September 2014 - Peellandse Molenstichting

Peellands Molennieuws
82
Peellandse Molenstichting
sept ‘14
Peellands Molennieuws is een uitgave van de Peellandse Molenstichting.
Een abonnement op dit blad is inbegrepen in het lidmaatschap van de Vriendenkring van de stichting. De minimale contributie om lid te zijn van de Vriendenkring
bedraagt € 10,- per jaar.
Secretariaat:
Peellandse Molenstichting
Secretariaat:
p.a. Schutsstraat 22
5737EW Lieshout
tel. 06 51815 316
www.peellandsemolenstichting.nl
E-mail. [email protected]
Redactie:
Jeroen van Boxmeer, Mark Dwarswaard en Geert van Stekelenburg
Het typewerk, de lay-out en de eindredactie zijn verzorgd door Mark Dwarswaard,
Jeroen van Boxmeer en Geert van Stekelenburg
Uw artikelen, commentaar en ideeën kunt u sturen naar:
Redactie Peellands Molennieuws
p.a. Geert van Stekelenburg, Hofstraat 26, 5721 BB, Asten
Tel: 0493-693504
Email: [email protected]
Uiterste inzenddatum voor het volgende nummer: 30 november 2014
Omslagfoto: De tweede roe van molen ‘de Oostenwind’ hangend in de
kraan. De andere roe ligt al voor de molen in het gras.
Foto: Geert van Stekelenburg
Peellands Molennieuws
ISSN 1574-2512
2
De voormolen
Tijdens de laatste molenaarsbijeenkomst van 4 september jongstleden,
gaf Mark Dwarswaard aan met zijn redactiewerkzaamheden voor dit blad
te willen stoppen. Na 10 jaar redactielid geweest te geweest, liggen er
voor hem nieuwe uitdagingen in het werk, dat hij gaat verrichten bij het
Openluchtmuseum in Arnhem. Over dit onderwerp wil hij overigens nog
graag een artikel gaan schrijven voor ons blad.
Wij willen Mark hierbij hartelijk danken voor al het werk dat hij verzet heeft
voor het Peellands Molennieuws gedurende de afgelopen jaren. Niet alleen voor hetgeen er door hem geschreven en gecorrigeerd is, maar ook
voor al zijn tekenwerk. Alle logo’s die gebruikt worden boven de artikelen
zijn namelijk van de hand van Mark.
Hierdoor ontstaat er een vacature: tot nu toe heeft de redactie altijd bestaan uit minimaal drie leden en dat willen we graag zo houden.
Voor het nieuw te benoemen redactielid houdt dit onder andere in dat drie
keer per jaar de nieuwe editie wordt doorgespit op onvolkomenheden en
spelfouten. Een dankbaar werk, dat als extra voordeel de primeur geeft
het Peellands Molennieuws te lezen al voor dat het uitkomt.
Bij deze correctietaak hoeft het niet te blijven: een redactielid dat tevens
bereid is om ook af en toe zelf een artikel te schrijven is uiteraard meer
dan welkom. Meermalen is op een molenaarsbijeenkomst al vermeld hoe
moeilijk het voor de redactie vaak is, om aan voldoende interessante kopij
te komen. Onderwerpen voor een molenartikel zijn er vaak genoeg, er is
namelijk meer dan voldoende activiteit rond alle molens in ons gebied,
maar het blijkt vaak moeilijk te zijn om molenaars werkelijk actief in de
pen of achter de computer te krijgen. Een nieuw redactielid zou daar wellicht verandering in kunnen brengen.
Wie van de lezers voelt zich geroepen om deze taak op zich te nemen?
Vreselijk veel vrije tijd hoeft het niet eens te kosten: het Peellands Molennieuws komt slechts drie maal per jaar uit, in de maanden april, september en december. Belangstellenden kunnen bellen of mailen naar een van
de huidige redactieleden.
Geert van Stekelenburg
3
Rondje langs de molens
Grote excursie 2014 Rotterdam en omgeving.
Op 24 mei was het weer zo ver: om 08.00 u. ’in de ochtend vertrok de
bus voor de jaarlijkse grote excursie van de Peellandse Molenstichting.
Deze keer was een viertal molens in Zuid-Holland gekozen, die elk iets
bijzonders te bieden hebben, hetzij door hun functie: snuif- en tabaksmolens, houtzaagmolens, of door hun ligging of wat het verleden van de molen betreft. Op weg naar Rotterdam hebben we eerst bij de carpool parkeerplaats in Moergestel nog even twee deelnemers opgepikt, die daar
dichtbij wonen, zodat zij niet eerst naar het verre Asten hoefden te komen.
In Rotterdam stond als enige molen snuifmolen De Ster op het programma, maar we werden direct meegenomen naar de tweelingmolen van De
Ster: De Lelie, zo’n honderd meter verderop. Dit is ook een snuif- en tabaksmolen. Daar heeft
molenaar Jaap Bes ons
de historie van snuif- en
tabaksmolens uit de
doeken gedaan. Dit
was voor het gehele
gezelschap een nieuw
verhaal, niemand was
eerder in een dergelijke
molen geweest. We
leerden niet alleen welke aroma’s allemaal
worden toegevoegd om De ton met daarboven de messen die de tabaksbladeren bewerken tot snuifpoeder.
de juiste geur te geven
(Foto: Jan Tielemans)
aan de snuif, maar ook
dat het fijnmaken van
de tabaksbladen een proces is dat tot drie weken duurt! In een kuip ter
grootte van een flinke regenton hakken messen gedurende drie weken op
dezelfde tabaksbladen, zodat er uiterst fijn poeder, de snuif, overblijft. Het
is dan ook niet vreemd dat dit een duur en luxe product is.
4
Na de uitleg hebben we beide molens van boven tot onder kunnen bekijken, met als conclusie dat dit toch wel bijzondere molens zijn met een
bijzonder productieproces.
Daarna zijn we doorgegaan naar Delft, waar we De Roos hebben bezocht. Gelukkig hadden we goede aanwijzingen hoe daar te komen, omdat het rondom de molen nog
één grote bouwput is van de
wijzigingen aan het spoor. De
Roos is een ronde stenen stellingmolen op een zeskante
onderbouw, het is een korenmolen. Van 2009 tot 2013 is de
molen niet in gebruik geweest
omdat onder (!) de molen een
grote tunnelbak is geplaatst
voor het nieuwe spoor.
Bij de molen werden we
welkom geheten door
molenaar Jan Spruit. Met groot
enthousiasme heeft hij ons
door de molen geleid, maar
ook laten zien wat er allemaal
is gebeurd tijdens de aanleg
van de spoortunnel. Wat
iedereen opviel was de echt
enorme hoogte van deze
molen: de stelling is op 12
Wind molen ‘De Roos’ gezien vanaf het
meter. Vanaf deze stelling
spoor. In de toekomst verdwijnen hier de rails
wordt het ons duidelijk hoe het
in de tunnelbak onder de molen.
er over enige tijd uit zal zien bij
(Foto: Jan Tielemans)
de molen, omdat je daar goed
ziet hoe de wijzigingen aan het
spoor straks een prachtig beeld op zullen leveren. De bovenzijde van de
spoortunnel is een bak die straks met water wordt gevuld en zo een
gracht naast de molen zal zijn.
Vanuit de molen zijn we een stukje het centrum van Delft ingelopen, waar
we in de kelder van het oude nonnenklooster van een goed verzorgde
lunch hebben genoten. De kelder was zo laag dat zeker één persoon
overal heeft moeten bukken, maar dat toch ook verschillende andere
mensen her en der moesten uitkijken. Op de terugweg van het restaurant
5
naar de bus hebben we ook nog delen van het oude centrum van Delft
kunnen bekijken, met name was goed te zien hoe scheef de Oude Kerk
staat.
En toen naar Leidschendam, naar De Salamander... Dat klinkt eenvoudig,
maar als we de molen al wel in zicht hebben, blijkt het toch niet simpel om
er met de bus te komen, zeker niet als TomTom ons via een woonerf bij
een fietspad uit laat komen. Maar met een goede chauffeur kom je daar
achteruitrijdend toch weer uit. Via een andere weg op naar De
Salamander, we stranden echter weer in een woonwijk, waar de bus
uiteindelijk niet heen of terug kan. Daarom hebben we het laatste stukje
maar te voet gedaan.
Op de Salamander
stond Hans Brok
met een heel team
klaar om ons rond
te leiden. Beneden
in de zagerij werd
eerst de
geschiedenis van
de Salamander uit
de doeken gedaan,
daarna hoe een
houtzaagmolen
werkt. Dat laatste
was natuurlijk voor
De zaagslede van ‘De Salamander’, helaas leeg,
velen bekend, maar
zonder een te zagen boomstam.
elke verteller geeft
(Foto: Jan Tielemans)
daaraan natuurlijk
zijn eigen invulling.
Vervolgens zijn we in drie groepen rondgegaan en hebben we alle details
van de molen kunnen bekijken. Hoewel we allemaal bekend zijn met
molens, blijft het bijzonder om een houtzaagmolen (helaas niet in bedrijf)
te bekijken.
Terug bij de bus bleek dat de chauffeur er in geslaagd was de bus te
draaien door een paaltje uit de grond te halen, zodat hij wel voldoende
ruimte had!
Op naar Hazerswoude, naar wipmolen Nieuw Leven. Maar wat een
teleurstelling onderweg: we rijden molen na molen voorbij, maar
nauwelijks draaiende wieken. Niet omdat het niet waait, maar omdat er
6
geen activiteit is! Dan doen wij het
in Peelland heel wat beter op een
zaterdagmiddag!
In de Nieuw Leven mogen we zelf
rondkijken en blijft molenaar Jaap
van den Akerboom gezellig achter
zijn toonbank praten met de
mensen die beneden blijven. Voor
iedereen is een korenmolen
natuurlijk bekend, maar toch blijft
het leuk om weer eens een
wipmolen te bekijken.
Ondanks dat het een druk
programma was, konden we toch
behoorlijk op tijd weer naar huis
vertrekken. Onderweg werd
Ronald Groothedde nog verrast
met de felicitaties van Marc voor
het behalen van zijn diploma. Ook
heeft hij nu de molenaarsjas met
het embleem van de Peellandse
Een van de weinige wipmolens die sinds
1816 functioneert als korenmolen: de
Molenstichting.
molen
Nieuw leven in Hazerswoude. Vóór
Na opnieuw een korte stop in
die
tijd
deed deze molen ‘gewoon’ dienst
Moergestel kwamen we weer
als poldermolen.
veilig en tevreden aan in Asten,
(Foto: Jan Tielemans)
keurig volgens schema. Het was
een mooie dag waar we niet
alleen veel hebben gezien, maar ook weer met collega’s hebben bij
gekletst!
Jan Tielemans
7
Uitgemalen
Poldermolen bij kasteel Heeze in 18e eeuw!
Een poldermolen in Oost-Brabant, wie had dat verwacht? Dankzij een
document uit het huisarchief van Kasteel Heeze en een schepenprotocol
uit Heeze mag de conclusie getrokken worden, dat er bij dit kasteel in de
2e helft van de 18e eeuw een poldermolen, type wipmolen, heeft gestaan.
Een windmolen dus om water te verplaatsen, anders gezegd water op te
pompen. Dit is, voor zover ik heb kunnen achterhalen, de eerste publicatie
over een poldermolen in het oosten van Noord-Brabant.
In de database van verdwenen molens in Nederland komt geen poldermolen in Heeze voor. Wel hebben er gedurende eeuwen twee standerdmolens (windkorenmolens) gestaan die eigendom waren van de heerlijkheid
Heeze, Leende en Zesgehuchten: één te Leende en één te Heeze (zie
voetnoot 1) (de laatste is, na afbranden in 1898, nog als stenen bergmolen herbouwd). Beide molens zijn overigens in dezelfde orkaan van 14
november 1940 zwaar beschadigd en nadien niet meer herbouwd.
Ook heeft er in de 14e eeuw en aan het begin van de 15e eeuw een watermolen gestaan op de Kleine Dommel of Rul, overduidelijk een watermolen
waarbij water als drijvende kracht werd gebruikt en geen windmolen om
water te verplaatsen (zie 2).
Allereerst de stukken waar het om gaat:
1) Factuur van Anton van Gogh aan de baron, gedateerd november
1763 (zie 3). Hierin wordt o.a. in rekening gebracht:
o “Den 25 26 27 29 30 31 August en den 1 2 3 Septemb de
moole onder met plancke gedekt en aan het Schep Rat
degt gemacht en kookere gereet gemaakt”
o “Den 16 17 18 19 october aan de moole gemackt een
water geut”
En “nog door verzoek van den Heer Baron naar hollant
geweest”
8
2) Schepen protocol van Jacobus Spelthaan (president schepen en
daarbij rentmeester van de familie van Tuyll van Serooskerken),
gedateerd “den vijfden meert 17c ses en seventigh” (zie 4).
Hierin wordt verslag gedaanvan het horen van “Jan Geerit van
Exel woonende tot Heeze oud omtrent agt en twintig jaaren denwelke te instantie van de heer Johan van der Hoeven drossaard
der gemelde heerlijkheid in faveur van de justitie waar en
waaragig te weesen dat hij deponent op den 1sten meert deese
jaars 1776 de smorgen om halff seeven uuren is gegaan na de
waatermoolen om die op te sijlen staande ontrent de wildbaan bij t
Casteel tot Heeze en
de waatermolen opgeseijlt hebben daar aff
is gegaan en gekoomen bij de brug
leggende over de revier de A kort bij de
wildbaan en op sij
siende daar heeft sien
leggen een mensch en
daar na toe gegaan
sijnde met verscheide
andere persoonen
daarbij koomenede
gesien heeft dat het en
dood lighaam van een
mans persoon was.”
Uit het hierboven aangehaalde
valt op te maken dat er sprake
was van een scheprad en een
koker en dat de molen opgezeild moest worden; er is dus
Gedeelte van een schilderij van Karel la Farque,
sprake van een windwater“Gezicht op Rotterdam vanuit het noordoosmolen. De kokermolen, ook
ten” (ca 1775/1785) (Rotterdam, Gemeentearwel wipmolen, is ruim 6 eeuchief, inv. nr. VIII 55); uit het boek Molens en
wen geleden ontwikkeld uit
Meesters, in 2007 uitgegeven n.a.v. het feit dat
de standerdmolen. Een koker 600 jaar eerder de eerste poldermolen in Nekan gezien worden als een
derland werd gebouwd
holle standerd waarbinnen
Zo zou ook de wip- of kokermolen bij het kasde koningspil draait, die de
teel in Heeze er uit hebben kunnen zien.
overbrenging verzorgt tussen
9
de wiekenas en de wateras waarop het scheprad is bevestigd. De kokermolen was een belangrijke uitvinding waarbij de aandrijving van het opvoerwerktuig (scheprad) in vaste positie (waterloop) gekoppeld wordt aan
de verkruibare wiekenas.
Aldus kreeg men in het westen van ons land meer controle over de waterhuishouding en werden er zelfs hele meren drooggemalen. Ook in laaggelegen gebieden in andere delen van ons land werden in de loop der tijd
poldermolens toegepast; in het noorden bijvoorbeeld, maar ook in onze
provincie Noord-Brabant. De meest oostelijk poldermolen in NoordBrabant bevindt zich nu nog bij Leur, gemeente Etten-Leur. Maar van oostelijker gelegen poldermolens is weinig of niets bekend.
Hoe kwam men er toe om een windwatermolen bij het kasteel van Heeze
op te richten? Mijn veronderstelling is de volgende: in 1760 kwam de
heerlijkheid Heeze, Leende en Zesgehuchten in eigendom van de familie
Van Tuyl van Serooskerken, Jan Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken
om precies te zijn (zie 5) . Deze familie is overigens nog steeds eigenaar
en bewoner van het kasteel in Heeze. Het ouderlijk huis van deze Jan
Maximiliaan was Slot Zuylen ten noorden van de stad Utrecht. Daar was
hij vanzelfsprekend bekend met het inzetten van wipwatermolens om water uit laag gelegen delen weg te malen (op een poldermolen spreekt men
ook van “malen”). Blijkbaar moest molenmaker van Gogh ook naar
“hollant” (om kennis op te doen, of om materialen te halen?).
Blijkbaar was er een gebied bij het kasteel in Heeze, een wildbaan, die
door zijn ligging met wateroverlast te maken had (hierover is in correspondentie van de genoemde Spelthaan aan de baron informatie bewaard gebleven). Er zijn in Heeze zelfs nog mensen die weten dat een weiland bij
het kasteel “watermolen” werd genoemd.
Mijn theorie is dat Jan Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken (of zijn
opvolger, van 1766 – 1784, Reinout Diederik van Tuyll van Serooskerken)
voor het oplossen van het probleem van wateroverlast bij zijn nieuw verworven Kasteel teruggreep op een hem bekende oplossing: het bouwen
van een wip- of kokermolen; in de 2e helft van de 18e eeuw nog een veel
voorkomende uitvoering van poldermolen. Wipmolens kwamen (en komen
nog steeds) in verschillende grootte (capaciteit) voor. In Heeze zal het niet
om zo’n grote wipmolen zijn gegaan omdat opvoerhoogte en te bemalen
oppervlakte beperkt waren. Maar hoe de molen er uit heeft gezien, hoe
groot de molen is geweest, wanneer hij gebouwd is en wanneer hij afgebroken c.q. verdwenen is, is niet bekend. Waarschijnlijk heeft de molen er
maar enkele decennia gefunctioneerd, want anders waren er vast meer
10
vermeldingen van geweest. Mogelijk dat er in de toekomst meer informatie over gevonden wordt.
Gerard Sturkenboom
Met dank aan C.S. Smit die mij attent gemaakt heeft met – en inzage gegeven heeft in – de archiefstukken
(1) Jean Coenen, Heeze, Geschiedenis van een schilderachtig dorp.
(Heeze 1998) , blz. (blz. 49). “Bij de opsomming van de rechten
van de heer werden de windmolens van Heeze en Leende altijd
afzonderlijk genoemd. S.A, Den Bosch. Bosch protocol R 1184,
fol. 257v, anno1402.”
(2) Idem. “In de 14e eeuw en aan het begin van de 15e eeuw moet
Heeze een watermolen hebben gehad, die gelegen was op het
gehucht Strabrecht. Het perceel waarop de watermolen was gebouwd, was een leenhoed van het kasteel van Heeze”
(3) Factuur van molenmaker Anton van Gogh aan de baron Van
Tuyll van Serooskerke, gedateerd november 1763; document C64
van het huisarchief van Kasteel Heeze
(4) schepenprotocol uit Heeze; R1675 folio 92verso
(5) Wikipedia; Jan Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken (17101762)
Kasteel Heeze met landerijen
(Foto: www.deloverlei.nl)
11
Op de wind
De Molenbiotoop van de windmolen
Voor de meesten van ons is het een voortdurend punt van ergernis hoe
de vrije windgang wordt gehinderd door allerlei obstakels. Waar vroeger
de molens alle ruimte hadden, is het dorp al op veel plaatsen “om” de molen heen gekropen en staat de molen tussen de huizen. Waar dat niet het
geval is, zijn er wel straten in de buurt met links en rechts daarvan hoge
bomen. Kortom, op veel plaatsen is het behelpen met de vrije windgang.
Toch hebben de gemeentes vrijwel allemaal keurig een bepaling voor de
molenbiotoop opgenomen in de bestemmingsplannen (achteraf dus).
Maar dit is meer omdat die bepaling er moet zijn, anders dan dat er actief
mee wordt omgegaan. Was dat zo, dan zouden er her en der wel meer
bomen vervangen worden door niet hoog groeiende exemplaren. En zouden er zeker geen nieuwe wijken aan de “andere” kant van de molen verschijnen.
Voor het bepalen van de biotoop heeft de vereniging De Hollandsche Molen een formule opgesteld waarmee je de afstand kunt berekenen waarop
tot een bepaalde hoogte mag worden gebouwd. Deze formule luidt:
H(x) = x/n+c*z
H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in
meters).
x = afstand van een obstakel tot de molen (in meters).
n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de
maximaal toelaatbare windreductie. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt: 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied.
c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie,
gewoonlijk met de waarde 0,2.
z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de
belt, berg of stelling).
Op internet is er voor veel van de gemeentes, waarin de molens van de
Peellandse Molenstichting staan, te vinden welke hoogtes op welke af12
stand de gemeentes hanteren. Deze gegevens zijn in het overzicht op de
volgende bladzijden opgenomen.
Molenaars, mochten jullie aanvullende gegevens hebben met betrekking
tot de biotoop rond je molen, dan zouden wij dat graag van je horen. Stuur
deze dan naar het secretariaat.
Jan Tielemans
Voorbeeld van een wel heel slechte molenbiotoop: bomen
en struiken op een afstand van 20 tot 30 meter van de
molen, gezien vanuit de steenzolder van
“de Oostenwind” in Asten.
(Foto: Geert van Stekelenburg)
13
14
6,75 = belthoogte
H = X/50 + 6,75
Heeze
Volgens Algemene formule
Volgens Algemene formule
Toelichting
Volgens Algemene formule
X < 75 mtr.: H = X/50 + 3,24; X > 75 mtr.: H =
X/50 +3,48
Volgens Algemene formule
Vastgesteld op 21 september
2012, niet te vinden.
Biotoopbepaling
H = X/50 + 3
X < 75 mtr.: H = 0 mtr.; X > 75 mtr.: H = X/50
+2,66
X < 100 mtr.: vrij van obstakels; X > 100 mtr.:
H = X/50 + 3,44
Deurne
Geldrop
Gemert, de
Bijenkorf
Gemert, de
Volksvriend
Bakel
Plaats
Asten
Algemene for- H = hoogte obstakel
mule
X = afstand obstakel tot molen
n = 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied, 50 voor gesloten gebied
c = constante = 0,2
z = askophoogte (helft van lengte gevlucht)
Binnen de molenbiotoop geldt ten aanzien van maximale bouwhoogten de volgende formule:
15
Vlierden
Someren,
Den
Someren, De
Victor
Nuenen
Mierlo
Milheeze
Liessel
Lieshout
3 = belthoogte
3,7 = onderkant verticaal staande
wiek
X < 100 mtr.: 0 mtr.; H = X/30 +3,3
3,3 = onderkant verticaal staande
wiek
H = X/50 +2,475
Volgens Algemene formule
Vrijwaringszone 100m: bestaande bouw mag niet Specifieke bepaling
hoger,
aan- en bijbouw max. 3m. Afwijking toegestaan
mits de
windvang van de molen niet onevenredig wordt
aangetast.
H = X/30 + 3
X < 100 mtr. : geen of enkele bomenrij; x > 100
mtr.: H = X/30 +3,7
Uitgelicht
Lezing over watermolenlandschappen
Op woensdagavond 2 juli vond in het bakhuis achter de molenaarswoning
van de Opwettense Watermolen, bij Peer & Stans een zeer boeiende lezing plaats door Dr. Hans de Mars. Voor de mensen die dit gemist hebben
volgt hieronder een samenvatting van de lezing.
Hans is Senior Consultant Ecohydrologie & Landschapsontwikkeling, (met
betrekking tot rivieren, delta’s & kusten) bij Royal Haskoning DHV. Daarnaast is hij al sinds zijn jeugd geboeid door watermolens. Deze combinatie zorgde voor een boeiende lezing, die een prachtig totaalplaatje opleverde over watermolenlandschappen, zowel van ecologische, landschappelijke als cultuur(historische) zijde bezien.
De lezing werd door zo’n 30 personen bezocht, waaronder vertegenwoordigers van Waterschap de Dommel en Waterschap de AA en Maas, alsmede van de Gemeente Nuenen en Eindhoven. Daarnaast waren er ook
vertegenwoordigers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed aanwezig. Uiteraard ontbraken ook
de Peellandse mulders en
molengeïnteresseerden niet.
Een gemêleerd gezelschap
dus!
Hans heeft voor de pauze
vooral de geschiedenis en
ontwikkeling van watermoHet zogenaamde ’Doomesday Book’ dat Willem
lens belicht, vanaf de Rode veroveraar in 1086 liet opstellen.
meinse tijd met Vitruvius tot
heden (met o.a. de oudste
watermolenvermelding bij ons in de buurt: die van Waalre in de 8e eeuw!
Alles bij elkaar hebben in het huidige bekken van de Maas zo’n 450 watermolens gestaan!
Hij liet ook het “Doomesday book” uit 1086 de revue passeren; het boek
dat Willem de Veroveraar liet opstellen naar aanleiding van zijn veroverin16
gen in Engeland. Hij wilde wel eens weten wat hij nou eigenlijk allemaal
had veroverd. Van elk dorp en elke stad werd alles genoteerd: hoeveel
hooischuren, hoeveel koeien, schapen, geiten, enz. Maar dus ook het
aantal molens. In het door hem veroverde gedeelte van Engeland stonden
toen maar liefst 6082 molens! Praktisch elk dorp moet dus een watermolen gehad hebben, wat op zich niet verwonderlijk is gezien de grote hoeveelheid magen die gevuld moesten worden.
Zeer waarschijnlijk was het bij ons in Peelland niet anders, zij het dat hier
minder stromend water voorradig was en derhalve waarschijnlijk meer
met rosmolens is gewerkt. Bij ons zijn de gegevens hierover echter (tot op
heden) niet gevonden.
Ook werd voor de pauze het verschil
in uiterlijke kenmerken tussen de
Limburgse en Brabantse watermolens bekeken. Evenals de functies
die watermolens kunnen hebben.
Daarnaast ging Hans ook al even in
op het feit dat hoe meer verval de
beek heeft, hoe meer molens er aan
deze beek staan. En hoe verwonderlijk: ze staan, over het algemeen,
precies zo dat ze van elkaar geen
last ondervinden.
In Brabant is het verval gemiddeld
1,15 m¹, in Limburg is dat 2,55 m¹
(daar zijn de heuvels hoger).
In voorbereiding op het deel na de
pauze legde Hans uit wat een watermolenbiotoop is, nl. het molencomplex met infrastructurele werken
(sluizen, spaarvijvers) en grondgebruik (denk aan de vloeivijvers in
Hans de Mars aan het woord tijdens zijn
België, o.a. nabij Postel). Daarnaast lezing bij de Opwettense watermolen.
(Foto: Gerard Sturkenboom)
vertelde hij over de ecologische effecten van de watermolens. Zo zouden de Collse en Urkhovense Zegge niet meer bestaan, als de stuwen
van de Collse, Opwettense en Hooydonkse watermolen zouden verdwijnen, of continu open zouden staan! De Zegge is dus eigenlijk geen natuurlandschap, maar een cultuurlandschap.
17
En uiteraard kwam de vismigratie aan de orde. Tegenwoordig wil men bij
watermolens dure vistrappen aanleggen omdat de vissen de molenstuwen niet kunnen passeren als deze gesloten zijn. In het verleden stroomden de beemden naast de beken ten gevolge van het hoge opstuwen in
de winterperiode onder water. Dit had als voordeel dat het gras tegen
vorst beschermd werd door het water, dat er gedurende het stilstaan van
dat water vruchtbaar slib afgezet werd op het land en er kon, als het gevroren had, over geschaatst worden. Voor de vis gold dan: de stuw werd
Het vochtige land van de Dommelbeemden, stroomopwaarts van de Borghmolen
(zie de kolk van de molen linksboven de tekst “Berg”), de Dommel stroomt van
rechtsonder naar linksboven.
passeerbaar! Hans gaf dan ook aan dat de watermolens niet het probleem zijn voor de vismigratie, maar het veranderde gebruik van het
beeklandschap.
Na een welverdiende pauze ging Hans verder met zijn lezing en kwam het
watermolenlandschap aan de orde, zoals hij dat bij enkele Limburgse watermolens heeft onderzocht:
Watermolenlandschap is: Watermolenbiotoop + Hydrologische invloedsfeer (stuwschaduw).
Die stuwschaduw legde hij uit met behulp van enkele voorbeelden; Enkele
jaren geleden is de Spoordonkse Watermolen op de Beerze gerestaureerd. Daarvoor moest het peil van de beek tijdelijk met 1,40 m verlaagd
worden. Zo’n 1,2 km stroomopwaarts was het niveau hierdoor 1 m lager
met alle gevolgen van dien voor de flora en de fauna.
18
Ook toonde hij met behulp van oude stafkaarten aan dat er bijna altijd
stroomopwaarts van een watermolen moerasachtig gebied te vinden was
(voorbeelden van o.a. de Borghmolen te St-Oedenrode).
Ook liet hij met behulp van twee kaartjes van het Jekerdal zien hoe, ten
gevolge van het verdwijnen van de drie watermolens, het Jekerdal verdroogd is (en zelfs de Servatiusbron op het Vrijthof opgedroogd is).
Voor het onderzoek van de watermolenlandschappen, o.a. van de St. Ursulamolen in het Leudal bij Haelen, gaf Hans aan dat eerst de waterstanden van de beek berekend moeten worden; in de situatie zonder stuw (of
met de stuw open) en in de situatie met het hoogste waterpeil ten gevolge
van het sluiten van de stuw. Met hoogte kaartjes en tegenwoordig met
allerlei vernuftige meetapparatuur en met behulp van satellieten kan dan
de tweede stap gemaakt worden: de berekende drooglegging van de dalbodem (de stuwschaduw).
De derde stap is dan beide voorgaande stappen integreren; de plattegrond van de molenbiotoop en de plattegrond van de stuwschaduw intekenen op de kaart. Vervolgens de buitenste lijnen nemen van beide lijnen.
Dat is het Watermolenlandschap.
Dit kan ook in een stad plaats vinden, al zal daar het landschap “krapper”
zijn (denk hierbij aan de verdwenen Woenselsche Watermolen, die effect
in Eindhoven had, met o.a. “de Plekhoek”, die vaak onder water stond).
Bij het onderzoek is dan ook nog gekeken naar de staat van de volgende
cultuurhistorische aspecten: de onderhoudstoestand en de authenticiteit
van de gebouwen en bijzondere elementen, het maalwerk en de aandrijving en de waterwerken. Dan is het rapport van het watermolenlandschap
compleet.
Aan het eind van de lezing waren er nog diverse vragen die Hans heeft
beantwoord.
Aan het applaus te beoordelen, mag aangenomen worden dat de lezing
door de aanwezigen als zeer boeiend en derhalve als geslaagd is ervaren.
Mark Dwarswaard
19
Laarbeekse scholen bezoeken molen de Leest
In de afgelopen 4 maanden hebben de groepen 6 van alle Laarbeekse
scholen molen de Leest in Lieshout bezocht. Er zijn 11 klassen met in
totaal 300 kinderen en zo’n 50 begeleiders te gast geweest op de molen.
Jan Tielemans geeft uitleg aan de Laarbeekse jeugd onder
toeziend oog van enkele ouders.
Eind vorig jaar hebben de molenaars van de Leest het initiatief genomen
om alle Laarbeekse scholen te vragen om de molen en het molenaarswerk in de lessen in te passen. Met de leerkrachten van groep 6 is het
lespakket “Zo gaat de molen!” van de stichting Erfgoed Brabant besproken. Dit lespakket sluit precies aan bij de leerdoelstellingen van groep 6
en gaat in op de historie van de molens, de soorten molens, de soorten
energie, de techniek, enz... Alle leerkrachten waren enthousiast over deze
mogelijkheid en hebben het lespakket besteld en ingepast in de lessen.
Vervolgens is er een planning gemaakt voor het bezoek aan de molen in
het afgelopen voorjaar.
Voordat de klassen bij de molen komen hebben ze op school een aantal
onderdelen van het lespakket behandeld: er wordt gestart met een verhaal dat in 1870 is gesitueerd, zodat het verschil met hoe toen gedacht en
20
gedaan werd tegenover nu, duidelijk wordt. Vervolgens werken de kinderen individueel of in groepen aan een achttal themakaarten waarbij diverse vakken aan bod komen: taal, rekenen, geschiedenis, techniek, natuur en milieu, aardrijkskunde, gezondheid en kunstzinnige vorming. Dat
alles wordt natuurlijk in verband gebracht met molens, zodat de kinderen
daar op een leuke wijze kennis over opdoen.
Dan is het tijd voor een bezoek aan de molen. Bij elk bezoek zijn de klassen door de molenaars en leden van de molenwerkgroep van heemkundekring “’t Hof van Liessent” begeleid. De klassen werden opgedeeld in
kleine groepen, die om de beurt aan een activiteit deelnamen. Een tweetal
activiteiten bestonden uit de rondleiding door de molen en aan de hand
van een fotokaart diverse onderdelen van de molen opzoeken. De derde
activiteit werd gevormd door een tweetal spelletjes: met een lepel zoveel
mogelijk graan over een parcours naar een pot brengen en natuurlijk zaklopen.
Als het mogelijk was hebben we de groep die werd rondgeleid de kap van
de molen laten kruien, om zo de wieken goed op de wind te zetten, op de
foto zijn dat kinderen van De Muldershof uit Beek en Donk. Dan draaien
ze toch mooi een gewicht van zo’n 18 ton rond!
Niet alle groepen hebben het geluk gehad dat er voldoende wind was om
de wieken te laten draaien, maar dat kun je nu eenmaal niet sturen. Ook
hebben we een aantal groepen niet alles kunnen laten zien vanwege het
onderhoud dat veel langer duurde dan gepland. Maar na elk bezoek was
iedereen erg enthousiast. Zowel kinderen, leerkrachten en begeleiders
hebben dat meermaals gezegd of laten weten in een mailtje. De meesten
zeiden dan ook: “Tot volgend jaar”.
Daarmee hebben de molenaars en de werkgroep hun doelstelling bereikt:
op een leuke en gestructureerde manier over de de molen en het molenaarswerk vertellen aan de kinderen. Ook volgend jaar gaat dit zeker
weer gebeuren!
Jan Tielemans
21
Vulstukken
Molensteenfabriek “De Vereulithe” te Heeze (2)
In Peellands Molennieuws nr. 79 van september 2013 verscheen het eerste artikel over de Molensteenfabriek “De Vereulithe” te Heeze; actief in
het begin van de 20e eeuw.
Het artikel eindigde met de slotopmerking dat er nog een dergelijk maalsteentje in Peelland aanwezig was. Enkele maanden na het verschijnen
van het artikel, op 18 december j.l., hebben we de gietijzeren maalstoel
kunnen bekijken. “We” zijn, Mares Verheijen, molenaar van de “Laurentia”
in Milheeze en contactpersoon in deze, Jan Scheirs, molenaar op de
Kerkhovense Molen in Oisterwijk en bezig met een brede studie over de
productie van kunststenen en ondergetekende.
We gingen op bezoek bij Jan van Heuven. Jan is verzamelaar van oude
tractoren, stationaire motoren en “aanverwante”, want als je met een stationaire motor aan een tentoonstelling deelneemt, wil je ook graag demonstreren wat zo’n motor
kan aandrijven. Met
deze achtergrond
kwam Jan zo’n 20 jaar
geleden in het bezit
van een exemplaar van
een Vereulithe gietijzeren maalstoel met
Vereulithe gietijzeren
maalstoel op houten
onderstel. De rails
voor het los halen
van de deksel zijn
zojuist aangeschroefd.
(Foto: Gerard Sturkenboom)
22
kunststeentjes met een diameter
van 44 cm. Hij moest hem daarvoor wel van een de zolder van
een schuur bij een boerderij in
Helmond takelen.
Speciaal voor ons bezoek had
Jan de maalstoel uit de opslag
naar zijn huis in Milheeze gehaald en een dag besteed om
hem er mooi uit te laten zien. De
maalstoel mocht inderdaad gezien worden! Het bleek hetzelfde
model als op de briefkaart uit het
eerste artikel op blz. 11.
Hierbij enkele foto’s om een indruk te krijgen. Het is een compleet en origineel, werkend
exemplaar. Duidelijk een model
dat in serie is gemaakt, maar
waarvan helaas geen aantallen
bekend zijn.
Hierbij ook nog wat aanvullende
informatie over Vereulithe, door
Eigenaar Jan van Heuven demonstreert hoe de deksel met “ligger” steen
losgehaald kan worden voor
onderhoud.
(Foto: Gerard Sturkenboom)
Jan Scheirs in oude jaargangen van
het vakblad “De Molenaar” opgemerkt·
In 1906 stelt een lezer de vraag wat
de ervaringen van collega’s zijn met
de maalstoelen en stenen van
Vereulithe (een reactie is niet teruggevonden).
In 1909 is er sprake van een nijverheidstentoonstelling “Stad Tilburg” in
Tilburg. De firma Seck uit Dresden
heeft een van de stands ingericht.
Jan Scheirs (boven) en Jan van Heuven bekijken de ligger.
(Foto: Gerard Sturkenboom
23
Daar is in werking te zien een maalstoel met liggende as en verticaal
draaiende “Vereulithe patent maalstenen” (met een diameter van 52,5 cm
en een toerental van ca. 650 toeren/minuut). Ze hebben kennelijk veel
kleine maalstoeltjes gemaakt in die tijd. Er zijn in de stand echter ook grotere stenen van de firma te
zien (ook “patent”) met een
diameter van 140 cm, die
volgens de verslaggever
zeer goed afgewerkt zijn.
In 1913 adverteren ze met
de tekst: “specialiteit in
schorsstenen en complete
maalinrichtingen”.
Naamplaatje van de fabrikant
Eveneens in dat jaar blijkt
(Foto: Gerard Sturkenboom)
dat zij in de firma J. Beltman JWz. te Deventer, fabriek voor o.a. maalwerktuigen, een vertegenwoordiger voor Gelderland en Overijssel hadden.
Gerard Sturkenboom
(Met dank aan Jan van Heuven en Mares Verheijen voor het feit dat we
het maalstoeltje zo uitgebreid mochten bekijken en documenteren.)
Landelijke examen in het Gelderse Vaassen
Ruim twee jaar geleden begon het avontuur voor mij. Het avontuur dat
“molen” heet. Het begon met de opleiding. Hoofdstuk 1 is volbracht en nu
verder met het boek. Af is het zeker nog niet.
De reden dat ik ben begonnen met de opleiding had deels te maken met
familie en deels mijn werk. De opa van mijn opa, moeders kant, is ooit
begonnen als molenaarsknecht en kocht op zijn 34ste een molen: ”De
Maagd” in Hulshorst, die nog dagelijks beroepsmatig draait en maalt. Voor
zijn zoon kocht hij de molen in Vaassen, die in die tijd, 1915, al een motor
bezat. In de jaren 40 nam uiteindelijk mijn opa het over en breidde het uit
met een maalderij. Zijn vrouw kwam ook uit een molenaarsfamilie: Vorderman te Wenum. Mijn oma dus, nu 97 jaar, heeft nog een broertje (94 jaar)
die daar nog dagelijks draait. Mijn ouders zijn 40 jaar geleden neer gestreken in Boxmeer waar ik geboren en getogen ben. Inmiddels woon ik 11
jaar in Mierlo met mijn vrouw Ilse en 2 kinderen, Bregje en Harm.
Zelf werk ik sinds 2000 bij een mengvoederbedrijf in Oirschot. Daar heeft
vroeger de Stratense/vanKesselmolen gestaan. Een standerdmolen die
begin jaren 50 gesloopt is.
Het proces van heden ten dage in een maalderij gaat er iets sneller aan
toe en heeft een behoorlijke ontwikkeling meegemaakt. Intussen heb ik al
24
meerdere molenaars een rondleiding gegeven op de fabriek. Mochten er
nog geïnteresseerden zijn hiervoor dan hoor ik het graag.
([email protected])
De affiniteit met het industriële vak bracht me weer naar het al oude ambacht. Iets waar ik me altijd wel voor interesseerde, alleen moest de juiste
tijd nog komen. Doordat een vriend van mij was begonnen met de opleiding kon ik me informeren hoe de opleiding precies in elkaar stak. Belangrijk voor mij was, wat kun je
ermee doen en wat wil je er
mee doen. Door die vraag
voor je zelf te willen beantwoorden word je al snel
“besmet’ en krijg je de welbekende klap van de wiek.
Ik had het voorrecht om, als
afsluiting van mijn opleiding,
de laatste 2 jaar in Heeze te
mogen lessen. Ik heb veel
geleerd van Gerard, Leo en
Rob. Maar ook zeker van
andere molenaars. Een
warm welkom in Mierlo, op
de Standerdmolen bij Fons
en Miek, gaf me een goed
gevoel en een mooi begin
om daar een toekomst op te
bouwen.
Afgelopen najaar mocht ik
proefexamen doen in Hapert. En daar haperde het
wel een beetje qua zenuwen, maar ik was in ieder
De stellingmolen waarop het examen
geval wel geslaagd. Toen
werd afgelegd:
kwam er een ander doel in
Daams
molen in Vaasen
zicht: het landelijk examen.
(Foto:
Wikipedia)
En wat zou dat gaaf zijn als
je dat kunt doen op een molen die meer dan 70 jaar in het bezit is geweest van je eigen familie. Ik
heb daarom speciaal aangevraagd om mijn examen in Vaassen te mogen
doen en gelukkig waren er genoeg kandidaten in de buurt én waren er
geslaagde molenaars aanwezig. De lat leg je voor jezelf wel wat hoger
door dit aan te gaan maar uiteindelijk was het resultaat bevredigend.
In Vaassen werd in 1870 een achtkantige stelling molen gebouwd, Daams
molen, die na 4 eigenaren in 1915 in bezit kwam van Carel de Rooy. In
1932 werden het gevlucht eraf gehaald en in de jaren 60 werd de maalde25
rij verplaatst naar een andere locatie in Vaassen. De molen werd in het
begin nog voor opslag gebruikt maar later trad het verval in. In 1984 werd
de molen van mijn opa verkocht aan de gemeente en kreeg de “ Stichting
Vaassens molen” de molen voor 1 gulden in zijn bezit. Uiteraard met als
opdracht deze in 5 jaar tijd te laten restaureren. Na vele acties in het dorp
werd er ruim 2 ton opgehaald en daardoor kwam er nog meer geld los bij
verschillende instanties. In 1990 draaide de molen weer volop. In 2012
werd de molen nog eens 5 meter verhoogd, omdat de windvang in het
geding kwam. Inmiddels zit er een koffie/thee huisje onder in de molen en
wordt er wekelijks gedraaid.
Op maandag 14 april, een mooie datum 14-04-’14, was de dag dat het
moest gebeuren. Een ietwat ontstuimige dag, windkracht 5 met hier en
daar een bui. Ik mocht als tweede om 11 uur beginnen.
De examencommissie bestond uit Ton Maas, Jan Wieffer, Dirk-jan Abelskamp en notulist Pierre Konings, een gezellig groepje. Na mijn verhaal
gedaan te hebben met de reden waarom we daar in Vaassen waren, kon
ik beginnen. Het begon met een veld te kruien en een lange halve voor te
leggen en daarna weer vast te klampen. Met vastklampen ben ik gewend
om wat ruimte te hebben, wat gebruikelijk is bij een standerdmolen. Alleen
als je op een achtkantige stellingmolen de binnenroede op de hoek hebt
staan, heb je niet veel ruimte om die juiste swing te kunnen maken. Maar
na enkele pogingen ging dat ook goed. Het examengedeelte In de kap en
de vragen over het weer verliepen prima. Gelukkig was er geen lang overleg nodig bij de commissie en kreeg ik mijn speldje.
Na het goede nieuws ben ik meteen naar mijn oma gegaan waar ook mijn
ouders waren. Na daar samen een broodje gegeten te hebben reisde ik
terug naar Mierlo, waar Fons de molen al in de vreugd had gezet!
Nu, enkele maanden later, heb ik mijn draai kunnen vinden in Mierlo en
ben vaak te vinden op de standerdmolen. Om de zaterdag en dinsdagavond ben ik op de molen. Zaterdags meer om bezoekers rond te leiden
en op dinsdagavond meer om te klussen.
Ronald Groothedde
26
Op de bil
De Oostenwind zonder gevlucht
Begin juli was het eindelijk zover: het Besluit tot Subsidieverlening door
het College van Gedeputeerde Staten kwam binnen. Dit betekende dat nu
begonnen kon worden met de al lang van te voren in een zogenaamde
Bouwhistorische Verkenning omschreven restauratie of vervanging van
het gevlucht kon worden begonnen.
De beide Potroeden, gefabriceerd in 1880 en sinds 1928 draaiend op de
molen in Asten maar oorspronkelijk ongeveer een meter langer, begonnen na 135 jaar dienst gedaan te hebben aardig te verslijten. Op enkele
plekken begonnen ze door te roesten. Meerdere malen waren er al stukken van de hoeklijnen waarop de roedplaten geklonken zitten, naar beneden komen vallen en op veel plekken zag je ronde gaten waar ooit eens
klinknagels gezeten moesten hebben. Duidelijk tijd voor enige actie dus.
Op maandag 1 september om precies 10 minuten voor 8 arriveerde de
kraanwagen met behulp waarvan de twee Potroeden verwijderd zouden
worden. Enkele dagen tevoren waren de vier roeden al ontdaan van hekwerk en voorzomen, zodat ze alleen nog maar even uit de askop getild
hoefden te worden. Spitijzers en wiggen, op een paar na, waren eveneens verwijderd dus een en ander zou vlot moeten verlopen.
Al snel bleek echter dat de insteekkop, gegoten bij Mercx in Tilburg, aan
de krappe kant was voor de roeden die hij droeg. Roeden en askop hoorden oorspronkelijk niet bij elkaar: de roeden zijn in 1927 gekocht in NoordHolland en kwamen van een afgebroken poldermolen, de askop kwam
waarschijnlijk van een molen uit de buurt van Geffen. Helemaal op elkaar
afgestemd zijn ze dus niet, maar toentertijd vond men blijkbaar, uit zuinigheidoverwegingen waarschijnlijk, dat een en ander maar moest passen.
De eerste centimeters ging de eerste roe, na wat heen en weer schudden
aan het ondereind, vlot uit de kop, maar verder dan een centimeter of dertig wilde hij niet. Dan nog maar enkele keren terug en weer omhoog, maar
ook dat wilde niet helpen. Op mijn advies werden vervolgens enkele flinke
likken reuzel aan de beide zijkanten van de roe gesmeerd en daardoor
27
kwam hij wel iets verder omhoog, maar bleef vervolgens toch weer steken. Meer modernere smeermiddelen werden aangewend, maar dat
mocht ook al niet baten. Het gevlucht een slag om zetten en het via het
andere uiteinde van de roe proberen bleek geen optie, want de roe was
aan beid zijden van de askop behoorlijk uitgezet door roestvorming.
De zware hamer en tenslotte de slijptol bleken de roe uiteindelijk zoveel
angst aan te jagen dat hij zijn verzet op gaf. Na ongeveer een uur en een
kwartier kon men de eerste roe hangend aan een 55 meter lange arm,
hoog boven het maaiveld zien zweven. Hij kon niet rechtstreeks op de
intussen gearriveerde
dieplader geladen
worden, die kon niet
het smalle doodlopende straatje voor
de molen in. Voorzichtig, met veel eerbied voor zijn leeftijd,
werd de roe dan ook
op het grasveld voor
de molen gelegd.
De tweede roe bood
boven verwachting,
aanzienlijk minder
De eerste, weerbarstige, roe landt op het
verzet en lag nauwegrasveld voor de molen.
lijks een kwartier la(Foto: Geert van Stekelenburg)
ter, gebroederlijk
naast zijn lotgenoot in het gras.
Enkele dagen eerder had ik met behulp van een klein fotocameraatje via
de uiteinden de binnenkant van de roeden al gefotografeerd. Daarbij was
me al opgevallen dat er toch nog wel hele stukken van de roe in redelijke
staat leken te verkeren. Nu de roeden zo gelegen naast elkaar in het gras
nog eens heel goed van dichtbij bekeken konden worden, kwamen wij (de
groep deskundigen die bestond uit drie molenaars en drie molenbouwers)
min of meer tot de conclusie dat restaureren er beslist nog wel in zou zitten. Hiervoor moet volgens de eisen van de Rijksdienst minimaal 40% van
de roe nog in goede tot redelijke staat verkeren.
Na het verplaatsen van de kraan was het op de dieplader laden van de
beide roeden snel afgehandeld. En na goed bevestigd te zijn met kettingen en spanbanden kon de lading rechtstreeks naar de staalstralerij in
Weert. Daarna zullen ze naar de werkplaats van Molenbouwer Adriaens
28
gaan, waar samen met de mensen van de Rijksdienst bekeken gaat worden of tot restauratie kan worden overgegaan.
Een eventuele restauratie zal plaats vinden in de werkplaats van Adriaens. Dit bedrijf heeft al enige jaren ervaring met het klinken van roeden.
Bij hen worden namelijk el enige jaren de zogenaamde Verhaegenroeden
geklonken voor diverse Vlaamse molens. Onlangs hebben zij ook ervaring
opgedaan met het klinken van een Potroede die bestemd was voor de
molen van Horn.
In de tijd dat de molen er werkeloos bijstaat, gaat de schilder aan het werk
om de gehele buitenkant van de molen er weer als nieuw uit te laten zien.
Hierbij wordt voor het eerst een Noorse verfsoort gebruikt.
Verder wordt gekeken
wat de oorzaak is van
het loskomen van de
insteekas. Deze is het
laatste jaar ongeveer
2 tot 3 centimeter
naar buiten gekomen.
Ook krijgt het bovenwiel een onderhoudsbeurt. De kruisarmen
van het wiel vertonen
namelijk een veel te
grote onderlinge ruimDe twee Potroeden op de vrachtwagen, klaar voor
te, het geheel wordt
vertrek naar Weert.
opnieuw aangetrok(Foto: Geert van Stekelenburg)
ken en weer rond
gemaakt.
Tot slot zal ook de staart na ruim honderd jaar dienst gedaan te hebben,
vervangen moeten worden. Uit oude foto’s die bij de Bouwhistorische Verkenning gebruikt zijn, bleek dat deze rond 1900 al uit twee gedeelten bestond, dat gaat dus nu ook weer gebeuren.
Wanneer het gevlucht zijn allereerste omwentelingen weer zal maken is
nog niet bekend. In de subsidietoekenning wordt vereist dat alle activiteiten plaats zullen vinden in de periode van 1 september tot en met 30 oktober 2014, maar wellicht is een aanvraag tot verlenging van deze periode
noodzakelijk.
Geert van Stekelenburg
29
Brabants-Vlaamse molenaarscontactdag 2014
Op zaterdag 11 oktober wordt de jaarlijks georganiseerde BrabantsVlaamse molenaarscontactdag gehouden in de gemeenten HeezeLeende en Cranendonck. In totaal zullen vijf molens te bezichtigen zijn en
speciaal voor de geïnteresseerden, de kerktoren in Leende.
Oud-voorzitter van de Peellandse Molenstichting, Joep Coppens, was
begin jaren ’80 een van de initiatiefnemers van wat een jaarlijkse traditie
werd. Ieder jaar komen de Noord-Brabantse en Vlaamse molenaars om
en om bij elkaar op bezoek. Dit jaar zijn de Brabanders weer de uitnodigende partij.
De te bezoeken molens zijn:
- Bergmolen St. Victor in Heeze
- Standerdmolen De Heimolen in Leenderstrijp
- Stellingmolen Nooit Gedagt in Budel
- Bergmolen Zeldenrust in Budel
- Bergmolen Janzona in Budel-Schoot
En verder bestaat de mogelijkheid om deel te nemen aan een rondleiding
in de kerktoren van Leende, die al dateert van de 15e eeuw. De spits, na
brand in 1700 vernieuwd , is een mooie 8-kante constructie.
Opmerkelijk: m.u.v. van de molen in Heeze zijn alle molens particulier eigendom.
Aanvang/ontvangst in het gemeentehuis te Heeze: 12:00 - 12:30
Afsluitend warm en koud buffet in de Coockpit, restaurant van het vliegveld in Budel.
Uiteraard gaat het niet alleen om de molens en de kerktoren. Vooral ook
door de onderlinge contacten is deze molenaarscontactdag een succes
geworden.
Opgave is mogelijk door € 25,- over te maken op NL08 TRIO 0197
7299 32 ten name van: Het Gilde van Vrijwillige Molenaars Afd. Brabant in Hilvarenbeek; dit kan tot uiterlijk 6 oktober.
Alle leden van het Gilde in Brabant en vrienden van de Peellandse Molenstichting ontvangen nog persoonlijk een uitnodiging.
Namens de organisatie,
Gerard Sturkenboom
30
Drie van de vijf te bezoeken molens. Alle drie buiten het
werkgebied van de Peellandse Molenstichting.
Boven: molen Zeldenrust en linksonder molen
Nooit Gedagt, beiden in Budel. Rechtsonder
het achtkant Janzona in Budel-Schoot.
(Foto’s: Gerard Sturkenboom)
31
Peellandse Molenstichting
Bestuur:
Voorzitter:
Secretaris:
Penningmeester:
Marc van Deursen, Kerkstraat 33, 5711 GT Someren, 0493-495421
JanTielemans, Schutsstraat 22,5737EW Lieshout, 06 51815 316
Gerard Sturkenboom, Biss. Arnoutlaan 14, 5591 BL Heeze, 040-2262602
Jeroen van Boxmeer, Deel 49, 5421 RS Gemert, 06-11735432
Mark Dwarswaard, Stadhuisplein 237, 5461 KR Veghel, 06-83218118
Geert van Stekelenburg, Hofstraat 26, 5721 BB Asten, 0493-693504
Charles de Theije, Randweg 22, 5754 RL Deurne, 0493-322348
Molenkalender 2014:
Peellandse Molendag:
Brabants-Vlaamse molencontactdag
5 oktober
11 oktober
Over molens en mulders in Peelland:
www.peellandsemolenstichting.nl
32