Universiteit Gent Academiejaar: 2013-2014 ONDERZOEK NAAR DE NEGENTIENDE-EEUWSE PUBLICATIE PARALLELE DES MAISONS DE BRUXELLES ET DES PRINCIPALES VILLES DE LA BELGIQUE VAN DE ARCHITECT AUGUSTE CASTERMANS Volume I: Tekst Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Kunst-, Muziek- en Theaterwetenschappen, voor het verkrijgen van de graad van Master, door Edith Willekens (01002436). Promotor: prof. dr. Linda Van Santvoort Woord vooraf Een studie wijden aan een onderzoeksobject uit het verleden schept hiermee een bijzondere band. Mijn tijdreis resulteerde in een quasi ‘reële’ kennismaking met de 19de-eeuwse platenbundel Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique en met de vervaardiger, de architect Auguste Castermans. Het genereerde een blijvende nieuwsgierigheid en bewondering. Omgekeerd meen ik dat het voor Auguste Castermans zelf een hele eer is dat er, ruim anderhalve eeuw na de realisatie van zijn Parallèle, zo’n diepgaande belangstelling voor zijn werk heerst. Sterker nog, het woord ‘parallèle’ uit de titel kreeg in deze studie zijn betekenis terug. Vanwege het schaarse bronmateriaal dat over het werk bewaard is gebleven, bevat dit onderzoek een letterlijke vergelijking tussen de platen van de publicatie. Net zoals de Parallèle, die bestaat uit een inleiding en een platenbundel, presenteert deze verhandeling zich als een combinatie van tekstgedeelte en bundel met bijlagen en afbeeldingen. Deze laatste is eveneens een opvallend lijviger volume en met reden. Hij stoffeert, waar nodig, de tekst en verduidelijkt visueel de argumentatie die hierin is uitgeschreven. Zo vormt dit tweede volume een ‘doordachte’ selectie van ontwerpen uit de publicatie die in overeenstemming met Castermans’ intentie als ‘inspiratiebron’ kunnen dienen voor verder onderzoek naar de 19de-eeuwse architectuurpraktijk uit België en die goesting doen krijgen om ook de Parallèle zelf eens ter hand te nemen. Tot slot, wil ik graag de personen bedanken die de totstandkoming van dit onderzoek mee mogelijk maakten en die me tijdens het neerschrijven ervan hebben gesteund. In het bijzonder uit ik dank aan mijn promotor, prof. dr. Linda Van Santvoort, voor het aanreiken van het boeiende onderwerp en voor de begeleiding en constructieve feedback gedurende het onderzoek. Inhoudsopgave Woord vooraf Inhoudsopgave Inleiding 1 Lijst met gebruikte afkortingen 4 DEEL I: METHODIEK 5 I.1.Status quaestionis 5 I.2. Publicaties 7 I.2.1. Eigentijdse vakliteratuur 7 I.2.2. 19de-eeuwse publicaties 9 I.3. Bronnen 11 I.3.1. Archiefbronnen 11 I.3.2. Iconografische bronnen 13 I.3.3. Internet als bron 13 DEEL II: SITUERING VAN DE PARALLÈLE BINNEN CASTERMANS’ OEUVRE 15 II.1. Biografie 15 II.2. Oeuvre 18 II.2.1. Architectuurpraktijk 18 II.2.1.1. Woonarchitectuur 18 II.2.1.2. Religieuze architectuur 20 II.2.1.3. Funeraire architectuur 21 II.2.2. Architectuurpublicaties: de Parallèle II.3. Tussentijds besluit DEEL III: SITUERING VAN DE PARALLÈLE BINNEN HAAR ONTSTAANSCONTEXT III.1. De maatschappelijke en architecturale ontwikkelingen in de 19de eeuw 22 23 24 24 III.1.1. Effect van de maatschappelijke ontwikkelingen op de architectuur: het ontstaan van het eclecticisme 24 III.1.2. Architecturale ontwikkelingen: de eclectische architectuurpraktijk 25 III.2. Situering van de Parallèle binnen de 19de-eeuwse traditie van architectuurpublicaties 28 III.2.1. Soorten architectuurpublicaties 28 III.2.2. Vergelijking van de Parallèle met soortgelijke publicaties 30 III.2.2.1. Vergelijking met de Parallèle van Calliat 30 III.2.2.2. Vergelijking met de Choix van Goetghebuer 32 III.2.2.3. Vergelijking met andere contemporaine publicaties 34 III.3. Tussentijds besluit 35 DEEL IV: DE PARALLÈLE ZELF ONDER DE LOEP 36 IV.1. De productie van de Parallèle 36 IV.1.1. Uitgever 38 IV.1.2. Tekenaar 41 IV.1.3. Graveur 45 IV.2. Analyse van de platen 46 IV.2.1. Locatie 48 IV.2.2. Typologie 50 IV.2.3. Voorstellingswijze 51 IV.2.4. Architecten 54 IV.2.4.1. De uitgekozen architecten 55 IV.2.4.2. De uitgekozen projecten 58 IV.3. Impact van de Parallèle IV.3.1. Contemporaine receptie 63 63 IV.3.1.1. Verspreiding 63 IV.3.1.2. Receptie 64 IV.3.1.3. Gebruik 65 IV.3.2. Hedendaagse relevantie 69 IV.4. Tussentijds besluit 69 DEEL V: BESLUIT 71 Bibliografie 75 Publicaties 75 Archiefbronnen 85 Internetbronnen 86 Bijlagen Volume II Afbeeldingen Volume II Inleiding De 19de eeuw wordt gekenmerkt door complexe, maar uiterst fascinerende, architecturale ontwikkelingen. Er werd in deze periode grondig over architectuur nagedacht en er werden meer gebouwen opgetrokken dan ooit tevoren. Theorievorming en praktijk werkten elkaar voortdurend in de hand en evolueerden snel. De architectuurproductie werd gestimuleerd door grootschalige stadsuitbreidingen en -saneringen. De hang naar stadsverfraaiing en naar het uitdrukken van zowel identiteit als tijdgeest zetten aan tot theoretische reflectie. De architectuur verkeerde in een positie tussen de historische idealen en de potenties van de moderniteit. Beide uitersten werden met elkaar verzoend door enerzijds terug te grijpen naar historische vormentalen en door anderzijds nieuwe bouwmaterialen en -technieken gretig aan te wenden. De veelheid aan historische stijlen leidde echter tot diverse meningen en posities en zorgde ervoor dat tal van stijlstromen gelijktijdig het licht zagen. Er ontstonden neostijlen, zoals het neoclassicisme, de neogotiek en de neorenaissance, waarin zuiver naar één enkele historische stijl werd teruggegrepen. Tegelijkertijd ontstond het eclecticisme, een mengstijl waarbij elementen uit het volledige, historische vormenvocabularium werden samengebracht in eenzelfde gebouw of oeuvre. Vanwege deze overvloed ontwikkelde er zich een architectuurdebat over welke stijl de waarden van de tijd het best incorporeerde. Architectuurpublicaties leverden een belangrijke bijdrage tot deze discussie en sloegen een brug tussen theorievorming en praktijk.1 Binnen deze context vervaardigde de Luikse architect Auguste Castermans (1828-1881) tussen 1852 en 1869 het platenalbum Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes & détails intérieurs et extérieurs2 (in het vervolg afgekort tot Parallèle).3 Deze architectuurpublicatie bestaat uit twee volumes van elk 120 platen, waarop eclectische architectuur wordt afgebeeld die sinds 1830 in geheel België werd ontworpen door verschillende architecten. Er worden in de Parallèle overwegend woonprogramma’s gepresenteerd, maar ook enkele andere architecturale typologieën komen erin aan bod. Van al deze gebouwen wordt een divers aanbod aan architecturale elementen getoond die op secure wijze zijn afgebeeld. De platenbundel wordt voorafgegaan door een inleiding en een frontispice en elk volume bevat een titelplaat en inhoudstafel. In de inleiding zet Castermans de architecturale ontwikkelingen van de 19de eeuw uiteen en verantwoordt hij de keuze van de geselecteerde ontwerpen. Hij wijst er tevens op het belang van zijn publicatie voor de architectuurpraktijk. Het wezenlijke doel van de Parallèle was om als inspiratiebron te dienen voor architecten en bouwheren door de platen met contemporaine architectuur naast elkaar te leggen en onderling te vergelijken. 1 Françoise Dierkens-Aubry, “De eeuw van het eclecticisme ingeleid,” in De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994), 11-35; Jos Vandenbreeden, “Eclecticisme,” ibid., 87-120; Anne Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 18-32. 2 Auguste Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’a nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieures et extérieurs, 2 vols. (Parijs&Luik: E. Noblet, 1852-69). 3 Dirk Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” ibid., 196. 1 In de bestaande vakliteratuur wordt de Parallèle dikwijls als bron ingeroepen. De inleidende tekst en de platen zijn beide erg gegeerd voor de studie van de 19de-eeuwse architectuurpraktijk en worden dan ook dikwijls geciteerd en ter illustratie ingezet. Ondanks de breed gedragen interesse voor deze Parallèle in de architectuurhistoriografie ontbrak een uitvoerige studie van de publicatie. Deze verhandeling beoogt dan ook de Parallèle in haar volledigheid te onderzoeken om een ruimer inzicht in het werk te bieden. Concreet is het de bedoeling om de totstandkoming van het werk na te gaan en om de waarde van de publicatie in de 19de eeuw te achterhalen. Tijdens het onderzoek naar de Parallèle werd een schaarste aan archiefbronnen met betrekking tot het onderzoeksobject vastgesteld. Er werden noch van Auguste Castermans, noch van de uitgeverij archiefdocumenten teruggevonden. Hierdoor werd de Parallèle zelf het vertrekpunt voor deze studie en werden voornamelijk eigentijdse vakliteratuur en 19de-eeuwse publicaties aangewend om het werk te doorgronden. De noodzaak om voor dit onderzoek te vertrekken vanuit de publicatie zelf, heeft de klemtonen en de structuur van deze verhandeling bepaald. Het onderzoek naar de totstandkoming en de waarde van de Parallèle splitst zich op in drie onderzoeksdelen (Deel II, III en IV), voorafgegaan door een toelichting van de gehanteerde methodiek (Deel I) en eindigend in een besluit (Deel V). Per onderzoeksdeel wordt de Parallèle op een specifieke wijze ter hand genomen, gaande van globaal naar diepgaand. In het eerste onderzoeksdeel wordt de publicatie in haar totaliteit benaderd (Deel II) om in de twee daaropvolgende onderzoeksdelen geleidelijk in te zoomen op de onderdelen van de Parallèle, namelijk op de beknopte inleiding (Deel III) en op de platenbundel zelf, die de kern van het werk uitmaakt (Deel IV). De aanpak van globaal naar detail maakt dat dit laatste onderzoeksdeel opvallend lijviger is dan de twee voorgaande. Ook inhoudelijk is deze benaderingswijze van belang gebleken. In elk van de drie onderzoeksdelen worden complementaire puzzelstukken geleverd om de uiteindelijke waarde van de Parallèle te vatten en om een totaalbeeld te krijgen van de redenden van totstandkoming van dit werk. De inhoud van de drie onderzoeksdelen wordt hieronder kort toegelicht. In het eerste onderzoeksdeel (Deel II) worden de totstandkoming en de waarde van de Parallèle binnen de loopbaan en het oeuvre van de vervaardiger nagegaan. Het platenalbum is de meest bekende realisatie van de architect Auguste Castermans. Verder is er over deze architect weinig geweten. Dit onderzoek vormt dan ook een uitgelezen gelegenheid om het leven en werk van de man in kaart te brengen, teneinde de Parallèle hierbinnen te situeren. In dit onderzoeksdeel wordt er een levensschets van Auguste Castermans voorzien en wordt zijn architecturale oeuvre gereconstrueerd. Hier wordt er voor het eerst kennis gemaakt met de globale inhoud van de Parallèle. In het tweede onderzoeksdeel (Deel III) worden de totstandkoming en de waarde van de Parallèle binnen haar ontstaanscontext bestudeerd. Met de globale inhoud van de publicatie in het achterhoofd, wordt de Parallèle ten eerste binnen de maatschappelijke en architecturale ontwikkelingen gesitueerd, meer bepaald binnen het eclecticisme. Enkele factoren die de eclectische architectuurpraktijk in de hand werkten, worden op de inleiding van de Parallèle 2 betrokken om het ontstaan en de inhoud van het werk beter te vatten. Ten tweede wordt het platenalbum gepositioneerd binnen de publicatietraditie van de 19de eeuw. Er wordt nagegaan welke soorten publicaties er in omloop waren en hoe de Parallèle zich hiertoe verhoudt. Vervolgens wordt een globale vergelijking van de Parallèle met soortgelijke publicaties doorgevoerd om inzicht te krijgen in de eigenheid van het werk. In het derde en meest omvangrijke onderzoeksdeel (Deel IV) worden de totstandkoming en de waarde van de Parallèle ‘an sich’ onderzocht. Achtereenvolgens worden de productie, de inhoud en de impact van het werk onthuld. Aangaande de productie wordt er licht geworpen op de wijze waarop de Parallèle werd gepubliceerd en op de personen die bij de realisatie van het werk betrokken waren, namelijk de uitgever, de tekenaar en de graveur. Met betrekking tot de inhoud van de Parallèle wordt een kwantitatieve en kwalitatieve analyse gemaakt van de vier te onderscheiden deelaspecten uit de inhoudstafel, namelijk de locatie, de typologie, de voorstellingswijze en de architect. Voor dit laatste aspect wordt nog verder ingezoomd op de opgenomen architecten en projecten om de relevantie van de selectie van Castermans na te gaan. Tot slot wordt de impact van de Parallèle onder de loep genomen door de verspreiding, de receptie en het gebruik van de platenbundel in de 19de eeuw te achterhalen en door de hedendaagse relevantie van het werk na te trekken. Dit onderzoek naar de Parallèle van Auguste Castermans is een eerste poging om, vanuit de drie vooropgestelde benaderingswijzen, een grondiger inzicht te krijgen in deze begeerde bron. Tevens wil deze studie verder onderzoek naar en met behulp van de Parallèle stimuleren. Deze verhandeling bevat naast dit volume met tekst een tweede volume met afbeeldingen en bijlagen. Deze laatste bevat van de Parallèle enkel de platen die de argumentatie in dit tekstgedeelte onderbouwen. De volgorde waarin de afbeeldingen gepresenteerd worden, volgt de chronologie van de tekst. 3 Lijst met gebruikte afkortingen AARBAL: Archief van de Académie Royale des Beaux-Arts van Luik AEL: Archives de l’Etat de Liège AOE: Agentschap Onroerend Erfgoed CADCRMSF: Centre d’Archives et de Documentation van de Commission Royale des Monuments, Sites et Fouilles Choix: Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas, (1817-1827). CRM: Commission Royale des Monuments Journal: Journal de l’architecture et des arts relatifs à la construction (1848-1851); Journal belge de l’architecture et de la science des constructions (1853-1856). KIK: Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium Parallèle: Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes & détails intérieurs et extérieurs (1852-1869). Revue: Revue générale de l’architecture et des travaux publics (1840-1890). RH: Rijksarchief van Hasselt SAVL: Service des Archives de la Ville de Liège SCAB: Société Centrale d’Architecture de Belgique SLA: Sint-Lukasarchief SUA: Société l’Union des Artistes GSZD: Gents Stadsarchief de Zwarte Doos 4 DEEL I: METHODIEK I.1.Status quaestionis Er bestaat geen monografische studie van de Parallèle van Auguste Castermans en zowel naar deze publicatie als naar de vervaardiger ervan werd nog nauwelijks onderzoek verricht. De enige publicatie waarin een beperkte studie van de Parallèle is terug te vinden, is Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw4 van Yves Schoonjans. In dit werk onderzoekt Schoonjans de theoretische oorsprong van het architecturaal eclecticisme en wijst hij op het belang van architectuurpublicaties met platen binnen deze stijlstroming. Hij schuift daarbij de Parallèle van Castermans als een Belgisch voorbeeld naar voren. Schoonjans benut de inleiding van de publicatie om de wetenschappelijke ambitie die aan de vervaardiging van dergelijke platenbundels ten grondslag ligt, te duiden. Verder interpreteert de auteur het begrip ‘parallèle’ uit de titel en licht aan de hand daarvan het gebruik van het platenalbum toe. Ten slotte definieert Schoonjans de Parallèle als een voorbeeldboek op basis van de kenmerken van de platen.5 Daarnaast is er in het Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden 6 een beknopte biografie van Auguste Castermans opgenomen, geschreven door Dirk Van de Vijver. Hierin wordt de Parallèle als belangrijkste verdienste van de architect voorop gesteld. De inhoud van de prentenreeks wordt kort toegelicht en uit de inleiding wordt het doel dat Castermans met het verspreiden van dit werk voor ogen had, afgeleid. Tevens wordt de Parallèle vergeleken met de publicatie Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas7 van Pierre-Jacques Goetghebuer (1788-1866), die tot stand kwam tussen 1817 en 1827 en als voorloper beschouwd wordt.8 Verder worden er nog enkele architecturale verwezenlijkingen van Castermans opgesomd.9 Tot slot wordt een woning uit het oeuvre van Castermans belicht in het artikel Tot meerdere glorie van de bulldozer10 dat in 1999 verscheen in het architectuurtijdschrift Woonstede door de eeuwen heen. Het betreft een huis dat gebouwd werd aan de Rue Louvrex in Luik, waarvan vele platen zijn opgenomen aan het einde van het eerste volume van Castermans’ publicatie. Het artikel kwam tot stand ten gevolge van de sloop van het pand. Er wordt een grondige studie van de voorgevel doorgevoerd waarbij ook de platen uit de Parallèle worden 4 Yves Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw (Gent: A&S, 2007). 5 Ibid., 100-58. 6 Anne Van Loo, red. Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003). 7 Pierre-Jacques Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas (Gent: Imprimerie de A.B. Stéven, 1817-1827). 8 Dirk Van de Vijver schreef zelf een proefschrift over deze publicatie: Dirk Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830)” (lic. diss., K.U. Leuven, 1992). 9 Dirk Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 196. 10 M.L. Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” Woonstede door de eeuwen heen, nr. 121 (1999): 36-39. 5 betrokken. Tevens wordt er vermeld dat er opzoekingswerk werd verricht naar Auguste Castermans, maar dat dit amper resultaat opgeleverde. Ofschoon de Parallèle nog niet aan een fundamenteel onderzoek is onderworpen, wordt de publicatie dikwijls als bron aangewend in de architectuurhistoriografie en worden de platen naar believen ter illustratie ingezet. In de vakliteratuur van de 20ste eeuw wordt er voor het eerst naar de Parallèle verwezen in de publicatie Alphonse Balat: architecte du roi 1819189511 die dateert van 1956. In dit werk wordt gerefereerd naar twee projecten in de Parallèle van twee verschillende architecten en wordt zelfs een fragment uit de inleiding van de publicatie geciteerd om de context waarin Balat werkzaam was te schetsen.12 Ruim twee decennia later werd opnieuw de aandacht op de Parallèle gevestigd in de twee tentoonstellingscatalogi Brussel, breken, bouwen: architectuur en stadsverfraaiing 1780191413 en Poelaert en zijn tijd14. In de eerste catalogus worden de platen uit de publicatie ingezet ter illustratie van de 19de-eeuwse bouwpraktijk in België, in de tweede catalogus wordt voor enkele Brusselse architecten aangegeven dat er ontwerpen van hen in Parallèle zijn opgenomen.15 Daarnaast werd de Parallèle gebruikt door Alfred Willis in zijn doctoraatproefschrift Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930)16 om aan te tonen dat Neo-Vlaamse renaissance reeds tussen 1830 en 1870 in de Belgische architectuur ingang vond. In de publicatie Académie de Bruxelles: deux sciècles d’architecture17 wordt aangehaald dat de Parallèle “de nombreux examples de façades éclectiques dont les motifs sont empruntés à la Renaissance du Nord” bevat, een tendens die volgens Castermans sinds 1830 ingang vond in de architectuurpraktijk. Castermans geeft in zijn inleiding echter aan dat er lang werd getreuzeld om de historische stijlen gezamenlijk in te zetten in de zoektocht naar een eigentijdse stijl. Deze opmerking wordt in de publicatie beschouwd als een indirecte kritiek op de onderwijsmethode van de architect François Tilman Suys, die een afwachtende houding aannam tegenover de ambitie om een nieuwe stijl te creëren.18 Verder wordt Castermans’ publicatie in het overzichtswerk De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs19 tot één van de boeken gerekend die een belangrijke rol heeft gespeeld in het aanwakkeren van de competitiegeest in de 19de eeuw.20 In het 11 Jules Clément, Alphonse Balat: architecte du roi 1819-1895 (Brussel: Paleis der Academiën, 1956). Er wordt verwezen naar het Maison rue des Arts te Brussel van Joseph Jonas Dumont (vol.1, pl.1-4) en naar Hôtel Goethals te Brussel van Jean-Pierre Cluysenaar (vol.1, pl.58-60). Uit: Ibid., 9, 11, 13. 13 “Brussel, breken, bouwen: architectuur en stadsverfraaiing 1790-1914,” (Brussel: Gemeentekrediet van België, 1979). 14 Richard Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” (Brussel: Gemeentekrediet van België, 1980). 15 Het betreft de architecten Alphonse Balat, François Coppens, Jean-Pierre Cluysenaar, Joseph Jonas Dumont, en Tilman François Suys. Er wordt wel niet naar al hun ontwerpen verwezen die in de Parallèle voorkomen. Daarnaast komen ook de architecten Hendrik Beyaert en Wijnand Janssens in dit overzichtswerk aan bod. Hun in de Parallèle opgenomen projecten worden echter niet aangehaald. Uit: Ibid. 16 Alfred Willis, “Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930)” (doct. diss., Columbia Univeristy, 1985). 17 Jean-Paul Midant, red. Académie de Bruxelles: deux siècles d’architecture (Brussel: Archives d'architecture moderne, 1989). 18 Ibid., 196. 19 Jos Vandenbreeden et al., De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994). 20 Françoise Dierkens-Aubry, “De eeuw van het eclecticisme ingeleid,” in De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994), 12-14. 12 6 Repertorium wordt de idee hernomen dat de Parallèle aantoont dat er in de architectuur sinds 1830 eclectische alternatieven werden uitgedacht voor het neoclassicisme. 21 Recent werd nog uitvoerig naar de Parallèle verwezen in het artikel Brusselse woonarchitectuur 1840-1914, geschreven door Linda Van Santvoort en gepubliceerd in een extra nummer van het tijdschrift Brussel Erfgoed.22 Hierin wordt benadrukt dat Castermans met zijn publicatie de eigenheid van de architectuur van België als jonge natie proclameert. Tot slot werd de Parallèle reeds benut om oeuvres van 19de-eeuwse architecten te reconstrueren.23 Uit deze status quaestionis blijkt dat de Parallèle als een belangrijke bron wordt beschouwd voor het onderzoek naar de 19de-eeuwse architectuur in België. De publicatie zelf werd echter nooit gedegen bestudeerd en de effectieve betekenis ervan werd dus nog niet nagetrokken. Deze vaststelling indachtig beoogt deze verhandeling een doorgedreven studie naar uiteenlopende aspecten van de Parallèle te voorzien om de intrinsieke waarde van het werk te achterhalen. I.2. Publicaties Zoals reeds werd aangegeven in de status quaestionis is er geen literatuur over de Parallèle zelf voorhanden, afgezien van de publicatie van Schoonjans die het werk kadert binnen de theoretische denkbeelden van de eclectische architectuurpraktijk. Wel bestaan er diverse publicaties die op een of andere manier betrekking hebben op de Parallèle en die zo een bijdrage leverden om het werk te doorgronden. Het betreft eigentijdse vakliteratuur over de 19de-eeuwse architectuurpraktijk en 19de-eeuwse publicaties. Hieronder worden de voornaamste publicaties besproken en wordt aangegeven welke bijdrage ze leverden. I.2.1. Eigentijdse vakliteratuur Het Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden24 was een erg bruikbare bron voor dit onderzoek omwille van verschillende aspecten. Vooreerst geeft het werk een bondige en heldere beschrijving van de architectuurhistorische context waarbinnen de Parallèle tot stand kwam. Daarnaast bevat het Repertorium biografieën en bibliografieën van de meeste architecten waarvan gebouwen in de Parallèle zijn opgenomen. Deze vormden een 21 Anne Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 24. 22 Linda Van Santvoort, “Brusselse woonarchitectuur 1840-1914,” Erfgoed Brussel. Het erfgoed schrijft onze geschiedenis (Brussel: Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dienst Monumenten en Landschappen, 2013): extra nummer, 141-59. 23 Flavio Di Campli, Jean-Charles Delsaux (1821-1893), architecte provincial (Herstal: Musée communal herstalien, 1988); Linda Wylleman, “Architect Adolphe-Edouard-Theodore Pauli 1820-1895” (lic. diss., Universiteit Gent, 1972-1973); J. Vanderperren en J. Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau (Deurle: De Dijle, 1992); Veerle Meul, “Jozef Schadde (1818-1894): provinciale architect van het arrondissement Mechelen van 1853 tot 1869. Een onderzoek naar neogotiek en eclectisme in de landelijke kerkelijke architectuur van de provincie Antwerpen” (lic. diss., K.U. Leuven, 1992); Laurence Ancion, “Émile Vierset-Godin: Un architecte Hutois du XIXe siècle” (lic. diss., Universiteit van Luik, 1995); Bart Van Laeken, “De politiecommissariaten van Pieter Dens (1863-1884), Antwerps stadsarchitect” (lic. diss., Universiteit Gent, 1996); Fanny Dominique, “Julien-Etienne Rémont, ingénieur-architecte (1800-1883)” (lic. diss., Universiteit van Luik, 2003). 24 Van Loo, Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden. 7 nuttige uitvalsbasis voor de analyse van de inhoud van de publicatie. De biografie van Auguste Castermans zelf was minder van nut aangezien de informatie daaruit quasi integraal werd overgenomen uit de 19de-eeuwse publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie, travaux publics25 (zie I.2.2 Negentiende-eeuwse publicaties), waar in de bibliografie naar doorverwezen wordt. Twee andere belangrijke overzichtswerken over de 19de-eeuwse architectuur in België die tot dit onderzoek bijdroegen, zijn Poelaert en zijn tijd26en De 19de Eeuw in België: architectuur en interieurs.27 De eerste publicatie zoomt in op diverse 19de-eeuwse architecten, waarvan sommigen ook een plaats in Castermans’ publicatie kregen. Dit werk hielp voornamelijk bij de analyse van de in de Parallèle opgenomen ontwerpen. In de tweede publicatie wordt de 19de-eeuwse architecturale context geschetst en worden de verschillende stijlstromingen uit deze tijdspanne, waaronder het eclecticisme, uitgebreid besproken en van voorbeelden voorzien. Het werk deed de complexiteit van de architecturale productie in de 19de eeuw vatten en liet toe de Parallèle hierbinnen te situeren. De inventarisatiereeksen van het onroerend erfgoed van Vlaanderen,28 Brussel29 en Wallonië30 werden geraadpleegd om informatie te verzamelen over de gebouwen die in Castermans’ publicatie zijn opgenomen. Deze zoekpiste leverde echter weinig interessante informatie op. Vele van de eclectische woningen uit de Parallèle zijn vandaag gesloopt of werden ten tijde van de inventarisatiecampagne niet geregistreerd als waardevol onroerend erfgoed. Wel werden er nog enkele overeind staande kerken van Auguste Castermans getraceerd in de Vlaamse inventaris. De inventaris Liège: patrimoine architectural et territoires de Wallonie31 25 Eugène M. O. Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics (Liège: Impr. et lithogr. de J. Daxhelet, 1881). 26 Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd.” 27 Vandenbreeden et al., De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs. 28 Suzanne Van Aerschot et al., Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen: inventaris van het bouwkundig erfgoed, 55 vols. (Brussel: Vlaamse Overheid, 1971-2005). 29 Suzanne Van Aerschot et al., Bouwen door de eeuwen heen in Brussel: inventaris van het cultuurbezit in België, 3 vols. (Luik: Mardaga, 1989-1994). Deze reeks beperkt zich tot de binnenstad van Brussel. Daarnaast bestaat er nog een publicatie van de inventarissen van de gemeente Sint-Joost-Ten-Node en van de gemeente Etterbeek: Karin Depicker et al., Sint-Joost-Ten-Node (s.l.: IPS Uitgevers, 1997). Cathy De Neef et al., Etterbeek (s.l.: IPS Uitgevers, 1997). Uit: “Publicaties: Reeks Inventarissen van het monumentale erfgoed van België,” laatst geraadpleegd op 15 april 2014, http://www.monument.irisnet.be/nl/sensibi/pubinv.htm. 30 Ghislaine de Bievre et al., Le patrimoine monumental de la Belgique: Wallonie, 23 vols. (Luik: Mardaga, 1970-1997); Thérèse Cortembos et al., Patrimoine architectural et territoires de Wallonie, 18 vols. (Waver: Mardaga, 2004-2011). De laatste reeks is een geactualiseerde versie van de Waalse inventaris. Deze legt hoofdzakelijk de nadruk op het urbane en landschappelijke karakter van de Waalse streken, maar bevat wel een ruwe inventarisatie van waardevol onroerend erfgoed, maar zonder uitgebreide beschrijvingen. Uit: “Les inventaires,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014, http://dgo4.spw.wallonie.be/DGATLP/DGATLP/Pages/Patrimoine/Pages/Directions/Protection/inventaires.asp; “Patrimoine architectural et territoires de Wallonie,” laatst geraadpleegd op 15 april 2014, http://dgo4.spw.wallonie.be/DGATLP/dgatlp/Pages/DGATLP/PagesDG/DescrPublications/PatArchitectural/Ans -Chastre.asp. 31 Thérèse Cortembos et al, Patrimoine architectural et territoires de Wallonie: Liège (Sprimont: Pierre Mardaga, 2004). 8 geeft aan dat er nog woningen van Castermans overeind staan aan de Rue Dartois en aan de Rue de la Régence, maar deelt hun concrete locatie niet mee en bevat geen beschrijving van de gebouwen.32 Deze publicatie bood wel bruikbare informatie met betrekking tot de stedenbouwkundige ontwikkelingen van Luik in de 19de eeuw. Verder werd er informatie geput uit twee belangrijke studies over het eclecticisme in de 19deeeuwse architectuurpraktijk. Het eerste werk is Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw33 van Yves Schoonjans. In dit boek kadert de auteur het ontstaan van het eclecticisme binnen het filosofische denken in de 19de eeuw en onderzoekt hij het theoretische aspect van de eclectische architectuurpraktijk. De tweede studie is het gepubliceerde doctoraatproefschrift Eclecticisme: over architectuur in de 19de eeuw34 van Geert Palmaerts. In dit onderzoek wordt naast het theoretische luik, ook het culturele en maatschappelijke draagvlak van het eclecticisme bestudeerd.35 Het werk zoomt tevens meer in op de toepassing van deze stijlstroming, met een focus op Parijs, maar tevens met een hoofdstuk over Brussel. Beide studies verschaften inzicht in de context waarbinnen de Parallèle werd verwezenlijkt en voorzagen duiding omtrent het begrip ‘eclecticisme’. Tot slot werd voor het onderzoek naar de productie van de Parallèle dankbaar gebruik gemaakt van twee reeds uitgevoerde studies met betrekking tot concrete, 19de-eeuwse architectuurpublicaties die platen bevatten. Vanwege de gelijkenissen tussen de Parallèle en deze platenbundels boden deze studies inzicht in de totstandkoming van Castermans’ werk. Ten eerste werd gebruik gemaakt van het proefschrift van Dirk Van de Vijver over de publicatie Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas van Pierre-Jacques Goetghebuer.36 Aangezien deze publicatie als een belangrijke voorloper van de Parallèle wordt beschouwd, werd dit proefschrift tevens aangewend om een doorgedreven vergelijking tussen beide werken uit te voeren, teneinde de positie van de Parallèle binnen de Belgische architectuurproductie te bepalen.37 Ten tweede werd de verhandeling over het tijdschrift Journal (belge) de l’architecture van Ignace Onraet geraadpleegd.38 De Journal was het enige Belgische architectuurperiodiek die ten tijde van de publicatie van Castermans’ platenalbum in omloop was. Deze verhandeling leverde dan ook indirecte kennis op over de waarde van de Parallèle als medium dat architectuurcreaties uit eigen land verspreidde. I.2.2. 19de-eeuwse publicaties De Parallèle zelf was de voornaamste 19de-eeuwse publicatie die voor dit onderzoek als bron diende. De titelplaat, de frontispice, de inleiding, de inhoudstafels en de platen van deze publicatie bevatten informatie over de totstandkoming ervan. Zo was de inleiding cruciaal 32 Ibid., 173, 293. Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw. 34 Geert Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw (Rotterdam: Uitgeverij 010, 2005). 35 Ibid., 14. 36 Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas. 37 Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196. 38 Ignace Onraet, “Journal (belge) de l’architecture: studie over een architectuurtijdschrift uit het midden van de 19de eeuw” (lic. diss., Universiteit Gent, 2001-2002). 33 9 belang om het werk in de ontstaanscontext te kaderen en om het doel van de platenbundel te begrijpen. De inhoudstafels van elk van de twee volumes, waarin de plaatnummers, de geografische ligging van de gebouwen, de voorstellingswijze en de architect van de ontwerpen worden opgesomd, waren een handig hulpmiddel voor een systematische analyse van de platen. Daarnaast bevatten de platen zelf opschriften met betrekking tot de uitgever, tekenaar en graveur van de platen. Het bleek overigens interessant om diverse exemplaren van de publicatie ter hand te nemen.39 Verschillen in opschriften en in de manier van uitgave leverden bruikbare informatie op met betrekking tot de productie van het werk. De in 1881 gepubliceerde Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie, travaux publics40 bevat een zeldzame registratie van Castermans’ verdiensten als architect in het hoofdstuk L’Architecture à Liège, geschreven door Emile Lebens.41 De auteur haalt hierin enkele eminente verwezenlijkingen van Castermans aan, waaronder de Parallèle, en wijst op de kwaliteiten van de architect. Deze informatie kwam onder meer van pas om de biografie en het oeuvre van Castermans op te stellen. Het hoofdstuk voorzag tevens interessante gegevens over de tijdgenoten van de architect, waarvan de meesten in de Parallèle zijn opgenomen. Vanwege de vele ophemelende woorden van de auteur diende wel kritisch met de informatie te worden omgegaan. Aangezien” er geen bronmateriaal werd teruggevonden met betrekking tot de Parallèle was een vergelijking met soortgelijke platenbundels erg nuttig om toch inzicht te krijgen in de productie ervan. Ook een inhoudelijke confrontatie van de Parallèle met deze werken was interessant om de positie van de Castermans’ platenbundel binnen de publicatietraditie te bepalen. Enkele voorbeelden van dergelijke publicaties die voor dit onderzoek werden aangewend zijn Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas42 (Pierre-Jacques Goetghebuer, 1817-1827), Parallèle des maisons de Paris construites depuis 1830 à nos jours43 (Victor Callait, 1850), Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d'ouvriers, etc., exécutés en Belgique par JeanPierre Cluysenaar, architecte44 (Jean-Pierre Cluysenaar, 1859) en Motifs de décoration extérieure & intérieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers: 39 De instellingen waar de bewaarde exemplaren van de Parallèle werden geraadpleegd, zijn: de Universiteitsbibliotheek van Gent, de bibliotheek van het Agentschap Onroerend erfgoed te Brussel, het SintLukasarchief vzw te Brussel, het Stadsarchief van Brussel, het Documentatiecentrum van de Dienst Monumenten en Landschappen te Brussel, de Universiteitsbibliotheek van Luik, het Centre d’Archives et de Documentation van de Commission Royale des Monuments, sites et Fouilles te Luik, de Universiteitsbibliotheek van Leuven, de Bibliotheek Ontwerpwetenschappen van de Universiteit van Antwerpen en de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience te Antwerpen. 40 Eugène M. O. Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics. 41 Emile Lebens was zelf architect en “professeur de composition architecturale à l’Académie des beaux-arts, ancien ingénieur adjoint à la direction des travaux communaux”. Uit: Eugène M. O. Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics (Luik: J. Daxhelet, 1881), table de matière; Cercle International des Beaux-Arts, Annales de la Société l’Union des Artistes, vol. 5 (Luik: J. Daxhelet, 1878), ix. 42 Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas. 43 Victor Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours (Parijs: Bance, 1850). 44 Jean-Pierre Cluysenaar, Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d’ouvriers, etc., exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar architecte (Brussel: B. Van der Kolk, 1859). 10 sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie45 (Charles Claesen, 1870). Daarnaast vormde het Belgische architectuurtijdschrift Journal (belge) de l’architecture46 een belangrijke bron voor de analyse van de inhoud van de Parallèle en voor het nagaan van de waarde van het werk. Tot slot werd een beroep gedaan op tal van 19de-eeuwse bibliografieën uit binnen- en buitenland waarin de publicatie van Castermans is opgenomen. Deze verschaften cruciale informatie over de productie, de verspreiding en uitzonderlijk ook over de receptie van het werk. Een vergelijking van de annonces van de Parallèle met deze van gelijkaardige publicaties leverde bijkomende interessante informatie. Enkele voorbeelden van de geraadpleegde bibliografieën waarin de Parallèle wordt vermeld, zijn: Catalogue annuel de la librairie française,47 Bibliographie nationale: dictionnaire des écrivains belges et catalogue de leurs publications, 1830-1880,48 Bibliographie de la France ou journal général de l'imprimerie et de la librairie,49 Manuel du libraire et de l'amateur de livres,50 Catalogue général de la librairie française,51 Catalogue de la bibliothèque de la Commission des Monuments historiques,52 Nouvelles annales de la construction: publication rapide et économique des documents les plus récents et les plus intéressants relatifs à la construction française et étrangère,53 etc. I.3. Bronnen I.3.1. Archiefbronnen In de bezochte archiefinstellingen werd geen bronmateriaal aangetroffen met betrekking tot de Parallèle. Enkele kleine vondsten hielpen voornamelijk de biografie en de reconstructie van het oeuvre van Auguste Castermans te stofferen. Hieronder wordt het overgrote deel van de bezochte archiefinstellingen opgelijst en worden de bronnen die relevant waren voor dit onderzoek aangehaald. In het archief van de Académie Royale des Beaux-Arts van Luik, waar Auguste Castermans zijn opleiding genoot, werden enkele rapporten teruggevonden waarin zijn naam voorkomt. Meer bronmateriaal uit de 19de eeuw werd er volgens de bibliothecaresse niet bewaard in dit archief. Omwille van de mogelijkheid dat de archieven van de Academie betreffende 45 Charles Claesen, Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie (Luik&Leipzig: Claesen, 1870). 46 Journal de l’architecture et des arts relatifs à la construction (Brussel: Vanderauwera, 1848-1851); Journal belge de l’architecture et de la science des constructions, (Brussel: Vanderauwera, 1853-1856). 47 C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française,” (Parijs: C. Reinwald et Cie, 1858-1969). 48 Jules Victor Delecourt et al., Bibliographie nationale: dictionnaire des écrivains belges et catalogue de leurs publications 1830-1880, 4 vols. (Brussel: P. Weissenbruch, 1886-1910). 49 Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1814-1917). 50 Jacques-Charles Brunet, “Manuel du libraire et de l’amateur de livres,” (Parijs: Firmin Didot frères, 18601865). 51 Otto Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1840-1885). 52 A. Perrault-Dabot, “Catalogue de la bibliothèque de la Commission des Monuments historiques,” (Parijs: Imprimerie Nationale, 1895). 53 C.-A. Oppermann, Nouvelles annales de la construction: publication rapide et économique des documents les plus récents et les plus intéressants relatifs à la construction française et étrangère (Parijs: V. Dalmont, 18551925). 11 architectuur waren ondergebracht in het Institut Supérieur d’Architecture Lambert Lombard54 werd ook deze instelling bezocht. Maar eerst wegens een schimmelaandoening, later wegens een inventarisatiecampagne ten gevolge van de recente overheveling van de collectie naar de ALPHA hoofdbibliotheek van de Luikse universiteit, was het niet mogelijk om het oude fonds te consulteren. De wetenschappelijk verantwoordelijke van de ALPHA bibliotheek – sectie architectuur, mevrouw Isabelle Gilles, betwijfelde dat er zich hierin nog extra informatie omtrent de architectuuropleiding van Castermans zou bevinden. De zoektocht naar originele bouwplannen van de Luikse gebouwen die in Castarmans’ publicatie zijn opgenomen leverde evenmin resultaten op. De Service des Archives de la Ville de Liège bewaart de bouwvergunningen en bouwplannen van de stad vanaf 1879. Maar aangezien de laatste platen van de Parallèle uiterlijk in 1869 verschenen, was het archief ontoereikend voor dit onderzoek.55 Bovendien was een speurtocht naar bouwaanvragen van late verwezenlijkingen van Castermans in zijn geboortestad onbegonnen werk, omdat de dossiers op straat gesorteerd zijn. Uitgaande van informatie uit de inventaris Liège: patrimoine architectural et territoires de Wallonie56 werd wel één bouwtekening van een door hem ontwerpen woning opgespoord. Naast bouwaanvragen beschikt het SAVL ook over het bevolkingsregister van de stad Luik, dat informatie gaf over de woonplaats van Castermans en zijn familie. Tevens werden in het SAVL de akten van burgerlijke stand, namelijk de geboorte-, huwelijks- en sterfakte, van Castermans teruggevonden.57 Het Archives de l’Etat de Liège beschikt over de inboedelinventaris van de architect Thirion, waaruit blijkt dat hij een deel van de platen van de Parallèle in bezit had. Deze informatie was nuttig voor het nagaan van de contemporaine impact van de publicatie. Het Centre d’Archives et de Documentation van de Commission Royale des Monuments, Sites et Fouilles bewaart beschermingsdossiers. Enkele daarvan hebben betrekking tot panden die in de Parallèle zijn opgenomen, zoals een huis van Castermans in de Rue Louvrex, en waren dus bruikbaar voor dit onderzoek. Ook wordt in het CADCRMSF het Fonds Vivroux bewaard. Dit fonds bevat tal van tekeningen die vervaardigd werden door de kunstenaarsfamilie Vivroux, waaronder die van twee gebouwen van de architect Auguste Vivroux die in de Parallèle zijn opgenomen. Deze waren nuttig om het aandeel van Castermans in de vervaardiging van de tekeningen voor zijn publicatie te onderzoeken. De Magasin à Livres van de Universiteitsbibliotheek van Luik bewaart de kranten La Meuse, Journal de Liège en Gazette de Liège van het jaar 1881. Doodsberichten van Auguste Castermans en de volledige grafrede aan de architect werden hierin teruggevonden. 54 Sinds juli 2010 vormt dit instituut samen met de architectuuropleiding aan Sint-Lucas de Faculteit Architectuur van de Luikse Universiteit. “Présentation,” laatst geraadpleegd op 12 april 2014, http://www.archi.ulg.ac.be/spip.php?rubrique12. 55 Daarnaast werd het Département de l’Urbanisme van Luik bezocht, maar deze instelling beschikte niet over documentatie uit de 19de eeuw met betrekking tot individuele gebouwen. 56 Cortembos, Patrimoine architectural et territoires de Wallonie: Liège. 57 De akten van burgerlijke stand zijn eveneens online raadpleegbaar op de website van het Archives de l’Etat de Liège na aanmaak van een account. 12 Het documentatiecentrum van het Musée de la Vie Walonne beschikt over een collectie 19deeeuwse, lokale kranten. Hierin werd echter geen doodsbericht van Castermans teruggevonden. Daarnaast worden er ook oude foto’s, prenten en postkaarten van Luik bewaard. Enkele van de Luikse gebouwen die in Castermans’ publicatie voorkomen werden hierop getraceerd, maar de opschriften en fiches van de afbeeldingen bevatten geen bruikbare informatie. De afbeeldingen werden ook niet ter illustratie aan deze verhandeling toegevoegd, vanwege de hoge kostprijs die gevraagd werd voor de reproductie ervan. Tot slot beschikt het documentatiecentrum voor de 19de eeuw over een beperkte collectie van de Luikse Almanach, een handelsadressenboek, namelijk van de jaartallen 1867-68, 1870, 1877-78 en 1879-80. Zo kon de woonplaats van Castermans worden nagetrokken. Op de begraafplaats van Robermont te Luik, waar Castermans ligt begraven, wordt de concessiefiche van het graf bewaard (bijlage I). De fiche bevat bovenaan een handgeschreven opschrift dat luidt: “P. de 50 ans, à dater du 13.8.1971. Séance du Collège du 8.12.1972”. De tekst lijkt te gaan over de aanvraag voor de verlenging van de grafconcessie. Daaronder staat het adres vermeld van een zekere meneer Marechal, mogelijks de persoon die de verlenging aanvroeg. In de Witte Gids, de Belgische telefoongids, werd dit adres nagetrokken, maar het bleek vandaag niet meer te bestaan. In het Gentse Stadsarchief de Zwarte Doos werden zeven platen uit de Parallèle aangetroffen in de Atlas Goetghebuer, de prentencollectie van de Gentse architect Pierre-Jacques Goetghebuer. Dit was een interessant gegeven voor het onderzoek naar de receptie van de publicatie. Het Rijksarchief van Hasselt beschikt over een dossier met platen van de gevangenis van de stad, een gebouw dat in de Parallèle is opgenomen. De platen tonen op het eerste zicht veel overeenkomsten met die uit de publicatie, maar ze zijn toch niet identiek. Het is een interessante vonst die inzicht biedt in de totstandkoming van de Parallèle die in het onderdeel over de productie van de publicatie nader wordt onderzocht. I.3.2. Iconografische bronnen In de fototheek van het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium te Brussel werden enkele foto’s gevonden van religieuze en funeraire architectuur die Castermans ontwierp, dankbare puzzelstukken voor de reconstructie van het oeuvre van de architect. I.3.3. Internet als bron De inventarissen van het Vlaamse en het Brusselse onroerend erfgoed werden online geraadpleegd.58 Deze databanken zijn gebruiksvriendelijker dan de analoge inventarisatiereeksen daar het mogelijk is om de informatie op te vragen door criteria in te 58 “De Inventaris van het onroerend erfgoed,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/; “Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Inventaris van het bouwkundig erfgoed,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014, http://www.irismonument.be/. 13 geven in de zoekfunctie. Bovendien wordt de informatie erop actueel gehouden. Van de Waalse inventarisatiereeks bestaat er momenteel nog geen gedigitaliseerde versie.59 Online werden ook de 19de-eeuwse, Franse publicaties die bewaard worden in de Bibliothèque nationale de la France geraadpleegd via Gallica, de Bibliothèque numérique.60 Hier werden de bibliografische catalogi van Franse boekhandels geconsulteerd die inzicht gaven in de productie en de eigentijdse impact van de Parallèle. Tot slot werd ook de online zoekmachine van de databeses van het KIK bezocht, genaamd BALaT.61 Hierop zijn tal van foto’s met bijkomende informatie over het afgebeelde erfgoed terug te vinden. De database was nuttig om een reeks religieuze en funeraire verwezenlijkingen van Castermans op het spoor te komen. 59 Men is wel bezig met het op punt zetten van een online databank die de inventaris van het Waalse patrimonium toegankelijk maakt. Uit: “Les inventaires.” 60 “Gallica, Bibliothèque numérique,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014, http://gallica.bnf.fr/. 61 “BALaT,” laatst geraadpleegd op 16 april 2014, http://balat.kikirpa.be/intro.php. 14 DEEL II: SITUERING VAN DE PARALLÈLE BINNEN CASTERMANS’ OEUVRE In dit deel van het onderzoek wordt kennis gemaakt met de vervaardiger van de Parallèle, de architect Auguste Castermans, met zijn architecturale oeuvre en met de publicatie zelf. De Parallèle is de meest bekende realisatie van Castermans, maar verder is er weinig over de architect en zijn werk gekend. Aan de hand van archiefmateriaal en 19de-eeuwse publicaties wordt getracht om de biografie en het oeuvre van deze architect te reconstrueren. Het uiteindelijke doel is om de totstandkoming van de Parallèle en de waarde ervan binnen Castermans’ oeuvre te achterhalen. II.1. Biografie Paul Auguste Castermans (of Casterman) werd geboren op 4 juli 1828 te Luik.62 Hij was de zoon van de Luikse schrijnwerker Paul Castermans en zijn vrouw Catherine Saive.63 Auguste Castermans genoot een opleiding tot architect aan de Académie Royale des BeauxArts van Luik.64 Hij vatte er zijn studies aan op 24 april 1843 en werd er onderwezen door de stadsarchitect Julien-Etienne Rémont.65 Uit de overgeleverde rapporten van de Académie blijkt dat hij bij aanvang van zijn studies een gematigd student was. In het rapport van het eerste semester van het schooljaar 1844-45 wordt Castermans door Rémont gekarakteriseerd als “peu assidu, conduite, passable bonne intelligence”.66 De commentaar van de docent in het eindejaarsrapport klinkt iets positiever, Castermans is “plus assidu, bonne conduite, cet élève est intelligent mais sa distraction lui fait perdu du temps”.67 In de algemene rapporten van dit en het daaropvolgende schooljaar wordt Castermans vermeldt als leerling van de ‘1ere classe_composition, 2e section’.68 Het is niet geweten wanneer Castermans als architect is afgestudeerd.69 62 Acte de Naissance n° 1040, 1828, Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL. Ibid.; Registre de Population de Liège, VOL 1, REC 1848 – DIV 1 – FOLIO 81, Luik: SAVL. 64 Emile Lebens, “L’Architecture à Liège,” in Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie, travaux publics (Luik: J. Daxhelet, 1881), 259. 65 Ibid., 259; Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196. 66 Rémont, Cours d’architecture, Salle d’études, Semestre d’hyver. Leçons sur l’architecture, 1ere partie du programme, 17 maart 1845, Luik: AARBAL. 67 Rémont, Classe d’architecture, Rapport du 3me trimestre de 1844 à 1845. 1ere classe, 2me section, 26 juli 1845, Luik: AARBAL. 68 Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs pour la formation du programme de l’année scolaire 1845-46. Rapport, Classe d’architecture de l’académie de beaux arts de Liège. 1ere classe composition_2e section_élèves, 16 juni 1845, Luik: AARBAL ; Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs et projets de programme, faits en vertu de l’article 11 du règlement, pour l’année scolaire 1846-1847. Rapport Classe d’architecture de l’académie des beaux arts de Liège, 1ere classe de composition, 2 e section, 25 juni 1846, Luik: AARBAL. Uitgaande van de data waarop Rémont deze rapporten ondertekende, werden ze verkeerdelijk geklasseerd in respectievelijk de mappen van het schoojaar 1845-1846 en 1846-1847. 69 Castermans studeerde alleszins af als architect voor 1850, want zijn huwelijksacte die dateert van 4 mei 1850 geeft aan dat hij architect was van beroep. Uit: Acte de Mariage n° 4105, 1850, Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL. 63 15 Op 4 mei 1850 huwde Auguste Castermans met Marie Françoise Clémentine Toby, met onder de getuigen de architect Charles Delsaux en de graveur Joseph Coune.70 Castermans en zijn vrouw kregen twee dochters en vier zonen.71 Hun oudste zoon, Paul Jean Hubert Castermans, werd net als zijn vader architect.72 De tweede zoon, Jean Léon Gustave Castermans, was ingenieur van beroep.73 De jongste zoon, Charles Auguste Castermans, trad ook in de voetsporen van zijn vader.74 Castermans woonde in 1859 met zijn gezin in de Rue Faub. St. Gilles, nr. 18 te Luik.75 Uiterlijk vanaf de jaren ’67 was de familie gehuisvest in de Rue André Dumont in dezelfde stad.76 Castermans was minstens in de jaren 1868,77 187278 en 187879 ‘membre effectif’ van de Luikse, internationale artiestenbeweging Société l’Union des Artistes. In 1874 wordt hij vermeld als lid van de Société Centrale d’Architecture de Belgique.80 Auguste Castermans overleed op 7 september 1881 te Luik, op 53-jarige leeftijd, ten gevolge van een aanslepende ziekte.81 Hij werd begraven in de familie grafkelder op de begraafplaats 70 Ibid. Maria Castermans (°1850), Paul Jean Hubert Castermans (°1852-23 september 1886), Emma Castermans (°1855), Jean Léon Gustave Castermans (°30 mei 1860), Charles Castermans (°8 mei 1865) en Camille François Castermans (°11 september 1867) Uit: Registre de Population de Liège, VOL 2, REC 1859 – DIV 2 – FOLIO 82, Luik: SAVL ; Registre de Population de Liège, VOL 5, REC 1881 – DIV 1 – FOLIO 128, Luik: SAVL ; Acte de Décès n° 831, 1886, Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL. 72 Ibid. 73 Ibid. 74 Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 39. 75 Registre de Population de Liège, VOL 2, REC 1859-DIV2-FOLIO 82, Luik: SAVL. 76 Het huisnummer wijzigt doorheen de jaren. Rue André Dumont 23 volgens: De Bruyne, Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l’industrie, de la finance, de la magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H. Vaillant-Carmanne, 1867-1868), 469; Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l’industrie, de la finance, de la magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H. Vaillant-Carmanne, 1870), 294; Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l’industrie, de la finance, de la magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H. VaillantCarmanne, 1877-1878), 711. Rue André Dumont 27 volgens: Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l’industrie, de la finance, de la magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H. VaillantCarmanne, 1879-1880), 805. Rue André Dumont 29 volgens: Registre de Population de Liège, VOL 5, REC 1881 – DIV 1 – FOLIO 128, Luik: SAVL. 77 “Exposition générale des Beaux-Arts comprenant des ouvrages de peinture, sculpture, gravure, dessin & lithographie 1868: catalogue explicatif,” red. Cercle International des Beaux-Arts (Liège: J. Daxhelet, 1868), 6. 78 Cercle International des Beaux-Arts, Annales de la Société l’Union des Artistes, vol. 4 (Luik: J. Daxhelet, 1872), vii. 79 Annales de la Société l’Union des Artistes, vol.5, viii. Enkel de kronieken van deze twee jaartallen werden geconsulteerd, mogelijks was Castermans al lid van bij de oprichting van de Société in 1863 en is hij dat tot aan zijn dood gebleven. 80 Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 39; Victor-Gaston Martiny, La Société Centrale d’Architecture de Belgique depuis sa fondation (1872-1974) (Brussel: s.n., 1974), 253. 81 Acte de Décès n° 2247, 1881, Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL. De krant La Meuse van 8 september 1881 beweert in de rubriek ‘Nécrologie’ dat Castermans slechts 52 jaar oud werd, maar onder de rubriek ‘Etat Civil’ staat de correcte leeftijd van 53 jaar vermeld. Uit: “Nécrologie,” La Meuse (8 september 1881); “Etat civil de Liège,” La Meuse (8 september 1881). 71 16 van Robermont te Luik.82 Het doodsbericht en de uitnodiging voor het bijwonen van zijn begrafenis op 9 september in de ‘église Saint-Jacques’ verscheen in de regionale kranten La Meuse, Gazette de Liège en Journal de Liège van 7 september 1881.83 De volgende dag werd het bericht in de eerste twee genoemde kranten herhaald.84 Het 19de-eeuwse, Belgische architectuurtijdschrift L’Emulation meldde het overlijden van de architect niet, ondanks zijn reeds vermelde lidmaatschap bij de SCAB in 1874, de organisatie waarvan het tijdschrift uitging.85 Uit de doodsberichten en de 19de-eeuwse literatuur blijkt dat Auguste Castermans als architect een aanzienlijke appreciatie kende bij zijn tijdgenoten. Het bericht over de uitvaart van Castermans in La Meuse vermeldt dat “Castermans était un architect d’un vrai talent et doué de connaissances tres variées”.86 Daarnaast was Castermans volgens de verslaggever ook “un citoyen fort estimable (…) qui comptait beaucoup de sympathie en notre ville”.87 Zijn uitvaart werd dan ook bijgewoond door “un grand nombre de notabilités et d’amis du défunt et de sa famille”.88 De weekendkrant nam de volledige grafrede aan Castermans op, van de architect Charlier,89 die zelf een “admirateur fervent du défunt” was. De inhoud van de grafrede is eerder generiek, maar getuigt wel van grote sympathie voor de architect. Charlier honoreert de “qualités d’artistes si rares, si éminentes que possédait Aug. Castermans” en stelt dat “il y a longtemps déjà que le gouvernement aurait dû reconnaitre les services rendus à l’art architectural par celui qui n’est plus”. Castermans was volgens hem “un de ceux qui ont le plus puissamment contribué à l’embellissement de notre ville par la quantité considérable de constructions qui ont été érigées sous sa savante direction”. Verder schrijft hij aan het œuvre van de architect “un cachet si personnel et toujours si artistique” toe en looft hij de aandacht die Castermans besteedde aan “l’art si difficile de la décoration intérieure, pour laquelle il joignait tant de goût à tant de distinction”. Charlier beweert dat alle Luikse architecten “rendaient unanimement hommage aux qualités d’artiste que possédait Castermans”, wat volgens hem een zeldzaam fenomeen was.90 Ook in het hoofdstuk L’Architecture à Liège in de publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie, travaux publics,91 die dateert van 1881,92 wijdt de auteur en architect 82 Castermans was de eerste die in het graf te rusten werd gelegd. Ook zijn oudste zoon, Paul Castermans, zijn vrouw, Clémentine Toby, en een doodgeboren kind werden er nadien begraven. Uit: Concession de la famille Castermans-Toby, Dossier n°1339, parcelle 7-62-1, Luik: Begraafplaats van Robermont. 83 “Etat civil de Liège,” La Meuse (7 september 1881); “Etat civil de Liège,” Gazette de Liège (7 september 1881); “Etat civil de Liège,” Journal de Liége (7 september 1881). 84 “Etat civil de Liège,” La Meuse (8 september 1881); “Etat civil de Liège,” Gazette de Liège (8 september 1881). 85 Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 211. 86 “Nécrologie,” La Meuse (9 september 1881). 87 Ibid. 88 Ibid. 89 Vermoedelijk gaat het hier om de Luikse architect Gustave Charlier (1848-1922). Uit: Thomas Moor, “Charlier, Gustave,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden., red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003). 90 “Nécrologie,” La Meuse (10 en 11 september 1881). 91 Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics. 92 Het hoofdstuk werd wellicht geschreven voor het overlijden van Castermans op 7 september 1881. Wanneer architecten reeds gestorven waren, zoals Couclet en Halkin, wordt dat immers vermeld. 17 Emile Lebens lovende woorden aan Auguste Castermans. Volgens Lebens had Castermans “une imagination vive qui lui a permis d’innover et de créer des oeuvres très originales, tout en respectant sévèrement les principes esthétiques et pratiques de l’architecture”. Lebens prijst Castermans voor zijn “un talent d’ornemaniste fort exceptionnel”. En daarenboven beweert de auteur dat niet enkel de stadsgenoten, maar ook “les visiteurs de Liège, les architectes étrangers surtout, admirent beaucoup des construction ouvertes au public, édifiées par Castermans”.93 II.2. Oeuvre II.2.1. Architectuurpraktijk Het gebouwde oeuvre van Auguste Castermans is vanwege het geringe, overgeleverde bronmateriaal onmogelijk in zijn volledigheid te reconstrueren. De werkelijke omvang ervan kon niet worden bepaald. Bovendien is een groot deel van de getraceerde werken afkomstig uit de Parallèle, dat acht eigen ontwerpen bevat. Dit belette ook de exacte datering van zijn gerealiseerde projecten en hypothekeerde bijgevolg de mogelijkheid om een chronologisch overzicht van de bekende verwezenlijkingen op te stellen. Er werden voornamelijk ontwerpen voor woonarchitectuur van Castermans teruggevonden,94 maar ook enkele kerken en grafmonumenten kunnen aan hem toegeschreven worden. Hieronder worden Castermans’ verwezenlijkingen opgesomd en indien relevant beknopt besproken. Binnen de vooropgestelde focus van deze verhandeling is het niet de bedoeling om elk ontwerp in detail te analyseren, dan wel om een zo volledig mogelijk overzicht van Castermans’ oeuvre te bekomen dat dienst kan doen als kader om de Parallèle te situeren. II.2.1.1. Woonarchitectuur Volgens de bronnen bestond het grootste deel van Auguste Castermans’ œuvre uit verwezenlijkingen voor private eigenaars. In de publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie, travaux publics95 vermeldt E. Lebens dat Castermans zich in hoofdzaak bezig hield met “la bâtisse de châteaux et riches maisons de campagnes”.96 Daarnaast haalt deze auteur ook de betrokkenheid van Castermans bij de bouw van herenhuizen en burgerwoningen in de stad Luik aan. Hierbij slaagde Castermans er volgens hem in “à doter chacune de ses œuvres d’un caractère bien personnel”, wat hem onderscheidde van zijn collega-architecten van dezelfde generatie.97 Lebens noemt drie van zijn Luikse verwezenlijkingen, die allemaal in de Parallèle zijn terug te vinden. Ten eerste haalt Lebens een “maison à caryatides de la rue Louvrex” aan.98 Deze woning is ongetwijfeld diegene die in de Parallèle wordt afgebeeld op de platen 104 tot 118 van het eerste volume (afb.1-15). Plaat 105 toont een eclectisch uitgewerkte voorgevel met vier Uit: Lebens, “L’Architecture à Liège,” 263. 93 Ibid., 263-64. 94 Ibid., 263. 95 Dognée et al., Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics. 96 Lebens, “L’Architecture à Liège,” 263. 97 Ibid., 263-64. 98 Ibid., 264. 18 figuren99 in de onderste bouwlaag, die elk een kapiteel torsen (afb.2). In een tijdschriftartikel van 1999 over de afbraak van deze woning wordt eveneens aangegeven dat deze bekend stond als “het huis met de kariatiden”.100 Volgens deze bron werd de woning gebouwd tussen 1860101 en 1871 in opdracht van de rijke wapenfabrikant Alfred Dieudonné Ancion aan de Rue Louvrex. Deze straat was aangelegd omstreeks 1848 en werd toen “immédiatement le rendez-vous du high-life liégeois”.102 Opvallend is dat de geveltekening uit Castermans’ publicatie verschilt van het uiteindelijke resultaat. Een vergelijking met een foto uit 1871 toont aan dat de ingang in het midden van de benedenverdieping en de vier vazen bovenop de kroonlijst nooit werden gerealiseerd (afb.16). Ook de interieurafwerking zoals voorgesteld in de Parallèle (vol.1, pl.110-118) (afb.7-15) zou nooit zijn uitgevoerd. Volgens de heer L. Francotte, architect-restaurateur,103 is dit laatste mogelijks te wijten aan de sterke verwantschap van het ontwerp met de indertijd misprezen architectuur van de voorgaande eeuw. De auteur Lebens getuigt dat de gevel van de woning daarentegen wel enorm werd bewonderd in de 19de eeuw.104 En in het artikel wordt de gevel getypeerd als “de meest typische en originele gevel van het 19de-eeuwse Luik”.105 In de jaren ’70 was reeds de erfgoedwaarde ervan door architectuurspecialisten erkend. Vanwege een dreigende afbraak van de woning startte de Commission Royale des Monuments et Sites in 1978 een procedure op om de gevel en de bedaking ervan te beschermen als monument. Deze procedure werd echter afgebroken vanwege de garantie dat de façade gedemonteerd en elders heropgebouwd zou worden. Het gebouw werd gesloopt in 1979, maar van de voorgevel ontbreekt tot op vandaag echter elk spoor.106 Ten tweede noemt Lebens een landhuis aan de Quai de Longdoz. De woning wordt door hem omschreven als “une bâtisse originale naguère presque campagne, devenue aujourd’hui demeure urbaine”.107 Het betreft hoogst waarschijnlijk het landhuis van Castermans dat is afgebeeld op platen 53 en 54 van het tweede volume van de Parallèle (afb.17-18). De Quai Longdoz onderging in het midden van de 19de eeuw verscheidene transformaties, waardoor “on ne pouvait plus guère reconnaître en lui, le faubourg de Longdoz des siècles écoulés, avec son étroitesse qui laissait difficilement passage à une charrette ordinaire”.108 Vanaf 1841 werd de staat van deze weg verbeterd door onder meer het rechttrekken ervan.109 99 Namelijk twee kariatiden en twee atlanten, d.i. de mannelijke variant. Uit: Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 37. 100 Ibid., 36-37. 101 Uit het artikel valt niet af te leiden op basis van welke gegevens het jaar ‘1860’ als begin van het tijdsinterval waarbinnen het huis gebouwd werd, is bepaald. 102 Théodore Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, 6 vols., vol. 3 (Brussel: George Thone, 19241929), 611. 103 Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 39. 104 Lebens, “L’Architecture à Liège,” 264. 105 Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 36-37. 106 Ibid., 36-39. Rue Louvrex n°80, Fonds de la CRMSF- Fonds des dossiers nominatifs des biens, dossier 2.427, Luik: CADCRMSF. 107 Lebens, “L’Architecture à Liège,” 246. 108 Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 604. 109 Ibid. 19 Ten derde vermeldt Lebens nog een woning aan de Rue Lonhienne, waarvan de voorgevel vermoedelijk degene is die op plaat 15 van het tweede volume wordt gepresenteerd (afb.19). Voor zover is na te gaan is het de enige verwezenlijking van Castermans uit de Parallèle die vandaag nog overeind staat. De gevel is in de loop der jaren ontpleisterd (afb.20) en de inwendige opdeling werd volledig getransformeerd.110 Ook voor deze woning kan een discrepantie worden vastgesteld tussen de plaat en de monumentale bron in de positionering van de voordeur. Evenals de Rue Louvrex was de Rue Lonhienne “une création de la seconde moitié du XIXe siècle”.111 Afgezien van deze drie door Lebens aangehaalde woningen bevat de Parallèle nog vijf andere ontwerpen van Castermans voor privé-eigenaars, namelijk drie huizen aan de Rue Louvrex (vol.1, pl.23-26, vol.2, pl.3, 26-28) (afb.21-27), een ‘pavillon de campagne’ in de omstreken van Luik (vol.1, pl.79) (afb.28) en een ‘petit étalage’ te Spa (vol.2, pl.71) (afb.29). Al deze projecten getuigen stuk voor stuk van Castermans’ eclectische manier van ontwerpen. Naast de realisaties uit de Parallèle verwezenlijkte Castermans in zijn geboortestad nog een huis aan de Rue Dartois 12 (afb.30). Het ontwerp van deze woning dateert van 18 januari 1880 en de bouwaanvraag werd goedgekeurd op 14 februari van hetzelfde jaar.112 Van de gevel is slechts een fragment bewaard gebleven ten gevolge van een bomaanslag tijdens Wereldoorlog II.113 Daarnaast was Castermans ook de architect van “un bâtiment de très grande importance sur le nouveau boulevard Anspach” te Brussel.114 Verder ontwierp hij nog “un café dans la rue du Pont d’Avroy”, dat schijnbaar erg bekend was aangezien het volgens Lebens werd aangehaald “dans la plupart des relations de voyage pittoresque sur les bords de la Meuse”.115 Tot slot bevat het recueil Motifs de décoration extérieure et intérieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers116 van Charles Claesen, dat dateert van rond 1870, enkele platen met ontwerpen voor schoorsteenmantels (pl.31B, 31C) (afb.31-32) en met deurontwerpen van Castermans (pl.32, 32A) (afb.33-34), die wellicht voor privéwoningen bestemd waren.117 II.2.1.2. Religieuze architectuur Auguste Castermans was betrokken bij de bouw van vier parochiale kerken in het derde kwart van de 19de eeuw. In 1876 werden het transept, het koor en de sacristieën van Sint-Stefanus te Val-Meer (afb.35) in de provincie Limburg aangepast volgens zijn ontwerp.118 In hetzelfde 110 Rue Lonhienne 9, 10 november 2005, Permis de bâtir, n° 71562, Luik: SAVL. Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, 3, 608. 112 Auguste Castermans, Rue Dartois 12, 14 februari 1881, Permis de bâtir, n° 486 B, Luik: SAVL. 113 Auguste Castermans, Rue Dartois 12, 24 juni 1946, Permis de bâtir, n°28199 B, Luik: SAVL. 114 Lebens, “L’Architecture à Liège,” 264. 115 Ibid. 116 Claesen, Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie. 117 Ook plaat 18A zou volgens de inhoudstafel van de publicatie een deurontwerp van Castermans bevatten, maar in werkelijkheid de plaat toont er één van de architect Laurent Demany. 118 Het betreft een ingreep op een bestaande kerk die dateerde van 1846. “Parochiekerk Sint-Stefanus (ID: 36972),” laatst geraadpleegd op 22 januari 2014, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/36972. 111 20 jaar werd te Neren, eveneens gelegen in de provincie Limburg, de parochiekerk Sint-Servatius (afb.36) opgetrokken naar de plannen van zijn hand.119 In 1878 werden Castermans’ plannen voor de parochiekerk Saint-Antoine de Padoue120 (afb.37-39) goedgekeurd.121 De bouw van deze kerk te Verviers werd pas aangevat in 1883, twee jaar na het overlijden van de architect.122 Ook een deel van het meubilair van deze kerk werd door Castermans ontworpen. Zo kunnen het hoofdaltaar met retabel (afb.40),123 de preekstoel (afb.41)124 en wijwatervat (afb.42)125 met zekerheid aan hem worden toegeschreven. Bijzonder is dat het wijwatervat het opschrift draagt: “A la mémoire de A. Castermans architecte de l’église en 1882”.126 Deze hulde geeft blijk van de appreciatie voor de architect, die stierf voor de w van de kerk voltooid was. Ten slotte wordt ook de parochiekerk Saint-Jean-Baptiste te Aubel (afb.43-45) aan Castermans toegeschreven. De eerste steen voor deze kerk werd gelegd op 3 juni 1879 en de zegening vond plaats op 30 november 1880.127 Alle vier de kerken werden door Castermans ontworpen in neoromaanse stijl.128 II.2.1.3. Funeraire architectuur Castermans ontwierp als architect ook funeraire architectuur. Hij vervaardigde de ontwerpen voor de grafmonumenten van de ‘Ministre d’Etat’ Auguste Delfosse, die overleed in 1859 (afb.46),129 en van de Luikse burgemeester Louis Jamme, die in 1860 het leven liet (afb.47).130 Beide grafmonumenten staan opgesteld op de begraafplaats van Robermont te Luik en vallen op ten aanzien van de omliggende grafzerken vanwege hun schaal en hun eclectische uitwerking. Het monument voor de burgemeester, dat zich op het centrale gedeelte van een rondpunt bevindt, is maar liefst 4m25 hoog.131 119 “Parochiekerk Sint-Servatius (ID: 37510),” laatst geraadpleegd op 22 januari 2014, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/37510. 120 Vandaag de ‘Saint-Antoine et Saint-Hubert’ kerk genoemd. Uit: “Verviers: oude industriestad in de Ardennen,” laatst geraadpleegd op 16 januari 2014, http://www.steden.net/belgie/verviers/. 121 De plannen van “une partie du mobilier » werden pas in 1882 goedgekeurd. Uit: “Eglise Saint-Antoine de Padoue, Verviers,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014, http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240499&objnr=10104017. 122 Ibid. 123 “Autel à retable, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014, http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240502&objnr=10104022. 124 “Chaire de vérité, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014, http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240535&objnr=10104025. 125 “Bénitier, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014, http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240525&objnr=10104055. 126 Het wijwatervat behoort tot een serie van twee. Het andere vat is opgedragen aan een zekere A. Detrooz. Uit: Ibid. 127 “Eglise Saint-Jean-Baptiste, Aubel,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014, http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M13808&objnr=10090958; Marie-Ange Closon-Rémy, “Egl. Paroiss. St-Jean-Baptiste,” in Le patrimoine monumental de la Belgique. 12: Province de Liège. Arrondissement de Verviers red. Ghislaine de Bievre (Liège: Mardaga, 1984), 128. 128 “Parochiekerk Sint-Stefanus (ID: 36972)”; “Parochiekerk Sint-Servatius (ID: 37510)”; “Eglise Saint-Antoine de Padoue, Verviers”; “Eglise Saint-Jean-Baptiste, Aubel.” 129 “Monument funéraire d’Auguste Delfosse,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014, http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165921&objnr=10122751. 130 “Monument funéraire de Louis Jamme, bourgmestre (1779-1848),” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014, http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165903&objnr=10122752. 131 Ibid. 21 Naast deze twee uitgevoerde grafmonumenten toont het recueil Motifs de décoration extérieure et intérieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers132 van Charles Claesen, dat dateert van rond 1870, nog twee andere ontwerpen voor grafmonumenten van Auguste Castermans (pl.31, 31A) (afb.48-49). Opmerkelijk is dat één ervan (pl.31) (afb.48) opvallende overeenkomsten vertoont met het gerealiseerde grafmonument voor Castermans en zijn familie dat door een aannemer genaamd Delvaux vervaardigd zou zijn (afb.50).133 II.2.2. Architectuurpublicaties: de Parallèle De Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique construits depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes & détails intérieures et extérieurs134 was Castermans’ enige, maar zeer omvangrijke, architectuurpublicatie. De Parallèle bestaat uit twee volumes en omvat 240 platen van 94 eclectische gebouwen die sinds 1830 door 35 verschillende, Belgische architecten werden ontworpen en in eigen land werden opgetrokken. Hiervan zijn 28 platen gewijd aan 8 van zijn eigen ontwerpen. Zoals de titel aangeeft, worden in de publicatie woonprogramma’s gepresenteerd, maar daarnaast bevat de publicatie ook ontwerpen van onder meer vier stations, een casino, een fabriek en een kerk. Zowel gevels, plannen, doorsneden als details van de decoratieve afwerking van interieur en exterieur van de voorgestelde architectuur worden in beeld gebracht. De weergegeven bouwwerken zijn op een willekeurig manier gerangschikt en aan sommige gebouwen worden meerdere platen besteed dan aan andere. Beide volumes van de Parallèle bevatten een titelplaat en een inhoudstafel waarin voor elke plaat het plaatnummer, de geografische ligging van het gebouw, de voorstellingswijze en de architect zijn opgelijst. Het eerste volume bevat tevens een frontispice (afb.51) en een inleiding (bijlage II). In de inleiding van de Parallèle schetst Auguste Castermans de contemporaine ontwikkelingen in de architectuur, verantwoordt hij zijn selectie en verklaart hij het doel van zijn platenbundel. Castermans poneert dat “l’Architecture (…) a suivi les pas de géant des autres sciences” sinds 1830. Het was zijn intentie om via zijn publicatie de vooruitgang in de Belgische architectuur aan te tonen en tevens de autonomie van de Belgische school ten opzichte van de Franse te demonstreren. Hij legt de klemtoon op de “Architecture domestique”, omdat de frequente vraag naar deze typologie aan zijn publicatie een “intérêt pratique immédiat” verstrekt en omdat “c’est dans le domaine privé que le progrès a été surtout remarquable depuis 1830”. Het doel van zijn publicatie is om “à tous les hommes de l’art d’utiles sujets d’études et d’abondants éléments d’aspiration” te verschaffen, en dit meer bepaald aan “les architectes, les élèves de l’académies, les propriétaires et les constructeurs” van zowel het binnen- als het buitenland. Castermans wenste met zijn publicatie een reeks toonaangevende voorbeelden van Belgische woonarchitectuur aan te bieden die op basis van 132 Claesen, Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie. 133 “Monument funéraire de la famille de l’architecte Auguste Castermans,” laatst geraadpleegd op 14 januari 2014, http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165920&objnr=10122746. 134 Auguste Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’a nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieures et extérieurs, 2 vols. (Parijs&Luik: E. Noblet, 1852-69). 22 onderlinge vergelijking als inspiratiebron kunnen dienen voor nieuwe architectonische creaties.135 De uitgever en de plaats van uitgave van de Parallèle varieert tussen de diverse edities van elk volume en tussen beide volumes onderling. Het eerste volume van de publicatie werd volgens de titelplaten van de geraadpleegde exemplaren gepubliceerd bij de uitgever E. Noblet in Luik, of in Parijs en Luik. Er bestaan echter ook drukken van het eerste volume die in beide steden werden uitgegeven door J. Baudry, de uitbater van de Librairie polytechnique te Parijs. Het tweede volume werd telkens zowel in Parijs als in Luik uitgebracht door Noblet of Baudry. De titelplaten melden dat de publicatie aanvankelijk werd uitgegeven in afleveringen of zogenaamde ‘livraisons’ die telkens een aantal losse platen bevatten. Het eerste volume werd uitgegeven in twintig afleveringen van elk zes platen, het tweede volume in vierentwintig afleveringen van elk vijf platen. De afzonderlijke afleveringen van het eerste volume van de Parallèle verschenen tussen 1852 en 1857, de uitgave van het tweede volume situeerde zich tussen 1858 en 1869.136 II.3. Tussentijds besluit De Parallèle bekleedt binnen het oeuvre van Auguste Castermans een belangrijke positie. De architect vatte de productie van de Parallèle aan op het moment dat hij pas afgestudeerd was en hield zich er maar liefst 18 jaar van zijn carrière mee bezig. De publicatie kan dan ook beschouwd worden als zijn levenswerk. Het onderwerp van de Parallèle, de eclectische woonarchitectuur, sloot nauw aan bij zijn eigen architecturale praktijk, die hoofdzakelijk toegespitst was op het vervaardigen van woningen voor een kapitaalkrachtige burgerij. Bijna een achtste van de platen is gewijd aan zijn eigen ontwerpen. Maar op de overige platen presenteert Castermans werken van zijn tijdgenoten. Op die manier manifesteert Castermans zich via de Parallèle als een absoluut liefhebber van het eclecticisme en als een kenner van de contemporaine architectuurproductie in België. 135 Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol. 1 (Luik: E. Noblet, 1852-57). 136 Otto Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 450; “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1876), 250; Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196. 23 DEEL III: SITUERING VAN DE PARALLÈLE BINNEN HAAR ONTSTAANSCONTEXT In dit deel van het onderzoek wordt de Parallèle betrokken op de context waarbinnen ze vervaardigd werd. Hiervoor wordt de bestaande vakliteratuur ingeroepen en wordt de inleiding van de Parallèle, die de tijdsgeest van het werk uitdraagt, bestudeerd. De focus ligt op de 19de-eeuwse, maatschappelijke ontwikkelingen die binnen de architectuur een evolutie tot stand brachten en op het ontstaan van de eclectische architectuurontwikkeling. Vervolgens wordt het architecturale publicatielandschap van de 19de eeuw onder de loep genomen om de Parallèle nog beter binnen haar tijd te kunnen situeren. Gezien de heersende publicatietraditie wordt de globale inhoud van het platenalbum, waarmee reeds werd kennis gemaakt in het voorgaande onderzoeksdeel, vergeleken met die van soortgelijke architectuurpublicaties. Het doel is om de totstandkoming en de waarde van de Parallèle binnen haar onstaanscontext te begrijpen. III.1. De maatschappelijke en architecturale ontwikkelingen in de 19de eeuw III.1.1. Effect van de maatschappelijke ontwikkelingen op de architectuur: het ontstaan van het eclecticisme De Parallèle van Auguste Castermans kwam tot stand in een “eeuw van bewegingen en transformaties”.137 De 19de eeuw werd namelijk gekenmerkt door tal van vernieuwingen die leidden tot politieke, sociale, intellectuele en artistieke pluriformiteit en een economische omwenteling. Zo werden er in deze eeuw ingrijpende politieke en sociale hervormingen doorgevoerd, waardoor de macht steeds meer in handen van de burgerij kwam. De verworven gelijkheid deed talrijke politieke overtuigingen ontstaan. Daarnaast zorgde toenemende intellectuele vrijheid in de 19de eeuw voor vooruitgang in wetenschappelijke kennis. Een waaier aan nieuwe theorieën werd via de pers de wereld ingestuurd. Ook op artistiek vlak deden vernieuwingen hun intrede en verscheidene stijlstromingen overlapten elkaar. Verder kende dit tijdperk een opmerkelijke economische groei. De industriële revolutie bevorderde de technische vooruitgang en de economische voorspoed van de burgerij genereerde een nieuwe levenswijze. Al deze omwentelingen boden een enorme rijkdom, maar brachten voor de 19de-eeuwse burger tevens een uitdaging met zich mee, met name het omgaan met veelheid en verscheidenheid. Deze kwestie doordesemde de hele samenleving en ligt aan de basis van de 19de-eeuwse maatschappelijke ideologie die als het eclecticisme wordt gedefinieerd.138 Het eclecticisme, dat in oorsprong een filosofische strekking was,139 drong ook door in de 19de-eeuwse architectuur. Het architecturaal eclecticisme kan gedefinieerd worden als het combineren van elementen uit verschillende stijlen of architecturale stromingen. In 137 Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 12. Ibid., 2-14; Françoise Dierkens-Aubry, “De eeuw van het eclecticisme ingeleid,” in De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994), 11-35. 139 Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 3. 138 24 Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw140 stelt Yves Schoonjans dat het begrip eclecticisme onlosmakelijk verbonden is met de idee van het kiezen. Volgens de auteur zijn er drie voorwaarden nodig om keuzes mogelijk te maken, namelijk veelheid, verscheidenheid en vrijheid. Deze drie ingrediënten waren in de 19de eeuw duidelijk aanwezig. De nieuwe wetenschappelijke disciplines zoals archeologie en kunsthistoriografie confronteerden de architect met de veelheid en verscheidenheid aan bouwstijlen. De kennis van de architectuurgeschiedenis schiep belangstelling voor de schoonheid van de historische architecturen en stimuleerde de architecten om de vormelijke elementen ervan in te zetten in de contemporaine ontwerppraktijk. Als ontwerper eigenden ze zich de vrijheid toe om uit de pluriformiteit aan architectuurstijlen de meest geschikte elementen te kiezen en samen te brengen in hun eigen ontwerpen. Auguste Castermans stelt in zijn inleiding vast dat sinds 1830 “l’éclecticisme paraît de plus en plus conquérir les sympathies des artistes” en het is deze stijlstroming waar zijn publicatie een neerslag van vormt.141 III.1.2. Architecturale ontwikkelingen: de eclectische architectuurpraktijk De eclectische architectuurpraktijk ontwikkelde zich binnen een veelheid van aan elkaar gelieerde omstandigheden. De opkomst van de burgerij, de hoge bouwproductie en de zoektocht naar een nieuwe stijl die de vooruitgang van de eeuw incorporeerde en naar een stijl die de Belgische identiteit aanschouwelijk moest maken, hebben een cruciale rol gespeeld in het ontstaan ervan.142 Dat Castermans hiervan weet had, getuigt de inleiding van de Parallèle waarin hij beschreef hoe deze vier factoren de architecturale ontwikkelingen beïnvloedden en de eclectische architectuurpraktijk vormgaven. Ten eerste werd de architecturale productie in de 19de eeuw hoofdzakelijk gestuurd door de opkomende, kapitaalkrachtige burgerij. Deze nieuwe klasse wenste door middel van de eigen woning haar recentelijk verworven machtspositie te manifesteren.143 Hierbij was het eclecticisme erg gegeerd omdat deze stijlstroming, vanwege de vrijheid in het ontwerpen, de eigen smaak of de aangehangen politieke en culturele waarden van de bouwheer konden uitdrukken.144 Op die manier werd de eclectische architectuurpraktijk door deze gegoede klasse beïnvloed en gestimuleerd.145 Castermans begreep het belang van dit cliënteel in de ontwikkeling van de eclectische bouwpraktijk. In de inleiding van zijn Parallèle geeft hij aan dat de architecturale vooruitgang zowel aan de architect als aan de bouwheer te danken is. Hij erkent dat “le goût du public s’est épuré avec celui des architectes”.146 En hij constateert dat deze laatste “ont dû approfondir et varier tout à la fois leurs études, tant au point de vue historique et esthétique qu’au point de vue technique” om tegemoet te kunnen komen aan de 140 Ibid. Ibid., 15-37; Francis Strauven, “19e-eeuwse architectuur en stedebouw te Brussel,” OKV (okt/dec 1975): 149. 142 Jos Vandenbreeden, “Eclecticisme,” in De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994), 87-120; Anne Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 18-32. 143 Ibid., 28. 144 Laurence Ancion, “L’Oeuvre de l’architecte Emile Vierset-Godin,” Carnets du Patrimoine, nr. 29 (Namen: Ministère de la Région wallonne, 1999), 30. 145 Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 151-52. 146 Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 141 25 steeds hogere eisen van hun opdrachtgevers.147 Een gelijkaardig besef van het mechanisme tussen architect en opdrachtgever is terug te vinden bij Castermans’ tijdgenoot en collega Jean-Pierre Cluysenaar (1811-1880).148 Deze architect stond sceptisch tegenover de tussenkomst van de bouwheer in het ontwerpproces.149 Maar desondanks kwam Cluysenaar tegemoet aan de wensen van private opdrachtgevers, omdat hij ervan uitging dat enkel zij de architecturale progressie konden garanderen.150 Castermans richt zich met zijn publicatie over eclectische woonarchitectuur daarom niet enkel tot de architecten, maar ook tot “les spéculateurs” en “les propriétaires”.151 Hij toont in de Parallèle de producten van een geslaagde wisselwerking tussen architect en bouwheer en stimuleert de voortzetting van hun samenwerking om de eclectische praktijk te bestendigen. Ten tweede werd de architecturale productie vanaf het midden 19de eeuw in de hand gewerkt door omvangrijke stadssaneringen en -uitbreidingen in de Belgische grootsteden.152 Het eclecticisme werd hierbij ingezet om de steden te verfraaien en zo werd deze stijlstroming het onderwerp van een commerciële praktijk. In Frankrijk voltrok zich op dat moment eenzelfde commercialisering van de privéarchitectuur. César Daly (1811-1894),153 de redacteur van het Franse architectuurtijdschrift Revue générale de l’architecture et des travaux publics (1840-1890)154 en pleitbezorger van het eclecticisme,155 merkte dat de creativiteit binnen de architectuurproductie hierdoor in het gedrang kwam te staan. Hij stelde vast dat menig architect zich omwille van de hoge werkdruk verlaagde tot het louter imiteren van historische voorbeelden. Vanwege deze wanpraktijk achtte Daly het noodzakelijk dat de eclectische architect ook notie kreeg van de contemporaine ontwikkelingen in de architectuur. Hij bewerkstelligde dit door platen met architectuurtekeningen van recente, kwalitatieve verwezenlijkingen te verspreiden die de ontwerper in tijden van bouwwoede konden inspireren. Zo hoopte Daly de eclectische architectuurontwikkelingen in goede banen te leiden.156 Ook Castermans maakt in zijn inleiding duidelijk dat hij zich bekommert om de kwaliteit van de architectuurproductie. Hij gaat ervan uit dat de Parallèle hiertoe een bijdrage kan leveren, want hij stelt dat “plus on mettra au jour de recueils de ce genre, plus le sentiment du beau se répandra, plus aisément le goût s’épurera”.157 Hij acht het nuttig voor ontwerpers “de comparer entre eux un grand nombre de plans et de façades” en geeft zo aan dat de platen niet letterlijk gekopieerd dienen te worden. Met zijn platenbundel over contemporaine architectuur verschafte Castermans, al dan niet moedwillig, een hulpmiddel 147 Ibid. Guy Conde Reis, “Cluysenaar, Jean-Pierre,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 213. 149 Cluysenaar, Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d’ouvriers, etc., exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar architecte, 11-12. 150 J. Winters, “Maatschappij en maatschappijbeeld: Jean-Pierre Cluysenaar,” OKV (1981): 124. 151 Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 152 Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 211-12. 153 Ibid., 99. 154 Marc Saboya, Presse et architecture au XIXe siècle: César Daly et la Revue générale de l’architecture et des travaux publics (Parijs: Picard, 1991), 51. 155 Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 7. 156 Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 152-53. 157 Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 148 26 aan de architecten om binnen de commerciële context kwalitatief hoogstaande architectuur te creëren. Ten derde komt het eclecticisme op binnen een 19de-eeuws streven naar een nieuwe stijl die de vooruitgang van de eeuw incorporeerde.158 Castermans stelt in zijn voorwoord dat “le XIXe siècle n’a pas un style d’architecture qui lui soit propre”.159 De overtuiging was gangbaar in de 19de eeuw. César Daly zou deze stelling in 1863 in zijn Revue hernemen.160 De technische evolutie zorgde voor nieuwe bouwtechnieken en -materialen, zoals gietijzer, staal en glas,161 en Castermans geloofde dat deze innovaties een uitweg konden bieden voor het vinden van een nieuwe stijl. Maar hij geeft aan dat de oplossing nog niet nabij was, door te stellen dat “on ne peut encore prévoir jusqu’où s’étendra l’emploi du fer en architecture, ni jusqu’à quel point il peut résulter de là un art radicalement nouveau et original”.162 Dus, “en attendant”, wordt de eclectische architectuurpraktijk door de architecten gehanteerd.163 De eclectische architecten doen voor hun ontwerpen een beroep op hun creativiteit en verbeeldingskracht, “sans s’ingénier à chercher des principes nouveaux, ce qui et peut-être impossible”, voegt Castermans er terloops aan toe.164 De eclectische architecten zijn voor hem “créateurs de leurs œuvres et non d’un système, prenant en un mot pour devise de l’art moderne le vieil adage: non nova, sed novè”.165 Voor Castermans was dus niet het nauwgezet navolgen van vastgelegde regels, maar de creativiteit de grootste troef van de architecten. Hiermee gaf Castermans aan dat hij de eclectische praktijk verkoos boven de neostijlen, zoals het neoclassicisme en de neogotiek, die krampachtig vasthielden aan één welbepaalde stijl uit het verleden. Castermans beweerde dat er vanaf 1830 dus toch vernieuwing heerste door de creatieve omgang met de historische stijlen en beschouwde het eclecticisme als een volwaardige overgangspraktijk. Ten vierde en ten laatste dient het eclecticisme beschouwd te worden binnen het opkomende nationalisme.166 Vanaf de onafhankelijkheid in 1830 groeide in België het nationalistisch bewustzijn. De drang om de identiteit en de welvaart van de jonge natie te presenteren, werd merkbaar in de architectuur. Er werd afstand gedaan van de in oorsprong Franse, neoclassicistische stijlstroming die tot dan toe de architectuurproductie had gedomineerd. Tegelijkertijd ontstond er ook in Frankrijk een gelijkaardige wens om een nationale stijl te ontwikkelen die komaf maakte met het verouderde classicisme.167 In beide landen groeide de 158 Herman Stynen, De onvoltooid verleden tijd: een geschiedenis van de monumenten- en landschapszorg in Belgi 1835-1940 (Brussel: Stichting Vlaams Erfgoed, 1998), 96. 159 Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 160 Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 164; Onraet, “Journal (belge) de l’architecture: studie over een architectuurtijdschrift uit het midden van de 19de eeuw,” 148-49. 161 Strauven, “19e-eeuwse architectuur en stedebouw te Brussel,” 148-49. 162 Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 163 Ibid. 164 Ibid. 165 Ibid. 166 Stynen, De onvoltooid verleden tijd: een geschiedenis van de monumenten- en landschaps org in Belgi 1835-1940, 96. 167 Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 115. 27 tendens om terug te grijpen naar de stijlen uit het eigen nationale verleden, ontluikend in de neogotiek.168 Het architecturaal eclecticisme vormde een reactie op dit historisme.169 De Franse eclecticus Daly verzette zich in zijn architectuurtijdschrift reeds van bij het begin tegen dergelijke architectuurpraktijk.170 In de inleiding van zijn Parallèle bevestigt Castermans dat “le caractère dominant de chaque civilisation est fidèlement empreint au front de ses édifices”.171 Maar hij stelt vast dat architecten verschillende stijlelementen met elkaar beginnen te combineren, wat in de ogen van velen afbraak doet aan het nationalistische karakter van de architectuur en waarmee geen vooruitgang wordt geboekt.172 Toch bepleit Castermans dat “si l’Architecture moderne ne peut revendiquer une originalité absolue, elle n’en a pas moins acquis (…) depuis 1830, la Belgique a son école à elle, école nettement séparée de l’école française”.173 Deze autonomie van de Belgische architectuurschool verklaart hij door “les différences d’institutions et de mœurs qui existent entre le peuple français et le peuple belge”, waaruit toch een nationalistische ondertoon doorklinkt.174 Voor Castermans lijkt het niet noodzakelijk om slechts terug te grijpen naar één stijl uit het nationale verleden om de identiteit van de eigen natie in de architectuur te veruitwendigen. Met zijn publicatie toont Castermans aan dat de eigenheid van het volk ook door het eclecticisme kan worden uitgedrukt en dat de Belgische school zich dankzij deze stijlstroming van de Franse dominantie in de architectuur heeft kunnen losscheuren. III.2. Situering van de Parallèle binnen de 19de-eeuwse traditie van architectuurpublicaties III.2.1. Soorten architectuurpublicaties Architectuurpublicaties fungeerden in de 19de eeuw als een belangrijk instrument voor het architectuurdebat over de zoektocht naar een eigentijdse stijl. Twee verschillende soorten publicaties, namelijk het tijdschrift en het recueil, zetten op die manier de ontwikkelingen in de architectuurpraxis in beweging. Het tijdschrift was een belangrijk medium omdat het, omwille van het periodiek verschijnen ervan, kon inspelen op de actuele architectuurdiscussie. Het werd beschouwd als een publiek forum waarin elk standpunt en iedere architectuur aan bod kon komen. Elk tijdschriftnummer omvatte een reeks artikels over uiteenlopende onderwerpen en architectuurtekeningen, die achteraan als losse platen werden toegevoegd en vaak geen verband hielden met het tekstgedeelte. De platen hadden dikwijls een autonoom karakter en konden als werkinstrument gehanteerd worden door de gebruiker en stuurden zo mee de architecturale ontwikkelingen. Vanwege deze opdeling presenteerde het 168 Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” 25. Ibid., 27. 170 Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 164. 171 Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 172 Ibid. 173 Ibid. 174 Ibid. 169 28 architectuurtijdschrift zich als een encyclopedie met een grote bruikbaarheid voor de architect.175 In de volgende twee tijdschriften konden voor- en tegenstanders van het eclecticisme zich alvast uiten. In Frankrijk werd in 1840 de productie van het tijdschrift Revue aangevat, onder de redactie van César Daly.176 Daly verkoos het eclecticisme boven het zogenaamde historisme, dat beruste op het slaafs navolgen van de historische stijlen.177 Het enige Belgische tijdschrift dat gelijktijdig met de Parallèle werd uitgegeven, was het Journal (belge) de l’architecture (1848-1858).178 In dit architectuurtijdschrift werd echter een negatieve houding aangenomen ten aanzien van het eclecticisme. De auteurs zetten zich af tegen de aanwending van het eclecticisme als doel op zich. Met andere woorden, ze hekelden de assemblage van diverse stijlelementen binnen eenzelfde gebouw. Veeleer gaven ze de voorkeur aan een stijl die strookte met het bouwprogramma. Zo werd de neogotiek geschikt bevonden voor de bouw van kerken en het neoclasscisme voor publieke gebouwen.179 Een ander belangrijk en frequent voorkomende publicatievorm uit de 19de eeuw die het architectuurdebat schraagde, was het recueil. Dit is een publicatie die een reeks architectuurprenten bundelt en die wordt ingeleid door een korte tekst ter verantwoording van de keuze van de afgebeelde architectuur.180 De platen waren net zoals bij de tijdschriften bedoeld als een hulpmiddel bij het ontwerpen en ze werden vaak periodiek uitgegeven. Op de platen kon zowel historische als hedendaagse architectuur afgebeeld zijn, of een vermenging van beide. Dikwijls bevatte de platenbundel ook architectonische verwezenlijkingen van de architect van wie de publicatie uitging. In dergelijk geval diende het recueil om een eigen ontwerppraktijk wetenschappelijk te onderbouwen en een manier van ontwerpen te legitimeren. Het recueil is dan ook het toonbeeld van de vermenging van de praktische capaciteiten en de intellectuele ambities van de 19de-eeuwse architect.181 De Parallèle van Castermans vormt een sprekend voorbeeld van een recueil uit België. Castermans bundelt in deze publicatie platen met eclectische architectuur die als inspiratiebron konden dienen voor architecten en bouwheren. Hij toont hoofdzakelijk woonprogramma’s en motiveert deze keuze vanuit een praktische inzetbaarheid. Castermans nam eigen ontwerpen op, maar presenteert daarnaast ook heel wat eclectische werken van zijn tijdgenoten. Op die manier plaatst hij zijn eigen ontwerppraktijk binnen het tijdsbeeld en legitimeert hij zijn eigen standpunt binnen het architectuurdebat. De Parallèle van Castermans met eclectische architectuur vormt duidelijk een tegengewicht voor de Journal waarin deze stijlstroming werd gehekeld. 175 Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 7-8, 106-19. Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” 27. 176 Marc Saboya, Presse et architecture au XIXe siècle: César Daly et la Revue générale de l’architecture et des travaux publics (Parijs: Picard, 1991), 51. 177 Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 163-65. 178 Onraet, “Journal (belge) de l’architecture: studie over een architectuurtijdschrift uit het midden van de 19de eeuw,” 1,145. 179 Ibid., 108-123 180 Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 106-08. 181 Ibid., 106-19. 29 Yves Schoonjans merkt in zijn publicatie Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw182 dat de titels van publicaties van architectuurprenten dikwijls aanvatten met de begrippen ‘recueil’ of ‘parallèle’.183 Hij maakt een onderscheid tussen beide termen op semantisch vlak. Het begrip recueil verwijst volgens Schoonjans naar de daad van de samensteller van de publicatie, het heeft betrekking op het verzamelen van de architectuur. Het begrip ‘parallèle’ legt daarentegen de nadruk op de actie die de gebruiker van het werk dient uit te voeren, namelijk het vergelijken van de platen die hem worden aangereikt. Deze comparatieve aanpak werd indertijd beschouwd als een wetenschappelijke methode om objectief te oordelen. Volgens Schoonjans wou Castermans met de keuze voor het begrip ‘parallèle’ in de titel bewust de gebruikswijze van zijn publicatie met zijn publiek communiceren. Door het gebruik van de term ‘parallèle’ in de titel van zijn publicatie verwachtte Castermans een actieve participatie van de gebruikers bij het hanteren van zijn platenbundel en legde hij de verantwoordelijkheid om te oordelen bij hen.184 In de inleiding geeft Castermans inderdaad aan dat hij een “étude attentive des planches” verlangde van de gebruikers. Vanwege de uitdagingen die met de typologie van de woonarchitectuur gepaard gaan, acht hij het “incontestable utile que les architectes soient mis en mesure de comparer entre eux un grand nombre de plans et de façades conçus et exécutés dans des conditions diverses”.185 Met zijn verzoek om via het vergelijken van de platen inspiratie op te doen, stuurde Castermans aan op een eclectische praktijk. Op basis van deze bevindingen en uitgaande van de kenmerken van de platen bestempelt Schoonjans de Parallèle van Castermans als een voorbeeldboek. Dit is voor hem een bundel van illustraties die de architectuur op een nauwkeurige manier weergeven, maar zonder in te gaan op technische aspecten ervan. Een voorbeeldboek presenteert bestaande, architecturale ontwerpen die niet letterlijk gekopieerd dienen te worden, maar die inzetbaar zijn als inspiratiebron in de architectuurpraktijk.186 III.2.2. Vergelijking van de Parallèle met soortgelijke publicaties III.2.2.1. Vergelijking met de Parallèle van Calliat Schoonjans somt in zijn publicatie een aantal Belgische en Franse voorbeelden van recueils op.187 Hierbij noemt hij onder andere de publicatie Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 jusqu’ à nos jours188 van de Franse architect Victor Calliat (1801-1881)189 in één adem met de Parallèle van Castermans. Niet alleen stemmen de titels van deze twee publicaties nagenoeg overeen, ook werden ze allebei gepubliceerd bij de Luikse uitgever 182 Ibid. Ibid., 106, 120. 184 Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 124-25. 185 Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 186 Ibid., 106-08, 140-58. 187 Ibid., 148. 188 Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours. 189 Béatrice Bouvier, L'edition D'architecture À Paris Au Xixe Siècle Les Maisons Bance Et Morel Et La Presse Architecturale, vol. 27, Histoire Et Civilisation Du Livre (Genève: Droz, 2004), 120. 183 30 E. Noblet met slechts één jaar verschil. De productie van het recueil van Calliat werd aangevat in 1851,190 die van het recueil van Castermans in 1852. Deze gegevens wekken het vermoeden dat er een connectie bestaat tussen beide publicaties. Het Franse bibliografisch woordenboek Manuel du libraire et de l'amateur de livres191 uit de 19de eeuw bevestigt deze veronderstelling. Volgens deze bron was Castermans zijn publicatie gemaakt “suite à celui de M. Callait sur les Maisons de Paris”.192 Deze uitspraak doet uitschijnen dat Castermans zich voor de verwezenlijking van zijn publicatie geïnspireerd heeft op het voorbeeldboek van Calliat. Teneinde te achterhalen in welke mate Castermans zich baseerde op het werk van zijn Franse collega, worden beide werken met elkaar vergeleken. Net zoals de publicatie van Castermans bestaat het recueil van Calliat uit twee volumes. Het tweede deel verscheen onder de licht gewijzigde titel Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1850 jusqu’à nos jours193.194 De recueils van Castermans en Calliat vertonen eenzelfde opbouw. Ze omvatten een bundel platen die vooraf wordt gegaan van een frontispice, een inleiding,195 een titelpagina, en een inhoudstafel. Ook de inhoud van de architectuurtekeningen is gelijklopend. Beide auteurs brengen de eclectische woonarchitectuur van verschillende architecten uit hun eigen streek op diverse wijzen in beeld. Ze presenteren zowel gevels, doorsneden, en plannen als details van architecturale elementen. Maar zoals de titel van het Franse recueil aangeeft, beperkte Calliat zich tot het afbeelden van de woonarchitectuur in de hoofdstad, in tegenstelling tot Castermans die ook de verwezenlijkingen uit andere steden van België weergeeft. Dit verschil verklaart waarom Calliat enkel ‘maisons’ en ‘hôtels’ toont,196 terwijl Castermans ook kastelen en diverse aanbouwsels van privéarchitectuur in zijn publicatie opneemt. De inleidende teksten van de publicaties van Calliat en Castermans vertonen opmerkelijke parallellen qua inhoud (bijlage II, III). Beide architecten beschouwden het jaar 1830 als het beginpunt van architecturale vooruitgang in hun land. Voor Frankrijk valt deze datum samen met de aanvang van de Julimonarchie, voor België met de onafhankelijkheid. Beide gebeurtenissen zorgden ervoor dat de bourgeoisie macht verwierf en dat de neoclassicistische stijlstroming binnen de architectuur in diskrediet geraakte.197 De architecturale progressie was volgens Calliat en Castermans te wijten aan de toenemende expertise van de architecten en aan de steeds meer geraffineerdere smaak van de burgerij. De typologie waarbinnen de vooruitgang in de architectuurproductie voor hen het best tot uiting kwam, was de woonarchitectuur. Deze typologie vergde dikwijls veel creativiteit vanwege de soms ongunstige omstandigheden waarmee bij het ontwerpen van woonarchitectuur diende 190 Victor Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours (Luik: E. Noblet, 1851). Deze publicatie werd aanvankelijk in Frankrijk uitgegeven in 1850 bij de uitgeverij Bance te Parijs. 191 Brunet, “Manuel du libraire et de l’amateur de livres.” 192 “Manuel du libraire et de l’amateur de livres,” (Parijs: Firmin Didot frères, 1860), 1627. 193 Victor Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1850 à nos jours (Parijs: A. Morel et Cie, 1864). 194 Het is onduidelijk of ook het tweede deel van de publicatie van Calliat in België werd uitgegeven. 195 De inleiding werd bij beide publicaties telkens enkel in het eerste volume opgenomen. 196 Met uitzondering van een ‘école de dessin’ (vol. 1, pl.91). Uit: Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours. 197 Strauven, “19e-eeuwse architectuur en stedebouw te Brussel,” 149. 31 rekening te worden gehouden, zoals de onregelmatigheid van het bouwterrein.198 Daarom achtten beide architecten het nuttig om een staalkaart aan voorbeelden van opmerkelijke woningen te presenteren die sinds 1830 werden opgetrokken. De platen uit hun recueil dienden door onderlinge vergelijking met elkaar te fungeren als inspiratiebron voor architecten en bouwheren. Beide architecten beklemtoonden de praktische bruikbaarheid van hun publicatie door te wijzen op de grote variëteit aan gepresenteerde architectuur zowel in de woonprogramma’s als in de afgebeelde, architecturale onderdelen. Deze opvallende overeenkomsten tonen aan dat Castermans zich op het voorbeeldboek van Calliat geïnspireerd heeft om een gelijkaardige publicatie te maken voor België.199 Maar Castermans beoogde met zijn publicatie niet louter een Belgische pendant van het recueil van Calliat te verwezenlijken. In het vervolg van zijn inleiding claimt Castermans de autonomie van de Belgische architectuurschool ten aanzien van de Franse. Hij stelde vast dat de Brusselse privéarchitectuur die sinds 1830 werd opgetrokken zich duidelijk onderscheidde van de Parijse woningbouw. In Parijs werden veelal appartementsblokken opgetrokken, wat monotoon oogde (afb.52). Het verschil in de woonarchitectuur tussen beide grootsteden was volgens Castermans te wijten aan het verschil in bebouwbare oppervlakte. In tegenstelling tot Parijs beschikte Brussel over voldoende bouwpercelen waardoor het noodzakelijk was om in de hoogte te bouwen zoals in Parijs. Deze streekeigen factor genereerde een andere en creatievere architectuur. Desalniettemin bepleit Castermans het nut van zijn publicatie voor het zuiderse buurland. Vanwege de eigenheid van de Belgische architectuur kon Frankrijk volgens hem baat hebben bij “la connaissance de l’Architecture domestique d’un peuple dont les habitudes sont si voisines de celles de la France en général”.200 Immers, “Paris, Lyon sont des exceptions” wat de densiteit van het stadsweefsel betrof.201 Castermans wou met zijn publicatie dus niet alleen de kwalitatieve architectuurproductie in zijn eigen land stimuleren, hij wenste tevens een alternatief te bieden voor de voorbeelden uit het recueil van Calliat voor Franse streken waar de bouwomstandigheden verwant waren aan die van België. III.2.2.2. Vergelijking met de Choix van Goetghebuer De publicatie van Castermans dient ook gesitueerd te worden binnen de lokale productie van soortgelijke architectuurpublicaties. Een belangrijk voorloper van Castermans’ Parallèle uit de eigen streek is de publicatie Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas202 van de Gentse architect Pierre-Jacques 198 Calliat wijst op de “irrégularité du terrain, les nécessités économiques de la dépense, les exigences d’appropriation du tout ou des partis, les besoins ou même les caprices du public”, Castermans haalt als uitdaging aan dat “nous ne pouvons toujours (…) disposer du terrain dont nous aurions besoin”. Uit: Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours; Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 199 Calliat, Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours; Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 200 Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 201 Ibid. 202 Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas. 32 Goetghebuer (1788-1866).203 Dit werk werd gepubliceerd tussen 1817 en 1827204 en wordt beschouwd als het eerste verzamelwerk waarin de architectuur van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden via illustraties wordt gepresenteerd.205 Om de positie van de Parallèle van Castermans binnen de streekeigen traditie van architectuurpublicaties te bepalen worden beide werken met elkaar vergeleken. De Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas206 van Goetghebuer en de Parallèle van Castermans vertonen opmerkelijke overeenkomsten. Beide publicaties zijn recueils die een reeks platen bundelen waarop de lokale architectuur wordt afgebeeld en die een grote variëteit aan typologieën en aan voorstellingswijzen verschaffen. Beide auteurs hanteren geen chronologische of thematische ordening van de platen.207 Daarnaast zijn zowel in de Choix van Goetghebeur van Castermans als in de Parallèle van Castermans, respectievelijk uitgegeven aan de vooravond van en na de Belgische onafhankelijkheid, nationalistische trekken te onderscheiden. Goetghebeur zette de architectuur in als een instrument om de nationale eenheid te bevorderen.208 Zijn publicatie vormde een ‘recueil national’ dat de lokale architectuur de eigenheid van de natie presenteerde en waarin Goetghebuer elke Frans-Belgische connectie in de architectuurpraktijk vakkundig verzweeg.209 Castermans zette zich expliciet af tegen de dominantie van de Franse architectuurschool en wou met zijn publicatie de eigenheid van de Belgische architectuur aantonen. Echter, Castermans en Goetghebuer streefden met hun publicatie ieder een ander doel na. Goetghebuer wou met zijn publicatie het merkwaardige, gebouwde patrimonium van de Nederlanden inventariseren en in tekeningen vereeuwigen.210 Hij maakt in zijn inleiding duidelijk dat “nous ne prétendons pas donner comme modèles à suivre plusieurs des bâtiments que en font partie”.211 Immers, “la plupart ne sont remarquables que par l’originalité de leur structure ou par l’intérêt des faits historiques qui y sont attachés”.212 Goetghebuer beoogde om de ‘nationale’ architectuur kenbaar te maken bij een breed publiek.213 In tegenstelling tot de Choix was het recueil van Castermans, zoals reeds werd 203 Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 1. 204 Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196. 205 Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 38. 206 Goetghebuer, Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas. 207 Van de Vijver, Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de Pierre-Jacques Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, Cahiers du Centre d'Information, de Documentation et d'Etude du Patrimoine (Brussel: CIDEP, 2000), 5. 208 “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 56. 209 Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de PierreJacques Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 7, 12, 37-38. 210 “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 44-50. 211 Bibliografische gegevens van het oorsprokelijke citaat, zoals vermeld in: Ibid., 40. 212 Bibliografische gegevens van het oorsprokelijke citaat, zoals vermeld in: Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de Pierre-Jacques Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 30. 213 Ibid., 5, 17. 33 aangetoond, bedoeld als een voorbeeldboek. Castermans toont particuliere oplossingen voor problemen waarmee de architect bij de bouw van privéwoningen kon worden geconfronteerd. Hoewel het niet zijn intentie was om exact te kopiëren modellen aan te bieden, wou hij architecturale voorbeelden aanreiken die als inspiratiebron konden dienen voor de gebruiker.214 Zijn publicatie was bestemd voor een beperkter publiek, namelijk voor architecten en bouwheren. Goetghebuer wou in eerste instantie de aandacht vestigen op het nationaal patrimonium, terwijl Castermans met zijn publicatie de smaak in de eigentijdse architectuurpraktijk probeerde te bevorderen.215 De verscheiden opzet van beide publicaties resulteert in vier opmerkelijke verschillen. Ten eerste verschilt de klemtoon in de weergegeven architectuur. Goetghebuer benadrukt in de inleiding van zijn Choix dat “il a fait un choix des Bâtiments les plus remarquables et les plus élégants”216 en hij durfde er zelfs zijn eigen waardeoordeel aan toe te kennen.217 Castermans daarentegen maakte een selectie die hij van belang achtte voor de gebruiker. Hij geeft aan dat de bundel werd samengesteld met voorbeelden “que nous avons jugés dignes d’être signalés aux hommes de l’art”, maar beweert hierbij dat “nous n’avons laissé de côté aucun élément d’appréciation”.218 Ten tweede is de tijdsspanne van de afgebeelde architectuur in beide publicaties verschillend. Goetghebuer nam naast contemporaine, neoklassieke gebouwen ook 18de-eeuwse classicistische, gotische en renaissance gebouwen in de Choix op, terwijl Castermans in zijn recueil louter contemporaine, eclectische architectuur presenteerde.219 Ten derde verschilt ook de behandeling van de architectuurtypologieën. Goetghebuer behandelde zeer uiteenlopende bouwprogramma’s,220 terwijl Castermans voornamelijk landhuizen en stadswoningen toonde.221 Ten vierde wordt de architectuur in beide recueils, ondanks de gelijklopende variëteit, op een andere manier gepresenteerd. Goetghebuer publiceerde geen enkele interieurtekening in tegenstelling tot Castermans.222 En Goetghebuer voorzag elke prent van een beschrijving, terwijl Castermans de tekeningen voor zich liet spreken.223 III.2.2.3. Vergelijking met andere contemporaine publicaties Op de Choix van Goetghebuer volgden rond het midden van de 19de eeuw gelijkaardige platenbundels die de Belgische architectuur presenteerden. Zo publiceerde de architect JeanCharles Delsaux in 1845 L’Eglise Saint-Jacques à Liège224 en bracht Vierset-Godin in 1854 214 Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 156-58. Ibid., 45. 216 Bibliografische gegevens van het oorsprokelijke citaat, zoals vermeld in: Van de Vijver, Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de Pierre-Jacques Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 17. 217 “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 51. 218 Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 219 Ibid., iv. 220 Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 44, 79. 221 Van de Vijver, “Castermans, Auguste,” 196. 222 Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de PierreJacques Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 14. 223 “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 38. 224 Jean-Charles Delsaux, L’Eglise Saint-Jacques à Liège (Luik : D. Avanzo et Cie, 1845). 215 34 Eglise Notre-Dame à Huy, représentée en plans, élévations, coupes et détails géométraux d’après les plans de restauration approuvés par la Commission royale des monuments225 uit. Maar zoals de titels aangeven, tonen deze werken enkel historische architectuur, steeds naar aanleiding van restauraties. Geen receuil, maar het architectuurtijdschrift Journal, toonde wel contemporaine realisaties, maar legde de focus op publieke architectuur. In deze rij van architectuurpublicaties uit het midden van de 19de eeuw bekleedt de Parallèle van Castermans een uitzonderlijke positie. Het was de eerste publicatie die uitsluitend de aandacht vestigde op de eigentijdse ontwikkelingen in de Belgische privéarchitectuur en deze expliciet als voorbeeld poneerde voor de contemporaine ontwerppraktijk. Met de Parallèle was Castermans de pionier en wegbereider van een in België nieuw soort publicatie: het voorbeeldboek met contemporaine architectuur. In de jaren die volgden op de uitgave van de eerste afleveringen van de Parallèle werden ettelijke, soortgelijke Belgische recueils gepubliceerd door Belgische architecten en uitgevers. Zo verschenen onder meer Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d'ouvriers, etc., exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar, architecte (Jean-Pierre Cluysenaar, 1859), Maisons et écoles communales de la Belgique (Lambert Blandot, 1869) en Motifs de décoration extérieure et intérieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers (Charles Claesen, 1870). III.3. Tussentijds besluit De totstandkoming van de Parallèle werd gestimuleerd door contextgebonden omstandigheden. De 19de-eeuwse maatschappelijke ontwikkelingen veruitwendigden zich onder meer in een architecturale evolutie waarbinnen de eclectische stijlstroming ontstond. Inhoudelijk speelde de Parallèle met eclectische woonarchitectuur in op de vraag van de 19de-eeuwse, kapitaalkrachtige burgerij naar deze typologie. Binnen de context van de verhoogde bouwpraktijk reikte de Parallèle aan ontwerpers voorbeelden aan om kwalitatieve architectuur af te leveren. De publicatie poneerde het eclecticisme als een volwaardige overgangspraktijk in de zoektocht naar een eigentijdse architectuurstijl en veruiterlijkte op architecturaal vlak de nationale ambities van het onafhankelijke België. Binnen de Belgische publicatietraditie vulde de Parallèle een leemte op. In tegenstelling tot de Journal, voorzag het werk de mogelijkheid voor vooruitstrevende architecten om hun eclectische ontwerpen te verspreiden. De Parallèle was bovendien het eerste Belgische recueil dat de contemporaine woonarchitectuur als voorbeeld stelde voor de eigentijdse ontwerppraktijk in binnen- en buitenland. 225 Vierset-Godin, Eglise Notre-Dame à Huy, représentée en plans, élévations, coupes et détails géométraux d’après les plans de restauration approuvés par la Commission Royale des Monuments (Luik: E. Noblet, 1854). 35 DEEL IV: DE PARALLÈLE ZELF ONDER DE LOEP In dit deel van het onderzoek naar de Parallèle wordt dieper ingezoomd op de platenbundel zelf. Ten eerste wordt de productie, de letterlijke totstandkoming, van het werk onderzocht. De wijze waarop het platenalbum werd gepubliceerd, wordt onthuld en er wordt dieper ingegaan op de personen die bij de productie betrokken waren, namelijk de uitgever, de tekenaar en de graveur. Ten tweede wordt de inhoud van de Parallèle ontsloten. Er wordt een kwantitatieve en kwalitatieve analyse uitgevoerd op de vier aspecten die in de inhoudstafel zijn opgelijst, namelijk de locatie, de typologie, de voorstellingswijze van de architectuur en de architecten. Ten derde en ten slotte wordt de impact van de Parallèle nagegaan. De verspreiding, de receptie alsook het gebruik van de publicatie worden bestudeerd. Het doel van dit laatste en omvangrijke onderzoeksdeel is om de waarde en de totstandkoming van de Parallèle zelf na te gaan. IV.1. De productie van de Parallèle In dit onderdeel wordt de productie van de Parallèle onderzocht, een aspect van de publicatie dat nooit eerder werd belicht. Vooreerst is het de bedoeling om duidelijkheid scheppen over de wijze waarop de publicatie werd uitgegeven. Daarna wordt ingezoomd op de personen die bijdroegen tot de realisatie van het monumentale platenalbum, namelijk de uitgever, de tekenaar en de graveur. De Parallèle verscheen aanvankelijk in afleveringen of zogenaamde ‘livraisons’, die elk een aantal losse platen bevatten. Volgens de titelplaten werden het eerste en het tweede volume respectievelijk gepubliceerd in “20 livraisons de 6 planches chacune” en “24 livraisons de 5 planches chacune”. De titelplaten van de Parallèle behoorden tot de eerste aflevering van elk volume. Er wordt immers een toekomende tijd gebruikt in de bijkomende vermelding dat “cet ouvrage se composera de 120 planches gravées”. Deze mededeling komt bovendien vaak voor in de eigentijdse bibliografische tijdschriften die de verkoop van de afleveringen promootten.226 De inhoudstafels werden daarentegen aan het eind van de productie van elk volume toegevoegd.227 Ook de inleidende tekst werd pas na de uitgave van de eerste 120 platen van het eerste volume gepubliceerd.228 De periodieke manier van uitgeven was gangbaar in de 19de eeuw. Onder meer de Choix van Goetghebuer en L’Architecture privée au XIXe siècle sous Napoleon III van César Daly 226 P. Jannet, “Courrier de la libraire, journal de la propriété littéraire et artistique pour la France et l’étranger,” (Parijs: s.n., februari 1856), nr.37, 112; Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1855), nr.36, 160. 227 Dit was immers gebruikelijk blijkt uit een aankondiging voor het platenalbum Motifs de décoration extérieure et intérieure van Charles Claesen. Deze meldt dat “une table sera jointe aux dernieres livraisons”. Uit: “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1859), nr.1123, 131. 228 De inleiding en inhoudstafel van het eerste volume werden aangetroffen op één vel papier. Ook bij de periodiek uitgegeven platenalbum L’Architecture privée au XIXe siècle sous Napoleon III van César Daly werd de inleiding achteraf toegevoegd. Uit: Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 153. 36 werden op dergelijke wijze uitgebracht.229 Ook de Belgische uitgave van de platenbundel Parallèle des Maisons de Paris, die net als de Parallèle van Castermans werd gepubliceerd bij de uitgever E. Noblet, verscheen in afleveringen. De titelplaat van het eerstgenoemde werk geeft aan dat er per maand een aflevering uit kwam. De verschijningsfrequentie van de afleveringen van de Parallèle wordt nergens op de platen vermeld, maar kon aan de hand van contemporaine bibliografieën van boekhandelaars worden achterhaald (bijlage IV). De afleveringen van het eerste volume werden uitgebracht tussen 1852 en 1857, die van het tweede volume tussen 1858 en 1869.230 Van het eerste volume werden één tot vijf afleveringen per jaar uitgebracht, van het tweede verschenen er één tot twee afleveringen per jaar en in 1866 en 1868 lag de productie stil. De afleveringen van de Parallèle verschenen dus erg onregelmatig. De platen werden meestal ‘in-fol.’ uitgegeven, dat wil zeggen op een bladformaat van ongeveer 40 cm hoogte, maar ook edities van kleiner (in-4°)231 en groter (gr. in-folio)232 formaat kwamen voor.233 Van elk van beide volumes van de Parallèle zijn twee verschillende uitgaven gekend, namelijk een kaft met losse platen en een versie waarbij de platen zijn ingebonden. Over het algemeen was het gebruikelijk dat er na de productie van dergelijke platenbundels een ingebonden versie verscheen.234 Merkwaardig is echter dat in de bibliografieën de verkoop van de Parallèle in boekvorm slechts eenmalig werd aangetroffen en dit in 1896 onder de speciale aanbiedingen.235 Bovendien wordt in de catalogus Bibliotheca Belgica van 1861 tussen de ingebonden publicaties Parallèle des Maisons de Paris van Calliat236 en Bâtiments des stations des chemins de fer van Cluysenaar237 het volledige eerste deel van Castermans’ Parallèle gepromoot, zonder vermelding dat deze ingebonden was.238 Aankondigingen met betrekking tot een bepaalde bundeling van de platen die in bibliografieën wel voorkomen zijn: “Livraisons 3 à 7, un cahier in-folio de 1 feuille plus 30 plaches”,239 “12e et 13e livraisons, 229 Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 15; Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 153. 230 Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” 450; “Catalogue général de la librairie française,” 250. 231 Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1855), nr.29, 307. 232 Charles Muquardt, “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges,” (Brussel: Muquardt, oktober 1852), nr.913, 83-84; “Bibliotheca Belgica, catalogue général des principales publications belges depuis 1830 jusqu’à 1860,” (Brussel: Schnée, 1861), 60. 233 “Les formats des livres: in-folio, in-4, etc.,” laatst geraadpleegd op 21 maart 2014, http://bibliophilie.blogspot.be/2007/04/les-formats-des-livres-in-folio-in-4.html. 234 Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 153. 235 “120 pl. in-f°, rel. 20 fr.” Uit: Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., juni 1896), 1306. 236 “relié à l’anglaise” Uit: “Bibliotheca Belgica, catalogue général des principales publications belges depuis 1830 jusqu’à 1860,” 60. 237 “volume, relié à l’anglaise sur onglet” Uit: Ibid. 238 Ibid. 239 “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1853), 811. 37 planches, 2 cahiers in-4°”240 en “2 vol. in-fol. en portef.”.241 Daarnaast werd een ingebonden exemplaar aangetroffen dat slechts een deel van het totaal aantal platen bevat en waar losse platen van verschillende formaten zijn tussengevoegd om het werk te vervolledigen.242 Aan het einde van het tweede volume is een tekening van een fontein van de architect Albert Guisart, waarop het jaartal 1880 is aangebracht, mee ingebonden (afb.53). Het lijkt alsof Castermans’ intentie om de platen aan te bieden als vergelijkingsmateriaal in de aanvankelijke uitgave werd geëerbiedigd, maar dat verzamelaars zelf de platen lieten inbinden. De volgorde van de platen in de inhoudstafel stemde meer dan waarschijnlijk overeen met de volgorde waarin ze in de afleveringen verschenen.243 Enkele platen van het tweede volume zijn op een aparte manier genummerd. Vier tekeningen zijn van groter formaat, ze beslaan elk twee platen en worden dus dubbel geteld.244 Daarnaast kregen drie platen een bisnummer, namelijk plaat 29bis, 31bis en 82bis, wat erop wijst dat ze werden tussengevoegd. Wat hiervoor het motief was, is onduidelijk. De bisplaten tonen niet noodzakelijk hetzelfde gebouw als de voorgaande plaat en ze verschijnen binnen een aflevering op verschillende plaatsen. Opmerkelijk is dat het achtervoegsel ‘bis’, dat voorkomt in de inhoudstafel, niet altijd gedrukt werd op de platen zelf. In dat geval bevat het volume dus platen met twee keer hetzelfde nummer.245 IV.1.1. Uitgever In de bibliografische referenties van de Parallèle in de vakliteratuur wordt steeds E. Noblet als uitgever van het platenalbum vermeld en wordt als plaats van uitgave Luik of Parijs&Luik opgegeven. De raadpleging van verschillende exemplaren van de Parallèle leert echter dat er twee uitgevers bij de productie van het werk betrokken waren, namelijk E. Noblet en J. Baudry. Beiden publiceerden zowel het eerste als het tweede volume. Noblet gaf volgens de titelplaten exemplaren van het eerste volume uit in Luik aan de Rue Saint Rémy 18 (afb.54), in dezelfde stad aan de Place Dre St Paul (afb.55) en in Parijs aan de Rue Jacob 20, waarbij vermeld wordt dat hij tegelijkertijd een afdeling had in Luik aan de Place Dre St Paul (afb.56). Eenmalig werd op de titelplaat van het eerste volume “Liège, E. Noblet, Editeur, Place Dre St Paul” aangetroffen in combinatie met “Paris, Borrant & D’Ro , Libraires, Rue des Sts 240 “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1855), 307. “Feuilletion du journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1888), 566. 242 Dit exemplaar van de Parallèle wordt bewaard in het CADCRMSF te Luik. 243 De op dergelijke wijze uitgebrachte platenbundels waarbij dit niet het geval is, geven dit immers duidelijk aan in de inhoudstafel met behulp van een dubbel classificatiesysteem. De inhoudstafel van Motifs de décoration extérieure et intérieure van Claesen geeft elke plaat een nummer dat overeenstemt met de plaats waarin ze in de afleveringen verschenen (n°s du classement par livraison) en een letter-cijfercombinatie die de volgorde aangeeft waarin ze in het gebundelde werk is geordend (classement de l’ouvrage complet). Ook de inhoudstafel van de publicatie Specimens de la décoration et de l’ornementation au XIXe siècle van Michel Liénard is een dergelijke systeem toegepast. Uit: Claesen, Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie; Michel Liénard, Specimens de la décoration et de l’ornementation au XIXe siècle (Luik&Leipzig: Charles Claesen, 1866). 244 Namelijk platen 12-13, 22-23, 24-25, 103-104. 245 Zie onder meer de ingebonden exemplaren die bewaard worden in het archief van Brussel en in de Universiteitsbibliotheek van Gent. 241 38 Pères 7”.246 Het eerste volume werd eveneens uitgegeven bij Baudry in de Librairie polytechnique te Parijs, gevestigd aan de Rue des Sts Pères 15, met de vermelding “Paris & Liège” (afb.57). Dit laatste geeft aan dat Baudry ook in de Luik over een filiaal beschikte. Het tweede volume van de Parallèle werd gepubliceerd in “Paris & Liège” bij Noblet, zonder vermelding van adres (afb.58), en bij Baudry, nog steeds gevestigd aan de Rue des Sts Pères 15 (afb.59). De platen van het eerste volume dragen overwegend het opschrift “Etablt de E. Noblet, Editeur à Liège” of een verkorte variant. Maar er werden ook platen teruggevonden met de vermelding “Etablt et Imprie de J. Baudry à Liège”. De platen van het tweede volume dragen ofwel het opschrift “Etablt et Imprie de Noblet et Baudry”, ofwel “Etablt et Imprie de J. Baudry à Liège”, ofwel “Etablt de E. Noblet, Editeur”, zonder vermelding van locatie. Sterker zelfs, de tekst ‘à Liège’ lijkt in het laatste geval consequent te zijn weggekrabd. Deze drie opschriften worden in het tweede volume zonder enige logica door elkaar gehanteerd. In beide volumes wordt niet op alle platen de uitgever meegedeeld. De contemporaine bibliografische bladen uit Frankrijk, die de verschijning van de afleveringen van de Parallèle aankondigen, scheppen duidelijkheid over de inconsistentie met betrekking tot de uitgever. De eerste afleveringen van het eerste volume verschenen bij Noblet in Luik.247 Vanaf de twaalfde aflevering, die verscheen in 1855, werden ze gepubliceerd bij dezelfde uitgever in Luik en in Parijs.248 In sommige bibliografieën wordt zelfs expliciet aangegeven dat de afleveringen werden uitgegeven in Luik bij Noblet en in “Paris, même maison, rue Jacob, 20”.249 Omstreeks 1855 lijkt Noblet dus een filiaal in Parijs uit te baten. Het feit dat het eerste volume ook door Baudry werd uitgegeven, wijst op een heruitgave van het eerste volume aangezien deze uitgever niet in de bibliografieën van de jaren 1852 tot 1862 voorkomt. De eerste veertien afleveringen van het tweede volume werden uitgebracht bij Noblet tussen 1858 en 1862.250 Afleveringen vijftien tot en met negentien werden uitgegeven tussen 1863 en 246 Deze vermelding keert eveneens terug in de “Bibliographie de la France”: “Liége: Noblet – Paris: Borrani et Droz.” Uit: Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n. 1853), nr.52, 811. 247 P. Jannet, “La propriété littéraire et artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays,” (Parijs: s.n., 1854), nr.1, 28; “La propriété littéraire et artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays,” (Parijs: s.n., 1855), nr.30, 146. 248 Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n. 1855), nr.29, 307. Aflevering 12 en 13 verschenen uitzonderlijk niet in La Propriété littéraire et artistique. 249 P. Jannet, “La propriété littéraire et artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays,” (Parijs: s.n., augustus 1855), nr.241, 475; “La propriété littéraire et artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays,” (Parijs: s.n., september 1855), nr.245, 644; “Courrier de la libraire, journal de la propriété littéraire et artistique pour la France et l’étranger,” nr.37, 112. 250 C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1858,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1859), 39; “Catalogue annuel de la librairie française pour 1859,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1860), 39; C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1860,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1861), 40; “Catalogue annuel de la librairie française pour 1861,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1862), 43; “Catalogue annuel de la librairie française pour 1862,” (Parijs: C. Reinwald, februari 1863), 43; Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” 450. 39 1865 door Noblet en Baudry samen.251 Afleveringen twintig tot en met vierentwintig werden enkel door Baudry gepubliceerd tussen 1867 en 1869.252 Opmerkelijk is dat er in de bibliografieën voor geen van beide uitgevers een filiaal in Parijs wordt vermeld. Gedurende de productie van het tweede volume van de Parallèle fusioneren beide uitgeverijen en komt de uitgave van de publicatie in handen van de Franse uitgever Baudry. Diezelfde bibliografische bladen wijzen op de verdienste van Noblet als uitgever van talrijke vooruitstrevende architectuurpublicaties. Voorafgaand aan de Parallèle bracht hij onder meer de platenbundels Hôtel de la ville de Paris en Parallèle des maisons de Paris van Victor Calliat uit.253 Daarnaast publiceerde hij ook een Franse vertaling van de publicatie Architectural Antiquities of Normandy van Pugin en Britton. Zijn uitgave was veel goedkoper dan het Engelse origineel en bovendien van aantekeningen voorzien en werd erg geapprecieerd.254 Ook de publicatie Types d’architecture gothique recueillis en Angleterre par A.W. Pugin verscheen in 1851 “grâce au èle M. E. Noblet, intelligent éditeur”.255 Deze publicatie wordt ook in de Journal vurig gepromoot en er wordt gesteld dat “l’éditeur qui entreprend de populariser de tels ouvrages a droit à des éloges”.256 Ook met betrekking tot de publicatie van de Parallèle wordt in een recensie uit de Franse Annales Archéologiques vermeld dat de publicatie “fait honneur à l’auteur, M. Castermans, et à l’éditeur, M. Noblet”.257 Het belang van de uitgever voor de verwezenlijking van de Parallèle is dus niet te onderschatten. Het is mogelijk dat de uitgever Noblet zelf tekeningen van projecten voor de Parallèle verzamelde of ze nadien onder eigen naam uitgaf. In het Rijksarchief van Hasselt werd er een door Noblet uitgegeven, niet gedateerde reeks van zes platen gevonden die de Oude Gevangenis van Hasselt afbeelden (afb.60-65), een gebouw waarvan zeven platen in de Parallèle voorkomen (vol.2, pl.5-11) (afb.66-72). De platen van de reeks uit het RH zijn eveneens uitgegeven door E. Noblet en tonen opvallend veel gelijkenissen met de platen uit de Parallèle, maar enkele verschillen geven aan dat ze geen deel uitmaakten van de publicatie. Ten eerste bevat de reeks platen die niet in de Parallèle voorkomen en omgekeerd. Plaat 5 van uit het RH de reeks toont het “plan des greniers” van de gevangenis (afb.62) dat afwezig is in de Parallèle. De Parallèle bevat dan weer een extra plaat met het “plan du souterrain” (vol.2, pl.5) (afb.66) en een plaat met een “coupe en largeur de la détention” (vol.2, pl.10) (afb.71). Ten tweede stemt de nummering van de platen van de reeks niet 251 C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1863,” (Parijs: C. Reinwald, februari 1864), 45; “Catalogue annuel de la librairie française pour 1864,” (Parijs: C. Reinwald, februari 1865), 43; “Catalogue annuel de la librairie française pour 1865,” (Parijs: C. Reinwald, n.d.), 44; Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 450. 252 C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1867,” (Parijs: C. Reinwald, n.d.), 45; “Catalogue annuel de la librairie française pour 1869,” (Parijs: C. Reinwald et Cie, n.d.), 40; Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1876), 250. Het jaartal 1867 werd ook twee maal aangetroffen op de titelplaat van het tweede volume van de Parallèle. 253 Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1856), nr.528, 41. 254 Adolphe Napoléon Didron, Annales archéologiques, vol. 16 (Parijs: Didron, 1856), 190. 255 Annales archéologiques, vol. 12 (Parijs: Didron, 1852), 268. 256 V., “Types d'architecture gothique recueillis en Angleterre par A.W. Pugin,” Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécuté en Belgique, nr. 3 (Brussel: Vanderauwera, 1851): 44. 257 Didron, Annales archéologiques, 129. 40 overeen met de nummering in de Parallèle. De reeks uit het RH bevat platen 3 tot 8. De platen uit de Parallèle zijn genummerd van 5 tot 11. Ten derde verschillen de opschriften. Er werden opschriften toegevoegd of weggelaten en er werden opschriften door elkaar vervangen. Op elke plaat van de reeks is consequent de tekst “Nouveau système d’emprisonnement cellulaire, maison d’arrêt à Hasselt” aangebracht. Op de platen uit de Parallèle staat meestal enkel “Maison d’arrêt à Hasselt”. Ten vierde en ten slotte werden op de tekeningen afgebeelde figuren weggelaten of toegevoegd. Plaat 6 van de reeks (afb.63) en plaat 8 van Parallèle (afb.69) tonen allebei de voorgevel van de gevangenis, maar de eerste plaat bevat meer figuren op de voorgrond. Al deze wijzigingen en toevoegingen steunen het vermoeden dat de reeks uit het RH autonoom tot stand kwam en dat de gegravures werden aangepast en hergebruikt. De zes platen uit de reeks van het RH worden vooraf gegaan door een titelplaat die niet in de Parallèle voorkomt. Deze plaat draagt de titel “Nouvelle maison d’arrêt cellulaire de Hasselt par F. Derré, Architecte”, toont een “vue à vol d’oiseau” van de gevangenis in een ovalen cartouche en vermeldt dat de reeks werd uitgegeven bij E. Noblet in “Paris & Liège” (afb.73). Uit deze laatste mededeling kan worden afgeleid dat de reeks werd uitgegeven tussen 1855 en 1862, toen Noblet op zichzelf een uitgeverij in Parijs uitbaatte. De platen uit de Parallèle werden in het midden van deze termijn uitgebracht. Ze maakten deel uit van de eerste drie afleveringen van het tweede volume die verschenen in 1858 en 1859. Het is dus niet te achterhalen of de platen uit de reeks voor of na de platen uit de Parallèle verschenen. De Parallèle werd volgens het opschrift onderaan de inhoudsopgave ofwel gedrukt bij de Imprimerie de N. Redouté, gevestigd aan de Rue de la Cathédrale 11 te Luik, ofwel bij de Imprimerie et lithographie de L. Degrace aan de Rue Sous-le-Château 42 te Hoei. De laatste drukkerij werd enkel aangetroffen in uitgaven van Baudry. Het lettertype van de inleiding verschilt tussen beide drukkerijen. Volgens de Bibliographie de la France werd het eerste volume, uitgegeven door Noblet, gedrukt bij de “Imp. de Noel et Hubert à Liège”. Ofwel is dit nog een derde drukkerij, ofwel gaat het hier gezien het initiaal om dezelfde drukkerij van N. Redouté te Luik. Verder had Noblet vanaf de samenwerking met Baudry in Parijs een drukkerij volgens het opschrift “Etablt et Imprie de Noblet et Baudry” op sommige platen en kan het werk dus ook in hun zaak gedrukt zijn.258 IV.1.2. Tekenaar In dit onderdeel wordt nagegaan wie de tekeningen aanleverde voor de platen van de Parallèle. Ook dit is een vraag waar tot nog toe geen antwoord op werd geformuleerd. Op de titelplaat van het eerste volume staat vermeld dat alle prenten door Castermans werden getekend, maar de opschriften en de stilistische verschillen tussen de platen geven aan dat er mogelijks meerdere tekenaars aan het werk zijn geweest. Om dit nader te onderzoeken wordt een vergelijking doorgevoerd tussen de platen onderling en worden ze geconfronteerd met tekeningen en platen die met zekerheid van de hand zijn van de architect-ontwerpers. 258 Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n. 1853), nr.52, 811. 41 Volgens de titelplaat van het eerste volume van zowel de uitgaven van Noblet als van Baudry zijn de prenten van de Parallèle “mesurées et dessinées par Augte Castermans, Architecte”. Het opschrift wordt links onderaan op nagenoeg elke plaat herhaald. 259 De tekeningen zijn ontzettend gedetailleerd en dus onmogelijk het resultaat van een schets van het gebouw in situ. Bovendien werden er ook platen uitgegeven van gebouwen die nog niet overeind stonden of die nooit werden verwezenlijkt (zie IV.2.4.2. De voorgestelde projecten). Het kan dus niet anders dan dat Castermans de tekeningen vervaardigde naar de originele plannen van de architecten, net zoals ook Goetghebuer dat indertijd had gedaan voor zijn publicatie Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas.260 De vraag stelt zich wat de tussenkomst van Castermans als tekenaar dan precies inhoudt. Er werden authentieke aquareltekeningen teruggevonden van de twee verwezenlijkingen van de architect Auguste Vivroux die in het eerste volume van de Parallèle zijn opgenomen, namelijk het poortgebouw van het Château de Mazures (vol.1, pl.43) (afb.77) en het Maison Rue de Récollets te Verviers (vol.1, pl.99) (afb.78). Een vergelijking van de aquareltekening van het poortgebouw (afb.79) met de plaat uit de Parallèle waarop deze staat afgebeeld, toont aan dat het ontwerp slechts ten dele werd overgenomen. De aquarel van woning (afb.80) geeft aan dat de woning voorzien was om opgetrokken te worden op een oneffen terrein, aangezien het basement schuin is afgesneden. Op de plaat uit de Parallèle is het basement echter rechtgetrokken door de onderste bouwlaag uit te lengen. Dit toont aan dat de oorspronkelijke ontwerpen van Vivroux door Castermans werden aangepast in functie van de positionering van de architectuur op het blad en de uniformiteit tussen de platen. De platen uit het eerste volume tonen inderdaad aan dat er door Castermans inspanningen zijn geleverd om de architectuur te positioneren en te uniformiseren. Elke afgebeeld onderdeel werd op schaal gebracht in overeenstemming met de bladspiegel en van de juiste schaalaanduiding voorzien.261 Daarnaast werd de keuze gemaakt of de tekening over de lengte of over de breedte van het blad werd aangebracht. Verder werden op vele platen verschillende architecturale details samengebracht en geschikt. En veelal werd ook rondom de tekeningen een kader aangebracht om een zekere coherentie tussen de platen te genereren. Op de titelplaat van het tweede volume wordt Castermans echter niet meer als tekenaar opgegeven. De tekst is aangepast en verschilt bovendien tussen de drukken van de uitgeverijen onderling. Volgens de uitgaven van Noblet is de “publication dirigée par Augte Castermans, Architecte, avec la collaboration des principaux architectes de la Belgique”, volgens die van Baudry daarentegen is de publicatie tot stand gekomen “par les principaux architectes de la Belgique”. Toch verschijnt op de platen van de edities van beide uitgeverijen 259 Met uitzondering van platen 76 tot 78 die het Château de Ry van de architect Godefroid Umé tonen (afb.7476). 260 In de prospectus van zijn publicatie Choix verklaart Goetghebuer dat “ nous nous sommes procuré les plans et les détails chez les Artistes mêmes qui les ont dirigés”. Bibliografische gegevens van het oorsprokelijke citaat, zoals vermeld in: Van de Vijver, Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de Pierre-Jacques Goetghebuer: une histoire de l’architecture nationale du Royaume des Pays-Bas, 18. 261 Enkel op platen 9, 29, 71 en 79 van het eerste volume ontbreekt de schaalaanduiding. Maar gezien de aard van de tekening is ze niet relevant (afb.81-82, 129, 28). 42 het opschrift “mesuré et dessiné par Aug. Castermans, Achte”. Deze tekst is wel echter nog maar op 54 platen terug te vinden.262 Merkwaardig is dat op zeven opeenvolgende platen de architect-ontwerper van het voorgestelde gebouw wordt opgegeven als tekenaar van de prent. Op de overige platen wordt de tekenaar niet gerapporteerd. Tussen het eerste en het tweede volume van de Parallèle is er duidelijk een verschuiving vast te stellen met betrekking tot de rol van Castermans in het maken van de tekeningen voor de platen. Zeven platen uit het tweede volume dragen de naam van de architect-ontwerper Jean-Pierre Cluysenaar of Charles Toussaint. Van Cluysenaar betreft het drie platen van het Hôtel Goethals (vol.2, pl.85-87) (afb.83-85) en twee platen van het Hôtel à côté de l’église St.-Joseph (vol.2, pl.88-89) (afb.86-87). De platen van het Hôtel Goethals maken deel uit van zes opeenvolgende platen die aan het interieur van dit gebouw gewijd zijn. Opmerkelijk is dat de drie voorgaande platen (vol.2, pl.82-84) (afb.88-91) met “mesuré et dessiné par Aug. Castermans, Archte” zijn ondertekend. Bovendien valt op dat onder de opdruk ‘P.J. Cluysenaar’ op plaat 85 de naam van Castermans nog te ontwaren is. Hier werd de naam van de tekenaar blijkbaar gecorrigeerd en dit midden in een aflevering (bijlage IV). Maar tussen de zes prenten valt echter geen verschil in tekenstijl te onderscheiden. In Cluysenaars’ eigen publicatie Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d’ouvrier, etc., excécutés en Belgique (1859) zijn geen interieurtekeningen opgenomen die hierover uitsluitsel zouden kunnen geven. En aangezien de platen uit deze publicatie in kleur werden gedrukt is een vergelijking met de platen uit de Parallèle moeilijk (afb.92-93). De architect Charles Toussaint wordt als tekenaar opgegeven van de twee platen met zijn ontwerp voor het Château de Neufchâteau (vol.2, pl.92-93) (afb.94-95). Ook deze toeschrijving is echter betwijfelbaar. De prent van de plattegrond van het kasteel (afb.94) toont immers sterke overeenkomsten met die van het plan van het Château de Mirwart van Balat, ondertekend door Castermans (vol.1, pl.28) (afb.96). De tekenstijl van de plaat met de gevel (afb.95) vertoont dan weer parallellen met deze van het Château de Seilles van Balat (vol.1, pl.64) (afb.97) en met de Fabrique Hauzeur van Thirion (vol.1, pl.90) (afb.98), eveneens beide ondertkend met Castermans. Dat deze zeven platen naar de tekeningen van Cluysenaar en Toussaint zelf vervaardigd werden, lijkt dus onwaarschijnlijk. Vermoedelijk was ook hier Castermans de tekenaar van de prent. Waarom de namen van de architect-ontwerpers precies op deze platen ook als tekenaar verschijnen is niet duidelijk. Ook sommige platen die niet gesigneerd zijn, lijken bij vergelijking met prenten van Castermans door hem vervaardigd te zijn. Platen 46, 91, 112, 116 en 117 uit het tweede volume vormen hier een voorbeeld van (afb.99-103). Zo toont plaat 91 een prent met een woning van Hompus (afb.100) die qua tekenstijl identiek is aan de prent van een andere woning van dezelfde architect op plaat 72 van hetzelfde volume, die Castermans’ naam draagt (afb.104). Ook de verschillen tussen niet gesigneerde platen uit de Parallèle en originele plannen van de architecten wijzen op een intermediaire handeling die door Castermans uitgevoerd zou kunnen zijn. Zo zijn de platen van de kerk te Kalfort van Schadde (vol.2, pl.1-2) (afb.105-106) en de originele ontwerptekening ervan (afb.107-108) quasi identiek, op enkele frappante details na. Op de platen is het uurwerk op de voorgevel 262 Namelijk op platen 3-4, 15, 26-29, 31bis-40, 43, 45, 51-84. 43 ingevuld, zijn er hulplijnen zichtbaar op het plan en werden muurschilderingen aangebracht in het interieur van de kerk. Een vergelijking van de platen met de gevel en doorsneden van de gevangenis van Hasselt van François Derré (vol.2, pl.8, 10) (afb.69, 71) met de plannen ervan (afb.109-110), toont aan dat de eerstgenoemden werden aangevuld met een decor van bomen en figuren. Mogelijks waren al deze toevoegingen ter verlevendiging van de architectuur Castermans zijn verdienste. Toch werden er ook platen aangetroffen die in vergelijking met originele tekeningen van architecten niet van Castermans’ hand lijken te zijn. Het tweede volume bevat de ongesigneerde prent met het eerste gevelontwerp voor de woning Godefroy aan de Louizalaan (vol.2, pl.95) (afb.111).263 In het platenalbum Travaux d’architecture exécutés en Belgique par Henri Beyaert, waarvan de platen rechtstreeks werden gegraveerd door Joseph en Franz Neirynck naar de plannen van Hendrik Beyaert, is het tweede gevelontwerp voor deze woning opgenomen (afb.112). Beide tekeningen zijn met eenzelfde graad van precisie vervaardigd en zeer driedimensionaal uitgewerkt. Verder wijken ook platen 103-04, 113, 114 en 115 van het tweede volume (afb.113-116), die onderling sterke stilistische overeenkomsten vertonen, af van Castermans’ eerder lineaire tekenstijl. Het is natuurlijk niet evident om te onderscheiden waar het werk van de tekenaar stopt en in dat van de graveur overgaat. Ook de lay-out van de platen is in het tweede volume minder consequent en de schaalaanduiding ontbreekt op meerdere platen.264 Ondanks het feit dat er onduidelijkheid bestaat over wie de prenten tekende, kan het zijn dat er verschillende personen instonden voor het vervaardigen van de tekeningen, zeker in het tweede volume. De manier waarop Castermans de originele plannen van de architect-ontwerpers vergaarde, is onduidelijk. Enerzijds is het mogelijk dat hij ze zelf actief verzamelde. De laatste aflevering van het tweede volume, die in 1869 werd uitgeven, bevat het ontwerp van een woning aan de Quai Cockerill te Luik van de architect Charles Toussaint (vol.2, pl.115) (afb.116).265 Het jaar voordien was van dezelfde architect het ontwerp van de woning voor een zekere Monsieur H., gelegen aan dezelfde straat, gepresenteerd op een tentoonstelling van de SUA te Luik.266 Hoogst waarschijnlijk gaat het om hetzelfde ontwerp en werd het hier door Castermans, die lid was van de vereniging, opgemerkt. Anderzijds reikten de architecten waarschijnlijk ook zelf ontwerpen aan. In 1851 ontmoette de Nederlandse architect Johannes Hermanus Leliman de architecten Joseph Jonas Dumont, Jean-Pierre Cluysenaar en Louis Roelandt op zijn studiereis in België. Hij tekende van hen respectievelijk woningen aan de Kunstlaan (afb.118), de woningen Bloemaert en Goethals (afb.119) en een onuitgevoerde ontwerptekening voor de Société de la Concorde (afb.120). Elk van deze gebouwen werden 263 Vanderperren en Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau, 132, 156-57. De schaalaanduiding ontbreekt op platen 5-7, 9-11, 20, 55-57, 62, 67-68, 71, 82-87 en 100 van het tweede volume. 265 Deze woning staat nog overeind (afb.117). De straatnaam werd in 1889 gewijzigd in Boulevard Piercot. Uit: Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 604. 266 “Exposition générale des Beaux-Arts comprenant des ouvrages de peinture, sculpture, gravure, dessin & lithographie 1868: catalogue explicatif,” nr.271, 33. 264 44 ook in de Parallèle opgenomen.267 Het is dus goed mogelijk dat de architecten deze projecten zelf aan Leliman voorstelden en ze later ook aan Castermans presenteerden.268 Vermoedelijk bestaat de Parallèle uit een combinatie van onderwerpen die door Castermans zelf actief werden verzameld of door de architecten zelf werden aangedragen. IV.1.3. Graveur De platen uit de Parallèle zijn gravures, “planches gravées au trait”,269 vervaardigd door professionele graveurs. In het eerste volume komen twee namen van graveurs voor, namelijk Aug. Goffard en Ph. Keppel, die rechts onderaan op de platen staan vermeld. De signatuur van Goffard is voorzien van de afkorting ‘sc.’, de afkorting voor het Latijnse woord ‘sculpsit’ en gehanteerd wordt om een graveur aan te duiden.270 Volgens de Luikse Almanach officiel de commerce zou het om de Luikse graveur Augustin-Joseph Goffart kunnen gaan.271 Goffard (of Goffart) duikt als graveur ook op in andere platenbundels die werden uitgegeven bij E. Noblet in Luik, zoals Eglise Notre-Dame à Huy représentée en plan, élévations, coupes et détails géométraux d’après les plans de restauration approuvés par la Commission royale de monuments (Vierset-Godin, 1854) en Parallèle des maisons de Paris (Calliat, 1851). Over de persoon Ph. Keppel is niets geweten en zijn naam werd in geen enkele andere publicatie teruggevonden. Merkwaardig is dat de afkorting ‘sc.’ op geen enkele plaat achter de naam van Keppel is toegevoegd. Maar omdat zijn signatuur verschijnt rechts onderaan op de prent, de plaats waar normaliter de vervaardiger van een plaat wordt vermeld, wordt verondersteld dat hij ook graveur was. De namen van de graveurs komen in het eerste volume slechts op enkele platen voor. De ondertekening van Goffard werd aangetroffen op platen 1, 7, 21, 24, 52, 61 en 70 (afb.121-126), die van Keppel op platen 22, 43, 63 en 71 (afb.127, 77, 128-129). Hun signatuur op deze platen is niet consequent aangebracht in alle geraadpleegde uitgaven en er valt geen systeem te onderkennen in de platen waarop hun namen voorkomen. De afwezigheid van de namen van de graveurs op de overige platen betekent niet noodzakelijkerwijs dat deze niet van hun kunnen zijn. Immers, op de titelplaat van de platenbundel Eglise Notre-Dame à Huy272 staat expliciet vermeld dat de gravures door ‘A. Goffart’ werden vervaardigd en toch verschijnt de vermelding ‘Aug. Goffard, sculp.’ op slechts drie van de zestien platen.273 De platen uit de Parallèle die niet van de naam van de graveur voorzien zijn, werden dus mogelijks door Goffard en Keppel vervaardigd. 267 Zie het Maison avenue des Arts van Dumont (vol.1, pl.1-4), het Maison Bloemaert van Cluysenaar (vol.1, pl.47-49), het Hôtel Goethals van Cluysenaar (vol.1, pl.58-60), de Société de la Concorde van Roelandt (vol.1, pl.39-42). 268 “Leliman, Johannes Hermanus,” laatst geraadpleegd op 23 maart 2014, http://zoeken.nai.nl/CIS/persoon/3229. 269 Charles Muquardt, “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges,” (Brussel: Muquardt, 1852), nr.21, 3; Brunet, “Manuel du libraire et de l’amateur de livres,” (Parijs: Firmin Didot frères, 1860), 1627. 270 Handleiding voor het beheer van een topografisch-historische atlas, red. P. Ratsma en C.C.S. Wilmer, Archiefpublicaties, Deel 1 (Uitgeverij Verloren: Hilversum, 1988), 193. 271 Bruyne, Livre d’adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l’industrie, de la finance, de la magistrature et de l’administration de la ville et de la banlieu de Liège (Luik: H. Vaillant-Carmanne, 1870), 120. 272 Vierset-Godin, Eglise Notre-Dame à Huy, représentée en plans, élévations, coupes et détails géométraux d’après les plans de restauration approuvés par la Commission Royale des Monuments (Luik: E. Noblet, 1854). 273 Namelijk op plaat 2, 3 en 7. 45 De platen waarop de namen van Goffard en Keppel zijn aangebracht, zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden qua voorstellingswijze en stijl. De naam van Goffard verschijnt telkens op een plaat die een gevel afbeeldt, soms in combinatie met een plattegrond en deze gravures zijn lineair uitgewerkt. Op basis van deze kenmerken kunnen ook de platen 14, 17, 34, 37, 46, 57, 66, 96 en 99 aan hem worden toegeschreven (afb.130-137, 78). De signatuur van Keppel komt voor op platen die de opstand of een detailtekening van het interieur of exterieur van een gebouw tonen en zijn gravures zijn eerder picturaal van aard. Ook platen 11, 29, 79, 90 en 101 zouden van zijn hand kunnen zijn (afb.138, 82, 28, 98, 139). Maar op basis van deze karakteristieken zijn niet alle platen eenduidig aan een van beide graveurs toe te schrijven. Soms stemt het afgebeelde onderwerp van de platen overeen, maar zijn er toch duidelijk stilistische verschillen vast te stellen. Zo tonen platen 71 en 106 elk een detailtekening van een atlant, de mannelijke versie van een kariatide (afb.129, 3). De eerste plaat werd door Keppel vervaardigd, op de tweede wordt geen graveur vermeld. Logischerwijs zou ook de tweede plaat een gravure van Keppel kunnen zijn, maar de lijnvoering die gehanteerd wordt voor het modelé van de figuren verschilt zichtbaar tussen beide platen (afb. 140-141). Ofwel is plaat 106 dan door Goffard vervaardigd, ofwel waren er nog andere graveurs waarvan de namen niet worden vrijgegeven. In het tweede volume is de naam van de graveur geheel afwezig. Maar op basis van de bovengenoemde kenmerken zouden onder meer platen 4, 29, 38, 43, 52, 58, 68, 70 en 75 (afb.142-150) door Goffard gegraveerd kunnen zijn. Keppel zijn stijl is op geen enkele plaat van het tweede volume te herkennen. IV.2. Analyse van de platen De Parallèle bundelt 240 platen met tekeningen van in totaal 94 verschillende gebouwen, ontworpen door 35 Belgische architecten. Op elke plaat wordt aangegeven waar het gebouw zich bevindt, welk type gebouw wordt weergegeven, welk onderdeel van het gebouw is voorgesteld en wie de architect van het ontwerp is. Deze vier aspecten, namelijk de locatie, de typologie, de voorstellingswijze en de architect, worden als vertrekpunt genomen voor een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van de inhoud van de Parallèle. Eerst wordt elk aspect cijfermatig bestudeerd met behulp van de inhoudstafels, waarin informatie van de platen systematisch is opgelijst (bijlage V). Vervolgens worden de kwantitatieve gegevens die uit dit onderzoek resulteren, betrokken op andere bronnen, teneinde de inhoud van de Parallèle ook kwalitatief te bestuderen. Vooraleer de kwantitatieve analyse aan te vatten, dienen enkele opmerkingen te worden gemaakt met betrekking tot de informatie die in de inhoudstafels en op de platen gecommuniceerd wordt. Bij onderlinge vergelijking ervan en na raadpleging van ander bronmateriaal werd vastgesteld dat de opschriften niet steeds overeen stemmen of incorrect zijn. De opgemerkte verschillen met betrekking tot de plaatnummering, de lokalisatie, de typologie, de voorstellingswijze en de architecten worden hieronder aangestipt en bijgestuurd voor het verdere onderzoek. 46 In de inhoudstafel van het eerste volume zijn enkele slordigheden geslopen met betrekking tot de nummering van de platen. De platen met nummers 97 en 98 werden met elkaar verwisseld. Plaat 97 toont in werkelijkheid het Château de Strée van Vierset-Godin, plaat 98 het Maison rue Méan van Umé. Daarnaast wordt tevens in het eerste volume plaat 28 door middel van aanhalingstekens aangeduid als een plaat met het grondplan van het Château St.-Marc te Namen van Balat, dat op de voorgaande plaat wordt afgebeeld. Deze plaat beeldt echter het plan af van het Château de Mirwart van dezelfde architect. Aangaande de situering van de gebouwen werd het Château de Mirwart (vol.1, pl.28) van Balat in Namen gelokaliseerd, maar het bevindt zich in de provincie Luxemburg. Ook het Château Caster (vol.2, pl.44) van de architecten Delsaux en Toussaint is verkeerdelijk gesitueerd in Hasselt. Het kasteel werd opgetrokken in Ternaaien, een deelgemeente van de stad Wezet in de provincie Luik.274 Het Château de Neufchâteau van Toussaint is niet gelegen in de stad Luik, maar bevindt zich in Aubel, een gemeente in de provincie van Luik (vol.2, pl.92-93). Tot slot is de locatie van de gebouwen op de platen soms meer gespecifieerd dan in de inhoudstafels. Plaat 89 van het eerste volume meldt dat de Salle de Notaires te Brussel van Derré is gesitueerd in Elsene (vol.1, pl.85-89). Voor het ‘château’ in de omstreken van Bergen, ontworpen door Beyaert, wordt in de inhoudstafel niet gepreciseerd dat het om het Château de Trazegnies gaat (vol.1, pl.119-120). De typologie van het gebouw wordt op de platen in het geval van stadwoningen dikwijls met een straatnaam, een nadere omschrijving van de locatie of een meer specifieke plaatsaanduiding aangevuld. Omdat deze informatie nauwer aansluit bij de locatie van het pand, wordt ze ingezet in de kwantitatieve analyse van de locatie (zie IV.2.1. Locatie). Een woning te Antwerpen, ontworpen door Dens, is voorzien van het onvolledige opschrift“rue …” (vol.2, pl.45-46). Dezelfde aanduiding is eveneens terug te vinden op de plaat die het ontwerp van een etalage van Castermans weergeeft (vol.2, pl.71), maar werd niet overgenomen in de inhoudstafel. Voor het Maison rue Neuve te Brussel van Hendrik Beyaert (vol.2, pl.113) wordt op de plaat uitzonderlijk het huisnummer vermeldt, namelijk nummer 34. De opgenomen kastelen worden vaak benoemd naar de plaats waar ze gelegen zijn, zoals bijvoorbeeld het ‘Château de Deurle’ te Gent of het ‘Château de Seilles’ in de omstreken van Namen. De inhoudstafels nemen de opschriften op de platen die meedelen welke architecturale onderdelen zijn afgebeeld meestal letterlijk over. Maar af en toe zijn er voorstellingswijzen vergeten in de inhoudstafel. Plaat 31 van het eerste volume toont bijvoorbeeld naast de façade ook een ‘plan du rez-de-chaussée’ van het gebouw. In andere gevallen behoefde het opschrift de toevoeging van ‘façade’, ‘plan’, ‘coupe’ of ‘detail’ ter verduidelijking van de gehanteerde voorstellingswijze, die doorgaans expliciet gecommuniceerd wordt. Zo beeldt plaat 55 van het eerste volume de doorsnede van eetkamer af, maar vermeldt enkel ‘salle à manger’. Verder wordt nog het ambigue onderscheid gemaakt tussen een ‘façade’ en een ‘élévation’ tussen verschillende ontwerpen. Al deze onvolkomenheden bemoeilijken een kwantitatieve analyse van de voorstellingswijze. 274 Di Campli, Jean-Charles Delsaux (1821-1893), architecte provincial, 11-14. 47 Met betrekking tot de architecten bestaat er een inconsistentie in naamgeving, zowel binnen de inhoudstafels als tussen de inhoudstafel en de platen onderling. Ten eerste is de manier van benoemen in de inhoudstafels niet consequent doorgevoerd. Bij eenzelfde architect worden nu eens de initialen van de voornaam vermeld, en dan weer niet. Voor de architect Cluysenaar wordt zowel P. als P.-J. gebruikt.275 Enkel van Wynand Janssens wordt de volledige voornaam meegedeeld, wellicht vanwege het courant voorkomen van de achternaam. Ten tweede bevatten de inhoudstafels enkele foutieve toeschrijvingen die aan de hand van het opschrift op de platen of via raadpleging van andere bronnen konden worden vastgesteld. Zo wordt als architect van het Château de Deurle (vol.2, pl.50-51) ‘Menard’ opgegeven, terwijl het opschrift op de plaat correct stelt dat het door L. Minard werd ontworpen. Het Château de Strée (vol.1, pl.97) wordt dan weer toegeschreven aan ‘A. Vierset-Godin’, terwijl met zekerheid geweten is dat het opgenomen ontwerp door Emile Vierset-Godin vervaardigd werd.276 Ook is niet F. Dens, maar wel Pieter Dens de architect van een Maison Place de Meir (vol.1, pl.21). Tot slot toont de Parallèle de koetspoort van een woning aan de Wetstraat, ontworpen door een zekere Jeanlet (vol.2, pl.47). Hoogst waarschijnlijk gaat het hier om de architect Emile Janlet.277 Wanneer meerdere achtereenvolgende platen gebouwen tonen van eenzelfde architect wordt de naam in de inhoudstafels doorgetrokken door middel van een aanhalingsteken. Ook hierdoor zijn er enkele foutieve toeschrijvingen in de inhoudstafel geslopen. Zo is het Pavillon de la Géronstrère te Spa (vol.2, pl.35-36) een ontwerp van Rémont en niet van Blandot, en is het ‘Maison rue du Spintay’ te Verviers (vol.1, pl.96) van A. Thirion en niet van Rémont. Als ontwerper van de Centrale Gevangenis van Leuven (vol.2, pl.96-102) wordt met behulp van een aanhalingsteken Beyaert opgegeven, hoewel dit gebouw aan Dumont wordt toegeschreven.278 IV.2.1. Locatie De titel van Castermans’ publicatie belooft een werk met huizen “de Bruxelles et des principales villes de la Belgique”. Een eerste indruk van de gegevens uit de inhoudstafels geeft blijk van een ruime geografische spreiding van de opgenomen gebouwen binnen België. Kwantitatief beschouwd is de bouwproductie uit de provincies Brabant, Luik en Antwerpen het best gedocumenteerd. Dit fenomeen is logisch te verklaren door de verhoogde bouwactiviteit in de steden Brussel, Luik en Antwerpen vanwege de grootschalige stadsuitbreidingen en -saneringen die er in de loop van de 19de eeuw plaatsgrepen.279 De 275 Het gaat hier om de architect Jean-Pierre Cluysenaar waarvan de voornaam doorgaans met J.-P. wordt afgekort. Het omwisseling van deze initialen is echter niet foutief, want ook het eigentijdse opschrift op de gevel van de door deze architect ontworpen Koninginnegalerij in Brussel luidt: “P.J. Cluysenaar Archte 1847”. Uit: Pierre Mardaga, red. Bouwen door de eeuwen heen in Brussel: stad Brussel, binnenstad, vol.1B (Luik: Mardaga, 1993), 269. 276 Ancion, “L’Oeuvre de l’architecte Emile Vierset-Godin,” 30-33. 277 Marcel Celis, “Janlet, Emile,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 367. 278 “Centrale gevangenis (ID: 200269),” laatst geraadpleegd op 1 maart 2014, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/200269; Benoît Mihail, “Dumont, Joseph Jonas,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 290. 279 Palmaerts, Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw, 212. 48 Parallèle telt negentien verschillende gebouwen uit Brussel280 en één uit Leuven. Hoewel de klemtoon via de titel van de publicatie op de Brusselse hoofdstad wordt gelegd, blijkt dat het grootste deel van de opgenomen projecten afstamt uit Luik, Castermans’ geboortestad. Luik is in de Parallèle met tweeëntwintig gebouwen vertegenwoordigd, aangevuld met nog één gebouw uit de omstreken en twee uit de ‘province’ van deze stad. Daarnaast telt de publicatie uit de Luikse provincie nog vijf gebouwen uit Hoei, zeven uit Verviers en telkens één uit de nabijgelegen steden Broux en Aubel, twee uit de omstreken van Verviers, drie uit Spa, één uit Limbourg en één uit Ternaaien. Uit de Antwerpse provincie worden elf ontwerpen uit de stad Antwerpen, één gebouw uit Kalfort en één uit Niel afgebeeld. Verder bevat de Parallèle vijf gebouwen uit Gent en worden er uit de provincie Namen twee gebouwen uit de stad Namen, twee uit de ‘province’ van Namen en één uit Ciney opgenomen. Uit de provincie Henegouwen werd één gebouw uit Charleroi en één uit de omstreken van Bergen getoond. Tot slot bevat de publicatie nog één verwezenlijking uit Oostende, één gebouw uit Hasselt en één uit Mirwart, gelegen in de provincie Luxemburg. De geografische spreiding van de opgenomen gebouwen is in beide volumes nagenoeg gelijk. Wel zijn alle voorgestelde projecten uit Verviers in het eerste volume en die uit de stad Spa in het tweede volume opgenomen. Het is het tweede volume dat met het tonen van telkens één enkel gebouw uit de steden Charleroi, Oostende, Hasselt, Leuven de geografische spreiding binnen de publicatie verruimd. De architecturale projecten uit de Parallèle situeren zich hoofdzakelijk in de nieuw aangelegde stadswijken en langs de centrale lanen van de Belgische grootsteden. Vele huizen uit Brussel bevinden zich in de Leopoldswijk, de befaamde aristocratische residentiewijk waarvan de plannen in 1837 door Suys waren ontworpen.281 De publicatie bevat onder meer verschillende woningen die gelegen zijn aan de Guimardstraat, aan de Kunstlaan en aan de Wetstraat. Tevens is het ontwerp opgenomen van een Maison à côté de l’église St-Joseph, de kerk die het hart van de Leopoldswijk vormde en waarvan de plannen eveneens door Suys waren getekend. 282 De overgrote meerderheid van de Luikse gebouwen uit de Parallèle bevinden zich langs straten die tussen 1830 en 1850 ontstonden. Zo worden er één of meerdere woningen opgenomen uit de Rue Grétry, de Rue Méan, de Boulevard de la Sauvenière, de Rue Lonhienne en toont de publicatie maar liefst zes realisaties uit de Rue Louvrex. 283 Uit Antwerpen bevat de publicatie zes gebouwen aan de Meir, die in de 19de eeuw getransformeerd werd tot een belangrijke verkeersader van de stad. 284 Van de stad Gent toont de Parallèle een woningengroep aan de Ijzeren Brugstraat285 die omstreeks het midden 280 Waarvan één uit Elsene en waarvan Hôtel Goethals van Cluysenaar drie keer voorkomt, verspreid over de publicatie. 281 Van Loo, “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890,” 21-22. 282 Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 125. 283 Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 608, 11; ibid., vol.4: 138; Cortembos, Patrimoine architectural et territoires de Wallonie: Liège, 108-09. 284 “Meir (ID: 12938),” laatst geraadpleegd op 4 april 2014, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/12938. 285 Vandaag de Lammerstraat. 49 van dezelfde eeuw werd rechtgetrokken en verbreed in functie van de bereikbaarheid van het Zuidstation.286 IV.2.2. Typologie Volgens de titel bevat de Parallèle afbeeldingen van “des maisons”. Uit de inhoudstafel blijkt dat dit begrip in feite de gehele woonarchitectuur beslaat. In de inleiding wordt duidelijk aangegeven dat het werk naast “des somptueuses demeures de l’opulence” ook “des habitations plus simples, plus économiques” bevat.287 In totaal telt de publicatie vijfenveertig stadswoningen, vijf ‘hôtels’ of herenhuizen, zeven plattelandswoningen, twaalf kastelen en vier paviljoenen. Ook architecturale onderdelen die deel uitmaakten van wonigen worden getoond. Zo worden een bijgebouw van een huis en van een kasteel, een ‘entrée de jardin’ en een ‘petit étalage’ op de platen afgebeeld. De diversiteit aan woonprogramma’s is over het algemeen gelijkmatig verdeeld over het eerste en het tweede volume van de publicatie.288 Naast woonprogramma’s zijn er in de publicatie ook diverse andere architecturale typologieën opgenomen. Het eerste volume bevat de Salle de la Concorde te Gent (vol.1, pl.39-42), de Salle des Notaires te Brussel (vol.1, pl.85-89),289 de Fabrique Hauzeur te Verviers (vol.1, pl.90), 290 het Luikse Casino (vol.1, pl.93-95) en de Société Littéraire te Luik (vol.1, pl.100-103). Voor zover is na te gaan werden deze gebouwen allemaal gerealiseerd in opdracht van een vereniging of privé-eigenaar. Het Casino werd opgetrokken naar de plannen van de architect Rémont te Luik in opdracht van een vereniging. 291 Deze verwezenlijking wordt beschouwd als een van de ‘constructions privées’ die deze architect realiseerde. 292 De opdracht aan de architect Roelandt voor de bouw van de Salle de la Concorde ging uit van de Gentse orangistenvereniging Société de la Concorde.293 De Société Littéraire te Luik was eigendom van de Cercle de la Société Littéraire, een ‘institution privée’.294 Ofschoon het in deze vijf gevallen geen woonarchitectuur betreft, kwam elk van deze verwezenlijkingen met semipubliek karakter wel vanuit privéinitiatief tot stand. 286 “Lammerstraat (ID: 3137),” laatst geraadpleegd op 4 april 2014, https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/3137; Pierre-Jacques Goetghebuer, Atlas Goetghebuer, L29/1, 2a en2b, Gent: GSZD. 287 Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 288 Het eerste volume eenentwintig woningen, negen kastelen, vier herenhuizen, vier landhuizen, het koninklijk paleis, drie paviljoenen en een ‘observatoire’. Het tweede volume telt vierentwintig stadswoningen, twee hotels, drie landhuizen, drie kastelen, en een paviljoen. 289 Met betrekking tot de Salle des Notaires te Brussel van de architect François Derré is geen informatie teruggevonden. Op de plaat wordt vermeld dat het gebouw gelegen is in Elsene en op de gevel van het gebouw is het opschrift ‘Chambre des notaires’ aangebracht. 290 Ook over de Fabrique Hauzeur te Verviers van de architect Adolphe Guillaume Thirion is geen informatie teruggevonden. Wel vertoont het middenrisaliet sterke overeenkomsten met het kasteel in Hauzeur-de-Simony op een foto van 1902 (afb.151-152). 291 Théodore Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, 6 vols., vol. 2 (Brussel: George Thone, 19241929), 165. 292 Lebens, “L’Architecture à Liège,” 258. 293 “Louis Roelandt-Verenigingsgebouw La Concorde,” laatst geraadpleegd op 1 maart 2014, http://www.architectuurfocus.ugent.be/default.aspx?ref=ADAH&lang=NL. 294 “Le Cercle de la Société Littéraire,” laatst geraadpleegd op 4 april 2014, http://societelitteraire.be/presentation. 50 Het tweede volume van de Parallèle bevat een opvallend ruimer aanbod aan architecturale typologieën. Naast woonarchitectuur toont het de Salle de la Redoute te Spa (vol.2, pl.16-18) en het Etablissement pour 350 hommes aliénés te Gent (vol.2, pl.20-25),295 twee projecten die voortkwamen uit privé-initiatief. Verder werd dit volume uitgebreid met ontwerpen van enkele publieke gebouwen. Het presenteert de kerk van Kalfort (vol.2, pl.1-2) die op constructief vlak erg vernieuwend was.296 Ook worden de stationsgebouwen van Oostende (vol.1, pl.19), Antwerpen (vol.2, pl.12-14), Gent (vol.2, 29bis-31bis) en Brussel Noord (vol.2, pl.52) opgenomen. Als nieuwe typologie hield het stationsgebouw immers een ontwerpvraagstuk in. Daarnaast worden nog twee gevangenissen getoond, namelijk het Maison d’arrêt van Hasselt (vol.2, pl.5-11) en het Maison pénitentiaire cellulaire van Leuven (vol.2, pl.96-102). Deze gebouwen kwamen tot stand volgens de recent ontwikkelde principes van de jurist Edouard Ducpétiaux, die in de lijn lagen van het panoptische gedachtegoed van Jeremy Bentham.297 De tweede reeks van de Parallèle wordt afgesloten met de foyer van een theatergebouw te Hoei (vol.2, pl.116-117). Dit zijn allemaal gebouwen die omwille van de innovatie van de typologie of van achterliggend ontwerpconcept in de 19de eeuw erg baanbrekend waren. De integratie van publieke architectuur in het tweede volume kan geassocieerd worden met de initiële intentie van Castermans om een werk te maken dat alle architectuurtypologieën zou bevatten. In de inleiding die aan het eerste volume vooraf gaat, geeft Castermans aan dat de Parallèle “n’est que le commencement d’une œuvre plus considérable, qui embrassera dans son cadre l’Architecture publique, religieuse et civile”. Wat met het omvangrijkere werk bedoeld wordt is niet helemaal duidelijk. Enerzijds zou het kunnen dat hiermee verwezen wordt naar de tweede reeks van de publicatie met enkele publieke gebouwen tussen de woonprogramma’s. Anderzijds is het mogelijk dat de publieke gebouwen reeds tussen de woonarchitectuur door in het tweede volume werden ondergebracht vanuit het besef dat het ambitieuze project nooit gerealiseerd zou kunnen worden. IV.2.3. Voorstellingswijze De gebouwen die in de Parallèle zijn opgenomen worden op heel uiteenlopende wijze in beeld gebracht. Zoals de titel van de publicatie verraadt, bevat het werk platen met afbeeldingen van plannen, gevels, doorsneden en detailtekeningen van interieur en exterieur. Deze architecturale onderdelen worden op de platen afzonderlijk of in combinatie met elkaar gepresenteerd. Vanwege deze wisselende samenstelling van voorgestelde architectuuronderdelen per plaat en de ambiguïteit in de benoeming van voorgestelde elementen is een kwantitatieve analyse per type voorstellingswijze niet evident. Maar over het algemeen kan worden vastgesteld dat alle manieren van presenteren ongeveer in eenzelfde mate aan bod komen. 295 Het gaat om het Guislaingesticht dat werd opgetrokken door Adolphe Pauli op vraag van Dr. Jozef Guislain, die mede instond voor de vervaardiging van de plannen. Uit: Wylleman, “Architect Adolphe-Edouard-Theodore Pauli 1820-1895,” 49-57. 296 Veerle Meul, “Joseph Schadde, academicus en historiserend bouwmeester in de tweede helft van de 19de eeuw,” Monumenten & Landschappen, nr. 6 (1994): 49. 297 Mihail, “Dumont, Joseph Jonas,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 290. 51 Het aantal voorstellingswijzen dat per gebouw gehanteerd wordt, is gemakkelijker cijfermatig te onderzoeken. Zoals reeds gezegd omvat de publicatie 240 platen van vierennegentig verschillende gebouwen. Dit betekent dat er aan sommige gebouwen meerdere platen zijn gewijd dan aan andere en dat het aantal manieren waarop de architectuur wordt veraanschouwelijkt, varieert. Eenentwintig van de vierennegentig opgenomen gebouwen worden enkel met de geveltekening gepresenteerd. In eveneens eenentwintig gevallen worden zowel gevels als grondplannen van het gebouw getoond. Vijf keer worden enkel grondplannen van het gebouw gepresenteerd.298 Van veertien gebouwen worden louter architecturale details van het exterieur of doorsneden, specifieke onderdelen of ornamenten van het interieur weergegeven.299 Van de overige tweeëndertig gebouwen bevat de publicatie een wisselende combinatie van gevels, plannen, doorsneden en decoratieve elementen van interieur en exterieur. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat de voorstellingswijze niet bepaald wordt door het aantal platen dat per gebouw is opgenomen. Een gebouw waar bijvoorbeeld slechts één plaat aan besteed is, kan zowel een gevel, gevel en plan, een plan, of architecturale details tonen. De aandacht voor de interieurbehandeling van de gebouwen in de publicatie is opvallend. De Parallèle bevat een groot aantal platen die doorsneden van kamers, de opstanden van wanden, plafond- en vloerafwerking en schouwmantels uiterst gedetailleerd in beeld brengen. Bovendien zijn er in de platenbundel zelfs meerdere gebouwen terug te vinden waarvan uitsluitend interieurafbeeldingen zijn opgenomen.300 Deze belangstelling voor het interieur contrasteert schril met die van Victor Calliat die in zijn gelijkaardige publicatie Parallèle de Maisons de Paris amper een beeld laat zien van de inrichting van de woningen. De prominente aanwezigheid van tekeningen met binnenhuisafwerking in de Parallèle is mogelijks te verklaren door Castermans’ eigen interesse in dit aspect van het architecturale ontwerp. Eigentijdse architecten getuigen dat Castermans “compte peu de rivaux dans l’art si difficile de la décoration intérieure”301 volkomen meester was en dat zijn talent als uitzonderlijke ornamenteur duidelijk af te lezen viel in “les beaux dessins dont il a laissé exposer quelques spécimens”.302 Een andere verklaring zou kunnen zijn dat Castermans wou aantonen dat het eclecticisme zich veelal manifesteerde in het interieur, dat vaak in contrast 298 Het betreft het Château de Mirwart van Balat (vol.1, pl.28), het Maison de campagne te Antwerpen van Dens (vol.1, pl.43), het Maison de campagne te Niel van Van Opstal (vol.1, pl.56), het Maison rue Louvrex van Dejardin (vol.2, pl.41) en het Hôtel à côté de l’église St-Joseph te Brussel van Cluysenaar (vol.2, pl.88-89). 299 Projecten waarvan uitsluitend details uit het exterieur worden getoond zijn een ‘entrée de jardin’ van Blandot te Hoei (vol.2, pl.34), het Maison rue Fabry van Dejardin met details uit de façade (vol2, pl42), het Maison rue de la Loi van Jeanlet met de ‘porte cochère’ (vol.2, pl.47) en een ‘petit étalage’ van Castermans (vol.2, pl.71). Realisaties die enkel doorsneden, specifieke onderdelen (zoals schouw, parketvloer, plafond) of decoratieve afwerking van het interieur tonen zijn het Hôtel Laoureux van A. Thirion te Verviers, (vol.1, pl.54-55), het Palais du Roi met uitsluitend de schoorsteen van A.-J. Leclercq (vol.1, pl.67), het Maison rue de Namur van Beyaert (vol.1, pl.74-75), het Château de Berlaymont te Brussel van Balat met enkel het plafond van de kapel (vol.1, pl.85), het Casino te Luik van Rémont met doorsnede en details van de ‘salle de danse’ (vol.1, pl.93-95), het Maison rue Méan van Umé (vol.1, pl.97), de Société Littéraire te Luik van Umé en de peintre-décorateur Ed. Van Marck (vol.1, pl.100-103), de Salle de la Redoute te Spa van L. Demany (vol.2, pl.16-18), het Maison rue Louvrex van Dejardin (vol.2, pl.43), het Maison de campagne te Hoei van Blandot (vol.2, pl.48-49) en de Foyer du Théâtre van L. Blandot te Huy (vol.2, pl.116-117). Voor het laatste gebouw zit de klemtoon op het interieur zelfs al in de benaming van het ontwerp vervat. 300 Zie voetnoot 198. 301 “Nécrologie,” La Meuse (10 en 11 september 1881) 302 Lebens, “L’Architecture à Liège,” 263. 52 stond met de gevelopvatting. Zo oogt de gevel van het Hôtel Goethals (vol.1, pl.60) (afb.153) classicistisch, terwijl de talrijke platen van het interieur een grote stijlendiffrentiatie tonen (vol.2, pl.60-67, 82-87) (afb.83-85, 88-91). De platen zelf bevatten nog bijkomstige informatie die betrekking heeft op de voorstellingswijze in bredere zin van het woord, zoals de grafische aspecten en aanduidingen ter ondersteuning van de lezing van de tekeningen. Op grafisch vlak kan er een onderscheid worden gemaakt tussen een lineaire of een eerder picturale behandeling. Het verschil in uitvoering van de gravures is vooral op te merken in de geveltekeningen Bij de eerder lineaire tekeningen zijn de venstervlakken meestal grijs getint in functie van de leesbaarheid van het ontwerp. In de meer picturaal uitgewerkte prenten wordt gebruik gemaakt van diverse grijswaarden die een driedimensionale ervaring van de gevel genereren. Vier van de door grijswaarden opgehoogde geveltekeningen zijn in een landschappelijke setting ingebed. In deze gevallen wordt gesproken van een ‘élévation’ van het gebouw, eerder dan van een geveltekening. Deze vier prenten maken allemaal deel uit van het eerste volume van de publicatie (vol.1, pl.22, 29, 79, 90). Daarnaast is ook één van de detailtekeningen monochroom uitgevoerd. Het betreft de plaat die de bas-reliëfs van de gevel van het Hôtel Cerfontaine te Luik toont, naar het ontwerp van de architect Cluysenaar (vol.1, pl.9). Op de grondplannen van de gebouwen wordt elke kamer op het plan zelf benoemd. In het tweede volume is deze manier van identificatie bij sommige plattegronden vervangen door legendes die de functie van de diverse ruimtes toelichten. Een opmerkelijke legende is terug te vinden bij het grondplan van het door Toussaint gerestaureerde kasteel van Neufchâteau te Aubel (vol.2, pl.92). Op het plan wordt door middel van het gebruik van twee verschillende grijswaarden voor de muren een onderscheid gemaakt tussen de ‘anciennes constructions’ en de ‘nouvelles constructions’. Schoonjans definieert de Parallèle op basis van de kenmerken van de illustraties als een voorbeeldboek.303 Dit is voor de auteur een platenbundel waarin weinig nadruk wordt gelegd op de technische details van de gepresenteerde architectuur. De platen zijn doorgaans voorzien van een schaalaanduiding, maar gaan niet in op de constructieve opbouw en maatvoering van wat voorgesteld wordt.304 Het impliceert dat de illustraties niet letterlijk gekopieerd kunnen worden, maar louter fungeren als inspiratiebron. Op die manier wordt het artistieke copyright van de architect van het getoonde ontwerp behoed. De Parallèle bevat echter vele profielsneden, aanzichten en doorsneden van architecturale details. Bovendien worden naast de schaalaanduiding ook dikwijls de exacte afmetingen van de onderdelen aangegeven. In de inleiding van de Parallèle stelt Castermans dat de plannen en voorgevels met elkaar vergeleken kunnen worden, maar dat de detailtekeningen zijn opgenomen zodat de architecten “aient de quoi diriger leur choix et asseoir leurs idées”.305 Het was in de praktijk gebruikelijk om architecturale details over te nemen in eigen ontwerpen. In de Journal werd 303 Schoonjans, Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de eeuw, 148-58. Schoonjans nuanceert deze definitie voor publicaties met prenten van historische architectuur. Deze tekeningen zijn wel van maatvoering voorzien omwille van hun documentair karakter. Uit: Ibid., 153. 305 Castermans, Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs, vol.1. 304 53 geconstateerd dat een bepaald detail van een rijkelijk gedecoreerde gevel, ontworpen door Dumont voor een woning tegenover de Naamsepoort, afkomstig was van de “planches d’un livre publié en Angleterre, par M C.-J. Richardson, sur l’architecture dite d’Elisabeth”.306 De Parallèle maakt een dergelijke kopieermethode van ornamenten, die meestal zelf teruggingen op historische modellen, mogelijk en is dus geen voorbeeldboek volgens de definitie die Schoonjans eraan toekent. IV.2.4. Architecten De 94 gebouwen die in de Parallèle worden getoond, zijn ontworpen door maar liefst 35 verschillende, Belgische architecten (bijlage VI).307 De kwantitatieve analyse met betrekking tot de architecten onderzoekt twee aspecten. Enerzijds wordt nagegaan hoeveel gebouwen er per architect zijn opgenomen, anderzijds wordt nagetrokken hoeveel platen er aan de ontwerpen van eenzelfde architect zijn gewijd. Het resultaat van deze laatste telling wordt tussen haakjes meegedeeld. In de Parallèle is telkens één gebouw opgenomen van de architecten Auguste Cador (2), François Coppens (1), Glibert (1), Wynand Janssens (9), Emile Janlet (1), Auguste Lambeau (3), Heliodore Leclef (2), A.-J. Leclercq (1), Louis Minard (2), Adolphe Pauli (6), Gustave Saintenoy (6), Joseph Schadde (2), Tilman François Suys (4), J.H. Van den Boorn (2) en van L. Van Opstal (1). De platenbundel telt twee gebouwen van de architecten Jean-Charles Delsaux (2), 308 Joseph Jonas Dumont (11), Evariste Halkin (3), Joseph Antoine Hompus (3), Auguste Payen (5), Julien-Etienne Rémont (5), Louis Roelandt (7) en Auguste Vivroux (3). De publicatie bevat drie gebouwen van François Derré (14), Charles Toussaint (4)309 en van Emile Vierset-Godin (4), en toont vier gebouwen van AlphonseBalat (5), Jean-Pierre Cluysenaar (31), Laurent Demany (11) en van Godefroid Umé (10). Er zijn vijf gebouwen opgenomen van Lambert Blandot (8) en van Hyacinthe Dejardin (6) en zeven gebouwen van Hendrik Beyaert (17), van Pieter Dens (12) en van Adolphe Guillaume Thirion (9). Tot slot worden er in de Parallèle acht gebouwen getoond van Auguste Castermans (28) zelf. Uit bovenstaande gegevens blijkt dat het aantal gebouwen per architect niet evenredig is aan het aantal platen die ze innemen. Zo bezetten Wynand Janssens, Adolphe Pauli en Gustave Saintenoy, die elk maar met één gebouw in de publicatie vertegenwoordigd zijn, meer dan of evenveel platen als bijvoorbeeld Alphonse Balat met vier, Hyacinthe Dejardin met vijf of Adolphe Guillaume Thirion met zeven gebouwen. Jean-Pierre Cluysenaar is met 31 platen het best vertegenwoordigd in de Parallèle. Maar opvallend is hierbij dat Cluysenaar, die slechts vier gebouwen presenteert, met dit aantal meer platen inneemt dan Castermans die het dubbel aantal ontwerpen toont. 306 C.D. Versluys, “Le maison de la Porte de Namur, le style d'Elisabeth,” Journal belge de l'architecture et de la science des constructions (Brussel: Vanderauwera, 1853): 39. 307 Deze bijlage bevat een lijst met alle architecten die in de Parallèle voorkomen, alfabetisch gerangschikt op achternaam, met vermelding van hun voornaam en levensdata, indien gekend. In de tekst worden doorgaans enkel de achternamen van de architecten gebruikt, tenzij de voornaam relevant is ter verduidelijking of om verwarring met een naamgenoot uit te sluiten. 308 Het Château Caster (vol.2, pl.44) kwam tot stand door een samenwerking tussen de architecten Delsaux en Toussaint. Dit ontwerp werd dan ook voor beide architecten in de analyse verrekend. 309 Zie voetnoot 205. 54 Het aantal opgenomen werken van de architecten zijn over het algemeen evenwichtig verdeeld over het eerste en tweede volume van de publicatie. Een uitzondering hierop zijn de architecten Alphonse Balat, Adolphe Guillaume Thirion en Emile Vierset-Godin, waarvan respectievelijk de vier, zeven en drie ontwerpen zich allemaal in het eerste volume bevinden. Voor Balat valt dit te verklaren door zijn overschakeling van een eclectisische naar een neoclassicistische architectuurpraktijk toen hij in 1852 in dienst trad van de hertog van Brabant, de toekomstige koning Leopold II.310 De architect Thirion overleed in 1862,311 toen de productie van het tweede volume nog niet voltooid was. De vijf verwezenlijkingen van Hyachinte Dejardin en Lambert Blandot zijn allemaal in het tweede volume geïntegreerd. Van de architect Dejardin volgen vier van de vijf ontwerpen elkaar op, wat uitzonderlijk is.312 IV.2.4.1. De uitgekozen architecten Om de relevantie van Castermans’ selectie na te gaan wordt onderzocht welke architecten in de Parallèle voorkomen en welke niet. Kennisname van zijn keuze van de architecten op kwalitatieve wijze levert een belangrijke bijdrage tot het bepalen van de totaalwaarde van de publicatie. In de Parallèle worden werken opgenomen van twee generaties architecten. De eerste generatie bestaat uit de architecten Suys, Roelandt, Coppens, Rémont, Minard en Payen. Deze architecten keerden zich als één der eersten af tegen het heersende neoclassicisme en ontwikkelden een interesse voor de vormentaal van de Italiaanse renaissance.313 Er groeide bij deze architecten tevens een belangstelling voor andere historische stijlen, zowel in functie van de restauratiepraktijk als voor de inzet ervan in eigen ontwerpen. 314 De architecten Suys, Roelandt en Rémont hebben respectievelijk op vlak van architectuurpraktijk en -onderricht een sleutelrol gespeeld in de steden Brussel, Gent en Luik. Deze drie architecten onderwezen aan de Academies van hun stad een nieuwe generatie architecten. Tilman François Suys vormde onder meer Jean-Pierre Cluysenaar,315 Wynand Janssens,316 Hendrik Beyaert en Gustave Saintenoy.317 Louis Roelandt was de leermeester van Adophe Pauli 318 en de architect Emile Vierset-Godin liep bij Roelandt stage.319 Julien-Étienne Rémont, die als professor verbonden was aan de Luikse Academie, leidde onder meer Godefroid Umé, Jean-Charles Delsaux, Evariste Halkin, E. Dejardin, Laurent Demany en Auguste Castermans op tot architect. Stuk voor stuk leverden zijn leerlingen een verdienstelijke bijdrage “à 310 Strauven, “Balat, Alphonse,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 137. 311 Flavio di Campli, “Thirion, Adolphe Guillaume,” ibid., 538-39. 312 Namelijk het Maison de campagne (vol.2, pl.39-40), het Maison rue Louvrex (vol.2, pl.41), het Maison rue Fabry (vol.2, pl.42) en het Maion rue Louvrex (vol.2, pl.43). 313 Met uitzondering van Payen die sterk bleef vasthouden aan de architecturale principes van het neoclassicisme. Uit: Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 139. 314 Midant, Académie de Bruxelles: deux siècles d’architecture, 185-86. 315 Conde Reis, “Cluysenaar, Jean-Pierre,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 213. 316 Thomas Coomans, “Janssens, Wynand,” ibid., 372. 317 Guy Conde Reis, “Suys, Tilman François,” ibid., 526. 318 Luc Verpoest, “Pauli, Adolphe,” ibid., 445. 319 “Vierset-Godin, Emile,” ibid., 597. Ook Louis Minard werd door Roelandt onderricht. Uit: “Minard, Louis,” ibid., 424. 55 l’assainissement, à l’agrandissement et à l’embellissement de la vieille cité liégeoise” in de 19de eeuw.320 Bovendien werd deze nieuwe generatie beschouwd als de eerste ‘pléaide’ van Luikse architecten die een eigen ‘school’ vestigde en een waardige concurrentie vormde voor de architectuurscholen uit andere Belgische grootsteden.321 Deze tweede generatie aan architecten die in de Parallèle vertegenwoordigd is, verwijderde zich van het aangeleerde Italiaanse renaissance-vocabularium, om zich in te laten met het gebruik van een vormentaal ontleend aan een breder spectrum van historische stijlen.322 Ze sloegen een eigen weg in waarbij waarden als creativiteit, historisch onderzoek en schoonheid hoog in het vaandel werden gedragen. Deze architecten zijn bij uitstek “créateurs de leurs oeuvres et non d’un système”, zoals Castermans het verwoordt in de inleiding van zijn publicatie. De architecten waarvan ontwerpen in de Parallèle worden getoond, waren werkzaam binnen eenzelfde milieu en stonden in contact met elkaar. Ze hadden samen gestudeerd, beoefenden dezelfde praktijken of waren lid van dezelfde verenigingen. Zo nam Castermans in zijn publicatie heel wat realisaties op van architecten uit zijn eigen streek. De architecten Dejardin, Delsaux, Toussaint, Demany en Halkin studeerden gelijktijdig met hem aan de Academie van Luik en Delsaux was zelfs getuige op zijn huwelijk.323 Daarnaast waren vele van de in de Parallèle opgenomen architecten betrokken bij restauraties van historische monumenten en waren sommigen onder hen lid van de CRM.324 Ook lieten vele van de architecten zich net zoals Castermans kennen als vervaardigers van publicaties, gewijd aan historische architectuur, aan hun eigen (restauratie)praktijk of aan die van hun tijdgenoten. 325 Verder bekleedden heel wat onder hen tijdens hun loopbaan de functie van provinciaal of stadsarchitect. Tot slot werden diverse architecten, waaronder Castermans zelf, na de uitgave van de Parallèle lid van de SCAB, dat in 1872 werd opgericht,326 en van de Luikse SUA, dat in 1863 ontstond.327 Het is dus niet onwaarschijnlijk dat Castermans het merendeel van de architecten waarvan hij projecten in zijn Parallèle opnam, persoonlijk kende. 320 Lebens, “L’Architecture à Liège,” 257. Ibid., 259. 322 Clément, Alphonse Balat: architecte du roi 1819-1895, 7. 323 Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs pour la formation du programme de l’année scolaire 1845-56. Rapport, Classe d’architecture de l’académie de beaux arts de Liège,16 juni 1845, Luik: AARBAL; Acte de Mariage n° 4105, 1850, Registre d’Etat civil de Liège, Luik: SAVL. 324 De architecten uit de Parallèle gedurende hun loopbaan lid zijn geweest van de CRM zijn Roelandt, Suys, Rémont, Balat, Cluysenaar, Beyaert, Pauli en Schadde. Stynen, De onvoltooid verleden tijd: een geschiedenis van de monumenten- en landschaps org in Belgi 18351940, 327-40. 325 Suys (i.s.m. L.P. Haudebourt): Palais Massimi à Rome. Plans, coupes, élévations, profils, voûtes, plafonds, etc. des deux palais Massimi (1818), Emile Vierset-Godin: Eglise Notre-Dame à Huy représentée en plan, élévations, coupes et détails géométraux d’après les plans de restauration approuvés par la Commission Royale de Monuments (1854), Delsaux: L’Eglise Saint-Jacques à Liège (1845) en Les monuments de Liège reconstruits, agrandis ou restaurés (1858), Cluysenaar: Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d’ouvrier, etc., excécutés en Belgique (1859), Umé: L’Art décoratif. Modèles de décoration et d’ornementation de tous les styles et de toutes les époques choisis dans les œuvres des plus célèbres artistes (1862), Blandot: Maisons et écoles communales de la Belgique (1869), Beyaert: Travaux d’architecture excécutés en Belgique (ca. 1908, postuum). 326 Martiny, La Société Centrale d’Architecture de Belgique depuis sa fondation (1872-1974), 9. 327 Naast Castermans waren ook Dejardin, Demany, Halkin, Rémont, Toussaint, Umé, Van den Boorn, Vivroux lid van de SUA, Schadde was corresponderend lid. 321 56 Naast architecten circuleren ook de namen van decoratieschilders in de Parallèle. In de inhoudstafel wordt de ‘peintre-décorateur’ Ed. Van Marck expliciet vermeld bij de platen van de Société Littéraire, ontworpen door de architect Umé (vol.1, pl.100-103). Van Marck was een gerenommeerd schilder, hij “introduisit à Liège la peinture décorative, pour laquelle on faisait encore appel aux artistes anversois et bruxellois”.328 Een andere befaamd decoratieschilder die in de Parallèle verschijnt, is Joseph Caprey (of Carpay) (1822-1892).329 Van hem wordt de interieurafwerking van de eetkamer in het Maison rue Méan, eveneens naar het ontwerp van Umé, getoond (vol.1, pl.98). Zijn naam wordt echter niet in de inhoudstafel overgenomen. Capray was tevens de vervaardiger van de decoratieve schilderingen in het Luikse Casino van Rémont, waarvan interieurprenten in de Parallèle zijn opgenomen (vol.1, pl.93-95). Maar zijn naam wordt voor dit project merkwaardig genoeg noch op de platen, noch in de inhoudstafel vermeld.330 Meerdere architecten uit de Parallèle zijn niet opgenomen in het Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden.331 Het betreft de architecten Lambert Blandot (°1833)332, Hyacinthe Dejardin, François Derré (°1826),333 Glibert, Evariste Halkin, Auguste Lambeau, Leclef, A.-J. Leclercq, Charles Toussaint, J.H. Van den Boorn en L. Van Opstal. De architect Joseph Antoine Hompus krijgt in het Repertorium wel een lemma, maar zijn biografie is niet uitgewerkt.334 Castermans hechtte echter waarde aan enkele van hun ontwerpen en zeker aan deze van de architecten Toussaint (drie gebouwen, vier platen), Dejardin (vijf gebouwen, zes platen) en Blandot (vijf gebouwen, acht platen), zo blijkt uit de kwantitatieve analyse van de Parallèle. Deze architecten lijken vandaag echter naar de achtergrond verdrongen te zijn. Omgekeerd zijn er ook 19de-eeuwse, eclectische architecten die een plek in het Repertorium verkregen hebben, maar waarvan geen ontwerpen in de Parallèle zijn opgenomen. Hierbij worden enkel die architecten in beschouwing genomen waarvan in het Repertorium wordt vermeld dat ze de eclectische architectuurpraktijk aanhingen en dat ze woonarchitectuur realiseerden na 1830 en binnen de publicatietermijn van de Parallèle. Zo komt de Brusselse architect Gustave De Man (1805-1887), een eclecticus van de eerste generatie die verscheidene huizen en villa’s ontwierp, niet in de Parallèle voor.335 Daarnaast werden ook geen ontwerpen opgenomen van Joseph Poelaert (1817-1879), die doorgaans als icoonfiguur Uit: “Exposition générale des Beaux-Arts comprenant des ouvrages de peinture, sculpture, gravure, dessin & lithographie 1868: catalogue explicatif,” 6-11; Beaux-Arts, Annales de la Société l’Union des Artistes, vol.4, viixvi; Annales de la Société l’Union des Artistes, vol.5, vii-xvi. 328 Lebens, “L’Architecture à Liège,” 236. 329 N. de Harlez de Deulin, J. Carpay/ Société littéraire, april 2001, Société littéraire, Place de la République n°5, dossier 2.35 en 2.36, Luik: CADCRMSF. 330 Ibid. 331 Van Loo, Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden. 332 Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 276. 333 Derré wordt wel aangehaald als medewerker Joseph Jonas Dumont die vele gevangenissen van deze laatste voltooide. Uit: Mihail, “Dumont, Joseph Jonas,” 290. 334 Van Loo, Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, 353. 335 Eric Hennaut, “De Man, Gustave,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 253. 57 van het architecturaal eclecticisme wordt beschouwd.336 Poelaert bouwde nochtans twee identieke en welbekende, eclectische herenhuizen (1850-52) op het Congresplein te Brussel. Deze realisatie werd in de Journal van 1852 positief onthaald.337 Vanaf dat moment zou Poelaert doorgaan als één van de eerste Brusselse, eclectische architecten. Vele jaren later werd aan het ontwerp nogmaals een plaat gewijd in het architectuurtijdschrift l’Emulation van 1886. Verder worden ook twee herenhuizen van dokter Goffin aan de Guldenvlieslaan aan Poelaert toegeschreven. Ook al was hun gevel voorzien van kariatiden, een terugkerend motief in de woningen uit de Parallèle, toch zijn ze niet in de publicatie opgenomen. Het bouwjaar van deze twee realisaties is echter onbekend.338 Van de Antwerpse architect Charles Servais (1828-1892) die in de nieuwe wijken van zijn stad onopvallende, eclectische burgerhuizen optrok, werd evenmin werk opgenomen.339 Afgezien van de architecten uit het Repertorium is de afwezigheid van de Luikse architect Couclet, die “maisons et magasins importants” bouwde340 opmerkelijk. Hij was immers een studiegenoot van Castermans.341 Tot slot is het bijzonder dat er van de architect Schadde behalve de kerk van Kalfort geen woonarchitectuur in de Parallèle is opgenomen. Hij bouwde nochtans vele kastelen en hield er zelfs de naam ‘architecte des châteaux’ aan over.342 IV.2.4.2. De uitgekozen projecten Naast de vraag van welke architecten er ontwerpen in de Parallèle zijn opgenomen, stelt zich de vraag welke projecten van hen gepresenteerd worden en hoe deze zich situeren binnen hun oeuvre. Hierop een antwoord formuleren is niet evident, want naar verschillende van deze architecten werd nog geen onderzoek verricht en van velen is het volledige oeuvre nog niet in kaart gebracht. Toch was het mogelijk om enkele opmerkelijke vaststellingen te doen met betrekking tot de opgenomen projecten van Tilman François Suys, Jean-Pierre Cluysenaar, Auguste Castermans, Hendrik Beyaert, Joseph Jonas Dumont, en A.J. Leclercq, Joseph Schadde en Alphonse Balat. In de publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie, travaux publics343 van 1881 geeft de auteur E. Lebens aan dat de platen uit Castermans’ Parallèle “faisaient honneur à nos architectes dont on n’avait point songé encore à apprécier les travaux”.344 Deze vaststelling kan alvast gedeeltelijk ontkracht worden, want van vele 336 Guy Conde Reis, “Poelaert, Joseph,” ibid., 453. Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 172-74. 338 Ibid., 186-87. 339 Petra Maclot, “Servais, Charles,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 506. 340 Lebens, “L’Architecture à Liège,” 263. 341 Rémont, Classe d’architecture, Rapport du 3me trimestre de 1844 à 1845. 3me classe, 26 juli 1845, Luik: AARBAL; Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs pour la formation du programme de l’année scolaire 1845-56. Rapport, Classe d’architecture de l’académie de beaux arts de Liège. 3e classe_dessin des ordres_eleves, 16 juni 1845, Luik: AARBAL. 342 Dirk Laureys, “Schadde, Joseph,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 496. 343 Lebens, “L’Architecture à Liège.” 344 Lebens, “L’Architecture à Liège,” 264. 337 58 architecten werd in de Journal reeds werk aangehaald en afgebeeld voordat de Parallèle verscheen.345 Voor zover de ontwerpdata van de opgenomen projecten zijn na te gaan, is het Maison rue Royale van Tilman François Suys (vol.1, pl.80-83) het oudste gebouw dat in de Parallèle wordt gepresenteerd. Het huis stond bekend als het Pavillon de Cazeaux (of Cazot, of Casaux), genoemd naar de opdrachtgever, de Markies van Cazeaux, en was gebouwd tussen 1830 en 1835. Toch verscheen dit ontwerp pas in de veertiende aflevering in 1855. De villa was voorheen ook reeds opgemerkt door architectuurhistoriograaf A.G.B. Schayes, die er in zijn publicatie Histoire de l’architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés jusqu’à l’époque actuelle (1849) een beschrijving aan wijdt waarin hij meldt dat het paviljoen zich ‘hors de Bruxelles’ bevond.346 Ondanks de appreciatie voor het gebouw werd het omstreeks 1868 afgebroken vanwege zijn ongepast landelijk karakter te midden van de inmiddels met rijwoningen volgebouwde Koningsstraat. Wel werden fragmenten van de gevel door de architect A. Mennessier gerecupereerd voor de bouw van een woningengroep op hetzelfde perceel, maar dan aan de rooilijn.347 Op het moment dat Castermans de woning in de Parallèle integreerde, was er waarschijnlijk nog geen sprake van de afbraak, maar het is mogelijk dat de dreigende sloping werd ingeschat en dat het gebouw daarom preventief werd vereeuwigd op papier. Dit zou een eerste mogelijke verklaring kunnen zijn voor de late opname van de villa in de Parallèle. Vanuit stilistisch oogpunt is de villa Cazeaux met haar zuivere, Italiaanse renaissancevormentaal immers een buitenbeentje in de publicatie. Bovendien is de villa de enige realisatie van Suys die in de Parallèle werd opgenomen. De door Schayes even sterk geapprecieerde verbouwing aan het kasteel van Warocquié te Marimont ontbreekt348 en ook de verschillende woningen die Suys tussen 1840 en 1850 bouwde in de Kongingstraat en in de Regentschapsstraat verkrijgen geen plaats in de publicatie.349 Een tweede verklaring voor de late opname van de villa in de publicatie wordt aangeleverd door een autobiografisch geschrift van de architect Cluysenaar. Cluysenaar was tussen 1831 en 1836 bij Suys in dienst en was bij de bouw van de villa Cazeaux betrokken geweest.350 Cluysenaar vermeldt dat hij “changements considérables et décorations au Pavillon Casaux de M. Biré, rue Royale” uitvoerde tussen 1852 en 1853.351 Mogelijks werd de villa naar aanleiding van deze ingreep in de Parallèle opgenomen. Het eerste woningontwerp van de architect Cluysenaar dat in de Parallèle verschijnt, is het Hôtel Cerfontaine te Luik (vol.1, pl.5-12). De platen van dit gebouw behoorden tot de eerste 345 Onder meer de werkzaamheden van de architecten Jean-Pierre Cluysenaar, Auguste Payen, Joseph Jonas Dumont, Louis Roelandt, Jean-Charles Delsaux, Evariste Halkin, Tilman François Suys, Wynand Janssens en Julien Etienne Rémont kwamen in de Journal aan bod, nog voor de productie van de Parallèle aanving. Uit: Journal de l’architecture et des arts relatifs à la construction (Brussel: Vanderauwera, 1848-1851). 346 A.G.B. Schayes, Histoire de l’architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés jusqu’à l’époque actuelle, 2 ed., 2 vols., vol. 2 (Brussel: Schayes, 1853), 659. 347 “Geheel met voormalig Hôtel de Mesnil, het zgn. Hôtel Puccini,” laatst geraadpleegd op 4 april 2014, http://www.irismonument.be/nl.Sint-Joost-ten-Node.Koningsstraat.292.html. 348 Schayes, Histoire de l’architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés jusqu’à l’époque actuelle, vol.2, 659-60. 349 Midant, Académie de Bruxelles: deux siècles d’architecture, 196. 350 Winters, “Maatschappij En Maatschappijbeeld: Jean-Pierre Cluysenaar,” 127; Fanny Huysmans-Cluysenaar, “J.-P. Cluysenaar, architecte,” in Les Cluysenaar: une famille d'artistes (Brussel: Weissenburch, 1928), 13. 351 “J.-P. Cluysenaar, architecte,” 16. 59 twee afleveringen van de publicatie en werden uitgebracht in het jaar 1852. De plannen voor het herenhuis zouden gemaakt zijn omstreeks 1848-1849352 in opdracht van de bankier Cerfontaine,353 maar het gebouw werd pas opgetrokken in 1853.354 Dit betekent dat Castermans het ontwerp uitgaf nog voor het gebouw overeind stond. Cluysenaar had reeds voor de bouw van het Hôtel Cerfontaine een groot aantal woningen verwezenlijkt, waaronder erg gewaardeerde realisaties zoals het Maison Bloemaert (1842-1843) en het Hôtel Goethals (1847) in de Leopoldswijk te Brussel.355 Deze twee woningen werden pas enkele afleveringen later uitgegeven.356 Dit lijkt erop te wijzen dat de interesse van Castermans voor de ontwerpen van Cluysenaar gewekt werd na notie te hebben gehad van de plannen van het Hôtel Cerfontaine in zijn eigen geboortestreek. Cluysenaar zelf realiseerde omstreeks 1859 de publicatie Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d’ouvrier, etc., excécutés en Belgique. Deze platenbundel is volledig gewijd aan zijn eigen ontwerpen voor privéwoningen in landelijke omgeving. Er is echter geen overlapping met zijn werken die in de Parallèle voorkomen, want die werden allemaal in steden gebouwd. Ook na de uitgave van Cluysenaars’ publicatie bleef de Parallèle zijn ontwerpen voor stadswoningen, zoals dat voor het herenhuis naast de Sint-Josefkerk in de Leopoldswijk (1860-1862) (vol.2, pl.88-89), verspreiden.357 De Parallèle werd dus door architecten beschouwd als een waardevol medium om eigen creaties met het ruime publiek te delen. Auguste Castermans nam ook acht van zijn eigen verwezenlijkingen op in de Parallèle. Vermeldingswaardig is dat er op einde van het eerste volume een recordaantal van vijftien opeenvolgende platen wordt besteed aan zijn Maison Rue Louvrex (vol.1, pl.104-118). Dit aantal staat in schril contrast met dat van zijn andere ontwerpen die slechts één tot drie platen innemen. De platen van de woning verschenen in de Parallèle voor 1858, maar het huis werd pas ergens tussen 1860 en 1871 opgetrokken. Ook hier verscheen het ontwerp dus in de publicatie vooraleer het gebouwd werd. Bovendien toont een foto van het pand uit het jaar 1871 (afb.16) aan dat de uitvoering verschilt van de ontwerptekeningen uit de Parallèle. In de uiteindelijke realisatie werd de deur in de middelste travee van de voorgevel niet gerealiseerd. Ook de vier amforen die bovenop de kroonlijst voorzien waren, werden niet aangebracht. En naar verluidt zou ook het interieurontwerp niet uitgevoerd zijn zoals voorgesteld op de platen.358 352 Ibid., 13-14. Cluysenaar realiseerde in de stad Luik voor de bouw van het Hôtel Cerfontaine wel al de inrichting van het hôtel du Gouvernement, ontwierp een ‘project pour l’ arrangement du Vieux-Palais (1844-1845) en verwezenlijkte er het Hôtel de M. Nagelmackers (1846) Uit: Ibid., 15, 21. 353 Ibid., 15, 22; Gobert, Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 485. 354 Liège à travers les âges: les rues de Liège, vol.3, 485; Cortembos, Patrimoine architectural et territoires de Wallonie: Liège, 314. Het gebouw staat nog overeind aan de Place Saint-Lambert te Luik en huisvest vandaag het winkelcentrum “le Grand Bazar”. De gevel is beschermd als monument sinds 13 september 1985. Uit: Ibid., 413. 355 Huysmans-Cluysenaar, “J.-P. Cluysenaar, architecte,” 14-15, 21-22. 356 Maison Bloemaert (vol.1, pl.47-49). Aan het Hôtel Goethals werden zelfs maar liefst 18 platen gewijd, verspreid over de publicatie in drie clusters (vol.1, pl.58-60 en vol.2, pl.60-67, 82-87). 357 Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 163. 358 Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, “Tot meerdere glorie van de bulldozer,” 37-39. 60 De Parallèle toont zeven ontwerpen van Hendrik Beyaert in 17 platen. De werken die zijn opgenomen in het eerste volume dateren van het prille begin van zijn carrière als architect.359 Het eerste gebouw dat Castermans van Beyaert laat zien is het Maison rue Ruysbroeck te Brussel (vol.1, pl.17-20), een uit hout opgetrokken constructie. De woning kan geïdentificeerd worden als het huis Billen dat dateert van 1850, Beyaert zijn eerste verwezenlijkte ontwerp. De overige platen met gebouwen van Beyaert uit het eerste volume tonen de woning de Waelmont in de Guimardstraat (1851) (vol.1, pl.51-53), interieurtekeningen van vermoedelijk het Hôtel Barberson in de Naamsestraat (vol.1, pl.74-75),360 de uitbereiding van het kasteel te Trazegnies (1854) (vol.1, pl.119-120) en een bijgebouw voor het Hôtel Caroly, gelegen aan de Wetstraat (1858) (vol.1, pl.55-57).361 Elk van deze ontwerpen werd ongeveer één tot twee jaar na de vervaardiging ervan in de Parallèle opgenomen. Dit is een betrekkelijk korte termijn in vergelijking met andere gebouwen uit de publicatie waarvan het ontwerpjaar is gekend. Bovendien werden al deze woningen door Beyaert gerealiseerd nog voor het wedstrijdontwerp voor Nationale Bank van Brussel (1859), waarmee hij bekendheid verwierf.362 De Parallèle heeft dus zeker een bijdrage geleverd in de openbaring van de artistieke capaciteiten van deze jonge architect. In het tweede volume van de Parallèle worden nog het ontwerp voor de woning Godefroy aan de Louizalaan (1865) (vol.2, pl.94-95) en voor een gebouw voor de Banque de Belgique aan de Nieuwstraat (1865) (vol.2, pl.113) opgenomen.363 De woning Godefroy werd echter niet gebouwd volgens het ontwerp uit de Parallèle en bevestigt dat Castermans ook niet gerealiseerde projecten in zijn publicatie opnam. De gevel van de woning Godefroy zou in 1874 door Beyaert worden uitgevoerd in Neo-Vlaamse renaissancestijl. Dit tweede ontwerp werd opgenomen in de postume uitgave Travaux d’architecture excécutés en Belgique (1908). Deze uit twee volumes bestaande publicatie bundelt realisaties van Beyaert die dateren van 1868 en later. Net zoals bij de publicatie van Cluysenaar is er dus geen overlapping tussen de inhoud van deze platenbundel en die van de Parallèle, waarvan de productie in 1868 werd afgesloten. De allereerste woning uit de Parallèle is een Maison rue des Arts te Brussel van de architect Joseph Jonas Dumont (vol.1, pl.1-4) (afb.121). De aflevering met het ontwerp verscheen aan het begin van het jaar 1852.364 Deze uitgesproken eclectische woning is een van de vele die Dumont rond 1850 in de Kunstlaan verwezenlijkte.365 De gevels van de huizen die hij er liet optrekken waren allemaal overvloedig van decoratie voorzien. Omwille van het overdadig ornamentgebruik werden ze tussen augustus en oktober 1852 fel bekritiseerd in de Journal. 359 Vanderperren en Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau, 118. Dit is het enige gebouw dat Beyaert in de Naamsestraat ontwierp. Uit: Ibid., 113. 361 Ibid., 113-14. 362 Ibid., 119; Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 213; Francis Strauven, “Beyaert, Hendrik,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 152. 363 Vanderperren en Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau, 129. 364 Op de achterkant van het voorblad van het exemplaar van het eerste volume van de Parallèle dat bewaard wordt door het Sint-Lukasarchief vzw te Brussel is met pen het volgende opschrift aangebracht: “A Monsieur Joseph Lejear l’elève [sic] architecte de la part de l’auteur Aug. Castermans fis Liege [sic] le 24 janvier 1852”. 365 Vandendaele et al., “Poelaert en zijn tijd,” 152; C.D. Versluys, “La nouveauté en architecture - Le désier d'étourner - M. Dumont - Ses gaçades de la Rue des Arts - Son école,” Journal belge de l'architecture et de la science des constructions (Brussel: Vanderauwera, 1853): 21-23. 360 61 Hierin werd gewaarschuwd voor de slechte invloed die de ontwerpen van Dumont, toen al een bekend architect, uitoefenden. In het artikel wordt vastgesteld dat, “à l’heure qu’il est, M. Dumont a le remords de faire école !”. De Journal doet een laatste poging om het weelderige eclecticisme tegen te gaan en wijst erop dat “le goût aura à souffrir de cette course effrénée vers l’originalité”. Maar voor de nieuwe generatie architecten sloot de nieuwe stijlstroming schoonheid en goede smaak niet uit. Integendeel, Castermans maakt in de inleiding van de Parallèle duidelijk dat door de platenbundel “le sentiment du beau se répandra” en dat “le goût s’épurera”. De aanvatting van de Parallèle met een eclectisch woningontwerp van Dumont getuigt van Castermans’ bekwaamheid om de architecturale ontwikkelingen van het moment te vatten en bevestigt de gegrondheid van zijn selectiecapaciteit. De relevantie van Castermans’ keuze van de ontwerpen voor de Parallèle wordt onderschreven door volgende vier voorbeelden. Castermans toont bijvoorbeeld een plaat met de schoorsteenmantel van het Brusselse, Koninklijke paleis naar de hand van A.-J. Leclercq (vol.1, pl.67). Dit ontwerp werd reeds in 1851 op de wereldtentoonstelling in Londen aan het publiek gepresenteerd.366 Het ontwerp voor het Guislaingesticht te Gent van de architect Adolphe Pauli (vol.2, pl.20-25) is een tweede voorbeeld van Castermans’ doordachte selectie. Onderzoek heeft aangetoond dat Pauli met dit project zijn naam zou gevestigd hebben.367 Ten derde bevat de Parallèle het ontwerp voor de neobyzantijse Onze-Lieve-Vrouw-tenTraankerk te Kalfort (vol.2, pl.1-2), de eerste en enige nieuwbouwkerk die de architect Schadde realiseerde. Het ontwerp was zowel vernieuwend op stilistisch als op constructief vlak en werd reeds in 1854 tentoongesteld op het Salon van Brussel.368 Ten vierde en ten laatste selecteerde Castermans voor zijn publicatie de restauratieprojecten van de kastelen te Saint-Marc (vol.1, pl.27), te Mirwart (vol.1, pl.28) en te Seilles (vol.1, pl.64-65) van Alphonse Balat, die dateren van het begin van de carrière van deze architect.369 De laatste restauraties worden ook door Schayes vermeld in zijn boek over de Belgische architectuurgeschiedenis.370 De platen van deze drie projecten verschenen in de Parallèle tussen 1853 en 1855, op het moment dat Balat reeds was aangesteld als architect van de hertog van Brabant, de toekomstige koning Leopold II, en teruggreep naar de classicistische vormentaal.371 366 Willis, “Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930),” 36-37; “Official catalogue of the Great Exhibition of the Works of Industry of all Nations,” (Londen: Spicer brothers, 1851), nr.425, 207. 367 Meul, “Jozef Schadde (1818-1894): provinciale architect van het arrondissement Mechelen van 1853 tot 1869. Een onderzoek naar neogotiek en eclectisme in de landelijke kerkelijke architectuur van de provincie Antwerpen” 49. 368 “Exposition générale des Beaux-Arts 1854: catalogue explicatif,” (Brussel: Imprimerie de G. Stapleaux, 1854), nr.850, 100. 369 Strauven, “Balat, Alphonse,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 136; G. Bordiau, “Notice Sur Alphonse Balat,” in Annuaire De L'académie Royale Des Sciences, Des Lettres Et Des Beaux-Arts De Belgique (Brussel: s.n., 1903), 137; Clément, Alphonse Balat: architecte du roi 1819-1895, 8. 370 Schayes, Histoire de l’architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés jusqu’à l’époque actuelle, vol.2, 663-64. 371 Strauven, “Balat, Alphonse,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 137. 62 IV.3. Impact van de Parallèle IV.3.1. Contemporaine receptie Na kennisname van de productie en de inhoud van de Parallèle wordt tot slot de impact van deze publicatie in de 19de eeuw onderzocht. Met behulp van diverse, contemporaine bronnen wordt er achtereenvolgens licht geworpen op de verspreiding, de receptie en het gebruik van het werk. Meer bepaald wordt hiervoor een beroep gedaan op bibliografische periodieken, recensies, beknopte biografieën van Castermans, inventarissen of catalogi van de bibliotheken van architecten en bibliografieën van eigentijdse publicaties. IV.3.1.1. Verspreiding Zoals reeds werd aangehaald is de Parallèle terug te vinden in diverse contemporaine bibliografieën uit het binnen- en buitenland. In België wordt de productie van de platenbundel opgevolgd en gecommuniceerd in de Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.372 Met betrekking tot de distributie van de afleveringen en de verkooppunten in België is enkel geweten dat de publicatie in de boekhandel van de uitgeverij in Luik werd verdeeld. De prijs van de afleveringen van het eerste volume (6 platen) fluctueerde tussen 3fr.75c.,373 4 fr.374 en 4fr.50c.375 Het volledige eerste volume kostte 75 fr. tot 100 fr.376 Voor een aflevering van het tweede volume (5 platen) werd 3 fr. betaald.377 In Frankrijk komt de Parallèle voor in een groot aantal bibliografische catalogi van contemporaine publicaties, zoals in de Catalogue annuel de la librairie française.378 In het voorwoord van deze catalogus deelt de uitgever Reinwald mee dat hij onder meer Franstalige werken uit België opnam, omdat dit land “nous fournissent depuis quelque temps des livres trop importants et des collections d’ouvrages trop vastes pour qu’on néglige de les mentionner dans un catalogue complet des nouveautés de la Littérature française”.379 Als gewaardeerde publicatie werd de Parallèle verkocht in diverse 372 Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 18541868). 373 Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1855), nr.36, 160. 374 Charles Hen, “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique,” (Brussel: Meline, Cans & Cie, 1854), nr.26, 43; C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1859,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1860), 39. 375 Adolphe Napoléon Didron, Annales archéologiques, vol. 13 (Parijs: Didron, 1853), 329 ; “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1853), 81; P. Jannet, “La propriété littéraire et artistique, journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays,” (Parijs: s.n., 1854), nr.1, 28. 376 Otto Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 450 ; Brunet, “Manuel du libraire et de l’amateur de livres,” (Parijs: Firmin Didot frères, 1860), 1627 ; C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1859,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1860), 39. 377 C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1858,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1859), 39; “Catalogue annuel de la librairie française pour 1859,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1860), 39; C. Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1860,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1861), 40; “Catalogue annuel de la librairie française pour 1861,” (Parijs: C. Reinwald, januari 1862), 43; “Catalogue annuel de la librairie française pour 1862,” (Parijs: C. Reinwald, februari 1863), 43; Otto Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1867), 450. 378 Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française.” Andere Franse bibliografische catalogi die de verschijning van een of meerdere afleveringen van de Parallèle meedelen zijn: Cercle de la Librairie, “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1814-1917); Otto Lorenz, “Catalogue général de la librairie française,” (Parijs: Otto Lorenz, 1840-1885). 379 Reinwald, “Catalogue annuel de la librairie française pour 1858,” 11. 63 Parijse boekhandels nog lang nadat de laatste aflevering was verschenen. In 1885 en 1886 worden beide volumes nog verkocht voor 160fr. in de Librairie Polytechnique van Baudry & Cie, de uitgever die laatste afleveringen publiceerde en die een filiaal had in Parijs en in Luik.380 Omstreeks 1900 wordt de Parallèle er nog steeds verdeeld door Baudry’s opvolger Ch. Béranger tegen dezelfde prijs.381 Maar in de andere Parijse boekhandels vermindert de verkoop van de Parallèle sterk aan het einde van de 19de eeuw. De publicatie is nog terug te vinden onder de speciale aanbiedingen van de Librairie Mathias et Cie in 1888. De beide volumes die er van de hand worden gedaan, bevatten “quelq. taches” en zijn slechts 50fr. waard.382 Een ingebonden exemplaar van het eerste volume wordt in 1896 verkocht onder de titel Maisons de Bruxelles in de Librairie ancienne et moderne de Saint-Jorre.383 De Parallèle vond, naast een afzetmarkt in Frankrijk, ook haar weg naar Duitsland. De verschijning van de afleveringen is alleszins vermeld in de Bibliographie de la Belgique ou Catalogue général des livres belges van Charles Muquardt, een boekhandelaar en uitgever van Duitse origine, die gevestigd was in Brussel,384 maar die tevens over een filiaal in Gent en in Leipzig beschikte.385 De Parallèle lijkt wel nooit in het Duits vertaald te zijn geweest, in tegenstelling tot de Parallèle des maisons de Paris van Calliat.386 Desalniettemin werd de Parallèle van Castermans in de Belgische buurlanden verspreid en werd de publicatie minstens tot aan het einde van de 19de eeuw uitgegeven. IV.3.1.2. Receptie Er werden geen recensies van de Parallèle teruggevonden in het contemporaine, Belgische architectuurtijdschrift Journal. Nochtans werden in deze periodiek binnen- en buitenlandse architectuurpublicaties gepromoot met uiteenlopende inhoud, zoals Paris Moderne, choix des maisons de ville et de campagne,387 een publicatie van Delsaux,388 Histoire de l’architecture en Belgique van Schayes,389 Types d’architecture gothique recueillis en Angleterre par A.W. Pugin, dat gepubliceerd werd door E. Noblet in 1851,390 en Bâtiments des stations et maisons de garde van Cluysenaar, waarvan zelfs het verschijnen van de afleveringen werd 380 C.-A. Oppermann, “Supplément,” Nouvelles annales de la construction - Supplément, nr. 382 (1885): n.p; “Supplément,” Nouvelles annales de la construction, nr. 372 (1886): n.p. 381 Louis Cloquet, Traité d'architecture: éléments de l'architecture, types d'édifices, esthétique, composition et pratique de l'architecture, vol. 4 (Parijs: s.n., 1900), n.p. Achteraan in de publicatie is een blad toegevoegd met een lijst van werken die verkocht worden in de “Librairie Polytechnique, Ch. Béranger, Editeur”. 382 Cercle de la Librairie, "Feuilleton du journal général de l’imprimerie et de la librairie," nr. 10 (Parijs: s.n., 1888): 566. 383 “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” (Parijs: s.n., 1896): 1306. 384 Sartorius, “ Les Allemands en Belgique,” in: Histoire des étrangers et de l’immigration en Belgique de la préhistoire à nos jours, red. Anne Morelli (Bruxelles: Couleur livres, 2004), 181. 385 Muquardt, “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges,” 1. 386 Deze publicatie verschijnt in deze bibliografie onder de titel Vergleichende Darstellung der vorzüglichsten seit 1830 in Paris neu erbauten Häuser. Uit: “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges,” (Brussel: Muquardt, 1850), 52. 387 “Bibliographie,” Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécutés en Belgique, nr. 6 (Brussel: Vanderauwera, 1848): 12. De auteur van het werk wordt niet meegedeeld. 388 Guillery, “Analyse d'un mémoire de M. Delsaux, architecte de la province de Liège,” ibid., nr. 10: 1-4. De titel van het werk wordt niet vermeld. 389 A. W., “Bibliographie - Histoire de l'architecture en Belgique par A.-G.-B. Schayes,” ibid., nr. 11 (1850): 164-68. 390 V., “Types d'architecture gothique recueillis en Angleterre, par A. W. Pugin,” ibid., nr. 3 (1851): 43-44. 64 opgevolgd.391 De afwezigheid van reclame voor de Parallèle kan wellicht verklaard worden door de vijandige houding van de Journal jegens de eclectische architectuur in de publicatie (zie III.2.1. Algemene context en soorten architectuurpublicaties en IV.2.4.2. De voorgestelde projecten). Ook in de grafrede aan Castermans, die verscheen in de plaatselijke krant La Meuse, werd er door de architect Charlier niet over zijn verdienste als vervaardiger van de Parallèle gesproken.392 De Parallèle wordt wel aangehaald door Lebens in zijn beschrijving van de voornaamste verwezenlijkingen van Castermans in de publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie, travaux publics393 van 1881. Deze auteur schrijft dat de Parallèle “une excellente étude comparative de différents manières de bâtir en Belgique” is en dat het werk de eer strekt “à nos architectes dont on n’avait point songé encore à apprécier les travaux”.394 Hiermee uit Lebens zijn waardering voor de platenbundel als een representatief en informerend werk met een promotie bevorderend effect. Hij geeft de start van de productie verkeerdelijk aan in 1854. De enige, erg opmerkelijke recensie over de Parallèle is terug te vinden in de Parijse Annales archéologiques van 1856. Deze kroniek bevat hoofdzakelijk publicaties met archeologische inslag. In deze kroniek die hoofdzakelijk publicaties van archeologische inslag promoot, wordt de platenbundel aangeraden “au nom de l’archéologie et de l’art”. De redacteur Didron aîné ziet potentie in de Parallèle voor de archeologische praktijk, “car nos voisins les Belges, un peu mieux avisés que nous, demandent aux constructions civiles du moyen âge des éléments qu’ils reproduisent dans leurs habitations moderne”. Uit dit citaat blijkt dat de Belgische identiteit van de voorgestelde architectuur in het buitenland erkend werd, wat Castermans beoogde. Daarnaast bieden de in de Parallèle voorgestelde ontwerpen in renaissance- en Louis XV-stijl “aux architectes de nos départements, et même de Paris, de nombreux exemples à imiter dans une certaine mesure”, volgens Didron. Hieruit concludeert hij dat de publicatie “doit en outre rendre des services réels aux jeunes architectes”.395 Deze recensie toont aan dat de Parallèle in Frankrijk goed werd onthaald en dat ze er niet enkel bruikbaar werd geacht voor architecten, maar tevens voor al wie zich verdiepte in de studie van historische architectuur. Castermans’ opzet om de Belgische architectuur als voorbeeld voor de Franse ontwerppraktijk te stellen, werd benadrukt (zie III.2.2.1. Vergelijking met de Parallèle van Calliat). Bijkomend werd door Didron ook een historiografisch karakter in het werk erkend. IV.3.1.3. Gebruik Volgens de inventaris van de bibliotheek van de architect Thirion, die dateert van 31 december 1862, beschikte deze architect over een ingebonden volume van de Parallèle en 391 C.-D. V., “Bibliographie - Bâtiments de stations et maisons de garde, par J.-P. Cluysenaar,” Journal belge de l’architecture et de la science des constructions (Brussel: Vanderauwera, 1854): 93-97, 148, 95. 392 “Nécrologie,” La Meuse (10 en 11 september 1881) 393 Lebens, “L’Architecture à Liège.” 394 Ibid., 264. 395 Didron, Annales archéologiques, vol.16, 188. 65 over elf afleveringen.396 Aangezien Thirion overleed op 13 juni 1862397 gaat het hoogst waarschijnlijk om het volledige eerste volume en de elf eerste afleveringen van het tweede volume, die tussen 1858 en eind 1861 waren verschenen. Hij blijkt dus een fervent verzamelaar van de platen van de Parallèle te zijn geweest. In zijn collectie bevinden zich weliswaar alle zeven ontwerpen van Thirion die in de publicatie voorkomen. Het feit dat Thirion in bezit was van een ingebonden versie geeft aan dat hij de platen niet ter vergelijking naast elkaar legde, zoals het bedoeld was, maar ze eerder als collectiestukken beschouwde. Uit de catalogus van de boeken uit de bibliotheek van Roelandt (1786-1864) blijkt dat deze architect de Parallèle in eigendom had. Meer concreet beschikte hij over afleveringen “avec nombreuses planches”. In de inventaris van de bibliotheek staat 1858 als uitgavedatum van de publicatie. Het ging dus wellicht enkel om het eerste volume van het werk, waarin Roelandts eigen twee verwezenlijkingen zijn opgenomen.398 Er werd tevens naar de aanwezigheid van de Parallèle gezocht in de bestaande catalogi van de bibliotheken van de minder bekende architecten Camille Bourgault, 399 Baeckelmans,400 en Hippolyte Destailleur401 maar zij bleken niet over een exemplaar van de publicatie te beschikken.402 De Gentse architect Pierre-Jacques Goetghebuer verzamelde de zeven platen uit de Parallèle met ontwerpen van Roelandt.403 Het gaat om de drie platen van de Salle de la Concorde (vol.1, pl.31-33) en de vier platen van het Maison rue Pont de Fer (vol.1, pl.39-42), twee 396 Registre de l’inventaire après décès des biens de A. Thirion de Verviers (1859-1862) , 31 december 1862, Fonds de familles, E.1.1205, nrs.391 en 567, Luik: AEL. Thirion beschikte over een enorme publicatiecollectie met onder meer Maisons de Campagne, Châteaux, ect. van Cluysenaar (nr.470), Motifs de Décorations van Charles Claesen (nr.486), de twee volumes van Parallèle des Maisons de Paris van Victor Calliat (nr.501), veertig afleveringen van L’Architecture privé van César Daly (nr.567) en vele nummers van diverse architectuurtijdschriften uit het binnen- en buitenland. 397 Flavio di Campli, “Thirion, Adolphe Guillaume,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 538-39. 398 “Catalogue des livres, formant la bibliothèque de feu Mr. Louis Roelandt, ancien architecte de la ville et professeur émérite de l'Université de Gand: 11 Mars 1868,” (Gent: Vanderhaeghen, 1868), nr.61, 5. 399 Bourgault beschikte wel over vele soortgelijke publicaties zoals de Choix van Goetghebuer (nr.3), Les Monuments de Liège en L’Eglise Saint-Jacques à Liège van Delsaux (nr.4-6), L’Art Décoratif van Umé (nr.45), en over verscheidene nummers van L’Emulation (nr.95). Uit: Paul Gothier en Joseph Plumier, “Catalogue de la bibliothèque de M. Camille Bourgault, architecte “ (Luik: P. Gothier, 1961). 400 F. De Laet, F. Claes, en Albert De Tavernier, “Catalogue de la vente publique de tableaux anciens et modernes, antiquités, porcelaines et faïences anciennes, tapisseries, meubles, argenteries, cuivres anciens, etc., livres, la Bibliothèque de feu l'architecte Baeckelmans, celle de feu Mr. P. H. et d'un avocat, qui aura lieu au Cercle Artistique,” (Antwerpen: Ratinckx, 1919). 401 Hippolyte Destailleur en Maurice Delestre, “Catalogue de livres rares et précieux composant la bibliothèque de M. Hippolyte Destailleur, architecte du Gouvernement,” (Parijs: Morgand, 1891). 402 Er werd gezocht naar de bestaande inventaris van de bibliotheek van de Luikse architect Jamar, maar in de enige Belgische bibliotheek waarvan geweten is dat deze over het werk beschikt, met name de Centrale bibliotheek van Leuven, was het werk in het archief onvindbaar. “Catalogue spécial de l'importante bibliothèque (...) dépendant de la succession de geu Monsieur l'architecte Jamar (...) dont la vente publique, en raison de son importance particulière, aura lieu en la salle de la Galerie des Boulevards à Liège,” (s.l.: s.n., n.d.). 403 Pierre-Jacques Goetghebuer, Atlas Goetghebuer, L29/3, 29/4a en 4b, L116/7- 116/10, Gent: GSZD. 66 projecten die in de stad Gent werden gerealiseerd. Achteraan op de plaat met een detailtekening van de Salle de la Concorde (vol.1, pl.41) is door Goetghebuer een blad met handgeschreven tekst aangebracht waarin de zaal wordt beschreven. 404 De tekst dateert echter van 12 januari 1845, naar aanleiding van de inwijding van de zalen van de Société de la Concorde, en zegt dus niets over de herkomst van de plaat. De platen maken deel uit van Goetghebuers’ immense collectie aan beeldmateriaal die hij vergaarde naar aanleiding van de productie van zijn publicatie Choix en die hij gedurende zijn hele leven bleef aanvullen. Deze verzameling, die bekend staat als de zogenaamde Atlas Goetghebuer,405 bevat hoofdzakelijk afbeeldingen met betrekking tot de Gentse architectuur. Hieruit blijkt dat Goetghebuer de platen louter verzamelde omwille van het documentaire karakter dat hij eraan toekende.406 Tot slot bevonden de beide volumes van de Parallèle zich in 1895 in de bibliotheek van de Franse Commision des Monuments historiques.407 Uitgaande van de hierboven aangehaalde casussen is het betwijfelbaar of de Parallèle indertijd effectief door architecten werd aangewend om door middel van onderlinge vergelijking van de platen inspiratie op te doen voor eigen ontwerpen. Maar misschien vormt Castermans zelf hierop wel een uitzondering. Het opzichtige gevelontwerp voor het Maison rue Louvrex te Luik (vol.1, pl.105) (afb.2) van Castermans toont immers overeenkomsten met de eerder gepubliceerde plaat van het Hôtel place de Meir van Dens (vol.1, pl.70) (afb.126). Beide gevels bevatten kariatiden en/of atlanten, dit is de mannelijke variant, in de onderste bouwlaag en zijn voorzien van vergelijkbare amforen bovenop de kroonlijst. Van deze decoratieve elementen van beide gevels worden ook detailtekeningen getoond op aparte platen (vol.1, pl.71, 72 en vol.1, pl.106, 108) (afb.129, 154, 3, 5). De kariatide is tevens een motief dat Castermans hernam in het ontwerp voor een etalage in Spa (vol.2, pl.71 ) (afb.29). Of Castermans zich ook effectief door het gevelontwerp van Dens liet inspireren, is hiermee niet volledig hard te maken. De werkelijke bruikbaarheid van de publicatie als inspiratiebron was waarschijnlijk een korte levensduur beschoren. Vanaf het midden van de jaren ’70 van de 19de eeuw verloor de eclectische architectuur immers aan impact ten voordele van een groeiende interesse voor de Neo-Vlaamse renaissance.408 De publicatie bleek echter wel een trend op gang te hebben gezet (zie III.2.2.3. Vergelijking met andere contemporaine publicaties). Er volgden onder meer publicaties die volledig gewijd waren aan de Neo-Vlaamse renaissancevormentaal zoals L’Architecture en Belgique, suite de 25 façades conçues dans le goût de l’architecture belge du 16e siècle (1878-1879) van de schilder en architect Joseph-Martin Ryssens De Lauw 404 Ibid., L116/10. Deze Atlas wordt bewaard in het Gentse Stadsarchief de Zwarte Doos. 406 Van de Vijver, “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830),” 7. 407 Perrault-Dabot, “Catalogue de la bibliothèque de la Commission des Monuments historiques,” nr.2150, 214. 408 Sommige ontwerpen uit de Parallèle bevatten wel kenmerken van de Vlaamse renaissance, zoals de schoorsteenmantel van A.-J. Leclercq (vol.1, pl.67), het interieur van de Société Littéraire van Umé (vol.1, pl.100-103), het Hôtel place de Meir van Dens (vol.1, pl.70-73), het Maison rue Louvrex van Castermans (vol.1, pl.104-118), en zo meer. Uit: Willis, “Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930),” abstract. 405 67 (1830-1889).409 Naast de voorbeeldfunctie van de Parallèle als uitgelezen middel om de kennis van de eigentijdse architectuurtrends te verspreiden, speelde de Parallèle in de 19de eeuw ook een rol in de architectuurhistoriografie. De Luikse architect E. Lebens lijkt zich voor het beschrijven van de oeuvres van leerlingen van Julien-Etienne Rémont in de publicatie Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie, travaux publics410 beroept te hebben op de Parallèle. Vele van de gebouwen die hij van deze architecten aanhaalt, komen immers in de platenbundel voor. 411 Lebens meldt dat de architect Umé het Château de Ry (zie vol.1, pl.76-78), “une importante demeure, place Saint-Jacques” (zie vol.2, pl.37-38) en de Société Littéraire (zie vol.1, pl.100-103) heeft gebouwd.412 Van Halkin vermeldt Lebens het Château de Sainval (zie vol.1, pl.15-16) en van Castermans “une maison à caryatides de la rue Louvrex” (zie vol.1, pl.104-118), “une maison, rue Lonhienne” (zie vol.2, pl.15) en “une batisse originale naguère presque campagne (…), sur le quai de Longdo ” (zie vol.2, pl.53-54).413 Van Dejardin noemt Lebens geen concrete woonontwerpen op, maar hij zegt wel dat deze architect “dessina des façades qui accusent bien un établissement d’enseignement; précieuse réalisation d’une pensée sagace faisant généralement défaut dans l’architecture moderne”.414 Tot slot belicht hij het oeuvre van Demany die onder meer “une superbe maison boulevard de la Sauvenière” realiseerde (zie vol.1, pl.13-14) en die de restaurateur was van de “la salle des redoutes de Spa” (zie vol.2, pl.16-18).415 De Parallèle werd dus reeds in de 19de eeuw gebruikt als bron voor het reconstrueren van de oeuvres van de erin opgenomen architecten. Tot slot is het erg belangrijk om op te merken dat de Parallèle opgenomen is in de bibliografie van het vierde volume van de Traité d’Architecture: éléments d’architecture, types d’édifices, esthétique, composition et pratique de l’architecture416 van de Gentse architect Louis Cloquet (1849-1920).417 De Parallèle deed dienst als bron voor zijn studie naar de planindeling van de woonarchitectuur uit de tweede helft van de 19de eeuw.418 Het is de enige Belgische architectuurpublicatie die Cloquet in de bibliografie van dit onderdeel van zijn publicatie vermeldt, naast het architectuurtijdschrift l’Emulation dat pas in 1874 409 “Ryssens De Lauw, Joseph Martin,” in Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, red. Anne Van Loo (Antwerpen: Mercatorfonds, 2003), 491. 410 Lebens, “L’Architecture à Liège.” 411 Lebens haalt echter ook projecten van deze architecten aan die niet in de Parallèle zijn opgenomen. 412 Lebens, “L’Architecture à Liège,” 261, 65. 413 Ibid., 262, 64. 414 Ibid., 263. Zie het Maison rue Louvrex (vol.2, pl.41), het Maison rue Fabry (vol.2, pl.42), het Maion rue Louvrex (vol.2, pl.43) en het Maison quai Cockerill (vol.2, pl.112). 415 Ibid., 265. 416 Martiny, La Société Centrale d’Architecture de Belgique depuis sa fondation (1872-1974), 14. 417 Luc Verpoest, Upstairs, downstairs. Woon- en werkplaatsen van het dienstpersoneel in de 19 de-eeuwse burgerwoning. De opvattingen van Louis Cloquet en Viollet-le-Duc, Themateksten Open Monumentendag Vlaanderen 2007, 1, laatst geraadpleegd op 29 september 2013, http://sector.openmonumenten.be/sites/sector.openmonumenten.be/files/page/files/tt07_luc_verpoest.pdf. 418 Cloquet, Traité d'architecture: éléments de l'architecture, types d'édifices, esthétique, composition et pratique de l'architecture, vol. 4, 6. 68 verscheen.419 Blijkbaar was de Parallèle een unieke bron voor de Belgische woonarchitectuur van de periode 1830-1868 en werd dankbaar aangewend in de historiografische praktijk. IV.3.2. Hedendaagse relevantie De Parallèle van Castermans wordt vandaag uiteraard niet meer in de architecturale ontwerppraktijk aangewend, maar de publicatie blijft wel een uiterst belangrijke bron voor de architectuurhistoriografie. Reeds tijdens de 19de eeuw stuitte de eclectische architectuurpraxis op hevige kritiek en de eclectische woonarchitectuur werd tot in de jaren ’70 van de twintigste eeuw ondergewaardeerd.420 Vele gebouwen die in de Parallèle voorkomen werden dan ook in de loop der jaren gesloopt.421 Daarom vormt de publicatie een belangrijke bron voor de studie van de 19de-eeuwse, eclectische woonarchitectuur in België. Ondanks het belang van de publicatie als bronmateriaal voor onderzoek naar de 19de-eeuwse Belgische architectuur, heerst er onwetendheid over het bestaan ervan bij jonge kunstwetenschappers. In het proefschrift van Veerle Meul over de architect Joseph Schadde (1992) wordt de afbeelding van de plaat uit de Parallèle met het gevelontwerp voor de kerk van Kalfort voorzien van het onderschrift “kunstenaar onbekend” en “met opschrift: uit Paralèlles des Maiteris (?) de Bruxelles”, al dan niet overgenomen van de geraadpleegde plaat afkomstig uit het Parochiaal Archief van Kalfort.422 In het overzichtswerk De 19de eeuw in België, Architectuur en Interieurs423 (1994) wordt de tweeledigheid van de Parallèle over het hoofd gezien. Er staat immers geschreven dat het werk uit “120 gravures” bestaat, wat slechts het platenaantal uit één volume dekt.424 Hopelijk kan dit onderzoek bijdragen tot een grotere bekendheid van de Parallèle voor de architectuurgeschiedschrijving. IV.4. Tussentijds besluit De Parallèle werd periodiek uitgegeven en werd tot stand gebracht via een samenwerking tussen minstens twee uitgevers, Auguste Castermans, die onder meer instond voor de tekeningen, en twee professionele graveurs. Wat de inhoud van de Parallèle betreft bevat het werk een gegronde selectie van architectuurontwerpen van vooruitstrevende architecten. Maar 419 Met betrekking tot de Franse woonarchitectuur is onder meer de Parallèle des maisons de Paris van Calliat in de bibliografie opgenomen. 420 Wim Denslagen, “Haat jegens de neostijlen,” in Neostijlen in de negentiende eeuw: zorg geboden?, red. Anna Bergmans (Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2002), 23-33. Thomas Coomans, “1.3 Architectuurgeschiedenis 19de eeuw,” laatst geraadpleegd op 1 april 2013, https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/bouwkundig/architectuurgeschiedenis/19de_ee uw. 421 Zoals onder meer het Maison Bloemaert van Cluysenaar te Brussel (vol.1, pl.47-49), het Hôtel place de Meir van Dens te Antwerpen (vol.1, pl.69-73), en het Maison rue Ruysbroeck (vol.&, pl17-20), de Dépendances d’une maison rue de la Loi (vol.2, pl.55-57) en het Maison rue Guimard van Beyaert te Brussel (vol.1, pl.52). Uit: Jos Vandenbreeden, “Neo-renaissance,” in De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs (Tielt: Lannoo, 1994), 122-23; Vanderperren en Victoir, Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau, 113-19. 422 Meul, “Jozef Schadde (1818-1894): provinciale architect van het arrondissement Mechelen van 1853 tot 1869. Een onderzoek naar neogotiek en eclectisme in de landelijke kerkelijke architectuur van de provincie Antwerpen,” vol.2, pl.108. Veerle Meul zette dit recht in een artikel over Schadde in het tijdschrift M&L. Uit: “Joseph Schadde, academicus en historiserend bouwmeester in de tweede helft van de 19de eeuw,” Monumenten & Landschappen, nr. 6 (1994): 50-51. 423 Vandenbreeden et al., De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs. 424 Vandenbreeden, “Neo-Renaissance,” 122. 69 de afwezigheid van de architect Joseph Poelaert, die vandaag als icoonfiguur van het eclecticisme in België wordt beschouwd, is opvallend. De Parallèle bevat een veelvoud aan architectuurtypologieën, een veelzijdig aanbod aan voorgestelde architectuurelementen en detailtekeningen met maatvoering van gerealiseerde en onuitgevoerde projecten. Al deze factoren wijzen erop dat de inhoud van de publicatie volledig was afgestemd op het doel dat Castermans ermee voor ogen had, namelijk de inzetbaarheid van de platen in de ontwerppraktijk. De studie van de impact van de Parallèle toont aan dat het werk ingang vond in Frankrijk, het buurland dat Castermans beoogde te bereiken. De functie van de publicatie als praktisch werkinstrument werd door tijdsgenoten in mindere mate onderkend. Er werd aan de Parallèle bovenal een historiografisch karakter toegekend. De waarde van de Parallèle in de 19de eeuw lag dus voornamelijk in Castermans’ act van de registratie van de contemporaine architectuur. 70 DEEL V: BESLUIT Deze verhandeling presenteerde het onderzoek naar de 19de-eeuwse architectuurpublicatie Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu’à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes & détails intérieurs et extérieurs van de Luikse architect Auguste Castermans (1828-1881). Dit tweedelige album bundelt 240 platen van eclectische architectuur uit België, ontworpen door diverse architecten. Het doel van de publicatie was om voor architecten en bouwheren als inspiratiebron te dienen voor nieuwe, architecturale realisaties. De literatuurstudie toonde aan dat dit platenalbum een gegeerde bron is voor onderzoek naar de 19de-eeuwse architectuurpraktijk, maar dat er tot nog toe amper onderzoek naar werd verricht. Het opzet van deze studie was om inzicht te verwerven in de totstandkoming en de waarde van de Parallèle in de 19de eeuw. Door de schaarste aan archiefbronnen met betrekking tot de publicatie fungeerde de Parallèle zelf als vertrekpunt voor dit onderzoek. Daarom werd er vertrokken vanuit de benadering van de Parallèle in haar totaliteit en werd vervolgens verder ingezoomd op de inleiding van het werk en op de platenbundel zelf. Ook inhoudelijk bleek benaderingswijze relevant. Het inschatten van de totaalwaarde en de redenen van totstandkoming van de publicatie kon niet louter op basis van een analyse van het werk op zich. Vooreerst waren kennis van het oeuvre van de vervaardiger en van de maatschappelijke en architecturale context nodig. Op deze twee niveau’s speelden er immers factoren die de totstandkoming van de Parallèle stuurden en de waarde ervan bepaalden. Het onderzoek werd daarom in die twee richtingen uitgebreid. Dit leidde tot de opbouw van de verhandeling in drie onderzoeksdelen. In het eerste onderzoeksdeel werd de Parallèle in haar totaliteit benaderd en binnen het oeuvre van Auguste Castermans gesitueerd. In het tweede onderzoeksdeel werd de inleiding van de publicatie onder de loep genomen om zo de Parallèle binnen haar ontstaanscontext te plaatsen. En in het derde en laatste onderzoeksdeel werd de platenbundel zelf in detail bestudeerd. Hieronder wordt de inhoud van deze drie onderzoeksdelen beknopt toegelicht en wordt de bijdrage die ze leverden tot begrip van de totstandkoming van de Parallèle en tot de uiteindelijke waardebepaling ervan geduid. In het eerste onderzoeksdeel werden de totstandkoming en de waarde van de Parallèle binnen de loopbaan en het oeuvre van de vervaardiger bepaald. De architect Auguste Castermans bleek een aanzienlijk en gevarieerd oeuvre te hebben voortbracht. Castermans was voornamelijk werkzaam in zijn geboortestad Luik en omstreken en realiseerde in hoofdzaak eclectische woonarchitectuur voor de kapitaalkrachtige burgerij. Zijn architecturale vaardigheden en verwezenlijkingen werden gewaardeerd door zijn tijdgenoten. De Parallèle neemt een belangrijke positie in binnen Castermans’ oeuvre. Hij begon aan de publicatie kort nadat hij als architect afstudeerde en wijdde er maar liefst 18 jaar van zijn loopbaan aan. De waarde van het platenalbum voor de architect ligt dus minstens in het feit dat het zijn levenswerk was. Castermans reserveerde een achtste van de platen uit zijn album voor eigen woningontwerpen. Het werk gaf hem dus de mogelijkheid om zijn eigen architectuurpraktijk kenbaar te maken. Maar door op het overige deel van de platen eclectische realisaties van zijn tijdgenoten te presenteren, profileerde Castermans zich bovendien als een kenner van de contemporaine architectuurproductie in België. 71 In het tweede onderzoeksdeel werden de totstandkoming en de waarde van de Parallèle binnen haar ontstaanscontext onderzocht. Vooreerst werd het platenalbum gesitueerd binnen de 19de-eeuwse maatschappelijke en architecturale context, en meer bepaald binnen het eclectische gedachtegoed. Castermans presenteerde in zijn Parallèle immers verwezenlijkingen van een typologie waar indertijd grote vraag naar was, in een vormgeving die gehoor kon geven aan de verzuchtingen van de gegoede burgerij. Door zowel architecten als bouwheren met zijn publicatie aan te spreken, hoopte hij de verdere ontwikkeling van het eclecticisme te sturen. Daarnaast poogde Castermans om met zijn platenbundel de kwalitatieve, eclectische architectuurpraktijk veilig te stellen binnen de architectuurproductie met toenemende, commerciële inslag. Hij probeerde door de verspreiding van waardevolle voorbeelden van de eigentijdse woonarchitectuur de smaakvorming van zijn doelpubliek te beïnvloeden. Verder werd het eclecticisme door Castermans beschouwd als een volwaardige overgangspraktijk binnen de zoektocht naar een eigentijdse architectuurstijl. Tot slot proclameerde Castermans dat de Belgische architectuurschool zich dankzij de eclectische praktijk wist af te scheuren van de Franse, dominante invloed. Zo leek hij, opboksend tegen het historisme, te willen aantonen dat ook het eclecticisme met zijn veelheid aan stijlinvloeden het nagestreefde nationalisme kon veruiterlijken. Ten tweede werd in dit onderzoeksdeel de aard van de Parallèle nagegaan en werd het werk gepositioneerd binnen de 19de-eeuwse publicatietraditie. De Parallèle was een recueil waarbij de platen met architectuurafbeeldingen door vergelijking met elkaar als inspiratiebron konden dienen. Via deze opzet stuurde Castermans aan op een ‘eclectisch’ gebruik van zijn platenalbum. De Parallèle claimde in België exclusiviteit op vlak van de presentatie van contemporaine woonarchitectuur. In het enige architectuurtijdschrift van het moment, de Journal (belge) de l’architecture, werd hoofdzakelijk publieke architectuur getoond en werd de eclectische praktijk bovendien als verwerpelijk beschouwd. De Parallèle was voor de vooruitstrevende architecten dus een dankbaar medium om hun eclectische ontwerpen te verspreiden. Het was een uniek werk waarmee Castermans een leemte wist op te vullen en zich naar de buitenwereld toe opstelde als een fervent verdediger van de eclectische architectuurpraktijk. Binnen de publicatietraditie beschouwd, voorzag Castermans met zijn recueil een repliek op de gelijknamige publicatie Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours van de Franse architect Victor Calliat. Door streekeigen ontwerpen van eclectische woonarchitectuur te presenteren, poogde Castermans de architectuurpraktijk uit eigen land ook in Frankrijk te promoten. Binnen de Belgische publicatiepraktijk trad de Parallèle met het voorstellen van de eigentijdse architectuur in de voetsporen van de Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas van Pierre-Jacques Goetghebuer. Maar in tegenstelling tot de Choix, waarin ook historische architectuur aan bod kwam en dat een historiografisch karakter had, was de Parallèle het eerste recueil waarin de ‘moderne’ architectuur als voorbeeld werd gesteld voor de actuele ontwerppraktijk. De publicatie van Castermans maakte de weg vrij voor een reeks recueils die op gelijkaardige wijze de didactische waarde van de contemporaine, Belgische architectuur zouden uitdragen. 72 In het derde en laatste onderzoeksdeel werd licht geworpen op de totstandkoming en de waarde van de Parallèle zelf. Eerst werd de productie van de publicatie achterhaald, de letterlijke totstandkoming van het werk. Dit leidde tot verrassende, nieuwe inzichten. De Parallèle werd periodiek uitgegeven in afleveringen tussen 1852 en 1869, maar de verschijningsfrequentie was zeer onregelmatig. De Parallèle heeft twee uitgevers gekend, namelijk E. Noblet en J. Baudry. Noblet startte met de publicatie in Luik, trok omstreeks 1855 naar Parijs, fusioneerde er rond 1863 met Baudry en hevelde ten slotte de productie aan hem over in 1867. Castermans stond in voor het vervaardigen van de tekeningen naar de originele plannen van de architecten. Zijn werk bestond uit het vergaren van de ontwerpen, het positioneren van de architectuur op het blad en het bewerkstelligen van uniformiteit tussen de platen onderling. Mogelijks werd Castermans vanaf het tweede volume bijgestaan door andere tekenaars. Aug. Goffard en Ph. Keppel stonden in voor het graveren van de platen, maar er zijn aanwijzingen dat er ook nog andere graveurs aan het werk waren. Vervolgens werd de inhoud van de Parallèle onder de loep genomen. Geografisch gezien werd vastgesteld dat de bouwproductie uit Luik en omstreken, Castermans’ eigen werkterrein, het best vertegenwoordigd is. Met betrekking tot de typologie toont de Parallèle voornamelijk woonprogramma’s, omdat dit strookte met de inzetbaarheid van de publicatie in de ontwerppraktijk. Daarnaast worden ook semipublieke gebouwen getoond die opgetrokken werden op privé-initiatief en zijn in het tweede volume enkele publieke gebouwen geïntegreerd. De architectuur wordt in de Parallèle op zeer uiteenlopende wijze in beeld gebracht, gaande van voorgevels en plannen, tot interieurafwerking en ornamenten. Al deze zichtbare deelcomponenten van de architectuur worden gelijkwaardig behandeld, maar niet voor elk gebouw worden dezelfde architecturale onderdelen gevisualiseerd. De gepresenteerde ornamenten zijn direct inzetbaar in nieuwe ontwerpen, vanwege de aanwezigheid van technische details met maatvoering. In de Parallèle zijn ontwerpen opgenomen van twee generaties vooruitstrevende architecten. Castermans integreerde zowel projecten van reeds gevestigde als van beginnende architecten, waaronder hijzelf, en droeg ongetwijfeld bij tot de lancering van deze laatsten. Het merendeel van de architecten die in zijn tijd werkzaam waren en een eclectische praktijk hanteerden zijn in zijn publicatie vertegenwoordigd. Vanuit hedendaags, historiografisch inzicht beschouwd komen de belangrijkste 19de-eeuwse architecten, zoals Hendrik Beyaert, Jean-Pierre Cluysenaar, Joseph Jonas Dumont, Louis Roelandt, in de Parallèle aan bod. Maar afwezigheid van de icoonfiguur van het Belgische eclectisisme, de architect Joseph Poelaert, is opvallend. De selectie van de architectuurontwerpen is gegrond. Vele vormden een scharnier- of hoogtepunt in de oeuvres van de architecten vanwege de innovatie op stilistisch en/of op constructief vlak. Er bestaat binnen het werk een evenwicht tussen reeds bij het publiek bekende en geapprecieerde gebouwen, zoals de villa aan de Brusselse Koningsstraat van Tilman François Suys, en meer controversiële ontwerpen, zoals de woning aan de Brusselse Kunstlaan van Joseph Jonas Dumont. De opname van nooit gebouwde projecten geeft aan dat de nadruk vooral ligt op de kwaliteit van de ontwerpen. Al deze factoren tonen aan dat de Parallèle sterk gericht was op het vervullen van haar functie als kwaliteitsvolle inspiratiebron in de architectuurpraktijk en dat Castermans hoegenaamd niet de ambitie koesterde om een historiografisch werk af te leveren. 73 Tot slot werd de impact van de Parallèle nagegaan. Het platenalbum werd verspreid in België, in Frankrijk en vermoedelijk ook in Duitsland. Over de receptie is weinig geweten, maar het werk werd alleszins niet gelauwerd in het eigentijdse, Belgische architectuurtijdschrift Journal, wat verklaard kan worden door de verwerping van de eclectische bouwpraktijk in deze periodiek. Ook in de grafrede aan Castermans werd niet naar zijn verdienste als publicist verwezen. Voor Frankrijk werd wel een gunstige recensie van de Parallèle teruggevonden, waarin de Belgische identiteit van de erin opgenomen architectuur erkend werd en het nut van de publicatie voor de ontwerppraktijk werd aangehaald. De Parallèle werd aangetroffen in de bibliotheken van enkele architecten wiens werk in de publicatie was opgenomen. Of het platenalbum ook werkelijk door hen op de tekentafel werd geraadpleegd blijft echter een vraagteken. De platen uit de Parallèle werden daarentegen wel verzameld als documentatiemateriaal door de architect Pierre-Jacques Goetghebuer. Daarenboven werden ze reeds aan het eind van de 19de eeuw ingezet voor historisch onderzoek naar de woonarchitectuur van de betreffende periode door de architect Louis Cloquet in het vierde volume van zijn Traité d’architecture. Tot op heden krijgt de publicatie nog steeds een historiografische rol toebedeeld. Het platenalbum is een onmisbaar puzzelstuk voor de kennis van de eclectische architectuur, aangezien deze lang werd ondergewaardeerd en vele monumentale bronnen in de loop der jaren zijn gesneuveld. Kortom, de waarde van de Parallèle, het levenswerk van Auguste Castermans, ligt in zijn inspanning om de Belgische, eclectische architectuur op de kaart te zetten en om deze creatieve praktijk via kwalitatieve voorbeelden te stimuleren. De effectieve waarde van het platenalbum huist echter bovenal in de uniciteit van de registratie van de eclectische architectuurpraktijk in België. Bij deze conclusie eindigt het onderzoek naar en met behulp van de Parallèle dus niet. Integendeel, deze studie wil een aanzet geven tot verder onderzoek naar dit unieke werk, naar de Belgische, eclectische architectuur en naar 19de-eeuwse platenalbums. Wat de studie van de Parallèle zelf betreft zijn er mogelijks nog archiefdocumenten te vinden in Parijs die een bijkomend inzicht in de publicatie zouden kunnen opleveren, aangezien een deel van de productie van het werk van daaruit werd gestuurd. Aangaande de Belgische, eclectische praktijk bevat de Parallèle ontwerpen van veel architecten waarvan het oeuvre nog niet of ondermaats bestudeerd is, zoals Lambert Blandot, Hyacinthe Dejardin, François Derré, Glibert, Evariste Halkin, Joseph Antoine Hompus, Auguste Lambeau, Leclef, A.-J. Leclercq, Charles Toussaint, J.H. Van den Boorn en L. Van Opstal. Als de Parallèle dan toch als één der voornaamste bronnen voor kennis van de 19de-eeuwse architectuurproductie uit België wordt beschouwd, loont het zeker de moeite om ook naar deze architecten onderzoek te verrichten. Tot slot liggen er nog vele andere, Belgische platenalbums uit dit tijdsegment op een gedegen studie te wachten. Vele van deze publicaties, zoals Maisons et écoles communales de la Belgique (Blandot, 1869) en Motifs de décoration extérieure & intérieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers: sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie (Charles Claesen, 1870), bevatten bovendien ontwerpen van architecten die reeds voordien een plaats in de Parallèle hadden gekregen. Gezien het belang van de pers in de 19de-eeuwse architectuurpraktijk vormen deze werken stuk voor stuk cruciale onderzoeksobjecten voor de Belgische architectuurhistoriografie. 74 Bibliografie Publicaties Ancion, Laurence. “Émile Vierset-Godin: un architecte Hutois du XIXe siècle.” Lic. diss., Universiteit van Luik, 1995. Ancion, Laurence. “L'Oeuvre de l'architecte Emile Vierset-Godin.” In “Carnets du Patrimoine,” nr. 29, (Namen: Ministère de la Région wallonne, 1999). “Bibliographie.” Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécutés en Belgique, nr. 6 (Brussel: Vanderauwera, 1848). “Bibliotheca Belgica. Catalogue général des principales publications belges depuis 1830 jusqu’à 1860.” Brussel: Schnée, 1861. Bordiau, G. “Notice sur Alphonse Balat.” In Annuaire de l'Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 129-48. Brussel: s.n., 1903. Bouvier, Béatrice. L'Edition d'architecture à Paris au XIXe siècle les maisons Bance et Morel et la presse architecturale. Histoire et Civilisation du Livre. Vol. 27, Genève: Droz, 2004. Bouvy Coupery de Saint Georges-Neys, M.L. “Tot meerdere glorie van de bulldozer.” Woonstede door de eeuwen heen, nr. 121 (1999): 36-39. Brunet, Jacques-Charles. “Manuel du libraire et de l'amateur de livres.” Parijs: Firmin Didot frères, 1860-1865. Brunet, Jacques-Charles. “Manuel du libraire et de l'amateur de livres.” Parijs: Firmin Didot frères, 1860. “Brussel, breken, bouwen: architectuur Gemeentekrediet van België, 1979. en stadsverfraaiing 1790-1914.” Brussel: Calliat, Victor. Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours. Parijs: Bance, 1850. Calliat, Victor. Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1830 à nos jours. Luik: E. Noblet, 1851. Calliat, Victor. Parallèle des maisons de Paris, construites depuis 1850 à nos jours. Parijs: A. Morel et Cie, 1864. Castermans, Auguste. Parallèle des maisons de Bruxelles et des principales villes de la Belgique, construites depuis 1830 jusqu'à nos jours, représentées en plans, élévations, coupes et détails intérieurs et extérieurs. 2 vols. Parijs&Luik: E. Noblet, 1852-69. “Catalogue de la vente publique de tableaux anciens et modernes, antiquités, porcelaines et faïences anciennes, tapisseries, meubles, argenteries, cuivres anciens, etc., livres, la 75 bibliothèque de feu l'architecte Baeckelmans, celle de feu Mr. P. H. et d'un avocat, Qui aura lieu au Cercle Artistique.” Antwerpen: Ratinckx, 1919. “Catalogue des livres, formant la bibliothèque de feu Mr. Louis Roelandt, ancien architecte de la ville et professeur émérite de l'Université de Gand: 11 Mars 1868.” Gent: Vanderhaeghen, 1868. “Catalogue spécial de l'importante bibliothèque (...) dépendant de la succession de feu monsieur l'architecte Jamar (...) dont la vente publique, en raison de son importance particulière, aura lieu en la Salle de la Galerie des Boulevards à Liège.” s.l.: s.n., n.d. Celis, Marcel. “Janlet, Emile.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 367. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” 1814-1917. Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l’imprimerie et de la librairie,” 1896. Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l'imprimerie et de la librairie.” Parijs: s.n., 1855. Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l'imprimerie et de la librairie.” Parijs: s.n., 1853, 1855. Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l'imprimerie et de la librairie.” Parijs: s.n., juni 1896. Cercle de la Librairie. “Bibliographie de la France ou journal général de l'imprimerie et de la librairie.” Parijs: s.n., 1853. Cercle de la Librairie. “Feuilletion du journal général de l'imprimerie et de la librairie,” nr. 10, Parijs: s.n., 1888. Cercle International des Beaux-Arts. Annales de la Société l'Union des Artistes. Vol. 4, Luik: J. Daxhelet, 1872. Cercle International des Beaux-Arts. Annales de la Société l'Union des Artistes. Vol. 5, Luik: J. Daxhelet, 1878. Claesen, Charles. Motifs de décoration extérieure et interieure appliqués aux édifices publics comme aux habitations de particuliers. Sculpture, marbrerie, peinture, menuiserie. Luik&Leipzig: Claesen, 1870. Clément, Jules. Alphonse Balat: architecte du roi 1819-1895. Brussel: Paleis der Academiën, 1956. Cloquet, Louis. Traité d'architecture: éléments d’architecture, types d’édifices, esthétique, composition et pratique de l’architecture. Vol. 4, Parijs: s.n., 1900. 76 Closon-Rémy, Marie-Ange. “Egl. Paroiss. St-Jean-Baptiste.” In Le patrimoine monumental de la Belgique. 12: Province de Liège. Arrondissement de Verviers onder redactie van Ghislaine de Bievre. Liège: Mardaga, 1984. Cluysenaar, Jean-Pierre. Maisons de campagne, châteaux, fermes, maisons de jardinier, garde-chasse et d'ouvriers, etc,. exécutés en Belgique par Jean-Pierre Cluysenaar, architecte. Brussel: B. Van der Kolk, 1859. Conde Reis, Guy. “Cluysenaar, Jean-Pierre.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 213-14. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Conde Reis, Guy. “Poelaert, Joseph.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 452-53. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Conde Reis, Guy. “Suys, Tilman François.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 526-28. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Coomans, Thomas. “Janssens, Wynand.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 372-73. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Cortembos, Thérèse et al. Patrimoine architectural et territoires de Wallonie: Liège. Sprimont: Pierre Mardaga, 2004. Cortembos, Thérèse et al. Patrimoine architectural et territoires de Wallonie. 18 vols. Waver: Mardaga, 2004-2011. de Bievre, Ghislaine et al. Le patrimoine monumental de la Belgique: Wallonie. 23 vols. Luik: Mardaga, 1970-1997. De Bruyne. Livre d'adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce de l'industrie, de la finance, de la magistrature et de l'administration de la ville et de la banlieu de Liège. Luik: H. Vaillant-Carmanne, 1867-1868. De Bruyne. Livre d'adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce, de l'industrie, de la finance, de la magistrature et de l'administration de la ville et de la banlieu de Liège. Luik: H. Vaillant-Carmanne, 1879-1880. De Bruyne. Livre d'adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce, de l'industrie, de la finance, de la magistrature et de l'administration de la ville et de la banlieu de Liège. Luik: H. Vaillant-Carmanne, 1877-1878. De Bruyne. Livre d'adresses De Bruyne ou almanach officiel du commerce, de l'industrie, de la finance, de la magistrature et de l'administration de la ville et de la banlieu de Liège. Luik: H. Vaillant-Carmanne, 1870. De Laet, F., F. Claes, en Albert De Tavernier. "Catalogue de la vente publique de tableaux anciens et modernes, antiquités, porcelaines et faïences anciennes, tapisseries, meubles, argenteries, cuivres anciens, etc., livres, la bibliothèque de feu l'architecte Baeckelmans, celle 77 de feu Mr P. H. et d'un avocat, qui aura lieu au Cercle Artistique." Antwerpen: Ratinckx, 1919. De Neef, Cathy, Liliane Henderickx, Michèle Kreutz, en Emmy Toonen. Etterbeek. s.l.: IPS Uitgevers, 1997. Delecourt, Jules Victor, Auguste de Koninck, Victor Luerquin, Honoré Verbeke, Fréderic Molenschot, en Charles Louis Reulens. Bibliographie nationale: dictionnaire des écrivains belges et catalogue de leurs publications, 1830-1880. 4 vols. Brussel: P. Weissenbruch, 1886-1910. Delsaux, Jean-Charles. L’Eglise Saint-Jacques à Liège. Luik: D. Avanzo et Cie, 1845. Denslagen, Wim. “Haat jegens de neostijlen.” In Neostijlen in de negentiende eeuw: zorg geboden?, onder redactie van Anna Bergmans, 23-33. Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2002. Depicker, Karin, Richard Kerremans, Isabelle Leroy, en Emmy Toonen. Sint-Joost-Ten-Node. s.l.: IPS Uitgevers, 1997. Destailleur, Hippolyte, en Maurice Delestre. “Catalogue de livres rares et précieux composant la bibliothèque de M. Hippolyte Destailleur, architecte du Gouvernement.” Parijs: Morgand, 1891. Di Campli, Flavio. Jean-Charles Delsaux (1821-1893), architecte provincial. Herstal: Musée communal herstalien, 1988. Di Campli, Flavio. “Thirion, Adolphe Guillaume.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 538-39. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Didron, Adolphe Napoléon. Annales archéologiques. Vol. 16, Parijs: Didron, 1856. Didron, Adolphe Napoléon. Annales archéologiques. Vol. 12, Parijs: Didron, 1852. Dierkens-Aubry, Françoise. “De eeuw van het eclecticisme ingeleid.” In De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs, 11-35. Tielt: Lannoo, 1994. Dognée, Eugène M. O., J. N. Dongnée-Devillers, J. E. Rémont, Aug. Chauvin, Emile Lebens, Ed. Van Den Boorn, en Alphonse etc. Le Roy. Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industries, travaux publics. Luik: J. Daxhelet, 1881. Dominique, Fanny “Julien-Etienne Rémont, ingénieur-architecte (1800-1883).” Lic. diss., Universiteit van Luik, 2003. “Etat civil de Liège.” Gazette de Liège (7 september 1881). “Etat civil de Liège.” Gazette de Liège (8 september 1881). “Etat civil de Liège.” Journal de Liége (7 september 1881). 78 “Etat civil de Liège.” La Meuse (7 september 1881). “Etat civil de Liège.” La Meuse (8 september 1881). “Exposition générale des Beaux-Arts 1854: catalogue explicatif “. Brussel: Imprimerie de G. Stapleaux, 1854. “Exposition générale des Beaux-Arts comprenant des ouvrages de peinture, sculpture, gravure, dessin & lithographie 1868: catalogue explicatif.” onder redactie van Cercle International des Beaux-Arts. Liège: J. Daxhelet, 1868. Gobert, Théodore. Liège à travers les âges: les rues de Liège. 6 vols. Brussel: George Thone, 1924-1929. Goetghebuer, Pierre-Jacques. Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas. Gent: Imprimerie de A.B. Stéven, 1817-1827. Gothier, Paul, en Joseph Plumier. “Catalogue de la bibliothèque de M. Camille Bourgault, architecte. “ Luik: P. Gothier, 1961. Guillery. “Analyse d'un mémoire de M. Delsaux, architecte de la province de Liège.” Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécutés en Belgique, nr. 10 (Brussel: Vanderauwera, 1848): 1-4. Handleiding voor het beheer van een topografisch-historische atlas. Archiefpublicaties Deel 1. onder redactie van P. Ratsma en C.C.S. Wilmer. Uitgeverij Verloren: Hilversum, 1988. Hen, Charles. “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.” Brussel: Meline, Cans & Cie, 1854-1868. Hen, Charles. “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.” Brussel: Meline, Cans & Cie, 1854. Hen, Charles. “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.” Brussel: Meline, Cans & Cie, 1855. Hen, Charles. “Journal de l’imprimerie et de la librairie en Belgique.” Brussel: Meline, Cans & Cie, 1859. Hennaut, Eric. “De Man, Gustave.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 253. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Huysmans-Cluysenaar, Fanny. “J.-P. Cluysenaar, architecte.” In Les Cluysenaar: une famille d'artistes, 9-138. Brussel: Weissenburch, 1928. Jannet, P. “Courrier de la libraire. Journal de la propriété littéraire et artistique pour la France et l'étranger.” Parijs: s.n., februari 1856. 79 Jannet, P. “La propriété littéraire et artistique. Journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays.” Parijs: s.n., 1855. Jannet, P. “La propriété littéraire et artistique. Journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays.” Parijs: s.n., 1854. Jannet, P. “La propriété littéraire et artistique. Journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays.” Parijs: s.n., september 1855. Jannet, P. “La propriété littéraire et artistique. Journal mensuel des auteurs, des artistes, des éditeurs, des libraires et marchands d’objets d’arts de tous les pays.” Parijs: s.n., augustus 1855. Journal belge de l’architecture et de la science des constructions. Brussel: Vanderauwera, 1853-1856. Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction. Brussel: Vanderauwera, 1848-1851. Laureys, Dirk. “Schadde, Joseph.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 496. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Lebens, Emile “L’Architecture à Liège.” In Liège: histoire, arts, lettres, sciences, industrie, travaux publics, 258-69. Luik: J. Daxhelet, 1881. Liénard, Michel. Specimens de la décoration et de l’ornementation au XIXe siècle. Luik&Leipzig: Charles Claesen, 1866. Lorenz, Otto. “Catalogue général de la librairie française.” Parijs: Otto Lorenz, 1840-1885. Lorenz, Otto. “Catalogue général de la librairie française.” Parijs: Otto Lorenz, 1876. Lorenz, Otto. “Catalogue général de la librairie française.” Parijs: Otto Lorenz, 1867. Maclot, Petra. “Servais, Charles.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 506. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Mardaga, Pierre, red. Bouwen door de eeuwen heen in Brussel: stad Brussel, binnenstad. Vol. 1B. Luik: Mardaga, 1993. Martiny, Victor-Gaston. La Société Centrale d'Architecture de Belgique depuis sa fondation (1872-1974). Brussel: s.n., 1974. Meul, Veerle. “Joseph Schadde, academicus en historiserend bouwmeester in de tweede helft van de 19de eeuw.” Monumenten & Landschappen, nr. 6 (1994): 3-61. Meul, Veerle. “Jozef Schadde (1818-1894): provinciale architect van het arrondissement Mechelen van 1853 tot 1869. Een onderzoek naar neogotiek en eclectisme in de landelijke kerkelijke architectuur van de provincie Antwerpen.” Lic. diss., K.U. Leuven, 1992. 80 Midant, Jean-Paul, red. Académie de Bruxelles: deux siècles d'architecture. Brussel: Archives d'Architecture Moderne, 1989. Mihail, Benoît. “Dumont, Joseph Jonas.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 289-90. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Moor, Thomas. “Charlier, Gustave.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden., onder redactie van Anne Van Loo, 202. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Muquardt, Charles. “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges.” Brussel: Muquardt, oktober 1852. Muquardt, Charles. “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges.” Brussel: Muquardt, 1850. Muquardt, Charles. “Bibliographie de la Belgique ou catalogue général des livres belges.” Brussel: Muquardt, 1852. “Nécrologie.” La Meuse (8 september 1881). “Nécrologie.” La Meuse (9 september 1881). “Nécrologie.” La Meuse (10 en 11 september 1881). “Official catalogue of the Great Exhibition of the Works of Industry of all Nations.” Londen: Spicer brothers, 1851. Onraet, Ignace. “Journal (belge) de l'architecture: studie over een architectuurtijdschrift uit het midden van de 19de eeuw.” Lic. diss., Universiteit Gent, 2001-2002. Oppermann, C.-A. Nouvelles annales de la construction: publication rapide et économique des documents les plus récents et les plus intéressants relatifs à la construction française et étrangère. Parijs: V. Dalmont, 1855-1925. Oppermann, C.-A. “Supplément.” Nouvelles annales de la construction, nr. 372 (1886). Oppermann, C.-A. “Supplément.” Nouvelles annales de la construction - Supplément, nr. 382 (1885). Palmaerts, Geert. Eclecticisme: over moderne architectuur in de negentiende eeuw. Rotterdam: Uitgeverij 010, 2005. Perrault-Dabot, A. “Catalogue de la bibliothèque de la Commission des Monuments historiques.” Parijs: Imprimerie Nationale, 1895. Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1858.” Parijs: C. Reinwald, januari 1859. Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1859.” Parijs: C. Reinwald, januari 1860. 81 Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française.” Parijs: C. Reinwald et Cie, 1858 1969. Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1860.” Parijs: C. Reinwald, januari 1861. Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1861.” Parijs: C. Reinwald, januari 1862. Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1862.” Parijs: C. Reinwald, februari 1863. Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1863.” Parijs: C. Reinwald, februari 1864. Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1864.” Parijs: C. Reinwald, februari 1865. Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1865.” Parijs: C. Reinwald, n.d. Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1867.” Parijs: C. Reinwald, n.d. Reinwald, C. “Catalogue annuel de la librairie française pour 1869.” Parijs: C. Reinwald et Cie, n.d. Saboya, Marc. Presse et architecture au XIXe siècle: César Daly et la Revue générale de l'architecture et des travaux publics. Parijs: Picard, 1991. Sartorius. “Les Allemands en Belgique.” In: Histoire des étrangers et de l’immigration en Belgique de la préhistoire à nos jours, onder redactie van Anne Morelli. Bruxelles: Couleur livres, 2004. Schayes, A.G.B. Histoire de l'architecture en Belgique depuis les temps les plus reculés jusqu'à l'époque actuelle. 2 ed. 2 vols. Vol. 2, Brussel: Schayes, 1853. Schoonjans, Yves. Architectuur en vooruitgang: de cultuur van het eclecticisme in de 19de Eeuw. Gent: A&S, 2007. Strauven, Francis. “19e-eeuwse architectuur en stedebouw te Brussel.” OKV (okt/dec 1975): 147-70. Strauven, Francis. “Balat, Alphonse.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 136-38. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Strauven, Francis. “Beyaert, Hendrik.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 152-53. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Stynen, Herman. De onvoltooid verleden tijd: een geschiedenis van de monumenten- en landschaps org in Belgi , 1835-1940. Brussel: Stichting Vlaams Erfgoed, 1998. 82 V. “Types d'architecture gothique recueillis en Angleterre par A.W. Pugin.” Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécutés en Belgique, nr. 3 (Brussel: Vanderauwera, 1851): 43-44. V., C.-D. “Bibliographie - Batiments de stations et maisons de garde, par J.-P. Cluysenaar.” Journal belge de l’architecture et de la science des constructions (Brussel: Vanderauwera, 1854): 93-97. Van Aerschot, Suzanne, et al. Bouwen door de eeuwen heen in Brussel: inventaris van het cultuurbezit in België. 3 vols. Luik: Mardaga, 1989-1994. Van Aerschot, Suzanne, Marjolijn Van Damme, Inge Debacker, Petra Boekstal, et al. Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen: inventaris van het bouwkundig erfgoed. 55 vols. Brussel: Vlaamse Overheid, 1971-2005. Van de Vijver, Dirk. “Goetghebuers Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas: facetten van de architectuurbeleving in het Verenigd Koninkrijk (1815-1830).” Lic. diss., K.U. Leuven, 1992. Van de Vijver, Dirk. Le Choix des monumens, édifices et maisons les plus remarquables du Royaume des Pays-Bas de Pierre-Jacques Goetghebuer: une histoire de l'architecture nationale du Royaume des Pays-Bas. Cahiers du Centre D'information, de Documentation et d'Etude du Patrimoine. Brussel: CIDEP, 2000. Van de Vijver, Dirk “Castermans, Auguste.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 196. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Van Laeken, Bart “De politiecommissariaten van Pieter Dens (1863-1884), Antwerps stadsarchitect.” Lic. diss., Universiteit Gent, 1996. Van Loo, Anne. “De eeuw van het eclecticisme 1830-1890.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Van Loo, Anne, red. Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Van Santvoort, Linda. “Brusselse woonarchitectuur 1840-1914.” Erfgoed Brussel. Het erfgoed schrijft onze geschiedenis. Extra nummer, (Brussel: Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dienst Monumenten en Landschappen, 2013), 141-59. Vandenbreeden, Jos. “Eclecticisme.” In De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs. Tielt: Lannoo, 1994. Vandenbreeden, Jos. “Neo-renaissance.” In De 19de eeuw in België: architectuur en interieurs. Tielt: Lannoo, 1994. 83 Vandenbreeden, Jos, Françoise Dierkens-Aubry, Jacques Evrard, en Christine Bastin. De 19de eeuw in België: architectuur en Interieurs. Tielt: Lannoo, 1994. Vandendaele, Richard, Anne Gosse, Anne-Marie Geerinck, en E. De Smedt-Massant. “Poelaert en zijn tijd.” Brussel: Gemeentekrediet van België, 1980. Vanderperren, J., en J. Victoir. Hendrik Beyaert: van classicisme tot art nouveau. Deurle: De Dijle, 1992. Verpoest, Luc. “Minard, Louis.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 424. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Verpoest, Luc. “Pauli, Adolphe.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 445-46. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Verpoest, Luc. “Vierset-Godin, Emile.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 596-97. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Versluys, C.D. “La nouveauté en architecture - Le désier d'étourner - M. Dumont - Ses façades de la Rue des Arts - Son école.” Journal belge de l'architecture et de la science des constructions, (Brussel: Vanderauwera, 1853): 21-23. Versluys, C.D. “Le maison de la Porte de Namur, Le style d'Elisabeth.” Journal belge de l'architecture et de la science des constructions, (Brussel: Vanderauwera,1853): 39. Vierset-Godin. Eglise Notre-Dame à Huy, représentée en plans, élévations, coupes et détails géométraux d’après les plans de restauration approuvés par la Commission Royale des Monuments. Luik: E. Noblet, 1854. W., A. “Bibliographie - Histoire de l'architecture en Belgique par A.-G.-B. Schayes.” Journal de l'architecture et des arts relatifs à la construction: revue des travaux exécutés en Belgique, nr. 11 (Brussel: Vanderauwera, 1850): 164-68. Willis, Alfred. “Flemish Renaissance revival in Belgian architecture (1830-1930).” Doct. diss., Columbia Univeristy, 1985. Willis, Alfred. “Ryssens De Lauw, Joseph Martin.” In Repertorium van de architectuur in België van 1830 tot heden, onder redactie van Anne Van Loo, 490-91. Antwerpen: Mercatorfonds, 2003. Winters, J. “Maatschappij en maatschappijbeeld: Jean-Pierre Cluysenaar.” OKV (1981): 123-42. Wylleman, Linda. “Architect Adolphe-Edouard-Theodore Pauli 1820-1895.” Lic. diss., Universiteit Gent, 1972-1973. 84 Archiefbronnen Acte de Décès n° 831, 1886, Registre d’Etat Civil de Liège, Luik: SAVL. Acte de Décès n° 2247, 1881, Registre d’Etat Civil de Liège, Luik: SAVL. Acte de Mariage n° 4105, 1850, Registre d’Etat Civil de Liège, Luik: SAVL. Acte de Naissance n° 1040, 1828, Registre d’Etat Civil de Liège, Luik: SAVL. Auguste Castermans, Rue Dartois 12, 14 februari 1881, Permis de bâtir, n° 486 B, Luik: SAVL. Auguste Castermans, Rue Dartois 12, 24 juni 1946, Permis de bâtir, n° 28199 B, Luik: SAVL. Concession de la famille Castermans-Toby, 1881, Dossier n° 1339, parcelle 7-62-1, Luik: Begraafplaats van Robermont. N. de Harlez de Deulin, J. Carpay/ Société littéraire, april 2001, Société littéraire, Place de la République n5, dossier 2.35 en 2.36, Luik: CADCRMSF. Pierre-Jacques Goetghebuer, Atlas Goetghebuer, L29/1, 2a en 2b, L 29/3, 29/4a en 4b, L116/7- 116/10, Gent: GSZD. Registre de l’inventaire après décès des biens de A. Thirion de Verviers (1859-1862), 31 december 1862, Fonds de familles, E.1.1205, Luik: AEL. Registre de Population de Liège, VOL 1, REC 1848 – DIV 1 – FOLIO 81, Luik: SAVL. Registre de Population de Liège, VOL 2, REC 1859 – DIV 2 – FOLIO 82, Luik: SAVL. Registre de Population de Liège, VOL 5, REC 1881 – DIV 1 – FOLIO 128, Luik: SAVL. Rémont, Classe d’architecture, Rapport du 3me trimestre de 1844 à 1845. 1ere classe, 2me section, 26 juli 1845, Luik: AABAL. Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs pour la formation du programme de l’année scolaire 1845-56. Rapport, Classe d’architecture de l’académie de beaux arts de Liège. 1ere classe composition_2e section_élèves, 16 juni 1845, Luik: AABAL. Rémont, Copie des rapports de MM les professeurs et projets de programme, faits en vertu de l’article 11 du règlement, pour l’année scolaire 1846-1847. Rapport Classe d’architecture de l’académie des beaux arts de Liège, 1ere classe de composition, 2e section, 25 juni 1846, Luik: AABAL. Rémont, Cours d’architecture, Salle d’études, Semestre d’hyver. Leçons sur l’architecture, 1ere partie du programme, 17 maart 1845, Luik: AABAL. Rue Lonhienne 9, 10 november 2005, Permis de bâtir, n° 71562, Luik: SAVL. Rue Louvrex n° 80, Fonds de la CRMSF- Fonds des dossiers nominatifs des biens, dossier 2.427, Luik: CADCRMSF. 85 Internetbronnen “Autel à retable, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue.” Laatst geraadpleegd op 14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240502&objnr=10104022. “BALaT.” Laatst geraadpleegd op 16 april 2014. http://balat.kikirpa.be/intro.php. “Bénitier, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue.” Laatst geraadpleegd op 14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240525&objnr=10104055. “Brussels Hoofdstedelijk Gewest: Inventaris van het bouwkundig erfgoed.” Laatst geraadpleegd op 16 april 2014. http://www.irismonument.be/. “Centrale gevangenis (ID: 200269).” Laatst geraadpleegd https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/200269. op 1 maart 2014. “Chaire de vérité, Verviers, Eglise Saint-Antoine de Padoue.” Laatst geraadpleegd op 14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240535&objnr=10104025. “De Inventaris van het onroerend erfgoed.” Laatst geraadpleegd op 16 april 2014. https://inventaris.onroerenderfgoed.be/. “Eglise Saint-Antoine de Padoue, Verviers.” Laatst geraadpleegd op 14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M240499&objnr=10104017. “Eglise Saint-Jean-Baptiste, Aubel.” Laatst geraadpleegd op http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M13808&objnr=10090958. “Gallica, Bibliothèque http://gallica.bnf.fr/. numérique.” Laatst geraadpleegd 14 op 16 januari 2014. april 2014. “Geheel met voormalig Hôtel de Mesnil, het zgn. Hôtel Puccini.” Laatst geraadpleegd op 4 april 2014. http://www.irismonument.be/nl.Sint-Joost-ten-Node.Koningsstraat.292.html. “Lammerstraat (ID: 3137).” Laatst geraadpleegd https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/3137. “Le Cercle de la Société Littéraire.” http://societelitteraire.be/presentation. “Leliman, Johannes Hermanus.” http://zoeken.nai.nl/CIS/persoon/3229. Laatst Laatst op 4 geraadpleegd op geraadpleegd op 23 april 4 april maart 2014. 2014. 2014. “Les formats des livres: in-folio, in-4, etc." Laatst geraadpleegd op 21 maart 2014. http://bibliophilie.blogspot.be/2007/04/les-formats-des-livres-in-folio-in-4.html. “Les inventaires.” Laatst geraadpleegd op 16 april 2014. http://dgo4.spw.wallonie.be/DGATLP/DGATLP/Pages/Patrimoine/Pages/Directions/Protecti on/inventaires.asp. 86 “Louis Roelandt - Verenigingsgebouw La Concorde.” Laatst geraadpleegd op 1 maart 2014. http://www.architectuurfocus.ugent.be/default.aspx?ref=ADAH&lang=NL. Luc Verpoest, Upstairs, downstairs. Woon- en werkplaatsen van het dienstpersoneel in de 19de-eeuwse burgerwoning. De opvattingen van Louis Cloquet en Viollet-le-Duc, Themateksten Open Monumentendag Vlaanderen 2007. Laatst geraadpleegd op 29 september 2013. http://sector.openmonumenten.be/sites/sector.openmonumenten.be/files/page/files/tt07_luc_v erpoest.pdf. “Meir (ID: 12938).” Laatst geraadpleegd https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/geheel/12938. op 4 april 2014. “Monument funéraire d’Auguste Delfosse.” Laatst geraadpleegd op 14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165921&objnr=10122751. “Monument funéraire de la famille de l’architecte Auguste Castermans.” Laatst geraadpleegd op 14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165920&objnr=10122746. “Monument funéraire de Louis Jamme, bourgmestre (1779-1848).” Laatst geraadpleegd op 14 januari 2014. http://balat.kikirpa.be/photo.php?path=M165903&objnr=10122752. “Parochiekerk Sint-Servatius (ID: 37510).” Laatst geraadpleegd op 22 januari 2014. https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/37510. “Parochiekerk Sint-Stefanus (ID: 36972).” Laatst geraadpleegd op 22 januari 2014. https://inventaris.onroerenderfgoed.be/dibe/relict/36972. “Patrimoine architectural et territoires de Wallonie.” Laatst geraadpleegd op 15 april 2014. http://dgo4.spw.wallonie.be/DGATLP/dgatlp/Pages/DGATLP/PagesDG/DescrPublications/P atArchitectural/Ans-Chastre.asp. “Présentation.” Laatst geraadpleegd http://www.archi.ulg.ac.be/spip.php?rubrique12. op 12 april 2014. “Publicaties: Reeks Inventarissen van het monumentale erfgoed van België.” Laatst geraadpleegd op 15 april 2014. http://www.monument.irisnet.be/nl/sensibi/pubinv.htm. Thomas Coomans, “1.3 Architectuurgeschiedenis 19de eeuw.” Laatst geraadpleegd op 1 april 2013. https://onderzoeksbalans.onroerenderfgoed.be/onderzoeksbalans/bouwkundig/architectuurges chiedenis/19de_eeuw. “Verviers: oude industriestad in de Ardennen.” Laatst geraadpleegd op 16 januari 2014. http://www.steden.net/belgie/verviers/. 87
© Copyright 2024 ExpyDoc