Download (PDF, 17.99MB) - Basisschool De Opbouw

Jongens en meisjes. Verschillen
in ontwikkeling en leren
Lezing Basisschool de
Opbouw
Hotel de Wijnberg, Bolsward, 3 april 2014
Em. prof. dr. Louis Tavecchio (UvA/HvA)
[email protected]
[email protected]
Verschillen tussen jongens
en meisjes
Jelle Jolles, ‘Ellis en het
verbreinen’
Over Hersenen, Gedrag & Educatie
Neuropsych Publishers
Amsterdam-Maastricht
(Amsterdam, 17 september 2010)
Update, verschenen in 2012!
Wat valt meteen op?
Verschillende actieprogramma’s
Meisjes: sociaal actieprogramma: uiten en
duiden van emoties; belangrijke functie
van taal; relaties, samenwerken, overleg,
discussiëren
Jongens: actief handelings (DOE)
programma: ruimtelijke verkenning,
experimenteren, ruimtelijke en motorische
oriëntatie
Dus …, verschillend gedrag
Jongens: als het ware ‘geprogrammeerd’
om te rennen, te springen, in bomen te
klimmen en met stenen te gooien.
Is natuurlijk best ‘vervelend’ voor de ouders,
de pedagogisch medewerker in de KO (of
later voor de leerkracht (juf) in het
basisonderwijs), maar …
daar heeft het brein geen boodschap aan!
Jelle Jolles
Puberteit is bij vrijwel alle kinderen –
jongens en meisjes – wel voorbij op
leeftijd van 15 jaar
n  Adolescentie loopt veel langer: het gaat
om het hele proces van volwassen worden
n  Voor dit proces is de hersenontwikkeling
veel belangrijker dan hormonen en de
geslachtsorganen
n  Adolescentie loopt zeker door tot na 20e
jaar
n 
Jelle Jolles, vervolg 1
Voor jongens is dat gewoonlijk nog wat
later dan bij meisjes
n  Adolescentie is periode waarin het individu
moet leren een selectie te maken uit vele
mogelijke gedragsalternatieven
n  ‘Steun’, ‘sturing’ en ‘leiding’ zijn hierbij
nodig
n  Ook langetermijn consequenties van
keuzen dienen door adolescent te worden
overzien
n 
Jelle Jolles, vervolg 2
Is grote opgave, omdat zeer belangrijke
neuropsychologische processen pas in
midden- en laat adolescentie goed tot
ontwikkeling komen (resp. 14-17,
18-20/21 jr.)
n  Midden-adolescent kiest alleen voor korte
termijn consequenties (overziet
langetermijn effecten vaak niet)
n  Hersenrijping loopt door tot ruim na 20e
jaar
n 
Jelle Jolles, vervolg 3
n 
n 
n 
n 
15-jarige jongen is wat betreft motoriek en waarneming
even vaardig als volwassene, maar niet in staat goed in
te schatten welke gevolgen zijn gedrag heeft
Een 15-jarige tiener zal ze wellicht wel verstandelijk
begrijpen, maar er niet zo gauw zelf opkomen. Als
iemand hem erop wijst, zal hij er de volgende keer (en
misschien de keer erna ook) aan denken, maar dan nog
ervaart hij die gevolgen anders
In lessituaties, waar de nadruk ligt op zelfstandig
werken, zelf dingen uitzoeken en zelf oplossingen
ontdekken heeft dit belangrijke gevolgen
De jongeren moeten daarbij geholpen worden: ze
kunnen het nog niet uit zichzelf
Biologische verschillen
n 
n 
n 
n 
Ontwikkeling zenuwstelsel
Hormoonhuishouding
-testosteron (bij geboorte evenveel als
12-jarige jongen)
-daarna (sterke) daling
-rond 4e jaar verdubbeling
-zakt rond 5e jaar tot helft terug
Testosteron zet aan tot actie en
beweging
En … ‘risicovol’ gedrag: spanning en
avontuur; vr.hormonen progesteron en
oestrogeen verminderen juist neiging
tot ruw spel en risicovolle activiteiten
Onderzoek Klimstra c.s. (2009)
5 jaar lang 1300 tieners gevolgd
n 
n 
n 
• 
• 
Meisjes hebben eerder volwassen
persoonlijkheid dan jongens
Beginnen eerder met groeispurt en
hersenontwikkeling (ontwikkeling en rijping
verloopt sneller)
Voorsprong ‘persoonlijkheidsontwikkeling’:
Agreeableness & conscientiousness (vriendelijk,
meegaand, plichtsgetrouw/zorgvuldig)*
Zelfreflectie en impulscontrole
*Vandaar: ijveriger, beter in plannen en zelfdiscipline
Sociale vaardigheden op de
basisschool
Onderzoek van DiPrete & Jennings (2012)
Ø  Sociale vaardigheden spelen belangrijke rol bij
prestaties op basisschool: zowel bij cognitieve
tests als leerkrachtbeoordelingen (werkhouding!)
Ø  Meisjes beschikken over aanzienlijk meer van dit
soort vaardigheden, vergeleken met jongens
Ø  Dit voordeel van meisjes/meiden blijft bestaan
tot in middelbare school en vervolgopleidingen
daarna (hbo, wo)
Ø  Dit verschil manifesteert zich dus al heel vroeg
in de schoolloopbaan en heeft, volgens deze
auteurs, grote gevolgen
Om bij stil te staan …
Je gevoel van COMPETENTIE, als
opvoeder
n  Wordt veel makkelijker en soepeler
bevestigd in de omgang met meisjes!
n  Interactie- en zorgstijl van vrouwelijke
professionals (ped. medewerkers KO,
leerkrachten BO) sluiten beter/makkelijker
aan op het gedrag van meisjes
n 
Vervolg …
Het is aannemelijk dat ze meer feeling
hebben voor de taal, mimiek en sociale
omgang van meisjes en ook meer
waardering (herkenning?) voor de manier
waarop ze op hen reageren
n  Wat moet je doen, als professionele
opvoeder, om daar niet te veel in mee te
gaan/je daardoor niet teveel te laten
leiden?? (zie sheets 21 e.v.)
n 
ONTBREKEN (VERDWIJNEN) VAN
MANNELIJKE ROLMODELLEN IN
BELANGRIJKE OPVOEDINGSCONTEXTEN BUITEN HET GEZIN
Met name wat betreft NABIJE INTERACTIE
met het kind:
n  KINDEROPVANG
(99% VROUW)
n  BUITENSCHOOLSE (NASCHOOLSE) OPVANG
(96% VROUW)
n  BASISONDERWIJS (87% VROUW)
n  PROBLEMEN MET SEKSEROL-IDENTIFICATIE
DOMINANTIE VAN VROUWELIJKE
OPVOEDERS:
FEMINISERING VAN (PRIMAIR)
ONDERWIJS
- CORRIGEREND, BEPERKEND EN
CONTROLEREND INGRIJPEN NAAR ‘TYPISCH’
JONGENSGEDRAG
- WEINIG ‘RUIMTE’ GEVEN VOOR UITING
DAARVAN, LETTERLIJK EN FIGUURLIJK
- VOORAL BELONING VAN INZET, IJVER EN
MEEGAANDHEID
- VANDAAR: ONTSTAAN VAN ‘MEISJESNORM’
ALS TYPERING VAN ‘IDEAAL’ KINDGEDRAG
Albert Bandura
Sociale Leertheorie
n 
n 
n 
Sekserol-identificatie en het verwerven van
sekserol-identiteit komen in belangrijke mate tot
stand
Door observatie en imitatie van het gedrag van
anderen, met name het gedrag van volwassenen
(in allerlei variaties, functies en rollen) van je
eigen sekse
Dat is nodig om te weten wat het betekent om
in de cultuur waarin je opgroeit een volwassen
‘man’ of ‘vrouw’ te zijn
Opmerkelijke observatie (onzin of
schrikbeeld?)
‘MASCULINITY IN BOYS SEEMS TO
BE SOMETHING TO BE TREATED
RATHER THAN SOMETHING TO BE
CELEBRATED’ (CRISPIN
SARTWELL, Juni 2000)
WAT KUNNEN WE DOEN?
- MEER MANNELIJKE ROLMODELLEN,
IN OPVOEDING EN MEDIA
- Jongens meer GELEGENHEID en
RUIMTE geven voor BEWEGING!
- BEWUSTWORDINGSPROCES OP GANG
BRENGEN BIJ OUDERS, MET NAME
VADERS, EN ANDERE (NIET ALLEEN
MANNELIJKE) OPVOEDERS
- OPVOEDING EN ONDERWIJS
AANTREKKELIJK(ER) MAKEN VOOR
PARTICIPATIE DOOR MANNEN
- POSITIEF BENOEMEN VAN
‘TYPISCHE’ JONGENS
(‘MANNELIJKE’) EIGENSCHAPPEN
BASISONDERWIJS*
n 
n 
n 
n 
n 
n 
n 
Kinderen (jongens) die goed zijn in rekenen en
wiskunde, maar niet in taal, hebben een steeds
groter probleem
Meer ruimte geven aan ‘experimenteren’,
experimenteel leren
Onderwijs minder ‘talig ‘maken
Reken – en wiskundeopdrachten zijn taalpuzzels
geworden
Alles moet beredeneerd en uitgelegd
Kinderen met taalachterstand struikelen daardoor
ook in de exacte vakken
Doen en uitzoeken is juist voor deze groep
kinderen zo belangrijk
*Interview met Robbert Dijkgraaf (Universiteitshoogleraar UvA en voorzitter KNAW)
NRC, 1 mei 2005
Vervolg
n 
n 
n 
n 
n 
Bied meer ruimte voor bewegen, zoals stoeien, klimmen, rennen
(en zie dit niet als ‘lastig’ gedrag!)
Bied spel en andere activiteiten in ‘competitievorm’ aan
(jongens willen graag ‘winnen’; het gaat er om hun aandacht te
trekken én vast te houden)
Waardeer hun onderzoeksdrang en zorg dat er speelgoed of andere
spullen zijn - ook technisch materiaal - dat onderzocht en uit elkaar
gehaald mag worden
Taal en communicatie worden in onze cultuur steeds belangrijker en
dat zijn zaken waar vooral vrouwen goed mee uit de voeten
kunnen. Maar speel en stoei óók met de jongens en geef hen
de tijd zich daarnáást met woorden te kunnen uiten
En, heel concreet, op school (of in andere ‘ groepen’, bijv.
Kinderopvang/PSZ): Onderbreek bijeenkomsten/lessen e.d. bijv.
ieder uur, zodat ze die ‘bewegingsonrust’ ongeremd kunnen
botvieren
Zie ook: L.W.C. Tavecchio (2008). Kinderopvang als Opvoedingsmilieu: Wat zijn de effecten en wat
betekent het voor jongens? In W. Koops, B. Levering & M. de Winter (eds.), Opvoeding als
Spiegel van de Beschaving (pp. 180-193). Amsterdam: Uitgeverij SWP
Kortom ...
Houd rekening met sekseverschillen en
respecteer ze
n  En ga er vervolgens op een pedagogisch
verantwoorde wijze mee om!
n  Sekseverschillen horen thuis in het
curriculum van elke opleiding gericht op
de ontwikkeling van kinderen: PABO, SPW,
ILO, etc.
n 
Voordelen die ‘nabije interactie’ met
mannelijke professionals voor
kinderen/jongeren zou kunnen hebben
n 
n 
Het perspectief van waaruit naar kind/
jongere wordt gekeken, wordt verruimd:
beide seksen zouden elkaar kunnen
aanvullen
Het rolpatroon dat aangeboden wordt is
niet meer uitsluitend of overwegend
vrouwelijk, want vrouwelijke professionals
gedragen zich als vrouwen en bieden dus
vooral aan hoe een vrouw zich ‘moet’
gedragen
Het is voor jongens daarom goed om
(ook) mannen om zich heen te hebben
n  Een mannelijk rolmodel kan uit meerdere
typen of varianten bestaan:
n  Mannen die een stereotiep manbeeld
doorbreken door te laten zien dat ze ook
kunnen (ver)zorgen
n  Mannen die met traditioneel ‘mannelijke’
eigenschappen een tegenwicht vormen in
een bijna exclusief vrouwelijke omgeving
n 
De realiteit is dat veel mannen in dit soort
posities als enige in een voor de rest uit
vrouwen bestaand team werken en dat er
geen enkelvoudig manbeeld bestaat dat
iedere man volledig kan vormgeven
n  Mannen zullen dus verschillen in de
manier waarop zij vormgeven aan hun
identiteit als man
n 
n 
n 
Het is te verwachten dat een
gemengd team (vrouwen en
mannen) minder snel seksespecifieke
interactie- en beoordelingspatronen
zal vertonen
Zie voorbeelden Lieselotte Ahnert (2006),
Winer & Phillips (2012) en DiPrete &
Jennings (2012)
‘t Is maar hoe je er naar kijkt …
Empirisch onderzoek: Twee voorbeelden
n 
Lieselotte Ahnert (2006)*
n 
Winer & Phillips (2012)
n 
*Ahnert, L. (2006). Gender-specific formation of children‘s attachment relationships
(referentie volgt later)
with care providers in preschool: Associations with later learning motivation.
Presentation on the 19th biennial meeting of the International Society of the Study of
Behavioral Development. Melbourne, Australia July 2006.
Lieselotte Ahnert (2006)
Seksespecifieke kind-leidster
relaties?
Vraag aan leidsters: “Met welk kind in je
groep voel je een sterke (intieme) band”?
(Proximity=Nabijheid)
“Met welk kind in je groep heb je een
afstandelijke relatie”?
(Distance=Afstand)
In beide gevallen svp 3 kinderen noemen
Attachment Q-Sort
n 
n 
n 
n 
n 
n 
Instrument voor het meten van gehechtheid in
natuurlijke situaties
90 items met gedragsbeschrijvingen die betrekking
hebben op gehechtheid, maar ook op aspecten als
motorische ontwikkeling en temperament (te gebruiken
bij kinderen t/m 48 maanden)
Kaartjes (na langdurige observatie) verdelen in negen
stapels
Plaats van kaartje hangt af van het wel/niet kenmerkend
zijn voor gedrag van het kind
Verdeling vastgesteld voor een optimaal veilig gehecht
kind (o.b.v. itemgemiddelden van gehechtheidexperts)
Veiligheidsscore van specifiek kind berekend door
geobserveerde AQS te correleren met een rangschikking
voor dit ‘hypothetisch’ optimaal veilig gehechte kind
RESULTATEN Attachment Q-set
Nabijheid M*
AQS
.32
meisje
.48
jongen
.17
Afstand
AQS
meisje
.36
jongen
.06
M*
.20
Veilige relaties
: AQS > .33
Onveilige relaties : AQS < .33
*M=Gemiddelde
Ontleend aan Ahnert (2006; in Tavecchio, 2008)
Vervolgonderzoek Ahnert bij
100 kinderen tot in 1e klas BO
Jongens bleken een stuk minder
gemotiveerd om te leren dan meisjes
n  Veronderstelling Ahnert: resultaat mede
toe te schrijven aan hun eerdere – minder
positieve – ervaringen met de leidsters in
de kinderopvang
n  Stel dat deze veronderstelling juist is: dan
herbezinning nodig op benadering van
jongens in KO en BO !
n 
Onderzoek Winer & Phillips (2012)*
n 
n 
Jongens: opvang van mindere kwaliteit, zowel in
termen van proceskwaliteit als in de zin van negatievere
percepties; meisjes: opvang van hogere kwaliteit, en de
percepties van hun persoon en gedrag zijn positiever
Verschil zit vooral in de kwaliteit van de interactie:
- gebrek aan stimulerende interacties
- minder betrokkenheid bij kind
- meer negatieve termen
- vaker restrictief ingrijpen
Kortom: afwezigheid van positieve interacties
* Winer, A.C., & Phillips, D.A. (2012). Boys, Girls, and “Two Cultures” of Child
Care. Merrill-Palmer Quarterly, 58, (1), 22-49.
Citaat uit Winer (2010)
“Additionally, determining the outcomes
of lower quality care for males should be
investigated to see how this finding
impacts later development such as school
readiness. Our finding fits into the
elementary literature of boys performing
worse than girls and boys’ elementary
performance may be originating in their
early care environments.”
De 5 Factoren van Sax*
n 
n 
n 
n 
n 
1) Feminisering van het onderwijs
2) Video games
3) Toename in het voorschrijven van psychotrope
medicijnen die de motivatiesystemen van de hersenen
aantasten
4) Blootstelling aan hormoonontregeling/verstoring
(environmental oestrogens)
5) Gebrek aan krachtige, mannelijke rolmodellen
*Leonard Sax: “Boys Adrift: The Five Factors Driving the Growing Epidemic of
Unmotivated Boys and Underachieving Young Men” (Basic Books, 2007)
Nadere toelichting
n 
n 
n 
n 
n 
Video games: Onderzoek laat zien dat sommige zeer populaire video
games jongens vervreemdt van activiteiten in de echte wereld
Medicatie: Te snelle toediening van te hoge doses anti-ADHD
medicijnen veroorzaakt onherstelbare schade in motivatiecentra in
de hersenen
Onderwijsmethoden: diepgaande veranderingen in de manier
waarop kinderen worden onderwezen kregen het onbedoeld gevolg
dat jongens steeds minder op hebben met ‘school’
Devaluatie van mannelijkheid: veranderingen in de populaire cultuur
hebben de rolmodellen van mannelijkheid ingrijpend gewijzigd
Endocriene ‘disruptors’: in het milieu actieve oestrogenen
afkomstig van plastic flessen en voedingsbronnen kunnen het
testosteronniveau van jongens verminderen, waardoor hun botten
brozer worden en hun hormoonhuishouding ontregeld raakt (zie ook
artikel in NRC 17 november 2009, over negatieve effect op jongens
van ftalaten (weekmakers in plastics en cosmetica)
Als er nog tijd over is …
Twee recente rapporten, beide in
2012 verschenen
Goed onderwijs voor jongens
Structuur en duidelijkheid bieden
n  Positief benaderen
n  Variatie in de les
n  Actief aan het werk zetten en houden
n  Reflectie uitlokken
n  Humor inzetten
n  ‘Jongensachtig’ zijn als docent
“Jongens werken bij mannelijke docenten vaker
hard, meisjes bij vrouwelijke”
n 
*APS, Utrecht, mei 2012
Adviezen
structuur, regels en duidelijkheid
n  veilig pedagogisch klimaat
n  persoonlijke aandacht voor leerlingen
n  goede begeleiding en zorgstructuur
n  ouders worden betrokken
n  aandacht voor meta-cognitieve
vaardigheden
n  aandacht voor verhoging van schoolse
motivatie
n 
Wat is een ‘jongensachtige’
docent?
Is ‘to-the-point’
n  Is eerlijk
n  Is Kort van stof
en
n  Houdt van competitie
n 
Kortom, ook in dit geval …
Houd rekening met sekseverschillen en
respecteer ze
n  En ga er vervolgens op een pedagogisch
verantwoorde wijze mee om!
n  Sekseverschillen horen thuis in het
curriculum van elke opleiding gericht op
de ontwikkeling van kinderen: PABO, SPW,
ILO, etc.
n 
For Every 100 Girls …
Voorbeelden noemen