pure Nutrient INFO #6 Is uw Nauwkeurig strooien mestststof zo goed als uw strooier? Gecontroleerd strooien, KOSTEN BESPAREN Moderne centrifugaalstrooiers beloven een werkbreedte van 24, 36 of 48 m of nog meer. Om van de voordelen van een grotere werkbreedte te kunnen profiteren, moet er nauwkeurig gestrooid worden. Daartoe moet de gebruikte meststof over buitengewone mechanische eigenschappen beschikken. Bij gebruik van een meststof van lage kwaliteit gaan de voordelen van uw geavanceerde strooier verloren. Dit aspect wordt vaak over het hoofd gezien en is daarom het onderwerp van dit bulletin. pure Nutrient info Kwaliteit van de meststof - 150 km/u - welke eigenschappen zijn werkelijk van belang? Centrifugaalstrooiers brengen de meststofkorrels in minder dan een tiende van een seconde tot een snelheid van 150 km/u of nog sneller. Door dergelijke grote versnellingen ondervinden de korrels hoge mechanische belastingen. Als meststoffen niet bestand zijn tegen de extreme condities van centrifugaalstrooiers, heeft dit negatieve gevolgen voor de opbrengst en kwaliteit van het gewas. In het algemeen geldt dat de fysische eigenschappen van een meststof van doorslaggevende invloed zijn op het strooibeeld en de strooiprecisie. Welke fysische eigenschappen zijn van belang bij het strooien? NEGEN BELANGRIJKSTE PARAMETERS VOOR OPTIMALE STROOIBAARHEID Een constante stroming door de strooier, grote strooibreedte, gelijkmatige breedteverdeling en voorspelbare resultaten onder alle omstandigheden – het strooibeeld is afhankelijk van een aantal parameters die de meststoffabrikanten goed onder controle moeten hebben [8]. Dichtheid Bij dezelfde diameter worden korrels met grotere dichtheid verder weggeslingerd. De dichtheid is dus van invloed op de afgifte en strooibaan. De dichtheid van een meststof moet bekend zijn en mag niet variëren. De dichtheid wordt gemeten als stortgewicht. Dit is het gewicht van het product in een bepaald volume en omvat ook de lucht tussen de korrels. Hoe hoger de dichtheid, hoe beter de strooieigenschappen. Strooibaan [m] 18 16 14 Vorm Hoe ronder en gladder de korrels, hoe beter de aerodynamica en de strooibaan. De luchtweerstand wordt gemeten als de Cx-waarde. Des te lager de Cx-waarde, des te beter de strooi-eigenschappen. Hardheid Hoe harder de korrels, hoe kleiner de kans dat ze breken of worden verpulverd tijdens gebruik en onder de belasting van de schoepen van de strooier. Gebroken korrels zorgen voor ongewenst stof en een slechtere fractionering. Het Stroomgedrag Het stroomgedrag geeft aan hoe gemakkelijk de korrels bewegen onder invloed van de zwaartekracht, bijvoorbeeld van de strooierbak naar de schijven. Meststoffen van goede kwaliteit hebben een glad oppervlak en zijn “free-flowing”. Het stroomgedrag wordt gedefinieerd door de tijd die een monster nodig heeft om door een gestandaardiseerde trechter te stromen (EN 13299). De standaardwaarden liggen tussen de 4 en 8 kg per minuut. Stofgehalte 12 10 250 500 750 1000 1250 1500 Dichtheid [kg/m3] Figuur 8: Hoe hoger de dicht heid, hoe hoger het gewicht en dus de strooibreedte (diameter = 3,5 mm; Cx = 0,44) bij identieke instellingen van de strooier [4][9]. Grootte De grootte wordt door twee parameters gedefinieerd: ••De gemiddelde grootte is normaliter minimaal 3,2 mm. Bij een identieke dichtheid worden grote deeltjes verder weggeslingerd aangezien ze zwaarder zijn. ••De grootteverdeling (fractionering) is een indicatie van de variatie in diameter tussen de kleinste en grootste korrels. Als de variatie te groot of te klein is, is de distributiebreedte niet optimaal. De aanbevolen spreiding is 0,8 mm. strooibeeld wordt onvoorspelbaar. De hardheid wordt gedefinieerd door het gewicht dat nodig is om de korrels te verpulveren. De hardheid moet groter zijn dan 3 kg (30 N). Goede kwaliteit KAS heeft een hardheid van ca. 7 kg of hoger; nodig bij een strooibreedte van 42-52m. Strooibaan [m] 18 16 14 Stof in meststoffen verslechtert strooieigenschappen, is slecht voor het milieu en voor de werkomstandigheden in opslagloodsen. Door stof worden de gebieden langs het rijspoor overbemest. Stof vergroot ook de kans op kluitvorming (“caking”). Het stofgehalte van een meststof wordt gemeten door het stof met behulp van een luchtstroom van de korrels te scheiden en vervolgens te wegen. Het stofgehalte dient lager te zijn dan 0,1%. Slijtvastheid Tijdens de distributie en het gebruik van meststoffen, kan door wrijving en schokken slijtage aan de korrels optreden. De slijtvastheid is afhankelijk van de oppervlaktestructuur en de sterkte van de korrels. Het gehalte aan fragmenten kleiner dan 1,6 mm ten gevolge van slijtage zou niet hoger moeten zijn dan 5%. Kluitvorming 12 10 8 6 0 1 2 3 4 5 6 7 Diameter [mm] Figuur 9: Hoe groter de korrel, hoe hoger het gewicht ervan en dus grotere strooiafstand (dichtheid= 830 kg / m3; Cx = 0,44) bij identieke instellingen van de strooier [4][9]. Strooibaan [m] 16 14 Onder invloed van vocht, temperatuur en na-ijlende chemische reacties tijdens distributie en opslag van meststoffen, kunnen de korrels aan elkaar gaan plakken. Als deze kluiten niet gemakkelijk uiteenvallen, geeft dat problemen bij het strooien. Een coating op de korrels kan het risico op kluitvorming verkleinen, evenals een laag stof- en vochtgehalte en zorgvuldige opslag. Samenstelling In blends hebben de individuele korrels verschillende chemische en fysische eigenschappen. Tijdens op- en overslag en in de strooier hebben de individuele bestanddelen van gemengde meststoffen de neiging om zich af te scheiden. De mate waarin dit gebeurt verschilt naar gelang het verschil tussen de gemengde componenten. Het strooibeeld zal dus sterk afhangen van de kwaliteit van de blend en de werkbreedte. Samengestelde meststoffen waarin alle voedingsstoffen in één enkele korrel zijn opgenomen, zijn altijd de beste keuze. 12 KAS 10 UREUM (prills) 8 6 4 0 0,5 1 1,5 2 2,5 Luchtweerstand (Cx) Figuur 10: Hoe kleiner de luchtweerstand (lage Cx), hoe groter de strooiafstand (dichtheid= 830 kg / m3, diameter = 3,5 mm) bij identieke instellingen van de strooier [4][9]. Figuur 11: KAS-korrels hebben een hoger gewicht en stortgewicht dan ureum, wat een optimale strooibaarheid garandeert. pure Nutrient info Gelijkmatig strooien - waarom verdient dat uw aandacht? Centrifugaalstrooiers met dubbele schijven hebben een kenmerkend strooibeeld. Dit varieert afhankelijk van de strooierconstructie en instelbare parameters zoals schoeppositie, lengte, helling en -draaisnelheid. In de praktijk wordt de kwaliteit van het strooibeeld gekarakteriseerd door de variatiecoëfficiënt. Deze is het resultaat van de overlap van de afzonderlijke strooistrooibeelden, terwijl de tractor over het veld heen en weer rijdt. Hoe krijgt u gegarandeerd een goed resultaat? Strooibeelden NADER BEKEKEN STROOIBAARHEID VAN MESTSTOFFEN De strooibeelden van moderne strooiers worden gemeten en geoptimaliseerd met behulp van geavanceerde proefopstellingen. De exacte verdeling van de meststof langs en dwars op de door de tractor afgelegde route kan voor verschillende parameters worden gemeten en gesimuleerd. Figuur 1 is een weergave van een gangbaar strooibeeld. De rode pijl geeft de rijrichting van de tractor aan. De meststof wordt in een kenmerkend croissantvormig patroon uitgestrooid. De hoeveelheid toegediende meststof varieert van weinig (blauw) naar veel (rood). Verschillende meststofkwaliteiten leveren verschillende strooiprofielen op. Bij optimale condities kan zowel met een driehoekig als met een trapezoïdaal strooiprofiel een gelijkmatig strooibeeld worden verkregen. Ze verschillen echter in hun bestendigheid tegen verstoringen zoals baanafwijkingen en wind. Figuur 3 toont een driehoekig en een trapezoïdaal strooiprofiel, evenals de bijbehorende variatiecoëfficiënten (VC) als functie van de werkbreedte. ••In het geval van het driehoekige profiel zijn de strooierinstellingen aangepast op een werkbreedte van 32 m. De variatiecoëfficiënt is daarom bij deze breedte het kleinst. Zelfs bij afwijkingen van +/- 3 meter van de feitelijke werkbreedtewordt de variatie niet groter dan 5%. ••Voor de trapeziumvormige grafiek zijn de strooiparameters ook aangepast op een werkbreedte van 32 m. Dezelfde baanafwijking heeft nu echter een veel grotere variatie tot gevolg, namelijk meer dan 10%. Een grote strooibreedte is uiteraard geen garantie voor een goed resultaat. Het strooibeeld bepaalt het eindresultaat en is afhankelijk van de eigenschappen van -20 de meststof en de strooierinstellingen. -1 5 -10 15 10 -5 5 0 0 5 Figuur-51: Kenmerkend strooistrooibeeld van een moderne cen10 trifugaalstrooier [1][2]. -10 15 -1 5 -20 20 DE VARIATIECOËFFICIËNT BEPALEN De variatiecoëfficiënt (VC) kan met een veldtest worden bepaald. Met behulp van de moderne proefopstellingen voor strooiers is het echter mogelijk om computersimulaties van strooiprofielen en variatiecoëfficiënten te verkrijgen die veel gedetailleerder zijn dan metingen. Als het strooibeeld voor de combinatie van een bepaalde meststof en strooier eenmaal is vastgelegd, legt de computer de patronen over elkaar als de (virtuele) tractor verder rijdt (figuur 1). Vervolgens worden de profielen van de opeenvolgende ritten gecombineerd om het transversale strooiprofiel evenals de bijhorende variatiecoëfficiënt te bepalen (figuur 2). De combinatie van strooier en meststof bepaalt de vorm van het strooibeeld. Een trapeziumvormig strooibeeld is in theorie gevoeliger voor fouten dan een driehoekig profiel. Een goed onderhouden strooier en nauwkeurig werken blijven onmisbaar voor een goed resultaat, ongeacht de vorm van het strooibeeld. Niet alle meststoffen kunnen even breed en nauwkeurig gestrooid worden. Bij grotere strooibreedtes is het extra belangrijk om meststoffen te kiezen met optimale combinatie van dichtheid, korrelvorm en fractiegrootteverdeling. Driehoekig profiel Gestrooide hoeveelheid (%) 4 3 2 1 0 -36 -32 -28 -24 -20 -16 -12 -8 -4 0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 Afstand vanaf het midden van het rijspoor (m) Variatiecoëfficiënt VC (%) 20 3m 15 3m 10 5 0 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Werkbreedte (m) Trapeziumvormig profiel Gestrooide hoeveelheid (%) 4 3 2 1 0 -36 -32 -28 -24 -20 -16 -12 -8 -4 0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 Afstand vanaf het midden van het rijspoor (m) Variatiecoëfficiënt VC (%) 20 3m 15 3m 10 5 0 0 Figuur 2: Door de overlap van afzonderlijke strooibeelden ontstaat een meer of minder gelijkmatige verdeling van kunstmest over het veld. De variatiecoëfficiënt is een maat voor de variabiliteit van de meststofgift [3]. 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 Werkbreedte (m) Figuur 3: Vergelijking van de strooiprofielen bij een identieke werkbreedte van 32 meter. Het driehoekige profiel is minder gevoelig voor fouten dan het trapeziumvormige profiel [4]. Nauwkeurig strooien, puur voordeel De effecten van ongelijkmatig strooien blijven in de meeste gevallen onzichtbaar. Alleen grote afwijkingen zijn zichtbaar als donkere en lichte strepen. Verliezen treden echter al op als er met het blote oog nog niets te zien is. De kosten van ongelijkmatig strooien zijn vooral terug te voeren op gemiste opbrengst en lagere kwaliteit. Maar ook de milieubelasting en de kosten van extra meststof mogen niet worden vergeten. Wat kost een slecht strooibeeld? STROOIPROFIEL EN OPBRENGSTPROFIEL OPBRENGSTVERLIES BEREKENEN Figuur 4 toont een typisch samengesteld strooibeeld, verkregen door het samenvoegen van 3 banen met een trapezium-vormig strooibeeld. De gewenste gift van 200 kg/ha is gemiddeld inderdaad bereikt, maar de variatiecoëfficiënt is hoog: 27%. De gemiddelde opbrengst is 8,0 t/ha terwijl de potentiële opbrengst op 8,4 t/h ligt. De gemiste opbrengst is dan 0,4 t/ha, dit komt overeen met een gemiste verdienste van 80 €/ha (bij een tarweprijs van 200 €/t). De opbrengstderving ten gevolge van strooifouten kan berekend worden met behulp van onderstaande opbrengstcurve. Figuur 6 is een weergave van een gangbare stikstof-responscurve voor tarwe. In tabel 1 wordt de gemiste opbrengst voor verschillende variatiecoëfficiënten en meststoffen op het agronomische optimum weergegeven. Het economisch optimum ligt altijd lager (links) dan het landbouwkundig optimum. Een hoge variatiecoëfficient kost dan nog meer geld. Opbrengst t/ha 9 Maximale opbrengst, 8,4 t/h Gemiddelde 250 Variatie 6 5 Werkbreedte 5 0 +30% - 50% 6 100 +10% - 30% 8 7 150 50 - 10% 8 7 200 Gemiddelde Agronomisch optimum 9 Gemiste opbrengst 300 Opbrengst t/ha Kans op legeren Bemesting kg N/ha 4 Opbrengst, 8 t/ha Bemesting N-doel: 200 kg/ha, 3 giften (incl. gestapelde strooifouten) Gemiddelde variatie: 27% } Figuur 4: Cumulatief strooistrooibeeld (groene lijn) dat verkregen werd na 3 gestapelde strooibanen met ureum en de bijbehorende opbrengst. De gemiddelde opbrengst is 0,4 t/ha lager, als gevolg van een variatiecoëfficiënt van 27% en legeren [5]. 4 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 220 240 N-bemesting (kg N/ha) Figuur 6: De hierboven weergegeven stikstof-responscurve voor wintertarwe werd verkregen uit 28 veldproeven in Duitsland [6]. VariatieOpbrengst coëfficiënt [%] [t/ha] Opbrengstverlies [t/ha] Gemiste opbrengst [%] Saldo [€/ha] 0 8,37 10 8,33 -0,04 -0,5 -8 20 8,20 -0,17 -2,0 -34 30 7,99 -0,38 -4,5 -76 Tabel 1: In de tabel hierboven worden voor verschillende variatiecoëfficiënten de opbrengst, gemiste opbrengst en gemist saldo weergegeven. Berekening op basis van een tarweprijs van 200 €/t [6]. Figuur 5: Strooibanen zijn in tarwe pas duidelijk zichtbaar bij afwijkingen vanaf ca. 30%. Dit vermindert de opbrengst aanzienlijk en vergroot de kans op legeren [5]. De opbrengstverliezen worden nog groter als het gewas gaat legeren. In tabel 2 worden de opbrengstverliezen voor verschillende gewassen en variatiecoëfficiënten weergegeven voor situaties met en zonder legering. Gewas Opbrengstverlies bij een variatiecoëfficiënt van 15 % 30 % zonder legering met legering Wintergerst -0,6 % -2,2 % - 8,6 % Zomergerst -0,7 % -2,9 % - 10,8 % - 18,2 % Winterrogge -0,7 % -2,7 % Winterkoolzaad -0,9 % -3,6 % In een Duits onderzoek werd het strooigedrag van ureum vergeleken met dat van KAS. De resultaten worden in de grafieken hieronder weergegeven. Zelfs bij een strooibreedte van slechts 21 m had een mild briesje van 4 m/s een variatie van 26% in de ureumgift tot gevolg, terwijl dit voor KAS slechts 6% was! Een variatiecoëfficient van 26% geeft bij wintertarwe normaliter een opbrengstverlies van minimaal 2%. 0% Opbrengstverlies Tabel 2: Opbrengstverliezen voor verschillende gewassen en variatiecoëfficiënten [6]. KAS OF UREUM? Het nauwkeurig strooien van stikstofmeststoffen verhoogt het saldo en verlaagt de milieubelasting. Het gebruik van hoogwaardige meststoffen, garandeert een goede strooibaarheid en een gelijkmatige bemesting. Wat betreft strooibaarheid bestaan er natuurlijk verschillen tussen verschillende soorten meststoffen. KAS heeft een hoger stortgewicht en lagere stikstofconcentratie dan ureum en is daardoor veel gemakkelijker gelijkmatig te strooien. Al bij lage windsnelheden wordt het strooibeeld van ureum negatief beïnvloed, met aanzienlijke over- of onderbemesting als gevolg. 120 100 80 60 40 20 Gestrooide hoeveelheid (%) Gestrooide hoeveelheid (%) In de meeste gevallen worden strooifouten niet opgemerkt. Voor variatiecoëfficiënten onder 25% zijn ze nauwelijks zichtbaar met het blote oog, terwijl de opbrengst al significant lager wordt. Als er duidelijke kleurverschillen optreden, is de variatiecoëfficiënt al hoger dan 30% (bijv. tarwe en graszaad) tot ca. 40% in aardappelen. Behalve een lagere opbrengst en het risico van legeren, heeft ongelijkmatig strooien nog andere gevolgen voor de teelt: ••Lagere en ongelijkmatige kwaliteit (bijv. eiwit- en oliegehalte); ••Hogere milieubelasting (gedeeltelijke overdosering); ••Hoger infectierisico; ••Lagere dorscapaciteit; ••Hogere droogkosten. 3 Ø 3,2-3,9 mm; 1,05 t/m3; 27 % N werkbreedte 21 m werkbreedte 21 m 120 100 6% variatie6 % coëfficiënt variatiecoëfficiënt 80 Wind 4 m/s 60 Wind 4 m/s 40 20 50% 20 20 16 12 50% 12 50%8 16 8 4 50% 0 4 8 4 0strooibreedte 4 8 (m) 12 strooibreedte (m) 12 16 16 20 20 enkelvoudig strooibeeld enkelvoudig strooibeeldstrooibeeld samengesteld samengesteld strooibeeld 2% Opbrengstverlies Ureum Ø 3,0-3,3 mm; 0,75 t/m3; 46% N Gestrooide hoeveelheid (%) GEVOLGEN VAN ONGELIJKMATIG STROOIEN kalkammonsalpeter (KAS) Ø 3,2-3,9 mm; 1,05 t/m ; 27 % N kalkammonsalpeter (KAS) 26 % variatiecoëfficiënt werkbreedte 21 m 120 100 80 Wind 4 m/s 60 40 20 56% 20 16 12 8 44% 4 0 4 strooibreedte (m) 8 12 16 20 Figuur 7: Strooifouten, en dus gemiste opbrengst, zijn significant hoger voor ureum dan voor KAS. Zelfs bij een strooibreedte van slechts 21 m zorgtenkelvoudig een mildstrooibeeld briesje van 4 m/s voor een significante strooifout van 26% met ureum [7]. samengesteld strooibeeld Toegevoegde waarde van Yara Ontwerp: bb&b – Foto’s: Yara / Ole Walter Jacobsen 11/2013 Yara (voorheen Hydro Agri en Norsk Hydro) was in 1905 het eerste bedrijf dat begon met de industriële productie van stikstofmeststoffen. Sindsdien hebben we veel kennis opgedaan over de productie en gebruik van meststoffen. Vandaag de dag stimuleren we een veilige en duurzame bedrijfsvoering in de gehele meststofindustrie. Onze fabrieken behoren tot de efficiëntste ter wereld. Met de door Yara ontwikkelde precisielandbouwtechnieken zijn minder meststoffen nodig en verbeteren het inkomen van telers. Een meststof van Yara is altijd een goede keuze. SUPERIEURE KWALITEIT PURE NUTRIENTS - PURE NUTRIËNTEN Het is Yara’ s ambitie om tot de beste bedrijven te behoren wat betreft productkwaliteit, respect voor het milieu en de gezondheid en veiligheid van onze werknemers. Al onze fabrieken in Europa zijn gecertificeerd conform internationaal erkende normen: ••ISO 9001 kwaliteitsmanagementsysteem; ••ISO 14001 milieumanagementsysteem; ••OHSAS 18001 arbomanagementsysteem. Yara werkt conform de normen en programma’s die binnen de Internationale associatie van minerale meststoffabrikanten (International Fertilizer Association, IFA) en de Europese associatie van minerale meststoffabrikanten (Fertilizers Europe - voorheen EFMA) zijn overeengekomen. Onze fabrieken produceren meststoffen van de hoogste fysische en chemische kwaliteit. De door Yara ontwikkelde katalysatoren zorgen voor een drastische verlaging van de broeikasgasemissies bij de meststofproductieen onze fabrieken behoren tot de energiezuinigste ter wereld. Meststoffen van Yara zijn pure nutriënten voor efficiënte en duurzame landbouw. Ze worden gemaakt uit zuivere grondstoffen en met behulp van moderne productietechnieken, zodat een nauwkeurige dosering en strooibaarheid gegarandeerd zijn. Onze meststoffen hebben een constante kwaliteit, lage milieubelasting en zorgen voor een hoog rendement. Yara meststoffen zijn opgenomen in de strooitabellen van alle gangbare strooierproducenten. Meer informatie over nitraatmeststoffen vindt u in onze brochure “Nitraatmeststoffen” die u kunt downloaden op www.yara.nl Literatuur Nitraatmeststo Optimale opbre ngst, minimale belas ting voor ffen het milieu Bezoek Yara’s YouTube-channel voor meer multimedia: www.youtube.com/ yarainternationalasa Over Yara Yara International ASA is een internationaal bedrijf, waarvan het hoofdkantoor is gevestigd in Oslo, Noorwegen. Als ’s werelds grootste leverancier van minerale meststoffen draagt Yara al meer dan 100 jaar bij aan de productie van voedsel en duurzame energiebronnen voor de groeiende wereldbevolking. Yara Benelux levert landbouwers kwaliteitsproducten, kennis en advies. Indien u meer informatie wenst, kunt u contact opnemen met onze lokale deskundigen. Yara Benelux BV & Yara Tertre SA/NV Postbus 81 3130 AB Vlaardingen Nederland Tel. +31 (0)10 44 52 000 www.yara.nl, www.yara.be & www.yara.com [1] IRSTEA (2012) : Épandages des matériaux organiques et minéraux. Montoldre, France. [2] E. Piron, D. Miclet, L. Leveillé et al (2010): Mineral spreader eco-design: method and real application examples. AgEng 2010, International Conference on Agricultural Engineering, Clermont-Ferrand, France. [3] Yara internal communication: From factory to field, properties and handling of Yara fertilizers. [4] E. Piron, D. Miclet (2013): Recent technological developments in fertilizer spreading. Irstea, Clermont-Ferrand, France. [5] Yara internal communication (2013): Streubarkeit von NPK und anderen Düngern. [6] Yara internal communication (2013): Düngerstreuen- welche Faktoren beeinflussen die Streuqualität? [7] Stamm R. (2006): Streufehler bei Seitenwind. DLZ Agrarmagazin 10:2006 [8] COMIFER (2009): Guide d’optimisation de l’épandage des engrais minéraux solides. La Défense, France. [9] Adapted from: A. Colin (1997): Study of mineral fertilizer centrifugal spreading. PhD Thesis, Université de Technologie de Compiègne, France. Deze brochure is door Yara Benelux BV in goed vertrouwen opgesteld. De informatie weerspiegelt de kennis, zoals heden beschikbaar, zonder aanspraak te maken op volledige coverage. Yara Benelux BV accepteert geen aansprakelijkeheid voor onnauwkeurigheden of onvolledigheden in deze informatie, of voortkomend in relatie tot het gebruik van deze informatie in uiteenlopende omstandigheden.
© Copyright 2024 ExpyDoc