S RIGO Research en Advies BV De bewoonde omgeving www.rigo.nl RAPPORT Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij RIGO Research en Advies. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldiging en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van RIGO Research en Advies. RIGO Research en Advies aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. RIGO Research en Advies BV De bewoonde omgeving www.rigo.nl RAPPORT Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch Opdrachtgever Gemeente 's-Hertogenbosch, Zayaz, Brabant Wonen, Kleine Meierij Auteurs Marlies van der Vlugt Steven Kromhout Uitgave augustus 2010 Rapportnummer P16500 RIGO Research en Advies BV ∙ De Ruyterkade 139 ∙ 1011 AC Amsterdam Telefoon 020 522 11 11 ∙ Fax 020 627 68 40 ∙ E -mail [email protected] ∙ www.rigo.nl Inhoudsopgave Samenvatting Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch i Hoofdstuk 1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding doelgroepen- en woonlastenonderzoek 1 1.2 Leeswijzer 1 1.3 Goed om te weten 2 Hoofdstuk 2 De doelgroepen in 2010 3 2.1 Inleiding 3 2.2 Huishoudens en woningvoorraad 3 2.3 Afbakening van de doelgroepen 5 2.4 Omvang en samenstelling van de doelgroepen 6 2.5 Huisvesting van de doelgroepen 7 Hoofdstuk 3 Woonlasten in 2010 11 3.1 Inleiding 11 3.2 Kenmerken sociale huurvoorraad 11 3.3 Woonlasten van de doelgroepen in de sociale huursector 13 3.4 Een nadere blik op de primaire en secundaire doelgroep 16 3.5 Woonlasten naar energielabel en bouwjaar 17 3.6 Inzicht in het aantal huishoudens met te hoge woonlasten 18 Hoofdstuk 4 De doelgroepen in 2015 en 2020 25 4.1 Inleiding 25 4.2 Demografische ontwikkelingen 25 4.3 Economische ontwikkelingen 26 4.4 Ontwikkeling van de doelgroepen 27 4.5 Consequenties voor de omvang van de sociale huurvoorraad 30 Hoofdstuk 5 Verhuringen in ‘s-Hertogenbosch 33 5.1 Inleiding 33 5.2 Verhuringen in ‘s-Hertogenbosch 33 5.3 Consequenties van de Europese regelgeving 37 Inhoudsopgave Bijlagen Bijlage 1 Verantwoording onderzoek 43 1.1 WoON 2009 43 1.2 Gehanteerde begrippen en definities 43 1.3 Lokale belastingen, water- en energieverbruik 46 i Samenvatting Doelgroepen en woonlasten in gemeente 'sHertogenbosch Een onderzoek naar inkomensgroepen en woonlasten Gemeente ’s-Hertogenbosch en de in ’s-Hertogenbosch werkzame corporaties – Zayaz, Brabant Wonen en Kleine Meierij – wensen meer inzicht in de omvang, samenstelling, woonlasten en ontwikkeling van een aantal inkomensgroepen. Op basis hiervan kunnen weloverwogen b eleidskeuzes worden gemaakt met als streven de huishoudens in ’s -Hertogenbosch passend te kunnen huisvesten. Centraal in het onderzoek staan de huishoudens die wat inkomen betreft wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken. In de komende jaren neemt dit aantal naar verwachting toe, als gevolg van de economische crisis, maar mogelijk ook als gevolg van Europese regel geving. Een van deze Europese regels verplicht woningcorporaties 90% van hun huurwoningen tot de liberalis atiegrens aan te bieden aan huishoudens met een belastbaar jaarinkomen tot € 33.000. Dit b etekent dat huishoudens met een inkomen (net) daarboven zijn aangewezen op de koop- en de particuliere huursector. De koopsector ligt voor velen echter buiten bereik en de omvang van de particuliere huursector in ’s-Hertogenbosch is gering. Dit betekent dat een bepaalde groep huishoudens buiten de boot dreigt te vallen. In het onderhavige onderzoek wordt op neutrale wijze de huidige en toekomstige situatie van de inkomensgroepen op de woningmarkt belicht. In deze samenvatting zijn de belangrijkste resultaten weergegeven, gevolgd door een conclusie. Vijf doelgroepen op de Bossche woningmarkt In dit onderzoek worden vijf inkomensgroepen onderscheiden : 1. Primaire doelgroep: huishoudens met een belastbaar jaarinkomen en vermogen onder de grens waarop men in aanmerking kan komen voor huurtoeslag. 2. Secundaire doelgroep tot € 33.000: huishoudens die niet tot de primaire doelgroep behoren en met een belastbaar jaarinkomen tot € 33.000. 3. Doelgroep € 33.000 tot € 38.000: huishoudens met een belastbaar jaarinkomen tussen € 33.000 en € 38.000. 4. Doelgroep € 38.000 tot € 45.000: huishoudens met een belastbaar jaarinkomen tussen € 38.000 en € 45.000. 5. Doelgroep > € 45.000: huishoudens met een belastjaar jaarinkomen van meer dan € 45.000. De situatie anno 2010 Anno 2010 behoren circa 18.740 van de 64.530 huishoudens op de Bossche woningmarkt tot de primaire doelgroep, ofwel 29%. Daarvan wonen bijna 3.600 huishoudens buiten de reguliere Samenvatting ii voorraad, het gaat bijvoorbeeld om studenten op kamers of om huishoudens in beschermde kleinschalige woonvormen. Ruim 15.000 primaire doelgroephuishoudens wonen in de reguliere voorraad. Circa 11.000 huishoudens daarvan wonen in een huurwoning van een van de sociale 1 verhuurders in ’s-Hertogenbosch (figuur 1). Het overige deel woont in de koop- of in de particuliere huursector. Circa 12.420 huishoudens behoren tot de secundaire doelgroep, ofwel 20% van het totaal aa ntal huishoudens. Samen met de primaire doelgroep hebben ruim 17.500 huishoudens in de reguliere voorraad een belastbaar jaarinkomen tot € 33.000, wat neerkomt op 46%. Dit wijkt overigens niet veel af van het landelijk aandeel, of van het aandeel in de provincie Noord Brabant. Van de secundaire doelgroep wonen ruim 5.000 huishoudens in de sociale huurvoo rraad, ofwel 40%. De doelgroep € 33.000 tot € 38.000 woont naar verhouding bijna net zo vaak in de sociale huursector als de secundaire doelgroep: het gaat om 44% van 4.280 huishoudens, ofwel 1.900 huishoudens. De doelgroep € 38.000 tot € 45.000 bestaat uit circa 6.000 huishoudens en naar schatting 22.500 huishoudens hebben een inkomen van meer dan € 45.000. Ook van deze laatste twee groepen woont anno 2010 een deel in de sociale huurvoorraad, het gaat om respectievelijk 1.930 en 3.530 huishoudens. f i g u u r 1 - 1 O m v a n g d o e l g r o e p e n in ’ s - H e rt o g e n b o s c h in 2 0 1 0 in d e re g u li e r b e w o o n d e v o o r r a a d e n a a n t a l h u i s h o u d e n s in d e s o c ia le h u u r s e c t o r 25.000 22.290 20.000 15.000 waarvan in sociale huur 15.150 11.020 aantal huishoudens 12.420 10.000 5.110 5.000 4.280 1.910 5.890 3.530 1.930 0 primaire doelgroep secundaire doelgroep € 33.000 € 38.000 € 38.000 € 45.000 > € 45.000 Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie De sociale huursector wordt daarmee bewoond door 7.340 huishoud ens met een belastbaar jaarinkomen van meer dan € 33.000. Daarvan wonen circa 7.100 huishoudens in een huurw oning tot de liberalisatiegrens, ofwel huishoudens die – bij verhuizing – de toegang tot de sociale huursector zou worden ontzegd als gevolg van Europese regelgeving. Hiervan hebben circa 3.750 huishoudens een inkomen tussen € 33.000 en € 45.000 , waarvan ruim 1.100 huishoudens verhuisgeneigd zijn. Voor deze groep zijn de kansen op de koop- en particuliere huursector in ’s-Hertogenbosch gering. Het aantal betaalbare particuliere huurwoningen is beperkt en het gros van de koopwoningen heeft een WOZ-waarde van meer dan € 200.000. Verwachtingen voor de toekomst Op basis van aannamen omtrent demografische en economische ontwikkelingen neemt het aantal huishoudens dat tot de primaire doelgroep behoort naar verwachting toe. Het gaat om een toename van 740 tot 2.100 huishoudens in de periode 2010 tot 2015, afhankelijk van de 1 Het gaat om Zayaz, Brabant Wonen, Kleine Meierij, Woonzorg Nederland, Mooiland Maasland, Mooiland Vitalis en Vestia Midden Nederland. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch iii ontwikkeling van de economische crisis. Na 2015 neemt het aantal af als gevo lg van betere economische vooruitzichten. Ook het aantal huishoudens dat tot de secundaire doelgroep b ehoort en de groep met een inkomen tussen € 33.000 en € 45.000 nemen naar verwachting toe tot 2015. Het aantal huishoudens met een inkomen van meer dan € 45.000 neemt naar verwachting af of blijft ongeveer constant. Als gevolg van de toenemende primaire en secundaire doelgroepen neemt de spanning op de sociale huursector toe. Anno 2010 doen echter niet alle primaire en secundaire doelgroephuishoudens een beroep op de sociale huurvoorraad. Als het streven is om beide doelgroepen in 2015 op gelijke wijze te huisvesten als in 2010 het geval is, zou de sociale huurvoorraad tot de liberalisatiegrens met 540 tot 1.850 woningen moeten toenemen, afhankelijk van het economisch tij (figuur 2). De sociale huursector wordt anno 2010 echter ook bewoond door huisho udens met een hoger inkomen. Als ook deze groep in 2015 op gelijke wijze zou worden gehuisvest, gaat het om een toename van 620 tot 2.220 sociale huurwoningen to t de liberalisatiegrens. f i g u u r 1 - 2 O n t w i k k e l i n g v a n d e b e h o e f t e a a n s o c ia l e h u u rw o n in g e n t o t d e l ib e ra lis a t i e g r e n s i n d e p e r i o d e 2 0 1 0 – 2 0 1 5 b i j c o n s t a n t e w o o n s it u a t ie v o o r t w e e e c o n o m is c h e s c e n a rio’s 2.500 2.000 2.220 totale ontwikkeling behoefte 1.850 waarvan behoefte primaire en secundaire doelgroep 1.500 1.000 620 540 500 0 zware crisis scenario lichte crisis scenario Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie Mogelijk wordt in de toekomst als gevolg van Europese regelgeving strenger aan de poort ges electeerd, met als gevolg een meer ‘passende’ bewoning van de voorraad. Keerzijde van de ze regeling is echter dat de doorstroming van huishoudens met een inkomen van meer dan € 33.000 in de sociale huursector naar verwachting afneemt. Deze (toenemende) groep heeft immers geringe kansen op de koop- en particuliere huurmarkt en blijft zitten. Het is daarom niet de verwachting dat als gevolg van een meer ‘passende’ bewoning van de voorraad (bij mutatie) minder sociale huurwoningen benodigd zijn om de primaire en secundaire doelgroep te kunnen huisvesten. Woonlasten van de doelgroepen in de sociale huursector anno 2010 De woonlasten van een huurder bestaan uit de huur plus alle bijkomende lasten op het gebied van wonen, zoals energielasten en belastingen van gemeente en waterschap. Sommige huurders ontvangen huurtoeslag, andere huurders komen in aanmerking voor (gedeeltelijke) kwijtschelding van belastingen. De netto woonlasten als aandeel van het besteedbaar huishoude ninkomen wordt ook wel de woonquote genoemd. De primaire doelgroep in ’s-Hertogenbosch is in doorsnee 30% van het besteedbaar inkomen kwijt aan woonlasten. Vooral eenpersoonshuishoudens tot 65 jaar hebben een hogere woo nquote, terwijl voor gezinnen geldt dat bijna de helft een woonquote heeft van minder dan 25%. Samenvatting iv De overige uitgaven van deze groep (voeding, kleding , etc.) liggen echter wel een stuk hoger. Voor de secundaire doelgroep ligt de doorsnee woonquote met 32% iets hoger dan voor de primaire doelgroep, omdat deze groep niet in aanmerking komt voor huurtoeslag. Door een hoger inkomen kan de secundaire doelgroep (absoluut) wel meer besteden aan overige uitg aven. Alleenstaande 65-plussers binnen de secundaire doelgroep hebben de hoogste woonqu ote. Huishoudens met een inkomen van meer dan € 33.000 hebben een woonquote die flink lager ligt dan die van de primaire en secundaire doelgroep. Of de woonquote van een huishouden té hoog is, daar lopen de meningen over uiteen. Inzicht in het aantal huishoudens met te hoge woonlasten is daarom niet alleen een rekenkundige exercitie, maar vergt ook beleidsmatige keuzes. In dit onderzoek zijn daarom de bandbreedten weergegeven van het aantal huishoudens met te hoge woonlasten, op basis van gegevens van het Nibud. Het Nibud heeft 1) onderzocht hoeveel een huishouden per maand minimaal kwijt is aan andere uitgavenposten dan wonen en 2) op basis van budgetonderzoek van het CBS bepaald hoeveel een huishouden in de praktijk kwijt is aan overige uitgaven. Het verschil met het besteedbaar inkomen kan aan wonen worden besteed. Dit bedrag, in relatie tot het inkomen, kan als een norm worden beschouwd en verschilt per huishoudentype en inkomensklasse. Op basis hiervan hebben ongeveer 4.930 tot 7.750 huishoudens binnen de sociale huursector te maken met te hoge woonlasten. De meerderheid hiervan behoort tot de primaire doelgroep. Het zijn vooral eenpersoonshuishouden tot 65 jaar en gezinnen met te hoge woonlasten. Een kleiner deel van de huishoudens behoort tot de secundaire doelgroep. De omvang van deze groep is vooral afhankelijk van waar de grens voor acc eptabele woonlasten wordt gelegd. Huishoudens met te hoge woonlasten wonen vooral in woningen met energielabel E, F of G. Minder huishoudens wonen in een woning met energielabel A of B. Dit komt vooral omdat het totaal aantal woningen met dit energielabel kleiner is, binnen deze groep is het aandeel hui shoudens met te hoge woonlasten vrijwel gelijk aan het aandeel in woningen met label F of G. Woningen met energielabel A en B hebben weliswaar lagere energielasten, maar hebben doo rgaans een hogere huur (en meer kwaliteit). Ook worden ze vaak bewoond door de secundaire doelgroep, huishoudens die op basis van hun inkomen geen aanspraak maken op huurtoeslag. Een zelfde soort beeld is zichtbaar als wordt ingezoomd op bouwperiode, omdat bouwjaar en energielabel sterk met elkaar samenhangen. Conclusies onderzoek In gemeente ’s-Hertogenbosch speelt de sociale huursector een belangrijke rol voor de huisve sting van de diverse inkomensgroepen. Het gros van de primaire doelgroep woont in de sociale huursector en ook van de secundaire doelgroep is een aanzienlijk deel in dit segment terug te vinden. In 2009 is 83% van de verhuurde woningen van woningcorporaties in ’s-Hertogenbosch aan deze doelgroepen toegewezen (exclusief vrije sectorwoningen). In de komende jaren neemt de omvang van de primaire en secundaire doelgroep naar verwachting toe, met als gevolg een toenemende spanning op de sociale huurvoorraad. Een deel van de huishoudens in de sociale huursector heeft in relatie tot het inkomen te hoge woonlasten. Het uitrekenen hiervan is echter niet alleen een rekenkundige exercitie, maar vergt ook beleidsmatige keuzes. Waar de grens echter ook wordt gelegd, een aanzienlijk deel van de primaire doelgroep heeft te maken met te hoge woonlasten. Het gaat vooral om eenpersoon shuishoudens tot 65 jaar en gezinnen, die ondanks huurtoeslag en kwijtschelding nog steeds (grote) moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen. Het is zaak de woonlasten van deze groepen goed in de gaten te houden. Naar de toekomst toe neemt de omvang van de groep met te hoge woonlasten mogelijk toe, niet alleen als gevolg van de economische crisis, maar ook als gevolg van stijgende energieprijzen. Dit laatste is al geruime tijd aan de gang. Zo stegen de Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch v energieprijzen in de periode 2000 tot 2006 met circa 90%. Overigens geldt dat een energiezuinige woning niet per definitie leidt tot minder huishoudens met te hoge woonlasten: de huren liggen doorgaans hoger, omdat het vaak nieuwbouw betreft. Naast de primaire doelgroep heeft ook een deel van de secundaire doelgroep te maken met te hoge woonlasten. Dit komt deels omdat sommige huishoudens een relatief laag inkomen he bben, maar net buiten de grenzen van de huurtoeslag vallen. De omvang van deze groep wordt echter sterk bepaald door de grens van welke woonlasten nog acceptabel worden bevonden. Naast de primaire en secundaire doelgroep doen ook huishoudens met een inkomen van meer dan € 33.000 een beroep op de sociale huursector. In 2009 verhuurden de corporaties in ´sHertogenbosch 340 huurwoningen tot de liberalisatiegrens aan huishoudens boven de € 33.000-grens. Volgens Europese regelgeving is 10% toegestaan. Dit betekent dat, in vergeli jking met 2009, jaarlijks circa 140 huishoudens met een inkomen boven € 33.000 minder een beroep zouden kunnen doen op de sociale huursector. Over het algemeen geldt dat de groep boven de € 33.000-grens in de sociale huursector niet te maken heeft met hoge woonlasten. Voor een deel gaat het om huishoudens waarvan het inkomen in de loop der tijd (flink) is gestegen en die anno 2010 meer zouden kunnen betalen. Voor een ander deel gaat het om huishoudens met een inkomen net boven de € 33.000 -grens. Deze laatste groep kan als gevolg van Europese regelgeving bij verhuizing in de knel komen door gebrek aan betaalbaar alternatief aanbod, zoals blijkt uit de studie ‘Tussen wal en schip’, die RIGO in juni 2010 heeft afgerond. In dit onderzoek is op basis van de NHG-normen, die door het Nibud zijn vastgesteld, bepaald dat huishoudens met een inkomen van € 33.000 een b estaande koopwoning van maximaal € 130.000 kunnen financieren. In het Coropgebied Noor doost-Noord-Brabant, waar gemeente ’s-Hertogenbosch onder valt, gaat het om circa 1% van de reguliere koopvoorraad. De alternatieven binnen de reguliere huurvoorraad in di t Coropgebied zijn eveneens gering. Tweepersoonshuishoudens tot 65 jaar en gezinnen komen als eerste in de knel door gebrek aan betaalbaar alternatief aanbod. Als gevolg hiervan stagneert mogelijk de doorstroming van de groep boven de € 33.000-grens in de sociale huursector. Er wordt weliswaar strenger aan de poort geselecteerd, maar als onvo ldoende woningen vrijkomen voor de laagste inkomens groepen blijft de spanning op de sociale huursector bestaan. Samenvatting vi Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 1 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding doelgroepen- en woonlastenonderzoek Een veranderende context Anno 2010 is de woningmarkt aan verandering onderhevig: de koopsector bevindt zich in zwaar weer, op politiek vlak discussieert men over mogelijke hervormingen op de koop - en de huurmarkt en daarnaast klinkt in Nederland ook Europese regelgeving door. Een van deze Europe se regels verplicht woningcorporaties 90% van hun huurwoningen tot de liberalisatiegrens aan te bieden aan huishoudens met een belastbaar jaarinkomen tot € 33.000. Dit betekent dat hui shoudens met een inkomen (net) daarboven zijn aangewezen op de koop - en de particuliere huursector. De koopsector ligt voor velen echter buiten bereik en de omvang van de particuliere huursector in ’s-Hertogenbosch is gering. Dit betekent dat een bepaalde groep huishoudens buiten de boot dreigt te vallen. Kennis van zaken Binnen deze veranderende context is door de gemeente ’s -Hertogenbosch en de in ’s-Hertogenbosch werkzame corporaties – Zayaz, Brabant Wonen en Kleine Meierij – meer inzicht gewenst in de omvang en samenstelling van een aantal inkomensgroepen. Het gaat om de p rimaire doelgroep (huishoudens die op basis van hun inkomen en vermogen aanspraak kunnen maken op huurtoeslag), de secundaire doelgroep (huishoudens met een belastbaar jaarinkomen tot € 33.000) en de groep huishoudens met een inkomen net daarboven, tot € 3 8.000 en € 45.000. En hoe ontwikkelen deze inkomensgroepen zich in de periode 2010 tot 2015, ook in relatie tot de benodigde omvang van de sociale huurvoorraad? Daarnaast is meer inzicht gewenst in de woonlasten van de inkomensgroepen. Hierbij gaat het niet alleen om de kale huur, maar om alle bijkomende kosten voor het wonen. En hoe verho uden de woonlasten zich tot het huishoudeninkomen? Op basis hiervan kan gericht beleid wo rden gevoerd om de woonlasten voor huurders betaalbaar te houden. 1.2 Leeswijzer Voor de snelle lezer is aan het begin van dit rapport een beknopte samenvatting opgenomen met de belangrijkste uitkomsten. Vervolgens kent de rapportage de volgende opbouw: In hoofdstuk 2 wordt een profiel geschetst van de Bossche woningmarkt anno 2010: hoe ziet de woningvoorraad eruit en wie wonen er? Mede op basis van deze gegevens worden vervolgens de omvang en de samenstelling van de inkomensgroepen in beeld gebracht. Hoofdstuk 3 gaat in op de woonlasten anno 2010 van de inkomensgroepen zoals omschr even in hoofdstuk 2. Hoe groot is de groep huishoudens met een (te) hoge woonquote? In hoofdstuk 4 wordt een doorkijkje gegeven naar de toekomst: op basis van aannamen omtrent demografische en economische ontwikkelingen wordt de ontwikkeling van de i n- Inleiding 2 komensgroepen geschetst. Vervolgens wordt ingegaan op de consequenties hiervan voor de omvang van de sociale huurvoorraad. 1.3 Hoofdstuk 5 gaat in op verhuringen in ’s-Hertogenbosch op basis van gegevens van Woonservice. Hoeveel woningen zijn in 2009 verhuurd aan de primaire en secundaire doelgroep? De laatst paragraaf geeft een overzicht van de consequenties van de Europese regelgeving voor de verschillende groepen op de woningmarkt. In de bijlage is een begrippenlijst opgenomen van de gehanteerde definities en categori eën in het onderzoek. Ook wordt in de bijlage de onderzoeksmethode toegelicht. Goed om te weten Voor de meeste tabellen in deze rapportage geldt dat ze zijn gebaseerd op het Woononderzoek Nederland, kortweg WoON 2009. Dit bestand was tevens de basis voor de toekomstverkenning in hoofdstuk 4. Voor de actuele situatie geldt als peildatum 1 januari 2010. In bijlage 1 wordt nader ingegaan op de gehanteerde onderzoeksmethode. De resultaten van het onderzoek kennen een hoge betrouwbaarheid. Toch blijft bij een enquêteonderzoek gelden dat de uitkomsten met marges zijn omgeven. Om schijnnauwkeurigheid te vermijden zijn de meeste absolute uitkomsten afgerond op tientallen. Hierdoor kunnen ve rschillen ontstaan tussen de randtotalen en de opgetelde celwaarden. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 3 Hoofdstuk 2 De doelgroepen in 2010 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt de omvang en samenstelling van een aantal inkomensgroepen weerg egeven. Alvorens hierop in te gaan schetsen we kort het profiel van de Bossche woningmarkt: hoe ziet de woningvoorraad eruit en wie wonen er? Mede op basis van deze gegev ens kunnen de omvang en de samenstelling van de inkomensgroepen worden bepaald, waarvan in hoof dstuk 3 de woonlasten worden weergegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de ontwikkeling van de inkomensgroepen en de consequenties hiervan voor de omvang van de sociale huurvoorraad. 2.2 Huishoudens en woningvoorraad Huishoudens Op 1 januari 2010 woonden circa 65.530 huishoudens in de gemeente ’s-Hertogenbosch. De meeste huishoudens – ruim 60.000 – bewonen zelfstandig een reguliere woning. Deze groep bestaat voor een derde uit eenpersoonshuishoudens, voor een derde uit tweepersoonshui shoudens en eveneens voor een derde uit gezinnen (inclusief eenoudergezinnen). In ’s-Hertogenbosch wonen circa 13.360 huishoudens van 65 jaar of ouder, ofwel 21% van het totaal aantal huishoudens (figuur 2-1). Dit is iets lager dan het landelijke aandeel van 23%. Circa 4.500 huishoudens in ’s-Hertogenbosch wonen – al dan niet zelfstandig – in de nietreguliere woningvoorraad. Het gaat hierbij om studentenkamers, plaatsen in bijvoorbeeld kleinschalige beschermde woonvormen, woonboten of woonwagens. Deze groep bestaat hoofdzakelijk uit eenpersoonshuishouden tot 25 jaar of net daarbove n. figuur 2-1 H u i s h o u d e n s a m e n s t e l l in g in g e m e e n t e ’ s - H e rt o g e n b o s c h 12.000 11.000 10.000 9.000 8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 hh in niet-reguliere voorraad hh in reguliere voorraad 1p. 2+p. < 25 jr. 1p. 2p. 25 t/m 44 jr. 3+p. 1p. 2p. 45 t/m 64 jr. 3+p. 1p. 2+p. 65+ Bron: gemeente ’s-Hertogenbosch, bewerking RIGO, WoON 2009 De doelgroepen in 2010 4 Woningvoorraad De reguliere woningvoorraad in ’s-Hertogenbosch telt circa 62.560 woningen. Niet al deze woningen worden permanent bewoond. Sommige woningen staan leeg als gevolg van frictielee gstand, andere woningen staan op de lijst om gesloopt te worden. Volgens gemeente ’s-Hertogenbosch staan circa 1.470 woningen korter dan een jaar leeg en 1.070 woningen langer dan een jaar. Onder deze laatste groep vallen bijvoorbeeld koopwoningen die langdurig te koop staan en waarvan de eigenaar al is verhuisd. Het aantal regulier bewoonde woningen in ’s-Hertogenbosch op 1 januari 2010 komt neer op 60.020 en staat centraal in het onderzoek. In figuur 2-2 is de samenstelling van de bewoonde woningvoorraad weergegeven naar type en eigendom, inclusief de niet-regulier bewoonde voorraad van circa 4.500 wooneenheden. Het grootste deel van de voorraad bestaat uit grondgebonden koopwoningen (25.620 woningen). De huursector bestaat uit ruim 27.000 woningen, het gaat zowel om grondgebonden woningen 2 als appartementen. Bijna 23.500 huurwoningen zijn in handen van sociale verhuurders . In figuur 2-3 is de bewoonde reguliere voorraad van de sociale verhuurders weergegeven na ar type en huurprijs. Het aantal grondgebonden huurwoningen is vrijwel even groot als het aantal huurappartementen. Circa 81% van de voorraad heeft een huurprijs tot de 2e aftoppingsgrens (kale huur inclusief subsidiabele servicekosten). Het aantal vrije s ector huurwoningen van de corporaties is met circa 450 woningen gering. figuur 2-2 B e w o o n d e v o o r r a a d in ’ s - H e rt o g e n b o s c h n a a r k o o p / h u u r e n t y p e w o n in g 4.510 koop grondgebonden 14.580 25.620 koop appartement huur grondgebonden huur appartement onzelfstandig 12.440 7.390 Bron: gemeente ’s-Hertogenbosch, bewerking RIGO f i g u u r 2 - 3 B e w o o n d e v o o r r a a d s o c ia le v e rh u u rd e rs in ’ s - H e rt o g e n b o s c h n a a r t y p e e n p ri j s 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 460 1.330 7.500 1.130 990 1.590 2.310 6.960 14.460 vrije sector 2e aftoppingsgrens tot liberalisatiegrens 1e aftoppingsgrens tot 2e aftoppingsgrens kwaliteitskor tingsgrens tot 1e aftoppingsgrens 2.110 2.560 4.670 grondgebonden (N = 11.530) appartement (N = 11.970) totaal (N = 23.490) tot kwaliteitskor tingsgrens Bron: gemeente ’s-Hertogenbosch, Zayaz, Brabant Wonen, Kleine Meierij, WoON 2009, bewerking RIGO 2 Het gaat om Zayaz, Brabant Wonen, Kleine Meierij, Woonzorg Nederland, Mooiland Maasland, Mooiland Vitalis en Vestia Midden Nederland. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 5 In figuur 2-4 is de prijsopbouw van de particuliere huursector en de koopsector weergegeven. Het gros van de particuliere huurwoningen heeft een huurprijs boven de 2e af toppingsgrens. Binnen de koopsector is het aantal woningen met een WOZ -waarde van minder dan € 150.000 zeer gering (peildatum 2009). Circa 41% van de koopwoningen heeft een WOZ -waarde van meer dan € 300.000. f i g u u r 2 - 4 B e w o o n d e v o o r r a a d p a rt ic u l ie re h u u rs e c t o r e n k o o p s e c t o r n a a r h u u rp r i j s e n WOZ-waarde < € 150.000 380 4.310 < 1e aft.grens € 150.000 € 200.000 980 1e aft.grens - 2e aft.grens 1420 460 670 13.690 8.770 2e aft.grens liberalisatiegrens € 200.000 € 250.000 € 250.000 € 300.000 vrije sector 5.850 > € 300.000 Bron: gemeente ’s-Hertogenbosch, WoON 2009, bewerking RIGO 2.3 Afbakening van de doelgroepen In dit onderzoek worden vijf inkomensgroepen onderscheiden. Hiero nder worden deze vijf groepen nader toegelicht. 1. Primaire doelgroep: huishoudens met een belastbaar jaarinkomen en vermogen onder de grens waarop men in aanmerking kan komen voor huurtoeslag. Dit is de definitie die wordt gehanteerd door het Ministerie van VROM en landelijk wordt toegepast. De inkomensgrenzen staan weergegeven in onderstaande tabel. Eenpersoonshuishouden < 65 jaar Eenpersoonshuishouden > 64 jaar Meerpersoonshuishouden < 65 jaar Meerpersoonshuishouden > 64 jaar Tijdvak € 21.450 € 20.200 € 29.125 € 27.575 1-1-2010 / 31-12-2010 2. Secundaire doelgroep tot € 33.000: huishoudens die niet tot de primaire doelgroep behoren en met een belastbaar jaarinkomen tot € 33.000. Europa wil woningcorporaties verplichten 90% van hun huurwoningen tot de liberalisatiegrens aan te bieden aan huisho udens met een belastbaar jaarinkomen beneden de € 33.000. 3. Doelgroep € 33.000 tot € 38.000: huishoudens met een belastbaar jaarinkomen tusse n € 33.000 en € 38.000. 4. Doelgroep € 38.000 tot € 45.000: huishoudens met een belastbaar jaarinkomen tussen € 38.000 en € 45.000. 5. Doelgroep > € 45.000: huishoudens met een belastbaar jaarinkomen van meer dan € 45.000. De doelgroepen in 2010 6 2.4 Omvang en samenstelling van de doelgroepen Omvang doelgroepen In tabel 2-1 is de omvang van de doelgroepen in ’s-Hertogenbosch weergegeven. Van alle huishoudens in ’s-Hertogenbosch behoort 29,0% tot de primaire doelgroep, ofwel circa 18.740 huishoudens. Voor bijna een vijfde deel gaat het om huishoudens die in de niet -reguliere voorraad wonen (waaronder studenten). Van de groep huishoudens in de niet-reguliere voorraad behoort circa 80% tot de primaire doelgroep. Het gaat veelal om studenten waarvan het inkomen de komende jaren nog zal toenemen. Van de huishoudens in de reguliere voorraad behoort 25,2% tot de primaire doelgroep, ofwel ruim 15.000 huishoudens. Circa 20,7% van de huishoudens in de reguliere voorraad behoort tot de secundaire doelgroep. Samen met de primaire doelgroep heeft 46% van de huishoudens in de reguliere voorraad een belastbaar jaarinkomen tot € 33.000. Circa 7,1% van de huishoudens behoort tot de doelgroep € 33.000 - € 38.000 en 9,8% behoort tot de doelgroep € 38.000 - € 45.000. Ongeveer 37,1% van de huishoudens heeft een inkomen van meer dan € 45.000. In figuur 2-5 is de samenstelling van de doelgroepen in de reguliere woningvoorraad weergeg even in Nederland, de G27 en Provincie Noord-Brabant. De samenstelling van de doelgroepen in ’s-Hertogenbosch wijkt weinig af van die in Nederland en provincie Noord-Brabant. Ten opzichte van de G27 is de primaire doelgroep in ’s-Hertogenbosch relatief klein en de groep met de hoogste inkomens relatief groot. t a b e l 2 - 1 O m v a n g v a n d e d o e l g ro e p e n in ’ s - H e rt o g e n b o s c h primaire doelgroep secundaire doelgroep € 33.000 - € 38.000 € 38.000 - € 45.000 > € 45.000 totaal hh in reguliere voorraad hh in niet reguliere voorraad aantal aandeel aantal aandeel 15.150 25,2% 3.590 79,7% 12.420 20,7% 450 9,9% 4.280 7,1% 80 1,7% 5.890 9,8% 130 2,9% 22.290 37,1% 260 5,8% 60.020 100,0% 4.510 100,0% totaal huishoudens aantal aandeel 18.740 29,0% 12.870 19,9% 4.360 6,8% 6.020 9,3% 22.550 34,9% 64.530 100,0% Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie figuur 2-5 O m v a n g v a n d e d o e lg ro e p e n in d i v e rs e g e b ie d e n in d e re g u l ie re v o o r ra a d 100% > € 45.000 90% 80% 37% 38% 10% 7% 9% 7% 70% 60% 50% 40% 30% 21% 21% 25% 24% 20% 10% 31% 9% 7% 21% 36% 9% 8% 20% 31% 27% G27 Nederland 0% 's-Hertogenbosch Provincie Noord-Brabant Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie 3 Provincie Noord-Brabant, G27 en Nederland: op 1-1-2009. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch € 38.000 - € 45.000 € 33.000 - € 38.000 secundaire doelgroep primaire doelgroep 3 7 Samenstelling doelgroepen De primaire doelgroep bestaat voor meer dan de helft uit eenpersoonshuishoudens (58%, figuur 2-6). Het zijn vooral eenpersoonshuishoudens tot 45 jaar en 65 -plussers die tot de primaire doelgroep behoren. Circa 21% van deze doelgroep bestaat uit gezinnen van 25 tot 65 jaar. De secundaire doelgroep bestaat voor 64% uit eenpersoonshuishoudens en voor 38% uit 65 plussers. Het aandeel gezinnen en tweepersoonshuishoudens onder de 65 jaar is met respe ctievelijk 13% en 10% gering. Beide huishoudentypen zijn sterker vertegenwoordigd onder de groepen € 33.000 tot € 38.000 en € 38.000 tot € 45.000. De groep huishoudens met een ink omen van meer dan € 45.000 bestaat voor 85% uit gezinnen en tweepersoonshuishoudens tu ssen 25 en 65 jaar. figuur 2-6 S a m e n s t e l l i n g v a n d e d o e l g ro e p e n in ’ s - H e r t o g e n b o s c h < 25 jaar > € 45.000 25 t/m 44 jaar 1p. 25 t/m 44 jaar 2p. € 38.000 € 45.000 25 t/m 44 jaar 3+p. 45 t/m 64 jaar 1p. € 33.000 € 38.000 45 t/m 64 jaar 2p. 45 t/m 64 jaar 3+p. 65+ 1p. secundaire doelgroep 65+ 2+p. primaire doelgroep 0% 20% 40% 60% 80% 100% Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie 2.5 Huisvesting van de doelgroepen Wie woont waar De primaire doelgroep woont voor het grootste deel in de sociale huursector. Het gaat om circa 11.000 huishoudens, ofwel 59% van de primaire doelgroep (tabel 2-2). Het grootste deel van deze groep woont in een woning met een huurprijs onder de 1e aftoppingsgrens ( tabel 2-3). Circa 19% van de primaire doelgroep woont in de niet -reguliere voorraad. Daarnaast treffen we nog circa 14% in een grondgebonden koopwoning aan. Dit zijn deels oudere huis houdens die in het verleden een koopwoning hebben bemachtigd. De secundaire doelgroep woont voor ongeveer 40% in de sociale huursector, het gaat om circa 5.100 huishoudens. Bijna de helft van de secundaire doelgroep woont in de koopsector. Binnen de koopsector woont deze doelgroep het meest in grondgebonden woningen, binnen de sociale huursector het meest in appartementen. Een soortgelijk beeld is zichtbaar voor de groep € 33.000 tot € 38.000. Deze groep woont naar verhouding ongeveer even vaak in de socia le huursector als de secundaire doelgroep, het gaat om 44%. Voor beide groepen geldt dat het bijna geheel gaat om sociale huurwoningen met een huurprijs tot de liberalisatiegrens. Huishoudens met een inkomen vanaf € 38.000 wonen vaker in de koop - dan in de sociale huursector, meestal in een grondgebonden koopwoning. Onder huishoudens met een inkomen van De doelgroepen in 2010 8 meer dan € 45.000 vinden we echter ook nog enkele duizenden huishoudens in sociale huu rwoningen, vooral van het type grondgebonden. t a b e l 2 - 2 H u i s v e s t i n g v a n d e d o e lg ro e p e n in ’ s - H e rt o g e n b o s c h n a a r w o n in g t y p e n koop grondgebonden koop appartement sociale huur grondgebonden sociale huur appartement particuliere huur hh in niet reguliere voorraad totaal primaire doelgroep 2.650 660 5.040 5.980 830 3.590 18.740 secundaire doelgroep 3.570 2.760 1.920 3.190 990 450 12.870 € 33.000 - € 38.000 € 38.000 € 45.000 1.640 2.810 500 700 810 1.100 1.100 830 230 450 80 130 4.360 6.020 > € 45.000 14.950 2.770 2.660 870 1.040 260 22.550 totaal 25.620 7.390 11.530 11.970 3.530 4.510 64.530 Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie t a b e l 2 - 3 H u i s v e s t i n g v a n d e d o e lg ro e p e n in ’ s - H e rt o g e n b o s c h n a a r p r i j s k la s s e n h u u r tot kwaliteitskortingsgrens tot 1e aftoppingsgrens tot 2e aftoppingsgrens tot liberalisatiegrens vrije sector particuliere huur koopwoning niet reguliere voorraad totaal primaire doelgroep 3.210 6.460 930 370 50 830 3.310 3.590 18.740 secundaire doelgroep 870 2.890 430 750 160 990 6.330 450 12.870 € 33.000 - € 38.000 € 38.000 € 45.000 160 120 1.540 1.310 150 260 50 180 20 70 230 450 2.140 3.510 80 130 4.360 6.020 > € 45.000 330 2.270 550 250 140 1.040 17.720 260 22.550 totaal 4.680 14.460 2.310 1.590 450 3.530 33.010 4.510 64.530 Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie Bewoning voorraad Als we tabel 2-3 en tabel 2-2 ‘andersom’ lezen, dan blijkt dat de sociale huursector tot de vrije sector voor ongeveer 69% bewoond wordt door de primaire en de secundaire doelgroep (zie ook tabel 2-4). Dit ligt iets lager dan het Nederlandse aandeel van naar schatting 74%. Circa 8% van de sociale huurvoorraad tot de vrije sector wordt bewoond door groep € 33.000 tot € 38.000, eveneens 8% wordt bewoond door de groep € 38.000 en € 45.000. In totaal gaat het om 3.750 huishoudens, waarvan ruim 1.100 huishoudens verhuisgeneigd zijn. Ongeveer 15% wordt bewoond door huishoudens met een inkomen boven € 45.000, huisho udens die op basis van hun inkomen meer zouden kunnen betalen. De sociale huursector tot de liberalisatiegrens wordt daarmee voor 31% bewoond door huishoudens die – bij verhuizing – de toegang tot de sociale huursector zou worden ontzegd als gevolg van Europese regelgeving. In absolute aantallen gaat het om 7.140 huishoudens, waarvan 1.890 huishoudens een inkomen hebben tussen € 33.000 en € 38.000, ofwel een groep die net buiten de grenzen van de Europese regelgeving valt. De meerderheid van de koopsector wordt bewoond door huishoudens met een hoger inkomen (> € 45.000). Daarnaast wordt bijna een vijfde deel van de koopwoningen bewoond door de secundaire doelgroep. In de particuliere huursector wonen vooral de hogere inkomens en de primaire en de secundaire doelgroep. De twee inkomensgroepen daartussen zijn in de partic uliere huursector gering vertegenwoordigd. Ook als we tabel 2-2 ‘andersom’ lezen woont een gering aandeel van beide inkomensgroepen in de particuliere huursector. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 9 t a b e l 2 - 4 B e w o n i n g v a n d e v o o rra a d d o o r d e d o e lg r o e p e n in ’ s - H e rt o g e n b o s c h koop sociale huur < lib.grens sociale huur vrije sector* particuliere huur hh in niet reguliere voorraad totaal * onvoldoende waarnemingen primaire doelgroep 10% 48% 23% 80% 29% secundaire doelgroep 19% 21% 28% 10% 20% € 33.000 - € 38.000 € 38.000 € 45.000 6% 11% 8% 8% 7% 13% 2% 3% 7% 9% > € 45.000 54% 15% 29% 6% 35% totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie Conclusie: belangrijke rol sociale huursector op de Bossche woningmarkt In gemeente ’s-Hertogenbosch speelt de sociale huursector een belangrijke rol voor de huisve sting van diverse inkomensgroepen. Het gros van de primaire doelgroep woont in een sociale huurwoning en ook van de secundaire doelgroep is een aanzienlijk deel in dit segment te vi nden. Ook huishoudens met een inkomen van meer dan € 33.000 doen een beroep op de sociale huursector. Voor een deel gaat het om huishoudens waarvan het inkomen in de loop der tijd (flink) is gestegen en die anno 2010 meer zouden kunnen betalen. Voor een ander deel gaat het om huishoudens net boven de € 33.000-grens die op de koop- en de particuliere huurmarkt geringe kans van slagen zouden hebben. De betaalbare particuliere huursector in ‘sHertogenbosch is immers relatief klein en ook toegankelijk voor huishoudens met een hoger inkomen. Daarnaast is het aantal koopwoningen met een WOZ-waarde van minder dan € 150.000 vrijwel nihil. De doelgroepen in 2010 10 Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 11 Hoofdstuk 3 Woonlasten in 2010 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de actuele woonlasten en woonquotes van de doelgroepen weergeg even die wonen in de sociale huurvoorraad in ’s-Hertogenbosch. Hierbij gaat het om de huurlasten plus alle bijkomende lasten op het gebied van wonen. In paragraaf 3.6 wordt ingegaan op de norm voor de woonquote, ofwel: welk aandeel van het inkomen is acceptabel om aan wonen te besteden? Hoeveel huishoudens hebben te hoge woonlasten? Input voor het bepalen van de norm voor de woonquote zijn gegevens van het Nibud. Voo rafgaand aan de woonlasten worden eerst enkele relevante kenmerken van de sociale huurvoorraad in beeld gebracht. 3.2 Kenmerken sociale huurvoorraad Woningvoorraad In hoofdstuk 2 is in figuur 2-3 de samenstelling van de sociale huurvoorraad weergegeven naar type en huurprijs. Voor het in beeld brengen van de woonlasten van huurders is het eveneens van belang een beeld te hebben van de bouwperiode en de energetische kwalit eit van de voorraad. In figuur 3-1 is de bewoonde reguliere voorraad van de sociale verhuurders weergegeven naar bouwjaar en energielabel. De meeste woningen zijn gebouwd in de periode 1960 tot 1990 en de meeste woningen hebben energielabel C, D, E of F. Het aantal woningen met energielabel G is met 450 woningen zeer gering. Op basis van figuur 3-2 blijkt dat de kenmerken bouwjaar en energielabel sterk met elkaar samenhangen: een woning gebouwd na het jaar 2000 heeft vaak energielabel A of B, terwijl w oningen gebouwd voor 1970 meestal energielabel E of F hebben. figuur 3-1 B e w o o n d e v o o r r a a d s o c ia le v e rh u u rd e rs in ’ s - H e r t o g e n b o s c h n a a r b o u w j a a r (links) en energielabel (rechts) 2.340 450 1.970 2.520 3.400 4.360 4.150 4.760 > 2000 1990 - 2000 1980 - 1990 1970 - 1980 1960 - 1970 1950 - 1960 < 1950 1.390 1.480 5.170 4.490 5.360 label A label B label C label D label E label F label G 5.160 Bron: gemeente ’s-Hertogenbosch, Zayaz, Brabant Wonen, Kleine Meierij, WoON 2009, bewerking RIGO Woonlasten in 2010 12 f i g u u r 3 - 2 B e w o o n d e v o o r r a a d s o c ia le v e rh u u rd e rs i n ’ s - H e rt o g e n b o s c h n a a r b o u w j a a r e n energielabel label A > 2000 label B 1990 - 2000 label C label D 1980 - 1990 label E 1970 - 1980 label F label G 1960 - 1970 1950 - 1960 < 1950 0% 20% 40% 60% 80% 100% Bron: WoON 2009, bewerking RIGO Huishoudens in de sociale huurvoorraad In hoofdstuk 2 werd duidelijk dat binnen de sociale huursector 47% van de huishoudens tot de primaire doelgroep behoort. De bewoning van de sociale huurvoorraad door de verschillende doelgroepen is nogmaals samengevat in tabel 3-1. In figuur 3-3 is de samenstelling van de doelgroepen in de sociale huurvoorraad weergegeven. De primaire en de secundaire doelgroep bestaan voor meer dan de helft uit eenpersoonshuishoudens, terwijl de hogere inkomensgro epen vaker uit tweepersoonshuishoudens en gezinnen bestaan. tabel 3-1 O m v a n g v a n d e d o e lg ro e p e n in d e s o c ia le h u u r v o o r r a a d in ’ s - H e r t o g e n b o s c h primaire doelgroep secundaire doelgroep € 33.000 - € 38.000 € 38.000 - € 45.000 > € 45.000 totaal aantal 11.010 5.110 1.920 1.920 3.530 23.490 aandeel 47% 22% 8% 8% 15% 100% Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie figuur 3-3 S a m e n s t e l l i n g v a n d e d o e l g ro e p e n in d e s o c ia le h u u rv o o r ra a d in ’ s - H e rt o g e n - bosch 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% gezinnen tweepersoons 65+ tweepersoons < 65 eenpersoons 65+ Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch > € 45.000 € 38.000 € 45.000 € 33.000 € 38.000 secundaire doelgroep primaire doelgroep eenpersoons < 65 13 3.3 Woonlasten van de doelgroepen in de sociale huursector De woonlasten van huurders in de sociale huursector bestaan uit de huur (inclusief collectieve 4 servicekosten), woninggerelateerde energielasten (gas-, warmte- en elektriciteitsgebruik) en 5 belastingen van openbaar publiekrechtelijke lichamen (gemeente en waterschap). De huurquote geeft aan welk deel van het besteedbaar inkomen van een h uishouden wordt uitgegeven aan huurlasten. In dit bedrag is de huurtoeslag al verrekend. In de woonquote worden alle kosten die direct samenhangen met wonen opgeteld en afgezet tegen het besteedbaar inkomen van een huishouden. 6 In tabel 3-2 en figuur 3-4 zijn in medianen de woonlasten weergegeven van de doelgroepen in relatie tot het besteedbaar inkomen. De in de tabellen weergegeven quoten zijn medianen van alle individuele quoten. t a b e l 3 - 2 W o o n l a s t e n , q u o t e n e n b e s t e e d b a a r h u is h o u d e n in k o m e n v a n d e d o e lg ro e p e n p e r m a a n d i n d e s o c i a l e h u u r s e c t o r ( in m e d ia n e n ) primaire secundaire doelgroep doelgroep huur (na aftrek huurtoeslag en incl. coll. servicekosten) gas en warmte elektriciteit (woninggerelateerd) lokale belastingen en water totale woonlasten besteedbaar huishoudeninkomen woonquote huurquote energiequote belastingquote 7 € 33.000 - € 38.000 € 38.000 € 45.000 > € 45.000 totaal € 250 € 425 € 430 € 475 € 455 € 370 € 60 € 55 € 65 € 60 € 70 € 60 € 15 € 40 € 370 € 15 € 40 € 550 € 15 € 55 € 575 € 15 € 55 € 600 € 15 € 55 € 610 € 15 € 40 € 490 € 1.220 € 1.700 € 2.180 € 2.540 € 3.310 € 1.710 30% 21% 6% 3% 32% 24% 4% 3% 27% 21% 4% 2% 24% 18% 3% 2% 18% 14% 3% 2% 27% 20% 4% 3% Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie Woonlasten van de primaire doelgroep De primaire doelgroep in ’s-Hertogenbosch betaalt in doorsnee € 250 aan huur per maand, inclusief collectieve servicekosten en na aftrek huurtoeslag. De netto huurquote bedraagt circa 21%. De woninggerelateerde energielasten liggen op circa € 70 per maand, de lokale belastingen en water op circa € 40 per maand. In ’s-Hertogenbosch maakten in 2009 circa 4.200 huishoudens 8 aanspraak op (gedeeltelijke) kwijtschelding van lokale belastingen . Hierbij ging het voor 52% 4 5 6 7 8 Woninggerelateerde energielasten zijn het energieverbruik dat nodig is voor het verwarmen van w oning en water, verlichting en woninggerelateerde apparaten als een HR -ketel en een WTW-installatie. In bijlage 1 staan alle gehanteerde definities en prijzen weergegeven. De mediaan is de middelste waarde in een reeks getallen die gerangschikt zijn naar grootte. Dat wil zeggen dat 50% van de getallen onder de mediaan ligt en 50% van de getallen boven de mediaan. Het voordeel van een mediaan is dat deze minder gevoelig is voor uitschieters dan het gemiddelde. De optelling van de afzonderlijke woonlasten in de tabel telt niet exact op tot de totale woonlasten in de tabel omdat het gaat om medianen. Bron: gemeente ’s-Hertogenbosch, 2009. Het gaat om rioolheffing, afvalstoffenheffing, zuiveringshe ffing en watersysteemheffing. Woonlasten in 2010 14 om eenpersoonshuishoudens en voor 48% om meerpersoonshuishoudens. Als we in 2010 van ongeveer dezelfde situatie uitgaan, woont circa de helft van de huishoudens met kwijtschelding in een sociale huurwoning. Bijna al deze huishoudens behoren tot de primaire doelgroep, het gaat om bijna een vijfde deel van de doelgroephuishoudens. Zonder kwijtscheldi ng zou de mediaan die de lasten voor belastingen en water weergeeft enkele euro’s per maand hoger liggen. De totale woonlasten van de primaire doelgroep bedragen € 370 (mediaan), waarmee de totale woonquote van de primaire doelgroep neerkomt op 30%. f i g u u r 3 - 4 W o o n l a s t e n t . o . v . h e t b e s t e e d b a a r in k o m e n v a n d e d o e lg ro e p e n p e r m a a n d in d e s o c i a l e h u u r s e c t o r ( i n m e d i a n e n , o p t e l l in g a f z o n d e r li j k e w o o n la s t e n is in d ic a t ie f ) € 3.500 gas, warmte en electriciteit € 3.000 lokale belastingen en water € 2.500 huur (na aftrek huurtoeslag en incl. coll. servicekosten) € 2.000 besteedbaar huishoudeninkomen € 1.500 € 1.000 € 500 €0 primaire secundaire € 33.000 - € 38.000 - > € 45.000 doelgroep doelgroep € 38.000 € 45.000 totaal Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie Woonlasten van de secundaire doelgroep De secundaire doelgroep in ’s-Hertogenbosch betaalt in doorsnee circa € 425 aan huur per maand. Het verschil met de primaire doelgroep van circa € 175 per maand komt omdat de s ecundaire doelgroep geen recht heeft op huurtoeslag. Ook de totale woonlasten liggen daarom flink hoger. Het besteedbaar inkomen ligt eveneens hoger, maar niet hoog genoeg om de huur en de woonquote op hetzelfde peil te houden als de primaire doelgroep. Met respectievelijk 24% en 32% liggen de quoten van de secundaire doelgroep hoger dan die van de primaire doe lgroep. Wel kan de secundaire doelgroep absoluut gezien circa € 300 meer besteden aan overige uitgaven. Woonlasten van huishoudens met een inkomen van meer dan € 33.000 Voor de huishoudens met een inkomen van meer dan € 33.000 geldt dat zowel de huren als de totale woonlasten iets hoger liggen dan bij de huishoudens met een inkomen onder deze grens. Het verschil in huurprijs is niet zo groot, omdat anno 2010 de meeste huishoudens met een inkomen van meer dan € 33.000 in een sociale huurwoning met een huurprijs tot de 1e afto ppingsgrens wonen (zie ook tabel 2-3). Het besteedbaar inkomen is echter flink hoger dan bij de doelgroep tot €33.000, waardoor de huur- en de woonquote lager liggen. Ook de energiequote ligt iets lager, terwijl de belastingquote voor ongeveer elke doelgroep gelijk is. Huur- en woonquoten in perspectief De doorsnee huurquote van alle huurders in de sociale huurvoorraad in ’s-Hertogenbosch ligt op circa 20%. Dit is ongeveer gelijk aan de landelijke mediaan. Over het algemeen geldt dat het Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 15 aandeel van de huurlasten in de totale woonlasten is afgenomen. Uit het plan van aanpak van Aedes (Huren met energie, 2008) blijkt dat de huur in de periode 2000-2006 gestegen is met circa 18%. De energieprijzen zijn gedurende deze periode met circa 90% gestegen en de lokale belastingen met ruim 30%. Naar de toekomst toe is het de verwachting dat d e energielasten verder zullen toenemen. Spreiding huur- en woonquote van de doelgroepen De doorsnee huurquote van een huishouden dat tot de primaire doelgroep behoort komt neer op 21%. Sommige huishoudens hebben een hogere huurquote, andere een lagere. D e spreiding van de huurquotes voor de verschillende doelgroepen is weergegeven in figuur 3-5. Binnen de primaire doelgroep is ongeveer 40% van de huishoudens meer dan 25% van het besteedbaar inkomen kwijt aan huurlasten. Bijna een vijfde deel van de primaire doelgroep is meer dan 30% van het besteedbaar inkomen kwijt aan huurlasten. Binnen de secundaire doelgroep ligt dit aandeel iets hoger, op 24%. De meerderheid van de secundaire doelgroephuishoudens is tussen de 20% en 30% van het besteedbaar inkomen kwijt aan huurlasten. De drie hogere inkomen sgroepen hebben meestal een huurquote tot 25%. f i g u u r 3 - 5 O p b o u w v a n d e h u u r q u o t e s n a a r d o e lg ro e p 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% > 35% 30% tot 35% 25% tot 30% 20% tot 25% < 20% primaire secundaire € 33.000 - € 38.000 - > € 45.000 doelgroep doelgroep € 38.000 € 45.000 Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie In figuur 3-6 is de spreiding van de woonquote weergegeven voor de verschillende doelgro epen. Alleen voor de primaire doelgroep geldt dat een deel van de huishouden s (7%) meer dan 55% van het besteedbaar inkomen kwijt is aan woonlasten. Een deel van de secundaire doe lgroep heeft weliswaar een hoge huurquote (door geen ontvangst huurtoeslag), maar door een aanzienlijk hoger inkomen zijn er vrijwel geen huishoudens met een woonquote van meer dan 55%. De drie hogere inkomensgroepen hebben meestal een woonquote van minder dan 35%. f i g u u r 3 - 6 O p b o u w v a n d e w o o n q u o t e s n a a r d o e lg ro e p 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% > 55% 45% tot 55% 35% tot 45% 25% tot 35% < 25% primaire secundaire € 33.000 - € 38.000 - > € 45.000 doelgroep doelgroep € 38.000 € 45.000 Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie Woonlasten in 2010 16 3.4 Een nadere blik op de primaire en secundaire doelgroep Woonlasten van de primaire doelgroep naar huishoudentype Binnen de primaire doelgroep zijn het vooral eenpersoonshuishoudens tot 65 jaar die een hoge huur- en woonquote hebben (tabel 3-8). Deze groep heeft weliswaar de laagste huur en overige woonlasten, maar ook het laagste besteedbaar huisho udeninkomen. Binnen deze groep is circa een kwart meer dan 45% van het besteedbaar huishoudeninkomen kwijt aan woonlasten (figuur 3-7). Gezinnen hebben de laagste huur- en woonquote, wat te maken heeft met een relatief lage huur in combinatie met een relatief hoog besteedbaar huishoudeninkomen. Bi nnen deze groep is bijna de helft minder dan 25% van het besteedbaar huishoudeninkomen kwijt aan woonlasten. Wel zijn gezinnen meer kwijt aan overige uitgaven dan eenpersoonshuisho udens, zoals voeding en kleding. t a b e l 3 - 3 W o o n l a s t e n , q u o t e n e n b e s t e e d b a a r h u is h o u d e n in k o m e n v a n d e p r im a i re d o e l g r o e p n a a r h u i s h o u d e n t y p e p e r m a a n d in d e s o c ia l e h u u rs e c t o r ( in m e d ia n e n ) eenpersoonshh eenpersoonshh tweepersoonshh < 65 jaar 65+ < 65 jaar huur (na aftrek huurtoeslag en incl. coll. servicekosten) gas en warmte elektriciteit (woninggerelateerd) lokale belastingen en water totale woonlasten besteedbaar huishoudeninkomen woonquote huurquote energiequote belastingquote tweepersoonshh 65+ gezin totaal € 240 € 250 € 310 € 295 € 235 € 250 € 45 € 15 € 40 € 330 € 910 € 55 € 15 € 40 € 350 € 1.145 € 70 € 15 € 55 € 430 € 1.520 € 55 € 15 € 55 € 425 € 1.655 € 70 € 15 € 55 € 370 € 1.565 € 60 € 15 € 40 € 370 € 1.220 36% 26% 7% 4% 32% 23% 6% 3% 29% 20% 5% 3% 26% 18% 4% 3% 25% 16% 6% 3% 30% 21% 6% 3% Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie f i g u u r 3 - 7 O p b o u w v a n d e w o o n q u o t e s v a n d e p r i m a ir e d o e lg ro e p n a a r h u is h o u d e n t y p e 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% > 55% 45% tot 55% 35% tot 45% 25% tot 35% < 25% 1p. < 65 jr. 1p. 65+ 2p. < 65 jr. 2p. 65+ gezin totaal Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie Woonlasten van de secundaire doelgroep naar huishoudentype Binnen de secundaire doelgroep zijn het eveneens eenpersoonshuishoudens die een hoge huur- en woonquote hebben (tabel 3-4). De huur- en woonquote van 65-plussers ligt het hoogst, wat vooral komt door de relatief hoge huur, mogelijk als gevolg van zorgfaciliteiten in de directe woonomgeving. De spreiding van de woonquotes binnen deze groep is minder groot Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 17 dan binnen de primaire doelgroep: de overgrote meerderheid van de alleenstaande 65 -plussers heeft een woonquote tussen 25% en 45% (figuur 3-10). Gezinnen hebben wederom de laagste huur- en woonquote, wat te maken heeft met een relatief lage huur in combinatie met een relatief hoog besteedbaar huishoudeninkomen. Binnen deze groep zijn vrijwel geen huisho udens te vinden die meer dan 35% van het besteedbaar huishoudeninkomen kwijt zijn aan woonlasten. Omdat gezinnen meer kwijt zijn aan overige uitgaven hebben zij minder ruimte om aan woonlasten te besteden. t a b e l 3 - 4 W o o n l a s t e n , q u o t e n e n b e s t e e d b a a r h u is h o u d e n in k o m e n v a n d e s e c u n d a ir e d o e l g r o e p n a a r h u i s h o u d e n t y p e p e r m a a n d in d e s o c ia le h u u rs e c t o r ( in m e d ia n e n ) eenpersoonshh eenpersoonshh tweepersoonshh < 65 jaar 65+ < 65 jaar huur (na aftrek huurtoeslag en incl. coll. servicekosten) gas en warmte elektriciteit (woninggerelateerd) lokale belastingen en water totale woonlasten besteedbaar huishoudeninkomen woonquote huurquote energiequote belastingquote tweepersoonshh 65+ gezin totaal € 395 € 490 € 460 € 495 € 430 € 425 € 55 € 15 € 40 € 495 € 1.605 € 55 € 15 € 40 € 590 € 1.650 € 65 € 15 € 55 € 605 € 2.140 € 65 € 15 € 55 € 625 € 2.175 € 70 € 15 € 60 € 575 € 2.155 € 55 € 15 € 40 € 550 € 1.705 33% 25% 5% 3% 35% 28% 4% 2% 26% 21% 3% 3% 28% 22% 4% 2% 25% 18% 4% 3% 32% 24% 4% 3% Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie f i g u u r 3 - 8 O p b o u w v a n d e w o o n q u o t e s v a n d e s e c u n d a ir e d o e lg ro e p n a a r h u is h o u d e n t y p e 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% > 55% 45% tot 55% 35% tot 45% 25% tot 35% < 25% 1p. < 65 jr. 1p. 65+ 2p. < 65 jr. 2p. 65+ gezin totaal Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie 3.5 Woonlasten naar energielabel en bouwjaar De doorsnee woonquote van huishoudens in woningen met energielabel A is met 32% het hoogst (tabel 3-6). Huishoudens in woningen met energielabel A hebben weliswaar lagere energielasten, maar daar staat een flink hogere huur tegenover. Deze hogere huur heeft mog elijk te maken met 1) een hogere kwaliteitsstandaard van de woningen en 2) het feit dat deze woningen voor bijna een derde worden bewoond door huishoudens die tot de secundaire doe lgroep behoren, ofwel huishoudens die geen aanspraak maken op huurtoeslag. Daarnaast he bben huishoudens in woningen met energielabel A een doorsnee inkomen dat lager is dan het inkomen van huishoudens in de meeste andere woningen. Een soortgelijk beeld is zichtbaar Woonlasten in 2010 18 voor woningen die gebouwd zijn na het jaar 2000 ( tabel 3-6). Eerder bleek in figuur 3-2 dat energielabel en bouwjaar sterk met elkaar samenhangen. Een omgekeerd beeld is zichtbaar voor woningen met label F en G: huishoudens in deze woni ngen betalen de hoogste energielasten, maar daar staat een lage huurprijs tegenover. Dit kan deels te maken hebben met de kwaliteitsstandaard van deze woningen, maar ook met een lag e mutatiegraad waardoor de huren niet zijn geharmoniseerd. Ondanks de lage huur is de woonquote met 29% aan de hoge kant, omdat het doorsnee inkomen van de huishoudens in deze woningen relatief laag is. Een soortgelijk beeld is zichtbaar voor woningen die gebouwd zijn voor 1950. t a b e l 3 - 5 W o o n l a s t e n n a a r e n e rg ie la b e l , in m e d ia n e n A B C D E F en G besteedbaar huur (na aftrek huurtoeslag woonquote huurquote energiequote huishoudeninkomen en incl. coll. servicekosten) gas, warmte en elektriciteit 32% 24% 5% € 1.670 € 485 € 70 28% 22% 4% € 1.830 € 395 € 65 29% 22% 4% € 1.710 € 400 € 70 27% 19% 5% € 1.810 € 385 € 75 26% 18% 4% € 1.780 € 370 € 75 29% 20% 5% € 1.540 € 335 € 90 Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie t a b e l 3 - 6 W o o n l a s t e n n a a r b o u w j a a r , in m e d ia n e n > 2000 1990 tot 2000 1980 tot 1990 1970 tot 1980 1960 tot 1970 1950 tot 1960 < 1950 besteedbaar huur (na aftrek huurtoeslag woonquote huurquote energiequote huishoudeninkomen en incl. coll. servicekosten) gas, warmte en elektriciteit 32% 24% 5% € 1.665 € 485 € 65 29% 22% 4% € 1.895 € 405 € 65 28% 21% 4% € 1.680 € 370 € 70 23% 19% 4% € 1.840 € 395 € 75 27% 20% 5% € 1.720 € 360 € 80 26% 18% 4% € 1.690 € 350 € 85 27% 20% 5% € 1.605 € 340 € 90 Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie 3.6 Inzicht in het aantal huishoudens met te hoge woonlasten De huur- en de woonquotes van de verschillende doelgroepen zijn in voorgaande paragrafen uitgebreid in kaart gebracht. De vraag die vervolgens r ijst is hoeveel huishoudens anno 2010 te maken hebben met te hoge woonlasten. Belangrijk hierbij is welk bedrag acceptabel wordt bevonden om aan het wonen te besteden in relatie tot het inkomen. Hier valt uiteraard over te twisten, want dit hangt immers sterk samen met de overige uitgaven die een huishouden heeft. De meningen lopen uiteen over het wel of niet beknibbelen op bijvoorbeeld autobezit, spor tclubjes etc. om de woonlasten te kunnen betalen. Inzicht in het aantal huishoudens met te hoge woonlasten is daarom niet alleen een rekenkundige exercitie, maar vergt ook beleidsm atige keuzes. Voor het bepalen van acceptabele normen voor de huur - en de woonquote is een beroep gedaan op gegevens van het Nibud. Het Nibud heeft voor drie scenario’s per huishouden type en inkomensgroep acceptabele huurbedragen vastgesteld. In deze paragraaf wordt het effect van twee scenario’s doorgerekend. In bandbreedten wordt weergegeven hoeveel huishoudens mogelijk te hoge woonlasten hebben. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 19 Normen voor de huurquote De normen voor de huurquote zijn gebaseerd op cijfermateriaal van het Nibud (Bron: Betaalbare woonlasten, Haag Wonen, april 2008). Het Nibud maakt onderscheid in: Basisbedragen. Dit zijn de bedragen die minimaal nodig zijn voor verschillende uitgavenposten anders dan de huur of hypotheek, afhankelijk van de huishoudensamenstelling en onafhankelijk van het inkomen. Voorbeeldbedragen. Dit zijn de uitgaven die een vergelijkbaar huishouden met een verg elijkbaar inkomen gemiddeld doet aan verschillende posten anders dan d e huur en de hypotheek. Dit is afhankelijk van zowel de huishoudensamenstelling als het inkomen. Bij het in beeld brengen van de voorbeeldbedragen baseert het Nibud zich onder andere op het bu dgetonderzoek van het CBS. Het verschil tussen het besteedbaar huishoudeninkomen en de kosten voor de verschillende uitgavenposten is de ruimte die een huishouden aan de netto huur (inclusief huurtoeslag) of hypotheek kan besteden. Dit is berekend voor vijf verschillende huishoudtype n en circa twintig inkomensklassen. Het bedrag dat huishoudens maximaal kunnen ‘verwonen’, (ofwel de norm) is in dit onderzoek via twee scenario’s afgebakend: 1) de maximale netto huur als aandeel van het besteedbaar jaarinkomen van het huishouden uitgaande van het gemiddelde van het basisbedrag en het voorbeeldbedrag; 2) de maximale netto huur als aandeel van het besteedbaar jaarinkomen van het huishouden uitgaande van het voorbeeldbedrag. In het eerste scenario wordt ervan uitgegaan dat huishoudens een lager bedrag aan de overige uitgavenposten spenderen dan in het tweede scenario. Dit betekent dat in het eerste scenario meer ruimte overblijft voor de netto huur, wat resulteert in een hogere norm. Dit is de norm die het Nibud adviseert. Aedes en de Woonbond sloten onlangs in hun onderzoek aan bij het 9 tweede scenario. Normen voor de woonquote Het Nibud of het Ministerie van VROM heeft geen normen voor de totale woonquote opgesteld. In paragraaf 3.3 bleek dat de overige woonlasten van huurders grofweg 5% (van de hoogste inkomens) tot 9% (van de primaire doelgroep) van het besteedbaar jaarinkomen bedragen. Ook in het onderzoek dat RIGO in 2009 in gemeente Tilburg heeft verricht kwam een soortgelijk 10 resultaat naar voren. In Tilburg lag de quote van de overige woonlasten voor de primai re doelgroep op 10%. In het onderhavige onderzoek is de norm voor de overige woonlasten op ongeveer 10% vastg esteld. Voor de primaire doelgroep geldt dat hierbij rekening is gehouden met kwijtschelding. Hogere inkomensgroepen hebben anno 2010 weliswaar een lagere quote wat betreft de overige woonlasten, maar zouden meer kunnen betalen. De acceptabele woonquote is vervolgens b erekend door 10% op te tellen bij de acceptabele normen voor de huurquote die per huisho udentype en inkomensklasse zijn berekend. 9 10 Bron: Tussen wal en schap, RIGO, juni 2010. Bron: Woonlasten onderzoek Tilburg, RIGO, december 2009. Woonlasten in 2010 20 Een samenvattend overzicht van de acceptabele woonquotes is te vinden in tabel 3-7. Bij het voorbeeldbedrag valt op dat de netto woonquote schommelt: als het inkomen toen eemt geeft een huishouden meer uit aan overige uitgaven waardoor (in theorie) minder ruimte overblijft voor woonlasten. Bij een flink hoger inkomen geeft men eveneens meer uit aan overige uitgaven, maar blijft voldoende ruimte over voor hogere woonlasten. t a b e l 3 - 7 O v e r z i c h t n o r m e n w o o n q u o t e s p e r h u is h o u d e n s t y p e e n in k o m e n s k l a s s e bruto huishoudeninkomen 1p. 23 - 65 jr. bijstand - € 16.000 € 16.000 - € 24.000 € 24.000 - € 33.000 € 33.000 - € 40.000 > € 40.000 1p. 65+ AOW - € 19.000 € 19.000 - € 25.000 € 25.000 - € 33.000 € 33.000 - € 40.000 > € 40.000 2p. < 65 jr. bijstand - € 24.000 € 24.000 - € 33.000 € 33.000 - € 40.000 > € 40.000 2p. 65+ AOW - € 24.000 € 24.000 - € 33.000 € 33.000 - € 40.000 > € 40.000 gezin < € 18.000 € 18.000 - € 25.000 € 25.000 - € 33.000 € 33.000 - € 40.000 > € 40.000 netto huur na aftrek netto woonquote bij besteedbaar gemiddelde van basis- netto huur na aftrek gemiddelde van basis- netto woonquote bij huishoudeninkomen en voorbeeldbedrag voorbeeldbedrag en voorbeeldbedrag voorbeeldbedrag € 11.140 - € 12.860 € 202 - €324 € 202 - € 315 32% - 40% 32% - 39% € 12.860 - € 18.080 € 324 - € 545 € 315 - € 362 40% - 46% 39% - 34% € 18.080 - € 22.340 € 545 - € 737 € 362 - € 424 46% - 50% 34% - 33% € 22.340 - € 26.050 € 737 - € 946 € 424 - € 560 50% - 54% 33% - 36% > € 26.050 > € 946 > € 560 > 54% > 36% € 12.280 - € 17.210 € 289 - € 511 € 289 - € 359 38% - 46% 38% - 35% € 17.210 - € 21.260 € 511 - € 681 € 359 - € 393 46% - 48% 35% - 32% € 21.261 - € 26.000 € 681 - € 943 € 393 - € 558 48% - 54% 32% - 36% € 26.000 - € 30.000 € 943 - € 1.180 € 558 - € 728 54% - 57% 36% - 39% € 30.000 > € 1.180 > € 728 > 57% > 39% € 16.600 - € 20.980 € 254 - € 484 € 254 - € 381 28% - 38% 28% - 32% € 20.980 - € 25.100 € 484 - € 646 € 381 - € 394 38% - 41% 32% - 29% € 25.100 - € 28.500 € 646 - € 792 € 394 - € 428 € 41% - 43% 29% - 28% > € 28.500 > € 792 > € 428 > 43% > 28% € 16.030 - € 22.840 € 210 - € 557 € 210 - € 386 26% - 39% 26% - 30% € 22.840 - € 29.010 € 557 - € 815 € 386 - € 437 39% - 44% 30% - 28% € 25.100 - € 28.500 € 815 - € 1.072 € 437 - € 605 44% - 48% 28% - 32% > € 28.500 > € 1.072 > € 605 > 48% > 32% < € 21.010 < € 243 < € 243 < € 24% < € 24% € 21.010 - € 24.220 € 243 - € 429 € 243 - € 372 24% - 31% 24% - 28% € 24.220 - € 27.670 € 429 - € 569 € 372 - € 392 31% - 35% 28% - 27% € 25.100 - € 28.500 € 569 - € 700 € 392 - € 424 35% - 37% 27% - 27% > € 28.500 > € 700 > € 424 > 37% > 27% Bron: Betaalbare woonlasten, Haag Wonen, Nibud, april 2008 Omvang huishoudens met te hoge woonlasten Uitgaande van het gemiddelde van het basis- en voorbeeldbedrag hebben bijna 5.000 huishoudens binnen de sociale huursector te maken met te hoge woonlasten (tabel 3-8). Het gaat vrijwel geheel om huishoudens die tot de primaire doelgroep behoren (94%). Binnen de primaire doelgroep gaat het om 42% van de huishoudens. Een soortgelijk beeld voor de primaire doe lgroep komt naar voren als we uitgaan van het voorbeeldbedrag. Een groot deel van de primair e doelgroep heeft immers al een overig uitgavenpatroon dat dichtbij minimaal benodigd ligt, waarmee de ruimte voor de netto huur voor veel huishoudens ongeveer gelijk is. Uitgaande van het voorbeeldbedrag heeft ook een aanzienlijk deel van de secundaire do elgroep te maken met te hoge woonlasten, het gaat om ruim 2.000 huishoudens, ofwel 40% van de totale secundaire doelgroep. Dit is een groep die op de rand balanceert van wat acceptabel wordt bevonden. Opvallend is dat – uitgaande van het voorbeeldbedrag – ook een klein aantal huishoudens met een hoger inkomen te hoge woonlasten heeft. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 21 t a b e l 3 - 8 A a n t a l e n a a n d e e l h u is h o u d e n s b o v e n d e w o o n q u o t e n o rm in 2 0 1 0 v o lg e n s t w e e scenario’s primaire doelgroep secundaire doelgroep € 33.000 - € 38.000 € 38.000 - € 45.000 > € 45.000 totaal gemiddelde voorbeeld- en basisbedrag aantal aandeel van totaal aandeel van groep aantal 4.630 290 0 0 0 4.930 4.830 2.070 330 370 160 7.750 94% 6% 0% 0% 0% 100% 42% 6% 0% 0% 0% 21% voorbeeldbedrag aandeel van totaal aandeel van groep 62% 27% 4% 5% 2% 100% 44% 40% 17% 19% 5% 33% Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie Samenstelling huishoudens met te hoge woonlasten Binnen de primaire doelgroep zijn het vooral eenpersoonshuishoudens tot 65 jaar en gezinnen die te maken hebben met te hoge woonlasten. Het gaat om respectievelijk 1.890 en 1.700 huishoudens, uitgaande van het gemiddelde van het basis - en het voorbeeldbedrag (tabel 3-9). 11 Uitgaande van het voorbeeldbedrag komt een soortgelijk beeld naar v oren. Voor de secundaire doelgroep geldt dat vooral eenpersoonshuishoudens te hoge woonlasten hebben, ongeacht leeftijd (tabel 3-10). Een deel van deze groep heeft een inkomen dat net boven de grens van de huurtoeslag ligt. t a b e l 3 - 9 A a n t a l e n a a n d e e l p r im a i re d o e lg ro e p h u is h o u d e n s b o v e n d e w o o n q u o t e n o rm n a a r t y p e h u i s h o u d e n i n 2 0 1 0 v o lg e n s t w e e s c e n a ri o ’ s eenpersoonshh < 65 jaar eenpersoonshh 65+ tweepersoonshh < 65 jaar tweepersoonshh 65+ gezin totaal gemiddelde voorbeeld- en basisbedrag aantal aandeel van totaal aandeel van groep 1.890 41% 52% 300 6% 14% 540 12% 52% 210 5% 16% 1.700 37% 59% 4.630 100% 42% voorbeeldbedrag aantal aandeel van totaal aandeel van groep 1.760 36% 49% 440 9% 21% 590 12% 56% 390 8% 30% 1.650 34% 57% 4.830 100% 44% Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie t a b e l 3 - 1 0 A a n t a l e n a a n d e e l s e c u n d a i re d o e lg ro e p h u is h o u d e n s b o v e n d e w o o n q u o t e n o rm n a a r t y p e h u i s h o u d e n i n 2 0 1 0 v o lg e n s t w e e s c e n a ri o ’ s eenpersoonshh tweepersoonshh gezin totaal gemiddelde voorbeeld- en basisbedrag aantal aandeel van totaal aandeel van groep 160 55% 4% 60 21% 6% 60 21% 11% 290 100% 6% voorbeeldbedrag aantal aandeel van totaal aandeel van groep 1.510 73% 41% 350 17% 37% 210 10% 40% 2.070 100% 40% Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie In figuur 3-9 en figuur 3-10 is weergegeven in welke mate primaire en secundaire doelgroe phuishoudens een woonquote boven de norm hebben op basis van het voorbeeldbedrag. Binnen de primaire doelgroep heeft ruim 70% een woonquote die meer dan 5% boven de norm ligt. 11 Het aantal eenpersoonshuishoudens tot 65 jaar en gezinnen ligt bij het voorbeeldbedrag iets lager. Dit komt vermoedelijk door geringe inconsistentie in het WoON 2009 van het besteedbaar jaarinkomen met het belastbaar jaarinkomen. De achtergronden hiervan zijn RIGO niet bekend. Woonlasten in 2010 22 Een aanzienlijk deel van de eenpersoonshuishoudens (39%) heeft een woonquote die meer dan 15% boven de norm ligt. Tweepersoonshuishoudens van 65 jaar of ouder hebben relatief vaak woonlasten die in geringe mate boven de norm liggen (< 2,5%). Binnen de secundaire doelgroep komt een ander beeld naar voren: het aantal huishoudens met een woonquote die flink boven de norm ligt is gering. Ruim de helft van de secundaire doe lgroep met te hoge woonlasten heeft een woonquote die tot 5% boven de norm ligt. f i g u u r 3 - 9 O p b o u w v a n d e v e r s c h i ls c o re t u s s e n n o r m e n v o o rb e e ld b e d ra g e n t e h o g e w o o n q u o t e s v a n d e p r i m a i r e d o e l g r o e p n a a r h u is h o u d e n t y p e 12 100% 90% > 15% 80% 10% tot 15% 70% 5% tot 10% 60% 2,5% tot 5% 50% < 2,5% 40% 30% 20% 10% 0% 1p. < 65 jr. 1p. 65+ 2p. < 65 jr. 2p. 65+ gezin totaal Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie f i g u u r 3 - 1 0 O p b o u w v a n d e v e rs c h ils c o re t u s s e n n o r m e n v o o rb e e ld b e d ra g e n t e h o g e w o o n q u o t e s v a n d e s e c u n d a i r e d o e lg ro e p n a a r h u is h o u d e n t y p e 100% 90% > 15% 80% 10% tot 15% 70% 5% tot 10% 60% 2,5% tot 5% 50% < 2,5% 40% 30% 20% 10% 0% 1p. < 65 jr. 1p. 65+ 2p. < 65 jr. 2p. 65+ gezin totaal Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie Te hoge woonlasten naar energielabel en bouwjaar woning De meeste huishoudens met te hoge woonlasten wonen in een woning met energielabel F of G, gevolgd door E (tabel 3-11). Minder huishoudens wonen in woningen met energielabel A of B. Dit komt vooral omdat het totaal aantal woningen met energielabel A en B relatief klein is. Uitgaande van het voorbeeldbedrag heeft 40% van de huishoudens in woningen met energiel abel A en B te hoge woonlasten, in woningen met energielabel F en G gaat het om 39%. Woni ngen met energielabel A en B hebben weliswaar lagere energielasten, maar hebben doorgaans 12 Leesvoorbeeld: van de eenpersoonshuishoudens tot 65 jaar binnen de primaire doelgroep met te hoge woonlasten heeft 5% een woonquote die tot 2,5% hoger is dan de norm volgens het voorbeeldbedrag. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 23 een hogere huur (en meer kwaliteit). Ook worden ze vaak bewoond door de secundaire doe lgroep, huishoudens die op basis van hun inkomen geen aanspraak maken op huurtoeslag. Een zelfde soort beeld is zichtbaar als we de woonsituatie van huishoudens met te hoge woo nlasten in beeld brengen naar bouwjaar (tabel 3-12). Veel huishoudens met te hoge woonlasten vinden we terug in woningen gebouwd in de periode 1960 tot 1980, maar daar zijn er relatief ook veel van. Minder huishoudens met te hoge woonlasten wonen in woningen gebouwd na 2000. Binnen deze groep doet het aandeel huishoudens met te hoge woonlasten (29% tot 42%) echter niet onder voor het aandeel huishoudens in woningen uit andere bouwperioden. t a b e l 3 - 1 1 A a n t a l e n a a n d e e l h u is h o u d e n s m e t t e h o g e w o o n la s t e n in 2 0 1 0 n a a r e n e rg i e label volgens twee scenario’s gemiddelde A en B basis en voorbeeld C D E F en G totaal voorbeeld A en B C D E F en G totaal > norm in sociale huur aantal aandeel van totaal aandeel van groep 690 14% 24% 630 13% 14% 970 20% 19% 1.090 22% 20% 1.550 31% 28% 4.930 100% 21% 1.140 15% 40% 1.230 16% 27% 1.470 19% 28% 1.700 22% 32% 2.200 28% 39% 7.740 100% 33% Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie t a b e l 3 - 1 2 A a n t a l e n a a n d e e l h u is h o u d e n s m e t t e h o g e w o o n la s t e n in 2 0 1 0 n a a r b o u w j a a r volgens twee scenario’s gemiddelde < 1950 basis en voorbeeld 1950 tot 1960 1960 tot 1970 1970 tot 1980 1980 tot 1990 1990 tot 2000 > 2000 totaal voorbeeld < 1950 1950 tot 1960 1960 tot 1970 1970 tot 1980 1980 tot 1990 1990 tot 2000 > 2000 totaal > norm in sociale huur aantal aandeel van totaal aandeel van groep 530 11% 23% 740 15% 22% 1.080 22% 26% 790 16% 17% 830 17% 19% 380 8% 15% 580 12% 29% 4.930 100% 21% 850 11% 36% 1.030 13% 30% 1.620 21% 39% 1.380 18% 29% 1.190 15% 27% 860 11% 34% 830 11% 42% 7.750 100% 33% Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie Conclusie: een deel van de huishoudens heeft te hoge woonlasten Het uitrekenen van het aantal huishoudens met te hoge woonlasten is niet alleen een reke nkundige exercitie, maar vergt ook beleidsmatige keuzes. Waar de grens echter ook wordt gelegd, een aanzienlijk deel van de primaire doelgroep heeft te maken met te hoge woonlasten. Woonlasten in 2010 24 Het gaat vooral om eenpersoonshuishoudens tot 65 jaar en gezinnen, die ondanks huurtoeslag en kwijtschelding nog steeds (grote) moeite hebb en de eindjes aan elkaar te knopen. Het is zaak de woonlasten van deze groepen goed in de gaten te houden. Naar de toekomst toe neemt de omvang van de groep met te hoge woonlasten mogelijk toe, niet alleen als gevolg van de economische crisis, maar ook als gevolg van stijgende energieprijzen. Dit laatste is overigens al geruime tijd aan de gang. Zo stegen de energieprijzen in de periode 200 0 tot 2006 met circa 90%. Overigens leidt een energiezuinige woning niet direct tot minder huishoudens met te hoge woonlasten: de huren liggen doorgaans hoger omdat het vaak nieuwbouw betreft. Naast de primaire doelgroep heeft ook een deel van de secundaire doelgroep te maken met te hoge woonlasten. Dit komt deels omdat sommige huishoudens een relatief laag inkomen he bben, maar net buiten de grenzen van de huurtoeslag vallen. De omvang van deze groep wordt echter sterk bepaald door de grens van welke woonlasten nog acceptabel worden bevonden. Voor huishoudens met een inkomen net boven de € 33.000 -grens in de sociale huursector geldt dat er over het algemeen geen sprake is van te hoge woonlasten. Als gevolg van Europese regelgeving kan echter een deel van deze groep bij verhuizing in de knel komen, omdat de kansen op een passende koop- of particuliere huurwoning gering zijn. Een soortgelijk beeld kom ook naar voren uit de studie tussen ‘Tussen wal en schip’, die RIGO in juni 2010 heeft afgerond. In dit onderzoek is op basis van de NHG -normen, die door het Nibud zijn vastgesteld, bepaald dat huishoudens met een inkomen van € 33.000 een bestaande koopwoning van maximaal € 130.000 kunnen financieren. In het Coropgebied Noordoost-NoordBrabant, waar gemeente ’s-Hertogenbosch onder valt, gaat het om circa 1% van de reguliere koopvoorraad. De alternatieven binnen de reguliere hu urvoorraad zijn eveneens gering. Het gevolg is dat de doorstroming binnen de sociale huursector mogelijk stagneert, door een gebrek aan alternatieve mogelijkheden voor de groep huishoudens met een inkomen (net) boven de € 33.000-grens. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 25 Hoofdstuk 4 De doelgroepen in 2015 en 2020 4.1 Inleiding Om een indruk te krijgen van de omvang en samenstelling van de doelgroepen op de langere termijn is een toekomstverkenning uitgevoerd voor het jaar 2015, met een doorkijkje naar 2020. Inzicht in de ontwikkeling tot 2015 kan gebruikt worden als input voor het (strategisch) voorraadbeleid en prestatieafspraken. De doorkijk tot 2020 is gemaakt voor meer inzicht in het verloop van de economische crisis. Voor dit jaar wordt alleen de omvang van de doelgroepen weergegeven. De toekomstverkenning combineert verschillende bronnen: het Woononderzoek Nederland (WoON 2009) en een bevolkingsprognose van de provincie Noord -Brabant, plus veronderstellingen ten aanzien van de koopkrachtontwikkeling. Bij d e verkenning zijn de woonpatronen van begin 2009 toegepast op de huishoudensamenstelling die we in de toekomst verwachten. Hie rbij is rekening gehouden met het feit dat de ouderen van de toekomst meer vermogend zijn en vaker in een koopwoning zullen wonen dan de huidige generatie ouderen. In paragraaf 4-2 gaan we nader in op demografische ontwikkelingen, in paragraaf 4 -3 belichten we twee economische scenario’s. In paragraaf 4 -4 wordt ingegaan op de ontwikkeling van de doelgroepen en de consequenties hiervan op de omvang van de sociale huurvoorraad in 2015. 4.2 Demografische ontwikkelingen Op basis van de bevolkingsprognose van de provincie Noord -Brabant (november 2008) heeft RIGO berekend dat het aantal huishoudens in ’s-Hertogenbosch toeneemt van 64.530 in 2010 tot 66.815 in 2015 en 68.626 in 2020. Het gaat om een toename van 2.290 huishoudens in de 13 periode 2010 tot 2015 en 4.100 huishoudens in de periode 2015 tot 2020. In figuur 4-1 is de samenstelling van de huishoudens weergegeven in 2010, 2015 en 2020. Het aantal gezinnen van 25 tot 45 jaar neemt af, terwijl het aantal oudere gezinnen van 45 tot 65 jaar toeneemt. Ook het aantal eenpersoonshuishoudens van 45 tot 65 ja ar neemt toe, net als het aantal 65-plussers. Het aandeel 65-plussers neemt toe van 21% in 2010 tot 23% in 2015 en 26% in 2020, ofwel de vergrijzing slaat toe. 13 Genoemde aantallen liggen iets hoger dan de aantallen volgens de prognose van de provincie Noord Brabant, omdat ook het aantal huishoudens in 2010 iets hoger ligt dan geprognosticeerd in 2008. RIGO heeft hier in haar analyses rekening mee gehouden en de trend van d e bevolkingsontwikkeling volgens de provincie geprojecteerd op het aantal huishoudens in 2010. De doelgroepen in 2015 en 2020 26 f i g u u r 4 - 1 H u i s h o u d e n s a m e n s t e l l in g in ‘ s - H e r t o g e n b o s c h in 2 0 1 0 , 2 0 1 5 e n 2 0 2 0 12.000 2015 10.000 2020 8.000 2010 6.000 4.000 2.000 < 25 jr. 25 tot 45 jr. 45 tot 65 jr. 2+ pers. 1 pers. 3+ pers. 2 pers. 1 pers. 3+ pers. 2 pers. 1 pers. 0 65+ Bron: Bevolkingsprognose provincie Noord-Brabant, bewerking RIGO 4.3 Economische ontwikkelingen Op economisch vlak zijn de ontwikkelingen onzeker. RIGO werkt daarom met twee economische scenario’s: Zware crisisvariant (zwc), waarbij de crisis een flinke impact heeft op de korte en langere termijn; Lichte crisisvariant (lc), waarbij na een relatief korte dip in de economische ont wikkeling de groei weer doorzet. In beide scenario’s zijn aannamen gedaan over de ontwikkeling van d e werkgelegenheid en de koopkracht. De meest vooraanstaande regionale voorspelling op het vlak van werkgelegenheid is die van het UWV Werkbedrijf (figuur 4-2). Na een afname van het aantal banen in de periode tot 2011 of 2013 wordt een toename van het aantal banen verwacht. figuur 4-2 O n t w i k k e l i n g a a n t a l b a n e n in d e re g io N o o rd o o s t - B ra b a n t 14 410.000 werkelijk 385.000 UWV-prognose (LC-scenario) 360.000 335.000 ZWC-scenario 310.000 285.000 260.000 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 235.000 Bron: UWV/RIGO 14 Het UWV doet alleen voorspellingen voor de korte termijn. Vanaf 2015 zijn de voorspelde ontwikkelingen door RIGO doorgetrokken. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 27 Op het vlak van koopkrachtontwikkelingen sluiten we aan bij de voorspellingen van het CPB. In tabel 4-1 staat de veronderstelde ontwikkeling van de koopkracht weergege ven. In zowel het zware als het lichte crisisscenario gaan we uit van een daling van de koopkracht op de korte termijn, gevolgd door een stijging op de langere termijn. De mate waarin loopt uiteraard ui teen. De aangenomen daling van de koopkracht in de jaren 2010-2015 volgens het zwc-scenario komt overeen met de daling in de periode begin jaren ’80. Dat waren weliswaar andere tijden, maar ook nu zal de koopkracht naar verwachting dalen. Ook bij de lichte crisisvariant gaan we uit van daling van de koopkracht. Dit omdat lastenverzwaringen uiteindelijk noodzakelijk zullen zijn om het begrotingstekort en de staatsschuld terug te dringen. t a b e l 4 - 1 D e a a n g e n o m e n k o o p k ra c h t o n t w ik k e l in g ( j a a r l ij k s e t o e - e n a f n a m e in p ro c e n t punten) volgens de scenario’s zwc en lc Loon / winst zwc lc 4.4 Uitkering Pensioen periode 2009 – 2010 0,00 0,00 0,00 periode 2010 – 2015 -2,60 -2,60 -1,70 periode 2015 – 2020 0,00 0,00 0,00 periode 2020 – 2025 0,50 0,50 0,50 Loon / winst Uitkering Pensioen periode 2009 – 2010 0,00 0,00 0,00 periode 2010 – 2015 -0,15 -0,15 -1,00 periode 2015 – 2020 0,50 0,50 0,50 periode 2020 – 2025 Bron: CPB, bewerking RIGO, RIGO 1,00 1,00 1,00 Ontwikkeling van de doelgroepen Omvang van de doelgroepen in 2015 en 2020 Als gevolg van de omschreven demografische en economische ontwikkelingen neemt de o mvang van de primaire doelgroep de komende jaren naar verwachting toe, zowel in aantal als in aandeel huishoudens. In tabel 4-2 en figuur 4-3 is de ontwikkeling van de doelgroepen weergegeven. Voor de periode 2010 tot 2015 kan op basis van het lichte crisisscenario een toename van de primaire doelgroep worden verwacht van 740 huishoudens en bij het zware crisisscenario een toename van 2.100 huishoudens. Het aandeel neemt toe van 29,0% in 2009 tot 29,2% of 31,2% in 2015. In de periode 2015 tot 2020 neemt de primaire doelgroep in omvang af, als gevolg van betere economische vooruitzichten na 2015. De omvang van de secundaire doelgroep neemt toe gedurende de gehele periode 2009 tot 2020. Hetzelfde geldt voor de groepen € 33.000 tot € 38.000 en € 38.000 tot € 45.000. Het aa ntal huishoudens met een inkomen van meer dan € 45.000 neemt volgens het zware crisisscen ario af tot 2015. Na 2015 neemt deze groep zowel in aantal als in aandeel toe volgens beide economische scenario’s. De doelgroepen in 2015 en 2020 28 t a b e l 4 - 2 D e v e r w a c h t e o n t w i k k e l in g v a n d e d o e lg r o e p e n in d e p e rio d e 2 0 1 0 – 2 0 2 0 v o o r twee economische scenario’s 2010 primaire doelgroep secundaire doelgroep € 33.000 - € 38.000 € 38.000 - € 45.000 > € 45.000 totaal 18.740 12.870 4.360 6.020 22.550 64.530 2015 zwc lc 20.840 14.080 4.730 6.510 20.660 66.810 19.480 13.710 4.500 6.170 22.950 66.810 ontwikkeling 2010-2015 zwc lc 2.100 1.210 370 490 -1.890 2.280 740 840 140 150 400 2.280 2020 zwc lc 19.260 15.260 5.050 7.050 22.000 68.630 18.100 14.590 4.630 6.410 24.910 68.630 ontwikkeling 2015-2020 ontwikkeling 2010-2020 zwc lc zwc lc -1.580 1.180 320 540 1.340 1.820 -1.380 880 130 240 1.960 1.820 520 2.390 690 1.030 -550 4.100 -640 1.720 270 390 2.360 4.100 Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie f i g u u r 4 - 3 H e t a a n d e e l h u i s h o u d e n s b e h o re n d e t o t d e d o e lg ro e p e n in 2 0 1 0 , 2 0 1 5 e n 2 0 2 0 v o o r t w e e e c o n o m i s c h e s c e n a r io ’ s 100% 90% 80% 34,9% 34,4% 32,1% 36,3% 10,3% 7,4% 9,3% 6,7% 50% 40% 19,9% 21,1% 20,5% 22,2% 21,3% 29,0% 31,2% 29,2% 28,1% 26,4% zwc 9,2% 6,7% lc 9,7% 7,1% 9,3% 6,8% 30% 20% 10% > € 45.000 € 38.000 - € 45.000 70% 60% 30,9% € 33.000 - € 38.000 secundaire doelgroep primaire doelgroep 2010 2015 lc zwc 0% 2020 Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie Samenstelling van de doelgroepen in 2015 In tabel 4-3 is de samenstelling van de doelgroepen in 2010 en 2015 uitgebreid weergegeven volgens twee economische scenario’s. Absoluut gezien behoren in 2015 vooral meer eenpe rsoonshuishoudens en gezinnen van 45 tot 65 jaar en 65-plussers tot de primaire doelgroep. In aandeel van het totaal aantal huishoudens zijn het vooral gezinnen die in 2015 relatief vaker dan in 2010 tot de primaire doelgroep behoren. Een soortgelijk beeld is zichtbaar voor de s ecundaire doelgroep. Eenpersoonshuishoudens van 65 jaar en ouder behoren relatief minder vaak tot de primaire doelgroep. Over het algemeen geldt dat ouderen van de toekomst meer vermogend zijn en vaker in een koopwoning wonen. Het aandeel eenpersoonshuishoudens van 65 jaar dat tot de secundaire doelgroep behoort neemt licht toe. Voor de groepen € 33.000 tot € 38.000 en € 38.000 tot € 45.000 geldt dat deze in 2015 meer dan in 2010 uit huishoudens van 45 jaar en ouder bestaan. In aandeel van het totaal aantal huishoudens zijn de verschillen tussen 2010 en 2015 gering. Het aandeel huishoudens met een inkomen van meer dan € 45.000 neemt bij het zware crisisscenario voor vrijwel elk huishoude ntype flink af. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 29 tabel 4-3 O m v a n g e n s a m e n s t e ll in g v a n d e d o e lg ro e p e n in 2 0 1 0 e n 2 0 1 5 v o lg e n s t w e e economische scenario’s < 25 jaar 25 t/m 44 jaar 1p. 2p. 3+p. 45 t/m 64 jaar 1p. 2p. 3+p. 65+ 1p. 2+p. totaal omvang 2010 2015 zwc 2015 lc 3.220 3.270 3.260 2.850 2.800 2.720 940 1.040 930 2.400 2.670 2.220 2.220 2.520 2.460 710 770 690 1.570 2.150 1.750 2.820 3.140 3.100 2.030 2.480 2.370 18.740 20.840 19.480 samenstelling 2010 2015 zwc 2015 lc 17% 16% 17% 15% 13% 14% 5% 5% 5% 13% 13% 11% 12% 12% 13% 4% 4% 4% 8% 10% 9% 15% 15% 16% 11% 12% 12% 100% 100% 100% secundaire doelgroep < 25 jaar 25 t/m 44 jaar 1p. 2p. 3+p. 45 t/m 64 jaar 1p. 2p. 3+p. 65+ 1p. 2+p. totaal 2010 2015 zwc 2015 lc 320 330 330 2.700 2.550 2.600 210 230 220 920 900 820 2.150 2.340 2.350 940 1.010 900 750 1.100 870 3.190 3.670 3.700 1.690 1.940 1.930 12.870 14.080 13.700 2010 2015 zwc 2015 lc 2% 2% 2% 21% 18% 19% 2% 2% 2% 7% 6% 6% 17% 17% 17% 7% 7% 7% 6% 8% 6% 25% 26% 27% 13% 14% 14% 100% 100% 100% 2010 8% 35% 4% 8% 34% 12% 8% 48% 25% 20% 2015 zwc 8% 35% 4% 9% 34% 14% 11% 49% 24% 21% 2015 lc 8% 36% 4% 8% 34% 12% 9% 49% 24% 21% primaire doelgroep aandeel totaal huishoudens 2010 2015 zwc 2015 lc 84% 84% 84% 37% 39% 37% 16% 18% 16% 22% 27% 22% 35% 36% 35% 9% 10% 9% 18% 21% 17% 43% 42% 41% 30% 31% 29% 29% 31% 29% € 33.000 - € 38.000 < 25 jaar 25 t/m 44 jaar 1p. 2p. 3+p. 45 t/m 64 jaar 1p. 2p. 3+p. 65+ 1p. 2+p. totaal 2010 2015 zwc 2015 lc 60 70 70 870 770 810 250 290 250 850 860 790 600 640 680 750 830 720 320 440 370 140 170 180 520 680 630 4.360 4.730 4.500 2010 2015 zwc 2015 lc 1% 1% 2% 20% 16% 18% 6% 6% 6% 19% 18% 17% 14% 13% 15% 17% 17% 16% 7% 9% 8% 3% 4% 4% 12% 14% 14% 100% 100% 100% 2010 2% 11% 4% 8% 9% 10% 4% 2% 8% 7% 2015 zwc 2% 11% 5% 9% 9% 11% 4% 2% 8% 7% 2015 lc 2% 11% 4% 8% 10% 10% 4% 2% 8% 7% € 38.000 - € 45.000 < 25 jaar 25 t/m 44 jaar 1p. 2p. 3+p. 45 t/m 64 jaar 1p. 2p. 3+p. 65+ 1p. 2+p. totaal 2010 2015 zwc 2015 lc 130 140 150 490 440 420 770 810 760 1.290 1.290 1.210 730 860 820 870 900 830 610 720 670 270 300 300 860 1.040 1.010 6.020 6.510 6.180 2010 2015 zwc 2015 lc 2% 2% 2% 8% 7% 7% 13% 12% 12% 21% 20% 20% 12% 13% 13% 14% 14% 13% 10% 11% 11% 4% 5% 5% 14% 16% 16% 100% 100% 100% 2010 3% 6% 13% 12% 12% 11% 7% 4% 13% 9% 2015 zwc 4% 6% 14% 13% 12% 12% 7% 4% 13% 10% 2015 lc 4% 6% 13% 12% 12% 11% 7% 4% 12% 9% > € 45.000 < 25 jaar 25 t/m 44 jaar 1p. 2p. 3+p. 45 t/m 64 jaar 1p. 2p. 3+p. 65+ 1p. 2+p. totaal 2010 2015 zwc 2015 lc 80 70 80 840 700 720 3.700 3.370 3.590 5.400 4.220 4.890 600 580 630 4.420 3.880 4.240 5.680 5.670 6.430 180 220 220 1.670 1.950 2.160 22.550 20.660 22.950 2010 2015 zwc 2015 lc 0% 0% 0% 4% 3% 3% 16% 16% 16% 24% 20% 21% 3% 3% 3% 20% 19% 18% 25% 27% 28% 1% 1% 1% 7% 9% 9% 100% 100% 100% 2010 2% 11% 63% 50% 10% 58% 64% 3% 25% 35% 2015 zwc 2% 10% 59% 42% 8% 53% 56% 3% 24% 31% 2015 lc 2% 10% 62% 49% 9% 57% 64% 3% 27% 34% Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie De doelgroepen in 2015 en 2020 30 4.5 Consequenties voor de omvang van de sociale huurvoorraad De ontwikkeling van de doelgroepen heeft consequenties voor de omvang van de sociale huurvoorraad. Een toenemende primaire en secundaire doelgroep zorgt immers voor spanning op dit deel van de voorraad. Hierbij geldt echter dat er geen sprake is van een één-op-éénrelatie, in die zin dat het aantal benodigde sociale huurwoningen even groot zou moeten zijn als de primaire en secundaire doelgroep. Een deel van deze doelgroepen woont anno 2010 immers onzelfstandig of in de koopsector en doet geen beroep op de sociale huurvoorraad ( figuur 4-4, links). Daarnaast geldt dat ook huishoudens met een hoger inkomen in de sociale huurvoorraad wonen ( figuur 4-4, rechts). Omdat dit nooit helemaal is op te lossen is ook in de toekomst een bepaald surplus aan sociale huurwoningen nodig om de primaire en secundaire doelgroep passend te kunnen hui svesten. figuur 4-4 W o o n s i t u a t i e v a n d e d o e l g ro e p e n (l in k s ) e n b e w o n i n g v a n d e s o c ia le h u u r - v o o r r a a d d o o r d e d o e l g r o e p e n ( re c h t s ) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% niet reguliere voorraad koopwoning particuliere huur > 1e aftoppingsgrens tot 1de aftoppingsgrens tot kwaliteitskortingsgrens primaire secundaire € 33.000 - € 38.000 - > € 45.000 doelgroep doelgroep € 38.000 € 45.000 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% > € 45.000 € 38.000 - € 45.000 € 33.000 - € 38.000 secundaire doelgroep primaire doelgroep < 1e aftop.grens < 2e aftop.grens < lib.grens Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie Als gevolg van de toenemende primaire en secundaire doelgroep neemt de spanning op de sociale huursector toe. Als het streven is om beide groepen in 2015 op gelijke wijze te huisve sten als in 2010 het geval is, zou de sociale huurvoorraad tot de liberalisatiegrens met 540 tot 1.850 woningen moeten toenemen, afhankelijk van het economisc h tij. Genoemde aantallen zijn weergegeven in tabel 4-5, in tabel 4-4 is een overall beeld weergegeven van de woningb ehoefte van de doelgroepen in 2015 (onder de aanname van constante woonsituatie). Als ook de andere inkomensgroepen in 2015 op gelijke wijze gehuisvest zouden worden als in 2010, gaat het om een toename van 620 tot 2.220 sociale huurwoningen tot de liberalisatiegrens. Mogelijk wordt in de toekomst als gevolg van de Europese regelgeving strenger aan de poort geselecteerd, met als gevolg een meer ‘passende’ bewoning van de voorraad. Keerzijde van de Europese regelgeving is echter dat de doorstroming van huishoudens met een inkomen van meer dan € 33.000 in de sociale huursector naar verwachting afneemt. Deze (toenemende) groep heeft immers geringe kansen op de koop - en duurdere (particuliere) huurmarkt en blijft zitten. Het is daarom niet de verwachting dat als gevolg van een meer ‘passende’ bewoning van de voorraad minder sociale huurwoningen benodigd zijn om de primaire en secundaire doe lgroep te kunnen huisvesten. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 31 tabel 4-4 D e w o n i n g b e h o e f t e n a a r d o e lg ro e p in 2 0 1 5 b ij c o n s t a n t e w o o n s i t u a t ie v o o r h e t z w c - s c e n a r i o ( b o v e n ) e n h e t lc - s c e n a r io (o n d e r ) 15 primaire doelgroep secundaire doelgroep € 33.000 € 38.000 € 38.000 € 45.000 > € 45.000 totaal tot kwaliteitskortingsgrens 3.710 910 150 140 360 5.270 kw.kortingsgrens tot 1e aftop.grens 7.470 3.020 1.630 1.390 2.390 15.900 tot 2e aftoppingsgrens 960 450 150 270 550 2.380 tot liberalisatiegrens 440 790 40 190 250 1.710 60 160 20 80 130 440 860 1.160 230 480 920 3.650 koopwoning 3.750 7.140 2.430 3.840 15.930 33.090 niet reguliere voorraad 3.600 450 80 120 140 4.370 20.840 14.080 4.730 6.510 20.660 66.810 primaire doelgroep secundaire doelgroep € 33.000 € 38.000 € 38.000 € 45.000 > € 45.000 totaal tot kwaliteitskortingsgrens 3.360 860 140 120 330 4.820 kw.kortingsgrens tot 1e aftop.grens 6.750 2.900 1.580 1.270 2.370 14.870 tot 2e aftoppingsgrens 890 440 140 250 550 2.260 tot liberalisatiegrens 430 810 50 180 250 1.720 50 160 20 70 130 430 2015 zwc vrije sector particuliere huur totaal 2015 lc vrije sector particuliere huur 870 1.100 230 470 980 3.640 koopwoning 3.620 7.010 2.270 3.710 18.110 34.710 niet reguliere voorraad 3.520 420 70 120 240 4.380 19.490 13.710 4.500 6.170 22.950 66.810 totaal Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie t a b e l 4 - 5 D e o n t w i k k e l i n g v a n d e b e h o e f t e a a n s o c ia l e h u u r w o n in g e n t o t d e l ib e ra l is a t i e g r e n s n a a r d o e l g r o e p i n d e p e r io d e 2 0 1 0 – 2 0 1 5 b i j c o n s t a n t e w o o n s i t u a t ie v o o r h e t z w c s c e n a r i o ( b o v e n ) e n h e t l c - s c e n a r io (o n d e r ) verschil 2010 - 2015 zwc primaire doelgroep tot kwaliteitskortingsgrens 500 40 40 590 1.010 130 290 1.440 tot 2de aftoppingsgrens 30 20 10 70 tot liberalisatiegrens 70 40 0 120 1.610 240 340 2.220 secundaire overige doelgroep huishoudens totaal kw.kortingsgrens tot 1e aftop.grens totaal verschil 2010 - 2015 lc primaire doelgroep secundaire overige doelgroep huishoudens totaal tot kwaliteitskortingsgrens 150 -10 -20 140 kw.kortingsgrens tot 1e aftop.grens 290 10 90 410 tot 2de aftoppingsgrens -40 10 -30 -50 60 60 0 130 460 80 40 630 tot liberalisatiegrens totaal Bron: WoON 2009, RIGO woningmarktsimulatie 15 Bij deze projectie wordt rekening gehouden met het feit dat ouderen van de toekomst vaker in een koopwoning zullen wonen dan de huidige generatie ouderen. De doelgroepen in 2015 en 2020 32 Conclusie: tot 2015 neemt de spanning op de sociale huursector toe De omvang van de primaire en secundaire doelgroep neemt de komende jaren (tot 2015) naar verwachting toe. Na 2015 neemt de omvang van de primaire doelgroep af als gevolg van betere economische vooruitzichten. De spanning op de sociale huursector tot 2015 neemt toe als gevolg van de toenemende doe lgroepen. Omdat er geringe alternatieven zijn voor de groep (net) boven de € 33.000 -grens in de sociale huursector stagneert mogelijk de doorstroming binnen dit segment. Er wordt weli swaar strenger aan de poort geselecteerd, maar als onvoldoende woningen vrijkomen voor de laagste inkomens blijft de spanning op de sociale huursector bestaan. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 33 Hoofdstuk 5 Verhuringen in ‘s-Hertogenbosch 5.1 Inleiding De sociale huurwoningen in ‘s-Hertogenbosch worden verhuurd via Woonservice ’s-Hertogenbosch, dat daarbij gebruikmaakt van het aanbodmodel. Daarbij worden huurinkomensnormen gesteld (zie tabel 5-1). Binnenkort zal het Rijk naar verwachting corporaties ve rplichten om ten minste 90% van hun huurwoningen tot de huurtoeslaggrens te verhuren aan huishoudens met een belastbaar jaarinkomen tot 33.000 euro, ofwel de primaire en secundaire doelgroep. Dit hoofdstuk biedt inzicht in de mate waarin deze norm gehaald wordt. De gegevens zijn afkomstig van Woonservice ’s-Hertogenbosch. tabel 5-1 Inkomen-huurtabel per januari 2010 5.2 Verhuringen in ‘s-Hertogenbosch Woningzoekenden Momenteel staan 31.150 woningzoekenden ingeschreven bij Woonservice ’s-Hertogenbosch. Van hen behoort 55% tot de primaire doelgroep, 20% tot de secundaire doelgroep en 25% heeft een inkomen boven de € 33.000-grens. De afgelopen jaren is het aantal ingeschreven woningzoekenden in alle inkomensgroepen toegenomen, maar het meest in de primaire doelgroep (tabel 5-2). t a b e l 5 - 2 A a n t a l i n g e s c h r e v e n w o n in g z o e k e n d e n n a a r in k o m e n s g ro e p 2 0 0 6 - 2 0 0 9 primaire doelgroep secundaire doelgroep > € 33.000 totaal 2006 10.607 49% 5.217 24% 5.930 27% 21.754 100% 2007 11.516 5.594 6.547 23.657 49% 24% 28% 100% 2008 12.401 6.101 6.749 25.251 49% 24% 27% 100% 2009 14.902 6.407 7.429 28.738 52% 22% 26% 100% Bron: Woonservice ’s-Hertogenbosch, bewerking RIGO Verhuringen in ‘s-Hertogenbosch 34 Een minderheid van de ingeschreven woningzoekenden reageert actief op de aangeboden w oningen. In tabel 5-3 wordt de ontwikkeling getoond van het aantal woningzoekenden dat in het betreffende jaar ten minste 1 keer heeft gereageerd. Het aantal actief woningzoekenden is gestegen van bijna 7.700 naar bijna 9.200. Daarbinnen is vooral de primaire doelgroep g egroeid. In 2010 behoorde tot nu toe 82% van de actief woningzoekenden tot de primaire en secundaire doelgroep. t a b e l 5 - 3 A a n t a l a c t i e f w o n i n g z o e k e n d e n n a a r in k o m e n s g ro e p 2 0 0 6 - 2 0 0 9 primaire doelgroep secundaire doelgroep > € 33.000 totaal 2006 4.316 56% 1.754 23% 1.612 21% 7.682 100% 2007 4.637 1.789 1.827 8.253 56% 22% 22% 100% 2008 5.059 1.998 1.873 8.930 57% 22% 21% 100% 2009 5.438 1.986 1.760 9.184 59% 22% 19% 100% Bron: Woonservice ’s-Hertogenbosch, bewerking RIGO Verhuurde woningen De afgelopen jaren hadden bijna alle verhuurde woningen in ’s -Hertogenbosch een huur onder de huurtoeslaggrens (tabel 5-4). Slechts 5% tot 7% viel in de vrije sector. Bovendien had ruim 60% een huur onder de 1e aftoppingsgrens. Dit houdt in dat een groot deel van de verhuurde woningen volgens de normen van het Rijk passend is voor de primaire doelgroep: huishoudens die qua inkomen in aanmerking komen voor huurtoeslag. t a b e l 5 - 4 A a n t a l v e r h u u r d e w o n in g e n n a a r p r ij s k la s s e n 2 0 0 6 - 2 0 0 9 tot kwaliteitskortingsgrens tot 1e aftoppingsgrens tot 2e aftoppingsgrens tot liberalisatiegrens vrije sector totaal 2006 478 24% 893 44% 236 12% 285 14% 140 7% 2032 100% 2007 450 924 253 243 109 1979 23% 47% 13% 12% 6% 100% 2008 443 1109 343 284 135 2314 19% 48% 15% 12% 6% 100% 2009 389 943 380 336 116 2164 18% 44% 18% 16% 5% 100% Bron: Woonservice ’s-Hertogenbosch, bewerking RIGO Verhuringen aan de primaire en secundaire doelgroep De meeste woningen in ’s-Hertogenbosch worden verhuurd aan huishoudens die tot de prima ire of secundaire doelgroep behoren. In 2009 was de totale doelgroep goed voor 81% v an alle verhuringen in ’s-Hertogenbosch en voor 83% als we de vrije sector niet meerekenen. In de 16 afgelopen jaren is dit percentage gedaald, zoals te zien is in tabel 5-5. t a b e l 5 - 5 A a n t a l v e r h u u r d e w o n in g e n n a a r in k o m e n s g ro e p 2 0 0 6 - 2 0 0 9 (e xc l. v ri j e s e c t o r) primaire doelgroep secundaire doelgroep > € 33.000 totaal 2006 1.273 67% 374 20% 245 13% 1.892 100% 2007 1.220 392 258 1.870 65% 21% 14% 100% 2008 1.381 468 330 2.179 63% 21% 15% 100% 2009 1.292 416 340 2.048 63% 20% 17% 100% Bron: Woonservice ’s-Hertogenbosch, bewerking RIGO 16 De inkomensgrens van het belastbaar jaarinkomen van € 33.000 is voor de jaren 2006 tot en met 2008 geïndexeerd o.b.v. de consumenten prijs index (CPI). Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 35 Er is een sterk verband aanwezig tussen de huur van de woning en de hoogte van het inkomen (figuur 5-1). Woningen tot de kwaliteitskortingsgrens worden hoofdzakelijk verhuurd aan de primaire doelgroep, terwijl de vrijesectorwoningen voor het grootste gedeelte worden verhuurd aan huishoudens met een inkomen boven de € 33.000 -grens. Andersom is dit ook het geval. Over het algemeen geldt: hoe lager het inkomen hoe groter de kans is dat men in een goedkope huurwoning is gaan wonen en hoe hoger het inkomen hoe groter de kans dat men een duurdere huurwoning betrekt ( figuur 5-2). f i g u u r 5 - 1 V e r h u r i n g e n n a a r i n k o m e n e n p r ij s k la s s e in 2 0 0 9 0% 10% 20% 30% 40% < kwaliteitskortingsgrens 60% 70% 80% 90% 100% 379 tot 1e aftoppingsgrens 82 639 tot 2e aftoppingsgrens 216 164 tot liberalisatiegrens vrije sector 50% 102 110 114 90 18 88 136 34 64 primaire doelgroep secundaire doelgroep > € 33.000 Bron: Woonservice ’s-Hertogenbosch, bewerking RIGO f i g u u r 5 - 2 V e r h u r i n g e n n a a r i n k o m e n e n p r ij s k la s s e in 2 0 0 9 0% 10% primaire doelgroep 20% 40% 379 secundaire 8 doelgroep > € 33.000 2 30% 50% 70% 639 216 88 > kwaliteitskortingsgrens 60% 90% 164 102 114 tot 1e aftoppingsgrens 80% 110 18 90 34 136 tot 2e aftoppingsgrens 100% 64 tot liberalisatiegrens vrije sector Bron: Woonservice ’s-Hertogenbosch, bewerking RIGO Samenstelling inkomensgroepen Van de verhuringen aan de primaire en secundaire doelgroep ging het voor bijna twee derde om eenpersoonshuishoudens en voor rond de 60% om huishoudens tot 35 jaar ( figuur 5-3 en figuur 5-4). Ook de groep huishoudens met een inkomen boven de 33.000 -grens was in meer dan 60% van de gevallen jonger dan 35 jaar. Opvallend is dat het vooral gin g om huishoudens bestaande uit twee personen, ofwel tweepersoonshuishoudens zonder kinderen of eenoude rgezinnen. Verhuringen in ‘s-Hertogenbosch 36 f i g u u r 5 - 3 V e r h u r i n g e n n a a r i n k o m e n e n a a n t a l p e r s o n e n in 2 0 0 9 0% 10% 20% 30% primaire doelgroep 813 secundaire doelgroep 289 > € 33.000 40% 60% 70% 80% 3 personen 61 19 24 19 6 67 4 personen 100% 90 116 219 2 personen 90% 283 75 1 persoon 50% 30 9 5 of meer personen Bron: Woonservice ’s-Hertogenbosch, bewerking RIGO f i g u u r 5 - 4 V e r h u r i n g e n n a a r i n k o m e n e n le e f t i j d s k la s s e n in 2 0 0 9 0% 10% primaire doelgroep secundaire doelgroep 20% 30% 40% 573 219 172 tot 23 jaar 60% 70% 463 125 > € 33.000 50% 118 217 23-35 jaar 317 35-55 jaar 80% 90% 109 197 47 144 55-65 jaar 100% 82 72 33 vanaf 65 jaar Bron: Woonservice ’s-Hertogenbosch, bewerking RIGO Verhuringen per corporatie In tabel 5-6 en tabel 5-7 zijn de verhuringen in ’s-Hertogenbosch uitgesplitst naar de corporaties Brabant Wonen, Zayaz en Kleine Meierij. Zayaz heeft met 220 woningen de meeste woni ngen in 2009 toegewezen aan huishoudens boven de € 33.000-grens, terwijl 30 vrijesectorwoningen zijn verhuurd. Kleine Meierij heeft met 52 de meeste vrijesectorwoningen verhuurd en in 2009 hadden 52 huishoudens een inkomen boven de € 33.000 -grens. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 37 t a b e l 5 - 6 A a n t a l v e r h u u r d e w o n in g e n n a a r in k o m e n s k la s s e n p e r c o rp o ra t ie , 2 0 0 6 - 2 0 0 9 Brabant Wonen primaire doelgroep secundaire doelgroep > € 33.000 totaal 2006 486 87 80 652 75% 13% 12% 100% 2007 482 124 100 706 68% 18% 14% 100% 2008 469 90 106 665 71% 14% 16% 100% 2009 506 133 96 735 69% 18% 13% 100% Kleine Meierij primaire doelgroep secundaire doelgroep > € 33.000 totaal 2006 166 62 72 300 55% 21% 24% 100% 2007 112 47 44 202 55% 23% 22% 100% 2008 167 77 109 353 47% 22% 31% 100% 2009 130 43 54 227 57% 19% 24% 100% Zayaz primaire doelgroep secundaire doelgroep > € 33.000 totaal 2006 605 207 145 957 63% 22% 15% 100% 2007 588 205 136 929 63% 22% 15% 100% 2008 678 252 172 1.102 62% 23% 16% 100% 2009 607 240 220 1.067 57% 22% 21% 100% Bron: Woonservice ’s-Hertogenbosch, bewerking RIGO t a b e l 5 - 7 A a n t a l v e r h u u r d e w o n in g e n n a a r h u u rp r ij s p e r c o rp o ra t ie , 2 0 0 6 - 2 0 0 9 Brabant Wonen tot kwaliteitskortingsgrens tot 1e aftoppingsgrens tot 2e aftoppingsgrens tot liberalisatiegrens vrije sector totaal 2006 245 236 38 102 31 652 38% 36% 6% 16% 5% 100% 2007 239 263 71 102 31 706 34% 37% 10% 14% 4% 100% 2008 209 252 89 92 23 665 31% 38% 13% 14% 3% 100% 2009 224 343 65 84 19 735 30% 47% 9% 11% 3% 100% Kleine Meierij tot kwaliteitskortingsgrens tot 1e aftoppingsgrens tot 2e aftoppingsgrens tot liberalisatiegrens vrije sector totaal 2006 62 105 46 43 44 300 21% 35% 15% 14% 15% 100% 2007 38 104 21 28 11 202 19% 51% 10% 14% 5% 100% 2008 62 120 56 63 52 353 18% 34% 16% 18% 15% 100% 2009 45 59 23 48 52 227 20% 26% 10% 21% 23% 100% Zayaz tot kwaliteitskortingsgrens tot 1e aftoppingsgrens tot 2e aftoppingsgrens tot liberalisatiegrens vrije sector totaal 2006 170 501 135 100 51 957 18% 52% 14% 10% 5% 100% 2007 140 501 151 80 57 929 15% 54% 16% 9% 6% 100% 2008 168 642 175 85 32 1102 15% 58% 16% 8% 3% 100% 2009 117 476 278 166 30 1067 11% 45% 26% 16% 3% 100% Bron: Woonservice ’s-Hertogenbosch, bewerking RIGO 5.3 Consequenties van de Europese regelgeving Nu ook in de verhuringen in ’s-Hertogenbosch in beeld zijn gebracht, kan de balans worden opgemaakt welke consequenties de Europese regelgeving heeft voor de verschillende groepen op de woningmarkt. Deze worden hieronder puntsgewijs weergegeven: Anno 2010 wonen circa 1.900 huishoudens met een belastbaar jaarinkomen tussen € 33.000 en € 38.000 in de sociale huursector tot de liberalisatiegrens. Circa 1.850 hui shoudens in dit segment hebben een belastbaar jaarinkomen tussen € 38.000 en € 45.000. Verhuringen in ‘s-Hertogenbosch 38 Van de 3.750 huishouden met een inkomen tussen € 33.000 en € 45.000 zijn ruim 1.100 huishoudens verhuisgeneigd: deze groep overweegt een verhuizing, maar is (nog) niet altijd actief op zoek. Daarnaast hebben circa 150 starters op de woningmarkt (thuiswonende jo ngeren of huishoudens in de niet-reguliere voorraad, zoals studentenwoningen) een inkomen tussen € 33.000 en € 45.000. Niet alle verhuisgeneigde huishoudens doen een beroep op de sociale huursector. In 2009 verhuurden de corporaties in ´s-Hertogenbosch 340 huurwoningen tot de liberalisatiegrens aan huishoudens boven de € 33.000-grens. Volgens Europese regelgeving is 10% toegestaan. Dit betekent dat, in vergelijking met 2009, jaarlijks circa 140 huishoudens met een inkomen boven € 33.000 minder een beroep zouden kunnen doen op de sociale huursector. Vooral de groep net boven de € 33.000-grens heeft het bij verhuizing uit de sociale huursector moeilijk op de woningmarkt. Deze groep kan een koopwoning financieren van max imaal € 130.000, maar er is in het Coropgebied Noordoost -Noord-Brabant vrijwel geen aanbod in dit segment, zo blijkt uit de studie ‘ Tussen wal en schip’ die RIGO in juni 2010 heeft afgerond. Ook het betaalbaar aanbod in de particuliere huursector is gering. De groep tu ssen € 38.000 en € 45.000 heeft op de woningmarkt weliswaar meer te besteden, maar ook deze groep ondervindt bij verhuizing uit de sociale huursector mogelijk problemen door gebrek aan betaalbaar alternatief aanbod. In de huursector kan de groep boven de € 33.000 -grens bij het voorbeeldbedrag een maximale huur tot ongeveer de liberalisatiegrens betalen (tabel 5-8). Voor gezinnen en tweepersoonshuishoudens tot 65 jaar ligt deze grens echter fors lager. Ook uitgaande van het gemiddelde van het voorbeeld- en het basisbedrag komen deze twee groepen als eerste in de knel. In 2009 deed een deel van beide groepen een beroep op de sociale huursector. Op basis van gegevens van Woonservice blijkt dat de groep huishoudens boven de € 33.000grens in 2009 vaak bestond uit huishoudens tot 35 jaar en uit twee personen. Dit kunnen zowel tweepersoonshuishoudens zonder kinderen zijn als eenoudergezinnen. t a b e l 5 - 8 A c c e p t a b e l e h u u rb e d ra g e n v o o r d e g ro e p € 3 3 . 0 0 0 t o t € 4 5 . 0 0 0 v o lg e n s t w e e scenario’s 17 1p. 23 - 65 jr. 1p. 65+ 2p. < 65 jr. 2p. 65+ gezin bruto huishoudeninkomen € 33.000 - € 40.000 € 40.000 - € 45.000 € 33.000 - € 40.000 € 40.000 - € 45.000 € 33.000 - € 40.000 € 40.000 - € 45.000 € 33.000 - € 40.000 € 40.000 - € 45.000 € 33.000 - € 40.000 € 40.000 - € 45.000 besteedbaar huishoudeninkomen € 22.340 - € 26.050 € 26.050 - € 28.700 € 26.000 - € 30.000 € 30.000 - € 32.900 € 25.100 - € 28.500 € 28.500 - € 31.000 € 25.100 - € 28.500 € 28.500 - € 35.700 € 25.100 - € 28.500 € 28.500 - € 32.900 netto huur na aftrek gemiddelde van basis- netto huur na aftrek en voorbeeldbedrag voorbeeldbedrag € 737 - € 946 € 424 - € 560 € 946 - € 1.100 € 560 - € 670 € 943 - € 1.180 € 558 - € 728 € 1.180 - € 1.350 € 728 - € 850 € 646 - € 792 € 394 - € 428 € 792 - € 920 € 428 - € 500 € 815 - € 1.072 € 437 - € 605 € 1.072 - € 1.200 € 605 - € 700 € 569 - € 700 € 392 - € 424 € 700 - € 800 € 424 - € 470 Bron: Betaalbare woonlasten, Haag Wonen, Nibud, april 2008 17 Niet al het betaalbare aanbod op de woningmarkt voor de groep € 33.000 tot € 45.000 is ook geschikt. Voor gezinnen geldt dat een driekamerwoning al snel te klein is, terwijl oud e- Het gemiddelde van het basis- en het voorbeeldbedrag hanteert het Nibud als adviesnorm. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 39 re huishoudens op zoek zijn naar een woning waar zij eventueel ook met gebreken in kunnen wonen. In de toekomst neemt de omvang van de groep € 33.000 tot € 45.000 naar verwachting toe, als gevolg van demografische en economische ontwikkelingen. Het gaat om een toename van 660 tot 1.720 huishoudens gedurende de periode 2010 tot 2020, waarmee de druk op het goedkope koopsegment en de particuliere huursector naar verwachting toeneemt. Bij gebrek aan geschikt betaalbaar aanbod voor de groep € 33.000 tot € 45.000 zal doo rstroming binnen de sociale huursector uitblijven. Ondanks dat er strenger aan de poort wordt geselecteerd, zal de druk op de sociale huursector naar verwachting blijven bestaan. Daarom moet ook aandacht blijven bestaan voor de groep huishoudens met een inkomen onder de € 33.000-grens. Een deel van deze groep kampt anno 2010 immers met te hog e woonlasten en deze groep neemt in de toekomst naar verwachting toe . Verhuringen in ‘s-Hertogenbosch 41 Bijlagen Verhuringen in ‘s-Hertogenbosch 42 Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 43 Bijlage 1 Verantwoording onderzoek 1.1 WoON 2009 Het Woononderzoek Nederland (kortweg WoON) van het Ministerie van VROM is een driejaarlijks onderzoek onder circa 80.000 huishoudens. Het onderzoek biedt inzicht in allerlei aspecten die met het wonen en de leefomgeving te maken hebben. Het WoON -onderzoek is gecombineerd met gegevens van de belastingdienst en met gegevens over energieverbruik, wa armee de omvang van de inkomensgroepen en hun woonlasten nauwkeurig konden worden geraamd. Voor ’s-Hertogenbosch geldt dat het WoON onvoldoende cases bevat voor het kunnen doen van betrouwbare uitspraken (393 respondenten). RIGO heeft daarom de woningmark t in ’s-Hertogenbosch gesimuleerd door de beschikbare cases aan te vullen met cases in vergelijkbare g emeenten, zoals de (studenten)steden Breda, Tilburg en Eindhoven en middelgrote gemeenten als Helmond en Oss. Vervolgens heeft RIGO het verkregen databe stand geijkt aan beschikbare randtotalen over de huishoudensamenstelling en de woningvoorraad in ’s -Hertogenbosch in 2010. Input hiervoor waren overzichten van gemeente ’s -Hertogenbosch en inzicht in het bezit van Zayaz, Brabant Wonen en Kleine Meierij. Dit leverde een databestand op geschikt voor het kunnen doen van betrouwbare uitspraken. 1.2 Gehanteerde begrippen en definities Bewoonde reguliere woningen Permanent bewoonde woningen zoals geregistreerd in de WOZ -bestanden van gemeente ’sHertogenbosch. Niet-reguliere woningen Studentenkamers, plaatsen in kleinschalige beschermde woonvormen, woonboten, woonw agens of BAR (bewoonde andere ruimtes). Inkomensgroepen 1. Primaire doelgroep: huishoudens met een belastbaar jaarinkomen en vermogen onder de grens waarop men in aanmerking kan komen voor huurtoeslag. Dit is de definitie die g ehanteerd wordt door het Ministerie van VROM en landelijk toegepast wordt. De inkomen sgrenzen staan weergegeven in de volgende tabel: Verhuringen in ‘s-Hertogenbosch 44 Eenpersoonshuishouden < 65 jaar Eenpersoonshuishouden > 64 jaar Meerpersoonshuishouden < 65 jaar Meerpersoonshuishouden > 64 jaar Tijdvak € 21.450 € 20.200 € 29.125 € 27.575 1-1-2010 / 31-12-2010 2. Secundaire doelgroep tot € 33.000: huishoudens die niet tot de primaire doelgroep behoren en met een belastbaar jaarinkomen tot € 33.000. Europa wil woningcorporaties verplichten 90% van hun huurwoningen tot de liberalisatiegrens aan te bieden aan huisho udens met een belastbaar jaarinkomen van minder dan € 33.000. 3. Doelgroep € 33.000 tot € 38.000: huishoudens met een belastbaar jaarinkomen tussen € 33.000 en € 38.000. 4. Doelgroep € 38.000 tot € 45.000: huishoudens met een belastbaar jaarinkomen tussen € 38.000 en € 45.000. 5. Doelgroep > € 45.000: huishoudens met een belastjaar jaarinkomen van meer dan € 45.000. 1.2.1 Definities woonlasten Basisbedragen Bedragen die minimaal nodig zijn voor verschillende uitgavenposten anders dan de huur of hypotheek, afhankelijk van de huishoudensamenstelling en onafhankelijk van het inkomen. Belastingquote inclusief waterrekening De belastingquote is het totaal van woonuitgaven aan rioolheffing, afvalstoffenheffing, zuiveringsheffing, watersysteemheffing ingezetenen en de waterrekening uitgedrukt als een percentage van het besteedbaar huishoudeninkomen. Kwijtschelding is in de belastingquote verdisconteerd. Besteedbaar jaarinkomen van het huishouden Het netto besteedbaar inkomen van een huishouden is het inkomen uit arbeid, winst uit onderneming en inkomen uit uitkeringen en sociale verzekeringen (pensioen, lijfrente, alimentatie c.q. bijstandsverhaal). Voorts wordt als inkomen meegeteld: de kinderbijslag, het spaarloon, de vakantietoeslag, de ziekenfondspremie (van werknemer en werkgever), zorgtoeslag, de tegemoetkoming van de werkgever in de ziektekosten, gratificaties, vaste winstdeling en tantièmes. Inkomsten en uitgaven in verband met het wonen worden niet meegeteld, het inkomen is dus exclusief ontvangen huurtoeslag. In het huishoudinkomen telt mee het inkomen van het hoofd van het huishouden, de eventuele partner en van leden van het huishouden. Hierbij gaat het om het inkomen zoals geregistreerd bij de belastingdienst. Er is geen zicht op inkomens die niet zijn geregistreerd. In dit woonlastenonderzoek kunnen deze inkomens uiteraard wel een rol spelen. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 45 Collectieve servicekosten Hieronder vallen de schoonmaakkosten voor gemeenschappelijke ruimten, energieverbruik voor gemeenschappelijke ruimten, administratieve kosten, verzekeringen (glas etc.), tuinonderhoud, huismeester en onderhoudskosten gemeenschappelijke ruimten. De collectieve serv icekosten voor een appartement met lift bedragen circa € 35 per maand, voor een appartement zonder lift € 25 en voor een eengezinswonin g circa € 2. Energiequote De energiequote is de woonuitgaven aan energieverbruik gerelateerd aan de woning uitgedrukt als een percentage van het besteedbaar huishoud eninkomen. Energieverbruik gerelateerd aan de woning Energieverbruik dat benodigd is voor verwarmen van woning en water, verlichting en wonin ggerelateerde apparaten als een HR-ketel en WTW-installatie. Huurquote De huurquote is de netto huur uitgedrukt als een percentage van het besteedbaar huishoudeninkomen. De huurquote is de microquote die berekend wordt door eerst per huishouden de quote te berekenen en de quotes vervolgens te middelen. Dit geeft een andere uitkomst dan de macroquote, waarbij de gemiddelde netto huur gedeeld wordt door het gemiddelde besteedbaar inkomen. Ook voor de woon-, belasting- en energiequote geldt dat het gaat om de microquote. Huurtoeslag Dit is een door de Belastingdienst uitgekeerde toeslag aan huurders die in verhouding tot hun inkomen duur wonen. Woningen met een huurprijs lager dan de ondergrens van de hu urtoeslag komen niet voor huurtoeslag in aanmerking. Verder wordt iedere huurder geacht een bepaald bedrag aan huur altijd zelf te kunnen betalen, ongeacht de hoogte van het inkomen. Dit is de normhuur en hierover ontvangt dus niemand huurtoeslag. Voor het deel van de huur tussen de normhuur en de zogenaamde kwaliteitskortingsgrens krijgt degene die voor huurtoeslag in aanmerking komt 100% toeslag. Van de kwaliteitskortingsgrens tot de aftoppingsgrens wordt 75% van de huur door huurtoeslag gedekt. Er bestaan afzonderlijke aftoppingsgrenzen voor één- of tweepersoonshuishoudens en voor drie- of meerpersoonshuishoudens. In bijzondere gevallen kan over het daarboven resterende huurbedrag tot de liberalisatiegrens nog voor 50% door huurtoeslag gedekt worden. Netto huur Kale huur inclusief collectieve servicekosten. Huurtoeslag is in de netto huur verdisconteerd. Netto woonuitgaven huurders De netto woonuitgaven vormen het totale netto bedrag aan woonkosten. Het gaat om de huur inclusief collectieve servicekosten en om bijkomende woonuitgaven zoals energieverbruik gerelateerd aan de woning, waterverbruik, rioolheffing, afvalstoffenheffing, zuiveringsheffing en watersysteemheffing ingezetenen. In de netto woonlasten zijn huurtoeslag en kwijtschelding verdisconteerd. Verhuringen in ‘s-Hertogenbosch 46 Prijsgrenzen huur huurtoeslag huur, tijdvak 2009 – 2010 tot kwaliteitskortingsgrens tot 1e aftoppingsgrens tot 2e aftoppingsgrens tot liberalisatiegrens vrije sector < € 357,37 € 357,37 - € 511,50 € 511,50 - € 548,18 € 548,18 - € 647,53 > € 647,53 Sociale huurwoningen Alle woningen van de sociale verhuurders in ’s-Hertogenbosch ongeacht huurprijs. Het gaat om Zayaz, Brabant Wonen, Kleine Meierij, Woonzorg Nederland, Mooiland Maasland, Mooiland Vitalis en Vestia Midden Nederland. Voorbeeldbedragen De uitgaven die een vergelijkbaar huishouden met een vergelijkbaar inkomen gemiddeld doet aan verschillende posten anders dan de huur en de hypotheek. Dit is afhankelijk van zowel de huishoudensamenstelling als het inkomen. Woonquote De woonquote is het percentage van het besteedbaar huishoudeninkomen dat besteed wordt aan de netto woonuitgaven. 1.3 Lokale belastingen, water- en energieverbruik Voor inzicht in woonlasten van de inkomensgroepen heeft RIGO het WoONbestand gecomb ineerd met gegevens over lokale belastingen en water - en energieverbruik. Deze woonlasten van huurders staan hieronder kort toegelicht. Tarieven elektriciteit 2010 Continu tarief: € 0,21 per kWh. Verrekening teruggave energiebelasting in een verlaging prijs per kWh: € 379,16 minus ne twerkkosten € 202,5 minus vastrecht € 24 = € 152; € 152 / 3000 kWh (gemiddeld verbruik) = € 0,05 aftrek van tarief per kWh. Tarief woninggerelateerde elektriciteit: € 0,21 minus €0,05 = € 0,16 per kWh. Tarieven gas 2010 Tarief gas tot 5.000 m3: € 0,52 per m3. Vastrecht gas per maand: € 2,49. Afvalstoffenheffing 2010 gemeente ‘s-Hertogenbosch Eenpersoonshuishoudens: € 237,36 per jaar. Meerpersoonshuishoudens: € 295,32 per jaar. Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch 47 Rioolheffing 2010 gemeente ‘s-Hertogenbosch Gebruikersbelasting: € 46,56 tot 500m3 als vast bedrag, de variabele kosten zijn nihil. De mee ste huishoudens verbruiken minder dan 500m3 per jaar. Zuiveringsheffing 2010 waterschap Aa en Maas Per vervuilingseenheid: € 38,52. Eenpersoonshuishoudens: 1 x € 38,52 = € 38,52 per jaar. Meerpersoonshuishoudens: 3 x € 38,32 = € 114,96 per jaar. Watersysteemheffing ingezetenen 2010 waterschap Aa en Maas Per huishouden: € 37,50 per jaar. Waterrekening Per huishoudens vastrecht per jaar: € 70,98. Per huishouden verbruik t/m 300m3: € 0,90 per 1.000 liter. Per huishouden verbruik vanaf 300m3 € 0,73 per 1.000 liter. Kwijtschelding In gemeente ’s-Hertogenbosch kunnen huishoudens met een inkomen onder een bepaalde grens (bijstandsniveau) kwijtschelding aanvragen voor de afvalstoffenheffing en rioolheffing van de gemeente en de zuiveringsheffing van Waterschap Aa en Maas. In het onderzoek is hiermee rekening gehouden. In 2009 is aan 4.199 huishoudens kwijtschelding (gedeeltelijk) toegekend. In 52% van de gevallen ging het om eenpersoonshuishoudens, in 48% om meerpe rsoonshuishoudens. Voor de situatie in 2010 is dit als uitgangssituatie aangehouden. Verhuringen in ‘s-Hertogenbosch 48 Doelgroepen en woonlasten in gemeente 's-Hertogenbosch
© Copyright 2024 ExpyDoc