het myelodysplastisch syndroom Arjan A. van de Loosdrecht Department of Hematology VU University Medical Center Cancer Center Amsterdam (CCA) Amsterdam, The Netherlands Oncologie dagen 2014 Ede, Reehorst Wat is MDS? • Inefficiënte hematopoïese • Gekenmerkt door: Cytopenieën (anemie, trombopenie en/of neutropenie) • Bij ongeveer 1/3e van de patiënten evolueert MDS naar AML Van de Loosdrecht AA et al., Ned Tijdschr Hematol. 2013;10:3-14 www.hematologienederland.nl Epidemiologie (1) • • • • • Piekincidentie: 60–90 jaar Mediane leeftijd: 74 jaar (EU-MDS registratie) Gemiddeld: 3,6–4,1 per 100.000 p/jaar; Ouder dan 70 jaar: > 20 per 100.000 p/jaar 500 nieuwe patiënten per jaar in NL Van de Loosdrecht AA et al., Ned Tijdschr Hematol. 2013;10:3-14. IKC Kankerregistratie (www.cijfersoverkanker.nl) Jaarlijkse incidentie per 100.000 personen Epidemiologie (2) 35 30 25 20 15 10 5 0 < 30 30–40 40–50 50–60 60–70 leeftijdscategorie (jaren) Germing U, et al. Haematologica. 2004;89:905-10 Jädersten M, Helström-Lindberg E. J Intern Med. 2009;265:307-28 Van de Loosdrecht A et al. Ned Tijdschr Hematol. 2013;10:3-14 70–80 80–90 Risicofactoren • Bij de meeste patiënten onbekend • Aangeboren afwijkingen - Fanconi-anemie - Familiaal MDS • • • • • • Immunologische disfunctie Onvoldoende DNA-herstel Chemotherapie Omgeving/beroep Tabak (benzeen) Ioniserende straling Lee RG, MM Wintrobe et al.,Wintrobe´s Clinical Hematology 2003;2207 Pederson-Bjergaard et al.,Hematology 2007;392-397 Klinische presentatie • Bleek, vermoeid en kortademig • Frequent recidiverende (bacteriële) infecties • Verhoogde neiging tot bloedingen Diagnostiek • Anamnese • (Poly)farmacie • Lichamelijk onderzoek • laboratoriumonderzoek • Beenmerg biopt en aspiraat Van de Loosdrecht AA et al., Ned Tijdschr Hematol. 2013;10:3-14 www.hematologienederland.nl Diagnostiek anno 2014 Diagnostic tool Diagnostic value Peripheral blood smear Bone marrow aspirate • Evaluation of dysplasia in one or more cell lines • Enumeration of blasts • Evaluation of dysplasia in one or more myeloid cell lines • Enumeration of blasts • Enumeration of ring sideroblasts Priority Mandatory Mandatory Bone marrow biopsy • Assessment of cellularity, CD34+ cells, and fibrosis Mandatory Cytogenetic analysis • Detection of acquired clonal chromosomal abnormalities that can allow a conclusive diagnosis and also prognostic assessment Mandatory FISH • Detection of targeted chromosomal abnormalities in interphase nuclei following failure of standard G-banding Recommended Flow cytometry immunophenotype • Detection of abnormalities in erythroid, immature myeloid, maturing granulocytes, monocytes, immature lymphoid compartments SNP-array • Detection of chromosomal defects at a high resolution in combination with metaphase cytogenetics Mutation analysis of candidate genes • Detection of somatic mutations that can allow a conclusive diagnosis and also reliable prognostic evaluation Recommended* If according to ELN guidelines Suggested (likely to become a diagnostic tool in the near future) Suggested (likely to become a diagnostic tool in the near future) Malcovati L, et al., ELN guidelines. Blood 2013;122:2943-64; Greenberg P et al., J Nat Compr Netw Canc 2013;11:838-74; *Westers TM, et al., Leukemia 2012;26:1730-41 WHO 2008 Nieuwe categorie Ziekte en bloedmetingen BM beeld RCUD Refractaire cytopenieën met unilineaire dysplasie (< 1% perifere blasten) RA (refractory anemia), RN (refractory neutropenia, RT (refractory thrombocytopenia) < 1% blasten ≥ 10% cellen in 1 cellijn < 15% van de erythroïde voorlopercellen zijn ringsideroblasten RARS RARS (geen perifere blasten) < 5% blasten ≥ 15% van de erythroïde voorlopercellen zijn ringsideroblasten) RCMD Cytopenieën (< 5% perifere blasten) Geen Auerse staven < 5% blasten ± 15% ringsideroblasten Dysplasie in ≥ 10% van de cellen in ≥ 2 myeloide lijnen RAEB-1 Patiënten met < 5% perifere blasten Geen Auerse staven 5-9% blasten RAEB-2 Patiënten met 5–19% perifere blasten Auerse staven 10-19% blasten MDS-U Cytopenie(ën) < 1% perifere blasten < 5% blasten Cytopenie(ën) met <10% cellen in 1 of meer cellijnen en typische chromosomale afwijkingen die bij MDS patiënten kunnen voorkomen MDS del(5q) Anemie, normale of toegenomen aantal bloedplaatjes, geen of zelden blasten (< 1% ) < 5% blasten Geïsoleerde del(5q) cytogenetische abnormaliteit Geen Auerse staven Brunning RD. et al., WHO classification of Tumours of Haematopoietic and Lymphoid tissues 2008;chapter 5 Totale overleving en risico op evolutie naar AML, ingedeeld volgens WHO 2001/8 Leukemie-vrije overleving RA/RARS RCMD/RCMD-RS RAEB-1 RAEB-2 AML 1.0 0.9 0.8 0.7 0.6 0.5 0.4 0.3 0.2 0.1 0 0 20 40 60 80 100 Overlevingstijd (maanden) Malcovati L, et al. J Clin Oncol. 2005;23:7594-603 120 140 Cumulatieve proportie overlevenden Cumulatieve proportie overlevenden Totale overleving 1.0 0.9 0.8 0.7 0.6 0.5 RA/RARS RCMD/RCMD-RS RAEB-1 RAEB-2 0.4 0.3 0.2 0.1 0 0 20 40 60 80 100 Overlevingstijd (maanden) 120 140 Internationaal prognostisch scoringssysteem (IPSS) voor myelodysplastische syndromen Score Prognostische variabele 0 0,5 <5 5–10 Cytogenetica Goed Intermediair Cytopenieën* 0–1 2–3 Blasten (%) in beenmerg 1,0 11–20 Risicogroep Score Laag 0 Intermediair 1 0,5 – 1,0 Intermediair 2 1,5 – 2,0 Hoog ≥ 2,5 *Hb < 10 g/dl; 6,2 mmol/l; trombocyten < 100 x 109/l; ANC < 1,8 x 109/l Greenberg P, et al. Blood. 1997;89:2079-88 1,5 Slecht 2,0 Cumulatieve overleving van MDS-patiënten op basis van IPSS Evolutie naar AML Overleving Overleving (%) Laag (n = 267) Int-1 (n = 314) Int-2 (n = 179) Hoog (n = 56) 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 Tijd (jaren) Greenberg P, et al. Blood. 1997;89:2079-88 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Evolutie naar AML (%) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Laag (n = 235) Int-1 (n = 295) Int-2 (n = 171) Hoog (n = 58) 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 Tijd (jaren) Verfijningen van de IPSS in de IPSS-‘refined’ • Nieuwe categorieën beenmergblasten - ≤2, >2 - <5, 5 - 10, >10 - 30% • Verfijnde cytogenetische afwijkingen en risicogroepen - 16 (versus 7) specifieke afwijkingen - 5 (versus 3) subgroepen • Evaluatie van diepte van cytopenieën - klinisch en statistisch relevante afkappunten • Inclusie van differentiërende [voorlopige] kenmerken* - leeftijd, performance-status, serumferritine, LDH, bèta-2microglobuline** • Prognostisch model met 5 (i.p.v. 4) risicocategorieën - verbeterd voorspellend vermogen Greenberg PL, et al., Blood 2012;120:2454-2465 De IPSS-‘refined’ Score Prognostische variabele 0 Blasten (%) in beenmerg Karyotype Hemoglobine (mmol/L) Trombocyten (x 109/L) Neutrofielen(x 109/L) ≤2 0,5 - 1 1,5 2-5 - 2 2-5 3 4 > 10 - Zeer goed - Goed - Intermediair Slecht Zeer slecht ≥ 6,2 - 5 - 6,2 <5 - - - 50 - 100 < 50 - - - - <8 - - - - - ≥ 100 ≥8 Greenberg PL, et al., Blood 2012;120:2454-2465 Risicogroep Score Zeer laag ≤ 1,5 Laag 1,5 – 3 Intermediair 3 – 4,5 Hoog 4,5 – 6 Zeer hoog >6 Herzien Internationaal Prognostisch Scoringssysteem (IPSS-R) voor MDS Van de Loosdrecht AA et al., Ned Tijdschr Hematol. 2013;10:3-14 Greenberg PL, et al., Blood 2012;120:2454-2465 Compensatiemechanisme Risicofactoren voor een tekortschietend compensatiemechanisme (bij met name ouderen): • • • • • Multimorbiditeit Beperking van orgaanfuncties Functionele beperkingen Cognitieve stoornissen Psychosociale omstandigheden Fit of fragiel MDS Coping Behandeling Cognitie Comorbiditeit Psychiatrische symptomen Functionele status Voeding Therapietrouw Leeftijd Patiënt Dementie Aanwezigheid en geschiktheid van zorgverlener Depressie Delirium Toegang tot vervoer Sociale steun Vallen Verwaarlozing of misbruik Fried LP, et al. A Biol Sci Med Sci 2001;56:M146–56; Tinetti ME, Fried T. Am J Med 2004;116:179–85 Slaets JP. Med Clin North Am 2006;90:593–601; Gobbens RJ, et al. Tijdschr Gerontol Geriatr 2007;38:65–76 Ossenkoppele G.J. InFocus Myelodysplastisch syndroom. Alphen a/d Rijn, Van Zuiden Communications BV, 2010 Uitgangspunten behandeling van MDS • Allogene stamceltransplantatie is nog steeds de enige potentieel curatieve behandeling • Aanbevolen wordt om een op het risico afgestemde behandeling te kiezen: – risicoscore (IPSS-R-score, Itzyksonscore) – kenmerken patiënt • leeftijd • fit, kwetsbaar of fragiel • kwaliteit van leven Kurtin. J Adv Pract Oncol. 2010;1:119-129 Kurtin & Demakos, CJON. 2010 Van de Loosdrecht A, et al., NTvH 2013;10:43-53 Laag en intermediair-1 risico MDS • Niet symptomatisch: expectatief • Symptomatisch: – Ondersteunende zorg – Epo G-CSF – In studieverband: lenalidomide – Immuunsuppressiva (ATG/ciclosporine) – Allogene stamceltransplantatie Van de Loosdrecht et al.,Ned Tijdschr Hematol 2013;10:3-14 MDS richtlijn – laag risico Van de Loosdrecht et al.,Ned Tijdschr Hematol 2013;10:3-14 MDS richtlijn – intermediair-1 risico Van de Loosdrecht et al.,Ned Tijdschr Hematol 2013;10:3-14 Transfusies en groeifactoren Bloedtransfusies Hemopoëtische groeifactoren • Verbeteren symptomen van anemie • Positieve correlatie met kwaliteit van leven • Leiden uiteindelijk tot ijzeroverbelasting • EPO G-CSF kan anemie verbeteren • Beste respons bij patiënten met lage transfusiebehoefte en lage EPOspiegel • Andere groeifactoren die in onderzoek zijn Hellström-Lindberg E. ASH Education Book 2007 Gevalideerde voorspellers van de respons op behandeling met groeifactor (EPO/G-CSF) bij MDS met laag/intermediair-1 risico Serum-EPO in U/l < 100: +2 100–500: +1 > 500: −3 RBC-transfusie < 2 units/maand: +2 2 units/maand: −2 Hellström-Lindberg E, et al. Br J Haematol. 2003;120:1037-46 Score Patiënten (n) Respons 2 29 74% 1 31 23% < −1 34 7% EPO plus G-CSF treatment associated with better overall survival in Low-/Int-1-risk MDS [n=121 vs n=237; cc from Italy] ≥ 2 U RBC/month 0.8 HR = 0.44 (95% CI, 0.29–0.69) 0.6 EPO-G Untreated 0.4 0.2 p < 0.001 0 Probability of freedom from AML 0 2 4 6 8 10 12 14 Years HR = 0.87 (95% CI, 0.45–1.66) 0.6 EPO-G Untreated 0.4 0.2 p = 0.67 0 0 2 4 6 8 10 Years 12 14 1.0 16 HR = 1.04 (95% CI, 0.57–1.89) 0.8 0.6 EPO-G Untreated 0.4 0.2 p = 0.91 0 16 1.0 0.8 Probability of survival 1.0 0 Probability of freedom from AML Probability of survival < 2 U RBC/month 2 4 6 8 10 12 14 16 Years 1.0 HR = 0.92 (95% CI, 0.28–3.03) 0.8 0.6 EPO-G Untreated 0.4 0.2 p = 0.89 0 0 2 4 6 8 10 12 14 16 Years Jädersten M, et al. J Clin Oncol. 2008;26:3607-13. Immuunmodulerende therapie: lenalidomide A Phase II randomized multicenter study to assess the efficacy of lenalidomide with or without erythropoietin and granulocyte-colony stimulating factor in patients with low and intermediate-1 risk myelodysplastic Syndrome (HOVON 89) Current status and accrual HOVON89 43 Accrual HOVON 89 MDS 265 # Patients 1-11-2014 174 N=176 0 0 27may09 15sep14 Registration date # Hospitals (>= 1 pat) # Patients registered expected accrual (50 pat/year) Approximately 25% of patients on active treatment > 1 year: HI-E +/- Transfusion Independent Inclusion and exclusion model HV89: MDS implemented in amendement december 14, 2011 MDS low/int-1 risk MDS-004 lenalidomide del5q Study; TD low/int-1 risk; phase-3; pr. endpoint: TI ≥ 26 w Plateau regarding Hb increase after 6 month Fenaux P et al., Blood 2011;118:3765-3776 MDS-004 lenalidomide del5q Study; Overall survival TD low/int-1 risk; phase-3; pr. endpoint: TI ≥ 26 w Fenaux P et al., Blood 2011;118:3765-3776 Hoog risico MDS • >65 – 70 jaar en WHO ≥2: – Ondersteunende zorg (Itzykson score 4-5) – Azacitidine (OCEAN-studie) • ≤ 65-70 jaar, WHO 0-1: – Allogene SCT – Geen beschikbare donor • Azacitidine (slecht risico cytogenetica) • In studieverband Hovon 97: Inductie chemotherapie, gevolgd door onderhoudsbehandeling met azacitidine Van de Loosdrecht A, et al., NTvH 2013;10:43-53 MDS richtlijn – hoog risico Van de Loosdrecht A, et al., NTvH 2013;10:43-53 Azacitidine Geïndiceerd voor: • Intermediair-2 en hoog-risico MDS (IPSS ) • CMML met 10%-29% blasten in het beenmerg zonder myeloproliferatieve ziekte • AML met 20–30% blasten en multilineage dysplasie (WHO) Vidaza® SmPC november 2013 AZA-001: phase III study of azacitidine vs CCR in patients with int-2/high-risk MDS Azacitidine 75mg/m2/day x 7 days q.28d. Screening/ central pathology review Investigator CCR treatment selection CCR Randomisation • BSC only • LDAC • Std-CT BSC was included in each arm Treatment continued until unacceptable toxicity, relapse or disease progression BSC = best supportive care; CCR = conventional care regimens q.28d. = every 28 days; LDAC = low-dose cytarabine Std-CT = standard chemotherapy Fenaux P, et al. Lancet Oncol 2009;10:223–32 AZA-001: OS Patients surviving (%) 100 Azacitidine (n=179) CCR (n=179) 80 60 60 50.8% 24.5 months 15.0 months 40 26.2% 20 p=0.0001 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 Time from randomisation (months) Fenaux P, et al. Lancet Oncol 2009;10:223–32 Bijwerkingen Meest voorkomende bijwerkingen: • Hematologisch , met name eerste 2 cycli – Belangrijk: patiënten instructie • Gastro intestinaal – Anti-emetica en zo nodig laxantia • Algehele malaise en vermoeidheid • Reactie op injectieplaats Vidaza® SmPC november 2013 De meeste huidreacties en subcutane bijwerkingen bestaan uit lokale reacties op de injectieplaats Vidaza® SmPC november 2013 Allogene stamceltransplantatie • Hoge directe behandelingsgerelateerde mortaliteit (30%) • Conditioneringsschema’s met verminderde intensiteit (RIC-schema’s) zijn minder toxisch, maar gaan gepaard met een verhoogd risico op recidief • Azacitidine wordt soms als inductietherapie gegeven, maar daarvoor bestaat geen registratie Platzbecker U. Hematology Am Soc Hematol Educ Program. 2013;2013:522-8 Conclusies MDS anno 2014 • • • • • • • • Zeer heterogeen ziektebeeld Diagnostiek soms lastig Classificatie volgens IPSS en IPSS-r noodzakelijk Behandeling volgens richtlijnen afhankelijk van risico classificatie HOVON89 voor laag risico MDS Azacitidine voor hoog risico MDS Allogene stamcel Tx voor jonge fitte patient Zorg afstemmen met verpleegkundig specialist Gevolgen ijzerstapeling • • • • • • Hartfalen Hypothyreoïdie DM Levercirrose of fibrose Hypogonadisme Huidpigmentatie Overweeg ijzerchelatie • Regelmatig erytrocyten transfusie (minimaal 20-25 units) • Ferritine > 1000-2000 mg/l • Levensverwachting (op basis van IPSS/IPSS-R) tenminste 3 jaar • Bij respons op azacitidine? IJzerchelatie-therapie • Deferoxamine (Desferal®) – Intraveneuze toediening met thuispomp gedurende 5 dagen (patiënt moet een centrale lijn hebben) of subcutane toediening met thuispomp gedurende 8-12 uur 5-7 dagen per week • Deferasirox (Exjade®) – dagelijks per os • Deferipron (Ferriprox®) – dagelijks per os Bijwerkingen Deferasirox (Exjade ®) • • • • • Maagdarmklachten Nierfunctiestoornissen Leverfunctiestoornissen Gehoor- en visusstoornissen Huiduitslag
© Copyright 2025 ExpyDoc