalitatief te bestuderen.
Vooraleer de kwantitatieve analyse aan te vatten, dienen enkele opmerkingen te worden
gemaakt met betrekking tot de informatie die in de inhoudstafels en op de platen
gecommuniceerd wordt. Bij onderlinge vergelijking ervan en na raadpleging van ander
bronmateriaal werd vastgesteld dat de opschriften niet steeds overeen stemmen of incorrect
zijn. De opgemerkte verschillen met betrekking tot de plaatnummering, de lokalisatie, de
typologie, de voorstellingswijze en de architecten worden hieronder aangestipt en bijgestuurd
voor het verdere onderzoek.
46
In de inhoudstafel van het eerste volume zijn enkele slordigheden geslopen met betrekking tot
de nummering van de platen. De platen met nummers 97 en 98 werden met elkaar verwisseld.
Plaat 97 toont in werkelijkheid het Château de Strée van Vierset-Godin, plaat 98 het Maison
rue Méan van Umé. Daarnaast wordt tevens in het eerste volume plaat 28 door middel van
aanhalingstekens aangeduid als een plaat met het grondplan van het Château St.-Marc te
Namen van Balat, dat op de voorgaande plaat wordt afgebeeld. Deze plaat beeldt echter het
plan af van het Château de Mirwart van dezelfde architect.
Aangaande de situering van de gebouwen werd het Château de Mirwart (vol.1, pl.28) van
Balat in Namen gelokaliseerd, maar het bevindt zich in de provincie Luxemburg. Ook het
Château Caster (vol.2, pl.44) van de architecten Delsaux en Toussaint is verkeerdelijk
gesitueerd in Hasselt. Het kasteel werd opgetrokken in Ternaaien, een deelgemeente van de
stad Wezet in de provincie Luik.274 Het Château de Neufchâteau van Toussaint is niet gelegen
in de stad Luik, maar bevindt zich in Aubel, een gemeente in de provincie van Luik
(vol.2, pl.92-93). Tot slot is de locatie van de gebouwen op de platen soms meer gespecifieerd
dan in de inhoudstafels. Plaat 89 van het eerste volume meldt dat de Salle de Notaires te
Brussel van Derré is gesitueerd in Elsene (vol.1, pl.85-89). Voor het ‘château’ in de
omstreken van Bergen, ontworpen door Beyaert, wordt in de inhoudstafel niet gepreciseerd
dat het om het Château de Trazegnies gaat (vol.1, pl.119-120).
De typologie van het gebouw wordt op de platen in het geval van stadwoningen dikwijls met
een straatnaam, een nadere omschrijving van de locatie of een meer specifieke
plaatsaanduiding aangevuld. Omdat deze informatie nauwer aansluit bij de locatie van het
pand, wordt ze ingezet in de kwantitatieve analyse van de locatie (zie IV.2.1. Locatie). Een
woning te Antwerpen, ontworpen door Dens, is voorzien van het onvolledige
opschrift“rue …” (vol.2, pl.45-46). Dezelfde aanduiding is eveneens terug te vinden op de
plaat die het ontwerp van een etalage van Castermans weergeeft (vol.2, pl.71), maar werd niet
overgenomen in de inhoudstafel. Voor het Maison rue Neuve te Brussel van Hendrik Beyaert
(vol.2, pl.113) wordt op de plaat uitzonderlijk het huisnummer vermeldt, namelijk nummer
34. De opgenomen kastelen worden vaak benoemd naar de plaats waar ze gelegen zijn, zoals
bijvoorbeeld het ‘Château de Deurle’ te Gent of het ‘Château de Seilles’ in de omstreken van
Namen.
De inhoudstafels nemen de opschriften op de platen die meedelen welke architecturale
onderdelen zijn afgebeeld meestal letterlijk over. Maar af en toe zijn er voorstellingswijzen
vergeten in de inhoudstafel. Plaat 31 van het eerste volume toont bijvoorbeeld naast de façade
ook een ‘plan du rez-de-chaussée’ van het gebouw. In andere gevallen behoefde het opschrift
de toevoeging van ‘façade’, ‘plan’, ‘coupe’ of ‘detail’ ter verduidelijking van de gehanteerde
voorstellingswijze, die doorgaans expliciet gecommuniceerd wordt. Zo beeldt plaat 55 van het
eerste volume de doorsnede van eetkamer af, maar vermeldt enkel ‘salle à manger’. Verder
wordt nog het ambigue onderscheid gemaakt tussen een ‘façade’ en een ‘élévation’ tussen
verschillende ontwerpen. Al deze onvolkomenheden bemoeilijken een kwantitatieve analyse
van de voorstellingswijze.
274
Di Campli, Jean-Charles Delsaux (1821-1893), architecte provincial, 11-14.
47
Met betrekking tot de architecten bestaat er een inconsistentie in naamgeving, zowel binnen
de inhoudstafels als tussen de inhoudstafel en de platen onderling. Ten eerste is de manier van
benoemen in de inhoudstafels niet consequent doorgevoerd. Bij eenzelfde architect worden nu
eens de initialen van de voornaam vermeld, en dan weer niet. Voor de architect Cluysenaar
wordt zowel P. als P.-J. gebruikt.275 Enkel van Wynand Janssens wordt de volledige
voornaam meegedeeld, wellicht vanwege het courant voorkomen van de achternaam. Ten
tweede bevatten de inhoudstafels enkele foutieve toeschrijvingen die aan de hand van het
opschrift op de platen of via raadpleging van andere bronnen konden worden vastgesteld. Zo
wordt als architect van het Château de Deurle (vol.2, pl.50-51) ‘Menard’ opgegeven, terwijl
het opschrift op de plaat correct stelt dat het door L. Minard werd ontworpen. Het Château de
Strée (vol.1, pl.97) wordt dan weer toegeschreven aan ‘A. Vierset-Godin’, terwijl met
zekerheid geweten is dat het opgenomen ontwerp door Emile Vierset-Godin vervaardigd
werd.276 Ook is niet F. Dens, maar wel Pieter Dens de architect van een Maison Place de Meir
(vol.1, pl.21). Tot slot toont de Parallèle de koetspoort van een woning aan de Wetstraat,
ontworpen door een zekere Jeanlet (vol.2, pl.47). Hoogst waarschijnlijk gaat het hier om de
architect Emile Janlet.277 Wanneer meerdere achtereenvolgende platen gebouwen tonen van
eenzelfde architect wordt de naam in de inhoudstafels doorgetrokken door middel van een
aanhalingsteken. Ook hierdoor zijn er enkele foutieve toeschrijvingen in de inhoudstafel
geslopen. Zo is het Pavillon de la Géronstrère te Spa (vol.2, pl.35-36) een ontwerp van
Rémont en niet van Blandot, en is het ‘Maison rue du Spintay’ te Verviers (vol.1, pl.96) van
A. Thirion en niet van Rémont. Als ontwerper van de Centrale Gevangenis van Leuven
(vol.2, pl.96-102) wordt met behulp van een aanhalingsteken Beyaert opgegeven, hoewel dit
gebouw aan Dumont wordt toegeschreven.278
IV.2.1. Locatie
De titel van Castermans’ publicatie belooft een werk met huizen “de Bruxelles et des
principales villes de la Belgique”. Een eerste indruk van de gegevens uit de inhoudstafels
geeft blijk van een ruime geografische spreiding van de opgenomen gebouwen binnen België.
Kwantitatief beschouwd is de bouwproductie uit de provincies Brabant, Luik en Antwerpen
het best gedocumenteerd. Dit fenomeen is logisch te verklaren door de verhoogde
bouwactiviteit in de steden Brussel, Luik en Antwerpen vanwege de grootschalige
stadsuitbreidingen en -saneringen die er in de loop van de 19de eeuw plaatsgrepen.279 De
275
Het gaat hier om de architect Jean-Pierre Cluysenaar waarvan de voornaam doorgaans met J.-P. wordt
afgekort. Het omwisseling van deze initialen is echter niet foutief, want ook het eigentijdse opschrift op de gevel
van de door deze architect ontworpen Koninginnegalerij in Brussel luidt: “P.J. Cluysenaar Archte 1847”.
Uit: Pierre Mardaga, red. Bouwen door de eeuwen heen in Brussel: stad Brussel, binnenstad, vol.1B (Luik:
Mardaga, 1993), 269.
276
Ancion, “L’Oeuvre de l’architecte Emile Vierset-Godin,” 30-33.
277
Marcel Celis, “Janlet, Emile,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne
Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 367.
278
“Centrale gevangenis (ID: 200269),” laatst geraadpleegd op 1 maart 2014,
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/200269; Benoît Mihail, “Dumont, Joseph Jonas,” in
Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds,
2003), 290.
279
Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 212.
48
Parallèle telt negentien verschillende gebouwen uit Brussel280 en één uit Leuven. Hoewel de
klemtoon via de titel van de publicatie op de Brusselse hoofdstad wordt gelegd, blijkt dat het
grootste deel van de opgenomen projecten afstamt uit Luik, Castermans’ geboortestad. Luik is
in de Parallèle met tweeëntwintig gebouwen vertegenwoordigd, aangevuld met nog één
gebouw uit de omstreken en twee uit de ‘province’ van deze stad. Daarnaast telt de publicatie
uit de Luikse provincie nog vijf gebouwen uit Hoei, zeven uit Verviers en telkens één uit de
nabijgelegen steden Broux en Aubel, twee uit de omstreken van Verviers, drie uit Spa, één uit
Limbourg en één uit Ternaaien. Uit de Antwerpse provincie worden elf ontwerpen uit de stad
Antwerpen, één gebouw uit Kalfort en één uit Niel afgebeeld. Verder bevat de Parallèle vijf
gebouwen uit Gent en worden er uit de provincie Namen twee gebouwen uit de stad Namen,
twee uit de ‘province’ van Namen en één uit Ciney opgenomen. Uit de provincie
Henegouwen werd één gebouw uit Charleroi en één uit de omstreken van Bergen getoond.
Tot slot bevat de publicatie nog één verwezenlijking uit Oostende, één gebouw uit Hasselt en
één uit Mirwart, gelegen in de provincie Luxemburg.
De geografische spreiding van de opgenomen gebouwen is in beide volumes nagenoeg gelijk.
Wel zijn alle voorgestelde projecten uit Verviers in het eerste volume en die uit de stad Spa in
het tweede volume opgenomen. Het is het tweede volume dat met het tonen van telkens één
enkel gebouw uit de steden Charleroi, Oostende, Hasselt, Leuven de geografische spreiding
binnen de publicatie verruimd.
De architecturale projecten uit de Parallèle situeren zich hoofdzakelijk in de nieuw
aangelegde stadswijken en langs de centrale lanen van de Belgische grootsteden. Vele huizen
uit Brussel bevinden zich in de Leopoldswijk, de befaamde aristocratische residentiewijk
waarvan de plannen in 1837 door Suys waren ontworpen.281 De publicatie bevat onder meer
verschillende woningen die gelegen zijn aan de Guimardstraat, aan de Kunstlaan en aan de
Wetstraat. Tevens is het ontwerp opgenomen van een Maison à côté de l’église St-Joseph, de
kerk die het hart van de Leopoldswijk vormde en waarvan de plannen eveneens door Suys
waren getekend. 282 De overgrote meerderheid van de Luikse gebouwen uit de Parallèle
bevinden zich langs straten die tussen 1830 en 1850 ontstonden. Zo worden er één of
meerdere woningen opgenomen uit de Rue Grétry, de Rue Méan, de Boulevard de la
Sauvenière, de Rue Lonhienne en toont de publicatie maar liefst zes realisaties uit de Rue
Louvrex. 283 Uit Antwerpen bevat de publicatie zes gebouwen aan de Meir, die in de 19de
eeuw getransformeerd werd tot een belangrijke verkeersader van de stad. 284 Van de stad Gent
toont de Parallèle een woningengroep aan de Ijzeren Brugstraat285 die omstreeks het midden
280
Waarvan één uit Elsene en waarvan Hôtel Goethals van Cluysenaar drie keer voorkomt, verspreid over de
publicatie.
281
Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” 21-22.
282
Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 125.
283
Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 608, 11; ibid., vol.4: 138; Cortembos, Patrimoine
architectural et territoires de Wallonie: Liège, 108-09.
284
“Meir (ID: 12938),” laatst geraadpleegd op 4 april 2014,
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/12938.
285
Vandaag de Lammerstraat.
49
van dezelfde eeuw werd rechtgetrokken en verbreed in functie van de bereikbaarheid van het
Zuidstation.286
IV.2.2. Typologie
Volgens de titel bevat de Parallèle afbeeldingen van “des maisons”. Uit de inhoudstafel blijkt
dat dit begrip in feite de gehele woonarchitectuur beslaat. In de inleiding wordt duidelijk
aangegeven dat het werk naast “des somptueuses demeures de l’opulence” ook “des
habitations plus simples, plus économiques” bevat.287 In totaal telt de publicatie vijfenveertig
stadswoningen, vijf ‘hôtels’ of herenhuizen, zeven plattelandswoningen, twaalf kastelen en
vier paviljoenen. Ook architecturale onderdelen die deel uitmaakten van wonigen worden
getoond. Zo worden een bijgebouw van een huis en van een kasteel, een ‘entrée de jardin’ en
een ‘petit étalage’ op de platen afgebeeld. De diversiteit aan woonprogramma’s is over het
algemeen gelijkmatig verdeeld over het eerste en het tweede volume van de publicatie.288
Naast woonprogramma’s zijn er in de publicatie ook diverse andere architecturale typologieën
opgenomen. Het eerste volume bevat de Salle de la Concorde te Gent (vol.1, pl.39-42), de
Salle des Notaires te Brussel (vol.1, pl.85-89),289 de Fabrique Hauzeur te Verviers
(vol.1, pl.90), 290 het Luikse Casino (vol.1, pl.93-95) en de Société Littéraire te Luik
(vol.1, pl.100-103). Voor zover is na te gaan werden deze gebouwen allemaal gerealiseerd in
opdracht van een vereniging of privé-eigenaar. Het Casino werd opgetrokken naar de plannen
van de architect Rémont te Luik in opdracht van een vereniging. 291 Deze verwezenlijking
wordt beschouwd als een van de ‘constructions privées’ die deze architect realiseerde. 292 De
opdracht aan de architect Roelandt voor de bouw van de Salle de la Concorde ging uit van de
Gentse orangistenvereniging Société de la Concorde.293 De Société Littéraire te Luik was
eigendom van de Cercle de la Société Littéraire, een ‘institution privée’.294 Ofschoon het in
deze vijf gevallen geen woonarchitectuur betreft, kwam elk van deze verwezenlijkingen met
semipubliek karakter wel vanuit privéinitiatief tot stand.
286
“Lammerstraat (ID: 3137),” laatst geraadpleegd op 4 april 2014,
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/3137; Pierre-Jacques Goetghebuer, Atlas Goetghebuer,
L29/1, 2a en2b, Gent: GSZD.
287
Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis
1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.
288
Het eerste volume eenentwintig woningen, negen kastelen, vier herenhuizen, vier landhuizen, het koninklijk
paleis, drie paviljoenen en een ‘observatoire’. Het tweede volume telt vierentwintig stadswoningen, twee hotels,
drie landhuizen, drie kastelen, en een paviljoen.
289
Met betrekking tot de Salle des Notaires te Brussel van de architect François Derré is geen informatie
teruggevonden. Op de plaat wordt vermeld dat het gebouw gelegen is in Elsene en op de gevel van het gebouw is
het opschrift ‘Chambre des notaires’ aangebracht.
290
Ook over de Fabrique Hauzeur te Verviers van de architect Adolphe Guillaume Thirion is geen informatie
teruggevonden. Wel vertoont het middenrisaliet sterke overeenkomsten met het kasteel in Hauzeur-de-Simony
op een foto van 1902 (afb.151-152).
291
Théodore Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, 6 vols., vol. 2 (Brussel: George Thone, 19241929), 165.
292
Lebens, “L’Architecture à Liège,” 258.
293
“Louis Roelandt-Verenigingsgebouw La Concorde,” laatst geraadpleegd op 1 maart 2014,
http://www.architectuurfocus.ugent.be/default.aspx?ref=ADAH&lang=NL.
294
“Le Cercle de la Société Littéraire,” laatst geraadpleegd op 4 april 2014,
http://societelitteraire.be/presentation.
50
Het tweede volume van de Parallèle bevat een opvallend ruimer aanbod aan architecturale
typologieën. Naast woonarchitectuur toont het de Salle de la Redoute te Spa (vol.2, pl.16-18)
en het Etablissement pour 350 hommes aliénés te Gent (vol.2, pl.20-25),295 twee projecten die
voortkwamen uit privé-initiatief. Verder werd dit volume uitgebreid met ontwerpen van
enkele publieke gebouwen. Het presenteert de kerk van Kalfort (vol.2, pl.1-2) die op
constructief vlak erg vernieuwend was.296 Ook worden de stationsgebouwen van Oostende
(vol.1, pl.19), Antwerpen (vol.2, pl.12-14), Gent (vol.2, 29bis-31bis) en Brussel Noord
(vol.2, pl.52) opgenomen. Als nieuwe typologie hield het stationsgebouw immers een
ontwerpvraagstuk in. Daarnaast worden nog twee gevangenissen getoond, namelijk het
Maison d’arrêt van Hasselt (vol.2, pl.5-11) en het Maison pénitentiaire cellulaire van Leuven
(vol.2, pl.96-102). Deze gebouwen kwamen tot stand volgens de recent ontwikkelde principes
van de jurist Edouard Ducpétiaux, die in de lijn lagen van het panoptische gedachtegoed van
Jeremy Bentham.297 De tweede reeks van de Parallèle wordt afgesloten met de foyer van een
theatergebouw te Hoei (vol.2, pl.116-117). Dit zijn allemaal gebouwen die omwille van de
innovatie van de typologie of van achterliggend ontwerpconcept in de 19de eeuw erg
baanbrekend waren.
De integratie van publieke architectuur in het tweede volume kan geassocieerd worden met de
initiële intentie van Castermans om een werk te maken dat alle architectuurtypologieën zou
bevatten. In de inleiding die aan het eerste volume vooraf gaat, geeft Castermans aan dat de
Parallèle “n’est que le commencement d’une œuvre plus considérable, qui embrassera dans
son cadre l’Architecture publique, religieuse et civile”. Wat met het omvangrijkere werk
bedoeld wordt is niet helemaal duidelijk. Enerzijds zou het kunnen dat hiermee verwezen
wordt naar de tweede reeks van de publicatie met enkele publieke gebouwen tussen de
woonprogramma’s. Anderzijds is het mogelijk dat de publieke gebouwen reeds tussen de
woonarchitectuur door in het tweede volume werden ondergebracht vanuit het besef dat het
ambitieuze project nooit gerealiseerd zou kunnen worden.
IV.2.3. Voorstellingswijze
De gebouwen die in de Parallèle zijn opgenomen worden op heel uiteenlopende wijze in
beeld gebracht. Zoals de titel van de publicatie verraadt, bevat het werk platen met
afbeeldingen van plannen, gevels, doorsneden en detailtekeningen van interieur en exterieur.
Deze architecturale onderdelen worden op de platen afzonderlijk of in combinatie met elkaar
gepresenteerd.
Vanwege
deze
wisselende
samenstelling
van
voorgestelde
architectuuronderdelen per plaat en de ambiguïteit in de benoeming van voorgestelde
elementen is een kwantitatieve analyse per type voorstellingswijze niet evident. Maar over het
algemeen kan worden vastgesteld dat alle manieren van presenteren ongeveer in eenzelfde
mate aan bod komen.
295
Het gaat om het Guislaingesticht dat werd opgetrokken door Adolphe Pauli op vraag van Dr. Jozef Guislain,
die mede instond voor de vervaardiging van de plannen.
Uit: Wylleman, “Architect Adolphe-Edouard-Theodore Pauli 1820-1895,” 49-57.
296
Veerle Meul, “Joseph Schadde, academicus en historiserend bouwmeester in de tweede helft van de 19de
eeuw,” Monumenten & Landschappen, nr. 6 (1994): 49.
297
Mihail, “Dumont, Joseph Jonas,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne
Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 290.
51
Het aantal voorstellingswijzen dat per gebouw gehanteerd wordt, is gemakkelijker cijfermatig
te onderzoeken. Zoals reeds gezegd omvat de publicatie 240 platen van vierennegentig
verschillende gebouwen. Dit betekent dat er aan sommige gebouwen meerdere platen zijn
gewijd dan aan andere en dat het aantal manieren waarop de architectuur wordt
veraanschouwelijkt, varieert. Eenentwintig van de vierennegentig opgenomen gebouwen
worden enkel met de geveltekening gepresenteerd. In eveneens eenentwintig gevallen worden
zowel gevels als grondplannen van het gebouw getoond. Vijf keer worden enkel
grondplannen van het gebouw gepresenteerd.298 Van veertien gebouwen worden louter
architecturale details van het exterieur of doorsneden, specifieke onderdelen of ornamenten
van het interieur weergegeven.299 Van de overige tweeëndertig gebouwen bevat de publicatie
een wisselende combinatie van gevels, plannen, doorsneden en decoratieve elementen van
interieur en exterieur. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat de voorstellingswijze niet
bepaald wordt door het aantal platen dat per gebouw is opgenomen. Een gebouw waar
bijvoorbeeld slechts één plaat aan besteed is, kan zowel een gevel, gevel en plan, een plan, of
architecturale details tonen.
De aandacht voor de interieurbehandeling van de gebouwen in de publicatie is opvallend. De
Parallèle bevat een groot aantal platen die doorsneden van kamers, de opstanden van wanden,
plafond- en vloerafwerking en schouwmantels uiterst gedetailleerd in beeld brengen.
Bovendien zijn er in de platenbundel zelfs meerdere gebouwen terug te vinden waarvan
uitsluitend interieurafbeeldingen zijn opgenomen.300 Deze belangstelling voor het interieur
contrasteert schril met die van Victor Calliat die in zijn gelijkaardige publicatie Parallèle de
Maisons de Paris amper een beeld laat zien van de inrichting van de woningen. De
prominente aanwezigheid van tekeningen met binnenhuisafwerking in de Parallèle is
mogelijks te verklaren door Castermans’ eigen interesse in dit aspect van het architecturale
ontwerp. Eigentijdse architecten getuigen dat Castermans “compte peu de rivaux dans l’art si
difficile de la décoration intérieure”301 volkomen meester was en dat zijn talent als
uitzonderlijke ornamenteur duidelijk af te lezen viel in “les beaux dessins dont il a laissé
exposer quelques spécimens”.302 Een andere verklaring zou kunnen zijn dat Castermans wou
aantonen dat het eclecticisme zich veelal manifesteerde in het interieur, dat vaak in contrast
298
Het betreft het Château de Mirwart van Balat (vol.1, pl.28), het Maison de campagne te Antwerpen van Dens
(vol.1, pl.43), het Maison de campagne te Niel van Van Opstal (vol.1, pl.56), het Maison rue Louvrex van
Dejardin (vol.2, pl.41) en het Hôtel à côté de l’église St-Joseph te Brussel van Cluysenaar (vol.2, pl.88-89).
299
Projecten waarvan uitsluitend details uit het exterieur worden getoond zijn een ‘entrée de jardin’ van Blandot
te Hoei (vol.2, pl.34), het Maison rue Fabry van Dejardin met details uit de façade (vol2, pl42), het Maison rue
de la Loi van Jeanlet met de ‘porte cochère’ (vol.2, pl.47) en een ‘petit étalage’ van Castermans (vol.2, pl.71).
Realisaties die enkel doorsneden, specifieke onderdelen (zoals schouw, parketvloer, plafond) of decoratieve
afwerking van het interieur tonen zijn het Hôtel Laoureux van A. Thirion te Verviers, (vol.1, pl.54-55), het Palais
du Roi met uitsluitend de schoorsteen van A.-J. Leclercq (vol.1, pl.67), het Maison rue de Namur van Beyaert
(vol.1, pl.74-75), het Château de Berlaymont te Brussel van Balat met enkel het plafond van de kapel (vol.1,
pl.85), het Casino te Luik van Rémont met doorsnede en details van de ‘salle de danse’ (vol.1, pl.93-95), het
Maison rue Méan van Umé (vol.1, pl.97), de Société Littéraire te Luik van Umé en de peintre-décorateur Ed.
Van Marck (vol.1, pl.100-103), de Salle de la Redoute te Spa van L. Demany (vol.2, pl.16-18), het Maison rue
Louvrex van Dejardin (vol.2, pl.43), het Maison de campagne te Hoei van Blandot (vol.2, pl.48-49) en de Foyer
du Théâtre van L. Blandot te Huy (vol.2, pl.116-117). Voor het laatste gebouw zit de klemtoon op het interieur
zelfs al in de benaming van het ontwerp vervat.
300
Zie voetnoot 198.
301
“Nécrologie,” La Meuse (10 en 11 september 1881)
302
Lebens, “L’Architecture à Liège,” 263.
52
stond met de gevelopvatting. Zo oogt de gevel van het Hôtel Goethals (vol.1, pl.60) (afb.153)
classicistisch, terwijl de talrijke platen van het interieur een grote stijlendiffrentiatie tonen
(vol.2, pl.60-67, 82-87) (afb.83-85, 88-91).
De platen zelf bevatten nog bijkomstige informatie die betrekking heeft op de
voorstellingswijze in bredere zin van het woord, zoals de grafische aspecten en aanduidingen
ter ondersteuning van de lezing van de tekeningen. Op grafisch vlak kan er een onderscheid
worden gemaakt tussen een lineaire of een eerder picturale behandeling. Het verschil in
uitvoering van de gravures is vooral op te merken in de geveltekeningen Bij de eerder lineaire
tekeningen zijn de venstervlakken meestal grijs getint in functie van de leesbaarheid van het
ontwerp. In de meer picturaal uitgewerkte prenten wordt gebruik gemaakt van diverse
grijswaarden die een driedimensionale ervaring van de gevel genereren. Vier van de door
grijswaarden opgehoogde geveltekeningen zijn in een landschappelijke setting ingebed. In
deze gevallen wordt gesproken van een ‘élévation’ van het gebouw, eerder dan van een
geveltekening. Deze vier prenten maken allemaal deel uit van het eerste volume van de
publicatie (vol.1, pl.22, 29, 79, 90). Daarnaast is ook één van de detailtekeningen
monochroom uitgevoerd. Het betreft de plaat die de bas-reliëfs van de gevel van het Hôtel
Cerfontaine te Luik toont, naar het ontwerp van de architect Cluysenaar (vol.1, pl.9).
Op de grondplannen van de gebouwen wordt elke kamer op het plan zelf benoemd. In het
tweede volume is deze manier van identificatie bij sommige plattegronden vervangen door
legendes die de functie van de diverse ruimtes toelichten. Een opmerkelijke legende is terug te
vinden bij het grondplan van het door Toussaint gerestaureerde kasteel van Neufchâteau te
Aubel (vol.2, pl.92). Op het plan wordt door middel van het gebruik van twee verschillende
grijswaarden voor de muren een onderscheid gemaakt tussen de ‘anciennes constructions’ en
de ‘nouvelles constructions’.
Schoonjans definieert de Parallèle op basis van de kenmerken van de illustraties als een
voorbeeldboek.303 Dit is voor de auteur een platenbundel waarin weinig nadruk wordt gelegd
op de technische details van de gepresenteerde architectuur. De platen zijn doorgaans
voorzien van een schaalaanduiding, maar gaan niet in op de constructieve opbouw en
maatvoering van wat voorgesteld wordt.304 Het impliceert dat de illustraties niet letterlijk
gekopieerd kunnen worden, maar louter fungeren als inspiratiebron. Op die manier wordt het
artistieke copyright van de architect van het getoonde ontwerp behoed. De Parallèle bevat
echter vele profielsneden, aanzichten en doorsneden van architecturale details. Bovendien
worden naast de schaalaanduiding ook dikwijls de exacte afmetingen van de onderdelen
aangegeven. In de inleiding van de Parallèle stelt Castermans dat de plannen en voorgevels
met elkaar vergeleken kunnen worden, maar dat de detailtekeningen zijn opgenomen zodat de
architecten “aient de quoi diriger leur choix et asseoir leurs idées”.305 Het was in de praktijk
gebruikelijk om architecturale details over te nemen in eigen ontwerpen. In de Journal werd
303
Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 148-58.
Schoonjans nuanceert deze definitie voor publicaties met prenten van historische architectuur. Deze
tekeningen zijn wel van maatvoering voorzien omwille van hun documentair karakter.
Uit: Ibid., 153.
305
Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis
1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1.
304
53
geconstateerd dat een bepaald detail van een rijkelijk gedecoreerde gevel, ontworpen door
Dumont voor een woning tegenover de Naamsepoort, afkomstig was van de “planches d’un
livre publié en Angleterre, par M C.-J. Richardson, sur l’architecture dite d’Elisabeth”.306 De
Parallèle maakt een dergelijke kopieermethode van ornamenten, die meestal zelf teruggingen
op historische modellen, mogelijk en is dus geen voorbeeldboek volgens de definitie die
Schoonjans eraan toekent.
IV.2.4. Architecten
De 94 gebouwen die in de Parallèle worden getoond, zijn ontworpen door maar liefst
35 verschillende, Belgische architecten (bijlage VI).307 De kwantitatieve analyse met
betrekking tot de architecten onderzoekt twee aspecten. Enerzijds wordt nagegaan hoeveel
gebouwen er per architect zijn opgenomen, anderzijds wordt nagetrokken hoeveel platen er
aan de ontwerpen van eenzelfde architect zijn gewijd. Het resultaat van deze laatste telling
wordt tussen haakjes meegedeeld. In de Parallèle is telkens één gebouw opgenomen van de
architecten Auguste Cador (2), François Coppens (1), Glibert (1), Wynand Janssens (9),
Emile Janlet (1), Auguste Lambeau (3), Heliodore Leclef (2), A.-J. Leclercq (1), Louis
Minard (2), Adolphe Pauli (6), Gustave Saintenoy (6), Joseph Schadde (2), Tilman François
Suys (4), J.H. Van den Boorn (2) en van L. Van Opstal (1). De platenbundel telt twee
gebouwen van de architecten Jean-Charles Delsaux (2), 308 Joseph Jonas Dumont (11),
Evariste Halkin (3), Joseph Antoine Hompus (3), Auguste Payen (5), Julien-Etienne Rémont
(5), Louis Roelandt (7) en Auguste Vivroux (3). De publicatie bevat drie gebouwen van
François Derré (14), Charles Toussaint (4)309 en van Emile Vierset-Godin (4), en toont vier
gebouwen van AlphonseBalat (5), Jean-Pierre Cluysenaar (31), Laurent Demany (11) en van
Godefroid Umé (10). Er zijn vijf gebouwen opgenomen van Lambert Blandot (8) en van
Hyacinthe Dejardin (6) en zeven gebouwen van Hendrik Beyaert (17), van Pieter Dens (12) en
van Adolphe Guillaume Thirion (9). Tot slot worden er in de Parallèle acht gebouwen
getoond van Auguste Castermans (28) zelf.
Uit bovenstaande gegevens blijkt dat het aantal gebouwen per architect niet evenredig is aan
het aantal platen die ze innemen. Zo bezetten Wynand Janssens, Adolphe Pauli en Gustave
Saintenoy, die elk maar met één gebouw in de publicatie vertegenwoordigd zijn, meer dan of
evenveel platen als bijvoorbeeld Alphonse Balat met vier, Hyacinthe Dejardin met vijf of
Adolphe Guillaume Thirion met zeven gebouwen. Jean-Pierre Cluysenaar is met 31 platen het
best vertegenwoordigd in de Parallèle. Maar opvallend is hierbij dat Cluysenaar, die slechts
vier gebouwen presenteert, met dit aantal meer platen inneemt dan Castermans die het dubbel
aantal ontwerpen toont.
306
C.D. Versluys, “Le maison de la Porte de Namur, le style d'Elisabeth,” Journal belge de l'architecture et de la
science des constructions (Brussel: Vanderauwera, 1853): 39.
307
Deze bijlage bevat een lijst met alle architecten die in de Parallèle voorkomen, alfabetisch gerangschikt op
achternaam, met vermelding van hun voornaam en levensdata, indien gekend. In de tekst worden doorgaans
enkel de achternamen van de architecten gebruikt, tenzij de voornaam relevant is ter verduidelijking of om
verwarring met een naamgenoot uit te sluiten.
308
Het Château Caster (vol.2, pl.44) kwam tot stand door een samenwerking tussen de architecten Delsaux en
Toussaint. Dit ontwerp werd dan ook voor beide architecten in de analyse verrekend.
309
Zie voetnoot 205.
54
Het aantal opgenomen werken van de architecten zijn over het algemeen evenwichtig
verdeeld over het eerste en tweede volume van de publicatie. Een uitzondering hierop zijn de
architecten Alphonse Balat, Adolphe Guillaume Thirion en Emile Vierset-Godin, waarvan
respectievelijk de vier, zeven en drie ontwerpen zich allemaal in het eerste volume bevinden.
Voor Balat valt dit te verklaren door zijn overschakeling van een eclectisische naar een
neoclassicistische architectuurpraktijk toen hij in 1852 in dienst trad van de hertog van
Brabant, de toekomstige koning Leopold II.310 De architect Thirion overleed in 1862,311 toen
de productie van het tweede volume nog niet voltooid was. De vijf verwezenlijkingen van
Hyachinte Dejardin en Lambert Blandot zijn allemaal in het tweede volume geïntegreerd. Van
de architect Dejardin volgen vier van de vijf ontwerpen elkaar op, wat uitzonderlijk is.312
IV.2.4.1. De uitgekozen architecten
Om de relevantie van Castermans’ selectie na te gaan wordt onderzocht welke architecten in
de Parallèle voorkomen en welke niet. Kennisname van zijn keuze van de architecten op
kwalitatieve wijze levert een belangrijke bijdrage tot het bepalen van de totaalwaarde van de
publicatie.
In de Parallèle worden werken opgenomen van twee generaties architecten. De eerste
generatie bestaat uit de architecten Suys, Roelandt, Coppens, Rémont, Minard en Payen. Deze
architecten keerden zich als één der eersten af tegen het heersende neoclassicisme en
ontwikkelden een interesse voor de vormentaal van de Italiaanse renaissance.313 Er groeide bij
deze architecten tevens een belangstelling voor andere historische stijlen, zowel in functie van
de restauratiepraktijk als voor de inzet ervan in eigen ontwerpen. 314 De architecten Suys,
Roelandt en Rémont hebben respectievelijk op vlak van architectuurpraktijk en -onderricht
een sleutelrol gespeeld in de steden Brussel, Gent en Luik. Deze drie architecten onderwezen
aan de Academies van hun stad een nieuwe generatie architecten. Tilman François Suys
vormde onder meer Jean-Pierre Cluysenaar,315 Wynand Janssens,316 Hendrik Beyaert en
Gustave Saintenoy.317 Louis Roelandt was de leermeester van Adophe Pauli 318 en de architect
Emile Vierset-Godin liep bij Roelandt stage.319 Julien-Étienne Rémont, die als professor
verbonden was aan de Luikse Academie, leidde onder meer Godefroid Umé, Jean-Charles
Delsaux, Evariste Halkin, E. Dejardin, Laurent Demany en Auguste Castermans op tot
architect. Stuk voor stuk leverden zijn leerlingen een verdienstelijke bijdrage “à
310
Strauven, “Balat, Alphonse,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van
Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 137.
311
Flavio di Campli, “Thirion, Adolphe Guillaume,” ibid., 538-39.
312
Namelijk het Maison de campagne (vol.2, pl.39-40), het Maison rue Louvrex (vol.2, pl.41), het Maison rue
Fabry (vol.2, pl.42) en het Maion rue Louvrex (vol.2, pl.43).
313
Met uitzondering van Payen die sterk bleef vasthouden aan de architecturale principes van het neoclassicisme.
Uit: Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 139.
314
Midant, Académie de Bruxelles: deux siècles d’architecture, 185-86.
315
Conde Reis, “Cluysenaar, Jean-Pierre,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red.
Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 213.
316
Thomas Coomans, “Janssens, Wynand,” ibid., 372.
317
Guy Conde Reis, “Suys, Tilman François,” ibid., 526.
318
Luc Verpoest, “Pauli, Adolphe,” ibid., 445.
319
“Vierset-Godin, Emile,” ibid., 597.
Ook Louis Minard werd door Roelandt onderricht.
Uit: “Minard, Louis,” ibid., 424.
55
l’assainissement, à l’agrandissement et à l’embellissement de la vieille cité liégeoise” in de
19de eeuw.320 Bovendien werd deze nieuwe generatie beschouwd als de eerste ‘pléaide’ van
Luikse architecten die een eigen ‘school’ vestigde en een waardige concurrentie vormde voor
de architectuurscholen uit andere Belgische grootsteden.321 Deze tweede generatie aan
architecten die in de Parallèle vertegenwoordigd is, verwijderde zich van het aangeleerde
Italiaanse renaissance-vocabularium, om zich in te laten met het gebruik van een vormentaal
ontleend aan een breder spectrum van historische stijlen.322 Ze sloegen een eigen weg in
waarbij waarden als creativiteit, historisch onderzoek en schoonheid hoog in het vaandel
werden gedragen. Deze architecten zijn bij uitstek “créateurs de leurs oeuvres et non d’un
système”, zoals Castermans het verwoordt in de inleiding van zijn publicatie.
De architecten waarvan ontwerpen in de Parallèle worden getoond, waren werkzaam binnen
eenzelfde milieu en stonden in contact met elkaar. Ze hadden samen gestudeerd, beoefenden
dezelfde praktijken of waren lid van dezelfde verenigingen. Zo nam Castermans in zijn
publicatie heel wat realisaties op van architecten uit zijn eigen streek. De architecten Dejardin,
Delsaux, Toussaint, Demany en Halkin studeerden gelijktijdig met hem aan de Academie van
Luik en Delsaux was zelfs getuige op zijn huwelijk.323 Daarnaast waren vele van de in de
Parallèle opgenomen architecten betrokken bij restauraties van historische monumenten en
waren sommigen onder hen lid van de CRM.324 Ook lieten vele van de architecten zich net
zoals Castermans kennen als vervaardigers van publicaties, gewijd aan historische
architectuur, aan hun eigen (restauratie)praktijk of aan die van hun tijdgenoten. 325 Verder
bekleedden heel wat onder hen tijdens hun loopbaan de functie van provinciaal of
stadsarchitect. Tot slot werden diverse architecten, waaronder Castermans zelf, na de uitgave
van de Parallèle lid van de SCAB, dat in 1872 werd opgericht,326 en van de Luikse SUA, dat
in 1863 ontstond.327 Het is dus niet onwaarschijnlijk dat Castermans het merendeel van de
architecten waarvan hij projecten in zijn Parallèle opnam, persoonlijk kende.
320
Lebens, “L’Architecture à Liège,” 257.
Ibid., 259.
322
Clément, Alphonse Balat: architecte du roi 1819-1895, 7.
323
Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs pour la formation du programme de l’année scolaire
1845-56. Rapport, Classe d’architecture de l’académie de beaux arts de Liège,16 juni 1845, Luik: AARBAL;
Acte de Mariage n° 4105, 1850, Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL.
324
De architecten uit de Parallèle gedurende hun loopbaan lid zijn geweest van de CRM zijn Roelandt, Suys,
Rémont, Balat, Cluysenaar, Beyaert, Pauli en Schadde.
Stynen, De onvoltooid verleden tijd: een geschiedenis van de monumenten- en landschaps org in Belgi 18351940, 327-40.
325
Suys (i.s.m. L.P. Haudebourt): Palais Massimi à Rome. Plans, coupes, élévations, profils, voûtes, plafonds,
etc. des deux palais Massimi (1818), Emile Vierset-Godin: Eglise Notre-Dame à Huy représentée en plan,
élévations, coupes et détails géométraux d’après les plans de restauration approuvés par la Commission Royale
de Monuments (1854), Delsaux: L’Eglise Saint-Jacques à Liège (1845) en Les monuments de Liège reconstruits,
agrandis ou restaurés (1858), Cluysenaar: Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier,
garde-chasse et d’ouvrier, etc., excécutés en Belgique (1859), Umé: L’Art décoratif. Modèles de décoration et
d’ornementation de tous les styles et de toutes les époques choisis dans les œuvres des plus célèbres artistes
(1862), Blandot: Maisons et écoles communales de la Belgique (1869), Beyaert: Travaux d’architecture
excécutés en Belgique (ca. 1908, postuum).
326
Martiny, La Société Centrale d’Architecture de Belgique depuis sa fondation (1872-1974), 9.
327
Naast Castermans waren ook Dejardin, Demany, Halkin, Rémont, Toussaint, Umé, Van den Boorn, Vivroux
lid van de SUA, Schadde was corresponderend lid.
321
56
Naast architecten circuleren ook de namen van decoratieschilders in de Parallèle. In de
inhoudstafel wordt de ‘peintre-décorateur’ Ed. Van Marck expliciet vermeld bij de platen van
de Société Littéraire, ontworpen door de architect Umé (vol.1, pl.100-103). Van Marck was
een gerenommeerd schilder, hij “introduisit à Liège la peinture décorative, pour laquelle on
faisait encore appel aux artistes anversois et bruxellois”.328 Een andere befaamd
decoratieschilder die in de Parallèle verschijnt, is Joseph Caprey (of Carpay) (1822-1892).329
Van hem wordt de interieurafwerking van de eetkamer in het Maison rue Méan, eveneens
naar het ontwerp van Umé, getoond (vol.1, pl.98). Zijn naam wordt echter niet in de
inhoudstafel overgenomen. Capray was tevens de vervaardiger van de decoratieve
schilderingen in het Luikse Casino van Rémont, waarvan interieurprenten in de Parallèle zijn
opgenomen (vol.1, pl.93-95). Maar zijn naam wordt voor dit project merkwaardig genoeg
noch op de platen, noch in de inhoudstafel vermeld.330
Meerdere architecten uit de Parallèle zijn niet opgenomen in het Repertorium van de
architectuur in België van 1830 tot heden.331 Het betreft de architecten Lambert Blandot
(°1833)332, Hyacinthe Dejardin, François Derré (°1826),333 Glibert, Evariste Halkin, Auguste
Lambeau, Leclef, A.-J. Leclercq, Charles Toussaint, J.H. Van den Boorn en L. Van Opstal.
De architect Joseph Antoine Hompus krijgt in het Repertorium wel een lemma, maar zijn
biografie is niet uitgewerkt.334 Castermans hechtte echter waarde aan enkele van hun
ontwerpen en zeker aan deze van de architecten Toussaint (drie gebouwen, vier platen),
Dejardin (vijf gebouwen, zes platen) en Blandot (vijf gebouwen, acht platen), zo blijkt uit de
kwantitatieve analyse van de Parallèle. Deze architecten lijken vandaag echter naar de
achtergrond verdrongen te zijn.
Omgekeerd zijn er ook 19de-eeuwse, eclectische architecten die een plek in het Repertorium
verkregen hebben, maar waarvan geen ontwerpen in de Parallèle zijn opgenomen. Hierbij
worden enkel die architecten in beschouwing genomen waarvan in het Repertorium wordt
vermeld dat ze de eclectische architectuurpraktijk aanhingen en dat ze woonarchitectuur
realiseerden na 1830 en binnen de publicatietermijn van de Parallèle. Zo komt de Brusselse
architect Gustave De Man (1805-1887), een eclecticus van de eerste generatie die
verscheidene huizen en villa’s ontwierp, niet in de Parallèle voor.335 Daarnaast werden ook
geen ontwerpen opgenomen van Joseph Poelaert (1817-1879), die doorgaans als icoonfiguur
Uit: “Exposition générale des Beaux-Arts comprenant des ouvrages de peinture, sculpture, gravure, dessin &
lithographie 1868: catalogue explicatif,” 6-11; Beaux-Arts, Annales de la Société l’Union des Artistes, vol.4, viixvi; Annales de la Société l’Union des Artistes, vol.5, vii-xvi.
328
Lebens, “L’Architecture à Liège,” 236.
329
N. de Harlez de Deulin, J. Carpay/ Société littéraire, april 2001, Société littéraire, Place de la République
n°5, dossier 2.35 en 2.36, Luik: CADCRMSF.
330
Ibid.
331
Van Loo, Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden.
332
Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 276.
333
Derré wordt wel aangehaald als medewerker Joseph Jonas Dumont die vele gevangenissen van deze laatste
voltooide.
Uit: Mihail, “Dumont, Joseph Jonas,” 290.
334
Van Loo, Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, 353.
335
Eric Hennaut, “De Man, Gustave,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red.
Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 253.
57
van het architecturaal eclecticisme wordt beschouwd.336 Poelaert bouwde nochtans twee
identieke en welbekende, eclectische herenhuizen (1850-52) op het Congresplein te Brussel.
Deze realisatie werd in de Journal van 1852 positief onthaald.337 Vanaf dat moment zou
Poelaert doorgaan als één van de eerste Brusselse, eclectische architecten. Vele jaren later
werd aan het ontwerp nogmaals een plaat gewijd in het architectuurtijdschrift l’Emulation van
1886. Verder worden ook twee herenhuizen van dokter Goffin aan de Guldenvlieslaan aan
Poelaert toegeschreven. Ook al was hun gevel voorzien van kariatiden, een terugkerend
motief in de woningen uit de Parallèle, toch zijn ze niet in de publicatie opgenomen. Het
bouwjaar van deze twee realisaties is echter onbekend.338 Van de Antwerpse architect Charles
Servais (1828-1892) die in de nieuwe wijken van zijn stad onopvallende, eclectische
burgerhuizen optrok, werd evenmin werk opgenomen.339 Afgezien van de architecten uit het
Repertorium is de afwezigheid van de Luikse architect Couclet, die “maisons et magasins
importants” bouwde340 opmerkelijk. Hij was immers een studiegenoot van Castermans.341 Tot
slot is het bijzonder dat er van de architect Schadde behalve de kerk van Kalfort geen
woonarchitectuur in de Parallèle is opgenomen. Hij bouwde nochtans vele kastelen en hield
er zelfs de naam ‘architecte des châteaux’ aan over.342
IV.2.4.2. De uitgekozen projecten
Naast de vraag van welke architecten er ontwerpen in de Parallèle zijn opgenomen, stelt zich
de vraag welke projecten van hen gepresenteerd worden en hoe deze zich situeren binnen hun
oeuvre. Hierop een antwoord formuleren is niet evident, want naar verschillende van deze
architecten werd nog geen onderzoek verricht en van velen is het volledige oeuvre nog niet in
kaart gebracht. Toch was het mogelijk om enkele opmerkelijke vaststellingen te doen met
betrekking tot de opgenomen projecten van Tilman François Suys, Jean-Pierre Cluysenaar,
Auguste Castermans, Hendrik Beyaert, Joseph Jonas Dumont, en A.J. Leclercq, Joseph
Schadde en Alphonse Balat. In de publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie,
travaux publics343 van 1881 geeft de auteur E. Lebens aan dat de platen uit Castermans’
Parallèle “faisaient honneur à nos architectes dont on n’avait point songé encore à apprécier
les travaux”.344 Deze vaststelling kan alvast gedeeltelijk ontkracht worden, want van vele
336
Guy Conde Reis, “Poelaert, Joseph,” ibid., 453.
Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 172-74.
338
Ibid., 186-87.
339
Petra Maclot, “Servais, Charles,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne
Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 506.
340
Lebens, “L’Architecture à Liège,” 263.
341
Rémont, Classe d’architecture, Rapport du 3me trimestre de 1844 à 1845. 3me classe, 26 juli 1845, Luik:
AARBAL; Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs pour la formation du programme de l’année
scolaire 1845-56. Rapport, Classe d’architecture de l’académie de beaux arts de Liège. 3e classe_dessin des
ordres_eleves, 16 juni 1845, Luik: AARBAL.
342
Dirk Laureys, “Schadde, Joseph,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne
Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 496.
343
Lebens, “L’Architecture à Liège.”
344
Lebens, “L’Architecture à Liège,” 264.
337
58
architecten werd in de Journal reeds werk aangehaald en afgebeeld voordat de Parallèle
verscheen.345
Voor zover de ontwerpdata van de opgenomen projecten zijn na te gaan, is het Maison rue
Royale van Tilman François Suys (vol.1, pl.80-83) het oudste gebouw dat in de Parallèle
wordt gepresenteerd. Het huis stond bekend als het Pavillon de Cazeaux (of Cazot, of
Casaux), genoemd naar de opdrachtgever, de Markies van Cazeaux, en was gebouwd tussen
1830 en 1835. Toch verscheen dit ontwerp pas in de veertiende aflevering in 1855. De villa
was voorheen ook reeds opgemerkt door architectuurhistoriograaf A.G.B. Schayes, die er in
zijn publicatie Histoire de l’architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés jusqu’à
l’époque actuelle (1849) een beschrijving aan wijdt waarin hij meldt dat het paviljoen zich
‘hors de Bruxelles’ bevond.346 Ondanks de appreciatie voor het gebouw werd het omstreeks
1868 afgebroken vanwege zijn ongepast landelijk karakter te midden van de inmiddels met
rijwoningen volgebouwde Koningsstraat. Wel werden fragmenten van de gevel door de
architect A. Mennessier gerecupereerd voor de bouw van een woningengroep op hetzelfde
perceel, maar dan aan de rooilijn.347 Op het moment dat Castermans de woning in de
Parallèle integreerde, was er waarschijnlijk nog geen sprake van de afbraak, maar het is
mogelijk dat de dreigende sloping werd ingeschat en dat het gebouw daarom preventief werd
vereeuwigd op papier. Dit zou een eerste mogelijke verklaring kunnen zijn voor de late
opname van de villa in de Parallèle. Vanuit stilistisch oogpunt is de villa Cazeaux met haar
zuivere, Italiaanse renaissancevormentaal immers een buitenbeentje in de publicatie.
Bovendien is de villa de enige realisatie van Suys die in de Parallèle werd opgenomen. De
door Schayes even sterk geapprecieerde verbouwing aan het kasteel van Warocquié te
Marimont ontbreekt348 en ook de verschillende woningen die Suys tussen 1840 en 1850
bouwde in de Kongingstraat en in de Regentschapsstraat verkrijgen geen plaats in de
publicatie.349 Een tweede verklaring voor de late opname van de villa in de publicatie wordt
aangeleverd door een autobiografisch geschrift van de architect Cluysenaar. Cluysenaar was
tussen 1831 en 1836 bij Suys in dienst en was bij de bouw van de villa Cazeaux betrokken
geweest.350 Cluysenaar vermeldt dat hij “changements considérables et décorations au
Pavillon Casaux de M. Biré, rue Royale” uitvoerde tussen 1852 en 1853.351 Mogelijks werd
de villa naar aanleiding van deze ingreep in de Parallèle opgenomen.
Het eerste woningontwerp van de architect Cluysenaar dat in de Parallèle verschijnt, is het
Hôtel Cerfontaine te Luik (vol.1, pl.5-12). De platen van dit gebouw behoorden tot de eerste
345
Onder meer de werkzaamheden van de architecten Jean-Pierre Cluysenaar, Auguste Payen, Joseph Jonas
Dumont, Louis Roelandt, Jean-Charles Delsaux, Evariste Halkin, Tilman François Suys, Wynand Janssens en
Julien Etienne Rémont kwamen in de Journal aan bod, nog voor de productie van de Parallèle aanving.
Uit: Journal de l’architecture et des arts relatifs à la construction (Brussel: Vanderauwera, 1848-1851).
346
A.G.B. Schayes, Histoire de l’architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés jusqu’à l’époque
actuelle, 2 ed., 2 vols., vol. 2 (Brussel: Schayes, 1853), 659.
347
“Geheel met voormalig Hôtel de Mesnil, het zgn. Hôtel Puccini,” laatst geraadpleegd op 4 april 2014,
http://www.irismonument.be/nl.Sint-Joost-ten-Node.Koningsstraat.292.html.
348
Schayes, Histoire de l’architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés jusqu’à l’époque actuelle,
vol.2, 659-60.
349
Midant, Académie de Bruxelles: deux siècles d’architecture, 196.
350
Winters, “Maatschappij En Maatschappijbeeld: Jean-Pierre Cluysenaar,” 127; Fanny Huysmans-Cluysenaar,
“J.-P. Cluysenaar, architecte,” in Les Cluysenaar: une famille d'artistes (Brussel: Weissenburch, 1928), 13.
351
“J.-P. Cluysenaar, architecte,” 16.
59
twee afleveringen van de publicatie en werden uitgebracht in het jaar 1852. De plannen voor
het herenhuis zouden gemaakt zijn omstreeks 1848-1849352 in opdracht van de bankier
Cerfontaine,353 maar het gebouw werd pas opgetrokken in 1853.354 Dit betekent dat
Castermans het ontwerp uitgaf nog voor het gebouw overeind stond. Cluysenaar had reeds
voor de bouw van het Hôtel Cerfontaine een groot aantal woningen verwezenlijkt, waaronder
erg gewaardeerde realisaties zoals het Maison Bloemaert (1842-1843) en het Hôtel Goethals
(1847) in de Leopoldswijk te Brussel.355 Deze twee woningen werden pas enkele afleveringen
later uitgegeven.356 Dit lijkt erop te wijzen dat de interesse van Castermans voor de ontwerpen
van Cluysenaar gewekt werd na notie te hebben gehad van de plannen van het Hôtel
Cerfontaine in zijn eigen geboortestreek. Cluysenaar zelf realiseerde omstreeks 1859 de
publicatie Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et
d’ouvrier, etc., excécutés en Belgique. Deze platenbundel is volledig gewijd aan zijn eigen
ontwerpen voor privéwoningen in landelijke omgeving. Er is echter geen overlapping met zijn
werken die in de Parallèle voorkomen, want die werden allemaal in steden gebouwd. Ook na
de uitgave van Cluysenaars’ publicatie bleef de Parallèle zijn ontwerpen voor stadswoningen,
zoals dat voor het herenhuis naast de Sint-Josefkerk in de Leopoldswijk (1860-1862)
(vol.2, pl.88-89), verspreiden.357 De Parallèle werd dus door architecten beschouwd als een
waardevol medium om eigen creaties met het ruime publiek te delen.
Auguste Castermans nam ook acht van zijn eigen verwezenlijkingen op in de Parallèle.
Vermeldingswaardig is dat er op einde van het eerste volume een recordaantal van vijftien
opeenvolgende platen wordt besteed aan zijn Maison Rue Louvrex (vol.1, pl.104-118). Dit
aantal staat in schril contrast met dat van zijn andere ontwerpen die slechts één tot drie platen
innemen. De platen van de woning verschenen in de Parallèle voor 1858, maar het huis werd
pas ergens tussen 1860 en 1871 opgetrokken. Ook hier verscheen het ontwerp dus in de
publicatie vooraleer het gebouwd werd. Bovendien toont een foto van het pand uit het jaar
1871 (afb.16) aan dat de uitvoering verschilt van de ontwerptekeningen uit de Parallèle. In de
uiteindelijke realisatie werd de deur in de middelste travee van de voorgevel niet gerealiseerd.
Ook de vier amforen die bovenop de kroonlijst voorzien waren, werden niet aangebracht. En
naar verluidt zou ook het interieurontwerp niet uitgevoerd zijn zoals voorgesteld op de
platen.358
352
Ibid., 13-14.
Cluysenaar realiseerde in de stad Luik voor de bouw van het Hôtel Cerfontaine wel al de inrichting van het hôtel
du Gouvernement, ontwierp een ‘project pour l’ arrangement du Vieux-Palais (1844-1845) en verwezenlijkte er
het Hôtel de M. Nagelmackers (1846)
Uit: Ibid., 15, 21.
353
Ibid., 15, 22; Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 485.
354
Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 485; Cortembos, Patrimoine architectural et territoires de
Wallonie: Liège, 314.
Het gebouw staat nog overeind aan de Place Saint-Lambert te Luik en huisvest vandaag het winkelcentrum “le
Grand Bazar”. De gevel is beschermd als monument sinds 13 september 1985.
Uit: Ibid., 413.
355
Huysmans-Cluysenaar, “J.-P. Cluysenaar, architecte,” 14-15, 21-22.
356
Maison Bloemaert (vol.1, pl.47-49). Aan het Hôtel Goethals werden zelfs maar liefst 18 platen gewijd,
verspreid over de publicatie in drie clusters (vol.1, pl.58-60 en vol.2, pl.60-67, 82-87).
357
Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 163.
358
Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 37-39.
60
De Parallèle toont zeven ontwerpen van Hendrik Beyaert in 17 platen. De werken die zijn
opgenomen in het eerste volume dateren van het prille begin van zijn carrière als architect.359
Het eerste gebouw dat Castermans van Beyaert laat zien is het Maison rue Ruysbroeck te
Brussel (vol.1, pl.17-20), een uit hout opgetrokken constructie. De woning kan geïdentificeerd
worden als het huis Billen dat dateert van 1850, Beyaert zijn eerste verwezenlijkte ontwerp.
De overige platen met gebouwen van Beyaert uit het eerste volume tonen de woning de
Waelmont in de Guimardstraat (1851) (vol.1, pl.51-53), interieurtekeningen van vermoedelijk
het Hôtel Barberson in de Naamsestraat (vol.1, pl.74-75),360 de uitbereiding van het kasteel te
Trazegnies (1854) (vol.1, pl.119-120) en een bijgebouw voor het Hôtel Caroly, gelegen aan
de Wetstraat (1858) (vol.1, pl.55-57).361 Elk van deze ontwerpen werd ongeveer één tot twee
jaar na de vervaardiging ervan in de Parallèle opgenomen. Dit is een betrekkelijk korte
termijn in vergelijking met andere gebouwen uit de publicatie waarvan het ontwerpjaar is
gekend. Bovendien werden al deze woningen door Beyaert gerealiseerd nog voor het
wedstrijdontwerp voor Nationale Bank van Brussel (1859), waarmee hij bekendheid
verwierf.362 De Parallèle heeft dus zeker een bijdrage geleverd in de openbaring van de
artistieke capaciteiten van deze jonge architect. In het tweede volume van de Parallèle
worden nog het ontwerp voor de woning Godefroy aan de Louizalaan (1865) (vol.2, pl.94-95)
en voor een gebouw voor de Banque de Belgique aan de Nieuwstraat (1865) (vol.2, pl.113)
opgenomen.363 De woning Godefroy werd echter niet gebouwd volgens het ontwerp uit de
Parallèle en bevestigt dat Castermans ook niet gerealiseerde projecten in zijn publicatie
opnam. De gevel van de woning Godefroy zou in 1874 door Beyaert worden uitgevoerd in
Neo-Vlaamse renaissancestijl. Dit tweede ontwerp werd opgenomen in de postume uitgave
Travaux d’architecture excécutés en Belgique (1908). Deze uit twee volumes bestaande
publicatie bundelt realisaties van Beyaert die dateren van 1868 en later. Net zoals bij de
publicatie van Cluysenaar is er dus geen overlapping tussen de inhoud van deze platenbundel
en die van de Parallèle, waarvan de productie in 1868 werd afgesloten.
De allereerste woning uit de Parallèle is een Maison rue des Arts te Brussel van de architect
Joseph Jonas Dumont (vol.1, pl.1-4) (afb.121). De aflevering met het ontwerp verscheen aan
het begin van het jaar 1852.364 Deze uitgesproken eclectische woning is een van de vele die
Dumont rond 1850 in de Kunstlaan verwezenlijkte.365 De gevels van de huizen die hij er liet
optrekken waren allemaal overvloedig van decoratie voorzien. Omwille van het overdadig
ornamentgebruik werden ze tussen augustus en oktober 1852 fel bekritiseerd in de Journal.
359
Vanderperren en Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau, 118.
Dit is het enige gebouw dat Beyaert in de Naamsestraat ontwierp.
Uit: Ibid., 113.
361
Ibid., 113-14.
362
Ibid., 119; Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 213; Francis Strauven, “Beyaert, Hendrik,” in
Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds,
2003), 152.
363
Vanderperren en Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau, 129.
364
Op de achterkant van het voorblad van het exemplaar van het eerste volume van de Parallèle dat bewaard
wordt door het Sint-Lukasarchief vzw te Brussel is met pen het volgende opschrift aangebracht: “A Monsieur
Joseph Lejear l’elève [sic] architecte de la part de l’auteur Aug. Castermans fis Liege [sic] le 24 janvier 1852”.
365
Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 152; C.D. Versluys, “La nouveauté en architecture - Le désier
d'étourner - M. Dumont - Ses gaçades de la Rue des Arts - Son école,” Journal belge de l'architecture et de la
science des constructions (Brussel: Vanderauwera, 1853): 21-23.
360
61
Hierin werd gewaarschuwd voor de slechte invloed die de ontwerpen van Dumont, toen al een
bekend architect, uitoefenden. In het artikel wordt vastgesteld dat, “à l’heure qu’il est,
M. Dumont a le remords de faire école !”. De Journal doet een laatste poging om het
weelderige eclecticisme tegen te gaan en wijst erop dat “le goût aura à souffrir de cette
course effrénée vers l’originalité”. Maar voor de nieuwe generatie architecten sloot de nieuwe
stijlstroming schoonheid en goede smaak niet uit. Integendeel, Castermans maakt in de
inleiding van de Parallèle duidelijk dat door de platenbundel “le sentiment du beau se
répandra” en dat “le goût s’épurera”. De aanvatting van de Parallèle met een eclectisch
woningontwerp van Dumont getuigt van Castermans’ bekwaamheid om de architecturale
ontwikkelingen van het moment te vatten en bevestigt de gegrondheid van zijn
selectiecapaciteit.
De relevantie van Castermans’ keuze van de ontwerpen voor de Parallèle wordt
onderschreven door volgende vier voorbeelden. Castermans toont bijvoorbeeld een plaat met
de schoorsteenmantel van het Brusselse, Koninklijke paleis naar de hand van A.-J. Leclercq
(vol.1, pl.67). Dit ontwerp werd reeds in 1851 op de wereldtentoonstelling in Londen aan het
publiek gepresenteerd.366 Het ontwerp voor het Guislaingesticht te Gent van de architect
Adolphe Pauli (vol.2, pl.20-25) is een tweede voorbeeld van Castermans’ doordachte selectie.
Onderzoek heeft aangetoond dat Pauli met dit project zijn naam zou gevestigd hebben.367 Ten
derde bevat de Parallèle het ontwerp voor de neobyzantijse Onze-Lieve-Vrouw-tenTraankerk te Kalfort (vol.2, pl.1-2), de eerste en enige nieuwbouwkerk die de architect
Schadde realiseerde. Het ontwerp was zowel vernieuwend op stilistisch als op constructief
vlak en werd reeds in 1854 tentoongesteld op het Salon van Brussel.368 Ten vierde en ten
laatste selecteerde Castermans voor zijn publicatie de restauratieprojecten van de kastelen te
Saint-Marc (vol.1, pl.27), te Mirwart (vol.1, pl.28) en te Seilles (vol.1, pl.64-65) van
Alphonse Balat, die dateren van het begin van de carrière van deze architect.369 De laatste
restauraties worden ook door Schayes vermeld in zijn boek over de Belgische
architectuurgeschiedenis.370 De platen van deze drie projecten verschenen in de Parallèle
tussen 1853 en 1855, op het moment dat Balat reeds was aangesteld als architect van de
hertog van Brabant, de toekomstige koning Leopold II, en teruggreep naar de classicistische
vormentaal.371
366
Willis, “Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930),” 36-37; “Official catalogue of the
Great Exhibition of the Works of Industry of all Nations,” (Londen: Spicer brothers, 1851), nr.425, 207.
367
Meul, “Jozef Schadde (1818-1894): provinciale architect van het arrondissement Mechelen van 1853 tot
1869. Een onderzoek naar neogotiek en eclectisme in de landelijke kerkelijke architectuur van de provincie
Antwerpen” 49.
368
“Exposition générale des Beaux-Arts 1854: catalogue explicatif,” (Brussel: Imprimerie de G. Stapleaux,
1854), nr.850, 100.
369
Strauven, “Balat, Alphonse,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van
Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 136; G. Bordiau, “Notice Sur Alphonse Balat,” in Annuaire De
L'académie Royale Des Sciences, Des Lettres Et Des Beaux-Arts De Belgique (Brussel: s.n., 1903), 137;
Clément, Alphonse Balat: architecte du roi 1819-1895, 8.
370
Schayes, Histoire de l’architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés jusqu’à l’époque actuelle,
vol.2, 663-64.
371
Strauven, “Balat, Alphonse,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van
Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 137.
62
IV.3. Impact van de Parallèle
IV.3.1. Contemporaine receptie
Na kennisname van de productie en de inhoud van de Parallèle wordt tot slot de impact van
deze publicatie in de 19de eeuw onderzocht. Met behulp van diverse, contemporaine bronnen
wordt er achtereenvolgens licht geworpen op de verspreiding, de receptie en het gebruik van
het werk. Meer bepaald wordt hiervoor een beroep gedaan op bibliografische periodieken,
recensies, beknopte biografieën van Castermans, inventarissen of catalogi van de bibliotheken
van architecten en bibliografieën van eigentijdse publicaties.
IV.3.1.1. Verspreiding
Zoals reeds werd aangehaald is de Parallèle terug te vinden in diverse contemporaine
bibliografieën uit het binnen- en buitenland. In België wordt de productie van de platenbundel
opgevolgd en gecommuniceerd in de Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.372
Met betrekking tot de distributie van de afleveringen en de verkooppunten in België is enkel
geweten dat de publicatie in de boekhandel van de uitgeverij in Luik werd verdeeld. De prijs
van de afleveringen van het eerste volume (6 platen) fluctueerde tussen 3fr.75c.,373 4 fr.374 en
4fr.50c.375 Het volledige eerste volume kostte 75 fr. tot 100 fr.376 Voor een aflevering van het
tweede volume (5 platen) werd 3 fr. betaald.377 In Frankrijk komt de Parallèle voor in een
groot aantal bibliografische catalogi van contemporaine publicaties, zoals in de Catalogue
annuel de la librairie française.378 In het voorwoord van deze catalogus deelt de uitgever
Reinwald mee dat hij onder meer Franstalige werken uit België opnam, omdat dit land “nous
fournissent depuis quelque temps des livres trop importants et des collections d’ouvrages trop
vastes pour qu’on néglige de les mentionner dans un catalogue complet des nouveautés de la
Littérature française”.379 Als gewaardeerde publicatie werd de Parallèle verkocht in diverse
372
Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 18541868).
373
Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1855),
nr.36, 160.
374
Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1854),
nr.26, 43; C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1859,” (Parijs: C. Reinwald, januari
1860), 39.
375
Adolphe Napoléon Didron, Annales archéologiques, vol. 13 (Parijs: Didron, 1853), 329 ;
“Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1853), 81; P.
Jannet, “La propriété littéraire et artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et
marchands d’objets d’arts de tous les pays,” (Parijs: s.n., 1854), nr.1, 28.
376
Otto Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 450 ; Brunet, “Manuel
du libraire et de l’amateur de livres,” (Parijs: Firmin Didot frères, 1860), 1627 ; C. Reinwald, “Catalogue annuel
de la librairie française pour 1859,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1860), 39.
377
C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1858,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1859), 39;
“Catalogue annuel de la librairie française pour 1859,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1860), 39; C. Reinwald,
“Catalogue annuel de la librairie française pour 1860,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1861), 40; “Catalogue
annuel de la librairie française pour 1861,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1862), 43; “Catalogue annuel de la
librairie française pour 1862,” (Parijs: C. Reinwald, februari 1863), 43; Otto Lorenz, “Catalogue général de la
librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 450.
378
Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française.”
Andere Franse bibliografische catalogi die de verschijning van een of meerdere afleveringen van de Parallèle
meedelen zijn: Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la
librairie,” (Parijs: s.n., 1814-1917); Otto Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto
Lorenz, 1840-1885).
379
Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1858,” 11.
63
Parijse boekhandels nog lang nadat de laatste aflevering was verschenen. In 1885 en 1886
worden beide volumes nog verkocht voor 160fr. in de Librairie Polytechnique van Baudry &
Cie, de uitgever die laatste afleveringen publiceerde en die een filiaal had in Parijs en in
Luik.380 Omstreeks 1900 wordt de Parallèle er nog steeds verdeeld door Baudry’s opvolger
Ch. Béranger tegen dezelfde prijs.381 Maar in de andere Parijse boekhandels vermindert de
verkoop van de Parallèle sterk aan het einde van de 19de eeuw. De publicatie is nog terug te
vinden onder de speciale aanbiedingen van de Librairie Mathias et Cie in 1888. De beide
volumes die er van de hand worden gedaan, bevatten “quelq. taches” en zijn slechts 50fr.
waard.382 Een ingebonden exemplaar van het eerste volume wordt in 1896 verkocht onder de
titel Maisons de Bruxelles in de Librairie ancienne et moderne de Saint-Jorre.383 De Parallèle
vond, naast een afzetmarkt in Frankrijk, ook haar weg naar Duitsland. De verschijning van de
afleveringen is alleszins vermeld in de Bibliographie de la Belgique ou Catalogue général des
livres belges van Charles Muquardt, een boekhandelaar en uitgever van Duitse origine, die
gevestigd was in Brussel,384 maar die tevens over een filiaal in Gent en in Leipzig
beschikte.385 De Parallèle lijkt wel nooit in het Duits vertaald te zijn geweest, in tegenstelling
tot de Parallèle des maisons de Paris van Calliat.386 Desalniettemin werd de Parallèle van
Castermans in de Belgische buurlanden verspreid en werd de publicatie minstens tot aan het
einde van de 19de eeuw uitgegeven.
IV.3.1.2. Receptie
Er werden geen recensies van de Parallèle teruggevonden in het contemporaine, Belgische
architectuurtijdschrift Journal. Nochtans werden in deze periodiek binnen- en buitenlandse
architectuurpublicaties gepromoot met uiteenlopende inhoud, zoals Paris Moderne, choix des
maisons de ville et de campagne,387 een publicatie van Delsaux,388 Histoire de l’architecture
en Belgique van Schayes,389 Types d’architecture gothique recueillis en Angleterre par A.W.
Pugin, dat gepubliceerd werd door E. Noblet in 1851,390 en Bâtiments des stations et maisons
de garde van Cluysenaar, waarvan zelfs het verschijnen van de afleveringen werd
380
C.-A. Oppermann, “Supplément,” Nouvelles annales de la construction - Supplément, nr. 382 (1885): n.p;
“Supplément,” Nouvelles annales de la construction, nr. 372 (1886): n.p.
381
Louis Cloquet, Traité d'architecture: éléments de l'architecture, types d'édifices, esthétique, composition et
pratique de l'architecture, vol. 4 (Parijs: s.n., 1900), n.p.
Achteraan in de publicatie is een blad toegevoegd met een lijst van werken die verkocht worden in de “Librairie
Polytechnique, Ch. Béranger, Editeur”.
382
Cercle de la Librairie, "Feuilleton du journal général de l’imprimerie et de la librairie," nr. 10 (Parijs: s.n.,
1888): 566.
383
“Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1896): 1306.
384
Sartorius, “ Les Allemands en Belgique,” in: Histoire des étrangers et de l’immigration en Belgique de la
préhistoire à nos jours, red. Anne Morelli (Bruxelles: Couleur livres, 2004), 181.
385
Muquardt, “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges,” 1.
386
Deze publicatie verschijnt in deze bibliografie onder de titel Vergleichende Darstellung der vorzüglichsten
seit 1830 in Paris neu erbauten Häuser.
Uit: “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges,” (Brussel: Muquardt, 1850), 52.
387
“Bibliographie,” Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécutés en
Belgique, nr. 6 (Brussel: Vanderauwera, 1848): 12.
De auteur van het werk wordt niet meegedeeld.
388
Guillery, “Analyse d'un mémoire de M. Delsaux, architecte de la province de Liège,” ibid., nr. 10: 1-4.
De titel van het werk wordt niet vermeld.
389
A. W., “Bibliographie - Histoire de l'architecture en Belgique par A.-G.-B. Schayes,” ibid., nr. 11 (1850):
164-68.
390
V., “Types d'architecture gothique recueillis en Angleterre, par A. W. Pugin,” ibid., nr. 3 (1851): 43-44.
64
opgevolgd.391 De afwezigheid van reclame voor de Parallèle kan wellicht verklaard worden
door de vijandige houding van de Journal jegens de eclectische architectuur in de publicatie
(zie III.2.1. Algemene context en soorten architectuurpublicaties en IV.2.4.2. De voorgestelde
projecten).
Ook in de grafrede aan Castermans, die verscheen in de plaatselijke krant La Meuse, werd er
door de architect Charlier niet over zijn verdienste als vervaardiger van de Parallèle
gesproken.392
De Parallèle wordt wel aangehaald door Lebens in zijn beschrijving van de voornaamste
verwezenlijkingen van Castermans in de publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences,
industrie, travaux publics393 van 1881. Deze auteur schrijft dat de Parallèle “une excellente
étude comparative de différents manières de bâtir en Belgique” is en dat het werk de eer
strekt “à nos architectes dont on n’avait point songé encore à apprécier les travaux”.394
Hiermee uit Lebens zijn waardering voor de platenbundel als een representatief en
informerend werk met een promotie bevorderend effect. Hij geeft de start van de productie
verkeerdelijk aan in 1854.
De enige, erg opmerkelijke recensie over de Parallèle is terug te vinden in de Parijse Annales
archéologiques van 1856. Deze kroniek bevat hoofdzakelijk publicaties met archeologische
inslag. In deze kroniek die hoofdzakelijk publicaties van archeologische inslag promoot,
wordt de platenbundel aangeraden “au nom de l’archéologie et de l’art”. De redacteur
Didron aîné ziet potentie in de Parallèle voor de archeologische praktijk, “car nos voisins les
Belges, un peu mieux avisés que nous, demandent aux constructions civiles du moyen âge des
éléments qu’ils reproduisent dans leurs habitations moderne”. Uit dit citaat blijkt dat de
Belgische identiteit van de voorgestelde architectuur in het buitenland erkend werd, wat
Castermans beoogde. Daarnaast bieden de in de Parallèle voorgestelde ontwerpen in
renaissance- en Louis XV-stijl “aux architectes de nos départements, et même de Paris, de
nombreux exemples à imiter dans une certaine mesure”, volgens Didron. Hieruit concludeert
hij dat de publicatie “doit en outre rendre des services réels aux jeunes architectes”.395 Deze
recensie toont aan dat de Parallèle in Frankrijk goed werd onthaald en dat ze er niet enkel
bruikbaar werd geacht voor architecten, maar tevens voor al wie zich verdiepte in de studie
van historische architectuur. Castermans’ opzet om de Belgische architectuur als voorbeeld
voor de Franse ontwerppraktijk te stellen, werd benadrukt (zie III.2.2.1. Vergelijking met de
Parallèle van Calliat). Bijkomend werd door Didron ook een historiografisch karakter in het
werk erkend.
IV.3.1.3. Gebruik
Volgens de inventaris van de bibliotheek van de architect Thirion, die dateert van
31 december 1862, beschikte deze architect over een ingebonden volume van de Parallèle en
391
C.-D. V., “Bibliographie - Bâtiments de stations et maisons de garde, par J.-P. Cluysenaar,” Journal belge de
l’architecture et de la science des constructions (Brussel: Vanderauwera, 1854): 93-97, 148, 95.
392
“Nécrologie,” La Meuse (10 en 11 september 1881)
393
Lebens, “L’Architecture à Liège.”
394
Ibid., 264.
395
Didron, Annales archéologiques, vol.16, 188.
65
over elf afleveringen.396 Aangezien Thirion overleed op 13 juni 1862397 gaat het hoogst
waarschijnlijk om het volledige eerste volume en de elf eerste afleveringen van het tweede
volume, die tussen 1858 en eind 1861 waren verschenen. Hij blijkt dus een fervent
verzamelaar van de platen van de Parallèle te zijn geweest. In zijn collectie bevinden zich
weliswaar alle zeven ontwerpen van Thirion die in de publicatie voorkomen. Het feit dat
Thirion in bezit was van een ingebonden versie geeft aan dat hij de platen niet ter vergelijking
naast elkaar legde, zoals het bedoeld was, maar ze eerder als collectiestukken beschouwde.
Uit de catalogus van de boeken uit de bibliotheek van Roelandt (1786-1864) blijkt dat deze
architect de Parallèle in eigendom had. Meer concreet beschikte hij over afleveringen “avec
nombreuses planches”. In de inventaris van de bibliotheek staat 1858 als uitgavedatum van de
publicatie. Het ging dus wellicht enkel om het eerste volume van het werk, waarin Roelandts
eigen twee verwezenlijkingen zijn opgenomen.398
Er werd tevens naar de aanwezigheid van de Parallèle gezocht in de bestaande catalogi van
de bibliotheken van de minder bekende architecten Camille Bourgault, 399 Baeckelmans,400 en
Hippolyte Destailleur401 maar zij bleken niet over een exemplaar van de publicatie te
beschikken.402
De Gentse architect Pierre-Jacques Goetghebuer verzamelde de zeven platen uit de Parallèle
met ontwerpen van Roelandt.403 Het gaat om de drie platen van de Salle de la Concorde
(vol.1, pl.31-33) en de vier platen van het Maison rue Pont de Fer (vol.1, pl.39-42), twee
396
Registre de l’inventaire après décès des biens de A. Thirion de Verviers (1859-1862) , 31 december 1862,
Fonds de familles, E.1.1205, nrs.391 en 567, Luik: AEL.
Thirion beschikte over een enorme publicatiecollectie met onder meer Maisons de Campagne, Châteaux, ect.
van Cluysenaar (nr.470), Motifs de Décorations van Charles Claesen (nr.486), de twee volumes van Parallèle
des Maisons de Paris van Victor Calliat (nr.501), veertig afleveringen van L’Architecture privé van César Daly
(nr.567) en vele nummers van diverse architectuurtijdschriften uit het binnen- en buitenland.
397
Flavio di Campli, “Thirion, Adolphe Guillaume,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot
heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 538-39.
398
“Catalogue des livres, formant la bibliothèque de feu Mr. Louis Roelandt, ancien architecte de la ville et
professeur émérite de l'Université de Gand: 11 Mars 1868,” (Gent: Vanderhaeghen, 1868), nr.61, 5.
399
Bourgault beschikte wel over vele soortgelijke publicaties zoals de Choix van Goetghebuer (nr.3), Les
Monuments de Liège en L’Eglise Saint-Jacques à Liège van Delsaux (nr.4-6), L’Art Décoratif van Umé (nr.45),
en over verscheidene nummers van L’Emulation (nr.95).
Uit: Paul Gothier en Joseph Plumier, “Catalogue de la bibliothèque de M. Camille Bourgault, architecte “ (Luik:
P. Gothier, 1961).
400
F. De Laet, F. Claes, en Albert De Tavernier, “Catalogue de la vente publique de tableaux anciens et
modernes, antiquités, porcelaines et faïences anciennes, tapisseries, meubles, argenteries, cuivres anciens, etc.,
livres, la Bibliothèque de feu l'architecte Baeckelmans, celle de feu Mr. P. H. et d'un avocat, qui aura lieu au
Cercle Artistique,” (Antwerpen: Ratinckx, 1919).
401
Hippolyte Destailleur en Maurice Delestre, “Catalogue de livres rares et précieux composant la bibliothèque
de M. Hippolyte Destailleur, architecte du Gouvernement,” (Parijs: Morgand, 1891).
402
Er werd gezocht naar de bestaande inventaris van de bibliotheek van de Luikse architect Jamar, maar in de
enige Belgische bibliotheek waarvan geweten is dat deze over het werk beschikt, met name de Centrale
bibliotheek van Leuven, was het werk in het archief onvindbaar.
“Catalogue spécial de l'importante bibliothèque (...) dépendant de la succession de geu Monsieur l'architecte
Jamar (...) dont la vente publique, en raison de son importance particulière, aura lieu en la salle de la Galerie des
Boulevards à Liège,” (s.l.: s.n., n.d.).
403
Pierre-Jacques Goetghebuer, Atlas Goetghebuer, L29/3, 29/4a en 4b, L116/7- 116/10, Gent: GSZD.
66
projecten die in de stad Gent werden gerealiseerd. Achteraan op de plaat met een
detailtekening van de Salle de la Concorde (vol.1, pl.41) is door Goetghebuer een blad met
handgeschreven tekst aangebracht waarin de zaal wordt beschreven. 404 De tekst dateert echter
van 12 januari 1845, naar aanleiding van de inwijding van de zalen van de Société de la
Concorde, en zegt dus niets over de herkomst van de plaat. De platen maken deel uit van
Goetghebuers’ immense collectie aan beeldmateriaal die hij vergaarde naar aanleiding van de
productie van zijn publicatie Choix en die hij gedurende zijn hele leven bleef aanvullen. Deze
verzameling, die bekend staat als de zogenaamde Atlas Goetghebuer,405 bevat hoofdzakelijk
afbeeldingen met betrekking tot de Gentse architectuur. Hieruit blijkt dat Goetghebuer de
platen louter verzamelde omwille van het documentaire karakter dat hij eraan toekende.406
Tot slot bevonden de beide volumes van de Parallèle zich in 1895 in de bibliotheek van de
Franse Commision des Monuments historiques.407
Uitgaande van de hierboven aangehaalde casussen is het betwijfelbaar of de Parallèle
indertijd effectief door architecten werd aangewend om door middel van onderlinge
vergelijking van de platen inspiratie op te doen voor eigen ontwerpen. Maar misschien vormt
Castermans zelf hierop wel een uitzondering. Het opzichtige gevelontwerp voor het Maison
rue Louvrex te Luik (vol.1, pl.105) (afb.2) van Castermans toont immers overeenkomsten met
de eerder gepubliceerde plaat van het Hôtel place de Meir van Dens (vol.1, pl.70) (afb.126).
Beide gevels bevatten kariatiden en/of atlanten, dit is de mannelijke variant, in de onderste
bouwlaag en zijn voorzien van vergelijkbare amforen bovenop de kroonlijst. Van deze
decoratieve elementen van beide gevels worden ook detailtekeningen getoond op aparte
platen (vol.1, pl.71, 72 en vol.1, pl.106, 108) (afb.129, 154, 3, 5). De kariatide is tevens een
motief dat Castermans hernam in het ontwerp voor een etalage in Spa (vol.2, pl.71 ) (afb.29).
Of Castermans zich ook effectief door het gevelontwerp van Dens liet inspireren, is hiermee
niet volledig hard te maken.
De werkelijke bruikbaarheid van de publicatie als inspiratiebron was waarschijnlijk een korte
levensduur beschoren. Vanaf het midden van de jaren ’70 van de 19de eeuw verloor de
eclectische architectuur immers aan impact ten voordele van een groeiende interesse voor de
Neo-Vlaamse renaissance.408 De publicatie bleek echter wel een trend op gang te hebben
gezet (zie III.2.2.3. Vergelijking met andere contemporaine publicaties). Er volgden onder
meer publicaties die volledig gewijd waren aan de Neo-Vlaamse renaissancevormentaal zoals
L’Architecture en Belgique, suite de 25 façades conçues dans le goût de l’architecture belge
du 16e siècle (1878-1879) van de schilder en architect Joseph-Martin Ryssens De Lauw
404
Ibid., L116/10.
Deze Atlas wordt bewaard in het Gentse Stadsarchief de Zwarte Doos.
406
Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume
des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 7.
407
Perrault-Dabot, “Catalogue de la bibliothèque de la Commission des Monuments historiques,” nr.2150, 214.
408
Sommige ontwerpen uit de Parallèle bevatten wel kenmerken van de Vlaamse renaissance, zoals de
schoorsteenmantel van A.-J. Leclercq (vol.1, pl.67), het interieur van de Société Littéraire van Umé (vol.1,
pl.100-103), het Hôtel place de Meir van Dens (vol.1, pl.70-73), het Maison rue Louvrex van Castermans (vol.1,
pl.104-118), en zo meer.
Uit: Willis, “Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930),” abstract.
405
67
(1830-1889).409 Naast de voorbeeldfunctie van de Parallèle als uitgelezen middel om de
kennis van de eigentijdse architectuurtrends te verspreiden, speelde de Parallèle in de 19de
eeuw ook een rol in de architectuurhistoriografie.
De Luikse architect E. Lebens lijkt zich voor het beschrijven van de oeuvres van leerlingen
van Julien-Etienne Rémont in de publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie,
travaux publics410 beroept te hebben op de Parallèle. Vele van de gebouwen die hij van deze
architecten aanhaalt, komen immers in de platenbundel voor. 411 Lebens meldt dat de architect
Umé het Château de Ry (zie vol.1, pl.76-78), “une importante demeure, place Saint-Jacques”
(zie vol.2, pl.37-38) en de Société Littéraire (zie vol.1, pl.100-103) heeft gebouwd.412 Van
Halkin vermeldt Lebens het Château de Sainval (zie vol.1, pl.15-16) en van Castermans “une
maison à caryatides de la rue Louvrex” (zie vol.1, pl.104-118), “une maison, rue Lonhienne”
(zie vol.2, pl.15) en “une batisse originale naguère presque campagne (…), sur le quai de
Longdo ” (zie vol.2, pl.53-54).413 Van Dejardin noemt Lebens geen concrete woonontwerpen
op, maar hij zegt wel dat deze architect “dessina des façades qui accusent bien un
établissement d’enseignement; précieuse réalisation d’une pensée sagace faisant
généralement défaut dans l’architecture moderne”.414 Tot slot belicht hij het oeuvre van
Demany die onder meer “une superbe maison boulevard de la Sauvenière” realiseerde
(zie vol.1, pl.13-14) en die de restaurateur was van de “la salle des redoutes de Spa”
(zie vol.2, pl.16-18).415 De Parallèle werd dus reeds in de 19de eeuw gebruikt als bron voor
het reconstrueren van de oeuvres van de erin opgenomen architecten.
Tot slot is het erg belangrijk om op te merken dat de Parallèle opgenomen is in de
bibliografie van het vierde volume van de Traité d’Architecture: éléments d’architecture,
types d’édifices, esthétique, composition et pratique de l’architecture416 van de Gentse
architect Louis Cloquet (1849-1920).417 De Parallèle deed dienst als bron voor zijn studie
naar de planindeling van de woonarchitectuur uit de tweede helft van de 19de eeuw.418 Het is
de enige Belgische architectuurpublicatie die Cloquet in de bibliografie van dit onderdeel van
zijn publicatie vermeldt, naast het architectuurtijdschrift l’Emulation dat pas in 1874
409
“Ryssens De Lauw, Joseph Martin,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red.
Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 491.
410
Lebens, “L’Architecture à Liège.”
411
Lebens haalt echter ook projecten van deze architecten aan die niet in de Parallèle zijn opgenomen.
412
Lebens, “L’Architecture à Liège,” 261, 65.
413
Ibid., 262, 64.
414
Ibid., 263.
Zie het Maison rue Louvrex (vol.2, pl.41), het Maison rue Fabry (vol.2, pl.42), het Maion rue Louvrex (vol.2,
pl.43) en het Maison quai Cockerill (vol.2, pl.112).
415
Ibid., 265.
416
Martiny, La Société Centrale d’Architecture de Belgique depuis sa fondation (1872-1974), 14.
417
Luc Verpoest, Upstairs, downstairs. Woon- en werkplaatsen van het dienstpersoneel in de 19 de-eeuwse
burgerwoning. De opvattingen van Louis Cloquet en Viollet-le-Duc, Themateksten Open Monumentendag
Vlaanderen 2007, 1, laatst geraadpleegd op 29 september 2013,
http://sector.openmonumenten.be/sites/sector.openmonumenten.be/files/page/files/tt07_luc_verpoest.pdf.
418
Cloquet, Traité d'architecture: éléments de l'architecture, types d'édifices, esthétique, composition et pratique
de l'architecture, vol. 4, 6.
68
verscheen.419 Blijkbaar was de Parallèle een unieke bron voor de Belgische woonarchitectuur
van de periode 1830-1868 en werd dankbaar aangewend in de historiografische praktijk.
IV.3.2. Hedendaagse relevantie
De Parallèle van Castermans wordt vandaag uiteraard niet meer in de architecturale
ontwerppraktijk aangewend, maar de publicatie blijft wel een uiterst belangrijke bron voor de
architectuurhistoriografie. Reeds tijdens de 19de eeuw stuitte de eclectische architectuurpraxis
op hevige kritiek en de eclectische woonarchitectuur werd tot in de jaren ’70 van de twintigste
eeuw ondergewaardeerd.420 Vele gebouwen die in de Parallèle voorkomen werden dan ook in
de loop der jaren gesloopt.421 Daarom vormt de publicatie een belangrijke bron voor de studie
van de 19de-eeuwse, eclectische woonarchitectuur in België.
Ondanks het belang van de publicatie als bronmateriaal voor onderzoek naar de 19de-eeuwse
Belgische architectuur, heerst er onwetendheid over het bestaan ervan bij jonge
kunstwetenschappers. In het proefschrift van Veerle Meul over de architect Joseph Schadde
(1992) wordt de afbeelding van de plaat uit de Parallèle met het gevelontwerp voor de kerk
van Kalfort voorzien van het onderschrift “kunstenaar onbekend” en “met opschrift: uit
Paralèlles des Maiteris (?) de Bruxelles”, al dan niet overgenomen van de geraadpleegde
plaat afkomstig uit het Parochiaal Archief van Kalfort.422 In het overzichtswerk De 19de eeuw
in België, Architectuur en Interieurs423 (1994) wordt de tweeledigheid van de Parallèle over
het hoofd gezien. Er staat immers geschreven dat het werk uit “120 gravures” bestaat, wat
slechts het platenaantal uit één volume dekt.424 Hopelijk kan dit onderzoek bijdragen tot een
grotere bekendheid van de Parallèle voor de architectuurgeschiedschrijving.
IV.4. Tussentijds besluit
De Parallèle werd periodiek uitgegeven en werd tot stand gebracht via een samenwerking
tussen minstens twee uitgevers, Auguste Castermans, die onder meer instond voor de
tekeningen, en twee professionele graveurs. Wat de inhoud van de Parallèle betreft bevat het
werk een gegronde selectie van architectuurontwerpen van vooruitstrevende architecten. Maar
419
Met betrekking tot de Franse woonarchitectuur is onder meer de Parallèle des maisons de Paris van Calliat in
de bibliografie opgenomen.
420
Wim Denslagen, “Haat jegens de neostijlen,” in Neostijlen in de negentiende eeuw: zorg geboden?, red. Anna
Bergmans (Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2002), 23-33. Thomas Coomans, “1.3 Architectuurgeschiedenis
19de eeuw,” laatst geraadpleegd op 1 april 2013,
https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/bouwkundig/architectuurgeschiedenis/19de_ee
uw.
421
Zoals onder meer het Maison Bloemaert van Cluysenaar te Brussel (vol.1, pl.47-49), het Hôtel place de Meir
van Dens te Antwerpen (vol.1, pl.69-73), en het Maison rue Ruysbroeck (vol.&, pl17-20), de Dépendances d’une
maison rue de la Loi (vol.2, pl.55-57) en het Maison rue Guimard van Beyaert te Brussel (vol.1, pl.52).
Uit: Jos Vandenbreeden, “Neo-renaissance,” in De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs (Tielt:
Lannoo, 1994), 122-23; Vanderperren en Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau, 113-19.
422
Meul, “Jozef Schadde (1818-1894): provinciale architect van het arrondissement Mechelen van 1853 tot
1869. Een onderzoek naar neogotiek en eclectisme in de landelijke kerkelijke architectuur van de provincie
Antwerpen,” vol.2, pl.108.
Veerle Meul zette dit recht in een artikel over Schadde in het tijdschrift M&L.
Uit: “Joseph Schadde, academicus en historiserend bouwmeester in de tweede helft van de 19de eeuw,”
Monumenten & Landschappen, nr. 6 (1994): 50-51.
423
Vandenbreeden et al., De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs.
424
Vandenbreeden, “Neo-Renaissance,” 122.
69
de afwezigheid van de architect Joseph Poelaert, die vandaag als icoonfiguur van het
eclecticisme in België wordt beschouwd, is opvallend. De Parallèle bevat een veelvoud aan
architectuurtypologieën, een veelzijdig aanbod aan voorgestelde architectuurelementen en
detailtekeningen met maatvoering van gerealiseerde en onuitgevoerde projecten. Al deze
factoren wijzen erop dat de inhoud van de publicatie volledig was afgestemd op het doel dat
Castermans ermee voor ogen had, namelijk de inzetbaarheid van de platen in de
ontwerppraktijk. De studie van de impact van de Parallèle toont aan dat het werk ingang vond
in Frankrijk, het buurland dat Castermans beoogde te bereiken. De functie van de publicatie
als praktisch werkinstrument werd door tijdsgenoten in mindere mate onderkend. Er werd aan
de Parallèle bovenal een historiografisch karakter toegekend. De waarde van de Parallèle in
de 19de eeuw lag dus voornamelijk in Castermans’ act van de registratie van de
contemporaine architectuur.
70
DEEL V: BESLUIT
Deze verhandeling presenteerde het onderzoek naar de 19de-eeuwse architectuurpublicatie
Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis
1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes & détails intérieurs et
extérieurs van de Luikse architect Auguste Castermans (1828-1881). Dit tweedelige album
bundelt 240 platen van eclectische architectuur uit België, ontworpen door diverse
architecten. Het doel van de publicatie was om voor architecten en bouwheren als
inspiratiebron te dienen voor nieuwe, architecturale realisaties. De literatuurstudie toonde aan
dat dit platenalbum een gegeerde bron is voor onderzoek naar de 19de-eeuwse
architectuurpraktijk, maar dat er tot nog toe amper onderzoek naar werd verricht.
Het opzet van deze studie was om inzicht te verwerven in de totstandkoming en de waarde
van de Parallèle in de 19de eeuw. Door de schaarste aan archiefbronnen met betrekking tot de
publicatie fungeerde de Parallèle zelf als vertrekpunt voor dit onderzoek. Daarom werd er
vertrokken vanuit de benadering van de Parallèle in haar totaliteit en werd vervolgens verder
ingezoomd op de inleiding van het werk en op de platenbundel zelf. Ook inhoudelijk bleek
benaderingswijze relevant. Het inschatten van de totaalwaarde en de redenen van
totstandkoming van de publicatie kon niet louter op basis van een analyse van het werk op
zich. Vooreerst waren kennis van het oeuvre van de vervaardiger en van de maatschappelijke
en architecturale context nodig. Op deze twee niveau’s speelden er immers factoren die de
totstandkoming van de Parallèle stuurden en de waarde ervan bepaalden. Het onderzoek werd
daarom in die twee richtingen uitgebreid. Dit leidde tot de opbouw van de verhandeling in
drie onderzoeksdelen. In het eerste onderzoeksdeel werd de Parallèle in haar totaliteit
benaderd en binnen het oeuvre van Auguste Castermans gesitueerd. In het tweede
onderzoeksdeel werd de inleiding van de publicatie onder de loep genomen om zo de
Parallèle binnen haar ontstaanscontext te plaatsen. En in het derde en laatste onderzoeksdeel
werd de platenbundel zelf in detail bestudeerd. Hieronder wordt de inhoud van deze drie
onderzoeksdelen beknopt toegelicht en wordt de bijdrage die ze leverden tot begrip van de
totstandkoming van de Parallèle en tot de uiteindelijke waardebepaling ervan geduid.
In het eerste onderzoeksdeel werden de totstandkoming en de waarde van de Parallèle binnen
de loopbaan en het oeuvre van de vervaardiger bepaald. De architect Auguste Castermans
bleek een aanzienlijk en gevarieerd oeuvre te hebben voortbracht. Castermans was
voornamelijk werkzaam in zijn geboortestad Luik en omstreken en realiseerde in hoofdzaak
eclectische woonarchitectuur voor de kapitaalkrachtige burgerij. Zijn architecturale
vaardigheden en verwezenlijkingen werden gewaardeerd door zijn tijdgenoten. De Parallèle
neemt een belangrijke positie in binnen Castermans’ oeuvre. Hij begon aan de publicatie kort
nadat hij als architect afstudeerde en wijdde er maar liefst 18 jaar van zijn loopbaan aan. De
waarde van het platenalbum voor de architect ligt dus minstens in het feit dat het zijn
levenswerk was. Castermans reserveerde een achtste van de platen uit zijn album voor eigen
woningontwerpen. Het werk gaf hem dus de mogelijkheid om zijn eigen architectuurpraktijk
kenbaar te maken. Maar door op het overige deel van de platen eclectische realisaties van zijn
tijdgenoten te presenteren, profileerde Castermans zich bovendien als een kenner van de
contemporaine architectuurproductie in België.
71
In het tweede onderzoeksdeel werden de totstandkoming en de waarde van de Parallèle
binnen haar ontstaanscontext onderzocht. Vooreerst werd het platenalbum gesitueerd binnen
de 19de-eeuwse maatschappelijke en architecturale context, en meer bepaald binnen het
eclectische gedachtegoed. Castermans presenteerde in zijn Parallèle immers
verwezenlijkingen van een typologie waar indertijd grote vraag naar was, in een vormgeving
die gehoor kon geven aan de verzuchtingen van de gegoede burgerij. Door zowel architecten
als bouwheren met zijn publicatie aan te spreken, hoopte hij de verdere ontwikkeling van het
eclecticisme te sturen. Daarnaast poogde Castermans om met zijn platenbundel de
kwalitatieve, eclectische architectuurpraktijk veilig te stellen binnen de architectuurproductie
met toenemende, commerciële inslag. Hij probeerde door de verspreiding van waardevolle
voorbeelden van de eigentijdse woonarchitectuur de smaakvorming van zijn doelpubliek te
beïnvloeden. Verder werd het eclecticisme door Castermans beschouwd als een volwaardige
overgangspraktijk binnen de zoektocht naar een eigentijdse architectuurstijl. Tot slot
proclameerde Castermans dat de Belgische architectuurschool zich dankzij de eclectische
praktijk wist af te scheuren van de Franse, dominante invloed. Zo leek hij, opboksend tegen
het historisme, te willen aantonen dat ook het eclecticisme met zijn veelheid aan
stijlinvloeden het nagestreefde nationalisme kon veruiterlijken.
Ten tweede werd in dit onderzoeksdeel de aard van de Parallèle nagegaan en werd het werk
gepositioneerd binnen de 19de-eeuwse publicatietraditie. De Parallèle was een recueil
waarbij de platen met architectuurafbeeldingen door vergelijking met elkaar als inspiratiebron
konden dienen. Via deze opzet stuurde Castermans aan op een ‘eclectisch’ gebruik van zijn
platenalbum. De Parallèle claimde in België exclusiviteit op vlak van de presentatie van
contemporaine woonarchitectuur. In het enige architectuurtijdschrift van het moment, de
Journal (belge) de l’architecture, werd hoofdzakelijk publieke architectuur getoond en werd
de eclectische praktijk bovendien als verwerpelijk beschouwd. De Parallèle was voor de
vooruitstrevende architecten dus een dankbaar medium om hun eclectische ontwerpen te
verspreiden. Het was een uniek werk waarmee Castermans een leemte wist op te vullen en
zich naar de buitenwereld toe opstelde als een fervent verdediger van de eclectische
architectuurpraktijk. Binnen de publicatietraditie beschouwd, voorzag Castermans met zijn
recueil een repliek op de gelijknamige publicatie Parallèle des maisons de Paris, construites
depuis 1830 à nos jours van de Franse architect Victor Calliat. Door streekeigen ontwerpen
van eclectische woonarchitectuur te presenteren, poogde Castermans de architectuurpraktijk
uit eigen land ook in Frankrijk te promoten. Binnen de Belgische publicatiepraktijk trad de
Parallèle met het voorstellen van de eigentijdse architectuur in de voetsporen van de Choix
des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas van
Pierre-Jacques Goetghebuer. Maar in tegenstelling tot de Choix, waarin ook historische
architectuur aan bod kwam en dat een historiografisch karakter had, was de Parallèle het
eerste recueil waarin de ‘moderne’ architectuur als voorbeeld werd gesteld voor de actuele
ontwerppraktijk. De publicatie van Castermans maakte de weg vrij voor een reeks recueils die
op gelijkaardige wijze de didactische waarde van de contemporaine, Belgische architectuur
zouden uitdragen.
72
In het derde en laatste onderzoeksdeel werd licht geworpen op de totstandkoming en de
waarde van de Parallèle zelf. Eerst werd de productie van de publicatie achterhaald, de
letterlijke totstandkoming van het werk. Dit leidde tot verrassende, nieuwe inzichten. De
Parallèle werd periodiek uitgegeven in afleveringen tussen 1852 en 1869, maar de
verschijningsfrequentie was zeer onregelmatig. De Parallèle heeft twee uitgevers gekend,
namelijk E. Noblet en J. Baudry. Noblet startte met de publicatie in Luik, trok omstreeks 1855
naar Parijs, fusioneerde er rond 1863 met Baudry en hevelde ten slotte de productie aan hem
over in 1867. Castermans stond in voor het vervaardigen van de tekeningen naar de originele
plannen van de architecten. Zijn werk bestond uit het vergaren van de ontwerpen, het
positioneren van de architectuur op het blad en het bewerkstelligen van uniformiteit tussen de
platen onderling. Mogelijks werd Castermans vanaf het tweede volume bijgestaan door
andere tekenaars. Aug. Goffard en Ph. Keppel stonden in voor het graveren van de platen,
maar er zijn aanwijzingen dat er ook nog andere graveurs aan het werk waren.
Vervolgens werd de inhoud van de Parallèle onder de loep genomen. Geografisch gezien
werd vastgesteld dat de bouwproductie uit Luik en omstreken, Castermans’ eigen werkterrein,
het best vertegenwoordigd is. Met betrekking tot de typologie toont de Parallèle voornamelijk
woonprogramma’s, omdat dit strookte met de inzetbaarheid van de publicatie in de
ontwerppraktijk. Daarnaast worden ook semipublieke gebouwen getoond die opgetrokken
werden op privé-initiatief en zijn in het tweede volume enkele publieke gebouwen
geïntegreerd. De architectuur wordt in de Parallèle op zeer uiteenlopende wijze in beeld
gebracht, gaande van voorgevels en plannen, tot interieurafwerking en ornamenten. Al deze
zichtbare deelcomponenten van de architectuur worden gelijkwaardig behandeld, maar niet
voor elk gebouw worden dezelfde architecturale onderdelen gevisualiseerd. De
gepresenteerde ornamenten zijn direct inzetbaar in nieuwe ontwerpen, vanwege de
aanwezigheid van technische details met maatvoering. In de Parallèle zijn ontwerpen
opgenomen van twee generaties vooruitstrevende architecten. Castermans integreerde zowel
projecten van reeds gevestigde als van beginnende architecten, waaronder hijzelf, en droeg
ongetwijfeld bij tot de lancering van deze laatsten. Het merendeel van de architecten die in
zijn tijd werkzaam waren en een eclectische praktijk hanteerden zijn in zijn publicatie
vertegenwoordigd. Vanuit hedendaags, historiografisch inzicht beschouwd komen de
belangrijkste 19de-eeuwse architecten, zoals Hendrik Beyaert, Jean-Pierre Cluysenaar, Joseph
Jonas Dumont, Louis Roelandt, in de Parallèle aan bod. Maar afwezigheid van de icoonfiguur
van het Belgische eclectisisme, de architect Joseph Poelaert, is opvallend. De selectie van de
architectuurontwerpen is gegrond. Vele vormden een scharnier- of hoogtepunt in de oeuvres
van de architecten vanwege de innovatie op stilistisch en/of op constructief vlak. Er bestaat
binnen het werk een evenwicht tussen reeds bij het publiek bekende en geapprecieerde
gebouwen, zoals de villa aan de Brusselse Koningsstraat van Tilman François Suys, en meer
controversiële ontwerpen, zoals de woning aan de Brusselse Kunstlaan van Joseph Jonas
Dumont. De opname van nooit gebouwde projecten geeft aan dat de nadruk vooral ligt op de
kwaliteit van de ontwerpen. Al deze factoren tonen aan dat de Parallèle sterk gericht was op
het vervullen van haar functie als kwaliteitsvolle inspiratiebron in de architectuurpraktijk en
dat Castermans hoegenaamd niet de ambitie koesterde om een historiografisch werk af te
leveren.
73
Tot slot werd de impact van de Parallèle nagegaan. Het platenalbum werd verspreid in
België, in Frankrijk en vermoedelijk ook in Duitsland. Over de receptie is weinig geweten,
maar het werk werd alleszins niet gelauwerd in het eigentijdse, Belgische
architectuurtijdschrift Journal, wat verklaard kan worden door de verwerping van de
eclectische bouwpraktijk in deze periodiek. Ook in de grafrede aan Castermans werd niet naar
zijn verdienste als publicist verwezen. Voor Frankrijk werd wel een gunstige recensie van de
Parallèle teruggevonden, waarin de Belgische identiteit van de erin opgenomen architectuur
erkend werd en het nut van de publicatie voor de ontwerppraktijk werd aangehaald. De
Parallèle werd aangetroffen in de bibliotheken van enkele architecten wiens werk in de
publicatie was opgenomen. Of het platenalbum ook werkelijk door hen op de tekentafel werd
geraadpleegd blijft echter een vraagteken. De platen uit de Parallèle werden daarentegen wel
verzameld als documentatiemateriaal door de architect Pierre-Jacques Goetghebuer.
Daarenboven werden ze reeds aan het eind van de 19de eeuw ingezet voor historisch
onderzoek naar de woonarchitectuur van de betreffende periode door de architect Louis
Cloquet in het vierde volume van zijn Traité d’architecture. Tot op heden krijgt de publicatie
nog steeds een historiografische rol toebedeeld. Het platenalbum is een onmisbaar puzzelstuk
voor de kennis van de eclectische architectuur, aangezien deze lang werd ondergewaardeerd
en vele monumentale bronnen in de loop der jaren zijn gesneuveld.
Kortom, de waarde van de Parallèle, het levenswerk van Auguste Castermans, ligt in zijn
inspanning om de Belgische, eclectische architectuur op de kaart te zetten en om deze
creatieve praktijk via kwalitatieve voorbeelden te stimuleren. De effectieve waarde van het
platenalbum huist echter bovenal in de uniciteit van de registratie van de eclectische
architectuurpraktijk in België.
Bij deze conclusie eindigt het onderzoek naar en met behulp van de Parallèle dus niet.
Integendeel, deze studie wil een aanzet geven tot verder onderzoek naar dit unieke werk, naar
de Belgische, eclectische architectuur en naar 19de-eeuwse platenalbums. Wat de studie van
de Parallèle zelf betreft zijn er mogelijks nog archiefdocumenten te vinden in Parijs die een
bijkomend inzicht in de publicatie zouden kunnen opleveren, aangezien een deel van de
productie van het werk van daaruit werd gestuurd. Aangaande de Belgische, eclectische
praktijk bevat de Parallèle ontwerpen van veel architecten waarvan het oeuvre nog niet of
ondermaats bestudeerd is, zoals Lambert Blandot, Hyacinthe Dejardin, François Derré,
Glibert, Evariste Halkin, Joseph Antoine Hompus, Auguste Lambeau, Leclef, A.-J. Leclercq,
Charles Toussaint, J.H. Van den Boorn en L. Van Opstal. Als de Parallèle dan toch als één
der voornaamste bronnen voor kennis van de 19de-eeuwse architectuurproductie uit België
wordt beschouwd, loont het zeker de moeite om ook naar deze architecten onderzoek te
verrichten. Tot slot liggen er nog vele andere, Belgische platenalbums uit dit tijdsegment op
een gedegen studie te wachten. Vele van deze publicaties, zoals Maisons et écoles
communales de la Belgique (Blandot, 1869) en Motifs de décoration extérieure & intérieure
appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers: sculpture, marbrerie,
peinture, menuiserie (Charles Claesen, 1870), bevatten bovendien ontwerpen van architecten
die reeds voordien een plaats in de Parallèle hadden gekregen. Gezien het belang van de pers
in de 19de-eeuwse architectuurpraktijk vormen deze werken stuk voor stuk cruciale
onderzoeksobjecten voor de Belgische architectuurhistoriografie.
74
Bibliografie
Publicaties
Ancion, Laurence. “Émile Vierset-Godin: un architecte Hutois du XIXe siècle.” Lic. diss.,
Universiteit van Luik, 1995.
Ancion, Laurence. “L'Oeuvre de l'architecte Emile Vierset-Godin.” In “Carnets du
Patrimoine,” nr. 29, (Namen: Ministère de la Région wallonne, 1999).
“Bibliographie.” Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des
travaux exécutés en Belgique, nr. 6 (Brussel: Vanderauwera, 1848).
“Bibliotheca Belgica. Catalogue général des principales publications belges depuis 1830
jusqu’à 1860.” Brussel: Schnée, 1861.
Bordiau, G. “Notice sur Alphonse Balat.” In Annuaire de l'Académie Royale des Sciences, des
Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 129-48. Brussel: s.n., 1903.
Bouvier, Béatrice. L'Edition d'architecture à Paris au XIXe siècle les maisons Bance et Morel
et la presse architecturale. Histoire et Civilisation du Livre. Vol. 27, Genève: Droz, 2004.
Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, M.L. “Tot meerdere glorie van de bulldozer.”
Woonstede door de eeuwen heen, nr. 121 (1999): 36-39.
Brunet, Jacques-Charles. “Manuel du libraire et de l'amateur de livres.” Parijs: Firmin Didot
frères, 1860-1865.
Brunet, Jacques-Charles. “Manuel du libraire et de l'amateur de livres.” Parijs: Firmin Didot
frères, 1860.
“Brussel, breken, bouwen: architectuur
Gemeentekrediet van België, 1979.
en
stadsverfraaiing
1790-1914.”
Brussel:
Calliat, Victor. Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours. Parijs:
Bance, 1850.
Calliat, Victor. Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours. Luik:
E. Noblet, 1851.
Calliat, Victor. Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1850 à nos jours. Parijs:
A. Morel et Cie, 1864.
Castermans, Auguste. Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la
Belgique, construites depuis 1830 jusqu'à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes
et détails intérieurs et extérieurs. 2 vols. Parijs&Luik: E. Noblet, 1852-69.
“Catalogue de la vente publique de tableaux anciens et modernes, antiquités, porcelaines et
faïences anciennes, tapisseries, meubles, argenteries, cuivres anciens, etc., livres, la
75
bibliothèque de feu l'architecte Baeckelmans, celle de feu Mr. P. H. et d'un avocat, Qui aura
lieu au Cercle Artistique.” Antwerpen: Ratinckx, 1919.
“Catalogue des livres, formant la bibliothèque de feu Mr. Louis Roelandt, ancien architecte de
la ville et professeur émérite de l'Université de Gand: 11 Mars 1868.” Gent: Vanderhaeghen,
1868.
“Catalogue spécial de l'importante bibliothèque (...) dépendant de la succession de feu
monsieur l'architecte Jamar (...) dont la vente publique, en raison de son importance
particulière, aura lieu en la Salle de la Galerie des Boulevards à Liège.” s.l.: s.n., n.d.
Celis, Marcel. “Janlet, Emile.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot
heden, onder redactie van Anne Van Loo, 367. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la
librairie,” 1814-1917.
Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la
librairie,” 1896.
Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l'imprimerie et de la
librairie.” Parijs: s.n., 1855.
Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l'imprimerie et de la
librairie.” Parijs: s.n., 1853, 1855.
Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l'imprimerie et de la
librairie.” Parijs: s.n., juni 1896.
Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l'imprimerie et de la
librairie.” Parijs: s.n., 1853.
Cercle de la Librairie. “Feuilletion du journal général de l'imprimerie et de la librairie,” nr. 10,
Parijs: s.n., 1888.
Cercle International des Beaux-Arts. Annales de la Société l'Union des Artistes. Vol. 4, Luik:
J. Daxhelet, 1872.
Cercle International des Beaux-Arts. Annales de la Société l'Union des Artistes. Vol. 5, Luik:
J. Daxhelet, 1878.
Claesen, Charles. Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics
comme aux habitations de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie.
Luik&Leipzig: Claesen, 1870.
Clément, Jules. Alphonse Balat: architecte du roi 1819-1895. Brussel: Paleis der Academiën,
1956.
Cloquet, Louis. Traité d'architecture: éléments d’architecture, types d’édifices, esthétique,
composition et pratique de l’architecture. Vol. 4, Parijs: s.n., 1900.
76
Closon-Rémy, Marie-Ange. “Egl. Paroiss. St-Jean-Baptiste.” In Le patrimoine monumental de
la Belgique. 12: Province de Liège. Arrondissement de Verviers onder redactie van Ghislaine
de Bievre. Liège: Mardaga, 1984.
Cluysenaar, Jean-Pierre. Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier,
garde-chasse et d'ouvriers, etc,. exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar, architecte.
Brussel: B. Van der Kolk, 1859.
Conde Reis, Guy. “Cluysenaar, Jean-Pierre.” In Repertorium van de architectuur in België
van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 213-14. Antwerpen: Mercatorfonds,
2003.
Conde Reis, Guy. “Poelaert, Joseph.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830
tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 452-53. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Conde Reis, Guy. “Suys, Tilman François.” In Repertorium van de architectuur in België van
1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 526-28. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Coomans, Thomas. “Janssens, Wynand.” In Repertorium van de architectuur in België van
1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 372-73. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Cortembos, Thérèse et al. Patrimoine architectural et territoires de Wallonie: Liège.
Sprimont: Pierre Mardaga, 2004.
Cortembos, Thérèse et al. Patrimoine architectural et territoires de Wallonie. 18 vols. Waver:
Mardaga, 2004-2011.
de Bievre, Ghislaine et al. Le patrimoine monumental de la Belgique: Wallonie. 23 vols. Luik:
Mardaga, 1970-1997.
De Bruyne. Livre d'adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l'industrie, de
la finance, de la magistrature et de l'administration de la ville et de la banlieu de Liège. Luik:
H. Vaillant-Carmanne, 1867-1868.
De Bruyne. Livre d'adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce, de l'industrie, de
la finance, de la magistrature et de l'administration de la ville et de la banlieu de Liège. Luik:
H. Vaillant-Carmanne, 1879-1880.
De Bruyne. Livre d'adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce, de l'industrie, de
la finance, de la magistrature et de l'administration de la ville et de la banlieu de Liège. Luik:
H. Vaillant-Carmanne, 1877-1878.
De Bruyne. Livre d'adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce, de l'industrie, de
la finance, de la magistrature et de l'administration de la ville et de la banlieu de Liège. Luik:
H. Vaillant-Carmanne, 1870.
De Laet, F., F. Claes, en Albert De Tavernier. "Catalogue de la vente publique de tableaux
anciens et modernes, antiquités, porcelaines et faïences anciennes, tapisseries, meubles,
argenteries, cuivres anciens, etc., livres, la bibliothèque de feu l'architecte Baeckelmans, celle
77
de feu Mr P. H. et d'un avocat, qui aura lieu au Cercle Artistique." Antwerpen: Ratinckx,
1919.
De Neef, Cathy, Liliane Henderickx, Michèle Kreutz, en Emmy Toonen. Etterbeek. s.l.: IPS
Uitgevers, 1997.
Delecourt, Jules Victor, Auguste de Koninck, Victor Luerquin, Honoré Verbeke, Fréderic
Molenschot, en Charles Louis Reulens. Bibliographie nationale: dictionnaire des écrivains
belges et catalogue de leurs publications, 1830-1880. 4 vols. Brussel: P. Weissenbruch,
1886-1910.
Delsaux, Jean-Charles. L’Eglise Saint-Jacques à Liège. Luik: D. Avanzo et Cie, 1845.
Denslagen, Wim. “Haat jegens de neostijlen.” In Neostijlen in de negentiende eeuw: zorg
geboden?, onder redactie van Anna Bergmans, 23-33. Leuven: Universitaire Pers Leuven,
2002.
Depicker, Karin, Richard Kerremans, Isabelle Leroy, en Emmy Toonen. Sint-Joost-Ten-Node.
s.l.: IPS Uitgevers, 1997.
Destailleur, Hippolyte, en Maurice Delestre. “Catalogue de livres rares et précieux composant
la bibliothèque de M. Hippolyte Destailleur, architecte du Gouvernement.” Parijs: Morgand,
1891.
Di Campli, Flavio. Jean-Charles Delsaux (1821-1893), architecte provincial. Herstal: Musée
communal herstalien, 1988.
Di Campli, Flavio. “Thirion, Adolphe Guillaume.” In Repertorium van de architectuur in
België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 538-39. Antwerpen:
Mercatorfonds, 2003.
Didron, Adolphe Napoléon. Annales archéologiques. Vol. 16, Parijs: Didron, 1856.
Didron, Adolphe Napoléon. Annales archéologiques. Vol. 12, Parijs: Didron, 1852.
Dierkens-Aubry, Françoise. “De eeuw van het eclecticisme ingeleid.” In De 19de eeuw in
België: architectuur en interieurs, 11-35. Tielt: Lannoo, 1994.
Dognée, Eugène M. O., J. N. Dongnée-Devillers, J. E. Rémont, Aug. Chauvin, Emile Lebens,
Ed. Van Den Boorn, en Alphonse etc. Le Roy. Liège: histoire, arts, lettres, sciences,
industries, travaux publics. Luik: J. Daxhelet, 1881.
Dominique, Fanny “Julien-Etienne Rémont, ingénieur-architecte (1800-1883).” Lic. diss.,
Universiteit van Luik, 2003.
“Etat civil de Liège.” Gazette de Liège (7 september 1881).
“Etat civil de Liège.” Gazette de Liège (8 september 1881).
“Etat civil de Liège.” Journal de Liége (7 september 1881).
78
“Etat civil de Liège.” La Meuse (7 september 1881).
“Etat civil de Liège.” La Meuse (8 september 1881).
“Exposition générale des Beaux-Arts 1854: catalogue explicatif “. Brussel: Imprimerie de
G. Stapleaux, 1854.
“Exposition générale des Beaux-Arts comprenant des ouvrages de peinture, sculpture,
gravure, dessin & lithographie 1868: catalogue explicatif.” onder redactie van Cercle
International des Beaux-Arts. Liège: J. Daxhelet, 1868.
Gobert, Théodore. Liège à travers les âges: les rues de Liège. 6 vols. Brussel: George Thone,
1924-1929.
Goetghebuer, Pierre-Jacques. Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables
du Royaume des Pays-Bas. Gent: Imprimerie de A.B. Stéven, 1817-1827.
Gothier, Paul, en Joseph Plumier. “Catalogue de la bibliothèque de M. Camille Bourgault,
architecte. “ Luik: P. Gothier, 1961.
Guillery. “Analyse d'un mémoire de M. Delsaux, architecte de la province de Liège.” Journal
de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécutés en Belgique,
nr. 10 (Brussel: Vanderauwera, 1848): 1-4.
Handleiding voor het beheer van een topografisch-historische atlas. Archiefpublicaties
Deel 1. onder redactie van P. Ratsma en C.C.S. Wilmer. Uitgeverij Verloren: Hilversum,
1988.
Hen, Charles. “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.” Brussel: Meline, Cans
& Cie, 1854-1868.
Hen, Charles. “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.” Brussel: Meline, Cans
& Cie, 1854.
Hen, Charles. “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.” Brussel: Meline, Cans
& Cie, 1855.
Hen, Charles. “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.” Brussel: Meline, Cans
& Cie, 1859.
Hennaut, Eric. “De Man, Gustave.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot
heden, onder redactie van Anne Van Loo, 253. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Huysmans-Cluysenaar, Fanny. “J.-P. Cluysenaar, architecte.” In Les Cluysenaar: une famille
d'artistes, 9-138. Brussel: Weissenburch, 1928.
Jannet, P. “Courrier de la libraire. Journal de la propriété littéraire et artistique pour la France
et l'étranger.” Parijs: s.n., februari 1856.
79
Jannet, P. “La propriété littéraire et artistique. Journal mensuel des auteurs, des artistes, des
éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays.” Parijs: s.n., 1855.
Jannet, P. “La propriété littéraire et artistique. Journal mensuel des auteurs, des artistes, des
éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays.” Parijs: s.n., 1854.
Jannet, P. “La propriété littéraire et artistique. Journal mensuel des auteurs, des artistes, des
éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays.” Parijs: s.n., september
1855.
Jannet, P. “La propriété littéraire et artistique. Journal mensuel des auteurs, des artistes, des
éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays.” Parijs: s.n., augustus
1855.
Journal belge de l’architecture et de la science des constructions. Brussel: Vanderauwera,
1853-1856.
Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction. Brussel: Vanderauwera,
1848-1851.
Laureys, Dirk. “Schadde, Joseph.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot
heden, onder redactie van Anne Van Loo, 496. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Lebens, Emile “L’Architecture à Liège.” In Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie,
travaux publics, 258-69. Luik: J. Daxhelet, 1881.
Liénard, Michel. Specimens de la décoration et de l’ornementation au XIXe siècle.
Luik&Leipzig: Charles Claesen, 1866.
Lorenz, Otto. “Catalogue général de la librairie française.” Parijs: Otto Lorenz, 1840-1885.
Lorenz, Otto. “Catalogue général de la librairie française.” Parijs: Otto Lorenz, 1876.
Lorenz, Otto. “Catalogue général de la librairie française.” Parijs: Otto Lorenz, 1867.
Maclot, Petra. “Servais, Charles.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot
heden, onder redactie van Anne Van Loo, 506. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Mardaga, Pierre, red. Bouwen door de eeuwen heen in Brussel: stad Brussel, binnenstad.
Vol. 1B. Luik: Mardaga, 1993.
Martiny, Victor-Gaston. La Société Centrale d'Architecture de Belgique depuis sa fondation
(1872-1974). Brussel: s.n., 1974.
Meul, Veerle. “Joseph Schadde, academicus en historiserend bouwmeester in de tweede helft
van de 19de eeuw.” Monumenten & Landschappen, nr. 6 (1994): 3-61.
Meul, Veerle. “Jozef Schadde (1818-1894): provinciale architect van het arrondissement
Mechelen van 1853 tot 1869. Een onderzoek naar neogotiek en eclectisme in de landelijke
kerkelijke architectuur van de provincie Antwerpen.” Lic. diss., K.U. Leuven, 1992.
80
Midant, Jean-Paul, red. Académie de Bruxelles: deux siècles d'architecture. Brussel: Archives
d'Architecture Moderne, 1989.
Mihail, Benoît. “Dumont, Joseph Jonas.” In Repertorium van de architectuur in België van
1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 289-90. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Moor, Thomas. “Charlier, Gustave.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830
tot heden., onder redactie van Anne Van Loo, 202. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Muquardt, Charles. “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges.”
Brussel: Muquardt, oktober 1852.
Muquardt, Charles. “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges.”
Brussel: Muquardt, 1850.
Muquardt, Charles. “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges.”
Brussel: Muquardt, 1852.
“Nécrologie.” La Meuse (8 september 1881).
“Nécrologie.” La Meuse (9 september 1881).
“Nécrologie.” La Meuse (10 en 11 september 1881).
“Official catalogue of the Great Exhibition of the Works of Industry of all Nations.” Londen:
Spicer brothers, 1851.
Onraet, Ignace. “Journal (belge) de l'architecture: studie over een architectuurtijdschrift uit het
midden van de 19de eeuw.” Lic. diss., Universiteit Gent, 2001-2002.
Oppermann, C.-A. Nouvelles annales de la construction: publication rapide et économique
des documents les plus récents et les plus intéressants relatifs à la construction française et
étrangère. Parijs: V. Dalmont, 1855-1925.
Oppermann, C.-A. “Supplément.” Nouvelles annales de la construction, nr. 372 (1886).
Oppermann, C.-A. “Supplément.” Nouvelles annales de la construction - Supplément, nr. 382
(1885).
Palmaerts, Geert. Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw.
Rotterdam: Uitgeverij 010, 2005.
Perrault-Dabot, A. “Catalogue de la bibliothèque de la Commission des Monuments
historiques.” Parijs: Imprimerie Nationale, 1895.
Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1858.” Parijs: C. Reinwald,
januari 1859.
Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1859.” Parijs: C. Reinwald,
januari 1860.
81
Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française.” Parijs: C. Reinwald et Cie,
1858 1969.
Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1860.” Parijs: C. Reinwald,
januari 1861.
Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1861.” Parijs: C. Reinwald,
januari 1862.
Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1862.” Parijs: C. Reinwald,
februari 1863.
Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1863.” Parijs: C. Reinwald,
februari 1864.
Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1864.” Parijs: C. Reinwald,
februari 1865.
Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1865.” Parijs: C. Reinwald, n.d.
Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1867.” Parijs: C. Reinwald, n.d.
Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1869.” Parijs: C. Reinwald et
Cie, n.d.
Saboya, Marc. Presse et architecture au XIXe siècle: César Daly et la Revue générale de
l'architecture et des travaux publics. Parijs: Picard, 1991.
Sartorius. “Les Allemands en Belgique.” In: Histoire des étrangers et de l’immigration en
Belgique de la préhistoire à nos jours, onder redactie van Anne Morelli. Bruxelles: Couleur
livres, 2004.
Schayes, A.G.B. Histoire de l'architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés
jusqu'à l'époque actuelle. 2 ed. 2 vols. Vol. 2, Brussel: Schayes, 1853.
Schoonjans, Yves. Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de
Eeuw. Gent: A&S, 2007.
Strauven, Francis. “19e-eeuwse architectuur en stedebouw te Brussel.” OKV (okt/dec 1975):
147-70.
Strauven, Francis. “Balat, Alphonse.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830
tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 136-38. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Strauven, Francis. “Beyaert, Hendrik.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830
tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 152-53. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Stynen, Herman. De onvoltooid verleden tijd: een geschiedenis van de monumenten- en
landschaps org in Belgi , 1835-1940. Brussel: Stichting Vlaams Erfgoed, 1998.
82
V. “Types d'architecture gothique recueillis en Angleterre par A.W. Pugin.” Journal de
l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécutés en Belgique,
nr. 3 (Brussel: Vanderauwera, 1851): 43-44.
V., C.-D. “Bibliographie - Batiments de stations et maisons de garde, par J.-P. Cluysenaar.”
Journal belge de l’architecture et de la science des constructions (Brussel: Vanderauwera,
1854): 93-97.
Van Aerschot, Suzanne, et al. Bouwen door de eeuwen heen in Brussel: inventaris van het
cultuurbezit in België. 3 vols. Luik: Mardaga, 1989-1994.
Van Aerschot, Suzanne, Marjolijn Van Damme, Inge Debacker, Petra Boekstal, et al. Bouwen
door de eeuwen heen in Vlaanderen: inventaris van het bouwkundig erfgoed. 55 vols. Brussel:
Vlaamse Overheid, 1971-2005.
Van de Vijver, Dirk. “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus
remarquables du Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd
Koninkrijk (1815-1830).” Lic. diss., K.U. Leuven, 1992.
Van de Vijver, Dirk. Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du
Royaume des Pays-Bas de Pierre-Jacques Goetghebuer: une histoire de l'architecture
nationale du Royaume des Pays-Bas. Cahiers du Centre D'information, de Documentation et
d'Etude du Patrimoine. Brussel: CIDEP, 2000.
Van de Vijver, Dirk “Castermans, Auguste.” In Repertorium van de architectuur in België
van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 196. Antwerpen: Mercatorfonds,
2003.
Van Laeken, Bart “De politiecommissariaten van Pieter Dens (1863-1884), Antwerps
stadsarchitect.” Lic. diss., Universiteit Gent, 1996.
Van Loo, Anne. “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890.” In Repertorium van de
architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo. Antwerpen:
Mercatorfonds, 2003.
Van Loo, Anne, red. Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden.
Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Van Santvoort, Linda. “Brusselse woonarchitectuur 1840-1914.” Erfgoed Brussel. Het
erfgoed schrijft onze geschiedenis. Extra nummer, (Brussel: Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Dienst Monumenten en Landschappen, 2013), 141-59.
Vandenbreeden, Jos. “Eclecticisme.” In De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs.
Tielt: Lannoo, 1994.
Vandenbreeden, Jos. “Neo-renaissance.” In De 19de eeuw in België: architectuur en
interieurs. Tielt: Lannoo, 1994.
83
Vandenbreeden, Jos, Françoise Dierkens-Aubry, Jacques Evrard, en Christine Bastin. De 19de
eeuw in België: architectuur en Interieurs. Tielt: Lannoo, 1994.
Vandendaele, Richard, Anne Gosse, Anne-Marie Geerinck, en E. De Smedt-Massant.
“Poelaert en zijn tijd.” Brussel: Gemeentekrediet van België, 1980.
Vanderperren, J., en J. Victoir. Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau. Deurle: De
Dijle, 1992.
Verpoest, Luc. “Minard, Louis.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot
heden, onder redactie van Anne Van Loo, 424. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Verpoest, Luc. “Pauli, Adolphe.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot
heden, onder redactie van Anne Van Loo, 445-46. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Verpoest, Luc. “Vierset-Godin, Emile.” In Repertorium van de architectuur in België van
1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 596-97. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003.
Versluys, C.D. “La nouveauté en architecture - Le désier d'étourner - M. Dumont - Ses
façades de la Rue des Arts - Son école.” Journal belge de l'architecture et de la science des
constructions, (Brussel: Vanderauwera, 1853): 21-23.
Versluys, C.D. “Le maison de la Porte de Namur, Le style d'Elisabeth.” Journal belge de
l'architecture et de la science des constructions, (Brussel: Vanderauwera,1853): 39.
Vierset-Godin. Eglise Notre-Dame à Huy, représentée en plans, élévations, coupes et détails
géométraux d’après les plans de restauration approuvés par la Commission Royale des
Monuments. Luik: E. Noblet, 1854.
W., A. “Bibliographie - Histoire de l'architecture en Belgique par A.-G.-B. Schayes.” Journal
de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécutés en Belgique,
nr. 11 (Brussel: Vanderauwera, 1850): 164-68.
Willis, Alfred. “Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930).”
Doct. diss., Columbia Univeristy, 1985.
Willis, Alfred. “Ryssens De Lauw, Joseph Martin.” In Repertorium van de architectuur in
België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 490-91. Antwerpen:
Mercatorfonds, 2003.
Winters, J. “Maatschappij en maatschappijbeeld: Jean-Pierre Cluysenaar.” OKV (1981):
123-42.
Wylleman, Linda. “Architect Adolphe-Edouard-Theodore Pauli 1820-1895.” Lic. diss.,
Universiteit Gent, 1972-1973.
84
Archiefbronnen
Acte de Décès n° 831, 1886, Registre d’Etat Civil de Liège, Luik: SAVL.
Acte de Décès n° 2247, 1881, Registre d’Etat Civil de Liège, Luik: SAVL.
Acte de Mariage n° 4105, 1850, Registre d’Etat Civil de Liège, Luik: SAVL.
Acte de Naissance n° 1040, 1828, Registre d’Etat Civil de Liège, Luik: SAVL.
Auguste Castermans, Rue Dartois 12, 14 februari 1881, Permis de bâtir, n° 486 B, Luik:
SAVL.
Auguste Castermans, Rue Dartois 12, 24 juni 1946, Permis de bâtir, n° 28199 B, Luik:
SAVL.
Concession de la famille Castermans-Toby, 1881, Dossier n° 1339, parcelle 7-62-1, Luik:
Begraafplaats van Robermont.
N. de Harlez de Deulin, J. Carpay/ Société littéraire, april 2001, Société littéraire, Place de la
République n5, dossier 2.35 en 2.36, Luik: CADCRMSF.
Pierre-Jacques Goetghebuer, Atlas Goetghebuer, L29/1, 2a en 2b, L 29/3, 29/4a en 4b,
L116/7- 116/10, Gent: GSZD.
Registre de l’inventaire après décès des biens de A. Thirion de Verviers (1859-1862),
31 december 1862, Fonds de familles, E.1.1205, Luik: AEL.
Registre de Population de Liège, VOL 1, REC 1848 – DIV 1 – FOLIO 81, Luik: SAVL.
Registre de Population de Liège, VOL 2, REC 1859 – DIV 2 – FOLIO 82, Luik: SAVL.
Registre de Population de Liège, VOL 5, REC 1881 – DIV 1 – FOLIO 128, Luik: SAVL.
Rémont, Classe d’architecture, Rapport du 3me trimestre de 1844 à 1845. 1ere classe, 2me
section, 26 juli 1845, Luik: AABAL.
Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs pour la formation du programme de
l’année scolaire 1845-56. Rapport, Classe d’architecture de l’académie de beaux arts de
Liège. 1ere classe composition_2e section_élèves, 16 juni 1845, Luik: AABAL.
Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs et projets de programme, faits en vertu de
l’article 11 du règlement, pour l’année scolaire 1846-1847. Rapport Classe d’architecture de
l’académie des beaux arts de Liège, 1ere classe de composition, 2e section, 25 juni 1846,
Luik: AABAL.
Rémont, Cours d’architecture, Salle d’études, Semestre d’hyver. Leçons sur l’architecture,
1ere partie du programme, 17 maart 1845, Luik: AABAL.
Rue Lonhienne 9, 10 november 2005, Permis de bâtir, n° 71562, Luik: SAVL.
Rue Louvrex n° 80, Fonds de la CRMSF- Fonds des dossiers nominatifs des biens, dossier
2.427, Luik: CADCRMSF.
85
Internetbronnen
“Autel à retable, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue.” Laatst geraadpleegd op
14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240502&objnr=10104022.
“BALaT.” Laatst geraadpleegd op 16 april 2014. http://balat.kikirpa.be/intro.php.
“Bénitier, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue.” Laatst geraadpleegd op 14 januari
2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240525&objnr=10104055.
“Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Inventaris van het bouwkundig erfgoed.” Laatst
geraadpleegd op 16 april 2014. http://www.irismonument.be/.
“Centrale gevangenis (ID: 200269).” Laatst geraadpleegd
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/200269.
op
1
maart
2014.
“Chaire de vérité, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue.” Laatst geraadpleegd op
14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240535&objnr=10104025.
“De Inventaris van het onroerend erfgoed.” Laatst geraadpleegd op 16 april 2014.
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/.
“Eglise Saint-Antoine de Padoue, Verviers.” Laatst geraadpleegd op 14 januari 2014.
http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240499&objnr=10104017.
“Eglise Saint-Jean-Baptiste, Aubel.” Laatst geraadpleegd op
http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M13808&objnr=10090958.
“Gallica, Bibliothèque
http://gallica.bnf.fr/.
numérique.”
Laatst
geraadpleegd
14
op
16
januari
2014.
april
2014.
“Geheel met voormalig Hôtel de Mesnil, het zgn. Hôtel Puccini.” Laatst geraadpleegd op
4 april 2014. http://www.irismonument.be/nl.Sint-Joost-ten-Node.Koningsstraat.292.html.
“Lammerstraat
(ID:
3137).”
Laatst
geraadpleegd
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/3137.
“Le Cercle de la Société Littéraire.”
http://societelitteraire.be/presentation.
“Leliman, Johannes Hermanus.”
http://zoeken.nai.nl/CIS/persoon/3229.
Laatst
Laatst
op
4
geraadpleegd
op
geraadpleegd
op
23
april
4
april
maart
2014.
2014.
2014.
“Les formats des livres: in-folio, in-4, etc." Laatst geraadpleegd op 21 maart 2014.
http://bibliophilie.blogspot.be/2007/04/les-formats-des-livres-in-folio-in-4.html.
“Les
inventaires.”
Laatst
geraadpleegd
op
16
april
2014.
http://dgo4.spw.wallonie.be/DGATLP/DGATLP/Pages/Patrimoine/Pages/Directions/Protecti
on/inventaires.asp.
86
“Louis Roelandt - Verenigingsgebouw La Concorde.” Laatst geraadpleegd op 1 maart 2014.
http://www.architectuurfocus.ugent.be/default.aspx?ref=ADAH&lang=NL.
Luc Verpoest, Upstairs, downstairs. Woon- en werkplaatsen van het dienstpersoneel in de
19de-eeuwse burgerwoning. De opvattingen van Louis Cloquet en Viollet-le-Duc,
Themateksten Open Monumentendag Vlaanderen 2007. Laatst geraadpleegd op 29 september
2013.
http://sector.openmonumenten.be/sites/sector.openmonumenten.be/files/page/files/tt07_luc_v
erpoest.pdf.
“Meir
(ID:
12938).”
Laatst
geraadpleegd
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/12938.
op
4
april
2014.
“Monument funéraire d’Auguste Delfosse.” Laatst geraadpleegd op 14 januari 2014.
http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165921&objnr=10122751.
“Monument funéraire de la famille de l’architecte Auguste Castermans.” Laatst geraadpleegd
op 14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165920&objnr=10122746.
“Monument funéraire de Louis Jamme, bourgmestre (1779-1848).” Laatst geraadpleegd op
14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165903&objnr=10122752.
“Parochiekerk Sint-Servatius (ID: 37510).” Laatst geraadpleegd op 22 januari 2014.
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/37510.
“Parochiekerk Sint-Stefanus (ID: 36972).” Laatst geraadpleegd op 22 januari 2014.
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/36972.
“Patrimoine architectural et territoires de Wallonie.” Laatst geraadpleegd op 15 april 2014.
http://dgo4.spw.wallonie.be/DGATLP/dgatlp/Pages/DGATLP/PagesDG/DescrPublications/P
atArchitectural/Ans-Chastre.asp.
“Présentation.”
Laatst
geraadpleegd
http://www.archi.ulg.ac.be/spip.php?rubrique12.
op
12
april
2014.
“Publicaties: Reeks Inventarissen van het monumentale erfgoed van België.” Laatst
geraadpleegd op 15 april 2014. http://www.monument.irisnet.be/nl/sensibi/pubinv.htm.
Thomas Coomans, “1.3 Architectuurgeschiedenis 19de eeuw.” Laatst geraadpleegd op 1 april
2013.
https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/bouwkundig/architectuurges
chiedenis/19de_eeuw.
“Verviers: oude industriestad in de Ardennen.” Laatst geraadpleegd op 16 januari 2014.
http://www.steden.net/belgie/verviers/.
87