Asbest Samenvatting Het Asbestverwijderingsbesluit 2005 geldt vanaf 1 maart 2006 (laatst gewijzigd 2010). In het besluit staan voorschriften over het uitvoeren van een asbestinventarisatie en het verwijderen van asbest. Sommige particulieren en aannemers gaan nog steeds niet goed om met asbesthoudend materiaal. Uit onwetendheid, uit onbekommerdheid, uit gebrek aan verantwoordelijkheidszin, enz. In dit document wordt ingegaan op de aanpassingen van de regelgeving en een stuk achtergrondinformatie over asbest. het milieubeleid is gericht op vermindering van de risico’s van blootstelling aan asbest via de lucht tot in elk geval beneden het maximaal toelaatbaar risiconiveau (mtr), en zo mogelijk tot de streefwaarde die gelijk is aan het verwaarloosbaar risiconiveau (vr). Omgaan met asbest houdt een zeker risico in maar dit risico kan door het uitvoeren van enkele eenvoudige maatregelen beperkt worden tot een heel laag niveau. deze maatregelen hebben uiteindelijk allen hetzelfde doel: vermijd of beperk vezelemissie bij het omgaan met asbesthoudend materiaal. In de jaren ’80 van de vorige eeuw lagen de concentraties in de buitenlucht gemiddeld tussen de 100 en 1.000 vezels/ m³. Sinds het verbod op asbest in 1993 zijn de concentraties asbest in de lucht gedaald. Op dit moment wordt de achtergrondconcentratie vooral veroorzaakt door emissies vanuit verweerde asbestcementproducten en door incidenten in gebouwen die asbest bevatten. Op basis van incidentele metingen die zijn uitgevoerd wordt geschat dat de huidige achtergrondconcentratie asbest in de buitenlucht tussen de 20 en 100 vezels/m³ bedraagt. Gegeven dat deze concentraties net iets boven de huidige VR-niveau liggen, is er een (beperkt) risico in stedelijke gebieden. In de buurt van asbestbronnen kan de concentratie hoger zijn dan de gemiddelde achtergrondconcentratie. Dat kan bijvoorbeeld als dakgoten niet voldoende functioneren, zodat uitgespoelde asbestvezels op de grond terecht kunnen komen en in aangrenzende woningen worden ingelopen. In de woning kan dit vervolgens leiden tot langdurige blootstelling aan hogere asbestconcentraties dan gemiddeld in het buitenmilieu. Er is tot op heden geen specifiek onderzoek in Nederland gedaan naar de omvang van dit risico. Sinds de motie-Poppe uit 2010 (dossier 25834, nr. 53 22 april 2010) moet elk bevoegd gezag een deskundig toezichthouder Asbest in dienst hebben. In de kwaliteitscriteria wordt de Asbestdeskundige verplicht gesteld per 1 januari 2015 In dit document wordt dieper ingegaan op de wet- en regelgeving over asbest, waardoor . Ook wordt ingegaan op het goed afhandelen van de aanvragen voor een omgevingsvergunningen het uitvoerentoezicht op de projectlocaties. Als laatste wordt er ingegaan op een aantal relevante ontwikkelingen voor de nabije toekomst. Dit document bevat relevante informatie voor iedereen binnen het bevoegd gezaglijke asbestketen, maar is zeker geen alles omvattend document. Ruud Koot 04E-100712-140075 52F-090611-520025 06-30451943 2 Inhoudsopgave Inhoud Samenvatting 2 Definities 8 Inleiding 10 Wat is asbest? 11 Asbesttoepassingen 12 Verbod op asbest 14 Het productieproces van asbestcement 14 Vlakke platen 15 Golfplaten 15 Buizen 15 Overige producten 16 Nabewerking 16 Asbest herkennen 16 Is het asbest hechtgebonden of niet? 17 Moet asbesthoudend materiaal altijd verwijderen worden? 18 Mag men asbesthoudende daken reinigen ? 18 Gevaren van asbest 18 Welke aandoeningen kunnen veroorzaakt worden door asbest? 18 Regelgeving 19 Wetgeving van de Europese Unie 20 Stoffen, mengsels en voorwerpen 20 REACH: Registratie, Evaluatie, Autorisatie en beperkingen van Chemische stoffen 20 Richtlijn Remmen 20 Afvalstoffen 21 Kaderrichtlijn afvalstoffen 21 Europese Afvalstoffenlijst (Eural) 21 Europese verordening voor de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) 21 Richtlijn ter voorkoming en vermindering van verontreiniging van het milieu door asbest 21 Arbeidsomstandigheden 21 Richtlijn ter bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk 21 Richtlijn over het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers 21 Richtlijn over de bescherming van werknemers tegen risico’s van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk 21 Sloopmelding in plaats van sloopvergunning 22 De asbestketen 22 Wettelijke grondslag 24 Publiekrechtelijke regelingen 25 Privaatrechtelijke regelingen 25 sloopmelding of sloopvergunning? 25 Situaties waarbij met een melding kan worden volstaan: 26 Situaties waarbij een asbestsloopvergunning noch een mededeling nodig is: 26 Sloopvergunning 27 Sloopmelding 27 Wanneer is een sloopmelding verplicht? 27 Termijn sloopmelding 28 Aan te leveren gegevens bij een sloopmelding 29 De asbestinventarisatie 29 Uitzonderingen op de asbestinventarisatieplicht 30 3 Uitsluitend voor particulieren gelden de volgende uitzonderingen: Uitsluitend voor bedrijven gelden de volgende uitzonderingen: Aanleveren asbestinventarisatie Type A: Asbestinventarisatie voor afbreken/uit elkaar nemen/gebruiken van een bouwwerk of object. Type-B : Aanvullende asbestinventarisatie tijdens bouwkundige sloop. Type 0: Beperkte inventarisatie voorafgaand aan een risicobeoordeling conform NEN 2991: 2005 Type-G: Inventarisatie van asbest gericht op het gebruik van het gebouw. NEN 2991:2005 Risico-onderzoek asbest in gebouwen NEN 2991 niet verplicht en valt buiten het SC–540 regime Onderzoek bij sloop- en niet-sloopsituaties Wanneer wordt een NEN 2991-onderzoek geadviseerd Wat zijn volgens SC–540 asbestbesmettingen Directe norm overschrijdende blootstelling aan asbestvezels in de lucht Beperkingen of uitsluitingen De kwaliteit van de inventarisatie en rapportage De volledigheid van de inventarisatie en rapportage De representativiteit van de rapportage De indieningswijze van de sloopmelding Risicoklassen Het verwijderen van asbesthoudende toepassingen Relevante documenten: Verplichting asbestinventarisatierapport Verwijderen conform inventarisatierapport Werkplan met de status “geschikt voor uitvoering” Werkvolgorde Hygiënische beschermingsmaatregelen Het containment Het afzetten van het werkgebied Het containment Onderdrukmachine Onderdrukregistratie Materiaal en materieel Materiaalsluis Afval Decontaminatie Eindbeoordeling Opslag asbesthoudend afval Aandachtspunten bij de visuele controle gebaseerd op NEN 2990:2005 nl Aandachtspunten bij visuele controle Eindinspectie in kruipruimten Eindinspectie na een sanering met glovebag of couveusezak Melden van onvoorzien asbest Verbouw en sloop Asbest in bouwwerken Asbest in objecten Asbestincidenten (Asbestbrand, stormschade, vandalisme en illegale sloop) Afval Wegen Bodem en puingranulaat Protocollen voor (water)bodemonderzoek. Risicobeoordeling van een bodemverontreiniging met asbest. Hergebruik van asbesthoudende grond, baggerspecie en bouwstoffen. 30 30 30 31 33 34 34 34 36 37 37 37 37 38 39 39 40 40 40 41 41 41 41 42 43 43 44 44 45 45 46 46 46 47 47 48 48 49 49 49 49 49 50 50 50 50 50 51 51 51 51 52 4 Het vervoer van asbest (-houdend afval) Wet vervoer gevaarlijke stoffen Verpakking en vervoer van bulkmaterialen Stortbonnen en afvalstroomnummers. Veel voorkomende overtredingen bij asbestsaneringen Sanctiemiddelen Maatregelen algemeen Herstelsancties Schorsing als ordemaatregel Handelen in de geest van een norm Toetsen asbest-inventarisatierapport Kenmerken vaststellen Afwijkingen Beoordeling van het rapport Vervolgacties Asbest toezicht op locatie Toezicht, handhaving en handhavingsinstrumenten. Wettelijke basis Aanleidingen om een locatie te bezoeken in het kader van toezicht Voorbereiding voor locatiebezoek in het kader van toezicht De bevoegdheden van de toezichthouder Te controleren aspecten in het kader van toezicht Voorbereiding (op kantoor) De asbestverwijdering (op de saneringslocatie) Alleen bij een sloopvergunning: In alle gevallen: Na afloop van de asbestverwijdering (op kantoor) Alleen bij een sloopvergunning: Hoe verder te handelen door de toezichthouder? Maatregelen bij een asbestbrand Wat zijn de mogelijkheden om op te treden? Bestuursrechtelijk optreden Bestuursdwang Last onder dwangsom Rechtsmiddelen Strafrechtelijk optreden Strafbaarstelling en strafmaat Avb 2005 Strafbaarstelling overige wetgeving Gebruik van bevoegdheden Strafrechtelijk bewijsgebruik Van toezicht naar strafvordering Samenwerking Samenwerking op gemeentelijk niveau Deskundig toezicht Situatie op slooplocatie vaststellen Openlucht Containment Glove-bag Asbest isoleren Coaten Ruimtelijke afscheiding Controle van de administratie op locatie 53 54 54 55 56 57 57 58 58 59 59 59 60 60 62 62 62 62 63 64 64 65 65 65 65 65 65 65 66 67 68 69 69 69 69 70 70 71 71 72 72 73 73 74 75 75 75 75 76 76 76 77 5 Vervolgacties Verdeling van toezicht Het landelijk asbest volgsysteem Nieuwe grenswaarden Bijlagen Bijlage 1: Beoordelingslijst asbestinventarisatierapporten Bijlage 2: Controlelijst BWT voor sloopwerken en asbestverwijdering op locatie Bijlage 3: Overzicht relatie met wet en regelgeving bij toezicht Bijlage 4: Normen voor arbeidssituaties Bijlage 5 Berekening benodigde ventilatiecapaciteit Bijlage 6 Gerelateerde wet en regelgeving. Risicoklassen in de wet en regelgeving Risicoklasse 1 Grenswaarde Preventieve Maatregelen Risicoklasse 2 Grenswaarde Collectieve beschermingsmaatregelen Persoonlijke beschermingsmaatregelen Risicoklasse 3 Grenswaarde Persoonlijke beschermingsmaatregelen Verzwaarde eindbeoordeling Overzicht asbestregelgeving met vindplaats en Nota van Toelichting Bijlage 7 Voorbeelden asbesttoepassingen. Waar is asbest toegepast? Buitengevel en dak Zolder Badkamer Slaapkamer Woonkamer Keuken Toilet Gang/entree/hal Meterkast Trapkast Kruipruimte Tuin Schuur/garage Balkon Schaarse toepassingen: Utiliteitsgebouwen: Bijlage 8 Normen en richtlijnen. Normen en richtlijnen: Bijlage 6 identificatie van certificaathouders IDENTIFICATIE VAN CERTIFICAATHOUDERS (SC-710) Deskundig toezichthouder bestaand DT A [A] Asbestverwijderaar nieuw DAV [B] Deskundige Asbestinventariseerder nieuw DIA [G] Asbestdeskundige ADK met exameninstelling [F] Deskundig Asbest Acceptant met exameninstelling [H] Het SCA-Certificaatnummer voor procescertificaten 79 79 80 81 82 83 84 86 90 91 92 93 93 93 93 93 93 93 93 93 94 94 94 95 97 98 98 98 99 99 99 100 100 100 101 101 101 102 102 102 103 103 104 105 106 107 107 107 108 108 108 109 6 Asbestverwijdering [c] Asbestinventarisatie [D] Bronvermelding Overige documenten: 109 109 110 110 7 Definities Bouwen: Slopen: Gebouw: Bouwwerk: Object: Bevoegd gezag: Asbest: Asbestvezel Serpentijnasbest: Amfiboolasbest: Incident: Direct waarneembaar asbest Niet-direct waarneembaar asbest Onvoorzien aanwezig asbest. Bouwkundige eenheid Plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten. Het afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan. Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Een bouwwerk een constructie van enige omvang die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en die bedoeld is om ter plaatse te functioneren. Een object een apparaat, transportmiddel, constructie of installatie Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning; De volgende vezelachtige silicaten: Actinoliet (CAS-nummer 77536-66-4), Amosiet (CAS-nummer 12172-73-5), Anthofylliet (CAS-nummer 77536-67-5), Chrysotiel (CAS-nummer 12001-29-5), Crocidoliet (CAS-nummer 12001-28-4) en Tremoliet (CAS-nummer 77536-68-6) "vezels" met een lengte L van minstens 5 µm (0,000 001 meter), een diameter D kleiner dan 3 µm en een verhouding L:D van minstens 3:1. Het vezelachtige silicaat: Chrysotiel; De vezelachtige silicaten: Actinoliet, Amosiet, Mysoriet, Anthofylliet, Crocidoliet en Tremoliet Het verspreiden van asbest of asbesthoudende materialen als gevolg van brand, stormschade of vandalisme. Ook illegale sloop waarbij asbest of asbesthoudende materialen zijn verspreid is in dit verband een incident. Denk hierbij aan het op onverantwoorde wijze verwijderen van asbest waardoor het asbest of de asbesthoudende materialen zich op een vergelijkbare wijze als bijvoorbeeld door vandalisme heeft/hebben verspreid. hieronder wordt verstaan alle asbesttoepassingen die direct visueel waarneembaar zijn of die m.b.v. licht destructief onderzoek waar te nemen zijn. Bij licht destructief onderzoek wordt de bouwkundige integriteit niet aangetast. hieronder wordt verstaan alle asbesttoepassingen die niet direct visueel waarneembaar zijn of die m.b.v. licht destructief onderzoek niet waar te nemen zijn en alleen door destructief onderzoek met aantasting van de bouwkundige integriteit kan worden opgespoord. Onder destructief onderzoek wordt verstaan onderzoek naar de asbesttoepassingen, vermeld op een overzicht van redelijke vermoedelijk aanwezige asbestbronnen, opgesteld door de inventariseerder. Bij het onderzoek wordt gebruik gemaakt van zwaar materieel (gebruik makend van elektrisch of pneumatisch aangedreven gereedschap), waarbij de bouwkundige integriteit van het bouwwerk kan worden aangetast. Bij het daadwerkelijk verwijderen van deze geïnventariseerde asbesttoepassingen kan het bestaan dat er, ondanks de boven aangegeven vaststellingen met aansluitende verwijderingen, daarnaast toch nog onvoorzien asbest wordt aangetroffen. Driedimensionale ruimte, waarbinnen (een deel) van de voorgenomen werkzaamheden plaats (gaan) vinden. Een bouwkundige eenheid is niet hetzelfde als een bouwkundig element. In de SC-540 is met nadruk vastgelegd, dat een asbestinventarisatie van een 8 Kleinste bouwkundige eenheid bouwkundig/installatietechnisch element niet is toegestaan. Ook verenigt dit zich niet met het Asbest-verwijderingsbesluit-2005 en het Arbeidsomstandighedenbesluit. De kleinste bouwkunde eenheid in/aan/op een gebouw is de ruimte die noodzakelijk is om het door de opdrachtgever aangegeven asbesthoudende materiaal volgens SC-530 te laten verwijderen, zonder dat er sprake is van totaalsloop van (een gedeelte van) het gebouw. Dat betekent: voor binnenwerk, dat alle asbestverdachte bronnen moeten worden geïnventariseerd, die vallen binnen het -voor de voorgenomen asbestverwijdering noodzakelijke- containment; voor buitenwerk, dat alle asbestverdachte bronnen moeten worden geïnventariseerd, die direct onderdeel uitmaken van de constructie waaraan de voorgenomen asbestverwijdering wordt uitgevoerd. 9 Inleiding Bij het horen van het woord asbest reageren mensen op diverse manieren. Sommige personen reageren gelaten of onverschillig. Bijvoorbeeld personen die in het verleden met asbest hebben gewerkt en die niets mankeren. Andere reageren verschrikt en krijgen acuut hoofdpijn en een pijnlijke keel, weer anderen worden herinnerd aan een vriend of familielid die is overleden aan asbest. In het algemeen is het iets waar men niet bij betrokken wil raken en is kennis over dit onderwerp enkel bij een kleine groep mensen aanwezig. Afhankelijk van de ervaringen van mensen en de opgedane kennis reageert een ieder weer anders. Het is een feit dat het een enigszins ondoorzichtig onderwerp blijft. In een marktsegment waar geld een belangrijke speler is en de belangen van de diverse marktpartijen zeer groot zijn, is het daarom niet vreemd dat de overheid in de vorm van wetgeving zoveel mogelijk tracht te reguleren. Dat dit een moeilijke en nodige taak is, blijkt wel uit de diverse rapportages die regelmatig verschenen van de overheid inspectieorganen. Op dit moment zijn er in de Arbeidsomstandighedenwet diverse veiligheidsregimes opgenomen als aanvullende eisen bij het verwijderen van asbest. Afhankelijk van de mogelijke blootstelling bij het verwijderen van asbest gelden er specifieke regels. Deze regels zijn van toepassing voor zowel de asbestsaneerder als het inspectielaboratorium dat de eindcontrole na asbestverwijdering uitvoert. Wetgeving geeft zelden volledig invulling aan alle aspecten waar men in de praktijk mee wordt geconfronteerd. Voor asbest is dit niet anders. De situatie wordt gecompliceerder doordat de wetgeving ook vanuit Europa moet worden ingevuld. Dit levert in de praktijk veelvuldig discussies op hoe men deze onvolledigheden dient in te vullen. Tevens is men het ook niet altijd eens met de eisen zoals deze zijn opgenomen in de wetgeving. De huidige wetgeving op het gebied van asbest is vrij complex, de diverse aspecten van asbest, de asbestnormen en richtlijnen zijn niet in één enkel wetsartikel of richtlijn te vangen. In de bijlage is een totaal overzicht van alle wetten en regelingen opgenomen, die enige betrokkenheid hebben met dit rapport. 10 Wat is asbest? De naam “Asbest” komt van het Griekse woord ‘asbestos’: ‘onverwoestbaar’. Het is een anorchanisch silicaat met een vezelachtige structuur. Deze rotssoort is ontstaan door miljoenen jaren durende complexe geologische processen. Asbest kan gevonden worden in aders welke zich in de aardkorst bevinden. Door middel van open mijnbouw is asbest eenvoudig te delven en goedkoop te produceren. onder andere Canada, Zuid-Afrika, de voormalige Sovjet Unie en Australië komt asbest als een natuurlijke delfstof voor. Asbest heeft een aantal bijzonder goede eigenschappen. Het is sterk, buigzaam, zeer slijtvast, goed bestand tegen hitte, elektrisch isoleren en goed bestand tegen zowel zuren als logen. Het maakt meteen duidelijk waarom deze grondstof in het verleden zo veelvuldig is toegepast. Het is een makkelijk te winnen, goedkope grondstof die bovendien eenvoudig te verwerken is. Asbest is namelijk trek- en slijtvast, brandvertragend, niet elektrisch geleidend, heeft goede isolerende eigenschappen en is bestand tegen zuren en logen. Naast deze zeer goede eigenschappen heeft asbest als slechte eigenschap dat het materiaal makkelijk splijt in zeer kleine vezels. Blootstelling aan, met name inademing van, deze vezels kan op termijn een gezondheidsrisico opleveren. Aan de hand van de vezelstructuur is asbest onder te verdelen in twee hoofdgroepen: de serpentijne (ofwel spiraalvormige) vezels; de amfibole (ofwel naaldvormige) vezels. Serpentijne vezel Amfibole vezels De serpentijngroep kent maar één asbestsoort: Chrysotiel (witte asbest). Deze soort is verreweg het meest toegepast (+/- 85% van alle asbesttoepassingen). Tot de amfibole groep behoren vijf soorten asbest: Amosiet (bruin), Crocidoliet (blauw), tremoliet (grijs), Actinoliet (groen) en Anthofylliet (geel). De asbestsoorten verschillen qua uiterlijk, duurzaamheid, chemische samenstelling en kleur van elkaar. Door de kleine verschillen hebben de verschillende soorten asbest andere structuren en fysische eigenschappen (sterkte en flexibiliteit). Chrysotiel is bijvoorbeeld flexibeler dan Crocidoliet; Amosiet en Crocidoliet zijn beter bestand tegen zuren dan andere asbestsoorten. Alleen aan de kleur van het ruwe asbest kan men zien tot welke soort het asbest behoort. Wanneer het materiaal verwerkt is, kan dat niet meer. Alleen laboratoriumanalyse kan dan nog uitsluitsel geven. De Russische stad Asbest is evenals de Canadese stad Asbestos (in de provincie Québec) vernoemd naar dit natuurlijke product c.q. de verzamelnaam voor deze mineralen. Asbest werd in het begin van de 20e eeuw beschouwd als een wonder materiaal: deze, volledig natuurlijke, minerale vezel was sterk, elektrisch en akoestisch isolerend, bestand tegen chemicaliën en tegen weer en wind. En bovendien goedkoop. Redenen genoeg waarom men asbestvezels op grote schaal in talrijke producten heeft gebruikt. De uitbouw van de industriële en later de consumptiemaatschappij gaf een enorme duw in de rug aan dat gebruik. Men vindt asbest terug in dakbedekkingen en gevelbekledingen (asbestcement), in vuurbestendige platen, in remschoenen van 11 voertuigen, in vinylvloertegels, als isolatiemateriaal rond leidingen en in installaties, als spuitasbest e.d. rond draagbalken en in talrijke andere producten. Asbestvezel(bundel)s hebben door hun minerale structuur de tendens om bij verwering of bewerking in de lengte (“longitudinaal”) te splitsen en dus steeds fijner te worden. Hoe fijner de vezels hoe gemakkelijker ze in te ademen zijn. Theoretisch gezien kan elke blootstelling, hoe klein ook, leiden tot asbestziekten. Zo zijn er ziektegevallen waarbij artsen geen verband vinden tussen het optreden van een asbest gerelateerde ziekte en iemands levensloop. Maar dit is heel zeldzaam. Het risico hangt immers in sterke mate af van het aantal vezels dat men inademt, bijvoorbeeld als gevolg van het bewerken (boren, zagen, schuren) of het beschadigen van asbesthoudend materiaal. Het aantal ingeademde vezels neemt natuurlijk toe naarmate men langer aan asbestvezels wordt blootgesteld. Er is dus een betekenisvol risico bij inademing van hoge concentraties over een langere periode en zonder of met onvoldoende beschermende maatregelen. Dit was in het verleden soms het geval bij mensen die in professionele situaties met asbest in aanraking kwamen. Daarom is het belangrijk dat men het inademen van asbestvezels zo veel mogelijk voorkomt. In ons dagelijks leven komt men vooral in contact met hechtgebonden asbest, met name met (golf)platen en leien die uit asbestcement bestaan. Hechtgebonden asbesttoepassingen bevatten veel cement, lijm of kunststof. De asbestvezels zitten verankerd in het materiaal. De kans op het vrijkomen van asbestvezels in de lucht is hierdoor heel klein. Als deze materialen niet mechanisch worden bewerkt en blijven zitten, is het risico op inademing van de vezels dus erg klein. Het risico is dan ook zeer klein wanneer men op voorzichtige wijze met deze materialen omgaat. Het grootste risico zit in de niet-hechtgebonden asbesttoepassingen. Dit materiaal is zacht en brokkelt makkelijk af. Hierdoor kunnen na verloop van tijd spontaan asbestvezels vrijkomen, bijvoorbeeld door aanraking, trillingen en andere niet-mechanische bewerkingen. Particulieren zullen vooral te maken hebben met asbestcementplaten of asbestcementleien (gebruikt als dakbedekkings- of gevelbekledingsmateriaal). Ze kunnen ook in contact komen met imitatiemarmer bij vensterbanken en dorpels (het donkere, gladgepolijste “massal”), met asbestboard (brandwerende plaat die minder hard is dan asbestcement, ook wel eens Pical genoemd), met asbestkarton onder oudere vinylvloerbekleding, met asbesthoudende vinyltegels, met asbesthoudende isolatie rond oudere verwarmingsbuizen en met asbestdichtingskoord in oudere kachels. Veel van het asbestcement wat buiten is toegepast is erg verweerd en valt dan ook niet meer onder de hechtgebonden toepassingen. Asbesttoepassingen Asbestvezels zijn vanwege de goede eigenschappen, verwerkt in tal van materialen, zoals cement, textiel, kitten en lijmen. De fysische en chemische eigenschappen van asbest variëren per mineraalsoort. Regelmatig worden er nieuwe toepassingen ontdekt. Er wordt vaak gebruik gemaakt van een indeling naar de specifieke eigenschappen: Warmte-isolerend. Als warmte-isolatiemateriaal voor pijpen en leidingen, isolatieplaten, asbestkoord in rookgasafvoeren, handschoenen, haardrogers, broodroosters, strijkijzers, elektrische ovens, sudderplaatjes, kitten in de kassenbouw en om motoren van treinen. Geluidsisolerend. Als geluidsisolerend plaatmateriaal voor wanden en plafonds. Elektrisch isolerend. Beschermhulzen voor elektrische bedrading en bescherming van elektrische ovens. Brandwerend. brandwerend materiaal voor plafonds, muren en leidingdoorvoeren, biljarttafels, brandwerende kleding, branddekens, lasgordijnen, strijkplankovertrekken, deuren van brandkasten, in schepen en spuitasbest ter bescherming van staalconstructies. 12 Treksterkte. Bouwmaterialen, zoals golfplaten, dakgoten, vensterbanken, vloerluiken, gevelbekleding, traptreden, vloeren (van sporthallen), plafondtegels, leien, luifels; de meestal rode toplaag van midgetgolfbanen, wonderpluggen, gas- en waterleidingen, vloer- en wandafwerkmiddelen zoals pleisterwerk en behang, kit in voegen en sponningen. Ook in betonlijmen en betonverf. Ook als wapening in bitumen. Bestand tegen zuren en logen. Pakkingen en flenzen in de chemische en petrochemische industrie, rioolbuizen, bladen voor laboratoria en andere werktafels. Bestand tegen micro-organismen. Vinyl vloerbedekking in keukens, kunstmatige voedingsbodem (substraat) in kassen, tuintegels, plantenbakken en rioolbuizen. Diverse ander toepassingen zoals toneeldecors, filtermateriaal, gasmaskers, kleed- en toilethokjes, schoolborden, koppelingsplaten, remschoenen en remvoeringen van motorvoertuigen. Bij meer dan vijfentachtig procent van de toepassingen van asbest gaat het om Chrysotiel (wit asbest); dit type asbest is goedkoop en het vezeltype is het meest flexibel. Amosiet (bruin asbest) is vooral voor isolatiedoeleinden en brandwering gebruikt, en Crocidoliet (blauw asbest) in isolatie- en asbestcementproducten. 13 Verbod op asbest Het is in Nederland verboden asbest of asbesthoudende producten te vervaardigen, in te voeren, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen, toe te passen of te bewerken. Uitzondering hierop zijn: het voorhanden hebben of aan een ander ter beschikking stellen van een product dat rechtmatig op de markt is gebracht of waarin asbest of een asbesthoudend product rechtmatig is toegepast en dat voor de datum van inwerkingtreding van het productbesluit asbest reeds geïnstalleerd of in bedrijf was, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald; het uitvoeren van laboratoriumonderzoek of het nemen van materiaalmonsters, teneinde de samenstelling van het asbest en het asbestgehalte van asbesthoudende producten vast te stellen; het maken van aanboringen of het uitvoeren van reparatie- of onderhoudswerkzaamheden; het reinigen van kledingstukken en werktuigen die zijn gebruikt bij werkzaamheden waarbij asbest aanwezig was of is vrijgekomen; het afgraven, opslaan, tijdens het vervoer voorhanden hebben of aan een ander ter beschikking stellen van afvalstoffen indien daaraan geen asbest opzettelijk is toegevoegd, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald; het reinigen van afvalstoffen waaraan geen asbest opzettelijk is toegevoegd en waarvan na reiniging de concentratie serpetijnasbest, vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest, niet hoger is dan de in dat onderdeel aangegeven hoeveelheid per kilogram droge stof, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. handelingen die betrekking hebben op het opruimen van asbest of een asbesthoudend product dat ten gevolge van een incident is vrijgekomen. Het productieproces van asbestcement De geschiedenis van de asbestcementwarenindustrie begon in 1893, toen de Tsjech Ludwig Hatschek een asbestwarenfabriek in het Oostenrijkse Vöcklabruck kocht. Zeven jaar later patenteerde Hatcheck een procédé waarbij asbestvezels (10-25 gewichtsprocenten) als wapening werden toegepast in een mengsel met portlandcement (75-90 gewichtsprocenten) en water. Na verharding van het mengsel ontstond een steenachtige stof met een vrij grote hardheid en vastheid en een betrekkelijk gering gewicht: asbestcement. Onder de naam ‘Eternit’, afgeleid van het Griekse woord aeternus, wat eeuwig betekent, bracht Hatschek in 1903 dakbedekkingsmateriaal van asbestcement in de handel. Later zou Eternit de naam worden van de meeste bedrijven die met het patent van Hatschek gingen werken. De Hatschek-methode was verreweg de meest gangbare productiemethode binnen de asbestcementindustrie, maar niet de enige. De toepassing van de andere productiemethoden, bleef in West-Europa echter beperkt tot nog geen 1% van de totale productie van asbestcementplaten. Bij de verdere beschrijving van het productieproces wordt daarom ook uitgegaan van de Hatschek-methode, al hanteerde toevallig één van de Nederlandse asbestcementwarenfabrieken in Nederland enige tijd een afwijkend productieproces. In 1934 ging in het bevoegd gezag Doesburg de NV Fabriek van Gewapende Asbestcement-producten ‘Ferrocal’ van start. De Amsterdamse architect A.H. Arentsen had een nieuw procédé ontwikkeld voor de fabricage van gewapende asbestcementplaten, waarmee hij een plaats wilde veroveren op de markt. De methode van Arenstsen, waarop hij het patent bezat, was in grote lijnen dezelfde als die van Hatscheck, met dit verschil, dat in het mengsel van asbestcementmortel een wapeningsnet werd aangebracht. Doordat de asbestplaten onder water werden gefabriceerd, zat er geen lucht meer in de platen en zou de brandwerendheid ervan groter zijn dan van de Hatscheck-platen. Nadat de platen waren uitgehard werden er kokers, ventilatiekanalen, wasemkappen en vormstukken van gemaakt. Veel asbestcementwarenfabrieken zijn er in Nederland niet geweest. in ieder geval ging om Martinit in Amsterdam, Eternit in Goor en Mierlo, Asbestona in Harderwijk en Ferrocal in Doesburg (tot 1963). 14 De asbestvezels, die in de landen van oorsprong al waren voorbewerkt, werden bij de fabrieken per binnenschip aangevoerd. Voor de productie van asbestcement werd overwegend Chrysotiel of ‘witte asbest’ gebruikt, waarbij doorgaans een mengsel van verschillende soorten en kwaliteiten werd gebruikt. Voor de productie van buizen werd naast Chrysotiel ook Crocidoliet of ‘blauwe asbest’ gebruikt. De zakken met vezels werden leeggeschud, waarna de vezels in silo’s werden opgeslagen. Kluitjes en propjes werden in een kollergang of desintegrator verwijderd, waarna de vezels geschikt waren voor gebruik. Het mengen van de grondstoffen (cement, asbest en water) vond plaats in een zogenaamde Hollander, een maal- en mengwerktuig dat ook bij de papierfabricage werd gebruikt. Het brijachtige mengsel van asbest, cement en water werd voortdurend in beweging gehouden en wanneer de brij voldoende was gemengd, werd het mengsel op een met kopergaas bespannen draaiende cilinder gevoerd. Het meeste water ging door het gaas heen, maar de asbestvezels voorkwamen dat ook het cement wegspoelde. Het ‘asbestvlies’ dat op het zeefgaas ontstond, werd overgebracht naar een wollen, vilten transportband, waarbij de wol het asbestvlies als het ware opzoog. Op de zeefcilinder vormde zich dan weer een nieuwe, dunne laag asbestvlies, zodat sprake was van een continue proces. Water speelde in het productieproces van asbestcement een belangrijke rol. Er werd veel water verbruikt, ongeveer 10m³ per ton. Ongeveer 90% daarvan, dus 9m³ per ton, kwam vrij uit de machines en kon grotendeels direct opnieuw worden gebruikt. Naast bij de productie, kwam ook veel water vrij bij het, doorgaans wekelijks, schoonmaken van de machines. Het afvalwater werd bij de meeste fabrieken langs bezinkbassins geleid, waar de vaste deeltjes (cement en asbest) bezonken. Een deel kon alsnog weer worden gebruikt; de rest werd geloosd. Als bezinkinstallaties konden kuilen of bakken dienen, maar bij de grote fabrieken werd ook gebruik gemaakt van vloeivelden. Vlakke platen Vlakke platen vormden eigenlijk de basis voor de andere producten. Het asbestvlies op de transportband werd voor de vorming van vlakke platen naar een zware vormwals geleid. Het werd hier droog geperst en de wals nam het asbestvlies over van de transportband en wikkelde het asbestvlies tot verschillende lagen, tot de gewenste dikte was bereikt. De aldus gevormde asbestcementband werd doorgesneden en de asbestplaat rolde van de wals af. Door een snijmachine, werd de plaat op de juiste afmetingen gesneden, waarna de platen werden opgestapeld en naar een droogplaats werden gebracht. Golfplaten Door het aanbrengen van golven in vlakke asbestcementplaten, werd het draagvermogen van de platen aanmerkelijk vergroot, waardoor ze geschikt werden om als dakbedekking te worden gebruikt. Het productieproces was identiek aan dat van vlakke platen, met dit verschil dat de losgesneden asbestcementband, ook nog over een walsenstelsel werd gevoerd, waarbij de golven in de plaat werden aangebracht. Omdat een ‘verse’ asbestcementplaat zou breken wanneer alle golven tegelijkertijd zouden worden aangebracht, liepen er een aantal walsen achter elkaar, waarbij op de eerste één, op de tweede drie, op de derde vijf enzovoorts golfvormen werden aangebracht. Later kwamen machines in gebruik, waarmee de golven wel in één keer konden worden aangebracht. Buizen Asbestcementbuizen werden aanvankelijk gemaakt door de nog weke, vlakke asbestcementplaten ‘rond te zetten’ en de naad met cementspecie te lassen. Dergelijke buizen waren bruikbaar als afvoerpijp en rookleiding, maar door de geringe sterkte van de naad niet als drukleiding. In 1911 ontwikkelde de Italiaan Mazza Mattei een methode om naadloze buizen te maken. De Mazza-methode ging uit van de Hatschek-methode, alleen werd de asbestcementband niet doorgesneden, maar in zijn geheel van een cilinder ‘afgestroopt’, zodat geen naad ontstond. Na binding van het cement wordt de buis in een waterbassin gelegd om uit te kunnen harden, om vervolgens op de juiste lengte ingekort en aan de uiteinden, met het oog op te maken verbindingen, precies op maat te worden afgedraaid. Na deze bewerkingen werd iedere buis afzonderlijk geperst en op inwendige druk beproefd, om vervolgens een maand lang in de open lucht verder te harden. In Nederland zijn alleen door Eternit gemechaniseerde, naadloze buizen gemaakt. Er waren nog verschillende andere methoden om naadloze asbestcementbuizen te vervaardigen, waarvan het Torfit- en het Dalimine-procédé 15 de meest bekende waren. De buizen van Torfit Werke te Hemeldingen (nabij Bremen), zijn onder de naam Toschibuizen sporadisch op de Nederlandse markt toegepast. Overige producten Vlakke platen waren nog ‘week’ wanneer ze de platenmachine verlieten. Voor het maken van speciale vormstukken werden de nog weke vlakke platen op de gewenste maat afgesneden en om een vorm gebogen of gewikkeld. De naden werden vervolgens bestreken met stijve asbestcementmortel. Zolang de binding van het cement nog niet was begonnen, waren eigenlijk alle vormen mogelijk: bochtstukken, verloopstukken, spruitstukken, koppelingen, sifons, pijpen, afsluiters, (schoorsteen)kappen, (rook)kanalen, goten en bakken zijn allemaal op deze manier gemaakt. Nabewerking Vlakke platen en golfplaten konden van een kleurtje worden voorzien. Aanvankelijk gebeurde dat uit esthetische overwegingen. Zo moesten de golfplaten die in de jaren dertig van de vorige eeuw werden gebruikt voor bouw van landbouwschuren in de Wieringermeer, van een rode kleur worden voorzien, om ze meer te laten lijken op traditionele Hollandse dakpannen. Later had het verven of coaten vooral ten doel om de platen beter tegen weersinvloeden te beschermen. Een andere benaming voor het aanbrengen van een beschermingslaag is satineren, een techniek die uit de papierindustrie komt. Buizen die waren bedoeld voor de afvoer van (industrieel) afvalwater, werden aan de binnenkant voorzien van een beschermende laag, die er bovendien voor zorgde dat de buis gladder werd. Aanvankelijk werden vooral bitumen gebruikt. In een reclameboekje over de door haar geproduceerde rioolbuizen, sprak Eternit in 1968 zelf van het aanbrengen van een epoxybescherming, die beter zou werken dan een teer-epoxy. In datzelfde boekje liet Eternit weten, dat voor een ‘gewoon’ rioolstelsel voor huishoudelijk afvalwater, behandeling met bitumen al meer dan voldoende bescherming bood. Asbest herkennen Materiaal dat waarschijnlijk asbesthoudend is noemt men asbestverdacht. Asbestverdacht materiaal is materiaal waarvoor er enige indicatie is dat het asbest kan bevatten, rekening houdend met de ouderdom en/of de toepassing, met visuele en andere kenmerken en eventueel met de productnaam. Asbestverdacht materiaal moet men behandelen als asbesthoudend tot het tegendeel onomstotelijk bewezen is. Dit kan via een analyse door een hiervoor erkend laboratorium (of eventueel via het oordeel van een deskundige werkzaam in de asbestverwijderingssector.) Iemand zonder ervaring kan moeilijk bepalen of een materiaal al of niet mogelijk asbesthoudend is. Er zijn wel een aantal herkenningspunten. ` Hierbij wat punten voor het herkennen van asbest in cementplaten of cementleien: Asbesthoudende producten vertonen regelmatig een verweerd uitzicht want ze hebben vaak een respectabele leeftijd. Tot 1980 bevatten vrijwel alle vervaardigde bouwmaterialen uit vezelcement asbest. niet-geverfde asbesthoudende platen vertonen soms een duidelijke "asbestbloem" (een gespikkeld uiterlijk); asbesthoudende platen hebben vaak een gelaagde structuur; platen met een typerende honingraatstructuur op de achterkant zijn asbesthoudend; een cementplaat waarop de letters “NT” (New Technology) zijn aangebracht is altijd vrij van asbest; een asbestplaat voelt harder en brosser aan en klinkt helderder dan een asbestvrije plaat. Recente golfplaten uit vezelcement waardoorheen men een versterkende kunststofdraad ziet lopen (meestal blauw gekleurd) zijn gegarandeerd asbestvrij. Heel soms (vb. via een zoekactie op internet) kan men uit de productnaam afleiden of het materiaal al of niet asbesthoudend is. Asbestvrije platen hebben een egaler uitzicht. Een honingraatstructuur op de achterzijde is GEEN methode om na te gaan of een golfplaat asbesthoudend is; deze structuur komt ZOWEL voor bij asbestvrije als asbesthoudende golfplaten. Een asbestplaat voelt harder en brosser aan en klinkt helderder. Een asbestvrije plaat is iets buigzamer en klinkt doffer. Sporadisch is het mogelijk om met behulp van de gangbare handels- of producentnaam na te gaan of een bouwmateriaal asbesthoudend is. Hierbij is wel enige voorzichtigheid geboden. In heel veel producten is ooit 16 asbest gebruikt. Indien bij een product dat volgens een of andere lijst asbestvrij zou zijn andere kenmerken toch het vermoeden doen rijzen dat het materiaal wel asbesthoudend zou kunnen zijn lijkt nader onderzoek aangewezen (vb. contact met de vroegere producent, analyse van het materiaal of mening van een expert uit de asbestbranche) Om absolute zekerheid te hebben over de aanwezigheid van asbest is vaak een analyse door een laboratorium noodzakelijk. De kostprijs voor een dergelijke analyse bedraagt ongeveer €100 indien het laboratorium bij de analyse enkel een lichtmicroscoop gebruikt, wat meestal volstaat voor een identificatie. Bij gebruik van een elektronenmicroscoop (vb. voor analyse van een veegmonster) stijgt de prijs tot ca. €400; Op het breukvlak van asbesthoudende producten ziet men soms kleine vezels/vezelbundels op het breukvlak met een ruw, enigszins “wollig” aspect, asbestvrije producten met vervangende vezels hebben daarentegen nog fijnere vezels op een breukvlak: Deze vezels zijn nauwelijks nog met het blote oog te zien; een asbestvezel gloeit op en blijft intact na verhitting met een aansteker. De asbestvezel is onbrandbaar bij de vlamtemperatuur van de aansteker (ca. 400 °C). Andere vezels zijn meestal organisch en branden op (vb. cellulosevezels) of verliezen hun structuur (vb. kunststofvezels: vorming smeltbolletjes); Recente golfplaten uit vezelcement waardoorheen men een versterkende kunststofdraad ziet lopen (meestal blauw gekleurd) zijn gegarandeerd asbestvrij. Heel soms (vb. via een zoekactie op internet) kan men uit de productnaam afleiden of het materiaal al of niet asbesthoudend is. (bijvoorbeeld www.asbestkaart.nl) Is het asbest hechtgebonden of niet? De mate waarin de asbestvezels in een product gebonden zijn bepaalt het gemak waarmee de vezels kunnen vrijkomen. Dit is een belangrijke factor om het risico van een asbesthoudend materiaal te bepalen. Asbestproducten komen bij particulieren meestal voor in gebonden toepassingen. Voorbeelden hechtgebonden asbest (minder risico): asbestcement; asbestvinyl; massal; asbesthoudende lijm en kit; niet-hechtgebonden asbest (meer risico): asbestkarton/asbestpapier onder vloerbedekking; asbestkoord rond kacheldeurtje en in stookinstallaties; asbestisolatie rond leidingen in de kelder; spuitasbest (komt enkel in grote gebouwen voor); asbestboard (dit is een geelbruine asbestcementplaat met cellulosevezels, de plaat is zachter/dunner is dan de klassieke asbestcementplaat); Picalplaat (asbestcement met vulkanisch materiaal, gebruikt als tussenschot); asbesthoudende onderdelen in (zeer) oude (elektrische) apparaten (broodrooster, strijkplank). De meeste gezondheidsexperts gaan ervan uit dat bruin (Amosiet) en vooral blauw asbest (Crocidoliet) een groter risico op mesothelioom geven dan wit asbest (Chrysotiel). In asbestcementplaten gebruikte men vooral wit asbest. In oudere asbestcementplaten was dit wit asbest soms ook nog gemengd met kleinere hoeveelheden blauw en bruin asbest (in eternitplaten tot begin de jaren 80). De kleuren van het asbest (blauw, bruin en wit) zijn NIET meer te zien in de producten waarin het asbest is gebruikt. Men kan deze kleuren slechts (min of meer) waarnemen in de oorspronkelijke asbestmineralen. Met een microscopische analyse is het onderscheid duidelijk. Hechtgebonden asbest kan op den duur niet-hechtgebonden asbest worden doordat het cement oplost. Ongecoate platen ouder dan tien jaar die zijn blootgesteld aan regen, moet als niet-hechtgebonden asbest beschouwt worden. 17 Moet asbesthoudend materiaal altijd verwijderen worden? Verwijderen is enkel nodig indien het materiaal verweerd is: er komt bijvoorbeeld regelmatig stof vrij uit het materiaal of men kan het gemakkelijk met de hand verpulveren. Men moet ook steeds geval per geval bekijken of er een risico is. Verwijdering is aangeraden indien het over materiaal gaat met weinig of niet (meer) hechtgebonden asbest (bros geworden, verbrokkeld enz.), zeker in gesloten ruimtes die veel en/of langdurig betreden worden door personen die niet op de hoogte zijn van het risico en/of in ruimtes waar er steeds een risico is op beschadiging van het asbesthoudend materiaal zoals vb. in een magazijn. Indien verwijdering niet verplicht is, ga na of u het asbesthoudend materiaal al of niet op dit moment of eventueel later wil verwijderen. Illegaal gestort asbesthoudend materiaal moet volgens de milieuwetgeving altijd verwijderd worden. Een typisch voorbeeld zijn gebroken achtergelaten asbestcementplaten. Mag men asbesthoudende daken reinigen ? Omdat asbesthoudende daken weerbestendig zijn hebben ze vaak een respectabele ouderdom. Ze zijn dus nogal eens met mossen bedekt. Soms wil men dergelijke daken reinigen. Het ontmossen of reinigen van asbestcement daken met een hogedrukreiniger of met straalmiddelen brengt een groot risico met zich mee. Uit luchtmetingen blijkt dat bij deze werken grote hoeveelheden asbestvezels vrijkomen. Gevaren van asbest Welke aandoeningen kunnen veroorzaakt worden door asbest? Sommige asbestvezels zijn zo klein dat de trilharen en slijmvliezen in onze luchtwegen ze niet kunnen afvoeren. Het aerodynamische gedrag van vezels wordt voornamelijk bepaald door de diameter. De maximale diameter van asbest voor inadembaarheid bedraagt 3,5 µm (geometrische diameter). Voor glasvezels is dat 3,8 µm, voor koolstofvezels 4,6 µm. De asbestvezels die het meeste risico geven (de zgn. respirabele vezels) kenmerken zich door hun lange dunne afmeting: dunner dan 3 micron en; langer dan 5 micron en; hebben een lengte-dikteverhouding van meer dan 3 : 1. Geïnhaleerde vezels met een grotere diameter dringen niet door tot diep in de longen, maar kunnen wel de bovenste luchtwegen en de huid irriteren. Kankersoorten ontstaan door mechanische beschadiging in de kern van een cel door de asbestvezel. De kern van de cel bevat DNA. In het DNA staat zeer veel informatie over het leven. Beschadigd DNA kan ‘ontsporen’ waardoor een gezonde cel kan veranderen in een kankercel. De kankercel zal gaan woekeren. Die woekering noemen we een tumor. De asbestgerelateerde ziekten zijn slecht te behandelen en de kansen op genezing is zeer gering. In principe kan slechts één asbestvezel al kanker veroorzaken. Er is dus geen veilige concentratie. Er is daarom geen MAC(Maximaal Aanvaarde Concentratie)waarde voor asbest vastgesteld. De macrofagen van het lichaam hebben moeite om vezels van meer dan 5 µm te omvatten. Vezels van rond de 8 µm (of meer) worden als het meest gevaarlijk beschouwd. De macrofagen trachten de vezels te omvatten, maar slagen hier niet in. De macrofagen gaan uiteindelijk ten onder, en zetten hierbij stoffen vrij die het lokale weefsel belasten en die andere macrofagen aantrekken. Deze lopen in dezelfde val. Hierdoor ontstaat een chronische ontstekingsreactie ter hoogte van de weefsels rondom de vezels. Bij het bewerken, verwerken of verwijderen van asbest en asbesthoudende toepassingen of producten komen asbestvezels vrij die via inademing tot diep in de longen terecht kunnen komen. Hieruit kan inademing van asbestvezels kan aanleiding geven tot aandoeningen van de longen ontwikkelen. Voorbeelden hiervan zijn: 18 Asbestose: deze ziekte lijkt enigszins op de stoflongen van mijnwerkers (silicose). Voor asbestose is een hoge en langdurige blootstelling aan asbestvezels vereist. In de meerderheid der gevallen heeft deze ziekte slechts een geringe ernstgraad. Bovendien is de ziekte langzamerhand zeer zeldzaam geworden; Mesothelioom (long- of buikvlieskanker): dit is een zeldzame maar ernstige, levensbedreigende aandoening die, in geval van longvlieskanker, in meer dan 90% der gevallen veroorzaakt wordt door asbest; Longkanker: dit is een ernstige, levensbedreigende aandoening die het gevolg kan zijn van inademing van asbestvezels. Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat de overgrote meerderheid van alle longkankers het gevolg is van (actief of passief) roken (85%); Pleurale plaques: dit zijn goedaardige verdikkingen van het buitenste longvlies. Pleurale plaques komen zeer frequent voor, maar hebben geen nadelige invloed op de gezondheid. Pleurale plaques zijn meestal een teken van asbestblootstelling maar zijn geen voorbode van andere asbestaandoeningen; Naast bovengenoemde aandoeningen zijn er nog enkele andere aandoeningen die asbest gerelateerd kunnen zijn, maar beduidend minder vaak voorkomen (bv. diffuse pleuraverdikking, asbestpleuritis, asbestwratten e.a.). Sinds 1993 is het in het kader van het Asbestverwijderingsbesluit en de Arbeidsomstandighedenwet verboden om asbest of asbesthoudende producten te bewerken, te verwerken of in voorraad te houden. Ook het opnieuw toepassen van asbesthoudende producten is ten strengste verboden. Waar asbest direct gevaar oplevert, moet het verwijderd worden of duurzaam afgeschermd. Dat mag alleen als er gewerkt wordt volgens de regels van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 (Ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieu) en van de Arbeidsomstandighedenwet (Ministerie van Sociale Zaken en Welzijn). Sanering of afscherming van het asbest is voorbehouden aan gespecialiseerde bedrijven die daarvoor gecertificeerd zijn. Asbest onderzoeken is een zaak van gecertificeerde inventarisatiebureaus en de eindcontroles na verwijdering van geaccrediteerde laboratoria. De partijen die zich beroepshalve met asbest mogen bezighouden, vormen samen de asbestketen. Deze strekt zich uit van de opdrachtgever tot en met de handhaver die erop toeziet dat asbestverwijdering volgens de wettelijke regels plaatsvindt. Voor alle werkzaamheden waarbij asbest in het spel is, gelden strenge regels en normen. Regelgeving Al in 1920 was bekend dat asbest slecht was voor de gezondheid van mensen. In Nederland waarschuwde de Arbeidsinspectie vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw al voor de gevaren van asbest. De productie en toepassing ervan gingen echter gewoon door. Tussen 1950 en 1980 is asbest in Nederland in tal van producten verwerkt. In de jaren '60 van de 20e eeuw deed de Nederlandse arts J. Stumphius onderzoek naar de effecten van het gebruik van asbest als isolatiemateriaal bij scheepswerf De Schelde. Hij toonde aan dat werken met asbest kan leiden tot mesothelioom, een zeldzame, maar dodelijke vorm van kanker van het long- of buikvlies. Hij promoveerde in 1969 op dit onderzoek, dat werd gepubliceerd onder de titel Asbest in een bedrijfsbevolking. In de daaropvolgende jaren wordt het gevaar van asbest - en dan met name van spuitasbest (zeer losgebonden asbesthoudend materiaal) - ook in ander wetenschappelijk onderzoek aangetoond. In 1978 besluit de Nederlandse regering spuitasbest te verbieden. Pas in 1993 wordt een algeheel verbod op het gebruik van asbest van kracht. Sindsdien is het verboden asbest of asbesthoudende producten te produceren, bewerken, verwerken, vervoeren of in voorraad te houden. Ook het opnieuw toepassen van asbesthoudende producten is vanaf begin 1994 niet toegestaan. 1977: Verbod op gebruik blauw asbest (Crocidoliet). 1978: Verbod op spuitasbest. 1993: Verbod op alle soorten asbest via het Asbestbesluit in de Arbeidsomstandighedenwet. Vanaf dit moment is het verboden om asbest of asbesthoudende producten te bewerken, te verwerken of in voorraad te houden. Het opnieuw toepassen van oude asbesthoudende producten is eveneens verboden. 1998: Invoering Regeling Bouwbesluit materialen 1998. Op grond hiervan is het particulieren verboden asbesthoudende materialen in bouwwerken toe te passen. 1999: EG-richtlijn 1999/77: totaalverbod voor het op de markt brengen en toepassen van asbesthoudende materialen en producten binnen de Europese Unie. Op grond van deze richtlijn 19 2005: 2006: 2007: is asbest sinds 1 januari 2005 verboden in alle lidstaten die vóór 2005 bij de EU waren aangesloten. Asbestverwijderingsbesluit 2005 (Avb): regelgeving voor asbestverwijdering en de renovatie en/of sloop van bouwwerken of objecten waarin asbest is verwerkt. Verder bevat het Asbestverwijderingsbesluit 2005 regels voor bouwwerken die in de bouwverordening moeten worden opgenomen. Afzonderlijke regelgeving geldt voor handelingen met puin, puingranulaat, bodem, grond, slib, baggerspecie en grondwater Aanpassing van de Arbowetgeving ten aanzien van de risicoklasse-indeling voor asbestsanering, alsook aanpassing van een aantal beleidsregels, zoals de verplichting om bij het uitvoeren van eindcontroles te werken volgens NEN 2990. Regeling Tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers mesothelioom. Wetgeving van de Europese Unie Europese Verordeningen hebben een rechtstreekse werking en Richtlijnen worden per lidstaat geïmplementeerd in de Nationale wet- en regelgeving. De voor asbest relevante regelgeving van de Europese Unie is als volgt onder te verdelen: Stoffen, mengsels en voorwerpen o REACH o EG-Richtlijn Remmen Afvalstoffen o Kaderrichtlijn Afvalstoffen o Europese Afvalstoffenlijst o Europese verordening voor overbrenging van afvalstoffen (EVOA) o Richtlijn ter voorkoming en vermindering van verontreiniging van het milieu door asbest Arbeidsomstandigheden o Richtlijn ter bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk o Richtlijn minimumvoorschriften voor veiligheid en gezondheid voor het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers o Richtlijn over de bescherming van werknemers tegen risico’s van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk. Stoffen, mengsels en voorwerpen REACH: Registratie, Evaluatie, Autorisatie en beperkingen van Chemische stoffen Deze verordening (EG) Nr. 1907/2006 bevat verplichtingen voor bedrijven om informatie over stoffen, stoffen in mengsels en voorwerpen uit te wisselen. Bedrijven moeten daarvoor stofgegevens verzamelen, de risico's van het gebruik van een stof in beeld brengen en daarvoor veiligheidsmaatregelen aanbevelen. REACH bevat verschillende instrumenten. Naast een registratieplicht voor stoffen die op de markt worden gebracht in een hoeveelheid van 1 ton of meer per jaar bevat de verordening ook een autorisatieplicht en beperkingen op het gebruik voor zeer risicovolle stoffen (waaronder asbest). In bijlage XVII staan de beperkingen die voor het gebruik van asbest gelden. In het kort komt het erop neer dat er een verbod geldt voor de productie, het in de handel brengen en gebruik van voorwerpen die asbest bevatten. In de bijlage staan ook de eisen voor het etiketteren van voorwerpen die asbest bevatten. Lees meer over deze verordening op website van de REACH Helpdesk. Richtlijn Remmen De richtlijn betreffende de reminrichtingen van bepaalde categorieën motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (98/12/EG (PbEG L 81)), gewijzigd bij Richtlijn 2002/78/EG (PbEG L267), bevat eisen over de aanwezigheid van asbest in frictiematerialen. Voor het onderdeel asbest is deze richtlijn geïmplementeerd in het Productenbesluit asbest. 20 Afvalstoffen Kaderrichtlijn afvalstoffen De Kaderrichtlijn afvalstoffen (2008/98/EG) geeft een algemeen kader voor gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen. De richtlijn bevat definities (voor o.a. afvalstoffen, nuttige toepassing en definitieve verwijdering). Ook legt het algemene verplichtingen op voor het: omgaan met afvalstoffen (vergunning voor het inzamelen en verwerken van afval opstellen van afvalbeheerplannen het op een milieuhygiënisch verantwoorde manier verwerken van afval treffen van maatregelen om preventie en nuttige toepassing te bevorderen. In Nederland is de Kaderrichtlijn geïmplementeerd in Hoofdstuk 10 van de Wet Milieubeheer. Asbest dat als afval wordt afgevoerd moet voldoen aan de eisen van Hoofdstuk 10 Europese Afvalstoffenlijst (Eural) Deze Europese Beschikking 2001/119 bevat een lijst waarop 800 afvalstoffen als gevaarlijk of niet-gevaarlijk afval zijn aangewezen. In de Eural zijn onder andere autowrakken aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen. Asbesthoudend bouwmateriaal is in de Eural aangewezen als gevaarlijk afval. In Nederland is de Eural geïmplementeerd in de Regeling Eural. Er is ook een Regeling integrale tekst Afvalstoffenlijst die de daadwerkelijke lijst met Euralcodes en de benaming van de afvalstoffen bevat. De lijst wordt, evenals de Europese lijst, regelmatig aangepast aan de ontwikkelingen. Europese verordening voor de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) De Verordening (EG) 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) bevat de procedures voor de grensoverschrijdende transporten van afval. Afhankelijk van de aard van de afvalstof die over de grens getransporteerd wordt en de wijze van verwerking van de afvalstoffen en het land van bestemming, is er een vergunning nodig. Voor het verkrijgen van deze vergunning moet er een kennisgeving gedaan worden bij Uitvoering Afvalbeheer. Richtlijn ter voorkoming en vermindering van verontreiniging van het milieu door asbest Deze richtlijn (87/217/EEG, PbEG L 85) bevat bepalingen over wanneer handelingen met asbestbevattend afval zijn toegestaan. In Nederland geïmplementeerd in het Asbestverwijderingsbesluit 2005, de Regeling met betrekking tot grenswaarden voor asbest, het Stortbesluit bodembescherming en het Productenbesluit asbest. Arbeidsomstandigheden Richtlijn ter bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest op het werk Deze Richtlijn (83/477/EEG (PbEG L 263) gewijzigd bij 91/382/EEG (PbEG L 206) en Richtlijn 2003/18/EG, PbEG L097 ) bevat regels ter bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk. De richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in het Arbeidsomstandighedenbesluit, het Productenbesluit asbest, de Productenregeling asbest en het Asbestverwijderingsbesluit 2005). Richtlijn over het gebruik op het werk van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers Deze richtlijn (89/656/EEG, PbEG L 393) bevat de minimumvoorschriften over het veilig werken en de gezondheid op het werk gericht op het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen door de werknemers. In Nederland geïmplementeerd in het Arbeidsomstandighedenbesluit. Richtlijn over de bescherming van werknemers tegen risico’s van blootstelling aan carcinogene agentia op het werk Deze richtlijn 97/42/EG (PbEG L 179) bevat bepaling over het werken met carcinogene agentia en de bescherming van werknemers tegen risico's van blootstelling daarvan. In Nederland geïmplementeerd in het Arbeidsomstandighedenbesluit. 21 Sloopmelding in plaats van sloopvergunning Met de invoering van het nieuwe Bouwbesluit is de sloopvergunning voor het slopen van bouwwerken volgens de Woningwet vervallen. In plaats daarvan geldt nu een meldingsplicht. Het is echter mogelijk dat volgens andere wetgeving zoals de Monumentenwet wel een sloopvergunning nodig is. Met het oog op dergelijke gevallen is in paragraaf 1.7 van het bouwbesluit een samenloopregeling opgenomen. De hierbij bedoelde wetten/verordeningen/besluiten zijn: Monumentenwet 1988. Wet op de stads- of dorpsvernieuwing, de leefmilieuverordening. Bestemmingsplan. Provinciale en gemeentelijke monumentenverordeningen. Beheersverordening Voorbereidingsbesluit De omgevingsvergunning op grond van bovenstaande wet- en regelgeving is van kracht als er sprake is van een (Rijks)monument, het pand gelegen is in een beschermd stads- of dorpsgezicht, dan wel karakteristiek stadsgezicht. Toetsing van een sloopmelding c.q. omgevingsvergunning vindt plaats aan de hand van eerder genoemde wet- en regelgeving. Daarnaast zijn per 1 februari 2012 de procescertificaten SC–530 en SC–540, voor asbest verwijderen en asbestinventarisatie, eveneens gewijzigd. Met name de sanctiemaatregelen zijn aanzienlijk aangescherpt. Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een bouwwerk en het verwijderen van asbest is een sloopmelding aan het bevoegd gezag verplicht. Zonder een sloopmelding is het verboden te slopen of asbest te verwijderen. Door de invoering van het Bouwbesluit 2012 zijn de bepalingen betreffende het slopen vanuit de Modelbouwverordening van de VNG komen te vervallen. In het Asbestverwijderingsbesluit 2005 is bepaald dat er geen verplichting geldt voor het inventariseren en verwijderen van waterleidingbuizen, gasleidingbuizen, rioolleidingbuizen en mantelbuizen, voor zover zij deel uitmaken van het ondergrondse openbare gas-, water- en rioolleidingnet. Deze regeling is niet opgenomen in artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012. Voor particulieren die zelf asbesthoudende toepassingen gaan verwijderen geldt een meldingsplicht met een termijn van vijf werkdagen. De toepassingen zijn in het Bouwbesluit duidelijk benoemd. In deze gevallen is geen asbestinventarisatie nodig. Een voorbeeld hiervan is het verwijderen van geschroefde hechtgebonden asbesthoudende golfplaten met een maximum van 35 m² per kadastraal perceel. Een volledig overzicht van de voorwaarden waaronder gesloopt mag worden staan in het Bouwbesluit. Zodra sprake is van het verwijderen van asbest gelden ook voorwaarden uit het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Voor het werken met asbest zijn de specifieke voorwaarden in de Arbowet- en regelgeving van toepassing. De asbestketen Om enige duidelijkheid te scheppen hoe de asbestketen in Nederland in elkaar zit en welke processen een relatie met elkaar hebben is hieronder een schematisch overzicht weergegeven. In principe is het systeem in Nederland opgebouwd uit een 6-tal niveaus. Overheid: De overheid in de vorm van het IWI (Inspectie voor Werk en Inkomen) en de Arbeidsinspectie bewaken de uitvoering van het proces zoals dit door wet- en regelgeving is vastgelegd. Lagere overheden: Voordat een asbestsanering uitgevoerd mag worden dient er in eerste instantie een sloopvergunning afgegeven te worden door het bevoegd gezag. Hier is met name het asbestverwijderingsbesluit 2005 van toepassing. Om een sloopvergunning af te mogen geven dient het bevoegd gezag onder meer een inventarisatierapport en werkplan te ontvangen. Object: Niveau 3 beschrijft feitelijk het daadwerkelijke proces van asbestverwijdering. Dit niveau is op te delen in een aantal delen: o Conform het asbestverwijderingsbesluit dient er sprake te zijn van een object; Dit object moet allereerst onderzocht worden op de aanwezigheid van asbest conform de SC–540 22 (certificatieschema procescertificaat Asbestinventarisatie) door een hiertoe gecertificeerd bedrijf, dit bedrijf maakt tevens een inschatting van de risicoklasse; o Bij deze inventarisatie worden asbestmonsters genomen die onderzocht moeten worden conform de NEN 5896 (Kwalitatieve analyse van asbest in materialen met polarisatiemicroscopie), door een hiervoor geaccrediteerde laboratorium (NEN-EN-ISO/IEC 17025, Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevings- en kalibratielaboratoria); o Nadat de sloopvergunning is verleend kan het asbest worden verwijderd conform de SC–530 (certificatieschema procescertificaat asbestverwijdering) door een daartoe gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf; o Nadat de asbestverwijdering is uitgevoerd dient het object gecontroleerd te worden op aanwezigheid van asbest om vast te stellen dat er geen gevaar meer bestaat voor de gebruikers van het object. Deze controle noemt men de eindcontrole na asbestverwijdering en dient uitgevoerd te worden conform de NEN 2990 (Lucht - Eindcontrole na asbestverwijdering) door een hiervoor geaccrediteerde inspectie instelling (NEN-EN-ISO/IEC 17020 General criteria for the operation of various types of bodies performing inspection). Deze eindcontrole bestaat uit een visuele inspectie gevolgd door een actieve luchtmonstername. Certificatie: In Nederland wordt van de medewerkers die werkzaamheden verrichten waarbij asbest betrokken is, verlangd dat zij een bepaald kennis niveau hebben. Om dit aan te kunnen tonen dat men de beoogde kwalificatie bezit heeft men een aantal schema’s ontwikkeld voor het uit kunnen geven van persooncertificaten. Afhankelijk van de type werkzaamheden die iemand verricht is een specifiek schema van toepassing. Deze schema’s zijn de volgende: o SC-501 WDA&T persoon Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de certificatie-instellingen voor Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA) en Deskundig Asbestverwijderaar o SC-502 WDA&T proces Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de certificatieinstellingen voor Asbestverwijderingsbedrijven (AVB) en Asbestinventarisatiebedrijven (AIB) o SC-510 Deskundig Toezichthouder Asbest Certificatieschema voor het SCA Persoonscertificaat Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering, dit certificaat is bedoeld voor de leiding gevende bij een asbestverwijdering; o SC-520 Deskundig Asbest Verwijderaar Certificatieschema voor het SCA Persoonscertificaat Deskundig Asbestverwijderaar, alle overige medewerkers van het asbest verwijderingbedrijf dienen in het bezit te zijn van dit certificaat; o SC–530 Asbestverwijdering: werkveldspecifiek certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestverwijdering; o SC–540 Asbestinventarisatie: werkveldspecifiek certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestinventarisatie; o SC-560 Deskundig Inventariseerder Asbest, bedoeld voor medewerkers van een asbestinventarisatiebureau; o SC-570 Asbest DesKundige: schema speciaal ontwikkeld voor de verschillende toezichthouders van de asbestketen, waaronder handhavers van provincie, gemeente en overheid; o SC-580 Deskundig Asbest Acceptant dit schema is speciaal ontwikkeld voor de medewerker van 'afvalpunten/milieustraten', afvalsorteerbedrijven en puinbrekers, die betrokken is bij de acceptatie van asbest bevattend materiaal. CB & Lab: Hieronder worden de volgende partijen verstaan: o geaccrediteerde testlaboratoria (NEN-EN-ISO/IEC 17025, Algemene eisen voor de bekwaamheid van beproevings- en kalibratielaboratoria), voor het uitvoeren van monsternames en analyses van lucht- en materiaalmonsters; o geaccrediteerde inspectie instellingen (NEN-EN-ISO/IEC 17020 General criteria for the operation of various types of bodies performing inspection), voor het uitvoeren van inspecties; o geaccrediteerde product certificatie instellingen (NEN-EN 45011 Algemene eisen voor instellingen die product certificatiesystemen uitvoeren), voor het certificeren van asbestinventarisatiebureaus, asbestverwijderaars; 23 Geaccrediteerde persoonscertficatieinstellingen (NEN-EN-ISO/IEC 17024 Conformiteitbeoordeling Algemene eisen voor instellingen die persoonscertificatie uitvoeren), voor het afnemen van examens en verstrekken van persoonscertificaten, waaronder de SC-510 en SC-520. RvA: Het werk van een accreditatie-instelling is erop gericht het vertrouwen van een afnemer in de kwaliteit van een product of dienst te ondersteunen. Dat gebeurt via onafhankelijk en deskundig toezicht. Mede daarom is er binnen Nederland maar 1 instelling die bedrijven accrediteert. Accreditatie vergroot de helderheid van de waarde van keurmerken, certificaten en laboratoriumresultaten. Een accreditatieinstelling beoordeelt zowel het managementsysteem als de technische competentie van de conformiteitverklarende instelling. Daarnaast houdt de accreditatieinstelling toezicht om de onpartijdigheid en deskundigheid van de onformiteitverklarende instelling te garanderen. Een accreditatie instelling moet voldoen aan de NEN-EN-ISO/IEC 17011 Conformiteitsbeoordeling - Algemene eisen voor accreditatie-instellingen die conformiteitsbeoordelende instellingen accrediteren Wettelijke grondslag In het kort staat de specifieke regelgeving over asbest staat in drie besluiten: 1. productenbesluit asbest; 2. asbestverwijderingsbesluit; 3. arbeidsomstandighedenbesluit (arbobesluit). Voor asbest betekent de Wet Milieubeheer in zijn algemeenheid: 24 “Het is verboden handelingen met asbest te verrichten of handelingen na te laten die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Daarnaast moet iedereen die handelingen met asbest verricht er voor zorgen dat mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu worden voorkomen of beperkt. Storten van asbest of verbranden van asbest of van asbesthoudend afval buiten een inrichting is verboden. Indien zich in een inrichting een incident met asbest voordoet of heeft voorgedaan, moet de drijver van de inrichting maatregelen treffen om verdere gevolgen te voorkomen en ongedaan te maken. Het incident moet worden gemeld bij het bevoegd gezag.” Het productenbesluit asbest is geldig voor iedereen (werkgevers, particulieren, werknemers, enz.). Het bevat een verbod op het bezit en bewerken van asbest en geeft regels over etiketteren van asbesthoudende producten. Voor het werken met asbest zijn regels opgenomen in het arbobesluit en in het asbestverwijderingsbesluit. Deze besluiten overlappen elkaar gedeeltelijk, maar hebben een verschillende doelgroep. Het asbestverwijderingsbesluit geldt voor opdrachtgevers, dat kunnen zowel particulieren als bedrijven zijn. Het arbobesluit is gericht op werkgevers en werknemers. Ook zelfstandigen zonder personeel vallen onder de asbestwetgeving uit het arbobesluit. Publiekrechtelijke regelingen De wettelijke grondslag voor de sloopmelding is gelegen in onderstaande regelgeving: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; Woningwet, Hoofdstuk II, afdeling 1, artikel 1 en 2; Bouwbesluit 2012, paragraaf 1.7, artikel 1.26; Monumentenwet 1988,Hoofdstuk II (beschermde monumenten),Paragraaf 2 (vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering),Hoofdstuk IV,(beschermde stad- en dorpsgezichten); Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, Vigerend bestemmingsplan (Wro). In het bouwbesluit paragraaf 1.7 ‘Procedure sloopwerkzaamheden' bevat voorschriften voor de sloper. Dit is degene die ook de sloopmelding doet. Ook een ander mag deze melding doen. Echter als de sloop plaatsvindt zonder melding, is degene die sloopt de overtreder van het verbod in de WABO. Ingevolge artikel 1.26, lid 2 Bb 2012 is het eerste lid niet van toepassing op een voornemen tot slopen dat uitsluitend bestaat uit het in het kader van de uitoefening van een bedrijf geheel of gedeeltelijke verwijderen van asbesthoudende: geklemde vloerplaten onder verwarmingstoestellen; beglazingskit dat is verwerkt in de constructie van kassen; rem- en frictiematerialen; pakkingen uit verbrandingsmotoren, en pakkingen uit procesinstallaties onderscheidenlijk verwarmingstoestellen met een nominaal vermogen van ten hoogste 2.250 kW. Verder zijn van de meldingsplicht vrijgesteld een sloop: als gevolg van een besluit volgens artikel 13 van de Woningwet (de toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom.) Privaatrechtelijke regelingen De wettelijke grondslag voor asbest inventarisatie en asbestverwijdering is te vinden in: SC–530 voor de asbestverwijdering SC–540 voor de asbestinventarisatie sloopmelding of sloopvergunning? Voor het verwijderen van asbest uit een bouwwerk is in principe altijd een sloopvergunning vereist. Er zijn de volgende uitzonderingen: 25 Situaties waarbij met een melding kan worden volstaan: Particulieren mogen bepaalde asbesthoudende materialen zelf verwijderen met een mededeling van B&W. Situaties waarbij een asbestsloopvergunning noch een mededeling nodig is: bepaalde in het Avb 2005/bouwverordening genoemde werkzaamheden door een bedrijf; bouwwerken zonder asbest (gebouwd na 01-01-1994); werkzaamheden met asbest die niet gezien worden als slopen. Komt er meer dan 10 m³ bouw- en sloopafval vrij dan is wel een reguliere sloopvergunning vereist. Bij bepaalde werkzaamheden met asbesthoudende materialen is geen sprake van asbestverwijdering. Een voorbeeld hiervan is het coaten of aanboren van asbesthoudende producten of het verwijderen van een losse bloembak. Wanneer een particulier een asbestverwijdering meldt, moet B&W binnen acht dagen schriftelijk reageren Overschrijdt B&W die wettelijke termijn, dan is van rechtswege de mededeling gedaan dat geen sloopvergunning nodig is. Het is dus van belang om tijdig te reageren, om te voorkomen dat een particulier over een mededeling die van rechtswege is gedaan beschikt, terwijl mogelijk wel een sloopvergunning vereist is. B&W kan aan een mededeling voorschriften verbinden die betrekking hebben op de verwijdering, opslag en afvoer van het asbest. De particulier moet deze naleven, in het belang van zijn eigen gezondheid en die van de mensen in zijn omgeving. In de voorschriften kunnen specifieke eisen worden opgenomen over de wijze waarop het asbestafval moet worden aangeboden. Voorschriften die een houder van een mededeling moet naleven zijn: Particulieren die zelf asbest verwijderen moeten volgens het Avb 2005 (art. 7 en 8) voor een aantal zaken zorgen. De verplichting om aan deze voorschriften te voldoen volgt uit de bouwverordening (art. 8.2.1 lid 9 van de MBV). Het kan nuttig zijn om hen in de mededeling hierop te wijzen. Als een bouwwerk moet worden gesloopt moet, indien technisch mogelijk, hieruit eerst het asbest of het asbesthoudend materiaal worden verwijderd. Daarna kan het bouwwerk, geheel of gedeeltelijk worden afgebroken of uit elkaar worden genomen. De asbesthoudende materialen dienen direct gescheiden te worden van overige materialen. De asbesthoudende materialen dienen direct in stevig luchtdicht plastic te worden verpakt en te worden voorzien van waarschuwingsstickers Asbest, tenzij dit door vorm of formaat niet mogelijk is. Het verpakkingsmateriaal waarin verwijderd asbest of een verwijderd asbesthoudend materiaal is verpakt, wordt onmiddellijk afgesloten en opgeslagen in een afgesloten opslagplaats. Wanneer het verzamelde asbest of het asbesthoudende materiaal niet in het genoemde verpakkingsmateriaal kan worden verpakt, moet het onmiddellijk in een afgesloten container worden opgeslagen. De verpakte asbesthoudende materialen dienen binnen twee weken te worden ingeleverd bij het bevoegd gezagwerf of afgegeven aan een erkende inzamelaar of eindverwerker (stortplaats). Het verdient de aanbeveling om ook praktische informatie te verschaffen als bijlage van de mededeling. Voorbeelden hiervan zijn: De openingstijden van het bevoegd gezagwerf of het ophaalschema van de inzamelaar. Dit kan het dumpen van afval voorkomen. Adressen van bedrijven die verpakkingsmateriaal, waarschuwingsstickers Asbest en afsluitbare containers aan particulieren leveren. De waarschuwing dat het asbest dat door de sloop is vrijgekomen niet mag worden bewerkt of hergebruikt. Tips om het asbest zorgvuldig te verwijderen: o Voorkom het verspreiden van stof en losse resten asbest naar andere delen van de woonruimte en de omgeving. o Tijdens het verwijderen van het asbesthoudende materiaal moet zo veel mogelijk worden voorkomen dat het asbeststof vrijkomt. 26 o Het is het veiligst om het materiaal rustig en in zijn geheel te verwijderen (dus niet breken, hakken, scheuren of zagen), te verpakken en af te voeren. o Beperk stof door het asbesthoudende materiaal goed vochtig te maken en te houden. o Maak direct na afloop de werkplek met water schoon en ventileer de ruimte goed. o Gebruikt schoonmaakmateriaal moet worden verpakt en samen met de (wegwerp)werkkleding en het asbestafval worden afgevoerd. N.B. Als de particulier het asbesthoudende materiaal laat verwijderen door een ander persoon of bedrijf geldt de sloopvergunningplicht en is ook de Arboregelgeving van toepassing. Een particulier mag pas beginnen met asbestsloopwerkzaamheden wanneer: hij het voornemen tot slopen heeft gemeld bij B&W; hij een schriftelijke mededeling heeft gekregen van B&W dat geen sloopvergunning is vereist of wanneer die mededeling van rechtswege is gedaan. B&W kan aan een mededeling voorschriften verbinden, de particulier moet deze naleven. Verstrek bij de mededeling praktische informatie over bijvoorbeeld de openingstijden van het bevoegd gezagwerf Sloopvergunning Direct na de ontvangst van een verzoek om een sloopvergunning controleert het bevoegd gezag of het aanvraagformulier volledig is ingevuld en alle verplichte documenten zijn bijgevoegd. In de Regeling omgevingsrecht staat welke gegevens de aanvrager moet overleggen voor het krijgen van de sloopvergunning (artikel 1.3 en 7.2). De aanvrager krijgt een ontvangstbevestiging met vermelding van de datum. Deze is bepalend voor de aanvang van de termijn. Vervolgens wordt gecontroleerd of voor de werkzaamheden een (asbest)sloopvergunning is vereist. Afhankelijk van het volume bouw- en sloopafval dat vrijkomt is een (reguliere) sloopvergunning noodzakelijk. Uit de aanvraag moet blijken of tijdens het slopen ook asbest wordt verwijderd. Een belangrijk document is het inventarisatierapport dat is opgesteld door een gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf. Dit rapport is in principe altijd verplicht. Er zijn slechts enkele uitzonderingen. Voor het verlenen van een sloopvergunning gelden, afhankelijk van het type vergunning, verschillende wettelijke termijnen. Sloopmelding Een sloopmelding wordt gedaan bij het bevoegd gezag. Dit kan langs elektronische weg zoals beschreven onder 3.2.5. Met de daar genoemde ‘landelijke voorziening’ wordt vooralsnog het Omgevingsloket Online (OLO) bedoeld, het zelfde loket, waar men terecht kan voor het aanvragen van omgevingsvergunningen. Aan de basis van de sloopmelding ligt artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012. De toelichting op deze paragraaf benadrukt dat de invoering van een meldingsplicht in plaats van een vergunningplicht geen enkele verlaging van de prioriteiten voor de asbestverwijdering betekent. Het is de bedoeling dat de sloopmelding wordt opgenomen in het omgevingsloket. Wanneer is een sloopmelding verplicht? Een sloopmelding is verplicht wanneer naar redelijke schatting meer dan 10 m³ sloopafval vrijkomt of wanneer asbest wordt verwijderd. Bij kleine verbouwingen zonder asbest is dus geen sloopmelding nodig. Dit betekent dat wanneer bij een kleine verbouwing asbest wordt aangetroffen, er alsnog een sloopmelding noodzakelijk is voordat verwijdering van het asbest plaatsvindt. 27 Een sloopmelding is niet verplicht wanneer beroepsmatig of bedrijfsmatig verwijdering van strikt in het besluit omschreven asbesthoudende toepassingen plaatsvindt. Een voorbeeld hiervan is het verwijderen van geklemde vloerplaten onder verwarmingstoestellen. Termijn sloopmelding De melding moet minimaal vier weken voor de aanvang van de sloopwerkzaamheden plaatsvinden. Het bevoegd gezag kan afwijken van deze termijn, bijvoorbeeld in gevallen van een directe noodzaak tot sloop bij een calamiteit. In bepaalde gevallen van reparatie- of mutatieonderhoudswerkzaamheden mag deze termijn tot 5 werkdagen worden beperkt. Dit kan als de normale termijn zou leiden tot onnodige leegstand of ernstige belemmering van het gebruiksgenot. In het bouwbesluit en de Nota van Toelichting staat niet in welke situaties dit van toepassing is. Ook geldt een termijn van 5 werkdagen voor particulieren die zelf strikt in het besluit omschreven geschroefde, hechtgebonden1, asbesthoudende toepassingen (met uitzondering van dakleien), en/of asbesthoudende vloertegels of niet-gelijmde, asbesthoudende vloerbedekking verwijderen. Een voorbeeld hiervan is het verwijderen van geschroefde hechtgebonden asbesthoudende golfplaten met een maximum van 35m² per (kadastraal) perceel. Conform artikel 4 van het asbestverwijderingsbesluit is een asbestinventarisatierapport dan niet verplicht. In artikel 1.33 van het Besluit staat dat dat degene die de sloopwerkzaamheden gaat uitvoeren, ten minste twee dagen voor de feitelijke aanvang van de sloopwerkzaamheden het bevoegd gezag hierover moet informeren. Ook moet deze persoon het bevoegd gezag uiterlijk een werkdag na de beëindiging van de werkzaamheden dit melden bij het bevoegd gezag. 1 dit houdt in dat de toepassing niet verweerd mag zijn en dat de toepassing ook zonder beschadiging kan worden verwijderd. 28 Aan te leveren gegevens bij een sloopmelding De indiener van de sloopmelding moet bij de melding bepaalde gegevens overleggen. In bouwbesluit artikel 1.26 lid 6 staat dat het onder meer gaat om de volgende gegevens: de naam en het adres van de eigenaar van het te slopen bouwwerk; een volledig asbestinventarisatierapport; De naam en het adres van degene die de sloopwerkzaamheden gaat uitvoeren hoeft pas twee werkdagen voor de feitelijke aanvang van de werkzaamheden aan het bevoegd gezag gemeld te worden. Een sloopmelding is alleen ingediend alles alle in artikel 1.26 genoemde gegevens met het meldingsformulier zijn aangeleverd. Als er gegevens ontbreken, dan is de sloop dus niet gemeld. Het bevoegd gezag kan in dit geval handhavend optreden door een zogenoemde (preventieve) herstelsanctie. Dit staat in de Nota van Toelichting van het "veegbesluit". De asbestinventarisatie Bij het geheel of gedeeltelijk verwijderen van asbest moet altijd een asbestinventarisatierapport aanwezig zijn. De verplichting tot het laten opstellen van een asbestinventarisatierapport volgt uit het Avb 2005. Het doel van een asbestinventarisatie is dat voorafgaand aan de werkzaamheden duidelijk is op welke locaties in het te slopen bouwwerk zich asbesthoudende materialen bevinden. Elke omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit sloop moet in principe voorzien zijn van een asbestinventarisatierapport. De vergunningverlener controleert of het asbestinventarisatierapport voldoet aan de criteria. Het is van belang dat voor alle partijen duidelijk is wat deze criteria zijn. De inventarisatieplicht geldt niet voor 1. De situatie waarbij geen asbest aanwezig is: Voor bouwwerken waar geen vermoeden van asbest is, kan een inventarisatie achterwege worden gelaten. Dit kan blijken uit een van de volgende gegevens: o een schriftelijk bewijs dat het bouwwerk gebouwd of vervaardigd is na 1 januari 1994; o een asbestinventarisatierapport waaruit blijkt dat er geen asbest in het te slopen bouwwerk zit; o bewijsmiddelen die genoemd staan in de bouwverordening en invulling geven aan de beperkte ruimte die het Avb 2005 biedt. Het betreft: o een schriftelijke verklaring van de bouwer van het te slopen bouwwerk dat hij hierin geen asbest heeft toegepast, samen met een schriftelijke verklaring van de aanvrager dat sinds het tijdstip van de bouw geen veranderingen hebben plaatsgevonden waarbij asbesthoudende materialen zijn toegepast; o een schriftelijke verklaring van de fabrikant of de leverancier van het te slopen materiaal dat dit geen asbest bevat, samen met een schriftelijke verklaring van de aanvrager dat het materiaal van deze fabrikant of leverancier afkomstig is. 2. Bepaalde werkzaamheden met een laag-risico: een aantal veel voorkomende (routinematige) werkzaamheden met een verwaarloosbaar risico voor mens en milieu: o uitgevoerd door de particulier met een mededeling van B&W; o uitgevoerd door een bedrijf en waarvoor geen mededeling en omgevingsvergunning voor de sloop is vereist. Let op! De opdrachtgever heeft ook te maken met het Arbeidsomstandighedenbesluit. Op basis van dit besluit moet tijdens het uitvoeren van deze werkzaamheden wel een asbestinventarisatierapport (met risicoklasseindeling) aanwezig zijn. Het is wenselijk om de vergunningaanvrager hierop te wijzen. 29 Uitzonderingen op de asbestinventarisatieplicht Uitsluitend voor particulieren gelden de volgende uitzonderingen: het zelf verwijderen van geschroefde, asbesthoudende platen o waarin de asbestvezels hechtgebonden zijn, maar die geen dakleien zijn, o afkomstig uit een woning of uit een op het erf hiervan staand bijgebouw, voor zover de woning of het bijgebouw niet voor de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt of bedoeld zijn; o tot een maximum van 35 m² per kadastraal perceel. het zelf verwijderen van asbesthoudende vloertegels of niet-gelijmde, asbesthoudende vloerbedekking o dat afkomstig is uit een woning of uit een op het erf hiervan staand bijgebouw, voor zover de woning of het bijgebouw niet voor de uitoefening van een beroep of bedrijf worden gebruikt of hiervoor bedoeld zijn, o tot een maximum van 35 m² per kadastraal perceel. Uitsluitend voor bedrijven gelden de volgende uitzonderingen: verwijderen van asbesthoudende waterleidingbuizen, gasleidingbuizen, rioolleidingbuizen en mantelbuizen, voor zover zij deel uitmaken van het ondergrondse openbare gas-, water- en rioolleidingnet; verwijderen van geklemde asbesthoudende vloerplaten onder verwarmingstoestellen; verwijderen van asbesthoudend beglazingskit dat is verwerkt in de constructie van kassen; verwijderen van asbesthoudende pakkingen uit verbrandingsmotoren, procesinstallaties of verwarmingstoestellen met een nominaal vermogen dat lager is dan 2250 kilowatt. In de Regeling omgevingsrecht (Mor) staat dat een asbestinventarisatierapport een vereiste is bij het indienen van een vergunningaanvraag voor het slopen van een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk. De bovengenoemde uitzonderingen gelden voor het aanvragen van een sloopvergunning. Los daarvan geldt vanuit het Arbeidsomstandighedenbesluit een asbestinventarisatieplicht voor bedrijven die asbest verwijderen. Is vanuit deze regelgeving geen asbestinventarisatierapport vereist, dan legt de Arbeidsinspectie deze eis op. De genoemde uitzonderingen op de inventarisatieplicht, die uitsluitend gelden voor bedrijven, staan ook in het Arbeidsomstandighedenbesluit. Omdat de Regeling omgevingsrecht gebaseerd is op de Woningwet en niet op de Arboregelgeving mogen daarin geen voorschriften over de arbeidsomstandigheden zijn opgenomen. Aanleveren asbestinventarisatie Het Bouwbesluit bepaalt niet wanneer een asbestinventarisatierapport aangeleverd moet worden. In het Bouwbesluit staat dat als op basis van het Asbestverwijderingsbesluit een asbestinventarisatierapport verplicht is dit rapport ook met de sloopmelding moet worden ingeleverd. Een asbestinventarisatierapport dient te zijn opgesteld overeenkomstig en door een daartoe gecertificeerd asbestinventarisatiebureau dat beschikt over het procescertificaat SC–540. Een asbestinventarisatierapport is in principe 3 jaar geldig. Het blijft geldig zolang het representatief is voor de huidige situatie. Door aanpassingen (bijvoorbeeld een verbouwing, wijziging van gebruik) en/of externe invloeden (bv. het weer, brand) kan de actuele situatie van het gebouw afwijken van het rapport. Over het algemeen is dit het geval bij oudere rapporten. Helder moet zijn of de actuele situatie nog overeenstemt met de situatie in het rapport. Een nieuwe (aanvullende) inventarisatie en rapportage kan nodig zijn. In de diverse asbestrapporten wordt onderscheid gemaakt in verschillende toepassingsgebieden 1. Direct waarneembaar asbest: Hieronder wordt verstaan alle asbesttoepassingen die direct visueel waarneembaar zijn of die m.b.v. licht destructief onderzoek waar te nemen zijn. Onder licht destructief onderzoek wordt verstaan onderzoek naar alle asbesttoepassingen, waarvan de inventariseerder gezien zijn deskundigheid een vermoeden dient te hebben, dat waargenomen kan worden met (waar nodig) gebruikmaking van de gereedschapset als vermeld in SC–540 par. 7.14.4. Bij licht destructief onderzoek wordt de bouwkundige integriteit niet aangetast. 30 2. Niet-direct waarneembaar asbest: hieronder wordt verstaan alle asbesttoepassingen die niet direct visueel waarneembaar zijn of die m.b.v. licht destructief onderzoek niet waar te nemen zijn en alleen door destructief onderzoek met aantasting van de bouwkundige integriteit kan worden opgespoord. Onder destructief onderzoek wordt verstaan onderzoek naar de asbesttoepassingen, vermeld op een overzicht van redelijke vermoedelijk aanwezige asbestbronnen, opgesteld door de inventariseerder. Bij het onderzoek wordt gebruik gemaakt van zwaar materieel (gebruik makend van elektrisch of pneumatisch aangedreven gereedschap), waarbij de bouwkundige integriteit van het bouwwerk kan worden aangetast. 3. Onvoorzien aanwezig asbest: Bij het daadwerkelijk verwijderen van deze geïnventariseerde asbesttoepassingen kan het bestaan dat er, ondanks de boven aangegeven vaststellingen met aansluitende verwijderingen, daarnaast toch nog onvoorzien asbest wordt aangetroffen. Dit dient door het asbestverwijderingsbedrijf gemeld te worden aan het inventarisatiebureau, gemeente, eigenaar en opdrachtgever (zie SC–540 par. 7.17.4). Op welke wijze het asbestverwijderingsbedrijf met onvoorzien asbest dient om te gaan, is geregeld in SC–530. Het onderzoek kan verschillende rapporten opleveren Type A: Asbestinventarisatie voor afbreken/uit elkaar nemen/gebruiken van een bouwwerk of object. Het systematisch en volledig inventariseren van alle waarneembare asbest, asbesthoudende producten, asbestbesmet materiaal of asbestbesmette constructieonderdelen in een bouwwerk of object, voor zover deze asbestbronnen direct waarneembaar zijn of kunnen worden waargenomen met behulp van licht-destructief onderzoek. Licht destructief onderzoek tast de bouwkundige integriteit van het bouwwerk of object niet aan. Voor de uitvoering van een asbestinventarisatie type-A dient door de opdrachtgever van de inventarisatie een onbelemmerde en passende toegang tot alle ruimten te worden verschaft behorende bij het doel en omvang van het onderzoek. Dit is een noodzakelijke voorwaarde. Het asbestinventarisatierapport Type-A dient een volledige inventarisatie te zijn van alle ruimten van een bouwwerk, of het gedeelte van dit bouwwerk dat bestemd is voor sloop, zoals: vloeren, wanden, plafonds, leidingen, technische installaties, gevels (binnen en buiten), kruipruimte(n), kelders en daken. Een volledig asbestinventarisatierapport Type-A dient als basis voor de aanvraag van een omgevingsvergunnning voor het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk. Een asbestinventarisatierapport Type-A dat niet volledig is, is niet geschikt voor een aanvraag omgevingsvergunning. In de praktijk is het denkbaar, dat in de rapportage van een Type-A onderzoek uitsluitingen zijn opgenomen omdat bijvoorbeeld sommige ruimten niet konden worden onderzocht, of dat het bouwwerk nog in gebruik was ten tijde van de asbestinventarisatie (het gebouw was niet onbelemmerd en passend toegankelijk). In al deze gevallen is er sprake van een onvolledig Type-A onderzoek. Deze uitsluitingen kunnen alleen door middel van een aanvullend Type-A onderzoek worden opgeheven. In het rapport dient duidelijk en onmiskenbaar te worden aangegeven, of het om een ‘volledig’ Type-A onderzoek gaat, of om een ‘onvolledig’ Type-A onderzoek. In principe geldt een inventarisatie voor het gehele te onderzoeken gebouw/object, tenzij slechts opdracht is gegeven om een deel van het gebouw en/of object te inventariseren, bijvoorbeeld een bepaalde vleugel of verdieping. Het inventarisatiebureau bepaalt of een dergelijke opsplitsing niet in strijd is met de uitgangspunten van dit certificatieschema. Het inventariseren van een als zelfstandig te beschouwen bouwkundige eenheid is toegestaan. Bij de indeling is het van belang dat de eenheden zodanig groot zijn, dat alle asbesthoudende bronnen binnen de bouwkundige of installatietechnische eenheid worden meegenomen. Het in één keer inventariseren van zeer grote bouwkundige eenheden kan tot bezwaren leiden en nadelen hebben. De oplossing ligt dan vrijwel altijd in het later samenbundelen van de deelinventarisaties tot een overzichtelijk geheel. De asbestinventarisatie van de zelfstandig bouwkundige eenheid dient volledig in kaart gebracht, geïdentificeerd en gekwalificeerd te worden. Voor de vraag of er een deelinventarisatie gemaakt kan worden, dient niet alleen gekeken te worden naar de mate waarin de ruimte bouwkundig zelfstandig is. Ook dient gekeken te worden of de betreffende asbestbron zich beperkt tot die ruimte. Het is van belang dat de omvang van het project eenduidig wordt vastgelegd. In principe geldt een inventarisatie voor het gehele te onderzoeken gebouw/object, tenzij slechts opdracht is gegeven om een deel van het gebouw 31 en/of object te inventariseren, bijvoorbeeld een bepaalde vleugel of verdieping. Het inventarisatiebureau bepaalt of een dergelijke opsplitsing niet in strijd is met de uitgangspunten van het certificatieschema SC–540. Het inventariseren van een als zelfstandig te beschouwen bouwkundige eenheid is toegestaan. Bij de indeling is het van belang dat de eenheden zodanig groot zijn, dat alle asbesthoudende bronnen binnen de bouwkundige of installatietechnische eenheid worden meegenomen. Het in één keer inventariseren van zeer grote bouwkundige eenheden kan tot bezwaren leiden en nadelen hebben. De oplossing ligt dan vrijwel altijd in het later samenbundelen van de deelinventarisaties tot een overzichtelijk geheel. De asbestinventarisatie van de zelfstandig bouwkundige eenheid dient volledig in kaart gebracht, geïdentificeerd en gekwalificeerd te worden. Voor de vraag of er een deelinventarisatie gemaakt kan worden, dient niet alleen gekeken te worden naar de mate waarin de ruimte bouwkundig zelfstandig is. Ook dient gekeken te worden of de betreffende asbestbron zich beperkt tot die ruimte. Het is toegestaan om een deel van een bouwkundige eenheid te onderzoeken (bijvoorbeeld een zolder met dakconstructie en dakbedekking). Het is niet toegestaan om alleen afzonderlijke bronnen of constructiedelen te inspecteren. Voorbeelden: Een kamer met asbesthoudende vinyltegels is een zelfstandige bouwkundige eenheid waarbij de een deelinventarisatie tot die kamer beperkt kan worden. Een asbesthoudende roltrap loopt via een open verbinding door op drie verdiepingen. Alle verdiepingen behoren dan tot de te onderzoeken eenheid. Denk bijvoorbeeld aan een luchtbehandeling systeem met asbest bevattende luchtkanalen bedient zes verdiepingen, waardoor al deze verdiepingen binnen de te onderzoeken eenheid vallen. Het inventariseren van afzonderlijke bronnen of constructiedelen is niet acceptabel. Opsplitsing in te kleine eenheden stuit vrijwel altijd op bezwaren. Het is bijvoorbeeld niet toegestaan om uitsluitend een gevelconstructie, vensterbanken of technische ruimten te inventariseren en daarbij geen aandacht te besteden aan de overige bronnen binnen de bouwkundige eenheid. Voorbeeld: In een grote hal met een staalconstructie waarop spuitasbest is aangebracht, bevinden zich winkels die afzonderlijk zijn verhuurd. Wanneer slechts een deel van de huurders opdracht geeft tot inventarisatie van de door hen gehuurde winkel, leidt dit tot een onvolledige inventarisatie die bovendien een onbetrouwbare basis vormt voor een omgevingsvergunning of een eventueel aansluitend uit te voeren risicobeoordeling conform NEN 2991. In dergelijke gevallen zal dus de eigenaar van het bouwwerk als (hoofd)opdrachtgever moeten optreden. Wanneer een inventarisatiebureau niet een volledig bouwwerk, object of constructie onderzoekt, moet de gekozen indeling van het te onderzoeken bouwdeel gemotiveerd worden vastgelegd in het op te stellen asbestinventarisatieplan en het asbestinventarisatierapport. Het bedrijf dient te werken met een checklist toegespitst op het te inventariseren bouwwerk of object. Tevoren dient deskresearch te zijn uitgevoerd, gebruikmakend van bestek, tekeningen, bouwaanvragen of vergelijkbare informatie. Resultaten van deskresearch dienen op de onderzoek locatie tijdens het onderzoek aanwezig te zijn. Bij het inventariseren dienen alle ruimten en constructiedelen, met inbegrip van bijvoorbeeld kanalen en kokers, schoorstenen, kruipruimten, ruimten boven het plafond etc. onderzocht te worden. In het bouwwerk en/of object dienen de te onderzoeken materialen in hoofdgroepen te worden ingedeeld. Voorbeelden van een indeling in hoofdgroepen zijn onderstaand gegeven: Installaties: In de controlelijst moet tot uiting komen dat onderzocht wordt hoe de installaties zijn opgebouwd: 3. verwarmings-/klimaatinstallaties; o ventilatie (opbouw/constructie van de ventilatiekanalen in beeld gebracht); o stoomleidingen en overige buizen en leidingen; o water; o riolering; o elektrische installaties; o verticaal transport (liften, roltrappen etc.); o (rook)gaskanalen; o afvoerkanalen van apparaten (b.v. zuurkasten). 32 4. Apparatuur en inrichting: o zuurkasten; o schoolborden; o noodstroom aggregaten. 5. Brandwerende constructies: o brandcompartimenten: o Verticaal o Horizontaal o brandwerende constructies naar belendingen; o brandwerende bekleding draagconstructies. Afwerking en decoraties: o stucwerk; o vloerbedekking incl. evt. lijmlaag; o natuursteenvervangers; o alle imitatiesteenachtige materialen; o scheidingswanden e.d.; o voegkit, afdichting dilatatievoegen. Gevelconstructies en waterkerende constructies: o golfplaten; o dakbedekking; gevelbekleding; o Horizontaal o Verticaal o waterkerende en waterdampdoorlatende lagen in buitenwanden en d ken; o natuursteenvervangers zoals bij waterdorpels en muurafdekkingen etc. Tijdens de bouw toegepaste asbesthoudende hulpconstructies: o verloren bekisting in betonconstructies; o stelplaatjes. Asbestbesmetting: o asbeststof afkomstig van oude saneringen of erosie (kabelgoten verlaagde plafonds etc.) op materiaal of constructieonderdelen; o Asbeststof afkomstig uit naastgelegen bouwdelen of emissie-bronnen (via banden, schoeisel of calamiteit) op materiaal of constructieonderdelen. Type-B : Aanvullende asbestinventarisatie tijdens bouwkundige sloop. Niet-direct waarneembare asbest, asbesthoudende producten, asbestbesmet materiaal of asbestbesmette constructie-onderdelen. Indien tijdens de asbestinventarisatie het redelijke vermoeden ontstaat, of niet kan worden uitgesloten, dat in de bouwconstructie of het object asbestbronnen aanwezig kunnen zijn die alleen met behulp van destructief onderzoek kunnen worden gedetecteerd, dient er een overzicht opgesteld te worden van deze asbestbronnen. Dit overzicht van redelijke vermoedelijk aanwezige asbestbronnen is de basis voor het opvolgende inventarisatieonderzoek Type-B. Dit moet altijd gebeuren in samenwerking met een SC 530-gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf. Het grote verschil tussen het type A en het type B onderzoek is dat het bij type B uitsluitend gaat om verborgen materialen (dus niet direct waarneembaar), die door middel van zwaar destructief onderzoek moeten worden geïnventariseerd. Bij dit onderzoek kan de bouwkundige integriteit van het bouwwerk worden aangetast. Het resultaat leidt tot een asbestinventarisatierapport type-B als aanvulling op het asbestinventarisatierapport type-A (zie SC–540 par. 7.17.3). Dit wordt door het asbestinventarisatiebedrijf ter beschikking gesteld aan de eigenaar / opdrachtgever c.q. de houder van de omgevingsvergunning. De opdrachtgever dient aan het bevoegde gezag, de vergunningverlener (gemeente) de aanvullende asbestinventarisatie type-B ter beschikking stellen. Aangezien een dergelijk onderzoek door het asbestinventarisatiebedrijf niet kan worden afgedwongen bij diens opdrachtgever, dient het bureau zich te beperken tot een nadrukkelijke aanbeveling in de samenvatting om een 33 type-B onderzoek te laten uitvoeren. Voor de vergunningverlener is deze aanbeveling aanleiding om een dergelijk type-B onderzoek, als aanvulling op het type-A rapport verplicht te stellen in de vergunningsvoorwaarden. Alleen wanneer in het A-inventarisatierapport staat vermeld, dat er een vermoeden bestaat van verborgen asbestverdacht materiaal moet in de sloopvergunningsvoorwaarden de eis worden opgenomen dat een B-inventarisatierapport verplicht is. Type 0: Beperkte inventarisatie voorafgaand aan een risicobeoordeling conform NEN 2991: 2005 Voorafgaand aan uit te voeren risicobeoordelingen, conform NEN 2991: 2005, in gebouwen, constructies of objecten in bewoonde/gebruikte staat die niet zullen worden gesloopt, kan worden volstaan met een beperkte inventarisatie van asbesthoudende materialen, zonder gebruik te maken van destructieve onderzoeksmethoden. Deze inventarisatie dient vastgelegd te worden in een rapport. Het resultaat van een type 0 inventarisatie kan dan als startpunt dienen. Een type 0 inventarisatie wordt uitsluitend uitgevoerd indien er voor het betreffende bouwwerk of object geen type A inventarisatie beschikbaar is, terwijl er redenen zijn om op korte termijn een NEN 2991: 2005 risicobeoordeling uit te voeren. Voorwaarde voor het uitvoeren van een NEN 2991: 2005 onderzoek is dat er voorafgaand aan het NEN 2991: 2005 onderzoek altijd een asbestinventarisatierapport type 0 is opgesteld. Indien de resultaten van een NEN 2991: 2005 onderzoek naar een asbestsanering leiden dienen de resultaten van het type 0 en het NEN 2991: 2005 onderzoek als basis (deskresearch) voor het opstellen van het Type-A onderzoek. Uitsluitend met een Type A onderzoek kan worden gesaneerd. Het type 0 inventarisatierapport is het minimale uitgangspunt voor het NEN 2991: 2005 onderzoek. Type-G: Inventarisatie van asbest gericht op het gebruik van het gebouw. Een asbestinventarisatie type-G is een uitbreiding op een volledige asbestinventarisatie type-A. Eigenaren of beheerders van gebouwen kunnen vrijwillig opdracht geven tot dit type asbestinventarisatie. Het betreft een type asbestinventarisatie waarvan gebruik kan worden gemaakt in het kader van dit schema. Dit laat onverlet dat de inventariseerder gehouden is de werkzaamheden uit te voeren conform de eisen in dit schema. NEN 2991:2005 Risico-onderzoek asbest in gebouwen De Nederlandse norm NEN 2991 (“Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt”) omschrijft de methode voor het bepalen van asbestrisico’s in gebouwen. De norm is gepubliceerd in juni 2005. Met behulp van deze norm kan het actuele en/of potentiële risico van asbest worden ingeschat. Deze methode maakt gebruik van een puntentelling en is een goede methode om op snelle wijze het potentiële risico van asbesthoudende toepassingen te beoordelen. Luchtmetingen vinden plaats gedurende een zogenaamd 8-uurs gemiddelde. Alle luchtmonsters worden onderzocht met behulp van rasterelektronenmicroscopie in combinatie met röntgenmicroanalyse (REM/RMA). In beide gevallen (stof- en luchtmonsternamen) is sprake van een selecte steekproef op basis van een worstcase inschatting. De hiermee gemeten waarden kunnen dan ook beschouwd worden als maximale waarden. Artikel 7.19 van het bouwbesluit stelt dat de concentratie van asbestvezels in een voor personen toegankelijke ruimte van een bestaand bouwwerk is niet groter dan 100.000 Ve/m³, bepaald volgens NEN 2991. De voorschriften van dit artikel hebben betrekking op het voorkomen van uit het oogpunt van gezondheid onaanvaardbaar hoge concentraties van asbestvezels en formaldehyde in voor mensen toegankelijke ruimten van bouwwerken. Wanneer de concentratie van asbestvezels in de genoemde grenswaarde wordt overschreden, kan het bevoegd gezag zo nodig besluiten om het gebruik van (het desbetreffende deel) van het bouwwerk te doen staken totdat maatregelen zijn genomen waarmee de concentratie wordt teruggebracht tot een onder de betreffende 34 grenswaarde gelegen niveau. Welke maatregelen noodzakelijk zijn, zal mede kunnen afhangen van de bron(nen) van de te hoge concentratie. Dit zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld. Voorschriften over concentraties van asbestvezels waren tot de inwerkingtreding van dit besluit opgenomen in de Regeling Bouwbesluit 2003. De reikwijdte van die voorschriften was beperkt tot concentraties die uit bouwmaterialen afkomstig zijn. Te hoge concentraties asbestvezels in een voor mensen toegankelijke ruimte kunnen echter ook uit andere bron komen, bijvoorbeeld uit ventilatiekanalen of materiaal dat gebruikt is voor de aankleding van de ruimte. Om die reden heeft het voorschrift van artikel 7.19 niet alleen betrekking op bouwmaterialen. Op grond van het eerste lid mag de concentratie van asbestvezels in voor mensen toegankelijke ruimten van een bestaand bouwwerk niet groter zijn dan 100.000 vezelequivalenten per m³. Dit komt als gezondheidskundige ondergrens overeen met de voorheen op grond van de Regeling Bouwbesluit 2003 geldende eis voor de bestaande bouw en strookt met het zogenoemde maximaal toelaatbaar risico (mtr). Omdat asbest niet meer mag worden toegepast in de nieuwbouw beperkt het voorschrift zich voortaan tot bestaande bouw. Een onderzoek naar de potentiële en actuele risico's wordt uitgevoerd in 3 stappen: 1. Een visuele inspectie van het gebouw op aanwezigheid van asbesthoudende materialen; 2. Het nemen en laten analyseren van stof- en materiaalmonsters; 3. Het uitvoeren van luchtmetingen. Op basis van de visuele inspectie kan al een uitspraak gedaan worden over de potentiële risico's met betrekking tot de aanwezige asbesthoudende materialen. Zo zullen hechtgebonden materialen een lager potentieel risico vormen dan niet hechtgebonden materialen. Een visuele inspectie kan een volledige asbestinventarisatie conform de SC–540 type A zijn of een beperkte inventarisatie conform de SC–540 type 0. De deskundigheid van de onderzoeker met betrekking tot het beoordelen van de aangetroffen asbestbronnen op een mogelijke kans op emissie is hierbij van groot belang. Afhankelijk van de aard en conditie van de aangetroffen asbesthoudende materialen kan besloten worden tot een vervolgonderzoek over te gaan, zoals bijvoorbeeld het nemen van kleefmonsters. Kleefmonsters worden op strategische plaatsen in het gebouw genomen door middel van een kleefstrip. De kleefstrips worden met behulp van elektronenmicroscopie in het laboratorium onderzocht. Afhankelijk van het aantal waargenomen vezels op de kleefstrip kan een inschatting worden gedaan over de potentiële kans van norm overschrijdende asbestconcentraties in de omgevingslucht. In de NEN 2991 zijn concentratieniveaus voor asbest in stof- en luchtmonsters gedefinieerd. Besmettingen (gesedimenteerde asbestvezels) kunnen onderzocht worden door middel van het nemen van stofmonsters op kleefstroken. Kleefmonsters worden geanalyseerd en de hoeveelheid asbest wordt uitgedrukt in het aantal asbestvezels/cm². Resultaten worden gegeven in de volgende omschrijvingen: Concentratie (aantal asbestvezels/cm² oppervlak) >1000 100 – 1000 10 – 100 < 10 Weergave ++ + +/- Omschrijving Zeer veel asbest aangetroffen Duidelijk asbest aangetroffen Sporen asbest aangetroffen Geen asbest aangetroffen Wanneer in kleefmonsters inderdaad asbestvezels worden gevonden, kan besloten worden luchtmetingen uit te voeren om de actuele asbestvezelconcentratie in de lucht te bepalen. Met behulp van gekalibreerde hoog volume luchtpompen wordt lucht door een goud bedampt filter aangezogen. Het filter wordt in het laboratorium met behulp van Scanning Elektronen Microscopie (SEM) onderzocht. Het aantal aangetroffen vezels wordt getoetst aan de normwaarden. Hierbij wordt de soort en afmetingen van de vezels geïndexeerd met kengetallen. Door middel van deze indexatie wordt het wetenschappelijk aangetoonde verschil in gezondheidsrisico van de verschillende 35 soorten asbest en de vezelafmetingen "meegewogen". Het resultaat van de luchtmetingen wordt dan ook aangegeven in Vezelequivalenten per m³. Luchtmetingen kunnen direct getoetst worden aan handhavingswaarden conform de NEN 2991. Deze waarden worden uitgedrukt in vezelequivalenten/m³ 2. Deze zijn als volgt: Concentratieniveau in veq/ m³ Actie bij overschrijding (conform NEN 2991) <1000 ≥1000 – ≤10.000 n.v.t. geen actueel risico Bron opsporen en saneren tot niveau asbestveilig(ontruiming niet noodzakelijk) Ruimte of terrein niet betreden zonder persoonlijke beschermingsmiddelen alvorens bron is opgespoord en ruimte gesaneerd tot niveau asbestveilig >10.000 Het NEN 2991 onderzoek kan ook onderdeel gaan uitmaken van een gebouw gebonden asbestbeheersplan op basis waarvan asbestbronnen op verantwoorde wijze in een gebouw gehandhaafd kunnen blijven. Het advies voor het uitvoeren van een NEN 2991-onderzoek wordt zeker niet altijd op objectieve gronden plaatsvindt. Waarom wordt het dan wel geadviseerd? Het advies is mogelijk gebaseerd op: de emotionele lading rond het onderwerp ‘asbest’; "U kunt beter alle ruimtes laten onderzoeken met behulp van een NEN 2991-onderzoek, zodat u zeker weet dat de ruimtes veilig zijn"; de financiële belangen van de inventariseerder en een (eigen)laboratorium, en/of de onkunde van de inventariseerder. Het niet verplichte en buiten het SC–540 regime vallende NEN 2991-onderzoek is een aanvullend onderzoek, voorafgaand aan een asbestsanering. Dit ter beoordeling van directe blootstellingsrisico’s aan asbest voor gebruikers en derden in gebouwen, woningen, constructies, objecten en leegstaande bouwwerken bij nietsloopsituaties. Het onderzoek wordt geadviseerd indien er een redelijk vermoeden bestaat dat er ernstige asbestbesmettingen aanwezig zijn met niet-hechtgebonden asbesthoudende materialen die kunnen leiden tot een directe norm overschrijdende blootstelling aan asbestvezels in de lucht. NEN 2991 niet verplicht en valt buiten het SC–540 regime Een asbestinventarisatie is volgens het Asbestverwijderingsbesluit verplicht bij het verwijderen van asbest, asbesthoudende producten en asbestbesmet materiaal of asbestbesmette constructieonderdelen, in gebouwen of objecten van voor 1 januari 1994, voorafgaand aan sloop, renovatie of onderhoud in bouwwerken en objecten en na een incident. Het uitvoeren van een NEN 2991-onderzoek valt conform de SC–540:2011 paragraven 3.4.4 en 7.14.8 buiten het kader van deze SC–540 en is daarmee dus niet wettelijk verplicht. 2 Het begrip vezelequivalenten is geïntroduceerd vanwege het feit dat asbestvezels van een bepaalde soort of van bepaalde afmetingen meer risico opleveren dan andere soorten of afmetingen. Aan de gedetecteerde vezels wordt een wegingsfactor toegekend. Zo wordt bijvoorbeeld aan Chrysotielvezels (witte asbest) met een lengte kleiner dan 5 μm een wegingsfactor 1 toegekend terwijl aan Crocidolietvezels (blauwe asbest) met een lengte kleiner dan 5 μm een wegingsfactor van 10 wordt toegekend. Een Crocidolietvezel telt dus 10 keer meer mee in de bepaling van de uiteindelijke vezelconcentratie dan een Chrysotielvezel 36 Onderzoek bij sloop- en niet-sloopsituaties Een NEN 2991-onderzoek wordt alleen dan uitgevoerd indien gebouwen of constructies nog in gebruik of toegankelijk zijn. Indien een gebouw of object gesloopt gaat worden is een NEN 2991 niet nodig of verplicht. De NEN 2991 stelt in paragraaf 4: "Een asbestinventarisatie voorafgaand aan sloop kan beperkt blijven tot een systematische bouwkundig gerichte registratie van alle visueel waarneembare asbesthoudende materialen." Paragraaf 3.4.4 van de SC–540:2011 stelt: "Voorafgaand aan uit te voeren risicobeoordelingen, conform NEN 2991: 2005, in gebouwen, constructies of objecten in bewoonde/gebruikte staat die niet zullen worden gesloopt, kan worden volstaan met een beperkte inventarisatie van asbesthoudende materialen, zonder gebruik te maken van destructieve onderzoeksmethoden." Wanneer wordt een NEN 2991-onderzoek geadviseerd Paragraaf 7.16.3.4 van de SC–540:2011 stelt: "Indien tijdens de inventarisatie een ernstige besmetting met niethechtgebonden asbesthoudende materialen wordt aangetroffen, die een direct risico opleveren voor bewoners/gebruikers van een gebouw of constructie, dient de opdrachtgever hierover terstond ingelicht te worden. Dit leidt tot een onvolledige rapportage en tot het dringend advies per direct organisatorische (voorzorgs)maatregelen te treffen en een risicobeoordeling conform NEN 2991 te laten uitvoeren." Het laten uitvoeren van een NEN 2991-onderzoek zal altijd een advies van een inventarisatiebureau zijn en kan nooit opgelegd worden. Bij direct gevaar voor blootstelling dan is het inventarisatiebureau verplicht een melding aan gemeente/opdrachtgever en eigenaar te doen. Wat zijn volgens SC–540 asbestbesmettingen Conform paragraaf 7.16.2 van de SC–540:2011 is de definitie van een asbestbesmetting: 1. asbeststof afkomstig van oude saneringen of erosie (kabelgoten verlaagde plafonds enz.) op materiaal of constructieonderdelen; 2. asbeststof afkomstig uit naastgelegen bouwdelen of emissie-bronnen (via banden, schoeisel of calamiteit) op materiaal of constructieonderdelen. De definitie van 'stof' is: kleine deeltjes van minder dan een halve micrometer. Asbeststof is dus niet visueel zichtbaar. Van visueel zichtbaar asbest dient conform de SC–540:2011 paragraaf 3.4 een materiaalmonster te worden genomen waarop, na analyse, het asbestinventarisatiebureau een saneringsadvies kan uitbrengen. Het adviseren van een NEN 2991-onderzoek op basis van enkel de waarneming van 'stukjes' asbest is onjuist. Deze stukjes asbest worden dan onterecht aangemerkt als een asbestbesmetting. Directe norm overschrijdende blootstelling aan asbestvezels in de lucht In NEN 2991, bijlage A, tabel A.2 is een overzicht gegeven van voorbeelden van producten waarin asbest in een niet-hechtgebonden vorm voorkomt die mits beschadigd, verweerd of niet duurzaam zijn afgeschermd of zijn geïmpregneerd en zodoende een norm overschrijdende blootstelling aan asbestvezels in de lucht kunnen veroorzaken. Voorbeelden van producten zijn afdichtkoord, isolatiemateriaal, asbesthoudend stucwerk, asbesthoudend brandwerend board, asbestkarton, vlamverdelers, wonderplug, hittevaste elektrische isolatie, spuitasbest. Soms blijkt bij een asbestinventarisatie dat de asbesthoudende bronnen slecht zijn en dat het noodzakelijk is de risico's nader in te schatten. Met een onderzoek conform NEN 2991 worden zowel het actuele risico (met luchtmetingen) als het potentiële risico dat neergeslagen asbeststof weer in de lucht komt bepaald (met kleefmonsters). Een dergelijk kostbaar onderzoek heeft natuurlijk alleen zin als het nuttig is om de risico's te kennen en als deze naar verwachting hoog of verhoogd zullen zijn. NEN 2991 geeft hiervoor duidelijke richtlijnen. 37 Wanneer er een dergelijk onjuist advies in een asbestinventarisatierapport staat, laat dan altijd een correctie uitvoeren. Het feit dat het advies (ook als het onterecht is) in een later traject niet is opgevolgd kan consequenties hebben bijvoorbeeld bij de vergunningaanvraag, bij de uitvoering van het werk en bij de eindcontrole. Beperkingen of uitsluitingen Asbestinventarisaties worden vaak in fasen uitgevoerd, omdat vanwege gebruik of andere oorzaken niet in één gang een allesomvattend onderzoek kan plaatsvinden. Elke asbestinventarisatie dient grondig en systematisch uitgevoerd te worden. Vóór het inventariseren dient er een werkplan opgesteld te worden, waarbij met behulp van bureauonderzoek naar de bouwhistorie van het object een inschatting gemaakt kan worden waar en welke asbestbronnen aanwezig kunnen zijn. Door een goede voorbereiding, het inzetten van deskundig en ervaren personeel en het uitvoeren van de asbestinventarisatie volgens een doordacht plan wordt het over het hoofd zien van asbesthoudende toepassingen tot een minimum beperkt. De kans bestaat echter dat asbesthoudende toepassingen niet als zodanig opgemerkt worden, mede gelet op het feit dat meer dan 3500 toepassingen bekend zijn. Het onderzoek betreft een momentopname. De inventarisatie en rapportage komen voort uit een inspanningsverplichting, geen resultaatverplichting. Tijdens een asbestinventarisatie kunnen omstandigheden zijn, waardoor er geen volledige inventarisatie plaats kan vinden. Er kan pas gesproken worden van een volledig asbestinventarisatierapport als alle asbest op de locatie, in het bouwwerk of object is geïnventariseerd (voor zover daar gewerkt zal worden). Indien bij de inventarisatie alleen naar het waarneembare asbest is gekeken, kan veelal niet gesproken worden van een volledig asbestinventarisatierapport. In het rapport dienen wel duidelijk de beperkingen van het onderzoek vermeld worden Beperkingen die op kunnen treden zijn bijvoorbeeld asbesthoudende toepassingen in een ruimte die afgesloten is. Voor de uitvoering van een asbestinventarisatie type-A dient door de opdrachtgever van de inventarisatie een onbelemmerde en passende toegang tot alle ruimten te worden verschaft behorende bij het doel en omvang van het onderzoek. Dit is een noodzakelijke voorwaarde. Het asbestinventarisatierapport Type-A dient een volledige inventarisatie te zijn van alle ruimten van een bouwwerk, of het gedeelte van dit bouwwerk dat bestemd is voor sloop. Beperkingen in het asbestinventarisatierapport Een asbestinventarisatie TYPE A is erop gericht alle direct waarneembare asbesthoudende toepassingen aan te geven, gebruik makend van licht handgereedschap. Licht destructief onderzoek tast de bouwkundige integriteit van het bouwwerk of object niet aan. In de praktijk is het denkbaar, dat in de rapportage van een Type-A onderzoek uitsluitingen zijn opgenomen omdat bijvoorbeeld sommige ruimten niet konden worden onderzocht, of dat het bouwwerk nog in gebruik was ten tijde van de asbestinventarisatie (het gebouw was niet onbelemmerd en passend toegankelijk).In al deze gevallen is er sprake van een onvolledig Type-A onderzoek. Deze uitsluitingen kunnen alleen door middel van een aanvullend Type-A onderzoek worden opgeheven. In het rapport dient duidelijk en onmiskenbaar te worden aangegeven, of het om een ‘volledig’ Type-A onderzoek gaat, of om een ‘onvolledig’ TypeA onderzoek (vermelden in titelblad en samenvatting). Een onvolledig Type-A onderzoek is niet geschikt ter indiening van een aanvraag van een omgevingsvergunning. Er zijn echter situaties te onderscheiden die alleen door middel van destructieve handelingen te inspecteren zijn. Voorbeelden hiervan zijn; in fundering gestorte asbestcementleiding of asbestcement stelplaten onder of tussen muren, verborgen of met puin volgestorte kruipruimtes, et cetera. Het is mogelijk dat verborgen asbesthoudende toepassingen wegens constructieve ontoegankelijkheid niet opgemerkt kunnen worden. Dit geldt expliciet ook voor leidingisolatie, wat betekent dat alle leidingisolatie onder constructieve ontoegankelijkheid valt, met uitzondering van plaatsen waar beschadigingen tot op de leiding zichtbaar is of waar het materiaal is bemonsterd. Achter asbesthoudende toepassingen kan ook niet gekeken worden. Aanvullend onderzoek is dan ook noodzakelijk. Indien het vermoeden bestaat dat nog niet direct waarneembare asbesthoudende toepassingen aanwezig zijn, wordt bij (totaal)sloop een asbestinventarisatie TYPE B geadviseerd. Uitsluitingen in een type A inventarisatie welke met en type B inventarisatie weggenomen kunnen worden geven geen onvolledig rapport. 38 Een asbestmonster dient genomen te zijn tot aan het bouwkundige constructieonderdeel. Bijvoorbeeld een monster van leidingisolatie dient genomen te worden tot aan de leiding zelf. Vloerzeil dient genomen te worden tot aan de bouwkundige vloer, er kunnen immers meerdere lagen onder liggen. Ook kan er onder een asbestpapier of asbesthoudende lijm toegepast zijn. Wanneer tijdens de inventarisatie een ernstige besmetting met niet-hechtgebonden asbesthoudende materialen wordt aangetroffen, die een direct risico opleveren voor bewoners / gebruikers van een gebouw of constructie, dient de opdrachtgever hierover terstond ingelicht te worden. Dit leidt tot een onvolledige rapportage en tot het dringend advies per direct organisatorische (voorzorgs)maatregelen te treffen en een risicobeoordeling conform NEN 2991 te laten uitvoeren. Het uitvoeren van een NEN 2991 onderzoek kan niet verplicht worden. Indien relevant voor het bouwwerk of object wordt tevens een opsomming gegeven van de vermoedelijk niet-direct waarneembare aanwezigheid van asbest, asbesthoudende producten, asbestbesmet materiaal of asbestbesmette constructieonderdelen in het bouwwerk of object, waarop in tweede instantie een aanvullende inventarisatie (Type B) uitgevoerd zal moeten worden. Deze bevinding dient in de samenvatting van het rapport te worden aangegeven. Het inventarisatierapport Type-A zal kunnen dienen als basis voor de aanvraag van een omgevingsvergunning. Een combinatie van een TYPE A en een TYPE B rapportage is ook niet toegestaan. De kwaliteit van de inventarisatie en rapportage De inventarisatie en rapportage moeten beide zijn uitgevoerd volgens de richtlijn SC 540. Dit moet staan in de rapportage. Daarnaast geldt dat het inventarisatiebedrijf geregistreerd moet zijn bij Stichting Certificatie Asbest (Ascert) en beschikken over het procescertificaat asbestinventarisatie. De inventariseerder en technische eindverantwoordelijke van het bedrijf moeten beschikken over een geldig persoonscertificaat (DIA). De volledigheid van de inventarisatie en rapportage De inventarisatie en rapportage moeten volledig beschrijven waar het asbesthoudende materiaal in het gebouw aanwezig is. Volgens de richtlijn SC 540 wordt in eerste instantie een inventarisatie gedaan van alle direct waarneembare asbest. Dit leidt tot een rapport type A. Dit rapport kan in sommige gevallen volstaan voor een sloopmelding. Dit geldt niet wanneer de inventarisatie leidt tot een redelijk vermoeden dat op niet-direct waarneembare plaatsen asbest aanwezig is. In dat geval moet een aanvullende inventarisatie (type B) worden uitgevoerd. Deze bevinding wordt in de samenvatting van het rapport type A opgenomen. De aanvullende inventarisatie moet worden uitgevoerd voorafgaand aan de sloop! Dit dient dan ook opgenomen te worden in de voorwaarden van de sloopvergunning Niet-direct waarneembare asbest en asbesthoudende producten worden voorafgaand aan de sloop met een aanvullend (destructief ) onderzoek opgespoord. Dit leidt tot een rapport type B. In oudere inventarisaties en rapporten opgemaakt onder BRL 5052 werd dit onderscheid nog niet expliciet gemaakt. Controleer of in deze rapporten de reden staat waarom de inventarisatie niet volledig is. De uitgevoerde inventarisatie en rapportage zijn bedoeld voor de sloop van een gebouw. In de oudere rapporten ontbreekt de volgens de arbowet- en regelgeving vereiste risicoklasse-indeling voor het verwijderen van asbest. Omdat de verplichting tot het bijvoegen van een risicoklasse-indeling niet rechtstreeks volgt uit het Avb 2005, Wabo of andere bouwregelgeving, kan afwezigheid van een risicoklasse-indeling geen grond zijn om de aanvraag te laten aanvullen of niet in behandeling te nemen. Een risicoklasse-indeling bepaalt of het werk uitbesteed mag worden aan een willekeurig deskundig asbestverwijderingsbedrijf of alleen aan een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf. In de oude inventarisatierapporten was het opnemen van een risicoklasse-indeling niet verplicht. De vergunningverlener heeft wel als taak de aanvrager te wijzen op de geldende Arboregelgeving. Hij 39 informeert ook - ruim voor aanvang van de sloopwerkzaamheden - de inspecteur van de regionale Arbeidsinspectie over het ontbreken van de indeling. Dit hebben handhavingpartners afgesproken in het kader van ketentoezicht. De representativiteit van de rapportage Controlepunten zijn: De inventarisatie en de rapportage moeten betrekking hebben op het bouwwerk of gedeelte van het bouwwerk. De datum van het rapport. Een asbestinventarisatierapport blijft geldig zolang het representatief is voor de huidige situatie. Door aanpassingen (bijvoorbeeld een verbouwing, wijziging van gebruik) en/of externe invloeden (bv. het weer, brand) kan de actuele situatie van het gebouw afwijken van het rapport. Over het algemeen is dit het geval bij oudere rapporten. Helder moet zijn of de actuele situatie nog overeenstemt met de situatie in het rapport. Een nieuwe (aanvullende) inventarisatie en rapportage kan nodig zijn. De indieningswijze van de sloopmelding De sloopmelding kan digitaal gedaan worden via het omgevingsloket. Daarnaast kan ook een papieren formulier worden gebruikt. Een sloopmelding dient aan het bevoegd gezag gedaan te worden. De indiening kan als volgt plaatsvinden: “Een sloopmelding wordt langs elektronische weg gedaan met gebruikmaking van het elektronische formulier dat op de datum van indiening van de sloopmelding beschikbaar is via de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 7.6 van de Wabo. Op die melding is artikel 4.3, eerste en tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht van overeenkomstige toepassing. Een sloopmelding anders dan langs elektronische weg wordt gedaan met gebruikmaking van het formulier, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht. Indien de melding tegelijkertijd met de indiening van een aanvraag om omgevingsvergunning krachtens de Wabo wordt gedaan, is het aantal exemplaren dat van de melding en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden wordt ingediend gelijk aan het aantal exemplaren dat van de aanvraag om vergunning en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden op grond van artikel 4.2, tweede en derde lid, van het Besluit omgevingsrecht wordt ingediend. Indien de sloopmelding afzonderlijk wordt gedaan, worden deze en de daarbij te verstrekken gegevens en bescheiden in drievoud ingediend. Als het bevoegd gezag een ander bestuursorgaan is dan burgemeester en wethouders dan moet dat bevoegd gezag burgemeester en wethouders direct over de sloopmelding informeren. Dit wordt gelijktijdig meegedeeld aan de melder.” Risicoklassen Voor werkzaamheden waarbij blootstelling aan asbest kan optreden, worden drie risicoklassen gehanteerd. Risicoklasse 1 is het laagst. De blootstelling is dan onder de grenswaarde. Omdat asbest kankerverwekkend is, zijn maatregelen ook bij lage blootstelling verplicht. Is de risicoklasse hoger, dan zijn aanvullende maatregelen vereist. De maatregelen gelden voor werkgevers, werknemers en voor zelfstandigen zonder personeel. Risicoklasse 1 Concentratie asbest (over 8 uur) ≤ 0,01 vezel per cm³ in de ademzone. (10.000 vezels/m³) 2 > 0,01 vezel per cm³ en <1 vezel Maatregelen - Melding - Concentratie zo laag mogelijk houden, door: werkmethoden; reinigen/onderhoud; verpakken; afvoeren. Voorlichting Opleiding Meten en monsterneming Extra maatregelen bij overschrijding grenswaarde - Visuele inspectie aan het eind van het werk Maatregelen risicoklasse 1 plus: 40 Risicoklasse Concentratie asbest (over 8 uur) per cm³ in de ademzone. (10.000 tot 1.000.000 vezels/m³) 3 ≥ 1 vezel per cm³ in de ademzone. (≥ 1.000.000 vezels/cm³). Uitsluitend voor verwijdering van ‘risicovolle’ niethechtgebonden materialen zoals spuitasbest, leiding- en ketelisolatie, brandwerend board en asbestkarton. NIEUWE GRENSWAARDEN Maatregelen - Aanvullende maatregelen: passende ademhalingsbescherming; waarschuwingsborden; containment; werkvolgorde. - Werkplan - Hygiënische beschermingsmaatregelen - Eindbeoordeling - Arbeidsgezondheidskundig onderzoek - Registratie Maatregelen risicoklasse 1 en 2 plus: - Verzwaarde eindbeoordeling (Dit wil zeggen dat er ook een eindbeoordeling plaatsvindt in de ruimten naast de arbeidsplaats waar asbestblootstelling plaatsvindt.) Amfibool 300 vezels/m³ Chrysotiel 2000 vezels/m³ Het verwijderen van asbesthoudende toepassingen Relevante documenten: Een inventarisatierapport incl. de risicoklasse-indeling en verwijderingsvoorwaarden (zie SC–540 par. 7.17), ter beschikking gesteld door de opdrachtgever;–Indien het inventarisatierapport niet voldoet aan de vereiste actualiteit conform SC–540 par. 7.17 dient het asbestverwijderingsbedrijf dit te melden aan haar opdrachtgever. Onder de voorwaarde dat het asbestinventarisatierapport aan de eisen voldoet kan het asbestverwijderingsbedrijf haar werkvoorbereiding afronden en de uitvoering aanvangen. Het asbestverwijderingsbedrijf kan geconfronteerd worden met een inventarisatierapport dat niet voldoet aan SC–540 en de daaraan ten grondslag liggende wet- en regelgeving. In dat geval is er een risico met betrekking tot onbelemmerde voortgang vanwege het toezicht door het bevoegde gezag. een compleet afschrift van de omgevingsvergunning voor het slopen. Verplichting asbestinventarisatierapport Het verwijderen van asbest, asbesthoudende producten en asbestbesmet materiaal of asbestbesmette constructieonderdelen uit een bouwwerk of object of na een incident dient door gecertificeerd personeel te worden uitgevoerd. Een verplichting daarbij is de aanwezigheid van een inventarisatierapport. Dit dient ter beschikking gesteld te worden door de opdrachtgever, met een daarop gebaseerde omgevingsvergunning voor het slopen conform het Asbestverwijderingsbesluit. Het gecertificeerde asbestverwijderingsbedrijf blijft als werkgever te allen tijde verantwoordelijk voor de risicobeheersing en daarmee voor de veilige arbeidsomstandigheden. Asbesthoudende toepassingen dienen met de best beschikbare techniek verwijderd te worden op en wijze waarbij vezelemissie zoveel mogelijk wordt voorkomen. Verwijderen conform inventarisatierapport Het inventarisatierapport geeft de risicoklasse bij het verwijderen in combinatie met de verwijderings-methoden, de verwijderingsmiddelen en de beschermingsmaatregelen. Het asbestverwijderingsbedrijf dient conform het inventarisatierapport te handelen. Er mag alleen een risicoklasse hoger gewerkt worden 41 Werkplan met de status “geschikt voor uitvoering” Voor aanvang van het werk moet door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf (SC–530) een schriftelijk werkplan worden opgesteld. Dit bevat: 1. De te treffen maatregelen om te voldoen aan de (verwijderings-)voorwaarden en beschermingsmaatregelen (o.a. protectiefactor voor het volgelaatsmasker) in relatie met de aangegeven risicoklasse vermeld in het inventarisatierapport; 2. Verwijderen volgens het inventarisatierapport, met inbegrip van eventuele aanpassingen; 3. In het werkplan zijn tevens de uitvoeringseisen uit de omgevingsvergunning voor het slopen opgenomen. Er dient gebruik te worden gemaakt van de best bestaande techniek; 4. De plaatsen waar asbest wordt verwijderd zijn duidelijk afgebakend, respectievelijk afgeschermd en gemarkeerd; 5. Het in te zetten materieel en materiaal is afgestemd op de in het asbestinventarisatierapport vermelde risicoklassen en voldoet aan de eisen. Het materieel is voorzien van een geldige keuringsidentificatie; 6. Vóór aanvang van de asbestsanering is in het inventarisatierapport vermelde niet-asbestbesmette losstaande inventaris uit het werkgebied verwijderd of degelijk en luchtdicht afgeplakt; 7. Bij meerdaagse werken is er een (‘schone’) zone ingericht en wordt schoongehouden waar werknemers kunnen eten en drinken; tevens is er een toiletgelegenheid aanwezig die wordt schoongehouden; 8. Gedurende de uitvoering van de saneringswerkzaamheden en tijdens de eindcontrole is een decontaminatie-unit aanwezig; 9. Deze decontaminatie-unit is bij voorkeur aan het werkgebied gekoppeld. Indien koppeling van de decontaminatie-unit aan het werkgebied niet mogelijk is, is de reden hiervan in het werkplan vastgelegd; 10. In een containmentsituatie wordt bij verwijdering onder risicoklasse 2 de onderdruk continu gemeten en bij elke shift de geconstateerde onderdrukwaarde geregistreerd in het logboek; 11. In een containmentsituatie wordt bij verwijdering onder risicoklasse 3 ‘de onderdruk’ continu gemeten en continu geregistreerd. De registraties worden opgenomen in het logboek; 12. Een eventueel aanwezig ventilatiesysteem in een containmentsituatie wordt uitgeschakeld en afgeplakt; 13. Het containment wordt zodanig ingericht dat er geen vezelverspreiding buiten het containment kan plaatsvinden gedurende het asbestverwijderingswerk. Gedurende die periode dient de onderdruk onderhouden te worden; ook wanneer er geen activiteiten zijn zoals bijvoorbeeld in de nacht wordt zodanig ingericht dat er geen vezelverspreiding buiten het containment kan plaatsvinden tijdens de asbestwerkzaamheden; a. Dit kan worden gerealiseerd door: b. het containment luchtdicht af te plakken door middel van folie en tape/spuitlijm; c. een afzuig capaciteit van 6 x de inhoud van het containment per uur te realiseren; d. een minimale onderdruk van 20 Pascal instant te houden tijdens de verwijdering; e. een decontaminatie-unit aan het containment te koppelen; f. een tweetraps materiaalsluis aan het containment te koppelen. 14. De afgezogen lucht wordt gefilterd met een voorfilter om grove (asbest)vezeldeeltjes tegen te houden en met een HEPA H13 of H14-filter (volgens NEN-EN1822-1 t/m 5:2002) om fijne (asbest)vezeldeeltjes tegen te houden; 15. Het verwijderen van asbest gebeurt waar mogelijk via demontage; 16. Aan de verwijderingsbron wordt een effectieve stofafzuiging toegepast; 17. Het te verwijderen materiaal wordt vóór verwijdering geïmpregneerd of bevochtigd; indien hiermee een risico op asbestblootstelling wordt gecreëerd, wordt van deze maatregel afgezien; 18. Met asbest vervuild water wordt opgevangen en gefilterd met een voorfilter om grove (asbest)vezeldeeltjes tegen te houden en met een of meer filters met als laatste filter < 5 μm. Bij het verwijderen van asbest bevattende materialen (risicoklasse 2) die zich aan de buitenzijde van een bouwwerk of object bevinden, is het niet noodzakelijk om compartimentering en in onderdruk houden van de ruimte toe te passen. De punten 9, 12 en 13 zijn dan niet verplicht. De overige genoemde punten gelden echter altijd en worden opgevolgd. 42 Voor asbest bevattende materialen (risicoklasse 3) die zich aan de buitenzijde van een bouwwerk of object bevinden geldt de wettelijke eis van compartimentering en in onderdruk houden wèl, met andere woorden: hier wordt de best bestaande techniek toegepast. Werkvolgorde 1. Asbest en asbesthoudende producten moeten als het mogelijk is eerst worden verwijderd, voordat begonnen wordt met ander werk. Dit hoeft niet als het risico op blootstelling aan asbest hierdoor juist groter wordt. 2. Per werk is er één DTA verantwoordelijk. De DTA hoeft niet meer in dienst te zijn van het verwijderingsbedrijf alle andere personen moeten in het bezit zijn van het certificaat vakbekwaamheid voor het verwijderen van asbest (SC 520, DAV); Een DTA-er mag twee leerling DAV-er (LDAV) begeleiden. 3. Het asbestverwijderingsbedrijf moet voor aanvang van het werk in bezit zijn van een inventarisatierapport. Op het werk is een werkvoorschrift voor de controle conformiteit van het asbestinventarisatierapport aanwezig. 4. Het vrijkomen asbestafval dient dubbel èn lucht-vezeldicht verpakt te worden in minimaal 0.2 mm dik PE folie. 5. Het gebruikte gereedschap buiten het containment is schoongemaakt òf verpakt. (dubbel verpakt is niet noodzakelijk. 6. Start- en gereed meldingen via registratiesysteem Webportaal Arbeidsinspectie. Als op te geven begintijd geldt het tijdstip waarop met de asbestverwijdering wordt begonnen. Als op te geven eindtijd geldt het te verwachten moment van oplevering van het werkgebied conform NEN2990.Wijzigingen in data en/of tijdstippen (zowel van de aanvang als van de beëindiging van de werkzaamheden) dienen direct te worden gemeld aan genoemde instanties. Is er sprake van een calamiteit dan mag het werk onmiddellijk worden verricht. De melding dient binnen 24 uur na aanvang van het werk te zijn gedaan. Op het meldingsformulier (SC–530 bijlage A) dient te worden aangegeven wat de reden (met feiten onderbouwd) is van de spoedsanering naar aanleiding van de calamiteit. Als er sprake is van sanering onder risicoklasse 2 of 3, dan worden de volgende werkzaamheden verricht door een bedrijf dat in bezit is van een certificaat asbestverwijdering (SC 530): het slopen van een bouwwerk of object waarvan de opdrachtgever weet dat er asbest in zit; het verwijderen van asbest uit een bouwwerk of object; het opruimen van materialen of producten na een incident, wanneer de opdrachtgever weet dat er asbest in zit; het reinigen van de arbeidsplaats na bovengenoemde handelingen. Er wordt geen uitzondering gemaakt voor bouwwerken of objecten die op of na 1 januari 1994 zijn vervaardigd. Als het gaat om asbesthoudende grond, dan moet een gecertificeerde arbeidshygiënist of gecertificeerde veiligheidskundige het werk begeleiden. afschriften van alle certificaten en van het inventarisatierapport moeten op de bouwplaats aanwezig zijn. Bij het in de buitenlucht bij lage temperaturen verrichten van asbestverwijderingswerk waarbij met buitenluchtaangedreven volgelaatsmaskers worden gebruikt moeten ook met andere Arbo-factoren rekening worden gehouden dan alleen met de factor ’blootstelling aan asbestvezels’. Hygiënische beschermingsmaatregelen er zijn doelmatige wasgelegenheden en doucheruimten; er wordt een drietraps-ontsmettingsprocedure gevolgd in een decontaminatie-unit; er zijn aparte zones voor eten en drinken; er wordt geschikte werkkleding ter beschikking gesteld; werkkleding wordt gescheiden opgeborgen van overige kleding; 43 de werkkleding mag alleen buiten het bedrijf of de inrichting komen om het te laten reinigen in adequaat uitgeruste wasserijen Het containment Bij het verwijderen van asbest in gebouwen (en bij het verwijderen van niet-hechtgebonden toepassingen buiten gebouwen) dient er een werkgebied gemaakt waarbinnen het zogenaamde containment gemaakt wordt, waarin zo stofvrij mogelijk gewerkt wordt. Hieronder wordt beschreven waaruit een containment wordt opgebouwd, welke apparatuur er op aangesloten dient te worden en hoe de werklocatie afgezet dient te worden. Het afzetten van het werkgebied Bij alle asbestverwijderingwerkzaamheden dient het werkgebied afgeschermd te worden. Bij alle ingangen van het werkgebied dient een waarschuwingsbord geplaatst te worden. Het werkgebied kan afgezet worden met waarschuwingslinten of kettingen of bouwhekken. Op de afzetting dient elke 15 meter een waarschuwingsbord geplaatst met de tekst “ASBEST GEEN TOEGANG” 44 Het containment Een containment is een besloten werkruimte, veelal gemaakt van zeil en houten regels. Deze is luchtdicht uitgevoerd. Wanneer er een overschrijding van de grenswaarde is, dan zal het containment opgebouwd worden met persoonlijke beschermingsmiddelen (p.b.m.’s) te weten overall en adembeschermingsmiddelen. Er moet een mogelijkheid zijn om in het containment kunnen kijken, maar meestal wordt er een doorzichtige folie gebruikt. moeten te Onderdrukmachine Om vezelemissie te voorkomen vanuit de besloten werkruimte wordt er een onderdruk gehandhaafd. De onderdruk zorgt ervoor dat ook zwevende asbestvezels welke tijdens de sanering kunnen ontstaan, worden opgevangen. Hiertoe zijn in de onderdrukventilatie-apparatuur filters geplaatst (het hoofdfilter, welke bestaat uit een tussenfilter en een absoluutfilter en een voorfilter) De afzuigventilator bouwt de onderdruk op. De onderdruk zorg voor het aanzuigen van schone lucht door de sluizen of ventilatieopeningen in het containment. Tegelijk wordt hierdoor het terugstromen van besmette lucht voorkomen. De meest ideale airflow wordt gerealiseerd door de onderdrukmachine (o.d.m.) zo ver mogelijk van de sluizen vandaan te plaatsen. De totale capaciteit van de onderdrukinstallatie moet toereikend zijn om 6 maal per uur de gehele inhoud van het containment te verversen. Om de vervuiling van de filters tijdens de saneringswerkzaamheden te corrigeren wordt ervan uitgegaan dat de feitelijke capaciteit 0,75 maal de opgegeven capaciteit is. De formule hiervoor is: L × B × H × 6 × 10 100 Tijdens de gehele saneringswerkzaamheden blijven de onderdrukmachines in werking. Het tussenfilter en het hoofdfilter moeten een absoluutfilter vormen. Het hoofdfilter wordt ook wel eens een HEPA (High Efficiency Pariculate Air) filter genoemd. Ook zweefstoffilter wordt gebruikt. Vanuit de fabriek wordt gegarandeerd voor afvang van vezels groter dan 3 µm een efficiency van 99,997% (DOP-test). Alle hoofdfilters in stofzuigers, onderdruk-apparatuur en adembescherming moet hieraan voldoen. Voor het opstarten van de onderdrukmachines wordt de besloten werkruimte door middel van een rooktest nagekeken. 45 Om te bepalen of er onderdruk ontstaat in de besloten werkruimte moet er gelet worden op de folie van de besloten werkruimte. Bij een onderdruk bewegen de flappen van de doorgangen bij de materiaalsluizen en de decontamitatieunit langzaam in de richting van de besloten ruimte. Ook zullen de foliewanden ‘hol’ gaan staan. Op de vloerfolie zal karton, board of stucloop gefixeerd worden. Onderdrukregistratie Om te controleren of er in de besloten werkruimte voldoende onderdruk heerst, wordt er gebruik gemaakt van een manometer. Deze manometer is vaak ingebouwd in een onderdrukmonitor en staat buiten het containment opgesteld. De onderdrukregistratie zuigt geen lucht aan, maar meet alleen het drukverschil. De monitor meen continu, maar moet bij een risicoklasse 3 sanering ook registratie, zoals alarm en herstelmeldingen uitvoeren. De monitoren kunnen ook meerdere onderdrukapparaten aan- en uitschakelen. Materiaal en materieel Bij het verwijderen van asbest mogen er in principe geen elektrisch of pneumatisch gereedschap gebruikt worden met een toerental hoger dan 100 omwentelingen per minuut of een lineaire zaagsnelheid groter dan 25 meter per minuut. Dit mag wel wanneer deze zijn voorzien van een afzuigsysteem. Materiaalsluis Al het asbesthoudend afval dient afgevoerd te worden via de materiaalsluis. Een materiaalsluis is minimaal een 2compartimentensluis, bestaande uit een douche- en schoon compartiment, die luchtdicht wordt aangesloten op de werkruimte. Het douche - compartiment moet voorzien zijn van een wateraansluiting voor een handdouche of wasinstallatie en een afvoersysteem met filter - unit. Om kleine hoeveelheden afval af te voeren kan gebruik worden gemaakt van de ontsmetting - eenheid of de personen - toegangssluis. Grote stukken asbesthoudend afval worden luchtdicht ingepakt in polyethyleen volgens het enveloppensysteem. Dit afval dient in principe op dezelfde wijze naar de opslag voor asbesthoudend afval gebracht te worden als de afvalzakken. Zijn de stukken echter groter dan de doorgang van de afvalsluis of van de ontsmetting - eenheid, dan kunnen de stukken in enkelvoudige verpakking in de werkruimte blijven. Bij de eindreiniging worden ook verpakte afvalstukken gereinigd. Daarna dienen deze afvalstukken nogmaals in polyethyleen folie verpakt te worden, waarna ze tenslotte voorzien moeten worden van een etiket “asbestgevaar”. Pas na de vrijgave - verklaring mag het afval naar de container worden gebracht. 46 Afval Het afval dient luchtdicht en dubbel te worden verpakt in afvalzakken van hoge kwaliteit polyethyleen met een dikte van 0,2 mm of hightec poly-ethyleen. Daarnaast moet asbest lucht- en vezeldicht (enkel) en dubbel verpakt zijn, dus: binnen en buitenzak (zonder verplichte inliner). De seal - naden van de afvalzakken dienen voor gebruik gecontroleerd te worden op voldoende sterkte. De zakken moeten doorzichtig zijn zodat de inhoud gecontroleerd kan worden. Voordat het afval in zakken gedaan wordt dienen er enkele punten in acht genomen te worden: Scherpe voorwerpen mogen niet onbeschermd in zakken gedaan worden, maar dienen eerst met een tape ingewikkeld te worden. Afvalzakken mogen niet zwaarder zijn dan 25 kg Afvalzakken dienen middels de navelstreng- of zwanenhalsmethode afgesloten te worden. Voor het uitsluizen van de zakken dienen deze met water afgespoeld te worden. Decontaminatie Om vezelverspreiding te voorkomen dient iedereen die in een operationeel containment heeft gewerkt en decontaminatie procedure doorlopen. Dus zichzelf douchen. De decontaminatie unit moet bij voorkeur vastzitten aan het containment. Wanneer dit niet mogelijk is, dan volgt een transitprocedure. Hierbij 47 Eindbeoordeling Na het verwijderen van asbesthoudende toepassingen door een SC–530 gecertificeerd bedrijf dient er een eindinspectie plaat te vinden. De grondslag voor deze eindinspectie is te vinden in het Arbobesluit artikel 4.47b, eerste en tweede lid, 4.51a, tweede en derde lid en artikel 4.54. Na de eindbeoordeling mag de folie van de besloten werkruimte Risicoklasse 1 2 Inspectievoorwaarden een visuele inspectie waarbij is vastgesteld dat de aanwezigheid van asbest niet meer visueel waarneembaar is. Na de werkzaamheden wordt na reiniging van de arbeidsplaats en voordat met andere werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, op de betreffende arbeidsplaats in een binnenruimte een eindbeoordeling uitgevoerd waarbij de monsterneming wordt uitgevoerd door een deskundig persoon en de monsteranalyse door een –laboratorium. De eindbeoordeling betreft een visuele inspectie gevolgd door een eindmeting, teneinde vast te stellen of de concentratie van asbeststof in de lucht lager is dan 0,01 vezel per kubieke centimeter, uitgaande van een referentieperiode van twee uur. Ook wordt er na de werkzaamheden en na reiniging van de arbeidsplaats en voordat met andere werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, op de betreffende arbeidsplaats in de buitenlucht door een bedrijf dat daartoe adequaat is toegerust een visuele inspectie uitgevoerd, waarbij is vastgesteld dat de aanwezigheid van asbest niet meer visueel waarneembaar is. Een eindbeoordeling worden uitgevoerd conform NEN 2990:2005, voordat met andere werkzaamheden wordt gestart. In een binnenruimte bestaat de eindbeoordeling uit een visuele inspectie gevolgd door een eindmeting. De visuele inspectie wordt uitgevoerd door een bedrijf dat in bezit is van een RvA-accreditatie op basis van NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004. De monsterneming moet worden uitgevoerd door een medewerker van een laboratorium dat een RvA-accreditatie heeft op basis van NEN-EN-ISO/IEC 17025 of door een gecertificeerde arbeidshygiënist. In de buitenlucht bestaat de eindbeoordeling alleen uit een visuele inspectie die wordt uitgevoerd door een bedrijf dat in het bezit is van een RvA-accreditatie op basis van NEN-ENISO/IEC 17020:2004. Na het saneren van restanten in droge kruipruimten (asbesthoudende grond) dan wordt bij de visuele inspectie vastgesteld of de concentratie asbest lager is dan 100 mg per kg droge stof. De visuele inspectie wordt uitgevoerd door een bedrijf dat in bezit is van een RvA-accreditatie op basis van NEN-EN-ISO/IEC 17020:2004. 3 Als risicoklasse 2 met als aanvulling dat er tevens een eindbeoordeling uitgevoerd in de naast de arbeidsplaats gelegen ruimten. Opslag asbesthoudend afval Asbesthoudend afval moet netjes worden opgeslagen zodat er geen asbest meer vrijkomt. De volgende regels gelden: asbest moet gescheiden van niet-asbesthoudend materiaal worden verzameld; het asbesthoudend materiaal moet in niet-luchtdoorlatend verpakkingsmateriaal worden ingepakt; het verpakkingsmateriaal moet direct worden afgesloten en opgeslagen in een afgesloten opslagplaats; 48 als het materiaal te groot is voor niet-luchtdoorlatend verpakkingsmateriaal, dan moet het in een afgesloten container worden opgeslagen; het verpakkingsmateriaal moet voorzien zijn van een voorgeschreven etiket (A-Label Productenbesluit Asbest; asbesthoudend materiaal moet binnen twee weken worden afgevoerd naar een bedrijf dat een vergunning heeft om asbesthoudend afval te accepteren. Aandachtspunten bij de visuele controle gebaseerd op NEN 2990:2005 nl Aandachtspunten bij visuele controle Er mogen geen verpakt afval en/of andere losse obstakels aanwezig zijn die de inspectie belemmeren. De te inspecteren oppervlakken moeten droog en stofvrij zijn. Er moet gecontroleerd worden of alle te verwijderen asbesthoudende materialen ook daadwerkelijk zijn verwijderd. Niet verwijderbaar asbesthoudend materiaal moet van te voren in het werkplan staan beschreven. Fixatie mag alleen bij niet zichtbare vezelrestanten. Deze fixatie mag pas na de vrijgave worden aangebracht. Folie mag wel worden bespoten. Er moet een zeer nauwkeurige visuele inspectie plaatsvinden van bouwdelen/constructiedelen waarvan asbesthoudend materiaal is verwijderd. Er mogen geen restanten zijn achtergebleven. Visuele inspectie bij een buitensanering beperkt zich tot het saneringsgebied De toplaag van de bodem moet worden beoordeeld tot op een afstand van 5 meter van het bouwwerk of de constructie waaruit asbest is verwijderd. Bij zware regen, sneeuw of vorst is visuele controle praktisch onmogelijk. Bij sanering op agrarische bedrijven moet de situatie voorafgaande aan de sanering schriftelijk in het werkplan zijn vastgelegd. Eindinspectie in kruipruimten Natte kruipruimte moeten worden geïnspecteerd in overeenstemming met een buitensanering (geen luchtmonsters). Droge kruipruimten moeten worden beschouwd als een containment. Eindinspectie na een sanering met glovebag of couveusezak Visuele inspectie van de plaats waar asbest is verwijderd. Melden van onvoorzien asbest Het bedrijf dient onmiddellijk te melden wanneer asbest moet worden verwijderd waarvoor geen omgevingsvergunning voor het slopen is verleend. De melding dient plaats te vinden aan: aan het bevoegd gezag; de opdrachtgever; het asbestinventarisatiebedrijf. In geval er bij verwijdering/sloop verborgen asbesthoudende materialen worden aangetroffen die niet in het inventarisatierapport type A zijn vermeld en waarvoor dus ook geen omgevingsvergunning voor het slopen verleend is, dient dit gemeld te worden. De opdrachtgever is in een dergelijke situatie verplicht een aanvullende inventarisatie te doen uitvoeren. Het resultaat leidt tot een asbestinventarisatierapport Type-B dat als bijlage wordt toegevoegd aan het asbestinventarisatierapport type-A en wordt ter beschikking gesteld aan de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen en de vergunningverlener (gemeente). In geval er bij verwijdering/ sloop, ondanks de aanwezigheid van een inventarisatierapport Type-A met aanvulling Type-B, onvoorzien asbesthoudende materialen worden aangetroffen en waarvoor dus ook geen omgevingsvergunning voor het slopen 49 verleend is, dient dit gemeld te worden en te worden geregistreerd in het evaluatieformulier dat is opgenomen in het asbestinventarisatierapport. Verbouw en sloop Asbest in bouwwerken De voorschriften voor het verwijderen (slopen) van asbest uit een bouwwerk staan in het Bouwbesluit 2012 en in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht en de bijbehorende regelingen. Asbest in objecten In het Asbestverwijderingsbesluit 2005 staat de definitie van een object. De voorschriften in het besluit voor objecten werken rechtstreeks. Denk hierbij aan verwarmingstoestellen, broodroosters, bloembakken maar ook personenauto's, vrachtwagens, treinstellen, trams, vaartuigen en onderdelen van vaartuigen (bijvoorbeeld machinekamer, lieren). Asbestincidenten (Asbestbrand, stormschade, vandalisme en illegale sloop) Een incident is het verspreiden van asbest of asbesthoudende materialen als gevolg van brand, stormschade of vandalisme. Ook illegale sloop waarbij asbest of asbesthoudende materialen zijn verspreid is in dit verband een incident. Denk hierbij aan het op onverantwoorde wijze verwijderen van asbest waardoor het asbest of de asbesthoudende materialen zich op een vergelijkbare wijze als bijvoorbeeld door vandalisme heeft verspreid Omdat asbest bestand is tegen zeer hoge temperaturen en sterke krachten, blijven bij een asbestbrand, storm of sloop de eigenschappen en daarmee de risico's van de asbestvezels behouden. Het asbesthoudende "bindmateriaal" (zoals karton/papier, kunststof of cement) raakt vaak zeer zwaar beschadigd, verbrand of versplinterd tot kleine stukjes. Over het algemeen verspreiden deze (stukjes) asbesthoudende restanten zich in de directe omgeving van het incident. In geval van brand verandert asbest pas boven de 1200 °C van structuur en verliezen de vezels hun gevaarlijke eigenschappen voor de mensen. Bij een brand worden deze hoge temperaturen maar zelden bereikt. De temperatuur is meestal na 1 uur ongeveer 925 °C. Asbestcement zal al voor het bereiken van deze temperatuur uiteenspatten. In de meeste gevallen gaat het om brand in of schade aan gebouwen waarin asbestcement is verwerkt, maar er zijn natuurlijk ook branden waar spuitasbest, losse isolatielagen, asbesthoudende vloerbedekkingen enz. aanwezig zijn. De problemen die de diverse materialen met zich meebrengen verschillen sterk. Het opruimen van asbesthoudende resten die als gevolg van stormschade, vandalisme en illegale sloop zijn vrijgekomen hebben in de praktijk vaak tot problemen geleid. Het verwijderen van deze resten wordt vaak vergeleken met het opruimen van de restanten die vrijgekomen zijn bij een asbestbrand. Vandaar dat de toegepaste werkwijze in deze gevallen gelijk is. Verharde oppervlakken (zoals straten, trottoirs, daken en speelplaatsen) en onverharde oppervlakken (heide, grasland e.d.) waarop na een asbestbrand asbesthoudende resten aanwezig zijn, moeten gesaneerd worden. Conform het Asbestverwijderingsbesluit 2005 moet eerst een asbestinventarisatie uitgevoerd worden, daarna mag pas gesaneerd worden. Een gecertificeerde asbestverwijderaar voert deze schoonmaakoperatie uit. Hierna volgt een eindbeoordeling aan de hand van visuele waarneming door een gespecialiseerd onderzoeksbureau conform NEN 2990. Uitgangspunt daarbij is dat indien op verharde en niet-verharde oppervlakken na verwijdering geen zichtbaar asbest meer aanwezig is, later geen bodemverontreiniging zal optreden en de luchtnormen niet worden overschreden. Afval Het schoonmakende bedrijf moet na een asbestbrand het asbesthoudend afval dat verzameld is bij een opruimoperatie, conform de voorschriften afvoeren. Bij een asbestbrand vrijgekomen asbesthoudend afval heeft, 50 gelet op het asbestgehalte in asbesthoudende producten als asbestcement, vrijwel altijd een asbestconcentratie > 1000 mg/kg en moet als gevaarlijk afval worden beschouwd. Het is verboden om asbesthoudend afval te vermengen met ander afval, met het doel de asbestconcentratie terug te brengen tot onder de 1000 mg/kg. Ook na een asbestbrand moet asbesthoudend afval zo veel mogelijk selectief worden verwijderd om de hoeveelheid te storten asbesthoudend afval en daarmee de kosten te beperken. Asbesthoudend afval dat op basis van de Europese afvalstoffenlijst (Eural) wordt aangemerkt als gevaarlijk afval, mag slechts worden geaccepteerd door stortplaatsen die een vergunning hebben voor het storten van gevaarlijk afval. Wegen Het is sinds 1 januari 2000, op basis van het Besluit asbestwegen Wm, verboden om een asbesthoudende weg voorhanden te hebben. Onder weg wordt in het Besluit verstaan een weg, een pad of een erf, alsmede andere grond die bestemd is om door rij en ander verkeer gebruikt te worden. Wanneer er meer dan 100 mg/kg gewogen (serpentijnconcentratie vermeerderd met tienmaal de amfiboolconcentratie) in een weg zit is de eigenaar verplicht een melding te doen bij de Minister en maatregelen te nemen die strekken tot het tegengaan van blootstelling van gebruikers van die weg aan asbest. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ziet toe op de handhaving van het Besluit asbestwegen Wm. Bodem en puingranulaat Asbest in de (water)bodem is een probleem dat steeds vaker voorkomt in Nederland. Sinds 3 maart 2004 wordt het landelijk kader voor een belangrijk deel gevormd door de Beleidsvernieuwing bodemsanering. Hierin is onder andere de interventiewaarde bodemsanering en de restconcentratienorm voor asbesthoudende bulkmaterialen geregeld. Indoor middel van is de interventiewaarde bij bodemsanering voor asbest in grond verankerd in de circulaire bodemsanering. De hergebruikswaarde voor asbest in grond, baggerspecie en bouwstoffen is vastgelegd in het Productenbesluit asbest en de Regeling bodemkwaliteit. De provincie en enkele aangewezen gemeenten zijn bevoegd gezag voor ernstige bodemverontreiniging met asbest. De landelijke normen die voor asbest in grond, bodem en puingranulaat van toepassing zijn vastgesteld op 100 mg/kg gewogen (serpentijnconcentratie vermeerderd met tienmaal de amfiboolconcentratie). De interventiewaarde en hergebruikswaarde voor asbest zijn opgenomen in de circulaire bodemsanering en de Regeling bodemkwaliteit. Protocollen voor (water)bodemonderzoek. Bij het uitvoeren van (water)bodemonderzoek zijn de volgende normdocumenten aangewezen: NEN 5707: Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem (voor grond < 20% bodemvreemd materiaal) NEN 5897: Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat (voor bodem en puingranulaat met > 20% bodemvreemd materiaal) NTA 5727: Bodem - Monsterneming en analyse van asbest in waterbodem en baggerspecie (waterbodem en baggerspecie) NEN 5896: Kwalitatieve analyse van asbest in materialen met polarisatiemicroscopie (overige en materialen) Voor het uitvoeren van bodemonderzoek naar asbest in de grond geldt bovendien sinds 1 juli 2007 de verplichting dat de veldwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een bedrijf en persoon die op grond van het Besluit bodemkwaliteit erkend is voor de BRL SIKB 2000 (Veldwerk milieuhygiënisch bodem- en waterbodemonderzoek) en het onderliggende protocol 2018 (Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem). Welke bedrijven en personen erkend zijn, is terug te vinden op de website van Bodem+. Risicobeoordeling van een bodemverontreiniging met asbest. In de circulaire bodemsanering 2006, zoals gewijzigd per 1 oktober 2008 is het Milieuhygiënisch Saneringscriterium Bodem, Protocol Asbest opgenomen. Met het protocol asbest kan worden bepaald of er sprake is van 51 onacceptabele risico's ten gevolge van de aanwezigheid van bodemverontreiniging met asbest en in hoeverre saneringsmaatregelen (op korte termijn) moeten worden getroffen. Het protocol asbest is alleen van toepassing op historische (water)bodemverontreinigingen met asbest, waarbij asbest aanwezig is in een gehalte boven de interventiewaarde van 100 mg/kg droge stof (droge stof (gewogen (serpentijnconcentratie vermeerderd met tienmaal de amfiboolconcentratie)). Het protocol heeft dus geen betrekking op niet historische gevallen van bodemverontreiniging (zogenaamde nieuwe gevallen die zijn ontstaan voor 1993) die op basis van de zorgplicht gesaneerd dienen te worden. Nieuwe gevallen van bodemverontreiniging dienen (ongeacht het asbestgehalte) voor zover redelijkerwijs mogelijk is volledig verwijderd te worden. In het protocol asbest is door middel van een stappenschema aangegeven hoe vastgesteld kan worden of wel of geen sprake is van onaanvaardbare risico’s. Of sprake is van (on)aanvaardbare risico’s is afhankelijk van de asbestconcentratie, hechtgebondenheid, huidige of toekomstig gebruik van de locatie en de aanwezige bodembedekking. Indien sprake is van onaanvaardbare risico’s dienen spoedig saneringsmaatregelen te worden getroffen. Het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) legt in de beschikking vast binnen welke termijn (maar uiterlijk binnen vier jaar) moet zijn gestart met de sanering. Ook kan het bevoegd gezag tijdelijke beveiligingsmaatregelen (bijvoorbeeld het plaatsen van een hekwerk om de locatie) opleggen in de beschikking. Indien sprake is van aanvaardbare risico’s bij het huidig of voorgenomen gebruik van de locatie is geen directe saneringsnoodzaak. Wel dient de verontreiniging kadastraal te worden geregistreerd en kan het bevoegd gezag Wbb voorschrijven om beheermaatregelen op te leggen. Daarbij kan gedacht worden aan het opleggen van gebruiksbeperkingen en de verplichting om wijzigingen in het gebruik te melden. Het protocol asbest is gebaseerd op de door RIVM en TNO ontwikkelde systematiek voor risicobeoordeling van bodemverontreiniging met asbest (‘Beoordeling van de risico’s van bodemverontreiniging met asbest’). Dit rapport uit 2003 dient als nadere onderbouwing van de huidige restconcentratienorm en interventiewaarde bodemsanering voor asbest (houdende bulkmaterialen). Het niveau van de interventiewaarde is gelegd op het niveau van het verwaarloosbaar risiconiveau (VR), terwijl voor de overige bodem verontreinigende stoffen de interventiewaarde zijn vastgelegd op het niveau van het maximaal toelaatbaar risico (MTR). De reden hiervoor is dat bij bodemverontreiniging door asbest het moeilijk is een goede eenduidige relatie te leggen tussen het gehalte in de bodem en de risico's voor de gezondheid van mensen. Ook sluit de vastgestelde norm goed aan op de arboregelgeving. Besloten is geen streefwaarde voor asbest in te voeren omdat de interventiewaarde zich reeds op het niveau van het VR bevindt en de lokale overheid in de toekomst meer vrijheid krijgt om de kwaliteit van de bodem na een saneringsoperatie te bepalen. Hergebruik van asbesthoudende grond, baggerspecie en bouwstoffen. Vanaf 1 januari 2008 is het Besluit bodemkwaliteit gefaseerd in werking getreden. Om de bodem en het oppervlaktewater te beschermen tegen mogelijke verontreinigingen, stelt het Besluit bodemkwaliteit randvoorwaarden aan de toepassingsmogelijkheden van steenachtige bouwstoffen zoals beton, asfalt en bakstenen. Het onderdeel grond en baggerspecie van het Besluit bodemkwaliteit regelt hoe en waar grond en baggerspecie met een bepaalde kwaliteit mag worden toegepast. Voor toepassingen van grond en baggerspecie op de waterbodem is het Besluit per 1 januari 2008 in werking getreden. Voor toepassingen van grond, baggerspecie en bouwstoffen op de landbodem, is het Besluit in werking getreden op 1 juli 2008. Voor meer informatie over het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit verwijzen wij u naar het kennisplein Besluit bodemkwaliteit op de website van Bodem+. In de regeling bodemkwaliteit zijn zowel voor toepassingen van bouwstoffen, grond en baggerspecie op de landbodem of waterbodem zogenaamde maximale (samenstellings)waarden vastgesteld. Een nieuwe genormeerde stof voor bouwstoffen is asbest. Voor de meeste bouwstoffen geldt dat deze geen asbest zullen bevatten. Voor deze bouwstoffen geldt een nul-eis voor de samenstellingswaarde conform het Productenbesluit asbest. In dit besluit staat dat een nul-eis geldt, behalve voor producten waaraan geen asbest opzettelijk is toegevoegd en waarvan de gewogen concentratie (serpentijnasbest, vermeerderd met tienmaal de 52 concentratie amfiboolasbest) niet hoger is dan 100 mg/kg droge stof Voor dergelijke producten zou een absolute nul-eis het hergebruik onmogelijk maken. Bij een aantal bouwstoffen kan het voorkomen dat ze onopzettelijk een geringe concentratie asbest bevatten. Het gaat dan met name om bouwstoffen als AVI-bodemas, BSA-granulaten, geïmmobiliseerde grond en vormgegeven producten die BSA-granulaat of grond als grondstof gebruiken. Ook voor toepassingen van grond en baggerspecie op de land- en de waterbodem is de maximale waarde voor asbest vastgelegd op 100 mg/kg droge stof (gewogen), mits het asbest niet opzettelijk aan de partij grond of baggerspecie is toegevoegd. Het vervoer van asbest (-houdend afval) Om het vervoer van afvalstoffen en asbesthoudende- in het bijzonder, volgens de regels te laten verlopen, moet aan een aantal regels worden voldaan. In principe moet bij het transport van afvalstoffen een begeleidingsbrief aanwezig zijn . Voor particulieren die hun eigen asbest(houdend) afval wegbrengen geldt deze verplichting niet. Asbest is een gevaarlijke afvalstof. Voor het vervoer van asbest, zijnde een gevaarlijke afvalstof, geldt dat per partij asbest een begeleidingsbrief aanwezig moet zijn in het voertuig. Dus wanneer meerdere partijen in één transport zijn verenigd, moeten meerdere begeleidingsbrieven er bij aanwezig zijn. Bij het transport van een partij asbest die kleiner is dan 50 kg hoeft geen begeleidingsformulier aanwezig zijn. Asbesthoudend afval is, afhankelijk van de concentratie asbest, wel of niet gevaarlijk. Als de concentratie kleiner is dan 1000 mg/kg betreft het geen gevaarlijke afvalstof (maar wordt het aangemerkt als bedrijfsafvalstof). Voor bedrijfsafvalstoffen geldt dat er geen begeleidingsbrief is vereist als de hoeveelheid per transport kleiner is dan 500 kg of het transport plaatsvindt in een motorrijtuig van rijbewijscategorie B. De vervoerder moet tevens een certificaat in het voertuig aanwezig hebben om aan te tonen dat hij op de VIHB-lijst staat vermeld. Het vervoer van asbest/asbesthoudend afval vanaf de slooplocatie naar een bedrijf dat een vergunning heeft om asbest te accepteren, kan op verschillende manieren zijn geregeld. Onderstaande situaties betreffen binnenlandse transporten. Voor vervoer naar het buitenland geeft de EVOA voorwaarden. De ontdoener, zijnde een particulier, vervoert zelf het asbest In deze situatie is sprake van een huishoudelijke afvalstof waarvoor geen begeleidingsbrief tijdens het transport is vereist. Ook is geen plaatsing op de VIHB-lijst vereist. De ontdoener, zijnde een bedrijf, vervoert zelf het asbest. In deze situatie is sprake van een gevaarlijke afvalstof waarvoor wel een begeleidingsbrief is vereist. Er is geen plaatsing op de VIHB-lijst vereist. De aannemer die de sloopwerkzaamheden bij een particulier heeft uitgevoerd, vervoert het asbest naar zijn eigen vergunde inrichting of naar een andere vergunde inrichting. De aannemer neemt afvalstoffen mee die bij zijn eigen sloopwerkzaamheden bij een particulier zijn vrijgekomen. In dat geval is wel een begeleidingsbrief vereist. Hij hoeft niet op de VIHB-lijst te staan. De aannemer die de sloopwerkzaamheden bij een bedrijf heeft uitgevoerd, vervoert het asbest naar zijn eigen vergunde inrichting of naar een andere vergunde inrichting De aannemer neemt afvalstoffen mee die bij zijn eigen sloopwerkzaamheden bij een bedrijf zijn vrijgekomen. In dat geval is wel een begeleidingsbrief vereist. Hij hoeft niet op de VIHB-lijst te staan. De ontdoener (of de aannemer) heeft een inzamelaar ingeschakeld. De inzamelaar wordt de eigenaar van het asbest op het moment dat het in zijn voertuig komt. De inzamelaar moet een begeleidingsbrief aanwezig hebben. Tevens moet hij met een certificaat aantonen dat hij als inzamelaar op de VIHB-lijst is geplaatst. De ontdoener (of de aannemer) heeft een transporteur (niet zijnde een inzamelaar) ingeschakeld. De ontdoener blijft in dat geval eigenaar van het afval. De eigendom gaat pas over als de ontvangende vergunde inrichting het afval heeft geaccepteerd. De transporteur, niet zijnde een inzamelaar moet een begeleidingsbrief aanwezig hebben. Tevens moet hij met een certificaat aantonen dat hij als vervoerder op de VIHB-lijst is geplaatst. 53 Wet vervoer gevaarlijke stoffen Asbest is echter ook aangewezen als een GEVAARLIJKE (afval-)stof en daarom is het interessant om ook eens te kijken in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Daaruit blijkt dat asbest, voor deze wetgeving, in twee verschillende categorieën ingedeeld is, te weten; UN-nr 2212 : Blauwe (Crocidoliet) en Bruine (Amosiet en Mysoriet) asbest en UN-nr 2590 : Wit (Chrysotiel, Actinoliet, Anthofylliet en tremoliet) asbest3. Zij vallen allen in de klasse 9 (ADR hoofdstuk 2, nr 2.2.9.1.2 ; M1 stoffen die bij inademing als fijn stof de gezondheid in gevaar kunnen brengen.) Van belang zijn de gegevens in “tabel A”, die verwijzen naar de verplichtingen ten aanzien waaraan het vervoer van gevaarlijke stoffen moet voldoen. Om alle verplichtingen op te sommen gaat hier wat ver. Van belang zijn wel de “bijzondere bepalingen” (kolom 6), daar staat vermeld bepaling “168”. Deze kolom verwijst naar ADR hoofdstuk 3.3 en onder “bijzondere bepaling 168” staat vermeld: Asbest, dat zodanig in een natuurlijk of kunstmatig bindmiddel (zoals cement, kunststof, asfalt, harsen of ertsen) is opgenomen dat of daaraan is gebonden dat tijdens het vervoer geen gevaarlijke hoeveelheden asbestvezels, die ingeademd kunnen worden, kunnen vrijkomen, is niet onderworpen aan de voorschriften van het ADR. Asbesthoudende fabricaten, die zodanig verpakt zijn, dat tijdens het vervoer geen gevaarlijke hoeveelheden asbestvezels, die ingeademd kunnen worden, kunnen vrijkomen, zijn eveneens niet onderworpen aan de voorschriften van het ADR. Onbeschadigd hechtgebonden asbest, dat ook nog conform het Asbestverwijderingsbesluit is verpakt, is dus vrijgesteld van de bepalingen uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Verpakking en vervoer van bulkmaterialen Indien de asbesthoudende stof niet verpakt is en ook nog gebroken of niet hechtgeboden (of anderszins gevaar bestaat dat gevaarlijke hoeveelheden asbestvezels, die ingeademd kunnen worden, kunnen vrijkomen), dan moet het transport ervan volledig aan deze wetgeving voldoen. Dan moet het voertuig voorzien zijn van oranje borden, de chauffeur moet een ADR-certificaat hebben, hij moet zich aan de route gevaarlijke stoffen houden, hij moet p.b.m.’s bij zich hebben, kortom de algemene voorschriften uit het ADR hoofdstuk 1.1 zijn van toepassing. De volgende eisen gelden: de vrachtwagen van het type kipper, is voorzien van een lekdichte laadruimte met een stofdicht afsluitsysteem in de vorm van hydraulisch aangedreven kleppen met rubberen afdichting die vanuit de cabine kan worden bediend; de afsluiting van een laadruimte is zodanig robuust dat in geval van een calamiteit geen lading verloren gaat; de concentratie hechtgebonden asbest in grond, bagger, puin, puingranulaat, water, asbest- of Crocidoliethoudende afvalstoffen of materialen is lager dan 10 gram per kilogram droge stof; de concentratie niet-hechtgebonden asbest in grond, bagger, puin, puingranulaat, water, asbest- of Crocidoliethoudende afvalstoffen of materialen is lager dan 1 gram per kilogram droge stof; de gehaltebepalingen worden uitgevoerd conform NEN 5705:2001, NEN 5897:2005 of NEN 5896:2003; er worden tijdens het laden, lossen en vervoeren zodanige bronmaatregelen genomen, dat verstuiving of aërosolvorming visueel niet zichtbaar is. Dit is het geval als het vochtgehalte (via vernevelen) van de bulkmaterialen minimaal 10% is. Bij het lossen van bagger wordt geen bakkenzuiger gebruikt; cabines zijn voorzien van een overdrukfilter- en klimaatregelinginstallatie. De overdruk bedraagt minimaal 100 Pascal en maximaal 300 Pascal. Het debiet ligt tussen 12,5 en 120 kubieke meter lucht per uur. De installatie is voorzien van een systeem dat storingen signaleert; 3 ADR Hfdst 3.2 tabel A, stoffenlijst 2005. 54 voordat de vrachtwagen het werk- en het losterrein verlaat, wordt aanhangend vuil verwijderd door de vrachtwagen nat te reinigen. het werkwater wordt opgevangen en gefilterd voordat het wordt geloosd of gerecirculeerd. na het legen van de laadruimte worden restanten zorgvuldig verwijderd, bij voorkeur door nat reinigen; bij reinigingswerkzaamheden worden arbeidsbeschermende maatregelen genomen; tijdens het laden en lossen blijft de chauffeur in de vrachtwagen met een gesloten cabine; de chauffeur stelt zich op grond van vervoersdocumenten op de hoogte van de aard en samenstelling van de vracht. Stortbonnen en afvalstroomnummers. Het doel van het monitoren van de afvalstrom is om de afgelegde weg van het afval is van de locatie van verwijdering tot en met het afvoeren en storten te achterhalen. Hierdoor is het mogelijk om de partij asbesthoudend afval administratief te volgen tot aan de stortplaats. Er zijn twee mogelijkheden: 1. Het asbestverwijderingsbedrijf transporteert het asbesthoudende afval direct naar een daartoe geschikte stortplaats, of 2. het asbestverwijderingsbedrijf slaat, bij kleine hoeveelheden, de asbesthoudendetoepassing eerst op in een container op het eigen terrein. Het asbestverwijderingsbedrijf moet wel over de juiste vergunningen beschikken om asbest op eigen terrein op te slaan. Aan het einde van de werkzaamheden kan gecontroleerd worden of er daadwerkelijk is vervoerd en gestort op de wettelijk voorgeschreven wijze (besluit melden bedrijfsafvalstoffen, VIHB-regels. Deze controle vindt plaats aan de hand van de gegevens, inclusief de Euralcodes, op het geleidebiljet in combinatie met het ‘stortbewijs’. Het geleidebiljet moet bij tussenopslag het adres van de locatie van opslag van het gecertificeerde asbestverwijderingsbedrijf vermelden. Als het afval zonder opbulken met andere partijen rechtstreeks vanaf de verwijderingslocatie naar de stortplaats gaat, zijn een geleidebiljet en omschrijvingsformulier aanwezig, die voldoen aan het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen en het Besluit inzamelen afvalstoffen & Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen. Neemt het gecertificeerde asbestverwijderingsbedrijf het asbest mee naar de eigen opslag, dan is ook de Wet Milieubeheer van toepassing. Het gaat hierbij om de regels voor opslag. Bij transport naar de eigen opslag moet een geleidebiljet en bij opslag een administratie (logboek) aanwezig zijn met NAW-gegevens van de locatie waarvan al het asbest afkomstig is. Er moet zijn nagegaan of de vergunning van deze locatie voorziet in opslag van bepaalde hoeveelheden asbest. In vrijwel alle gevallen mag dit alleen eigen asbest zijn en niet die van derden! Het transport van de eigen opslag naar stort vindt identiek plaats aan het rechtstreeks afvoeren. Hiervan heeft de saneerder een logboek van de registratie van de betreffende container. Deze levert hij mee met het geleidebiljet en het stortbewijs. De stortbewijzen moeten door de opdrachtgever in het dossier opgeslagen zijn als bewijs dat het afval op 55 een juiste wijze is afgevoerd en gestort. Het asbestverwijderingsbedrijf moet uiterlijk twee weken na het storten het geleidebiljet en het stortbewijs aan het bevoegd gezag en de opdrachtgever overhandigen. Heeft het bevoegd gezag als reactie op de sloopmelding een kortere termijn gegeven, dan is deze het uitgangspunt. Bij opslag op het werkterrein van het asbestverwijderingsbedrijf valt mogelijk niet te voldoen aan de termijn van twee weken. Hierover dienen dan werkafspraken te worden gemaakt. Al het asbesthoudend afval wat meer weegt dan 50 kilo mag alleen vervoerd worden door een transporteur in het bezit van een begeleidingsbrief. Een asbestsaneerder heeft geen afvalstroomnummer nodig als hij het asbesthoudende materiaal van de saneringslocatie naar zijn eigen terrein transporteert. De saneerder moet dan wel een vergunning hebben voor het opslaan van asbest afkomstig van eigen werken. Het afvalstroomnummer is verplicht wanneer het afval RECHTSTREEKS naar een inzamelaar of stort wordt getransporteerd. Hierbij is ook een begeleidingsbiljet noodzakelijk. Op asbest lijkend materiaal wordt ook gestort als asbesthoudend materiaal. Ook de filters, materiaal van het containment, folies, wegwerpwerkkleding is asbestverdacht afval wat afgevoerd wordt onder asbestcondities. Volgens de regels van het asbestverwijderingsbesluit en het arbobesluit moet het asbesthoudend afval binnen twee weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden gescheiden van al het andere afval worden afgevoerd. Het asbesthoudend afval mag alleen door een transporteur of een asbestsaneerder met een VIHB certificaat (artikel 10.55 Wm) worden vervoerd, naar een strotplaats of tussenopslag met een Wmvergunning (artikel 8.1.1 BV) Na het storten meldt de afvalverzamelaar of de tussenopslag dit bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen. Binnen 14 dagen na de stort moet de OPDRACHTGEVER de sanering afmelden bij de vergunningverlener. Hierbij moeten ook de afmeldingsdocumenten worden ingeleverd. Dit zijn: o (afmelding van het sloopwerk) o begeleidingsbrieven o stortbonnen o afschrift van de eindcontrole Veel voorkomende overtredingen bij asbestsaneringen Het werkplan: voordat met het verwijderen van asbest kan worden begonnen moet daarvoor een schriftelijk werkplan worden opgesteld dat doeltreffende, op de specifieke situatie toegespitste, maatregelen bevat ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de betrokken werknemers. Maatregelen overschrijding grenswaarde: bij de uitvoering van de werkzaamheden moeten de werkmethoden erop gericht zijn overschrijding van de gezondheidskundige grenswaarde voor asbest zoveel mogelijk te voorkomen. Verpakking en afvoer: als het asbest verwijderd is moet het zo spoedig mogelijk verzameld en afgevoerd worden in een geschikte en gesloten verpakking. Melding: voordat met het saneren van asbest kan worden begonnen moet hiervan tijdig een melding worden gedaan aan de Arbeidsinspectie. Voorzieningen bij werken op hoogte: met enige regelmaat bestaat het te verwijderen asbest uit asbesthoudende dakbedekking en asbestcement (golf)platen. Bij het verwijderen daarvan moet vaak op hoogte worden gewerkt. Om deze werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren en valgevaar te voorkomen moeten voorzieningen als een steiger, een stelling of leuningen aangebracht worden. Na het werken in containment wordt er niet afdoende gedoucht door de asbestverwijderaar (asbestvezels blijven aanwezig op powerpack en masker en worden meegenomen buiten het contaiment) Medewerkers: asbest mag alleen verwijderd worden door personen die in het bezit zijn van een persoonscertificaat Deskundig Asbestverwijderaar (DAV).1Asbestverwijderaars zonder certificaat mogen tijdelijk - maximaal 3 maanden - actief zijn als Leerling Deskundig Asbestverwijderaar (LDAV) Zijn dienen als 56 zodanig opgenomen te zijn in het register. Per De LDAV voert asbestverwijderingswerk uit onder direct toezicht en aanwezigheid van een vaste mentor. Het is de mentor toegestaan maximaal twee LDAV’ers gelijktijdig te begeleiden. Sanctiemiddelen Maatregelen algemeen Het is algemeen bekend dat blootstelling aan asbestvezels zeer gevaarlijk is. Asbestvezels kunnen leiden tot schade aan de gezondheid en tot de dood. Kerngedachte bij de regels omtrent asbest is dat het hier gaat om het leven en de gezondheid van mensen. Dit gevaar van blootstelling betekent dat als het op handelingen met asbest aankomt zeer zorgvuldige gehandeld dient te worden. De overheid moet er op kunnen vertrouwen dat bedrijven en personen die betrokken zijn bij het werken met asbest zeer zorgvuldig handelen en het risico van blootstelling tot het laagst mogelijk beperken. Dit betekent dat geëist wordt dat zij zich aan de regels houden die gelden voor werken met en rondom asbest. Indien het risico van blootstelling niet zo laag mogelijk is gehouden of een persoon zich niet aan de regels houdt, moet de overheid streng optreden ter bescherming van de gezondheid en het leven van mensen. De overheid heeft ervoor gekozen om de zorgvuldigheid van asbestinventarisatiebedrijven en asbestverwijderingsbedrijven en de in deze bedrijven werkzame personen te borgen door een certificatiestelsel. Alleen die bedrijven en personen die een certificaat hebben, mogen handelingen met asbest verrichten (voor zover de wet een dergelijk certificaat verplicht stelt). Essentieel is dat de overheid er op moet kunnen vertrouwen dat certificaathouders zich aan de regels zullen houden en het risico van blootstelling zullen minimaliseren. Een certificaathouder die niet conform de regels handelt, beschaamt dat vertrouwen en dient in beginsel zijn certificaat te verliezen. Er kan niet meer op vertrouwd worden dat dit bedrijf zorgvuldig zal handelen. Derhalve verliest hij zijn certificaat. Een certificaathouder die het risico van asbestemissie niet minimaliseert of zelfs een asbestbesmetting veroorzaakt, heeft niet voldoende zorgvuldig gehandeld en dient ook in beginsel zijn certificaat te verliezen. Het is niet een daadwerkelijke blootstelling alleen die reden is voor onvoorwaardelijke intrekking. Enkel het risico van asbestemissie of het verhogen van dit risico betekent al dat een certificaathouder die een dergelijk risico laat ontstaan, de werkzaamheden niet meer mag verrichten. Het doel van de regelgeving is immers emissie en blootstelling te voorkomen. Om dit doel te bereiken moet het risico van emissie en blootstelling geminimaliseerd worden. Het is niet aanvaardbaar dat een certificaathouder die risico’s verhoogd pas zijn certificaat verliest als het risico wordt verwezenlijkt en er mensen zijn blootgesteld. De intrekking van het certificaat is bij een afweging van de betrokken belangen al snel gerechtvaardigd. Bij een afweging van de belangen van mensen dat hun gezondheid en leven niet in gevaar wordt gebracht door blootstelling aan asbestvezels en het belang van het bedrijf om zijn werkzaamheden te kunnen verrichten, wegen de belangen van de gezondheid en het leven van mensen altijd zwaarder. Het feit dat het intrekken van het certificaat zal leiden tot het einde van de activiteiten is, gezien de belangen, proportioneel. 57 Het einde van de activiteiten is dan ook een aanvaard gevolg en geen reden om het certificaat niet in te trekken. Ook niet in die beperkte gevallen dat dit leidt tot het einde van het bedrijf. Van de mogelijkheid van herkansing of zonder voorwaarden verder te mogen werken, zal slechts gebruik gemaakt mogen worden als dit aanvaardbaar is. Dat wil zeggen dat de afwijking niet tot een hoog risico voor blootstelling heeft geleid én voldoende gegarandeerd is dat het leven en de gezondheid van mensen voortaan niet meer in gevaar komt. Herhaling van het overtreden van regels en het laten ontstaan van (het risico van) een asbestemissie zal zeker dienen te leiden tot intrekking van het certificaat. Herstelsancties Het voorgaande betekent dat de kern van het sanctiestelsel is dat een (rechts)persoon die niet conform de regels werkt het werk niet meer mag verrichten. Uitgangspunt is dat een dergelijke (rechts)persoon het certificaat verliest. Er is voor gekozen om bij een eerste afwijking niet direct tot intrekking van het certificaat over te gaan. De certificaathouder krijgt een herkansing. De herkansing bestaat er uit dat het certificaat wordt geschorst waardoor het certificaat zijn geldigheid verliest . Als de certificaathouder voldoende maatregelen heeft getroffen wordt de schorsing ingetrokken. Er is echter een verschil in ernst van afwijkingen waardoor er afwijkingen zijn waarbij het aanvaardbaar is dat het certificaat zijn geldigheid behoudt terwijl de certificaathouder de maatregelen treft. Het certificaat wordt ingetrokken als de certificaathouder niet binnen de termijn voldoende maatregelen treft. Zoals gezegd zal een certificaathouder die overtredingen blijft begaan zijn certificaat verliezen ongeacht de ernst van de overtredingen. In het sanctiestelsel wordt een onderscheid gemaakt tussen vier herstelsancties: 1. onvoorwaardelijke intrekking; het certificaat wordt ingetrokken zonder herkansing 2. schorsing; het certificaat verliest zijn geldigheid totdat de afwijking is opgeheven én voldoende is aangetoond dat de afwijking zich niet zal herhalen 3. voorwaardelijke intrekking; het certificaat wordt ingetrokken als niet binnen een gestelde termijn bepaalde maatregelen zijn getroffen. De certificaathouder kan in die periode doorwerken, maar verliest zonder nadere beschikking zijn certificaat als de genomen maatregelen niet voor een bepaalde datum zijn getroffen 4. waarschuwing; de certificaathouder wordt gewezen op de afwijking, maar deze afwijking heeft (nog) geen gevolgen voor de geldigheid van het certificaat. Verder is er een verzwaring die tot gevolg heeft dat een certificaathouder die overtredingen blijft begaan, zijn certificaat verliest In bijlagen in SC-530 en SC-540 is opgenomen tot welke herstelsanctie een bepaalde afwijking leidt. Schorsing als ordemaatregel Naast de herstelsancties is voorzien in schorsing als een ordemaatregel waarbij het certificaat wordt geschorst met betrekking tot een locatie, een project of werkzaamheden. Hier wordt schorsing niet opgelegd als herstelsanctie, maar wordt voorkomen dat de certificaathouder verder werkt terwijl de sanctieprocedure loopt. De onvoorwaardelijke intrekking en schorsing (herstelsanctie) worden niet direct opgelegd als de afwijking wordt geconstateerd. Eerst wordt een procedure doorlopen. Pas aan het einde van deze procedure neemt de CKI zijn beslissing en verliest het certificaat haar geldigheid (of niet). In beginsel is het certificaat tijdens deze procedure geldig en mag de certificaathouder de betreffende werkzaamheden verrichten. Door de schorsing als herstelmaatregel mag de certificaathouder niet verder werken op de betreffende locatie, project of werk tijdens de procedure. Van de ordemaatregel schorsing moet gebruik gemaakt worden wanneer doorwerken door de certificaathouder niet aanvaardbaar is. Schorsing is bijvoorbeeld aangewezen als er een asbestemissie heeft plaatsgevonden of het risico op een emissie sterk is toegenomen. Hierdoor heeft de certificaathouder het leven en gezondheid van mensen in gevaar gebracht. Ook in die gevallen dat er mogelijk sprake is van dergelijke situatie, maar dit nog volledig moet worden uitgezocht, kan er grond zijn om te schorsen. Als de CKI in redelijkheid kan oordelen dat er sprake is geweest van gevaar voor het leven en de gezondheid van mensen, en dat het certificaat onvoorwaardelijk zal worden ingetrokken dan wel worden geschorst (herstelsanctie), is schorsing (ordemaatregel) aangewezen. Het risico dat de certificaathouder het leven en gezondheid van mensen in gevaar heeft gebracht, is te groot om de certificaathouder door te laten werken. In het geval dat na verloop van de procedure blijkt dat de situatie niet zo ernstig was of dat er toch geen onvoorwaardelijke intrekking of schorsing (herstelsanctie) wordt opgelegd, is de schorsing (ordemaatregel) toch terecht opgelegd. Het feit dat in redelijkheid door de CKI geoordeeld kon worden dat 58 het leven en gezondheid in gevaar werd gebracht, betekent dat de schorsing als ordemaatregel terecht was. Bij de vraag of schorsing als ordemaatregel moet worden gebruikt, zal de CKI moeten afwegen of het laten doorwerken door deze certificaathouder verantwoord is gezien het belang van mensen (werknemers en anderen) om niet blootgesteld te worden aan asbestvezels. In de bespreking van afwijkingen hieronder zal worden aangegeven wanneer schorsing (ordemaatregel) in ieder geval moet worden toegepast. Het tijdens een schorsing verrichten van werkzaamheden op de betreffende locatie of het betreffenden project, of het verrichten van de betreffende werkzaamheden waarvoor een certificaat is vereist die is geschorst, leidt tot onvoorwaardelijke intrekking. De schorsing dient wel de mogelijkheid te geven dat de certificaathouder het eventuele gevaar dat is ontstaan kan opheffen en de situatie kan veiligstellen. Categorie-indeling In de certificatieschema’s zijn afwijkingen ingedeeld in categorieën waaraan een van de genoemde herstelsancties is verbonden. Categorie I – onvoorwaardelijke intrekking Categorie II – schorsing Categorie III – voorwaardelijke intrekking Categorie IV – waarschuwing Uitgangspunt bij de indeling van de afwijkingen is dat afwijkingen die leiden tot blootstelling dan wel het risico op blootstelling verhogen, vallen onder Categorie II. Andere afwijkingen zullen onder Categorie III vallen, met uitzonderingen naar Categorie II en IV. Als de certificaathouder de gecertificeerde werkzaamheden (of daarmee verbonden werkzaamheden) verricht terwijl het certificaat is geschorst (zowel herstelsanctie als ordemaatregel), zal het certificaat onvoorwaardelijk worden ingetrokken. Handelen in de geest van een norm Een norm beschermt bepaalde belangen. Het wordt soms gesteld dat op een andere wijze dat belang beschermd kan worden. Dit is niet van belang. De bevoegde autoriteit heeft bepaald dat op de voorgeschreven wijze het belang wordt behartigd. Het is niet aan een certificaathouder om dit naast zich neer te leggen en eigen maatregelen te gaan bepalen. Er is een afwijking en deze leidt tot het opleggen van de herstelsanctie. Deze niveaus zijn nader uitgewerkt in de zogenaamde escalatieladder. De escalatieladder is te vinden in de arbeidsomstandighedenregeling. Toetsen asbest-inventarisatierapport Gerelateerd document: SC–540 Bijlage XIIIa behorend bij Artikel 4.27, Werkveldspecifiek certificatieschema voor het Procescertificaat Asbestinventarisatie, Certificatieschema, 2011, versie 02. Kenmerken vaststellen Als er een beoordeling van een inventarisatie rapport wordt gedaan moeten de kenmerken van het rapport worden vastgesteld. Onderstaande acties kunnen worden uitgevoerd als bepaalde kenmerken bij het rapport worden vastgesteld. Actie 1 Actie 2 Actie 3 Vraag de melder om een nieuw rapport. Laat de afwijkingen herstellen door het inventarisatie bureau en geeft hierbij aan binnen welke termijn dit moet. Stuur een klachtbrief met alle geconstateerde afwijkingen naar de melder en het inventarisatiebureau met een cc naar de betreffend Certificerende Instelling van het inventarisatiebureau. (adressen de CI’s zijn te vinden op www.ascert.nl) 59 Afwijkingen De kenmerken moeten bij de beoordeling van het asbest inventarisatierapport worden bepaald. Per afwijking wordt aangegeven wat er moet gebeuren als een bepaalde afwijking is vastgesteld. Dit kan gaan om het volgende: Een volgend kenmerk moet worden bepaald. Er moeten acties genomen worden en/of adviezen worden gegeven. Als er acties en adviezen zijn uitgevoerd dan is dit onderdeel afgerond. De kenmerken zijn verdeeld over onderstaande onderdelen waarin het asbest inventarisatierapport uiteen valt: Beoordeling van het titelblad Beoordeling van de geldigheid van certificaten Beoordeling van de geldigheid van het rapport Beoordeling van de samenvatting van het rapport Beoordeling van de omschrijving van de opdracht Beoordeling van de omschrijving van de onderzoeksmethoden Beoordeling van de resultaten Beoordeling van de indeling in risicoklassen Beoordeling van de SMA-rt documenten Voor alle kenmerken is de relatie met wet en regelgeving, voor zover van toepassing, beschreven in de SC–540. Hiervoor kan gezocht worden in bijlage 2 van dit document Beoordeling van het rapport Stap 1.1 1.2 Categorie afwijking Laten herstellen Laten herstellen 1.10 Afwijking De naam van de opdrachtgever is niet vermeld. De naam van het uitvoerende inventarisatiebureau met het certificaatnummer is niet vermeld. De naam van de uitvoerende medewerkers (DIA) met SCA certificaat nummer is niet vermeld. De unieke projectidentificatie code is niet vermeld. De omschrijving van de onderzochte bouwkundige eenheid, constructie of object is niet vermeld. Er is niet duidelijk en onmiskenbaar aangeven, voor welk doel het rapport geschikt is. De datum van interne autorisatie is niet vermeld. De datum van interne autorisatie is niet eerder dan de datum van het rapport De interne autorisatie is niet door een ander gedaan dan inventariseerder (bij een klein bedrijf door een derde). De omvang van het onderzoek is niet vermeld. 1.11 Het soort onderzoek is niet vermeld. Melden 1.13 Er is geen risico beoordeling volgens SMA-rt uitgevoerd. Melden 1.14 Er is geen risico beoordeling volgens NEN 2991:2005 uitgevoerd. Melden 2.1 Nieuw rapport vragen 2.2 Het procescertificaat (SC–540) van het asbest inventarisatiebureau is niet geldig op de datum van het rapport. Het DIA certificaat is niet geldig op de datum van het rapport. 3.1 Het rapport is op de datum van toetsing ouder dan 3 jaar. Nieuw rapport vragen 4.1 Er is geen numeriek overzicht van aantal bronnen met risicoklasse 1, 2 en/of 3 en eventueel aantal bronnen met beargumenteerde afwijkingen. Er is niet aangegeven of er een redelijk vermoeden bestaat op de aanwezigheid van in de constructie verborgen asbesthoudende materialen met verwijzing naar het desbetreffende overzicht in het rapport. Nieuw rapport vragen 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 4.2 Melden Melden Melden Laten herstellen Laten herstellen Laten herstellen Melden Melden Nieuw rapport vragen Nieuw rapport vragen 60 Stap 4.3 5.1 5.2 5.3 5.4 6.1 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9 7.10 7.11 8.1 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 9.8 Afwijking Er is niet aangegeven of het om een ‘volledig’ Type-A onderzoek gaat, of om een ‘onvolledig’ Type-A onderzoek. Er is geen opsomming van de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde informatie en/of documenten. De resultaten van het vooronderzoek (historisch onderzoek, desk research) zijn niet vermeld. Er is geen omschrijving van de opgedragen werkzaamheden. Er is geen eenduidige en volledige identificatie van de onderzochte bouw- en constructiedelen, voorzien van plaats, adres en datum. Er is geen omschrijving van de gebruikte onderzoeksmethoden. Er is niet van alle aangetroffen asbesthoudende materialen het type product vermeld. Er is niet van alle aangetroffen asbesthoudende materialen het type product vermeld. Er is niet van alle aangetroffen asbesthoudende materialen het gehalte vermeld. Er is niet van alle aangetroffen asbesthoudende materialen het de toepassing vermeld. Er is niet van alle aangetroffen asbesthoudende materialen de hoeveelheid vermeld. Er is niet van alle aangetroffen asbesthoudende materialen de exacte plaats vermeld. Er is niet van alle aangetroffen asbesthoudende materialen de bereikbaarheid van die plaatsen (waar de asbest is aangetroffen) vermeld. Er is niet van alle aangetroffen asbesthoudende materialen de wijze van bevestiging van asbest bevattend materiaal vermeld. Er is geen overzicht van de genomen monsters. Er is geen overzicht van de analyseresultaten zoals aangeleverd door het geaccrediteerde laboratorium. Er is niet aangegeven welke plaatsen niet geïnventariseerd zijn, maar wel opgenomen zijn in de eenduidige en volledige identificatie van de onderzochte bouw- en constructiedelen. Er is niet voor elk type / toepassing asbesthoudend materiaal aangegeven hoe dit gedemonteerd of gesloopt moet worden. Er is niet van elke toepassing van asbest een SMA-rt document. De Ascert code is niet vermeld in het SMA-rt document. De unieke project identificatiecode, aangevuld met de identificatie van de asbestbron is niet vermeld in het SMA-rt document. De datum en tijdstip waarop het SMA-rt document is aangemaakt is niet vermeld. Het SMA-rt document heeft geen unieke documentcode. Er is geen vermelding dat de risicoclassificatie in het SMA-rt document onverbrekelijk onderdeel uitmaakt van het asbestinventarisatierapport. De argumenten voor afwijking zijn niet vermeld in het SMA-rt document. De gegevens uit het SMA-rt document komen niet overeen met de tabel beoordeling resultaten. Categorie afwijking Nieuw rapport vragen Melden Melden Melden Melden Melden Melden Melden Melden Melden Melden Melden Melden Melden Melden Melden Melden Melden Nieuw rapport vragen Melden Melden Melden Melden Melden Melden Melden 61 Vervolgacties Als er alleen afwijkingen van de categorie “melden” zijn geconstateerd stuur een brief met alle geconstateerde afwijkingen naar de melder en het inventarisatiebureau met een cc naar de betreffend CI van het inventarisatiebureau. Als er afwijkingen van de categorie “laten herstellen” en niet van het type “nieuw rapport vragen” zijn geconstateerd, laat de afwijkingen herstellen door het inventarisatie bureau en geeft hierbij aan binnen welke termijn dit moet en stuur een brief met alle geconstateerde afwijkingen naar de melder en het inventarisatiebureau met een cc naar de betreffend CI van het inventarisatiebureau. Als er afwijkingen van de categorie “Nieuw rapport vragen” zijn geconstateerd, vraag de melder om een nieuw rapport en stuur een klachtbrief met alle geconstateerde afwijkingen naar de melder en het inventarisatiebureau met een cc naar de betreffend CI van het inventarisatiebureau. De adresgegevens van de CI’s zijn te vinden op de website van de stichting certificatie asbest (www.ascert.nl). Asbest toezicht op locatie Tijdens de controle door de inspecteur van bouw en woningtoezicht kan gelet worden op de volgende zaken: Aanwezigheid van de omgevingsvergunning; Aanwezigheid zijn van de inventarisatierapportages; Aanwezigheid van het werkplan; Uitvoering van de werkzaamheden conform het werkplan; Certificaten van de reeds vrijgegeven ruimten; Toezichthouder moet van buitenaf in het containment kunnen kijken; Bij risicoklasse 2 en 3: de aanwezigheid van een decontaminatie-unit; Onderdrukventilatie met een minimale ventilatievoud van 6 maal de van de inhoud van het containment en minimaal 20 Pascal onderdruk. Bij een sanering van risicoklasse 3 moet deze continu geregistreerd worden; Asbesthoudend materiaal, asbestafval en asbestbesmet afval dat buiten het containment, de afgeschermde werkruimte, de glove-bag locatie, of bij openlucht condities buiten de afgezette en gemarkeerde, directe verwijderingslocatie aanwezig is, dient minimaal dubbel én lucht- en vezeldicht met een deugdelijke, stooten scheurbestendige folie (polyethyleen van min. 0,2 mm dikte) verpakt te worden en te worden voorzien van een asbest gevarensticker (A-label Productenbesluit Asbest); Indien het gezien de omvang van het verpakte asbesthoudende afval niet mogelijk is om het naar een plaats buiten het werkgebied af te voeren, dient de reden daarvan te zijn vastgelegd in het werkplan. Het asbesthoudende afval dient dan echter wel zodanig te worden geplaatst, dat inspectie onder het afval mogelijk blijft en het de eindcontrole op geen enkele wijze belemmert; De DTA dient tijdens de asbestverwijdering aantoonbaar en voortdurend toezicht te houden; Resultaten van zijn controles dienen geregistreerd te worden in een logboek. Toezicht, handhaving en handhavingsinstrumenten. Gemeentelijke toezichthouders van Bouw- en woningtoezicht controleren en handhaven de voorschriften voor het verwijderen van asbest uit een bouwwerk. Bij geconstateerde overtredingen kunnen zij bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhavingsinstrumenten inzetten. De toezichthouders van het bevoegd gezag en andere toezichthouders van bijvoorbeeld de Arbeidsinspectie en de politie kunnen hiermee de overtreding beëindigen, verdere schade beperken en eventuele schade laten herstellen. Wettelijke basis Het bevoegd gezaglijke bouwverordening en de voorschriften voor het verwijderen van asbest uit bouwwerken in het Avb 2005, zijn voor wat betreft de handhaving gebaseerd op de Woningwet. Uit de Woningwet volgt: 62 wie als toezichthouder is aangewezen; welke bevoegdheden de toezichthouder heeft. Het gemeentebestuur kan conform artikel 125 van het bevoegd gezagwet bestuursrechtelijk optreden als een voorschrift uit de wet- en regelgeving voor asbestverwijdering uit bouwwerken wordt overtreden. Een toezichthouder werkt onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur en heeft pas bevoegdheden wanneer hij is aangewezen door het gemeentebestuur. Hij krijgt een legitimatiebewijs waaruit de aanwijzing blijkt. Het gemeentebestuur is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van: de voorschriften uit het Avb 2005 die rechtstreeks werken; de voorschriften in het bevoegd gezaglijke bouwverordening; de voorschriften die deel uitmaken van de sloopvergunning (art. 56 Ww). De Wet economische delicten (Wed) is van toepassing als strafrechtelijk optreden noodzakelijk is. Het strafrechtelijke handhavingstraject start dikwijls na een melding of aangifte (door het bevoegd gezag of een opsporingsautoriteit) en als er een aanwijzing is dat een strafbaar feit is begaan (zie ook paragraaf 8.8B). De volgende partijen zijn bevoegd om overtredingen en misdrijven van de asbest wet- en regelgeving strafrechtelijk aan te pakken: algemene opsporingsambtenaren van politie (politieambtenaren van de basispolitiezorg, regionale milieuteams en interregionale milieuteams); buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's) van gemeenten; boa's van de VROM-Inspectie; boa's van de Arbeidsinspectie. De minister van Justitie wijst de boa's aan. Zijn bevoegdheden volgen uit het Wetboek van Strafrecht (WvSr) en de Wed. Een toezichthouder moet zijn aangewezen door het bevoegd gezag. Zijn bevoegdheden volgen uit de WABO, de Woningwet en de Awb. Een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) wordt aangewezen door de minister van Justitie. Zijn bevoegdheden volgen uit het WvSr en de Wed. Aanleidingen om een locatie te bezoeken in het kader van toezicht Er kunnen verschillende aanleidingen zijn voor een bezoek aan een (sloop)locatie: een verleende vergunning/een mededeling; een melding dat wordt gestart met de asbestverwijdering; een (kleine) sloop/verbouwing; eerdere overtredingen; klachten (dit kan duiden op illegale asbestverwijdering); een melding van een (onvoorziene) vondst van asbest tijdens een sloop, na brand of storm. In de eerste twee situaties kan men ervoor kiezen om steekproefsgewijs controles op de naleving van de voorschriften over asbestverwijdering uit te voeren. Ook als bij het bevoegd gezag signalen binnenkomen dat sprake is van een (kleine) verbouwing en of sloop, kan men de locatie bezoeken om te kijken of geen asbest wordt verwijderd. Als in het verleden overtredingen zijn geconstateerd, er klachten binnenkomen of een melding binnenkomt dat asbest is gevonden, moet de situatie altijd worden beoordeeld door de toezichthouder. Dit om te kunnen bepalen of vervolgacties nodig zijn. Het gemeentelijk toezichtsplan moet de verschillende omstandigheden beschrijven waarbij een locatiebezoek nodig is. 63 Er kunnen verschillende aanleidingen zijn om een locatie te bezoeken. Dit kan steekproefsgewijs (bij vergunningen, mededelingen en melding aanvang werkzaamheden) of regulier (bij klachten, eerdere overtredingen of bij een vondst van asbest). Voorbereiding voor locatiebezoek in het kader van toezicht Voordat de toezichthouder de slooplocatie bezoekt, maakt hij een inschatting van de situatie die hij kan aantreff en. Hij doet dit op basis van zijn ervaring en inzicht en wint informatie uit verschillende bronnen zoals een vergunning, een mededeling, lopende handhavingprocedures, eventuele klachten en de ontvangen meldingen. In zijn voorbereiding verzamelt de toezichthouder, voor zover relevant en beschikbaar, de volgende informatie: de aanleiding voor het controlebezoek; de locatie van de werkzaamheden; of de asbestverwijdering binnen of buiten plaatsvindt; of er hechtgebonden asbesthoudend materiaal wordt verwijderd; of de verwijdering wordt gedaan door een particulier of een bedrijf; in welke risicoklasse de verwijdering wordt ingedeeld (bij verwijdering door een bedrijf ); of sprake is van een incident (illegale asbestverwijdering of schade door storm of brand); of de werkzaamheden zijn afgerond. Voorafgaand aan een controlebezoek maakt de toezichthouder een globale inschatting van de situatie die hij kan aantreffen en de maatregelen en middelen die nodig zijn voor het beschermen van de eigen veiligheid. Dit doet hij op basis van de beschikbare informatie, zijn ervaring en inzicht. De bevoegdheden van de toezichthouder De aangewezen toezichthouder beschikt over de volgende bevoegdheden: Het betreden van locaties, om een slooplocatie te betreden wordt gebruik gemaakt van deze bevoegdheid. De toezichthouders mogen elke plaats betreden voor zover nodig is voor de uitoefening van het toezicht. Het onder voorwaarden binnentreden van woningen; Voor het betreden van de woning waaruit asbest wordt verwijderd, moet een toezichthouder zich houden aan bepaalde regels. Hij moet zich bijvoorbeeld legitimeren, meedelen wat het doel is van zijn bezoek en toestemming vragen aan de bewoner. Als hij geen toestemming krijgt, mag de toezichthouder de woning toch betreden. Hiervoor gelden dan aanvullende regels. Het vorderen van inlichtingen, bijvoorbeeld mondeling, wanneer niet duidelijk is door wie het asbest is verwijderd. Het inzien, kopiëren en meenemen van zakelijke gegevens en bescheiden bijvoorbeeld het inventarisatierapport, de stortbonnen of de begeleidingsbrieven en de rapportage van de eindbeoordelingen. Het onderzoeken van zaken en het nemen van monsters, bijvoorbeeld een deskundige monsters laten nemen om te bepalen of er sprake is van asbest. Het onderzoeken van verwijderd asbest en de verpakking daarvan tijdens transport Een afgesloten saneringslocatie mag niet zonder toestemming van de DTA-er en de vereiste veiligheidsmaatregelen voor asbest worden betreden.De toezichthouder betreedt de asbestslooplocatie normaal niet wanneer het asbest wordt verwijderd. Volgens de Arboregelgeving is de toegang dan afgesloten en berust het toezicht bij de Deskundig toezichthouder asbestverwijdering (DTA). Omdat het bevoegd gezag alleen toezicht houdt op de naleving van de sloopvergunning en niet op de Arboregelgeving, is in het algemeen niet zinvol dat een toezichthouder de afgesloten werkplek betreedt. Als de werkzaamheden zijn afgerond en een positieve eindbeoordeling is verkregen, kan de toezichthouder de locatie wel betreden. Er gelden dan geen specifieke veiligheidsmaatregelen voor asbest meer. 64 Te controleren aspecten in het kader van toezicht De toezichthouder voert bij asbestverwijdering een administratieve controle en een controle op de uitvoering uit. Hij controleert de voorschriften uit de vergunning of de mededeling en de voorschriften die rechtstreeks werken uit het bouwbesluit, het Avb 2005 en het bevoegd gezaglijke bouwverordening. Voorbereiding (op kantoor) Belangrijkste aandachtspunt (op de grond van et bouwbesluit, de bouwverordening en Avb 2005): Bij vergunning en melding: is de aanvang van de sloop tijdig gemeld bij B&W? De asbestverwijdering (op de saneringslocatie) Belangrijkste aandachtpunten bij controle van de uitvoering van asbestsaneringen zijn (op grond van MBV en Avb 2005): Alleen bij een sloopvergunning: is het terrein rond het te slopen gebouw afgezet met een asbest waarschuwingslint? wordt het asbesthoudende materiaal verwijderd door een asbestverwijderingsbedrijf? Als het asbesthoudende materiaal behoort tot risicoklassen 2 of 3 is dit bedrijf een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf? is een kopie van de sloopvergunning en het asbestinventarisatierapport aanwezig op de saneringslocatie? is indien vereist de aanvullende inventarisatie type B uitgevoerd en is hiervan de rapportage aanwezig? wanneer het gaat om sloop: zijn alle asbesthoudende materialen die in de asbestinventarisatie zijn aangetroffen en waarvoor een sloopvergunning is verleend, verwijderd voordat wordt begonnen met de rest van de sloop? In alle gevallen: wordt verontreiniging van de omgeving voldoende tegengegaan? wordt het verwijderde asbest gescheiden gehouden van ander (bouw- en sloop)afval? voldoet de verpakking en de etikettering van het asbestafval? is de asbestopslagplaats goed afgesloten? wordt het asbestafval afgevoerd naar een erkende inrichting en indien van toepassing een erkende transporteur? Na afloop van de asbestverwijdering (op kantoor) Alleen bij een sloopvergunning: zijn de stortbonnen of de begeleidingsbrieven tijdig ontvangen? wordt (volgens de gegevens op de stortbonnen of de begeleidingsbrieven) het asbestafval afgevoerd naar de juiste verwerker (Wm)? zijn alle asbesthoudende materialen die staan in het asbestinventarisatierapport verwijderd? komt de hoeveelheid verwijderd en afgevoerd asbestafval overeen met de hoeveelheid te verwijderen asbesthoudende materiaal (zie inventarisatierapport)? is de vereiste eindbeoordeling uitgevoerd en is de rapportage tijdig opgestuurd? is de werkruimte (risicoklasse 1&2) of zijn alle ruimten (risicoklassen 3) volgens de eindbeoordeling schoon en wordt volgens de eindbeoordeling voldaan aan de norm? 65 Een punt om vanuit de signaleringsfunctie op te letten is of geen asbest op het sloopterrein wordt verwerkt. Op grond van het Productenbesluit Asbest is dit verboden. Neem bij het constateren van een overtreding of misdrijf contact op met de VROM-Inspectie. Er kan altijd een administratieve controle worden uitgevoerd. Ook controle op de uitvoering en de hieraan verbonden voorschriften is altijd mogelijk. Hoe verder te handelen door de toezichthouder? De toezichthouder verwerkt zijn bevindingen in een bezoekrapport. Als hij geen afwijkingen constateert, stelt hij de houder van de vergunning of de mededeling hiervan schriftelijk op de hoogte. Wanneer de toezichthouder wel overtredingen constateert, is het van belang dat hij de situatie inventariseert door informatie te verzamelen. Op basis hiervan bepaalt hij welke risico's de overtredingen opleveren en welke maatregelen nodig zijn om de risico's weg te nemen. Deze informatie is nodig voor de keuze van de in te zetten handhavinginstrumenten om zo een overtreding effectief en doeltreffend te beëindigen. De snelheid waarmee de beoordeling en aanpak van de situatiemoeten plaatsvinden, hangt af van de risico's die in een specifiek geval. Het kan nodig zijn om direct in te grijpen, bijvoorbeeld om direct gevaar weg te nemen en (verdere) verspreiding van asbestvezels in omgeving te voorkomen. De toezichthouder treedt dan op. Hij geeft ter plaatse aan wat moet gebeuren en adviseert (terstond) B&W tot het nemen van een handhavingsbesluit. Dit kan betekenen dat - zo nodig spoedshalve - bestuursdwang wordt toegepast om direct ‘noodmaatregelen' te laten nemen tegen verdere verspreiding van asbestvezels waarna direct de sloop wordt stilgelegd. Let op! Wanneer bestuursdwang wordt toegepast om de omgeving op te laten ruimen en de verdere asbestverwijdering af te laten ronden op kosten van de overtreder door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf in opdracht van het bevoegd gezag, dan geldt ook dat een gecertificeerd bedrijf eerst een asbestinventarisatie moet uitvoeren voordat een asbestverwijderingsbedrijf het asbest mag opruimen en verwijderen. De kosten komen voor rekening van de overtreder. Zo nodig legt B&W een last onder dwangsom op. Wanneer één of meerdere stortbonnen of begeleidingsbrieven niet binnen de gestelde termijn zijn toegestuurd naar B&W is direct ingrijpen niet noodzakelijk. In dat geval volstaat het versturen van een schriftelijke waarschuwing, met daarin een nieuwe termijn om de bewijzen alsnog aan te leveren. De toezichthouder controleert de administratieve voorschriften en de uitvoering ter plaatse. Constateert de toezichthouder overtredingen, dan meldt hij dit aan de vergunninghouder of eigenaar van het bouwwerk en of/degene die de overtreding begaat. Hij beoordeelt of maatregelen nodig zijn. De maatregelen moeten er op gericht zijn direct gevaar weg te nemen en ervoor te zorgen dat men alsnog volgens de regels gaat werken. Behalve dat B&W optreedt na een controle is het van belang dat ook andere handhavingsorganisaties (bijvoorbeeld de Arbeidsinspectie) over de bevindingen worden geïnformeerd (zie paragraaf 8.8 onder C). Indien relevant kan men besluiten gezamenlijk een vervolgtraject op te zetten. Als het gaat om een overtreding waarvoor de handhavingspartner het bevoegd gezag is kan deze zelfstandig aan de slag gaan. Dit gebeurt dan vanuit zijn eigen rol en bevoegdheden. Andere handhavingspartners kunnen het bevoegd gezag ook betrekken bij overtredingen waarvoor zij bevoegd gezag zijn. Mogelijke overtredingen van het Arbeidsomstandighedenbesluit worden gemeld aan de Arbeidsinspectie. Voorbeelden hiervan zijn: asbest of asbesthoudend materiaal wordt gesloopt/bewerkt zonder dat maatregelen zijn getroffen om de concentratie asbeststof in de lucht zo laag mogelijk te houden, zoals het vooraf impregneren of nathouden van het te verwijderen materiaal; er is geen Deskundig Toezichthouder Asbest (DTA-er) aanwezig op de locatie; op de locatie ontbreekt een werkplan. Aanvullend hierop bij werkzaamheden binnen risicoklasse 2 en 3: 66 o asbest of asbesthoudend materiaal wordt verwijderd door een asbestverwijderingsbedrijf dat daarvoor niet is gecertificeerd; o asbest of asbesthoudend materiaal wordt gesloopt of bewerkt zonder dat persoonlijke beschermingsmiddelen, bijvoorbeeld ademhalingsbeschermingsmiddelen; o asbest of asbesthoudend materiaal wordt gesloopt zonder dat de plek waar de werkzaamheden plaatsvinden is afgeschermd van de omgeving, kortom wanneer een compartiment ontbreekt; o een ontsmettingsvoorziening ontbreekt, bijvoorbeeld in de vorm van een mobiele douchewagen; Meldt situaties waarbij asbest wordt verwijderd uit een asbesthoudend object altijd aan de VROMInspectie. Voorbeelden van dergelijke situaties zijn: o klachten en meldingen van het verwijderen van asbest aan objecten als schepen, drijvende pontons, vrachtwagens etc.; o er wordt geen (geschikte) container gebruikt voor het tijdelijk opslaan van het asbest of asbesthoudend materiaal na de sloop. De toezichthouder heeft ook een oog- en oorfunctie voor andere handhavingspartners, zoals de Arbeidsinspectie, de politie en de VROM-Inspectie. Maatregelen bij een asbestbrand De publicatie Plan van aanpak asbestbrand van de VROM-Inspectie beschrijft maatregelen in het geval van een asbestbrand of een incident. Het is de taak van het bevoegd gezag om ervoor te zorgen dat de eigenaar/vergunninghouder na een slordige asbestverwijdering de verontreiniging laat verwijderen. De volgende maatregelen uit de publicatie zijn daarbij relevant: de opruimwerkzaamheden van het gevaarlijke asbestmateriaal (niet hechtgebonden, brokken, flinters en vezels) vinden plaats door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf. Het asbestmateriaal uit risicoklasse 1 kan ook door een niet-gecertificeerd bedrijf worden verwijderd met gepaste beschermingsmiddelen en maatregelen; voordat het bouwwerk of object dat na de slordige asbestverwijdering overblijft wordt gesloopt moeten, eerst alle asbesthoudende materialen daaruit zijn verwijderd; in het verspreidingsgebied moeten alle zichtbare asbesthoudende materialen worden verwijderd die zich bevinden op verharde oppervlakken (zoals straten, trottoirs, speelplaatsen en daken) en niet-verharde oppervlakken (zoals tuinen, plantsoenen, heide en grasland). Dit is van belang om secundaire emissies (verpulvering en verspreiding naar binnenlucht situaties) te voorkomen; voor het opruimen van verharde en onverharde oppervlakken gelden dezelfde eisen. Wel kan het in de praktijk bij niet-verharde oppervlakken moeilijk zijn alle asbestcementflinters te verwijderen. Andere noodmaatregelen, naast de beschreven maatregelen, zijn: het stilleggen van de sloop (= spoedshalve bestuursdwang); het inventariseren en afzetten van besmette ruimtes en/of terrein; het afdekken of vochtig houden (buitenlucht) van het met asbest verontreinigde terrein; het afsluiten van de toegang tot met asbest besmette ruimte(n). Maatregelen die B&W of een daartoe gemandateerde toezichthouder kan opleggen, staan beschreven in de publicatie Plan van aanpak asbestbrand van de VROM-Inspectie (vierde herziene druk 2006). Voorbeelden zijn het stilleggen van de sloop en het laten opruimen en afdekken van het afval. Alle maatregelen zijn bedoeld om het directe gevaar voor mens en milieu weg te nemen 67 Wat zijn de mogelijkheden om op te treden? In de Landelijke strategie milieuhandhaving (ook wel sanctiestrategie) van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving (LOM), staat hoe bestuursrechtelijk en strafrechtelijk moet worden opgetreden. Bij overtreding van een voorschrift uit de vergunning, de bouwverordening of het Avb 2005 is bestuursrechtelijke sanctie, zoals toepassing van bestuursdwang, in veel gevallen toereikend. Wanneer een kernbepaling wordt overtreden, is ook strafrechtelijk optreden van de politie of de bijzondere opsporingsambtenaar (boa) van het bevoegd gezag noodzakelijk. Een kernbepaling is de bepaling die binnen het voorschrift (van het Avb 2005 of de hierop gebaseerde sloopvergunning waarvan zij deel uitmaakt) de kern vormt van de bescherming van belangen waartoe het voorschrift strekt. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de kernbepalingen en de vindplaats in het Avb 2005. Kernbepaling Omschrijving Artikel 3 Avb Verplichting tot het beschikken over een asbestinventarisatie-rapport Artikel 4 Av Uitzondering op de asbestinventarisatieplicht uit artikel 3, waaronder het verwijderen van asbest door een particulier of - in bepaalde gevallen - door een bedrijf4 Verstrekken van het asbestinventarisatie-rapport aan degene die feitelijk de werkzaamheden verricht (zie paragraaf 6.1) Artikel 5 Avb Artikel 6 Avb Asbestverwijdering alleen door gecertificeerde bedrijven Artikel 7a Avb Verwijderen asbest voordat het bouwwerk of object wordt gesloopt Artikel 7b Av Scheiding en verzamelen van verwijderd asbest Artikel 7c Av Verpakking van asbesthoudende producten Artikel 7d Avb Niet-luchtdoorlatende verpakkingen worden afgesloten en bewaard in een Artikel 7e Avb Opslag in een afgesloten container indien asbest niet in niet-luchtdoorlatend Artikel 7f Avb Etiketteren van asbest of asbesthoudende producten Artikel 7g Avb Binnen twee weken afvoeren van opgeslagen verwijderd asbest of verpakte asbesthoudende materialen dienen binnen twee weken te worden ingeleverd bij het bevoegd gezagwerf of afgegeven aan een erkende inzamelaar of eindverwerker (stortplaats). Artikel 8 lid 2 Avb Nadere regels om gevaren voor mens en milieu zoveel mogelijk te voorkomen Artikel 9 Avb Eindbeoordeling en visuele inspectie na asbestverwijdering Artikel 10 Avb Vergunningverlening door B&W, melden e.d. Bij overtredingen van kernbepalingen (artikelen 3, 5, 6, 7a, 7b, 7e, 7f, 7g, 8 lid 2, 9 en 10 uit het Avb 2005) wordt naast het bestuursrechtelijke spoor ook het strafrechtelijke spoor gevolgd. 4 Alleen voor toegestane handelingen met een laag risico die uitgezonderd zijn van de verplichting het asbest en/of de asbesthoudende producten te laten verwijderen door een (gecertificeerd) asbestverwijderingsbedrijf. 68 Bestuursrechtelijk optreden Het gemeentebestuur kan bestuursdwang of een last onder dwangsom toepassen (handhavingsbesluit). Daarbij gelden bepalingen uit de Awb zoals het bieden van rechtsbescherming aan de betrokkene en het handelen (van het gemeentebestuur) volgens de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dit resulteert in een algemene werkwijze die bestaat uit de volgende stappen : verzamelen van relevante feiten en de af te wegen belangen; horen (artikel 4:8 Awb) van de betrokkene (gewoonlijk mondeling; telefonisch of op de plek van overtreding) tenzij het een spoedgeval betreft (artikel 4:11 onder a Awb); het nemen van het handhavingbesluit, zo nodig spoedshalve en terstond uitvoerbaar; afwegen van de belangen; de nadelige gevolgen voor de betrokkene moeten in overeenstemming zijn met het doel (artikel 3:4 Awb); het bieden (aan de betrokkene) van de mogelijkheid van bezwaar, een verzoek om een voorlopige voorziening of een beroep (dit kan de effectuering vertragen, echter een handhavingsbesluit met daarin genoemd spoedeisend is onmiddellijk uitvoerbaar). Bestuursdwang Handhavend optreden bij sloop is - anders dan bij bouw - bijna altijd spoedeisend, omdat de sloopactiviteit een onomkeerbare handeling is. Daarnaast vormt het asbest een reëel gevaar. Toepassen van bestuursdwang maakt snel optreden mogelijk. In spoedeisende gevallen kan het besluit tot bestuursdwang snel worden genomen en van kracht worden verklaard. Een maatregel die in dat geval kan worden opgelegd is bijvoorbeeld het nemen van noodmaatregelen en het stilleggen van de sloop. De toezichthouder die namens B&W gemandateerd is, doorloopt de eerste twee stappen als hierboven vermeld in de algemene werkwijze en neemt ter plaatse het handhavingsbesluit. Hij maakt het besluit mondeling bekend, waarmee het van kracht wordt. De toezichthouder moet zijn besluit altijd achteraf schriftelijk bevestigen aan de betrokkene. Last onder dwangsom Als B&W of de gemandateerde toezichthouder besluiten een last onder dwangsom op te leggen zodat eerst alle asbesthoudende materialen worden verwijderd, kan dit besluit bij spoedgevallen direct van kracht worden verklaard. Daardoor wordt onmiddellijk optreden mogelijk. Rechtsmiddelen Een betrokkene kan tegen een handhavingsbesluit bezwaar maken bij B&W en gelijktijdig een voorlopige voorziening vragen bij de rechtbank (voorzieningenrechter), meestal een verzoek om schorsing van de uitvoering van het handhavingsbesluit. Blijft het besluit bij de rechter in stand, dan kan betrokkene in beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS). De rechter (of de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak bij RvS) bekijkt of voor het besluit alle stappen en procedures juist en volledig zijn doorlopen. Is dit niet het geval en lijdt de burger/ondernemer schade ten gevolge van het onrecht of lichtvaardig optreden van het bevoegd gezag, dan bestaat het risico van een schadeclaim achteraf. De rechter zal in zo'n geval geneigd zijn het besluit ongegrond te verklaren. In zijn oordeel weegt hij echter ook het spoedeisende karakter van het incident mee. In sommige gevallen rechtvaardigen de ontstane risico's voor mens en milieu het voorbijgaan aan sommige procedures. In die gevallen is alleen het toepassen van bestuursdwang mogelijk. Een besluit tot last onder dwangsom wordt meestal genomen voor administratieve overtredingen, zoals het ontbreken van de stortbonnen of de begeleidingsbrieven of eindrapportage. De overtreder moet dit binnen een bepaalde termijn in orde maken. Doet hij dit niet, dan kan B&W overgaan tot inning van de dwangsom. 69 Bij een overtreding van de voorschriften voor het verwijderen van asbest kan B&W (spoed)-bestuursdwang toepassen of een last onder dwangsom opleggen. Handhavend optreden bij sloop is bijna altijd spoedeisend, omdat de sloopactiviteit een onomkeerbare handeling is en omdat het asbest een reëel gevaar vormt. Door toepassing van bestuursdwang is snel optreden mogelijk. Een besluit tot last onder dwangsom wordt meestal genomen voor administratieve overtredingen, zoals het ontbreken van de stortbonnen of de begeleidingsbrieven of de eindrapportage. De overtreder moet dit binnen een bepaalde termijn in orde maken. Strafrechtelijk optreden Wanneer een kernvoorschrift wordt overtreden, is ook strafrechtelijk optreden noodzakelijk. Dit kan door de politie of de bijzondere opsporingsambtenaar van het bevoegd gezag. Strafbaarstelling en strafmaat Avb 2005 Een overtreding van de voorschriften voor het verwijderen van asbest uit een bouwwerk kan worden bestraft op grond van de Woningwet en/of op grond van de Wet op de economische delicten (Wed) zie bijlage 3 . In deze laatste wet is onder artikel 1a onderdeel 1 Wed - via de Wet milieubeheer- de strafbaarstelling van het Avb 2005 geregeld. De strafbaarstelling van artikel 10 Avb 2005 en de bepalingen uit de MBV is - via artikel 7b en 120 van de Woningwet - eveneens strafbaar gesteld in de Wed, te weten in artikel 1a onderdeel 2 Wed. Overtreding van de in artikelen 3, 5, 6, 7 (m.u.v. onderdelen b,d en e), 8 (m.u.v. tweede lid) en 9 van het Avb 2005 opgenomen voorschriften, is een economisch delict volgens de Wed. Als de overtreding opzettelijk is begaan, dan is sprake van een misdrijf. Is dit niet het geval, dan is sprake van een overtreding. Dit verschil heeft gevolgen voor de strafmaat. Indien sprake is van een misdrijf kan bij de hierboven genoemde feiten maximaal zes jaar gevangenisstraf, een taakstraf dan wel een geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd. Indien sprake is van een overtreding kan maximaal een hechtenis van een jaar, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie worden opgelegd. Het is dus van groot belang dat in het proces-verbaal het oogmerk van de verdachte goed tot uitdrukking komt. De bepalingen van artikel 10 behoren te staan in het bevoegd gezaglijke bouwverordening, is dit niet het geval dan heeft artikel 10 een rechtstreekse werking. Overtreding van artikel 10 is in die situatie in samenhang met de Woningwet, artikel 120, aan te merken als een economisch delict, welke strafbaar is gesteld in artikel 1a onderdeel 2 Wed. Staan de bepalingen uit artikel 10 van het Avb 2005 in het bevoegd gezaglijke bouwverordening (voorschriften voor het verwijderen), dan zijn overtredingen in samenhang met de Woningwet, artikel 7b, eveneens aan te merken als een economisch delict. De artikelen van de bouwverordening waarop bij overtreding straf is gesteld zijn gebaseerd op dit artikel in de Woningwet. Strafbaarstelling in de bouwverordening zelf is niet meer mogelijk. Indien deze overtredingen opzettelijk zijn gepleegd zijn het misdrijven, anders overtredingen. Op grond van artikel 6 lid 2 en 4 van de Wed heeft dit tot gevolg dat: Overtredingen van voorschriften uit de MBV die opzettelijk worden gepleegd kunnen worden bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 2 jaren, taakstraf of een geldboete van de vierde categorie (€ 16.750, bij rechtspersonen naast hoger gelegen categorie: € 67.000) Overige overtredingen worden gestraft met een hechtenis van 6 maanden, taakstraf of een geldboete van de vierde categorie (€ 16.750, bij rechtspersonen naast hoger gelegen categorie: € 67.000) Overtredingen bij het saneren van asbest uit objecten geeft de toezichthouder door aan de VROM-Inspectie. De VROM-Inspectie kan zelfstandig strafrechtelijk optreden. 70 Strafbaarstelling overige wetgeving In de Arbeidsomstandighedenwet staat wat een werkgever moet doen om zijn werknemers veilig met asbest te laten werken. Overtredingen van deze voorschriften worden meestal bestraft met een bestuurlijke boete. Dit is geregeld in de Wed. De toezichthouder geeft de relevante geconstateerde overtredingen door aan de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie kan vervolgens ook strafrechtelijk optreden. Ten slotte kunnen de artikelen 173a en 173b uit het Wetboek van Strafrecht worden overtreden. Het gaat dan om verontreiniging (van bodem, lucht of oppervlaktewater) met asbest, waardoor gevaar ontstaat voor mensen. Bij overtredingen van kernbepalingen (artikelen 3, 5, 6, 7a, 7b, 7e, 7f, 7g, 8 lid 2, 9 en 10 uit het Avb 2005) wordt naast het bestuursrechtelijke spoor ook het strafrechtelijke spoor ingezet. Het strafrechtelijke handhavingtraject kan veelal pas starten na een melding of aangifte door het bevoegd gezag of een opsporingsautoriteit. Opsporing is de taak van (buitengewoon) opsporingsambtenaren. Dit geldt in het bijzonder voor overtredingen van kernvoorschriften. Overtredingen van de voorschriften uit het Avb 2005 en de hierop gebaseerde voorschriften in het bevoegd gezaglijke bouwverordening en sloopvergunning zijn aan te merken als een economisch delict in de zin van de Wed. In de Wed is ook de strafmaat vastgelegd. Wanneer zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk handhaving van wetgeving mogelijk is, kan sprake zijn van sfeerovergang de bestuursrechtelijke handhaving gaat over in strafrechtelijke handhaving. Dat is het geval wanneer de toezichthouder tijdens een controle een aanwijzing heeft dat een strafbaar feit is begaan. De vraag is dan of de informatie verkregen bij het toezicht ook gebruikt mag worden in het strafrechtelijk onderzoek. Het kan ook voorkomen dat strafrechtelijke handhaving wordt ingezet, terwijl de bestuursrechtelijke handhaving wordt voortgezet. Dit heet sfeercumulatie. Sfeerovergang of sfeercumulatie ontstaat dus wanneer de toezichthouder een aanwijzing heeft dat een economisch delict is of wordt begaan. Dit is het geval wanneer informatie is verworven dat het verdachte criterium van artikel 132a Sv (onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen (artikel 132a Wetboek van Strafvordering)) is bereikt, of wanneer er aanwijzingen zijn van een economisch delict. In het laatste geval kunnen de opsporingsbevoegdheden van de Wed (artikelen 28-24a) worden gebruikt. In het eerste geval kunnen tevens de opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen van het Wetboek van Strafvordering worden gebruikt. Bij sfeercumulatie blijven toezicht en opsporing naast elkaar bestaan en geldt dus het belang van de bestuursrechtelijke handhaving (controle of toezicht) en dat van de strafrechtelijke handhaving (opsporing). Het kan ook voorkomen dat de toezichthouder een strafbaar feit ontdekt dat niet onder zijn bevoegdheid valt. Van een bijzondere situatie is sprake wanneer de toepassing van de toezichtbevoegdheid leidt tot de ontdekking van een ander feit dan strafbaar gesteld bij de wet waarvoor de toezichtbevoegdheid is verleend. Er is dan sprake van voortgezette opsporing: informatie verkregen met de ene toezichtbevoegdheid leidt tot toepassing van een andere bevoegdheid, in dit geval de bevoegdheid tot opsporing van strafbare feiten die in een andere wet strafbaar zijn gesteld. Wanneer de toezichthouder stuit op een strafbaar feit dan geldt artikel 162, lid 2 Sv: hij moet aangifte doen. De toezichthouder kan alleen zelf tot opsporing overgaan wanneer hij ook opsporingsambtenaar is. Gebruik van bevoegdheden Het Wetboek van Strafvordering en de Wet Economische Delicten geven elk een andere omschrijving van het begrip opsporing. Volgens het Wetboek van Strafvordering moet er een redelijk vermoeden van schuld bestaan voordat kan worden overgegaan tot toepassing van de bevoegdheden. Volgens de Wed zijn aanwijzingen reeds voldoende voor de toepassing van de opsporingsbevoegdheden in de artikelen 18-24a Wed. 71 De opsporingsbevoegdheden van de Wed mogen uitsluitend worden gebruikt in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de in Wed genoemde wetten. Bij het bereiken van het verdenkingcriterium van art. 132a / 27 Sv kunnen daarnaast ook de strafvorderlijke bevoegdheden en dwangmiddelen worden toegepast. Indien het toezicht voldoende aanwijzingen oplevert om een opsporingsonderzoek te starten, dan betekent dat nog niet dat het toezicht moet worden beëindigd. Mits er nog sprake is van handhavingbelang/toezichtbelang, kunnen toezichtbevoegdheden voor (nadere) informatievergaring worden gebruikt. Aanbevolen wordt dan om in de verklaring van de betrokkene op te nemen dat deze op de hoogte is van de medewerking- en inlichtingenplicht en dat zijn vrijwillige medewerking niet is ingegeven door deze wettelijke verplichtingen. Let op! Toezichtbevoegdheden mogen niet worden aangewend met het uitsluitende doel om de strafvordering voor te bereiden en evenmin om de volgens het strafrecht geldende rechten van de betrokkene/verdachte (bv. zwijgrecht) te omzeilen (artikel 1:6 Awb). Ambtenaren die zowel met toezicht als met opsporing zijn belast dienen in hun verslaglegging (proces-verbaal) duidelijk te markeren welke bevoegdheden zij in welke functie hebben toegepast. Indien de toezichtsbevoegdheden uitsluitend worden aangewend voor de opsporing is er sprake van ‘onzuiverheid van oogmerk’ (detournement de pouvoir). Voor de rechter kan dit aanleiding zijn om het aldus verkregen bewijsmateriaal onrechtmatig te verklaren. Opsporingsambtenaren mogen hun bevoegdheden ook gebruiken om informatie te verkrijgen van andere natuurlijke personen en rechtspersonen dan de verdachte. Enige vereiste is, dat men kan uitgaan van een verdachte. Toezicht en opsporing kunnen gelijktijdig en door een en dezelfde persoon gebeuren. Organisaties als de Belastingdienst en FIOD-ECD hebben deze twee functies in hun apparaat echter duidelijk gescheiden. Strafrechtelijk bewijsgebruik Zodra sprake is van een strafsanctie (criminal charge ERVM artikel 6), wordt de verdachte (betrokkene) beschermd door het nemo tenetur- beginsel. Dat beginsel houdt in dat door de betrokkene/verdachte (op grond van wettelijke plicht) schriftelijk of mondeling verstrekte inlichtingen in de strafzaak niet tegen hem kunnen worden gebruikt. Van een strafsanctie is sprake ‘indien de Staat jegens de verdachte een handeling heeft verricht waaraan deze de verwachting heeft ontleend – in redelijkheid kon ontlenen – dat tegen hem een strafvervolging zal worden ingesteld’. In het Nederlands recht is hiervan op grond van rechtspraak en literatuur onder andere sprake als: de verdachte meent – kon menen – dat reeds voldoende bewijs voor het strafbare feit is verzameld; de verdachte, na confrontatie met het bewijsmateriaal, een volledige bekentenis aflegt. een vordering gerechtelijke vooronderzoek (GVO) aan de verdachte is opgelegd; de inverzekeringstelling van de verdachte is verlengd; stukken waarvan de verdachte weet dat deze voldoende bewijsmateriaal tegen hem bevatten, in beslag zijn genomen. De informatie die is verkregen door de toepassing van toezichtbevoegdheden mag worden overgebracht naar de opsporing, mits die toepassing niet heeft geleid tot een inbreuk op (of het buiten toepassing laten van) de strafrechtelijke waarborgen van de verdachte, zoals het nemo-tenetur-beginsel en het zwijgrecht. In de Landelijke strategie milieuhandhaving staat hoe bestuursrechtelijk en strafrechtelijk moet worden opgetreden. Van toezicht naar strafvordering Wanneer een toezichthouder beschikt over een aanwijzing dat sprake is van een economisch delict, moet hij een afweging maken: zet hij het toezichttraject (voorlopig) door, of slaat hij het strafvorderlijk traject in? 72 Voortzetting van alleen het toezichttraject is op zijn plaats wanneer bijvoorbeeld de aard van de verdenking c.q. het strafbare feit te weinig gewicht heeft, of wanneer het toezichttraject naar verwachting meer resultaat en/of eff ect zal hebben. Wanneer de toezichthouder (die niet ook opsporingsambtenaar is) een aanwijzing/bewijs voor of een verdenking van een strafbaar feit heeft, dient in beginsel de strafrechtelijke weg te worden ingeslagen (vgl. ook 162 Sv). Het toezicht wordt dan onderbroken. Omdat handhaving van bestuursdwang (stilleggen sloopwerkzaamheden) sneller werkt dan een strafrechtelijke procedure, zal met betrekking tot asbest dikwijls primair de bestuursrechtelijke weg worden gekozen. Dit sluit daarna in te zetten strafrechtelijke vervolging niet uit. De toezichthouder die tevens opsporingsambtenaar is dient bij het inslaan van de strafrechtelijke weg rekening te houden met het feit dat de inlichtingenplichtige nu tevens verdachte is. In die laatste hoedanigheid kan hij gebruik maken van zijn zwijgrecht (29, leden 1 en 2 Sv). Het verdient de aanbeveling om de betrokkene erop te wijzen dat informatie in een latere strafzaak tegen hem kan worden gebruikt. Reeds bij binnentreden moet degene die binnentreedt zich legitimeren en het doel van zijn komst (toezicht of opsporing) bekend maken. Wanneer een buitengewoon opsporingsambtenaar een aanwijzing heeft voor een overtreding van de Wed, kan hij in een doorlopend traject grijpen naar de bepalingen van 18-23 Wed. Heeft hij verdenking op basis van het strafrecht (132a ivm art. 27 Sv.), dan kan hij de opsporingsbevoegdheden van commune strafvordering toepassen. De op die manier verkregen informatie kan met toestemming van de officier van justitie ook worden gebruikt in een ander opsporingsonderzoek. Informatie die is verkregen middels de bevoegdheden op basis van de Wed of het strafrecht kan met het oog op de bestuursrechtelijke handhaving ook worden verstrekt aan het bestuur. Dit kan alleen op schriftelijk verzoek van het bestuur, met toestemming van het Openbaar Ministerie, en alleen voor nietjustitiële doeleinden. Een opsporingsonderzoek kan beginnen zodra startinformatie, verkregen via het toezicht, is ingebracht. De informatie moet wel een wettelijke status hebben (aangifte, handhavingsbeschikking). We onderscheiden: Informatie die zonder toestemming van de verdachte wordt ingebracht: documenten, voorwerpen etc. verzameld met onafhankelijk onderzoek. Informatie die met toestemming van de verdachte wordt ingebracht: mondelinge inlichtingen of schriftelijke verklaringen die door de betrokkene verplicht zijn afgelegd voordat sprake was van een verdenking. Deze mogen niet zonder toestemming van de verdachte als bewijs in de strafzaak worden meegenomen. Behalve als het gaat om informatie die bij het toezicht is verkregen (startinformatie). Zorgvuldigheid is hier dus geboden, want de strafrechter kan niet alleen de onrechtmatig verkregen informatie onbruikbaar verklaren, maar ook de informatie die later is verkregen uit opsporingsactiviteiten gebaseerd op die onrechtmatige informatie. Ook kan (hiervoor beschreven) vormverzuim leiden tot strafvermindering of zelfs tot een niet-ontvankelijk verklaring (art. 359 Sv.). Samenwerking Voor een effectieve samenwerking tussen handhavingspartners is informatie-uitwisseling nodig. In de praktijk vraagt dit soms veel tijd en inzet van de toezichthouder. Samenwerking op het gebied van (asbest)handhaving vindt plaats op verschillende niveaus, te weten: op gemeentelijk niveau; met andere handhavingspartners. De wijze waarop deze samenwerking ingevuld moet worden, hebben het bevoegd gezagn, het OM en de andere handhavingspartners in een sanctiestrategie afgesproken. De basis van deze strategie zijn de kernbepalingen. In de strategie is vastgelegd wanneer bestuurlijk optreden en/of strafrechtelijk optreden noodzakelijk is. Samenwerking op gemeentelijk niveau 73 Voor een goede uitvoering van de asbesttaak is samenwerking tussen gemeentelijke afdelingen en diensten nodig. Goede structurele informatie uitwisseling is een vereiste voor voldoende samenwerking tussen bijvoorbeeld de afdelingen bouwtoezicht en milieutoezicht. Deze uitwisseling kan worden gestimuleerd door het toezicht en handhaven van de asbestregelgeving prioriteit te geven in het (integrale) handhavingsbeleidsplan van het bevoegd gezag. Daarnaast zijn ook voldoende toezichtcapaciteit en middelen om dit te realiseren onmisbaar. Andere gemeentelijke afdelingen waarmee goede afspraken over informatie-uitwisseling gemaakt moeten worden zijn: inzameling (voor het geval dat asbest tussen het huishoudelijk afval zit); afvaldepot (over de wijze van inzameling); communicatie (voor wanneer er voorlichting moet worden gegeven over asbest); brandweer (voor wanneer zich bv. een asbestbrand voordoet). Samenwerken met andere handhavingspartners Effectieve samenwerking van handhavingspartners vraagt om uitwisseling van informatie. De informatieuitwisseling tussen handhavingspartners verandert niets aan de verantwoordelijkheden van de individuele partners. Elke handhavingspartner pakt de overtredingen aan die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. Door snel de informatie door te geven is het voor de handhavingspartner die de melding ontvangt, ook mogelijk om zelf de feiten te constateren. De handhavingspartners hebben onder meer afgesproken dat: een gemeentelijke toezichthouder de regionale Arbeidsinspectie informeert bij een vermoedelijke overtreding van de Arboregelgeving; het bevoegd gezaglijke toezichthouder overtredingen van kernbepalingen meldt bij een (buitengewoon) opsporingsambtenaar of de politie; het bevoegd gezaglijke toezichthouder gevallen van verwijdering van asbest uit een object (dus geen bouwwerk) direct meldt bij de regionale VROM-Inspectie. Samenwerking is nodig om de handhaving van het Avb 2005 goed uit te voeren. Dit geldt zowel voor samenwerking binnen een gemeente als voor samenwerking met andere handhavingspartners. Deskundig toezicht Het bevoegd gezag en RUD zijn bevoegd gezag voor toezicht op asbestverwijdering overeenkomstig eisen Bouwbesluit 2012 en Asbestverwijderingsbesluit 2005. Daarnaast zijn ze ‘oog en oor’ voor andere ketentoezichthouders. Alhoewel het formulier uit de bijlage voor iedere toezichthouder asbestverwijdering toepasbaar is heeft het de voorkeur dat asbestdeskundigen (SC-570) hiervan gebruik maken. De reden is dat asbestregels controleren risico’s met zich meebrengen en om die reden vragen om deskundig toezicht. Het controleonderzoek op de projectlocatie valt op te delen in 4 stappen: Controle van de administratie op locatie Controle van de uitvoering van het asbestverwijderingswerk Eindcontrole Controle van het milieu/transport 74 Situatie op slooplocatie vaststellen Als er een slooplocatie wordt bezocht, moet er worden vastgesteld wat de situatie is. Dit heeft 3 doelen: De gegevens zijn de op basis waarvan planning en beheertaakuitvoering plaatsvindt. De situatie bepaald welke actie, met welke urgentie er moet worden uitgevoerd. De situatie bepaald welk inhoudelijk advies er moet worden gegeven. Onderstaande acties kunnen worden voorgesteld als bepaalde kenmerken bij de situatie worden vastgesteld. Actie 1 Actie 2 Actie 3 Actie 4 Actie 5 Actie 6 Actie 7 Actie 8 De werkzaamheden stilleggen. Alle geconstateerde afwijkingen laten herstellen. De politie informeren over de geconstateerde afwijkingen. Inspectie SZW informeren over de geconstateerde afwijkingen. De certificerende instelling (CKI) informeren over de geconstateerde afwijkingen. De raad van accreditatie (RvA) informeren over de geconstateerde afwijkingen. Het bevoegd gezag voor opslag en transport (nu de provincie, straks de RUD) informeren over de geconstateerde afwijkingen. IL&T informeren over de geconstateerde afwijkingen. Onderstaande kenmerken moeten bij de beoordeling van de situatie op de slooplocatie worden bepaald. In de bijlage 2 van dit rapport is voor alle stappen de relatie met wet en regelgeving, voor zover van toepassing, beschreven in de SC–540 aangegeven. Het verwijderen van asbest kan plaats vinden onder verschillende omstandigheden. Dit zijn: In openlucht; In containment; Met behulp van een glove-bag Openlucht Bij het verwijderen van asbesthoudend materiaal wat zich aan de buitenzijde van een gebouw of object bevindt, is het niet noodzakelijk om een containment te maken en het van het materiaal in onderdruk te verwijderen. Bij de eindcontrole is een visuele inspectie van het werkgebied voldoende. Voor niet-hechtgebonden asbesthoudend materiaal aan de buitenzijde van een bouwwerk of object geldt wel de eis voor een containment en de onderdruk. Met andere woorden, hier wordt de best bestaande techniek toegepast. Containment Bij de asbestverwijdering in gebouwen moet er een containment gemaakt worden. Het containment is een besloten werkruimte waarbinnen de saneringswerkzaamheden plaatsvinden. Bij het verwijderen van het asbesthoudende toepassing komt ook asbesthoudend stof vrij. Het containment moet zodanig ingericht zijn, dat er geen vezelverspreiding (emissie) buiten het containment kan plaatsvinden tijdens de saneringswerkzaamheden. Dit wordt gerealiseerd door: Het containment luchtdicht te maken met behulp van folie (0.2 mm polyethyleen) en tape/spuitlijm; Een afzuig capaciteit van minimaal 6 maal de inhoud van het containment per uur te realiseren; Een minimale onderdruk van 20 Pascal instant te houden tijdens de werkzaamheden (tot na de vrijgave); Een decontaminatie-unit aan het containment te koppelen. Indien dit niet mogelijk is, dan dient er gebruik gemaakt te worden van een transitroute en -procedure; Een tweetraps materiaalsluis aan het containment te koppelen Glove-bag Een glove-bag (couveusezak, safety-box, safety-cabinet) is een niet-betreedbare constructie van beperkte omvang, waarbij het te verwijderen asbesthoudende materiaal lekvrij wordt afgeschermd van de omgeving. Het gebruik van 75 deze methode is alleen toegestaan door SC–530 gecertificeerde bedrijven door of onder toezicht van een SC-510 gecertificeerd toezichthouder. De glove-bag methode (ook wel bekend als de couveuse techniek) is een beperkt toegestane techniek. Alleen in kruipruimtes en of andere moeilijk bereikbare ruimtes mag deze techniek worden toegepast. De couveusetechniek wordt vooral toegepast bij verwijderen van leidingisolatie. De techniek bestaat uit het plakken van een plastic flap met daaraan een binnenzak van ongeveer 1 m breed. Via daaraan bevestigde handschoenen kan, (zie het als een babycouveuse), de isolatie binnen de zak worden bereikt en veilig worden verwijderd. Asbest isoleren Naast het verwijderen van asbest kan en mag asbesthoudend materiaal ook geïsoleerd worden. Dit kan op verschillende manieren, zodanig dat er geen sprake is van wisseling met de lucht en er dus geen vezelemissie op kan treden. Bij isoleren wordt de asbestsanering naar een later tijdstip verplaatst en is daarom niet aan te raden. Wanneer de verwijdering niet mogelijk is, dan kan het echter noodzakelijk zijn. Er zijn twee hoofdvormen van asbest isolatie te onderscheiden: Coaten Ruimtelijk afscheiden Coaten Coaten is het isoleren van vezels door middel van het aanbrengen van een coating op het asbesthoudende materiaal. Op deze manier wordt vezelemissie voorkomen. Het voordeel van coaten is dat het minder kostbaar is als het verwijderen van de asbesthoudende toepassing. In sommige gevallen is het ook niet mogelijk om de toepassing te verwijderen. Coaten is dan een goed alternatief, maar verschuift het probleem wel naar een ander tijdstip. De coating dient dan ook regelmatig gecontroleerd te worden op beschadigingen/veroudering. Hiervoor dient dan ook een asbestbeheerplan opgesteld te worden. In de NEN2990 (lucht-eindcontrole na asbestverwijdering) is het volgende over coaten opgenomen: “Gebruik van bindmiddelen, fixeerspray of ‘coating’. Een dergelijke spray maag uitsluitend gebruikt worden om niet zichtbare vezelrestanten te binden en mag pas na de eindcontrole worden aangebracht zodat wordt voorkomen dat de spray wordt gebruikt om slecht schoonmaakwerk te maskeren. Een uitzondering hierop vormt het Polyetheen (polyethyleen) folie dat is gebruikt voor de bouw van het ‘containment’ of de afgeschermde ruimte. Deze folie is statisch en zal in principe stof aantrekken en mag derhalve met restvezelbindmiddel zijn ingespoten. Het aanbrengen van een duurzame ‘coating’, immobilisatie of afscherming van de achterblijvende materialen als onderdeel van de sanering is uitsluitend toelaatbaar als hiervan expliciet in het werkplan van het saneringsbedrijf is vermeldt.” Ruimtelijke afscheiding Soms bestaat de mogelijkheid om asbest te isoleren door het aanbrengen van een ruimtelijke afscheiding. Bij deze methode van isolatie wordt het materiaal zelf niet behandeld of bewerkt, maar wordt er een fysieke luchtdichte wand of – plafond aangebracht. Het voordeel hiervan is de lage kosten in verhouding tot een verwijdering. Indien er een ruimtelijke afscheiding gemaakt wordt, is het noodzakelijk deze voorziening te registeren in tekeningen. Net als bij het coaten van de toepassing wordt de sanering verschoven naar een later tijdstip. 76 Controle van de administratie op locatie Afwijking Te nemen actie IL&T Provincie RvA CI ISZW Politie Herstellen Stilleggen Stap Controle van de administratie op locatie 1.1 Het asbestverwijderingswerk is niet opgedragen aan een deskundig bedrijf. 1.2 Er is sprake van risicoklasse 2 of 3 en er kan geen geldig SC–530 certificaat worden getoond. 1.3 Er kan geen actueel asbest inventarisatierapport worden getoond. 1.4 Er kan geen kopie van de sloopmelding worden getoond. 1.5 Het asbestverwijderingswerk is niet gemeld in het web portaal van de Inspectie SZW. 1.6 Er kan geen logboek worden getoond. 1.7 Er kan geen werkplan worden getoond. 1.8 Het werkplan is niet locatie specifiek. 1.9 Het werkplan bevat geen inrichtingstekening van het werkgebied. 1.10 Het bedrijf werkt niet volgens het werkplan. 1.11 De afwijkingen op het werkplan zijn niet in het werkplan en/of op het logboekformulier vermeld. 1.12 Er is geen DTA aanwezig op de slooplocatie. 1.13 De DTA kan geen geldig persooncertificaat SC-510 tonen. 1.14 De asbestverwijderingsmedewerker(s) op locatie is (zijn) geen DAV(’s) met een geldig persoonscertificaat SC-520. Controle van de uitvoering van het asbestverwijderingswerk 2.1a De (nadere) voorschriften uit de sloopmelding worden op ondergeschikte punten niet nageleefd. 2.1b De (nadere) voorschriften uit de sloopmelding worden op cruciale punten niet nageleefd. 2.2 Het werkgebied is niet voldoende afgezet met o.a. borden en lint (de veiligheid is niet voldoende gewaarborgd). 77 Afwijking Te nemen actie 2.3 Er is geen decontaminatie-unit aanwezig. 2.4 Er is geen decontaminatie-unit en drietrapssluis aanwezig. 2.5 Het containment is niet zodanig ingericht dat een minimale onderdruk van 20 Pascal in stand wordt gehouden tijdens de verwijdering. 2.6 In het werkplan staat niet de juiste waarde berekening van de onderdruk/ ventilatiecapaciteit genoteerd. 2.7 De onderdruk wordt niet continu gemeten en/of niet bij elke shift wordt de geconstateerde onderdrukwaarde geregistreerd in het logboek. 2.8 De onderdruk wordt niet continu gemeten en continu geregistreerd. 2.9 Er wordt geen omgevingslucht onafhankelijke ademhalingsbescherming gebruikt. 2.10 Niet al het asbest wordt verwijderd voordat er gesloopt wordt. 2.11 Het asbest wordt niet verwijderd in overeenstemming met de risicoklasse en de wijze van afscherming zoals voorgeschreven in de SMA-rt. IL&T Provincie RvA CI ISZW Politie Herstellen Stilleggen Stap (Er mag wel in een hogere risicoklasse gewerkt worden) 2.12 Het personeel gebruikt niet de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen en kleding (P.B.M.). 2.13 Het verwijderd asbest wordt niet onmiddellijk verzameld, luchtdicht verpakt en voorzien van de juiste etiketten. 2.14 Het asbest wordt bewerkt (gebroken). Eindcontrole 3.1 Er is een klasse 1 sanering uitgevoerd. Er is geen visuele eindinspectie uitgevoerd. 3.2 Er is een klasse 2 binnen sanering uitgevoerd. Er is geen visuele eindinspectie uitgevoerd. 3.3 Er is een klasse 3 sanering uitgevoerd. Er is geen visuele eindinspectie uitgevoerd. 3.4 Er is een klasse 1 sanering uitgevoerd. Er is geen luchtmeting uitgevoerd. 3.5 Er is een klasse 2 binnen sanering uitgevoerd. Er is geen luchtmeting uitgevoerd. 3.6 Er is een klasse 3 sanering uitgevoerd. Er is geen luchtmeting uitgevoerd. 78 Afwijking Te nemen actie 3.7 IL&T Provincie RvA CI ISZW Politie Herstellen Stilleggen Stap Er is geen omgevings(lucht)meting uitgevoerd. Controle van opslag en transport 4.1 Er is geen begeleidingsbiljet of transportbegeleidingsbrief aanwezig. 4.2 Het begeleidingsbiljet of de transportbegeleidingsbrief is niet volledig ingevuld. 4.3 Het asbest wordt niet afgevoerd naar een vergunde stort of opslagplaats. Vervolgacties Met bovenstaande tabel wordt ook bepaald welke acties aan de gebruiker moeten worden getoond. De laatste 8 kolommen komen overeen met actie 1 t/m 8. Actie 1 Actie 2 Actie 3 Actie 4 Actie 5 Actie 6 Actie 7 Actie 8 De werkzaamheden stilleggen. Alle gecontesteerde afwijkingen laten herstellen. De politie informeren over de geconstateerde afwijkingen. De arbeidsinspectie informeren over de geconstateerde afwijkingen. De certificerende instelling informeren over de geconstateerde afwijkingen. De raad van accreditatie informeren over de geconstateerde afwijkingen. De provincie informeren over de geconstateerde afwijkingen. IL&T informeren over de geconstateerde afwijkingen. Verdeling van toezicht De toezicht- en opsporingsbevoegdheden op naleving van deze regels zijn verdeeld over de volgende instanties: Het bevoegd gezagn (bouw en woningtoezicht) houden toezicht op de eigenaren/opdrachtgevers bij de sloop van gebouwen op basis van de Woningwet en het Asbestverwijderingsbesluit; De regionale uitvoeringsdiensten die nu al gevormd zijn zien toe op bedrijven in de asbestketen op basis van de Wet milieubeheer; in toenemende mate zullen de regionale uitvoeringsdiensten een coördinerende rol nemen voor ketenactiviteiten in hun regio; De Inspectie SZW ziet toe op asbestsaneerders op basis van de Arbeidsomstandighedenwet; De Raad voor Accreditatie en de Inspectie SZW zien toe op de certificerende en keurende instellingen (ci’s) op het gebied van asbest op basis van de Arbeidsomstandighedenwet; De ILT ziet enerzijds toe op de sanering van asbest in asbestwegen en objecten (zijnde geen gebouwen; waaronder treinen, schepen en grote industriële installaties) op basis van het Besluit Asbestwegen en het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en anderzijds op het voorkomen van asbest in nieuwe producten en het bewerken, toepassen en in de handel brengen van bestaande asbestproducten op basis van het Productenbesluit Asbest en REACH annex XVII en daarnaast ziet de ILT toe op het transport van asbest op basis van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen; 79 De provincies zien toe op het storten van asbest op de daarvoor vergunde asbeststortplaatsen en op asbestverwijdering uit bouwwerken waarvoor zij bevoegd gezag zijn; De politie en de bijzondere opsporingsdiensten sporen, onder gezag van het Openbaar Ministerie (OM), overtreders in de asbestketen op en het OM zet de strafvervolging in. Ook is het OM belast met de strafrechtelijke afhandeling van processen- verbaal die opgemaakt zijn op basis van de andere hiervoor genoemde wetten. het OM richt zich vooral op de aanpak van uitwassen in de asbestbranche die dermate ernstig zijn dat er sprake is van gevaar voor de gezondheid, levensgevaar voor een ander of levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van werknemers. Het landelijk asbest volgsysteem Het Landelijk Asbestvolgsysteem is een web-applicatie waarmee opdrachtgevers regie kunnen voeren op het volledige proces van asbestverwijdering. Van inventarisatie tot en met de stort van het asbest. Het Landelijk Asbestvolgsysteem zorgt ervoor dat ketenpartners de juiste informatie hebben en volgt de wet- en regelgeving. Zo bevat het systeem een lijst van gecertificeerde asbestinventarisatie- en verwijderingsbedrijven. Ook wordt de melding aan het bevoegd gezag op termijn automatisch door het Landelijk Asbestvolgsysteem verstuurd. Via het systeem is het asbestdossier voor alle ketenpartijen beschikbaar gedurende de gehele sanering. Daarnaast wordt het dossier in het systeem bewaard voor eventueel toekomstig gebruik. Het Landelijk Asbestvolgsysteem heeft als doel: verbeteren van inzicht in de aanwezigheid van asbest; het transparanter maken van het asbestverwijderingsproces; verbeteren van de naleving van asbestregelgeving; verbeteren van het toezicht op de asbestverwijdering; vereenvoudigen van alle administratieve handelingen bij de asbestverwijdering; vergemakkelijken van het doorlopen van wettelijke procedures. De eerste versie van het Landelijk Asbestvolgsysteem ondersteunt de fase tot en met inventarisatie. Hierin speelt het bevoegd gezag als toezichthouder nog geen rol. In 2013 komt een volgende versie beschikbaar waarin de gehele asbestketen wordt ondersteund. Uit eerdere proeven met het pilotsysteem blijkt dat gemeenten veel voordeel hebben bij het op afstand kunnen inzien van het asbestdossier. Het schema geeft een weergave welke stappen in het asbestverwijderingsproces het Landelijke Asbestvolgsysteem zal ondersteunen. Het asbestverwijderingsproces bestaat hoofdzakelijk uit vijf stappen: inventarisatie 80 melding verwijdering opslag en transport storten Het is de bedoeling dat voor elk object en bouwwerk alle documenten over het asbestverwijderingsproces in het Landelijk Asbestvolgsysteem terechtkomen. Zo moet voor elk bouwwerk op termijn na te gaan zijn of er wel eens een inventarisatie is uitgevoerd, door wie dit is gedaan, waar eventueel asbest is aangetroffen, of dit asbest uiteindelijk verwijderd is en door wie en waar het afval gestort is. In de SC–530 en de SC–540 staat dat zodra het Landelijk Asbestvolgsysteem volledig operationeel is, inventariseerders en verwijderaars het systeem moeten gebruiken bij de uitwisseling van gegevens over een asbestsanering. Opdrachtgevers, zoals woningcorporaties, hebben geen wettelijke plicht om het Landelijk Asbestvolgsysteem te gebruiken. De wetgever heeft aangegeven dat het gebruik van het systeem verplicht is zodra het systeem beschikbaar is en stabiel draait. De verwachting is dat dit rond juli 2013 het geval zal zijn voor inventariseerders. De verwachting is dat verwijderaars het systeem rond oktober 2013 verplicht moeten gaan gebruiken. Gemeenten ontvangen alleen de wettelijk verplichte meldingen. Nieuwe grenswaarden De SER-commissie Grenswaarden Stoffen op de Werkplek (GSW) heeft staatssecretaris De Krom van SZW geadviseerd over de invoering van grenswaarden op het streefrisiconiveau. Zij heeft het advies gegeven om de wettelijke grenswaarde voor blootstelling aan asbest te verlagen naar het streefrisiconiveau dat de Gezondheidsraad heeft bepaald. Dat betekent voor de serpentijnen vezels (Chrysotiel) een verlaging naar 0,002 vezels per ml (2000 vezels/ m³. Voor amfibolen (Actinoliet, Amosiet, Anthofylliet, Tremoliet en Crocidoliet gezamenlijk) geldt als nieuwe waarde 0,00042 vezels per ml (300 vezels/ m³), beide waarden als tijd gewogen gemiddelde voor de 8-urige werkdag, gemeten met elektronenmicroscopie). Gevolgen voor risicoklassen Asbestwerkzaamheden worden ingedeeld in risicoklassen 1 tot en met 3. Onder risicoklasse 3 vallen de gevaarlijkste asbestverwijderingswerkzaamheden. Door de invoering van de nieuwe grenswaarden zal het huidige blootstellingsniveau in risicoklasse 3 drastisch omlaag moeten. Verder zal er vermoedelijk een zeer beperkte verschuiving zijn van asbestwerkzaamheden van risicoklasse 1 naar risicoklasse 2. Met name de asbestverwijderingswerkzaamheden in risicoklasse 3 moeten op goede wijze worden uitgevoerd en de Arbeidsinspectie moet de nieuwe waarden strikt handhaven. Een verlaging van de grenswaarde is immers weinig zinvol als er niet een specifiek handhavingsbeleid is. De commissie roept het ministerie van SZW op het toezicht op asbestwerkzaamheden in klasse 3 te versterken, door direct betrokken te zijn bij de certificering van bedrijven die asbestwerkzaamheden in deze risicoklasse uitvoeren. De Minister van SZW heeft op 10 april aan de Tweede Kamer laten weten dat de invoer van nieuwe grenswaarden voor asbest, die was voorzien voor 1 juli 2013, wordt uitgesteld. Er blijkt meer tijd nodig te hebben om de werkwijzen en certificatieschema’s aan te passen. Er zijn diverse technische vragen gerezen over de wijze waarop de verlaagde grenswaarden bereikt kunnen worden. Het te verwachten effect van de verschillende manieren om de blootstelling te verlagen wordt de komende maanden op verzoek van de asbestbranche en met financiering van SZW in kaart gebracht door TNO. De invoer is nu uitgesteld tot 1 januari 2014. 81 Bijlagen 82 Bijlage 1: Beoordelingslijst asbestinventarisatierapporten 83 Bijlage 2: Controlelijst BWT voor sloopwerken en asbestverwijdering op locatie 84 Controlelijst BWT Controle lijst Sloopwerken en Asbestverwijdering Bouw- en woningtoezicht Naam controlerende inspecteur BWT: Datum en tijdstip controle: Sloop locatie: Naam en adres uitvoerend bedrijf: Opmerkingen: no. 1. Sloopmelding van toepassing Art. BB Sanctie BRA SRA BWT Pol 1. sloopmelding bouwwerk ja 1.26 stilleggen + VvB ja ja ja ja 2. sloopmelding asbestverwijderen 1.26 stilleggen + VvB ja ja ja ja 3. sloopmelding (particulier) 1.26- 5b stilleggen + VvB ja ja ja ja no. 2. Asbestinventarisatie van toepassing Art. BB Sanctie 1. asbestinventarisatierapport no. 3. Uitvoering Art. Bb Sanctie 1. Is de sloopmelding op het werk aanwezig. 1.32 a Herstellen 2. Is de asbestverwijdering opgedragen aan een deskundig bedrijf 6 (AVB) stilleggen + VvB ja ja ja 3. Zijn de werkzaamheden gemeld bij BWT 4. 1.26-8 stilleggen + VvB ja ja ja 7(AVB) stilleggen + VvB ja ja Arbo stilleggen + VvB ja Arbo stilleggen + VvB ja Arbo herstellen Arbo herstellen ja Arbo 11. Is bij BWT gemeld dat tijdens het bouwkundig slopen asbest is vrijgekomen, waarvoor geen sloopmelding is ingediend Is het aanwezige asbest verwijderd voordat er bouwkundige sloopwerkzaamheden plaatsvinden Worden de beste bestaande technieken toegepast om verontreiniging van het milieu met asbest te voorkomen. Wordt het asbest op een deugdelijke wijze verpakt van etiketten voorzien en afgevoerd naar een erkende verwerker. Worden de asbestwerkzaamheden uitgevoerd conform het werkplan en logboek Is het slooppand c.q. terrein met asbestlint afgezet Vinden er handelingen plaats in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet Is de locatie vrijgegeven door het laboratorium 12. Slopen in afwijking van voorschriften melding 1.26 Melden aan ISZW/Ci stilleggen + VvB Melden aan ISZW/Ci stilleggen + VvB stilleggen + VvB 13. Wordt het asbest op het sloopterrein bewerkt Arbo stilleggen + VvB 14. Wordt het asbest op het sloopterrein bewerkt Arbo 15. Onvoldoende veiligheid op het sloopterrein 16. Geen afscheiding van sloopterrein 17. ja nee nee nvt nvt 1.26 6i ja nee nvt ISZW Ci ja BRA ja SRA ISZW Ci BWT Pol ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja stilleggen + VvB ja ja ja ja 8.1/8.2 laten herstellen ja ja ja ja ja ja 8.1/8.2 laten herstellen ja ja ja ja ja ja Onvoldoende veiligheid van hulpmiddelen 8.1/8.2 laten herstellen ja ja ja ja ja ja 18. Is de veiligheid voor de omgeving van het te slopen bouwwerk voldoende gegarandeerd. 8.1/8.2 ja ja ja ja ja ja 19. Zijn de voorzieningen overeenkomstig het stut- en stempelplan uitgevoerd 8.1/8.3 5. 6. 7. 8. 9. 10. 1.33 Arbo aanpassen ja ja ja 85 Bijlage 3: Overzicht relatie met wet en regelgeving bij toezicht Kenmerk Artikel SC–530 Controle van de administratie op locatie Stap 1.1 Artikel Avb Artikel WED 6 1a lid 1 Stap 1.2 6 1a lid 1 Stap 1.3 Stap 1.4 Stap 1.5 Stap 1.6 Stap 1.7 Artikel Bb Artikel Ww Artikel WvSr Artikel Wabo Artikel Wm n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 173 a/b n.v.t. n.v.t. 7.14.3 3 7.14.3 7.14.5 7.15.8 7.14.4, 7.12.1 Stap 1.8 7.14.4 Stap 1.9 7.14.4 Stap 1.10 7.14.47.15 7.16 7.17 Stap 1.11 Bijlage G Stap 1.12 7.14.6 7.15.1 Stap 1.13 7.14.6 Stap 1.14 7.14.6 Controle van de uitvoering van het asbestverwijderingswerk Stap 2.1 1a lid 1 1a lid 2 1.29 lid 3 Stap 2.2 1a lid 2 8.2 n.v.t. n.v.t. n.v.t. 7.22 1a n.v.t. 7.22 n.v.t. 1a Stap 2.3 Stap 2.4 Stap 2.5 Stap 2.6 Stap 2.7 Stap 2.8 7.14.4-4 7.15.6 n.v.t. 7.14.4-8, 7.14.4-9 7.14.4-13 7.15.9 n.v.t. 7.12.5 7.14.4-10,11,13 7.15.3 7.14.4 n.v.t. n.v.t. n.v.t. Kenmerk Stap 2.9 Stap 2.10 Stap 2.11 Artikel SC–530 7.15.1 7.15.3 7.12.5 7.14.4-10 7.15.1 7.12.5 7.14.4.11 7.15.1 7.11.1 7.11.3 7.12.1 7.12.4.1 7.14.4-1, 2, 5 7.15.9 Stap 2.12 Stap 2.13 Stap 2.14 Stap 2.15 7.14.4 7.15 7.16 7.17 7.11.1 7.11.3 7.14.4 7.15.2 7.15.9 7.15.10 Artikel Avb Artikel WED 7 1a lid 2 7 1a lid 1 Stap 2.16 Eindcontrole Stap 3.1 Stap 3.2 n.v.t. n.v.t. 9 Artikel Bb Artikel Ww Artikel WvSr 1a lid 1 7.22 1a 173 a/b n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 173 a/b Stap 3.3 173 a/b Stap 3.4 173 a/b Artikel Wabo Artikel Wm n.v.t. n.v.t. Controle van opslag en transport 88 Kenmerk Stap 4.1 Stap 4.2 Stap 4.3 Artikel SC–530 Artikel Avb Artikel WED Artikel Bb Artikel Ww Artikel WvSr 225 Artikel Wabo Artikel Wm 2.1 10.1 10.2 225 89 Bijlage 4: Normen voor arbeidssituaties In arbeidssituaties hebben de normen voor de asbestconcentratie in de lucht een wettelijke status In arbeidssituaties geldt dat de blootstelling aan asbestvezels zo laag mogelijk moet zijn. Bovendien dient iedereen die in het kader van beroep of bedrijf wordt blootgesteld aan asbest, voldoende beschermd te zijn tegen inademing van asbestvezels. Bij overschrijding van de grenswaarde moeten onmiddellijk maatregelen worden genomen om de asbestconcentratie te verlagen tot beneden de grenswaarde. Nadat asbest verwijderd is, mogen pas weer activiteiten zonder ademhalings-beschermingsmiddelen plaatsvinden wanneer de asbestconcentratie is gedaald tot beneden de vrijgavegrens. Metingen dienen plaats te vinden met behulp van een fase-contrast lichtmicroscoop (LM) volgens NEN 2990. Luchtconcentratienormen in arbeidssituaties 1 vezel/cm³ is gelijk aan 1.000.000 vezels/m³) Wettelijke luchtnorm Grenswaarde Vrijgavegrens (na gecontroleerde verwijdering) Alle asbestsoorten (vezels/cm³; tijdsgewogen gemiddelde (TWA) van 8 uur) 0,01 0,01, gemeten met luchtmonsters van 8 liter per minuut gedurende 120 minuten, conform NEN 2990 Milieunormen voor asbest in de lucht5 Vezelsoort Vezellengte Equivalentiefactor Chrysotiel en serpentijn asbest Chrysotiel en serpentijn Asbest Amfibool asbest Amfibool asbest 5 < 5 µm 0,1 > 5 µm 1 < 5 µm > 5 µm 1 10 MTR 10.000 vezelequivalenten 1.000 vezelequivalenten per per m³3 m³ lucht lucht (jaargemiddelde) (jaargemiddelde) Verklaring van begrippen in tabel: chrysotiel : amfibool asbest: MTR: VR : vezelequivalenten: VR en grenswaarden buitenlucht witte asbest blauwe en bruine asbest en overige (weinig toegepaste) asbestsoorten maximaal toelaatbaar risiconiveau verwaarloosbaar risiconiveau aantal vezels x equivalentiefactor Bijlage 5 Berekening benodigde ventilatiecapaciteit De minimaal benodigde afzuig capaciteit kan worden gerealiseerd door een afzuig capaciteit van 6 x de inhoud van het containment per uur te realiseren. minimaal benodigde capaciteit = L × B × H × 6 × 10 100 maximaal te realiseren capaciteit = de som van de capaciteit van alle onderdrukmachines Bijvoorbeeld 1 ODM met capaciteit van 5000 m³/uur en 2 ODM´s met capaciteit van 2500 m³/uur = 1 x 5000 + 2 x 2500 is een maximale capaciteit van 10000 m³/uur) De afzuig capaciteit is volgens de norm berekend als de maximaal te realiseren capaciteit groter is dan de minimaal benodigde capaciteit. 91 Bijlage 6 Gerelateerde wet en regelgeving. 92 Risicoklassen in de wet en regelgeving Het wettelijke risicoklasse systeem is modulair opgebouwd, dat wil zeggen dat risicoklasse 1 het minimum is, bij risicoklasse 2 gelden alle eisen van risicoklasse 1 inclusief een aantal aanvullende zwaardere eisen, voor risicoklasse 3 geldt dat risicoklasse 1 en 2 van toepassing zijn met een aantal extra eisen. Risicoklasse 1 Van toepassing zijnde wet- en regelgeving: arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.44, 4.45, 4.45a, 4.45b, 4.46, 4.47, 4.47a, 4.47b, 4.47c; arbeidsomstandighedenregeling, artikel 4.21, 4.22, 4.23, 4.24, 4.25, 4.26; • beleidsregels Arbeidsomstandighedenwetgeving, artikel 4.18-3, 4.19, 4.47, 4.51a. Grenswaarde De concentratie van asbeststof in de lucht overschrijdt tijdens de uitvoering van het asbest verwijderen niet de grenswaarde van 0,01 vezel per kubieke centimeter, berekend over een referentieperiode van acht uur. Preventieve Maatregelen Concentratie zo laag mogelijk houden, onder andere door een passende methode van verwijderen te selecteren. De gebouwen, installaties en uitrustingen die gebruikt worden bij het verwijderen van asbest moeten doeltreffend onderhouden en gereinigd worden. Verpakken en vervoeren van asbest en afvalstoffen moet gebeuren in geschikte verpakking en met de voorgeschreven etikettering (A-label volgens productenbesluit asbest). Risicoklasse 2 Van toepassing zijnde aanvullende wet- en regelgeving: arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.48, 4.48a, 4.50, 4.51, 4.51a, 4.52, 4.53, 4.54d; arbeidsomstandighedenregeling, artikel 4.21, 4.22, 4.23, 4.24, 4.25, 4.26, 4.27; beleidsregels Arbeidsomstandighedenwetgeving, artikel 4.18-3, 4.19, 4.47, 4.51, 4.51a. Grenswaarde De concentratie van asbeststof in de lucht overschrijdt tijdens de uitvoering van het asbest verwijderen de grenswaarde van 0,01 vezel per kubieke centimeter, maar blijft lager of gelijk aan 1 vezel per kubieke centimeter, berekend over een referentieperiode van acht uur. Collectieve beschermingsmaatregelen De ruimte waaruit het asbest wordt verwijderd moet zodanig worden opgebouwd, dat emissie buiten de afgeschermde ruimte niet mogelijk is. Verder dient de afgeschermde ruimte of locatie voorzien te worden van speciale waarschuwingsborden en asbestlint. Persoonlijke beschermingsmaatregelen De werkgever moet doeltreffende maatregelen nemen om zijn medewerkers te beschermen, waaronder het verstrekken van passende adembescherming en werkkleding om blootstelling aan asbeststof te voorkomen. Voor adembescherming dient men gebruik te maken van een volgelaatmasker met aangeblazen lucht of met een daaraan equivalente protectiefactor, zoals is beschreven in de SC–530. Risicoklasse 3 Van toepassing zijnde aanvullende wet- en regelgeving: arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.53a, 4.54; arbeidsomstandighedenregeling, artikel 4.21, 4.22, 4.23, 4.24, 4.25, 4.26, 4.27; beleidsregels Arbeidsomstandighedenwetgeving, artikel 4.18-3, 4.19, 4.47, 4.51, 4.51a. 93 Grenswaarde De concentratie van asbeststof in de lucht overschrijdt tijdens de uitvoering van het asbest verwijderen de concentratie van 1 vezel per kubieke centimeter, berekend over een referentieperiode van acht uur. Persoonlijke beschermingsmaatregelen Als aanvulling op klasse 2 dient men bij werkzaamheden onder klasse 3 gebruik te maken van een volgelaatmasker met onafhankelijke lucht of met een daaraan equivalente protectiefactor zoals is beschreven in de SC–530. Verzwaarde eindbeoordeling In aanvulling op de in risicoklasse 2 beschreven eindbeoordeling dient men bij een risicoklasse 3 sanering tevens een concentratiemeting uit te voeren in de naast de afgeschermde ruimte gelegen ruimten. Op basis van de bovenstaande inventarisatie van wet- en regelgeving wat van toepassing is bij het verwijderen van asbest kan men de volgende conclusies trekken: Wet- en regelgeving is verre van volledig, met name waar het de persoonlijke beschermingsmiddelen betreft zou er meer invulling gegeven kunnen worden aan welke types adembescherming gebruikt zou moeten worden, dit heeft men nu overgelaten aan de marktpartijen. De eisen hiervan staan met name opgenomen in de SC–530, Certificatieschema voor het SCA procescertificaat asbestverwijdering. Deze eisen zijn algemeen van toepassing op het saneringsgebied, echter er wordt hier bijvoorbeeld geen onderscheid gemaakt tussen de saneerder en het laboratorium wat achteraf een eindcontrole na asbestverwijdering uitvoert. De wijze waarop nu de uitvoering van het gehele asbestverwijderingsproces is vastgelegd in wet- en regelgeving is complex en verre van duidelijk. Mede hierdoor ontstaat veelal onbegrip en discussies over hoe te handelen in specifieke situaties. Bij de verzwaarde eindbeoordeling, volgens risicoklasse 3, dient er een concentratiemeting uitgevoerd te worden in de naast de afgeschermde ruimte gelegen ruimten. Voor dit type metingen is geen norm voorgeschreven. Door de branchevereniging van laboratoria is een richtlijn opgesteld om invulling te geven aan deze eis, dit is echter niet door wetgeving geborgd of getoetst, waardoor elk type meting in principe afdoende zou kunnen zijn. Het uitvoeren van deze meting na de uitvoering van de saneringswerkzaamheden is nutteloos als beheersmaatregel. Het doel van deze meting was oorspronkelijk het bewaken van de omgevingscondities in de naast de afgeschermde gelegen ruimten tijdens de sanering, teneinde vast te stellen dat de beheersmaatregelen die de saneerder neemt afdoende zijn geweest. Het achteraf bepalen dat de maatregelen wel of juist niet afdoende zijn geweest kan gezien worden als mosterd na de maaltijd. Het opschalen van de risicoklasse, bij de klasse 1 sanering, zodra er een verhoogde vezelconcentratie wordt geconstateerd zal in de praktijk niet plaats vinden zodra een niet gecertificeerde aannemer de asbestverwijdering uitvoert, mede door het ontbreken van adequate kennis en voorzieningen en in verband met de saneringskosten die bij een opschaling substantieel hoger uitkomen. 94 Overzicht asbestregelgeving met vindplaats en Nota van Toelichting Hieronder volgt in tabelvorm een overzicht van de belangrijkste asbestregelgeving. Daarnaast is er nog een groot aantal wetten en regelingen die zijdelings met asbest te maken hebben. Deze zijn voor de volledigheid in het overzicht opgenomen met hun korte toelichting en vindplaats. Naam Asbestverwijderingsbesluit 2005 Vindplaats staatsbladversie Staatsblad 2005 nr 704 met rectificatie Besluit asbestwegen Milieubeheer Staatsblad 2000 nr 374 Regeling nadere voorschriften asbestwegen Milieubeheer Staatscourant 2000 nr 190 Productenbesluit asbest Staatsblad 2005 nr. 6 Productenregeling asbest Staatscourant 2005 nr. 40 Arbeidsomstandighedenwet Arbeidsomstandighedenbesluit Arbeidsomstandighedenregeling Wijziging AOR in verband met de stelselwijziging Staatsblad 2007 nr. 704 Circulaire gevolgen (14-10-2011) Circulaire vragen en antwoorden SC 510, 520, 530 en SC–540 Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen Datum inwerkingtreding en korte inhoud 1 maart 2006. Het asbestverwijderingsbesluit bevat regels voor het inventariseren van asbest en het verwijderen van asbest. Lees meer over het besluit onder overzicht Wet- en regelgeving 25-10-2000. Het Besluit asbestwegen bevat regels over maatregelen die eigenaren van asbestbevattende wegen moeten treffen. 24-10-2000. Deze Regeling bevat nadere voorschriften over de toepassing van de NEN 5897 en bepalingen wanneer een asbestbevattende weg toch voorhanden mag worden gehouden. 8-3-2005. Het Productenbesluit bevat het verbod op het in de handel brengen en gebruiken van asbest. Dit verbod geldt zowel voor bedrijven als particulieren. 8-3-2005. De Productenregeling bevat regels over de normen waarmee de concentratie asbest in producten moet worden bepaald.. De raamwet Arbeidsomstandigheden Bevat met name in hoofdstuk 4 vanaf paragraaf 3 voorschriften over asbest. Het wijzigingsbesluit i.v.m. de stelselwijziging per 1-2-2012. Staatsblad 2007 nr. 704 Stb. 2004, 522 Deze wijziging van het besluit bevat regels voor het inventariseren en verwijderen van asbest. Circulaire stelselwijziging arbocertificaten en de gevolgen voor asbest. Vragen en antwoorden over het nieuwe stelsel van arbocertificaten. Dit zijn de certificatieschema's op de website van ascert. 1 januari 2005. Volgens dit besluit moet asbest worden afgevoerd met een begeleidingsbrief. De ontvanger van het asbest moet de ontvangst melden bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA). Zie voor meer informatie de Naam Bouwbesluit 2012 Wijzigingsbesluit op bouwbesluit 2012 Regeling Bouwbesluit 2012 Besluit tot inwerkingtreding BB 2012 Integrale Nota van Toelichting Infoblad BZK nieuw Bouwbesluit Vindplaats staatsbladversie Datum inwerkingtreding en korte inhoud website van het LMA. Het "nieuwe" Bouwbesluit is per 1 april 2012 in werking. Dit "veegbesluit" bevat de wijzigingen naar aanleiding van de inspraak. Met name relevant voor de Nota van Toelichting De "nieuwe" Regeling Bouwbesluit is per 1 april 2012 in werking. inwerkingtredingsbesluit BB 2012 met daarin ook het Besluit tot wijziging van de Woningwet Een samenvoeging van de volledige Nota van Toelichting van Bouwbesluit 2012 en veegbesluit. Een informatieblad van het Ministerie van BZK over het Bouwbesluit 2012. 96 Bijlage 7 Voorbeelden asbesttoepassingen. Waar is asbest toegepast? Asbest kent ruim 3500 verschillende toepassingen. Wat zijn de meest voorkomende toepassingen in Nederlandse woningen? Asbesthoudend materiaal is in het verleden veel toegepast in fabrieken, scholen, flats, arbeiderswoningen, kantoorgebouwen, ziekenhuizen en schuren. Maar ook in objecten, zoals schepen, treinen, auto’s en wegen. Het kan ook voorkomen in puingranulaat en in de bodem. Bovendien kan er asbest vrijkomen bij calamiteiten, zoals een brand. De meest voorkomende toepassingen van asbest in een woning zijn: (NH= niet hechtgebonden, H= hechtgebonden) Buitengevel en dak Leien Hemelwaterafvoer Dakgoot Kit tussen kozijn en buitenmuur Vochtkering in de spouw Vensterbanken Schoorsteen Rookgasafvoerkanaal/ontluchting Dakbeschot Gevelbeplating/borstwering Windveer (plat dak) H x x x x x x x x x x x NH H x x NH Zolder Dakbeschot Knieschot Vloerbedekking Plaatmateriaal achter/onder CV Vinylzeil Cv installatie (o.a. koord) CV leidingen isolatie Afdichting bij doorvoeringen Trapluik Wandbetimmering en kolombeplating x x x x x x x x x 98 Badkamer H × × × Plafondplaten Ontluchtingskanaal Wanden divers: bijvoorbeeld wandbeplating (eventueel met tegelmotief) Vloer; vinyltegels, zeil, met daaronder bitumen lijmlaag Riolering, pijpleidingen, waterleiding Drempel Imitatiemarmer achter wasbak NH × × × × × Slaapkamer H × × × × × Plafondbeplating Wandbeplating Plafondbeplating in inbouwkast Vloerzeil/tegels met daaronder bitumen lijmlaag Drempel Vensterbanken Wonderplug Aftimmering achter radiator NH × × × Woonkamer Plafondbeplating Wandbeplating Vloerzeil/tegels met daaronder bitumen lijmlaag Drempel Vensterbanken Wonderplug Schouwplaat Plaat onder of achter de gaskachel Gevelkachel (asbestkoord) Afvoer van de gevelkachel (pijp) H × × × NH × × × × × × 99 Wandbeplating (onder het raam) Aftimmering rond schoorsteendoorvoer met asbesthoudend, karton, cement of vezelplaat/ Beplating rondom open haard Schouw van kunstmarmer of asbestcement Aftimmering achter radiator × × × × Keuken Rookafvoerkanaal/ontluchtingspijp Boiler of geiser Wandbeplating (onder het raam of bij fornuis) Vloerzeil/tegels met daaronder bitumen lijmlaag Drempel Vensterbanken Wonderplug (herculesplug of rawlplug) Soms: aanrecht, zeil in kastjes H × × × NH × × × × × Toilet Ontluchting Plafond Vloer Riolering Schacht(omtimmering) (voor riolering en watertoevoer), of riolering zelf H × × × × × NH H × × × × × × NH Gang/entree/hal Plafond Vloer Wanden (panelen)(en stootplaten) Kruipluik Drempels Brievenbus 100 Meterkast H Bedrading Schakelkast (bakeliet) Doorvoeringen (opening voor de bedrading) Plafondbeplating Deurbeplating Plaatje boven deur Vloer NH × × × × × × × Trapkast Deur Wanden Onderkant trap Vloer Ontluchting richting kruipruimte Drempel H × × NH × × × × Kruipruimte Riolering Luik Restanten Verloren bekisting H × × × × NH × 101 Tuin Plantenbakken Tuinafscherming/schuttingen Borders Losliggend afval (restanten) Tuinmeubelen Terrastegels H NH × × H × × × × × × NH H × NH Schuur/garage golfplaten wandbeplating deur drempel werkbank restmaterialen (asbesthoudend koord, pakkingen, golfplaat, wonderplug, zeil, plaatmateriaal, asbestverf, pakkingen in oude verlichting, duivenhok) × Balkon terrastegels (met gootjes) Kit Gevelplaten hangende plantenbakken privacyschermen bij flat Bitumen waterkering plafond van balkon × × × × × × 102 Schaarse toepassingen: H Asbestbehang Platen rond staalconstructie Plaatmateriaal als afzuigkap Aftimmering van houten balken en spanten als brandwering Sierstrips van asbestcement met een print van natuursteen of metselwerk Convectorput Afdekplaat asbestcement op stortbak Versteviging onder badkuip of aanrecht Oude kluis In de deur van oude oven Oude elektra (krultang, föhn, broodrooster, heater) Afdichting voegen, metselwerk NH × × × × × × × × × × × × Utiliteitsgebouwen: Robinson panelen- coating op stalen damwandprofielen Stucwerk (trappenhuizen van ziekenhuizen, scholen) Plinten (vloeivloer) Tussenwand urinoirs (schaamschotten) Textiel (doeken en handschoenen) Biljarttafel Koelcel Schoolborden Mechanische toepassingen: Koppelingsplaten, remvoeringen en remschoenen Lamellen als zonwering Kit in dilitatievoeg Spuitasbest in utiliteitsgebouwen en schepen bitumineuze dakbedekking boerderijen: bakelieten schakelaars, isolatie van elektriciteitsbedrading H × NH × × × × × × × × × × × × × 103 Bijlage 8 Normen en richtlijnen. Normen en richtlijnen: NEN-EN 132, Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Definities van termen en pictogrammen NEN-EN 133, Ademhalingsbeschermingsmiddelen – Classificatie NEN-EN 134, Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Benaming van onderdelen NEN-EN 135, Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Lijst van gelijkwaardige termen NEN-EN 136, Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Volgelaatmaskers - Eisen, beproevingsmethoden, merken NEN-EN 137, Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Onafhankelijk ademluchttoestel met een volgelaatmasker - Eisen, beproeving en merken NEN-EN 138, Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Zelfaanzuigende ademhalingsbeschermingsmiddelen voor gebruik met volgelaatmaskers, halfmaskers of een mondstukgarnituur - Eisen, beproeving, merken NEN-EN 139, Textiel - Standaardatmosferen voor het conditioneren en de beproeving NEN-EN 140, Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Halfmaskers en kwartmaskers - Eisen, beproevingsmethoden, merken NEN-EN 142, Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Mondstukgarnituren - Eisen, beproeving, merken NEN-EN 143, Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Deeltjesfilters - Eisen, beproeving, merken NEN-EN 144, o Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Afsluiters voor gasflessen - Deel 1: Schroefdraadverbindingen voor aansluiting o Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Afsluiters voor gasflessen - Deel 2: Schroefdraadverbindingen voor uitlaataansluitingen o Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Afsluiters voor gasflessen - Deel 3: Uitlaatverbindingen voor Nitrox en zuurstof duikgas NEN-2939 Bepaling van de concentratie aan respirabele asbestvezels in de lucht bij het werken met- of in de directe omgeving van asbest of asbesthoudende producten, met behulp van microscopische technieken NEN 2990: Eindcontrole na verwijdering; NEN 2991 Risicobeoordeling in niet sloopsituaties; NEN 5896 Kwalitatieve analyse van asbest in materialen met polarisatiemicroscopie NEN-EN 12942, Ademhalingsbeschermingsmiddelen - Aangedreven filters gecombineerd metvolgelaatmastkers, halfgelaatmaskers of kwartgelaatmaskers - Eisen, beproeving, merken SC-501 Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de certificatie-instellingen persoon SC-502 Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de certificatie-instellingen proces SC-510 Certificatieschema voor het SCA Persoonscertificaat Deskundig Toezichthouder Asbest SC-520 Certificatieschema voor het SCA Persoonscertificaat Deskundig Asbest Verwijderaar SC–530 Certificatieschema procescertificaat asbestverwijdering SC–540 Certificatieschema procescertificaat Asbestinventarisatie SC-560 Certificatieschema voor het SCA Persoonscertificaat Deskundig Inventariseerder Asbest SC-570 Certificatieschema voor het SCA Persoonscertificaat Asbest DesKundige SC-580 Certificatieschema voor het SCA Persoonscertificaat Deskundig Asbest Acceptant 105 Bijlage 6 identificatie van certificaathouders 106 IDENTIFICATIE VAN CERTIFICAATHOUDERS (SC-710) Het SCA-Certificaatnummer voor persoonscertificaten Het certificaatnummer XXA-JJMMDD-YYYYY bestaat uit: XX = tweecijfer code van de uitvoerende instantie. A = code voor het persoonscertificatieschema o A = Deskundig toezichthouder DTA ), o B = Deskundig Asbestverwijderaar DAV) o F = Asbestdeskundige (SCA-diploma) o G= Deskundig Inventariseerder Asbest (DIA) DD = dag van (her-)certificatiebesluit MM = maand van (her-)certificatiebesluit JJ = jaar van (her-)certificatiebesluit (00 = 2000) YYYYY = volgnummer van het verleende certificaat. Bij hercertificatie wordt er een nieuw SCA-nummer verstrekt. De coderingen (xx) zijn als volgt: Deskundig toezichthouder bestaand DT A [A] Code Naam Beschikbare volgnummers voor certificaten 01A RW TÜV QS 01A- DDMMJJ -005001 02A Intron Certificatie 02A- DDMMJJ -015001 02A- DDMMJJ -025000 04A DNV 04A- DDMMJJ -035001 04A- DDMMJJ -045000 05A KIWA 05A- DDMMJJ -045001 05A- DDMMJJ -055000 12A QC 12A- DDMMJJ -115001 12A- DDMMJJ -125000 01A- DDMMJJ -015000 Qualitatis Certification B.V. is per 31 januari 2012 gestopt met de SC 510 en SC 520, certificaathouders zijn overgenomen door DNV te Barendrecht. Asbestverwijderaar nieuw DAV [B] Code Naam Beschikbare volgnummers voor certificaten 01B RW TÜV QS 01B- DDMMJJ -010001 02B Intron Certificatie 02B- DDMMJJ -015001 02B- DDMMJJ -025000 04B DNV 04B- DDMMJJ -040001 04B- DDMMJJ -049999 12B QC 12B- DDMMJJ -120001 12B- DDMMJJ -129999 01B- DDMMJJ -015000 Qualitatis Certification B.V. is per 31 januari 2012 gestopt met de SC 510 en SC 520, certificaathouders zijn overgenomen door DNV te Barendrecht. 107 Deskundige Asbestinventariseerder nieuw DIA [G] Code Naam Beschikbare volgnummers voor certificaten 01E RW TÜV QS 01E- DDMMJJ -110001 02E Intron Certificatie 02E- DDMMJJ -115001 02E- DDMMJJ -125000 04E DNV 04E- DDMMJJ -140001 04E- DDMMJJ -149999 01E- DDMMJJ -119999 Asbestdeskundige ADK met exameninstelling [F] Code Naam Beschikbare volgnummers voor diploma’s 51F IBEX 51F- DDMMJJ -510001 52F IVE 52F- DDMMJJ -520001 52F- DDMMJJ -529999 51F- DDMMJJ -519999 53F Vrij 53F- DDMMJJ -530001 53F- DDMMJJ -539999 54F Vrij 54F- DDMMJJ -540001 54F- DDMMJJ -549999 Code Naam Beschikbare volgnummers voor diploma’s Deskundig Asbest Acceptant met exameninstelling [H] Code Naam Beschikbare volgnummers voor diploma’s 71G IBEX 71G- DDMMJJ -710001 72G Vrij 72G- DDMMJJ -720001 71G- DDMMJJ -719999 72G- DDMMJJ -729999 108 Het SCA-Certificaatnummer voor procescertificaten Het certificaatnummer XX-AYYYYYY.BB bestaat uit: - XX = tweecijfer code van de uitvoerende instantie. - A = code voor het certificatieschema (C = asbestverwijdering, D = asbestinventarisatie) - YYYYYY = volgnummer van het verleende certificaat - BB = volgnummer voor hercertificatie (eerste certificatieperiode 01; tweede 02 etc.) Indien bedrijven bestaan uit een moeder-dochter(s) structuur is er sprake van een SCA-code aangevuld met a voor de moeder en vervolgens b.c.d etc. voor de dochters Voorbeeld: - 09-D090019.01a moeder - 09-D090019.01b dochter 1 - 09-D090019.01c dochter 2 - 09-D090019.01d dochter 3 Indien de moeder geen activiteiten op het certificatieonderwerp heeft wordt zij niet vermeld in het register De te reserveren coderingen zijn als volgt: Asbestverwijdering [C] Code Naam Beschikbare volgnummers voor certificaten 01 TÜV Nederland QA BV 01-C010001 02 Intron Certificatie 02-C020001 02-C029999 05 KIWA 05-C050001 05-C059999 07 Eerland Certification 07-C070001 07-C079999 08 SGS 08-C080001 08-C089999 10 BVQI 10-C100001 10-C109999 12 Qualitatis Certification B.V 12-C120001 12-C129999 01-C019999 Asbestinventarisatie [D] Code Naam Beschikbare volgnummers voor certificaten 01 TÜV Nederland QA BV 01-D010001 01 02 Intron Certificatie 02-D020001 02-D029999 05 KIWA 05-D050001 05-D059999 07 Eerland Certification 07-D070001 07-D079999 10 BVQI 10-D100001 10-D109999 12 Qualitatis Certification B.V 12-D120001 12-D129999 01-D019999 109 Bronvermelding CCVD Asbest (Centraal College van Deskundigen Asbest) EZ (Ministerie van Economische Zaken) Infomil (onderdeel van SenterNovem) IWI (Inspectie Werk en Inkomen) IL&T (Inspectie Leefomgeving en Transport) NEN (Nederlandse Norm; het Nederlandse Normalisatie-instituut en Stichting NEC ) LOM (Landelijk Overleg Milieuhandhaving) SCA (Stichting Certificatie Asbest) CI (Certificerende instelling) SZW (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) TNO Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek VROM (Ministerie van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu) VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) Proefschrift Robert Frank Ruers (Macht en tegenmacht in de nederlandse asbestregulering ) Overige documenten: Landelijke Uitvoeringsmethodiek Asbestverwijderingsbesluit 2005; VROM en LOM. Een handreiking voor gemeenten. Senter Novem Handboek Asbest, wet- en regelgeving. InfoMil Rapport TNO-MEP R 2004/523 Risicogerichte classificatie van werkzaamheden met asbest SZW schema voor aanwijzing en toezicht certificatie-instelling CROW 132 Werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd grondwater; CROW 110
© Copyright 2025 ExpyDoc