Hermes Ensemble olv. Koen Kessels La Belgique martyre do 6 nov 2014 Theaterstudio 20 uur 21.10 uur er is geen pauze inleiding 19.15 uur Kevin Voets in gesprek met componiste Hanne Deneire en filmhistorica Leen Engelen Blauwe foyer music & image Ensemble Mosaik & Neue Vocalsolisten Stuttgart olv. Enno Poppe Interzone vr 24 okt 2014 Hermesensemble olv. Koen Kessels La Belgique martyre do 6 nov 2014 Ann Eysermans & ChampdAction P - Trains do 20 nov 2014 Liesa Van der Aa & Louisa’s Daughter Company WOTH do 4, vr 5, za 6 dec 2014 Nadar Ensemble Doppelgänger Deluxe wo 28 jan 2015 teksten programmaboekje Kevin Voets, Leen Engelen coördinatie programmaboekje deSingel Gelieve uw GSM uit te schakelen. De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/ concert/tentoonstelling van uw keuze. Reageer en win Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/ concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen. Grand café deSingel open alle dagen 9 24 uur informatie en reserveren +32 (0)3 237 71 00 www.grandcafedesingel.be drankjes / hapjes / snacks / uitgebreid tafelen Hermes Ensemble Koen Kessels muzikale leiding Karin De Fleyt fluit Peter Merckx (bas)klarinet Stijn Saveniers cello Geert Callaert piano Mireille Capelle mezzosopraan La Belgique martyre Charles Tutelier stille film, 1919 Hanne Deneire muziek, 2014 Bij onze concerten worden occasioneel cd’s te koop aangeboden door La Boite à Musique Coudenberg 74 | Brussel +32 (0)2 513 09 65 www.classicalmusic.be Met bijzondere dank aan Jacek Bielat voor het stemmen en het onderhoud van de concertvleugels van deSingel Piano's Jacek & Svetlo Land Van Waaslaan 150 | Gent +32 (0)9 227 77 37 | www.jspiano.be In samenwerking met Cinematek en Centre Henri Pousseur België: Martelaar van de Grote Oorlog door Kevin Voets ‘La Belgique martyre’ was de eerste naoorlogse Belgische productie in een serie van in totaal elf producties. Deze werden allen gedraaid tussen 1919 en 1924, onder schilderachtige titels als ‘Âme Belge’, ‘Coeurs belges’, ‘La Revanche Belge’ of ‘Jeune Belgique’. Hoewel de meeste van deze prenten het resultaat waren van individuele initiatieven vormen ze de embryonale uitingen van een opkomende cinematografische industrie in België. De films worden gekarakteriseerd door compromisloos patriotisme, vurige idolatrie voor de koning en het vaderland, opofferingszin en sterke anti-Duitse sentimenten en werden zeer populair in de jaren volgend op het einde van de Eerste Wereldoorlog. ‘La Belgique martyre’ is de enige film geproduceerd vóór het Verdrag van Versailles, en recupereert het imago van het arme kleine België dat door de geallieerde propaganda was geschapen tijdens de oorlog. De film benadrukt “hoe België had geleden voor de overwinning van de rechtvaardigheid” en hoe het land daarom een plaats verwachtte “in de voorhoede van de naties”. Elke mogelijke oorlogsmisdaad begaan door de Duitsers passeert de revue: de afwijzing van de Belgische neutraliteit; de invasie; de executies van onschuldige burgers; de zogeheten ‘francs-tireurs’; de plunderingen van de dorpen; de deportaties; de slagvelden en de opoffering in de modderige loopgraven aan de Ijzer; de dood op het slagveld en de rouw van het Belgische volk. De nadruk ligt steeds op het leed van het land en zijn bevolking. In 1918-1919 koesterde België hoge verwachtingen van de onderhandelingen te Versailles in zusterland Frankrijk. De Belgische pionier van het bioscoopjournaal, dynamisch zakenman en promotor van de Ligue du Cinéma Moral Hyppolyte De Kempeneer maakte in 1919 zijn overgang van documentaire naar fictie. Hij richtte een kleine studio op onder de naam Compagnie Belge des Films Cinématographiques. Met zijn gebruikelijke flair gaf hij een lange reeks chauvinistische films uit met een keur van bekende acteurs uit het Brusselse theater, doorspekt met adaptaties van populaire boeken en melodrama’s. Zijn eerste productie was ‘La Belgique martyre’ (‘het martelaarschap van België’), aangekondigd als “een patriottistisch drama in vijf delen, geregisseerd door, en met, Charles Tutelier. Scriptschrijver en acteur Tutelier zou later nog twee andere films regisseren – ‘Kleine Belgen’ en ‘Flup de jager’, beide 6 gingen helaas verloren – vooraleer het film maken te verlaten voor zijn theatercarrière. Tutelier speelt Robert, een jonge Vlaamse boerenzoon die door zijn vader wordt belast met de zorg voor zijn hoeve wanneer die wordt opgeroepen voor legerdienst. De bloeddorstige Duitsers vermoorden zijn moeder, deporteren zijn grootvader en steken zijn dorp in brand. De jonge Robert slaagt erin zijn vader te vinden in de loopgraven en de Duitsers te doden die de executie van zijn moeder hadden bevolen. Na de betekening van de wapenstilstand trouwt hij met zijn verloofde en bouwt hij de geruïneerde boerderij terug op. De film eindigt met een titelkaart ter ere van het zwaar getroffen België, waarna een massa figuranten het woord ‘pax’ vormen in menselijke letters, een duidelijke verwijzing naar de titelsequentie in ‘J’accuse’ van Abel Gance die eerder in 1919 uitkwam. Oorspronkelijk werd de film uitgebracht met een lengte van 1.650 meter. De enige overlevende nitraatafdruk had een lengte van 1.265 meter, en werd gerestaureerd door het Koninklijk Belgisch Filmarchief in 1995, aan de hand van de Desmetcolor-methode om getinte film te reproduceren. 7 De Eerste Wereldoorlog verteld door de Belgische fictiefilm door Leen Engelen (KULeuven, Re-Visionary) Naar aanleiding van het verschijnen van de SCAB film ‘Ter eere van den Belgischen soldaat’ in 1922 schrijft de Waalse film- en literatuurcriticus Julien Flament in La Nation Belge: “faudrait pouvoir compter sur le cinéma pour garder vivants les souvenirs de la guerre et de l’héroïsme de nos soldats” [“Men zou op de film moeten kunnen rekenen om de herinnering aan de oorlog en aan de heldhaftigheid van onze soldaten levend te houden”]. Hoewel de recensent zich dus zeker niet afkerig toont van films die de exploten van onze jongens in herinnering brengen, laat hij zich over officiële propagandafilms zoals ‘Ter eere van den Belgischen soldaat’ eerder kritisch uit: “(…) le grand reproche qu’on peut faire aux films de propagande en général, aux films militaires en particulier: c’est qu’ils ne sont ‘pas amusants’” [“Het grote verwijt dat men kan maken aan de propagandafilms in het algemeen en de militaire films in het bijzonder, is dat ze weinig vermakelijk zijn”]. Een goede film mag volgens deze gerespecteerde filmcriticus niet al te drammerig zijn en moet het publiek naar de keel grijpen door actie, spanning en sentiment. Deze verzuchtingen vallen bij het handvol Belgen met interesse in fictiefilm in vruchtbare aarde. De Belgische fictiefilmproductie is in 1919 maar een goede tien jaar jong en heeft daarenboven in de oorlogsjaren zo goed als volledig stil gelegen. Vanaf 1919 maakt de Belgische filmsector een doorstart. Hoewel de filmproductie uit deze periode niet bijzonder uitgebreid is, voelen een heel aantal zelfverklaarde filmmakers (er was immers geen filmopleiding in België) de noodzaak de vaderlandse verhalen uit de oorlogsjaren op het witte doek te brengen. Een aantal succesfilms (waaronder ‘La Belgique martyre’) en een klein dozijn epigonen maken dat er begin jaren 1920 in de Belgische cinema een unieke cyclus van films over de Eerste Wereldoorlog ontstaat. Het gaat om stille films (dit zal in België zo blijven tot de invoering van de geluidsfilm rond 1929) waarin vooral op de medewerking van enthousiaste liefhebbers en een handvol theateracteurs gerekend wordt. De Belgische filmindustrie drijft in de jaren 1920 voornamelijk op begeestering: het kapitaal voor de films wordt her en der bijeengeschraapt en het budget is altijd te krap. Desondanks lijken 8 9 publiek en critici enthousiast over de films van eigen bodem. In 1921 steekt criticus Henry Parys de loftrompet over het Belgische karakter van de patriottische film ‘La Libre Belgique et l’héroïque Gabrielle Petit’: “Le travail est exclusivement belge; la mise-en-scène originale. Bravo, Messieurs, bravo!” [“Het werk is exclusief Belgisch; de enscenering origineel. Bravo, heren, bravo!”]. Uiteraard worden in de Belgische zalen ook buitenlandse speelfilms over de oorlog vertoond, maar de Belgische films hebben toch een geheel eigen cachet dat tot na de Tweede Wereldoorlog toonaangevend blijft voor de nationale filmproductie. Ondanks een zekere thematische en generische verscheidenheid zijn er een aantal elementen die als een rode draad doorheen deze films lopen en in de verschillende producties steeds weer terugkeren: de geruchten over Belgische scherpschutters en de Duitse gruweldaden van de zomer van 1914; de dappere Belgische soldaten aan de IJzer; de standvastige koning-soldaat Albert I die de troepen aanvoert; de patriottische eensgezindheid van alle Belgen (Vlamingen en Walen, liberalen, socialisten en katholieken); de bovenmenselijke opofferingsgezindheid van particuliere helden en heldinnen; de stoïcijnse verbetenheid van de Belgen in het bezette land; de zekerheid van de overwinning en de zegepraal van het recht; het barbaarse en sadistische karakter van de Duitse vijand... Films als ‘La Belgique martyre’, ‘La Libre Belgique et l’héroïque Gabrielle Petit’ (1921), ‘Âme belge’ (1921), ‘Jeune Belgique’ (1922), ‘Cœurs belges’ (1923), ‘La Revanche belge’ (1923) geven dus een heel specifiek maar niet bepaald genuanceerd beeld van de oorlog. Ze zijn uitgesproken patriottisch en bovendien niet wars van pathos, sentiment en anekdotiek. Maar ze tonen als geen andere historische bron en met een soms verrassende subtiliteit hoe de populaire cultuur in de jaren 1920 terugblikt op de vermaledijde oorlogsjaren. De meeste Belgische oorlogsfilms werden gedraaid in de eerste helft van de jaren 1920. Daarna kende het genre opnieuw een hausse rond de verjaring van de wapenstilstand (1928) en het Belgische eeuwfeest (1930) om nadien gradueel, maar nooit volledig, uit de belangstelling te verdwijnen. Uiteraard evolueert in de loop der jaren het beeld dat filmmakers van de oorlog geven. Zo zal bijvoorbeeld de nauwelijks verhulde haatdragende voorstelling van de Duitsers die we zien in films als ‘La Belgique martyre’ onder invloed van internationale samenwerkings- en verzoeningsverdragen (zoals het Briand-Kellogg Pact dat in 1928 oorlog afschreef als middel voor conflictoplossing) getemperd worden. Ook de in vele films bejubelde godsvrede tussen Vlamingen en Walen zal eind jaren 1920 op het witte doek een flinke deuk krijgen door een opeenstapeling van teleurstellingen over de moeizame realisatie van de taalwetten en de amnestiewet, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de Vlaams-nationalistische compilatiefilm ‘Met 10 onze jongens aan den IJzer’ (1929) en op meer subtiele wijze uit de Belgisch-Franse speelfilm ‘Le carillon de la liberté’ (1931). Net zoals de officiële non-fictiefilms (de films gedraaid door de SCAB, de filmdienst van het Belgische leger) hebben de fictiefilms hun blinde vlekken. Het selectieve geheugen van de filmmakers betreft bijvoorbeeld het leed van onderduikers, vluchtelingen en gedeporteerden, dat ook in de naoorlogse Belgische samenleving voorwerp van discussie was. De narratieve focus van de meeste films ligt op bezet België waardoor ook de buitengewone gruwel van het front-leven in belangrijke mate onderbelicht blijft, zeker in de speelfilms uit de onmiddellijk naoorlogse periode waarin de wonden door de vele menselijke verliezen nog vers waren. Daartegenover staat dat speelfilms een licht kunnen werpen op het dagelijks leven van bevolkingsgroepen die in het traditioneel historisch archiefonderzoek grotendeels buiten beeld blijven, zoals bijvoorbeeld huisvrouwen, boerinnen en kinderen. In de non-fictiefilmproductie uit de oorlogsjaren zijn vrouwen quasi volledig afwezig. De filmdienst van het leger had immers vooral oog voor de soldaten aan het front. De burgerbevolking bleef buiten beeld. Naast enkele opnamen van koningin-verpleegster Elisabeth en occasioneel van de verpleegsters in veldhospitalen, zijn er in de officiële propagandafilms nauwelijks vrouwen te bespeuren. Zelfs in ‘Les restaurants Bruxellois’ (1918), een door een onafhankelijk producent in bezet Brussel gedraaide documentaire over het werk van de Brusselse Spijshuizen (waarin nochtans veel vrouwen tewerkgesteld waren) en de in De Panne gedraaide Rode Kruis documentaire ‘Croix-Rouge de Belgique – Ambulance Océan’ blijven vrouwen op de achtergrond. We zien hen zelden aan het echte werk in de grootkeuken of de ziekenzaal. Veeleer zijn zij figuranten in opnamen die focussen op gekwetste soldaten, kundige artsen of labeurend mansvolk. In de fictiefilm daarentegen spelen vrouwelijke personages vaak belangrijke rollen: de dappere Magdalena die in het estaminet van haar Duitse tante Duitse officieren bespioneert (‘Jeune Belgique’, 1922); Rose, de Brusselse echtgenote van een genaturaliseerde Duitser wiens Belgische inborst niet kan verdragen dat haar echtgenoot de Belgen bespioneert en vervolgens zelf in de contraspionage gaat (‘Âme belge’, 1921); de 9-jarige Yvonne Vieslet die haar brioche aan een krijgsgevangen Frans soldaat geeft en dit met haar leven moet bekopen (‘Jeune Belgique’, 1922; ‘La petite martyre belge’, 1928; ‘La tragédie de Marchienne’, 1938); de oude moeder die haar zonen naar het front ziet vertrekken (‘Ter eere van den Belgischen soldaat’, 1922; ‘Les croix de l’Yser’, 1928)… Het is opvallend dat deze films een heel specifiek beeld van vrouwen geven. Net zoals de bedreiging van het grondgebied vele mannen aanzet tot (vrijwillige) mobilisatie, wakkert deze ook bij vrouwen het 11 12 13 vaderlandslievend vuur aan: “Aan offervaardigheid ontbrak het niet. De mannen waren opgerukt tegen den overweldiger en de vrouwen bevestigden zich de witte muts van ziekenverpleegster op het hoofd, op het voorhoofd gekenmerkt door een rood kruisje. Dag en nacht waakten die stille heldinnen bij de sponde der helden, op wie de dood loerde.” Zonder de typisch vrouwelijke toewijding aan hun naasten te verloochenen, offeren zij zich voor het geliefde vaderland. In het filmische vrouwbeeld is naast de opoffering ook het lijden (en het lenigen daarvan) essentieel. Enerzijds worden vrouwen vaak opgevoerd als machteloze slachtoffers van de Duitse agressie (zoals bijvoorbeeld moeder Seghers in ‘La Belgique martyre’). Anderzijds staat het lijden ook centraal wanneer zij een meer actieve rol spelen: zij lijden onder de ontbering die de bezetting met zich meebrengt, onder de ruwe behandeling door de bezetter en bovenal onder de afwezigheid van hun geliefde man, verloofde, zoon of broer. Welke taak zij ook opnemen (verpleegster, spionne, verzetsvrouw, kostwinner…), zij onderscheiden zich door hun offerbereidheid en moedig gedragen kruis. Hun daadkracht en hun onvervaardheid – die hen als filmpersonage ook dramatisch interessant maken – worden in de verf gezet maar zijn geenszins pasmunt voor gelijke rechten. Zo past dit rolmodel ook in de jaren 1920 en 1930 waarin vrouwen vergeefs strijden voor stemrecht en gelijkwaardigheid. De vrouwelijke filmpersonages zijn gemodelleerd naar een handvol heldinnen die zich in de oorlogsjaren onderscheidden door hun inzet voor het vaderland, op gevaar voor eigen leven. Wanneer Moeder Segers in ‘La Belgique martyre’ door een Duits executiepeloton gefusilleerd wordt als vergelding voor vermeende francs-tireurs verwijst een titel in de film naar de gelijkenissen tussen haar noodlot en het lot van “Gabrielle Petit, Miss Cavell en zooveel heldinnen wier namen zullen geschreven staan in het martelaarsboek van den grooten oorlog”. Rond vrouwen als Edith Cavell (1865-1915) en Gabrielle Petit (1893-1916) – die in respectievelijk 1915 en 1916 door de Duitse bezetter ter dood veroordeeld werden – ontstaat na de Eerste Wereldoorlog een heuse herinneringscultus, waarin ook speelfilms een belangrijke rol spelen. Na hun martelaarsdood staat immers niets de (vaak behoudsgezinde) recuperatie van hun rolmodel nog in de weg. In België kon met name Gabrielle Petit – die in de jaren 1920 uitgroeit tot een heldin met waarlijk nationale allure – op de belangstelling van filmmakers rekenen. Een terugblik op de oorlog doorheen de lens van de Belgische fictiefilmers vertelt ons uiteindelijk misschien meer over de uitdagingen en debatten in de Belgische samenleving tijdens het interbellum dan over de oorlogsjaren zelf. Daarenboven wordt er teruggeblikt door het prisma van een uitgesproken populair en in ambitie commercieel medium. Het hoeft dan ook niet te verbazen 14 dat de manier waarop in de speelfilms naar de oorlog wordt gekeken niet altijd gelijke tred houdt met het officiële discours van politici, verdragen en traktaten. Het is duidelijk niet omdat de ‘hoge meneren’ in Compiègne in november 1918 een wapenstilstandsverdrag ondertekenen, dat de oorlog ook in de hoofden van de mensen (en bij uitbreiding op het witte doek) voorbij is. Net zoals in het leven zelf, krijgen in de naoorlogse speelfilm sentiment en pathos soms de overhand over realisme en ratio. 15 Hanne Deneires ‘La Belgique Martyre’ In 2014 brengt de Cinematek de gerestaureerde film opnieuw uit op een verzamel-dvd met Belgische films over de Eerste Wereldoorlog. ‘14-18. De Grote Oorlog in de Belgische Film’ bevat naast ‘La Belgique Martyre’ ook nog de cinematografische documenten en kortfilms ‘Cavel & Petit’ (1915-1928), ‘Tableaux Vivants’ (1919), ‘A la gloire du troupier belge’ (1922), ‘Les anniversaires tragiques et glorieux’ (1919), ‘Panorama de l’Yser’ (1921), ‘La rééducation denos grands blessés’ (ca. 1920), ‘Souvenirs du 22 novembre 1918’(1918) en ‘Hommage ou soldat inconnu’ (1922). De Belgische componiste Hanne Deneire werd door Hermes Ensemble uitgedaagd om een hedendaagse soundtrack te componeren bij ‘La Belgique martyre’. Zij schrijft: “Het is de eerste keer dat ik als componist 70 minuten muziek schrijf. Dit houdt een grote spanningsboog als vorm in, en vormt een echte uitdaging om het geheel te doen werken. Ik laat me door de thematiek van WO I inspireren, vooral de insteek vanuit de bevolking. Het is belangrijk voor mij als componist dat de muziek volledig in relatie staat tot de film maar tegelijkertijd ook als aparte entiteit een leven kan leiden. Deze score kan uitgevoerd worden met de film maar evengoed ook zonder de beelden. De bezetting is uiterst boeiend: een fluit, klarinet, piano, cello en mezzosopraan. Toch was het geen evidentie om tekst voor de mezzosopraan te kiezen. Uiteindelijk heb ik besloten om de tekstplaten uit de film te gebruiken als zangtekst. Niet alle platen zijn erin verwerkt, alleen deze die noodzakelijk zijn om het verhaal te kunnen volgen. Indien je dus blind bent of de muziek wordt zonder beeld uitgevoerd, kan je de muziek beluisteren en het verhaal van de film helemaal begrijpen. Het is voor mij een uitbreiding van het oeuvre dat ik al gemaakt had aangezien ik nog nooit voor een langspeelfilm had gecomponeerd. Ik had wel al enkele kleinere composities gemaakt voor kortfilms, deze meestal in samenwerking met een afstudeerproject van het Rits. Deze ervaring was heel verrijkend waardoor de verderzetting van een langere film nu in de logische ontwikkeling lag van mij als componist”. 16 17 Hanne Deneire Hanne Deneire (°1980) studeerde compositie aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen bij Wim Henderickx en Luc Van Hove. Naast compositie volgde ze basklarinet en piano. In het tweede jaar al won ze, met haar eerste orkestwerk ‘Mitä’, de Aquarius Compositiewedstrijd. ‘Mitä’ werd gecreëerd door de Beethoven Academie olv. Jan Caeyens. Hanne schreef in de afgelopen jaren ook veel kamermuziek voor ensembles als I Solisti del Vento, Oxalys, Enigma, Quince Quartet, Logos, het Filharmonisch Jeugdorkest van Vlaanderen, ea. Deze muziekstukken zijn uitgevoerd van België over St. Petersburg tot in Japan. Ook voor het Vlaams Radio Koor en Koor&Stem componeerde ze nieuwe muziekstukken. Phaedra publiceerde haar eerste cd ‘hommage van Hanne Deneire’, In Flanders’ Fields, vol.63 ism. Ensemble Hommages. Hiervoor kreeg zij in juni 2011 een gouden label. Hermes Ensemble heeft in 2010 Hanne geschaakt als composer in residence en heeft zo een intense samenwerking opgezet die nog steeds verder ontwikkeld. Beeldenstorm heeft in 2010 een complete cd met muziek van Hanne uitgegeven: ‘17.912 dagen geboeid door schoonheid’. In maart 2011 ontving Hanne de Gouden Klaproos van Sabam in de categorie klassieke muziek/ kamermuziek. Naast compositie heeft Hanne nog een andere passie. Met House of Music probeert ze via muziek mensen een stapje verder te brengen in het leven. In dat kader ontving Hanne in 2003 de prijs van de Koning Boudewijn Stichting voor haar werk met hoogbegaafde kinderen. Na een intens studiejaar psychologie aan de VUB startte ze in 2006 als muziektherapeute. Aan de Guildhall School of Drama and Music in Londen specialiseerde ze zich verder in 18 Hermes Ensemble compositie en community art. Van 2007 tot 2012 was Hanne verbonden aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. Als oprichter en artistiek directeur van House of Music werkt ze haar methodiek en het nodige materiaal voor het werken met muziek en niet evidente doelgroepen verder uit. Als componiste componeert zij nieuwe muziek in opdracht van Flagey, Theater De Spiegel, de Belgische Kamerfilharmonie, de Philharmonie de Luxembourg en Hermes Eensemble. www.hannedeneire.be Hermes Ensemble is een Antwerps collectief voor hedendaagse muziek en kunst. Het repertoire en de uitvoeringspraktijk van de klassieke avant-garde vormen het startpunt van de producties, maar het ensemble streeft er bewust naar artistieke grenzen te verleggen: enerzijds zoekt het confrontaties op met oude muziek, pop- en niet-westerse muziek, anderzijds onderzoekt het synergieën met andere disciplines zoals (muziek) theater, beeldende kunsten, video, film en multimedia. Vele van de concerten worden door een expliciet visueel karakter gekenmerkt, zoals de projecten met historische pellicules. Vaak vinden ze plaats op bijzondere, passende locaties, zoals in een industriële architectuur of in een tentoonstelling. Hermes Ensemble ontwikkelt een expertise in de hedendaagse muzikale expressie door onderzoek naar de uitvoeringspraxis van onder meer de Amerikaanse, Belgische, Duitse, Franse en Italiaanse avant-garde. Het presenteert en creëert eigentijds werk van diverse internationaal gereputeerde componisten en kunstenaars, meestal in nauwe persoonlijke samenwerking. Daarnaast is het promoten van jong talent van eigen bodem een prioriteit, en vormt het creëren van nieuw Vlaamse werk een constante in het activiteitenscala van het ensemble. Hermes Ensemble wordt ondersteund door de Vlaamse Gemeenschap. www.hermesensemble.be deSingel tijdlijn (selectie) do 6 nov 2014 Hermes Ensemble olv. Koen Kessels La Belgique martyre wo 13 nov 2013 Hermes Ensemble olv. Vykintas Baltakas Wallin, De Pauw wo 30 nov 2011 Hermes Ensemble olv. Koen Kessels Maresz […] ma 14 mrt 2005 Hermes Ensemble olv. Koen Kessels D’Haene, Murail di 9 mrt 2004 Hermes Ensemble olv. Koen Kessels Cage, Van Camp, Brewaeys 19 Koen Kessels Koen Kessels, artistiek directeur van Hermes Ensemble en muziekdirecteur van Birmingham Royal Ballet, is sinds 2005 gastdirigent van de Opera National de Paris en sinds 2008 van The Royal Opera House Covent Garden. In het seizoen 2007-2008 dirigeerde hij in de Vlaamse Opera de wereldcreatie van ‘La Strada’ (Luc Van Hove) en in de Munt de wereldcreatie van ‘La Lumière Antigone’ (Pierre Bartholomée). Antwerpen verwelkomde hem opnieuw met ‘L’Amour de Loi’n (Kajia Saariaho) en Brussel met ‘Hanjo’ (Toshio Hosokawa). Toekomstige engagementen brengen hem terug naar de Teatro dell’Opera di Roma, Wiener Staatsoper, Opera National de Paris, Royal Opera House Covent Garden, Stopera, Le Capitole de Toulouse, National Ballet of Japan Tokyo en de New York City Ballet. Met Hermes Ensemble tast hij de grenzen af van experiment, confrontatie en verruiming. Hij werkte intens samen met componisten zoals Luc Brewaeys , Wim Henderickx, Luc Ferrari, Kaija Saariaho, Joby Talbot, George Benjamin, Hans Abrahamsen, Yan Maresz, , Luc Van Hove, Pierre Bartholomée Gabriel Yared en Annelies Van Parys. Op zijn operarepertoire staan de belangrijkste opera’s van Mozart, Verdi en Puccini naast hedendaags muziektheater met uitvoeringen in Salzburg, Parijs, London, Wenen, Amsterdam, Madrid, Barcelona, Lissabon, Tokyo, Nagoya, Singapore, Taipei, Muscat, Sydney, Keulen. Koen Kessels maakt deel uit van de artistieke directie van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen, is artistiek directeur van Inspiratum en honorary professor van The Birmingham University, Faculty of Music. ‘Cendrillon’ (Nourejev), ‘Proust’ (Petit), ‘Tribute to Jérome Robbins, La Petite Danseuse de Degas’ (Bart), en ‘Coppélia’ (Bart) met de Parijse 20 Mireille Capelle Opera), ‘The Nutcracker’ (Sir Peter Wright) met The Royal Ballet Covent Garden, ‘Cinderella’ (Bintley) met BRB, en ‘Avant-Garde en 14-18. De Grote Oorlog in de Belgische Film’ met Cinematek en Hermes Ensemble zijn verschenen op dvd. In oktober 2014 werd Koen Kessels benoemd tot muziekdirecteur van de Royal Ballet – Royal Opera House Covent Garden van Londen. deSingel tijdlijn (selectie) do 6 nov 2014 Hermes Ensemble olv. Koen Kessels La Belgique martyre wo 30 nov 2011 Hermes Ensemble olv. Koen Kessels Maresz […] vr 10 okt 1997 Champ d’Action olv. Koen Kessels Carter, Crumb wo 28 feb 1996 Champ d’Action olv. Koen Kessels Stravinsky, Donatoni do 4 – za 6 mei 1995 Jan Fabre – het Nationale Ballet & Strijkersensemble van de Beethoven Academie olv. Koen Kessels Quando la terra si rimette in movimento Mireille Capelle was na haar studies in dramatische en lyrische kunsten verbonden als solist aan de Opera voor Vlaanderen. Als operazangeres gasteert ze in Europese Opera Huizen waarbij ze samenwerkt met regisseurs als Robert Carsen, Guy Joosten, Alvis Hermanis, Andrea Brett en Krzysztof Warlikowski. Ze specialiseert zich in hedendaagse muziek, werkt intens samen met vele componisten en zingt op internationale festivals werken van Brewaeys, Donati, Cage, Rihm, Crumb, Carter, Kurtag, Gorecki, Huber, Maxwell Davies, Kagel, Scelsi, Berio, Dillon, Pagh-Paan, Essvad, Fontyn, Nyman, Denisov en Henderickx. Ze creëerde werken zoals ‘Visao’ van Joao Oliviera , ‘Non lasciate ogni speranza’ van Luc Brewaeys, in Donaueschingen ‘sowon ... borira’ van Younghi Pagh-Paan met het SWRSinfonieorkest, in Genève werk van Bettina Skrzypczak en Wim Henderickx schreef voor haar ‘Four Elements’ en ‘Disappearing in Light’. Zij concipieert als componiste ‘Architectures Sonores’. ‘Kinesis, Akinetos, Nephesh en Ruach’ werden opgevoerd tijdens het Festival van de Hedendaagse Muziek in Luik. Het drieluik ‘Anello, Naga, Sunyata’ werd gecreëerd in Palazzo Fortuny tijdens de Biënnale van Venetië en kwam uit bij Audiomer. Mireille Capelle is docente voor zang aan de School of Arts Gent, en kernlid van Hermes Ensemble. deSingel tijdlijn (selectie) do 6 nov 2014 Hermes Ensemble olv. Koen Kessels La Belgique martyre do 30 mrt 2000 Beethoven Academie olv. Christopher Hogwood Mozart , Weill za 10 okt 1998 Champ d’Action olv. Koen Kessels Saariaho, Neuwirth, Pagh-Paan […] di 21 mrt 1995 Champ d’Action olv. Celso Antunes Harvey, Barrett, Huber wo 16 dec 1992 Champ d’Action olv. Alain Franco Goeyvaerts, Carter, Bonnet, Kurtág wo 26 apr 1989 Nieuw Conservatorium Ensemble olv. Roland Corijn Scelsi, Brewaeys 21 Binnenkort in deSingel Ann Eysermans & ChampdAction P-Trains (Astrin Phosphora) Ann Eysermans muziek, video, teksten en performance do 20 nov 2014 | 20 uur | Muziekstudio € 18 (basis) | € 14 (-25/65+) | € 8 (-19 jaar) gratis inleiding Christine Dysers in gesprek met Ann Eysermans | 19.15 uur | Blauwe foyer architectuur dans theater muziek t +32 (0)3 248 28 28 Desguinlei 25 B-2018 Antwerpen deSingel is een kunstinstelling van de Vlaamse Overheid www.desingel.be f deSingelArtCity mediasponsors
© Copyright 2025 ExpyDoc