Notitie Contactpersoon Maaike Teunissen Datum 30 januari 2012 Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge In opdracht van de gemeente Voorst heeft Tauw een quickscan externe veiligheid uitgevoerd ten behoeve van een ontwerp bestemmingsplan voor de kern Teuge in de gemeente Voorst. 1 Achtergrond en opzet van het onderzoek De gemeente Voorst wil circa 85 woningen bouwen. Deze plannen maken onderdeel uit van de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst uit 2005. Hierin is een verdeling van de woningbouwambitie over de verschillende kernen weergegeven. Voor de kern Teuge wil de gemeente Voorst in 2012 een ontwerp bestemmingsplan voor de bebouwde kom ter inzage leggen. De planlocatie voor de nieuw te ontwikkelen woningen is opgenomen in figuur 1.1. Daarnaast is in deze figuur het onderzoeksgebied aangegeven, waarbinnen onderzocht wordt of er knelpunten zijn voor locatieontwikkeling. In het kader van het bestemmingsplan en knelpuntenonderzoek is een quickscan externe veiligheid uitgevoerd. Het doel van dit onderzoek externe veiligheid is het vaststellen van knelpunten die uitgesloten kunnen worden met betrekking tot externe veiligheid, zodat de inpasbaarheid van het plan aangetoond kan worden aan het plaatsgebonden- en groepsrisico uit het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) en de circulaire ‘Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ (circulaire Rnvgs). Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge 1\14 Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL Figuur 1.1 Plangebied Teuge 2 Wettelijk kader Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de regelgeving voor externe veiligheid. Hierbij spelen het vervoer van gevaarlijke stoffen en de bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied een rol. Het (wettelijk) kader voor bedrijven en het transport van gevaarlijke stoffen over de weg verschilt van het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. In onderstaande paragrafen worden de wettelijk kaders geschetst voor deze drie bronnen van risico’s. 2.1 Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) Toetsing van ruimtelijke plannen aan het externe veiligheidsbeleid vindt plaats op basis van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi). 2\14 Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL In het Bevi zijn milieukwaliteitseisen geformuleerd. Het besluit maakt een onderscheid tussen: • Plaatsgebonden risico: risico op een plaats buiten een inrichting uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt • als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is Groepsrisico: Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is Daarnaast maakt het besluit onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het Bevi geeft een overzicht van type gebouwen en functies die onder één van deze twee categorieën valt. Samengevat kan de volgende onderverdeling gemaakt worden: • Kwetsbaar: (1) woningen, (2) gebouwen bestemd voor het verblijf van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, en (3) gebouwen waarin grote aantallen personen • gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn Beperkt kwetsbaar: (1) woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, (2) kleinere kantoorgebouwen en hotels, restaurants, winkels, sporthallen, zwembaden en speeltuinen, bedrijfsgebouwen, (3) objecten met een hoge infrastructurele waarde De toetsingnormen uit het Bevi zijn: • Plaatsgebonden risico − Kwetsbaar object: 10-6; dit is een grenswaarde waar aan voldaan moet worden Beperkt kwetsbaar object: 10-6, dit is een richtwaarde waar alleen op basis van een zorgvuldige onderbouwing van afgeweken mag worden Groepsrisico: De berekening van de cumulatieve kans dat 10, 100 of 1000 mensen komen te − • overlijden als gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Deze wordt uitgedrukt in een F(N)-curve. Deze F(N)-curve wordt afgezet tegen de toetsingnorm. De oriënterende waarde van het groepsrisico is gelijk aan 10-3/N2 met N het aantal slachtoffers. De toetsingsnorm is een oriënterende waarde waar alleen met • gewichtige redenen van afgeweken mag worden Maximale effectafstanden: De maximale effectafstand is de grootste afstand tussen de locatie van een incident met gevaarlijke stoffen en de locatie waar nog een kans bestaat op dodelijke slachtoffers. De 1 % letaliteitskans wordt gezien als de maximale effectafstand. De afstand die behoort bij de 1% letaliteitskans wordt bepaald voor twee verschillende weertypen. De maximale effectafstand wordt niet als zodanig genoemd in het Bevi, maar deze afstand kan een rol spelen bij de rampenbestrijding Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge 3\14 Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL 2.2 Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire Rnvgs) In de circulaire wordt de risicobenadering uitgewerkt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen valt niet binnen het toepassingsbereik. In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) is het beleid uit de gelijknamige Nota wederom weergegeven, verduidelijkt en op onderdelen aangepast aan het beleid zoals dat in de wettelijke regeling voor inrichtingen is verwoord. Dat beleid wordt in de Circulaire geoperationaliseerd door de introductie van de risicobenadering. De risicobenadering bestaat uit een drietal stappen: 1. Identificatie van risico’s 2. Normstelling en toetsing aan normen 3. Indien noodzakelijk risicoreductie bij overschrijding van normen Er wordt onderscheid gemaakt tussen: • Plaatsgebonden risico: De norm voor het plaatsgebonden risico voor het vervoer van gevaarlijke stoffen ligt in principe op 10-6 per jaar (is een kans van 1 op 1.000.000 per jaar). Voor nieuwe situaties (nieuwe routes, significante toename in transportstromen en nieuwe kwetsbare bestemmingen) geldt deze norm als grenswaarde. Voor bestaande situaties met een plaatsgebonden risico hoger dan 10-6 per jaar geldt de norm als een streefwaarde. In dergelijke situaties geldt een stand-still beginsel totdat aan de norm van 10-6 wordt voldaan. Voor kwetsbare bestemmingen die zich binnen een gebied bevinden met een • plaatsgebonden risico hoger dan 10-5 is eerst sprake van een dringende sanering Groepsrisico: In relatie tot groepsrisico is een vergelijkbare benadering voorzien als ten aanzien van inrichtingen. Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Voor het groepsrisico is een oriëntatiewaarde vastgesteld die afhankelijk is van het aantal dodelijke slachtoffers per kilometer transportroute: − Voor 10 of meer dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde gelijk aan 10-4 (is een kans van 1 op 10.000 per jaar) − − • Voor 100 of meer dodelijke slachtoffers is deze gelijk aan 10-6 Voor 1000 of meer dodelijke slachtoffers is deze gelijk aan 10-8 (voor deze en tussenliggende waarden geldt overigens de formule 10-2/N2, waarbij N gelijk is aan het aantal dodelijke slachtoffers) Maximale effectafstanden: de maximale effectafstand is de grootste afstand tussen de locatie van een incident met gevaarlijke stoffen en de locatie waar nog een kans bestaat op dodelijke slachtoffers. Voor vervoer is de 10-8-contour de maximale effectafstand 4\14 Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL 2.3 Nieuw beleid: Basisnet Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen spelen belangen op het gebied van vervoer, ruimtelijke ontwikkeling en veiligheid een grote rol. Er zijn steeds meer ontwikkelingen in Nederland zichtbaar die zorgen voor spanning tussen deze belangen. Met het doel een duurzaam evenwicht te creëren tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid is het Basisnet ontstaan: een project dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat samen met onder andere het ministerie van VROM, gemeenten, provincies en bedrijfsleven uitvoert. Het Basisnet bestaat uit drie kaarten waarop bestaande spoor-, vaar- en rijkswegen onderverdeeld zijn in drie categorieën routes: • Routes waar het vervoer van gevaarlijke stoffen geen beperkingen krijgt opgelegd, maar waar wel ruimtelijke beperkingen gelden Routes waar zowel beperkingen voor het vervoer als voor de ruimtelijke ontwikkeling gelden • Routes waar alleen beperkingen voor het vervoer zijn • Het Basisnet wordt vastgelegd in regelgeving. 2.4 Circulaire hoge druk gasleidingen (VROM, 1984) Voor aardgastransportleidingen met een werkdruk van 20 bar of meer (hierna hogedruk aardgasleidingen) zijn veiligheidsafstanden vastgesteld in de circulaire ‘Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’. In tabel 1.1 staan de veiligheidsafstanden die zijn opgenomen in de circulaire. Tabel 2.1 toetsingsafstand aardgas in meters (VROM, 1984). Voor afwijkende diameters lineair inter- of extrapoleren Bedrijfsdruk Diameter 20-50 bar 50-80 bar 80-110 bar 2” 20 20 20 4” 20 20 25 6” 20 25 30 8” 20 30 40 10” 25 35 45 12” 30 40 50 14” 35 50 60 16” 40 55 70 18” 45 60 75 24” 60 80 95 30” 75 95 120 36” 90 115 140 42” 105 130 160 48” 120 150 180 Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge 5\14 Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL Het streven dient erop gericht te zijn ten minste de toetsingsafstand aan te houden van de leiding tot woonbebouwing of bijzonder object. Planologische, technische en economische belangen kunnen tot een kleinere afstand dan de toetsingsafstand leiden. In die gevallen dienen minimaal de afstanden te worden aangehouden zoals aangegeven in tabel 2.2. Tabel 2.2 Minimale afstanden tot woonbebouwing en bijzondere objecten in meters. Voor afwijkende diameters lineair inter- of extrapoleren. Incidentele bebouwing & bijzondere objecten Woonwijk & flatgebouw & bijzondere categorie II objecten categorie I Bedrijfsdruk Diameter 20 - 50 bar 50 - 80 bar 80 - 110 bar 20 - 50 bar 50 - 80 bar 80 - 110 bar 2” 4 5 5 4 5 5 4” 4 5 5 4 5 5 6” 4 5 5 4 5 7 8” 4 5 5 7 8 10 10” 4 5 5 9 10 14 12” 4 5 5 14 17 20 14” 4 5 5 17 20 25 16” 4 5 5 20 20 25 5 1) 20 25 5 1) 25 25 18” 24” 4 5 5 30” 4 5 5 1) 30 35 36” 4 5 5 1) 35 45 5 1) 45 55 5 1) 50 60 42” 48” 1) 6\14 4 4 4 5 5 Afstand te bepalen in overleg tussen de bij een project betrokken partijen Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL Tabel 2.3 Objecten categorie I en II Objecten categorie I • • • Objecten categorie II Bejaardenoorden, verpleeginrichtingen, • Winkels voor zover zij niet onder categorie I vallen en psychiatrische ziekenhuizen, gezinsvervangende • Hotels, restaurants en kantoorgebouwen voor tehuizen zover zij niet onder categorie I vallen Scholen • • Bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder Complexen waarin meer dan 5 winkels zijn categorie I vallen evenals incidentele dienst- en gevestigd en waarvan het gezamenlijke bedrijfswoningen die op industrieterreinen vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt, en voorkomen, met een gemiddelde dichtheid aan winkels met een totaal vloeroppervlak van meer dan dienst- of bedrijfswoningen van ten hoogste één 2000 m2 per object • Sporthallen en zwembaden ziekenhuizen en sanatoria, zwakzinnigeninrichtingen • per hectare Hotels, restaurants en kantoorgebouwen, bestemd • Speeltuinen, sportvelden, openluchtzwembaden voor meer dan 50 personen per object en andere recreatieterreinen, voor zover deze Telecommunicatiegebouwen, gebouwen met recreatieterreinen niet onder categorie I vallen vluchtleidingsapparatuur en andere kwetsbare objecten met een hoge infrastructurele waarde’ • Installaties en bovengrondse opslagtanks voor brandbare, explosieve of giftige stoffen en andere objecten die door secundaire effecten een verhoogd risico met zich meebrengen • Campings bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen, volkstuincomplexen waarop meer dan 25 tuinhuisjes, mede bestemd voor het verblijf van personen, aanwezig zijn en andere recreatieterreinen, bestemd voor het verblijf gedurende meer aaneengesloten dagen van het jaar van meer dan 50 personen De circulaire, die is uitgebracht in 1984, wordt momenteel herzien. De nieuwe regelgeving zal naar verwachting normen voor het plaatsgebonden risico en een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico bevatten (analoog aan het Bevi) [VROM (brief veiligheidsafstanden voor hogedruk aardgasleidingen), 2007]. Vanwege nieuwe inzichten in de berekening van risico’s, zullen de nieuwe afstanden verschillen van de afstanden in de circulaire. Hoewel de huidige circulaire nog van kracht is, adviseert VROM om bij het vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen al rekening te houden met de nieuwe inzichten [Eisen omgevingsdata in het kader van groepsrisicoberekeningen bij ruimtelijke ontwikkeling, revisie 4, N.V. Nederlandse Gasunie, december 2008]. Inmiddels is door het RIVM en Gasunie een nieuwe rekenmethodiek voorgesteld. Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge 7\14 Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL Zolang de nieuwe afstanden nog niet officieel zijn vastgesteld en gemeenten een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling willen realiseren, kunnen zij de Gasunie vragen om een QRA-berekening uit te voeren. Tabel 2.4 Diameter en druk afhankelijke afstand ter inventarisatie bebouwing bij een bepaald tracé [VROM, 2008] Inventarisatieafstand (IA) (m) Diameter 40 bar 66.2 bar 80 bar 4” 45 60 65 6” 70 90 95 8” 95 120 130 10” 120 150 160 12” 140 170 180 14” 150 190 200 16” 170 210 230 18” 200 240 260 20” 220 270 290 24” 260 310 330 30” 310 380 400 36” 360 430 470 42” 400 490 520 48” 440 540 580 3 Bevindingen In dit hoofdstuk worden de bevindingen beschreven van de quickscan externe veiligheid waarbij gekeken is naar het vervoer van gevaarlijke stoffen, buisleidingen en de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen. Hiervoor zijn de risicokaart en de risicoatlassen weg, spoor en water gebruikt. Daarnaast hebben wij het conceptrapport Beleidsvisie Externe Veiligheid [september 2009] van de gemeente Voorst geraadpleegd. In de volgende paragrafen worden eerst de inrichtingen en daarna de verschillende routetypes beschreven voor het aspect externe veiligheid. 8\14 Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL 3.1 Inrichtingen Airport Teuge Rond kleine, aangewezen, luchtvaartterreinen zoals Teuge zijn nog geen plaatsgebonden risicocontouren bepaald. In de huidige aanwijzingen ingevolge de Luchtvaartwet is het milieuthema "externe veiligheid" nog niet verwerkt. Dit komt pas zodra de provincies bevoegd gezag zijn geworden over deze luchthavens ingevolge de nieuwe wet Regelgeving Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML). Dit bevoegd gezag geldt voor de kleinere (niet aangewezen) luchtvaartterreinen al sinds 1 november 2009, maar voor de aangewezen luchthavens zoals Teuge treedt het pas in werking, zodra het ministerie van Verkeer en Waterstaat een zogenaamd omzettingsbesluit heeft gemaakt waarin de oude wetsystematiek (Luchtvaartwet) wordt vertaald naar de nieuwe (Wet luchtvaart), waarvan de wet RBML hoofdstuk 8 is). Voor Teuge is dit omzettingsbesluit op zijn vroegst medio 2010 te verwachten volgens de provincie Gelderland. Het provinciale RBML-instrument voor Teuge wordt het luchthavenbesluit. Een onderdeel daarvan wordt de externe veiligheidszonering. Dit moet te zijner tijd berekend gaan worden met het speciaal hiervoor ontwikkelde "Gevers-rekenmodel" (Op dit moment is dit model nog niet opgeleverd). Dit wordt dan onderdeel van het eerste luchthavenbesluit voor Teuge. Dit luchthavenbesluit hoeft uiterlijk pas op 1 november 2014 vastgesteld te zijn, (zijnde de wettelijk vastgelegde maximale termijn van vijf jaar na inwerkingtreding van de RBML-decentralisatie). Op dit moment is nog niet bekend of de resultaten van de externe veiligheidsberekeningen geplaatst worden op de risicokaart [contactpersoon provincie Gelderland; 2010]. Hieruit kunnen wij concluderen dat vanuit de vigerende wet- en regelgeving geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling voor het aspect externe veiligheid als gevolge van de aanwezigheid van Airport Teuge. Overige bedrijven Het meest dichtbij liggende bedrijf met opslag van gevaarlijke stoffen ligt meer dan 2 kilometer vanaf het plangebied. Volgens het conceptrapport Beleidsvisie Externe Veiligheid Voorst is de effectafstand 33 meter. Dichter in de buurt van het plangebied liggen geen bedrijven die gevaarlijke stoffen opgeslagen hebben. Overige bedrijven vormen daarom geen belemmering voor het aspect externe veiligheid. Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge 9\14 Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL Figuur 3.1 Uitsnede risicokaart [www.risicokaart.nl] 3.2 Vervoer over de weg Binnen de gemeente Voorst is geen routering gevaarlijke stoffen vastgesteld. Over de Rijksstraatweg (N344) worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De hoeveelheid en frequentie is echter zo laag, dat er in het conceptrapport Beleidsvisie van de gemeente Voorst geen aandacht aan is besteed. Uit navraag bij het Projectbureau Externe Veiligheid Regio Stedendriehoek blijkt dat er alleen LPG vervoerd wordt. Het invloedsgebied van de categorie GF3, waarbinnen LPG valt is 325. Programma van eisen voor een nieuwe externe veiligheid risicoanalyse op de weg [VROM; 2009]. Het plangebied ligt bijna in zijn geheel binnen deze zone van de N344 (figuur 3.2). Bij ontwikkeling van (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van provinciale wegen is daarom een vervolgonderzoek nodig. Het groepsrisico neemt dan per definitie toe en dus dient op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS, 2004) een onderzoek naar de toename van het groepsrisico plaats te vinden. Over deze toename dient vervolgens (bestuurlijke) verantwoording te worden afgelegd. 10\14 Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL Figuur 3.2 Invloedsgebied weg en spoor in Teuge 3.3 Effecten vanuit vervoer over spoor Het spoor (Apeldoorn-Deventer) ligt ongeveer 250 meter van het plangebied. De PR 10-6 contour ligt voor het baanvak Deventer-Apeldoorn op minder dan 10 m afstand van het spoor (bron: ministerie van Verkeer en Waterstaat, Inventarisatie van EV-risico’s bij het vervoer van gevaarlijke stoffen). Volgens het conceptrapport Beleidsvisie Externe Veiligheid Voorst wordt een veiligheidszone van 200 meter vanaf de rand van het spoor aangehouden (conform het ontwerp Basisnet). Deze zone is gepresenteerd in figuur 3.2. Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor geeft dit voor externe veiligheid geen knelpunt. 3.4 Effecten vanuit vervoer over het water De Geldersche IJssel (Arnhem-Deventer-Zwolle) waarover gevaarlijke stoffen uit de categorieën LF1 en LF2 vervoerd worden ligt meer dan 5 kilometer van het plangebied. In tabel 3.1 staan de categorieën gevaarlijke stoffen opgenomen. Vier hoofdcategorieën worden daarbij onderscheiden: Gas of vloeistof (Liquid) en Toxisch of brandbaar (Flammable): GT, LT, GF en LF. Aan deze categorieën wordt een getal gekoppeld en hoe hoger het getal, hoe groter de gevaarspotentie in die groep [Inzicht in transport gevaarlijke stoffen; provincie Flevoland; 2007]. Het invloedsgebied van deze stoffen is echter niet groter dan 80 meter. Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge 11\14 Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL Daarnaast is binnen het concept Basisnet Water is de Geldersche IJssel aangemerkt als zwarte route (frequent transport). Echter uit berekeningen is gebleken dat er zelfs bij extreme groei van het transport er nagenoeg geen PR 10-6 contour op de oevers terechtkomt. Er wordt voor het Basisnet Water dan ook geen categorieën en gebruiksruimte vastgesteld (geen limiet aan het transport). Een zogenaamd plasbrandaandachtsgebied (brandbare vloeistoffen), waarbinnen verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden is vastgesteld op 25 m uit de oever (zomerdijk). Transport van gevaarlijke stoffen vormt daarom geen belemmering voor externe veiligheid. Tabel 3.1 Stofcategorieën en voorbeeldstoffen watertransport [Risicoatlas water] Hoofdcategorie Categorie Voorbeeldstof Brandbare gassen (GF) GF3 Propaan Toxische gassen (GT) GT3 Ammoniak Brandbare vloeistoffen (LF) LF1 Heptaan (diesel) LF2 Pentaan (benzine) Toxische vloeistoffen (LT) LT1 Acrylnitril LT2 Propylamine 3.5 Effecten vanuit vervoer door buisleidingen Op de risicokaart is te zien dat een buisleiding (N-554-01-KR-029) meer dan 900 meter van het plangebied loopt. VROM en Gasunie adviseren alvast rekening te houden met een inventarisatieafstand van maximaal 580 meter. Dit betekent dat buiten de 580 meter tot de grootst denkbare gasleiding er geen reden is om aan te nemen dat er een invloed zou kunnen zijn op het groepsrisico. Daarnaast is uit het conceptrapport Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente voorst af te leiden dat de maximale toetsingsafstand voor de buisleidingen die binnen de gemeente Voorst liggen 140 meter is (35 meter voor de N-554-01-KR-029). Buisleidingen vormen daarom geen belemmering voor externe veiligheid, omdat er hier sprake is van een veel grotere afstand dan 580 meter. 12\14 Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL 4 Conclusie en aanbevelingen In deze quickscan externe veiligheid is geïnventariseerd of er belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van circa 85 woningen in de kern Teuge in de gemeente Voorst. Hierbij is gekeken naar het transport van gevaarlijke stoffen en aanwezigheid van bedrijven. Voor de voorgenomen ontwikkeling is voor een aantal aspecten van externe veiligheid inzichtelijk gemaakt of knelpunten worden verwacht. Hieronder in tabel 4.1 wordt dit per aspect aangegeven. Tabel 4.1 Knelpunten Onderwerp Knelpunt Vervoer gevaarlijke stoffen over water Nee Vervoer gevaarlijke stoffen over spoor Nee Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen Nee Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg Vervolg onderzoek noodzakelijk Bedrijven met gevaarlijke stoffen Nee De aanwezigheid van bedrijven, Airport Teuge en het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, spoor, door buisleidingen vormen geen knelpunt voor de ontwikkeling. Het plangebied ligt buiten de mogelijke invloedsafstand. Omdat er over de weg gevaarlijke stoffen vervoerd worden (LPG), moet hier nader onderzoek naar gedaan worden. In een vervolgonderzoek kan met behulp van het softwareprogramma RBM II de toename van het groepsrisico bepaald worden. Op basis van dit onderzoek vastgestelde veranderingen in het groepsrisico dient verantwoording te worden afgelegd in de toelichting op het vast te stellen besluit. De regionale brandweer moet in staat worden gesteld hier advies over uit te brengen. Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge 13\14 Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL 14\14 Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge Afschrift: Spoelma, Heinen, Bekkers, S3H, Projectbureau EV., Regio Stedendriehoek Projectbureau Externe Veiligheid Bijlage 1 Door Notitie beoordeling externe veiligheid ten behoeve van het Bestemmingsplan Dorp Teuge Hansjurgen Heinen Gezien door Liesbeth Spoelma Dossier 2012-509075 Datum 29 juni 2012 1. Inleiding Gemeente Voorst heeft gevraagd advies uit te brengen op het gebied van externe veiligheid inzake het conserverende bestemmingsplan Dorp Teuge. Dit advies is gebaseerd op de aangeleverde gegevens vanuit de gemeente Voorst: - plankaarten ‘Bestemmingsplan Teuge 2012’, BügelHajema, projectnummer 250.000.238.01.00, d.d. 6 juni 2012; - plantoelichting ‘Bestemmingsplan Teuge 2012’ BügelHajema, projectnummer 254.00.02.38.01 d.d. 12 juni 2012; - planregels ‘Bestemmingsplan Teuge 2012, 16 april 2012. Bij dit advies is verder gebruik gemaakt van: · de Provinciale risicokaart; · brief provincie Gelderland ‘Definitief rapport externe veiligheid provinciale wegen’, 8 maart 2011; · Handreiking verantwoording groepsrisico, november 2008. 2. Aanwezige risicobronnen plangebied en hun risico’s Op basis van het Registratiebesluit en de ministeriële regeling provinciale risicokaart moet het bevoegde gezag risicobronnen vermelden op de risicokaart met de daarbij horende relevante risicocontouren. Voor transportroutes geldt dat de geldende invloedsgebieden (nog) niet op de risicokaart staan vermeld. Figuur 1 geeft een overzicht van de planlocatie in relatie tot de risicobronnen binnen en nabij de planlocatie. Pagina 1 van 3 Vliegveld Teuge Planlocatie N344 Rijksstraatweg Figuur 1 Risicobronnen binnen en nabij de planlocatie (bron provinciale risicokaart) Uit figuur 1 blijkt dat de volgende relevante risicobronnen binnen of nabij de planlocatie zijn gelegen: Mobiele bronnen: Transportroutes provinciale weg N344 Rijksstraatweg. Stationaire bronnen: Vliegveld Teuge 2.1.1. Transportroute N344 Rijksstraatweg Toetsingskader De N344 is een doorgaande routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de beschouwing van de externe veiligheidsrisico is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) inclusief wijziging van 15 december 2009 van toepassing. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) met als uitvloeisel het basisnet. Hiervoor is inmiddels een ambtelijk concept beschikbaar van november 2008. Daarnaast moeten de risico’s worden getoetst aan de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Voorst. Deze nota geeft voor transportroutes geen aanvullend kader ten opzichte van hetgeen geregeld is in het RNVGS. Risicobeschouwing De externe veiligheid van de provinciale wegen is door de provincie Gelderland geïnventariseerd. De provincie heeft de gemeente hierover geïnformeerd bij brief van 8 maart 2011 ‘Definitief rapport externe veiligheid provinciale wegen’. Hier is de rapportage van Arcadis ‘Externe veiligheidsrisico’s op provinciale wegen in Gelderland’ (januari 2011) bijgevoegd. De resultaten van dit onderzoek geven inzicht in de externe veiligheidssituatie van alle provinciale wegen in de huidige situatie en de autonome ontwikkeling daarvan tot 2020. 2012-509075 Advies BP Teuge Dorp juni 2012 pagina 2 van 3 Het volgende citaat komt uit het begeleidend schrijven van de provincie: ‘Uit het onderzoek komt naar voren dat er in Gelderland zeven weggedeeltes zijn waarbij er een verhoogde kans is dat er een grotere groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Deze plekken zijn gelegen in de (dichtbebouwde) kernen langs de N325 (2x), N301, N348, N344, N326. In de toekomstige situatie kan hier nog een aantal trajecten bij komen die zijn gelegen aan de N318, N233, N302, A326. Dit betekent dat gemeenten wanneer zij willen bouwen langs deze trajecten goed moeten verantwoorden waarom ze op deze plek willen bouwen. Hierbij moeten zij ook kijken naar de capaciteit van de hulpverlening en welke mensen in deze gebouwen komen te wonen en werken.’ Met de weggedeelten met een hoog groepsrisico langs de N344 wordt de situatie over de Amersfoortseweg bedoeld. Het groepsrisico op het weggedeelte Apeldoorn – Deventer blijft nu en in de toekomst onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit het bovenstaande blijkt dat de N344 geen transportroute betreft waarvoor externe veiligheid een belangrijk item is. Een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk. 2.1.2. Vliegveld Teuge Toetsingskader De provincies moeten voor luchthavens besluiten nemen over veiligheid. Bij het vaststellen van die besluiten zijn de provincies gebonden aan de wettelijke normen voor luchthavens. Deze normen zijn vastgelegd in: 1. Besluit burgerluchthavens. Hierin staan onder meer de normen voor veiligheid. 2. Regeling Burgerluchthavens. Hierin staan rekenvoorschriften voor externe veiligheid. 3. Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen. Hierin staan regels voor de veilige inrichting, uitrusting en gebruik van luchthavens en overige terreinen in gebruik voor luchtvaart. Het provinciale RBML-instrument voor Teuge wordt het luchthavenbesluit. Een onderdeel daarvan wordt de externe veiligheidszonering. Dit moet berekend worden met het speciaal hiervoor ontwikkelde "Gevers-rekenmodel" Dit wordt dan onderdeel van het eerste luchthavenbesluit voor Teuge. Uiterlijk op 1 november 2014 wordt het luchthavenbesluit voor Teuge vastgesteld. Risicobeschouwing De huidige risico’s en de toekomstige risico’s van luchthaven Teuge zijn nog niet berekend. Dit betekent dat er nog geen toetsing kan plaatsvinden aan de normen voor externe veiligheid. Echter het bestemmingsplan Dorp Teuge is een conserverend bestemmingsplan dat niet voorziet in nieuwe bouwtitels. Bij de vaststelling van de risicocontouren van Vliegveld Teuge in het luchthavenbesluit zal rekening worden gehouden met de huidig aanwezige bebouwing. Dit betekent dat de externe veiligheid van vliegveld Teuge geen belemmering oplevert voor het planproces. 3. Conclusie De externe veiligheid van mogelijke risicobronnen in en rond het plangebied Teuge Dorp is beschreven en beoordeeld. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de twee risicobronnen die in of nabij het plangebied zijn gelegen (provinciale weg en Vliegveld Teuge) geen belemmeringen opleveren voor het planproces. 2012-509075 Advies BP Teuge Dorp juni 2012 pagina 3 van 3 Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium National Aerospace Laboratory NLR NLR-CR-2012-231 Externe veiligheidsrisico rond luchthaven Teuge door vliegverkeer L. de Haij en G.J.T. Heppe Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium National Aerospace Laboratory NLR NLR-CR-2012-231 Externe veiligheidsrisico rond luchthaven Teuge door vliegverkeer L. de Haij en G.J.T. Heppe Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de eigenaar. Opdrachtgever Gemeente Voorst Contractnummer 2012-14724 (NLR projectnummer 1492114) Eigenaar Gemeente Voorst NLR Divisie Air Transport Verspreiding Beperkt Rubricering titel Ongerubriceerd Datum Goedgekeurd door: Goed Go edge ed geke ge keur ke urdd do ur door or:: or oktober 2012 Auteur Autteu Au eurr L. ddee Ha Haij ij G.J. G. J.T. J. T. Heppe Hep H eppe ep pe G.J.T. Reviewer Revi Re view vi ewer ew er Y.S. Y.S. Cheung Che C heun he ung un g Beherende afdeling Behe Be here he rend re ndee af nd afde deli de ling li ng R.W.A. Vercammen R.W. R. W.A. W. A. V Ver erca er camm ca mmen mm en Datum: Dat Da tum: Dat Da Datum: tum: Dat Da Datum: tum: NLR-CR-2012-231 Samenvatting In opdracht van de gemeente Voorst is door het NLR een analyse gemaakt van de externe veiligheid als gevolg van het vliegverkeer rondom de luchthaven Teuge. De risicoanalyse is uitgevoerd volgens de in de RBML vastgelegde methodiek. Dit rapport beschrijft de basisbegrippen, uitgangspunten, invoergegevens en de resultaten van de berekeningen. De externe veiligheid wordt gepresenteerd in de vorm van plaatsgebonden risicocontouren van10-5 mét meteotoeslag en 10-6 zónder meteotoeslag. Deze risicowaarden zijn in de RBML vastgelegd als basis voor de beleidsmatige analyse van de externe veiligheid rondom de luchthaven. De gepresenteerde contouren zijn in overleg met het bevoegd gezag geometrisch gestileerd in overeenstemming met de richtlijnen in de RBML. 2 NLR-CR-2012-231 Inhoud Afkortingen 4 Begrippenlijst 4 1 Inleiding 5 2 Basisbegrippen externe veiligheid 6 3 Uitgangspunten risicoanalyse 7 4 Plaatsgebonden risicocontouren 10 Referenties Appendix A 13 Overzicht verkeersgegevens 14 Appendix B Ligging baaneinden 17 3 NLR-CR-2012-231 Afkortingen AIP Aeronautical Information Publication BKL Geluidbelastingeenheid kleine luchtvaart EV Externe veiligheid GEVERS Geïntegreerd Externe VEiligheid RekenSysteem; door ministerie van I&M beschikbaar gesteld programma om externe veiligheid te berekenen voor een Nederlandse luchthaven I&M Ministerie van Infrastructuur en Milieu Ke Kosten eenheid (eenheid geluidbelasting) MTOW Maximum Take-Off Weight, maximaal startgewicht NLR Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium PR Plaatsgebonden risico RBML Regeling Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens TRIPAC Third party RIsk analysis PACkage; NLR programma voor de berekening van externe veiligheid waarvan de rekenkern een onderdeel vormt van het programma GEVERS Begrippenlijst BKL-verkeer Licht propellerverkeer (MTOW tot 6.000 kg) met visuele vluchtuitvoering (VFR). Genoemd naar wettelijke geluidbelastingeenheid BKL voor dit type. Circuitvlucht Vlucht rondom luchthaven; luchthaven van vertrek is dezelfde als die van aankomst. Voor externe veiligheid bestaat één circuitvlucht uit twee vliegbewegingen: circuitstart en circuitlanding. Ke-verkeer Straalverkeer, zwaar propellerverkeer (MTOW van 6.000 kg of meer) en licht propellerverkeer (MTOW tot 6.000 kg) voor zover vluchtuitvoering met behulp van instrumenten (IFR) plaatsvindt. Ook helikopters worden hiertoe gerekend. Genoemd naar wettelijke geluidbelastingeenheid Ke voor dit type. Licht verkeer Gewichtscategorie voor verkeer van vaste vleugelvliegtuigen met een MTOW onder 5.700 kg. Onderverdeeld in licht1500 (MTOW < 1500 kg), en licht5700 (1500 kg d MTOW < 5700 kg). Meteotoeslag Toeslag op het aantal vliegbewegingen om tegemoet te komen aan de fluctuaties in het baangebruik per jaar als gevolg van fluctuaties in het weer. Vliegbeweging Een start of een landing van vliegtuig of helikopter. Zwaar verkeer Gewichtscategorie voor verkeer van vaste vleugelvliegtuigen met een MTOW vanaf 5.700 kg. 4 NLR-CR-2012-231 1 Inleiding In opdracht van de gemeente Voorst is door het NLR een analyse gemaakt van de externe veiligheid rondom de luchthaven Teuge als gevolg van het vliegverkeer. De luchthaven is op 1 november 2009 opgenomen in de Regeling Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML) en valt sinds 1 januari 2011 onder verantwoordelijkheid van de provincie Gelderland. Meest belangrijke wijziging in de RBML is de decentralisatie van taken en bevoegdheden in het beleid ten aanzien van de regionale en kleine luchthavens. Tevens is in de wetgeving voor deze luchthavens een nieuw stelsel geïntroduceerd voor geluidbelasting en externe veiligheid en zijn de vereiste rekenmethodieken hiervoor wettelijk vastgelegd. Dit rapport presenteert de risicoanalyse voor luchthaven Teuge, uitgevoerd volgens de in de RBML vastgelegde methodiek. Het beschrijft basisbegrippen, uitgangspunten, invoergegevens en de resultaten van de analyse. De berekende risico’s zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de verkeersgegevens zoals recent zijn toegepast in het Omzettingsbesluit van de luchthaven (Refs. 1 en 2). De risico’s worden gepresenteerd in de vorm van plaatsgebonden risicocontouren met de waarden die in de RBML vastgelegd zijn als basis voor de beleidsmatige analyse van de externe veiligheid rondom de luchthaven. De gepresenteerde contouren zijn in overleg met het bevoegd gezag geometrisch gestileerd in overeenstemming met de richtlijnen in Bijlage 2 van de RBML. Leeswijzer De opbouw van het rapport is als volgt. Hoofdstuk 2 beschrijft de risicomaat en de methodiek zoals deze in het onderzoek is gebruikt. Hoofdstuk 3 presenteert de uitgangspunten en hoofdstuk 4 de resultaten van de analyse en de toepassing van de contouren. 5 NLR-CR-2012-231 2 Basisbegrippen externe veiligheid 2.1 Risicomaat Bij externe veiligheidsberekeningen voor een Nederlandse luchthaven wordt het plaatsgebonden risico (PR) als risicomaat gehanteerd. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon die zich permanent op dezelfde locatie in de omgeving van een luchthaven bevindt, komt te overlijden als een direct gevolg van een vliegtuigongeval. Het plaatsgebonden risico is locatieafhankelijk (daarom plaatsgebonden) en daarmee niet op elke locatie gelijk. In het algemeen neemt het plaatsgebonden risico, behorend bij één vlucht, af naarmate de afstand tot de vliegroute groter wordt of naarmate de afstand tot de baan, gezien langs de vliegroute, groter wordt. Bij het bepalen van het plaatsgebonden risico worden alleen fictieve personen op de grond beschouwd. Het plaatsgebonden risico is dus onafhankelijk van de daadwerkelijke populatie in de omgeving van een luchthaven. Het plaatsgebonden risico wordt berekend binnen een rechthoekig gebied rond de luchthaven, het zogenaamde studiegebied dat verdeeld wordt in vierkante cellen. De kans op overlijden van een persoon wordt in het midden van zo'n cel berekend. De berekeningsresultaten worden vervolgens weergegeven in de vorm van zogenaamde plaatsgebonden risicocontouren waarin punten met gelijk risico worden verbonden. In dit rapport worden de contouren gepresenteerd voor de plaatsgebonden risicowaarden van 10-5 mét meteotoeslag en 10-6 zónder meteotoeslag. Deze risicowaarden zijn in de RBML vastgelegd als basis voor de beleidsmatige analyse van externe veiligheid rondom een luchthaven. 2.2 Rekenmethodiek Het verkeer op Teuge bestaat hoofdzakelijk uit één- en tweemotorige propellervliegtuigen met een maximaal startgewicht tot 5700 kg. Verder is er in beperkte mate helikopterverkeer en verkeer van kleine straalvliegtuigen, eveneens met een maximaal startgewicht tot 5700 kg. Bij de berekening van het risico volgens de standaard methodiek van de RBML wordt het verkeer van vliegtuigen onderverdeeld in verschillende gewichtsklassen en vliegtuigtypen. Bij het helikopterverkeer wordt onderscheid gemaakt naar aantal en soort motoren en operationeel gebruik. Voor het gewicht van de verschillende vliegtuig- en helikoptertypen wordt gebruik gemaakt van de standaard gegevens die ook voor GEVERS gebruikt worden. 6 NLR-CR-2012-231 3 Uitgangspunten risicoanalyse Dit hoofdstuk behandelt de uitgangspunten en invoergegevens die gebruikt zijn voor het berekenen van het plaatsgebonden risico rondom de luchthaven Teuge. 3.1 Basisgegevens Uitgangspunt van de verkeersgegevens voor de risicoanalyse wordt hoofdzakelijk gevormd door de gegevens die oorspronkelijk in de Aanwijzing luchtvaartterrein Teuge en recent in het Omzettingsbesluit van de luchthaven zijn toegepast (Refs. 1 en 2). Hierbij is het verkeer onderverdeeld in twee verkeerstypen volgens de indeling die gehanteerd is voor de berekening van de geluidsbelasting namelijk het BKL-verkeer (‘klein verkeer’) en het Ke-verkeer (‘groot verkeer’). Deze verdeling is gekoppeld aan de wijze van vluchtuitvoering, vliegtuigtype en startgewicht. Als gevolg van het huidige gebruik van andere routes en het wegvallen van de banen 03-21 en 03Z-21Z ten opzichte van bovengenoemde verkeersgegevens zijn voor het maken van de risicoanalyse een aantal wijzigingen uitgevoerd. De wijzigingen worden in dit hoofdstuk nader toegelicht en leveren een verkeersbestand dat nagenoeg identiek is aan het bestand dat gebruikt wordt voor het opstellen van het Luchthavenbesluit door de provincie Gelderland. Het BKL- en Ke-verkeer op de luchthaven bestaat uit starts en landingen van overlandvluchten, paravluchten, zweefsleepvluchten, reclamevluchten en circuits waarbij één circuit wordt beschouwd als twee bewegingen, één start en één landing. In de Aanwijzing wordt voor het BKL-verkeer uitgegaan van maximaal 76.400 vliegbewegingen per jaar. In dit aantal zijn 5.647 bewegingen door reclame- en zweefvliegcircuits niet opgenomen. Deze bewegingen worden in de risicoanalyse meegeteld als extra BKL-verkeer. Het aantal bewegingen voor het BKLverkeer komt daarmee totaal op 82.047 bewegingen. Voor het Ke-verkeer zijn in de Aanwijzing 1.365 bewegingen opgenomen van helikopters en 500 bewegingen van lichte straalvliegtuigen. De genoemde bewegingen voor het BKL- en Ke-verkeer zijn zonder toepassing van een meteotoeslag. Een overzicht van het aantal bewegingen per vluchtsoort en verkeerstype is opgenomen in Appendix A. Luchthaven Teuge kent een verharde baan 09-27 van 1.199 meter en een parallelle onverharde zweefvliegbaan 09Z-27Z. Het gebruik van de onverharde baan 03-21 en de zweefvliegbaan 03Z-21Z die in de Aanwijzing waren opgenomen, is in 2012 beëindigd. In de risicoberekening is daarom het verkeer op deze banen gewijzigd en verplaatst van 03(Z) naar 09(Z) en van 21(Z) naar 27(Z) door opschaling van het aantal bewegingen per baaneinde. 7 NLR-CR-2012-231 3.2 Vliegtuigen Verkeersgegevens In de Aanwijzing zijn de bewegingen van BKL- en Ke-verkeer gerelateerd aan vliegtuigtypes die representatief zijn voor de luchthaven. Bij het BKL-verkeer gaat het om de Cessna-150M, 172M, -182P en -310R. Bij het Ke-verkeer is gekozen voor de straalvliegtuigen Cessna-501 en 525 met de aanname dat elk type 50% van het aantal bewegingen uitvoert. Volgens het rekenvoorschrift moet de plaatsgebonden risicocontour van 10-5 bepaald worden met verkeersgegevens mét meteotoeslag en de contour van 10-6 met verkeersgegevens zónder meteotoeslag. Door de toepassing van een meteotoeslag wordt rekening gehouden met de onzekerheid in het verwachte baangebruik als gevolg van de jaarlijkse veranderingen in het weer. Door deze toeslag wordt het aantal vliegbewegingen in de berekeningen kunstmatig verhoogd. Voor het BKL-verkeer zijn de verkeergegevens mét en zónder meteotoeslag afgeleid uit de invoergegevens die zijn toegepast in de geluidsberekening voor het Omzettingsbesluit dat is opgesteld als overgang naar de RBML (Ref. 2). Voor het Ke-verkeer is in de Aanwijzing alleen het aantal bewegingen vastgelegd. Voor dit verkeer, dat alleen baan 09-27 gebruikt, is een nominaal baangebruik aangenomen dat vergelijkbaar is met het BKL-verkeer op 09-27 en een meteotoeslag van 10%. Met een nominaal baangebruik van 40% in de richting 09 en 60% in de richting 27, betekent toepassing van 10% meteotoeslag dat het aantal bewegingen in de richting 09 toeneemt tot 50% (factor 1,25) en in de richting 27 tot 70% (factor 1,1667). Een overzicht van de voor de analyse gebruikte verkeersgegevens is opgenomen in Appendix A. Voor het BKL-verkeer zijn de bewegingen per soort vlucht, vliegtuigtype en route in meer detail uiteengezet in Ref. 2 zodat alleen enkele overzichtstabellen zijn opgenomen. Voor het Keverkeer zijn tabellen opgenomen met bewegingen per type en per route. Routes. Bij de modellering van routes voor externe veiligheidsberekeningen worden alleen nominale routes gebruikt. Een nominale route is het gemiddelde of voorgenomen grondpad van een vlucht, waarbij een grondpad de projectie van de vliegbaan op de grond is. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de operationele afwijkingen ten opzichte van de nominale route. De operationele afwijkingen zijn op basis van analytische gegevens ingebracht in het rekenmodel en worden op deze manier verwerkt in de berekeningen. De routes voor het BKL-verkeer zijn samengesteld uit de routes zoals deze gebruikt zijn in het Omzettingsbesluit. Een belangrijke wijziging hierop betreft echter het niet meer in gebruik zijn 8 NLR-CR-2012-231 van het kleine zuidelijke reclamecircuit (routes 151 en 251). Het verkeer op dit circuit is daarom voor de risicoanalyse verplaatst naar het grote zuidelijke circuit (routes 150 en 250). Voor de routes van het Ke-verkeer is aangenomen dat rechte start- en naderingsroutes worden gevolgd op de hoofdbaan (09-27) gebaseerd op straight-out en straight-in vliegprocedures. Begin en einde van de routes is gebaseerd op de ligging van het begin- en eindpunt van de starten landingsbaan. De ligging van de baaneinden van de verharde baan en de zweefvliegbaan is gegeven in Appendix B. 3.3 Helikopters Verkeersgegevens. Voor de 1.365 helikopterbewegingen in het Aanwijzingsbesluit wordt aangenomen dat 25% van de bewegingen wordt uitgevoerd door de Eurocopter 135 en 75% door de Robinson 22. Voor de verdeling van de helikopterbewegingen over de baanrichtingen en de toepassing van de meteotoeslag is dezelfde aanname gedaan als voor het Ke-verkeer in hoofdstuk 3.2. Dit houdt in: 40% van het verkeer in baanrichting 09 met een factor van 1,25 als meteotoeslag en 60% in baanrichting 27 met een factor van 1,1667. In Appendix A is een overzicht gegeven van de verkeersgegevens van de helikopters. Het betreft het aantal bewegingen per helikoptertype en per baanrichting zonder en met meteotoeslag. Sectoren. Luchthaven Teuge kent geen specifieke helispot en voor starten en landen wordt verondersteld dat het heliverkeer gebruik maakt van dezelfde routes en hetzelfde circuit als het Ke-verkeer. In de modellering van het helikoptermodel wordt in plaats van routes echter gebruik gemaakt van sectoren waarbinnen het verkeer zich van of naar een start- of landingsplaats beweegt. Voor de analyse wordt daarom aangenomen dat de baaneinden van 09 en 27 in Appendix B tevens het vertrek- en landingspunt van de helikoptervlucht zijn. 9 NLR-CR-2012-231 4 Plaatsgebonden risicocontouren Dit hoofdstuk presenteert de resultaten in de vorm van de plaatsgebonden risicocontouren van 10-5 mét meteotoeslag en 10-6 zónder meteotoeslag op een achtergrondkaart van de luchthaven. 4.1 Rekenprogramma De berekening van het risico door vliegverkeer rond luchthaven Teuge is uitgevoerd met het NLR programma TRIPAC versie 3.3. Dit programma is rekentechnisch identiek aan het door het ministerie van I&M ter beschikking gestelde programma GEVERS dat van TRIPAC is afgeleid. Met TRIPAC versie 3.3 (GEVERS versie 1.3) wordt het risico berekend volgens de standaard methode voor de berekening van externe veiligheidsrisico’s rond Nederlandse luchthavens zoals in de RBML is vastgelegd (Ref. 3). 4.2 Studiegebied De berekeningen zijn uitgevoerd in een studiegebied van 15 bij 15 kilometer begrensd door een linksonder- en een rechtsbovenhoekpunt met Rijksdriehoekscoördinaten van (162000, 355000) en (177000, 370000). Het studiegebied is opgedeeld in rekencellen van 25 bij 25 meter. Voor elke rekencel is het plaatsgebonden risico berekend in het midden van de cel. 4.3 Berekeningsresultaten Voor vliegveld Teuge zijn de plaatsgebonden risico’s berekend zonder en met meteotoeslag op het aantal bewegingen. De invoer en de resultaten van de berekeningen zijn gekoppeld aan unieke NLR-berekeningsnummers die voor de analyse van Teuge vermeld staan in tabel 1. Tabel 1: NLR-berekeningsnummers van risicoberekeningen luchthaven Teuge Verkeer NLR berekeningsnummer BKL+Ke+heli zonder meteotoeslag 1492114_12102931 BKL+Ke+heli met meteotoeslag 1492114_12102932 4.4 Plaatsgebonden risicocontouren Uit de berekeningen zijn plaatsgebonden risicocontouren bepaald van 10-5 mét en 10-6 zónder meteotoeslag. De risicocontouren zijn vervolgens in overleg met het bevoegd gezag geometrisch gestileerd volgens de richtlijnen in de RBML. Voor stilering van de risicocontouren zijn de volgende uitgangspunten uit Bijlage 2 van de RBML toegepast: 4. Lange smalle uitlopers van risicocontouren (zogenaamde ‘risicostaarten’) kunnen afgekapt worden op een bepaalde afstand van de baankop. De afstand voor afkap van de contour is ofwel; 10 NLR-CR-2012-231 a. de afstand waar de breedte B van de contour smaller wordt dan 60m, of b.de afstand waar de contour smaller is dan 2% van de lengte L van de contour (B < 0,02L). Voorbeeld: afkap van de contour op 3500m van de baankop als de contour daar smaller wordt dan 70m. 5. Eilanden in het verlengde van de contour kunnen worden weggelaten indien smaller dan 60 meter. 7. Bij circuits is afkap mogelijk na de eerste en voor de laatste bocht van 90 graden in het horizontale vlak ten opzichte de baan. De resulterende plaatsgebonden risicocontouren van 10-5 mét en 10-6 zónder meteotoeslag zijn gepresenteerd in figuur 1. In de figuur zijn eveneens de grenzen van luchtvaartterrein Teuge aangegeven. De contouren zijn weergegeven op een achtergrondkaart die ontleend is aan gegevens van de Topografische Dienst te Emmen. -5 Figuur 1: Gestileerde plaatsgebonden risicocontouren voor risicowaarden 1.10 (rood) met -6 meteotoeslag en 1.10 (blauw) zonder meteotoeslag. Donkerbruine contour is grens luchthaventerrein De (gestileerde) risicocontouren lopen vanaf de baaneinden tot ver buiten het luchthaventerrein. Van deze contouren zijn alleen de delen van belang die buiten het officiële luchthaventerrein liggen. Op het luchthaventerrein zelf hebben de risicocontouren geen beleidsmatige betekenis. 11 NLR-CR-2012-231 Van het gebied binnen de 10-5 contour valt alleen aan de westzijde een gedeelte buiten het luchthaventerrein. Van het gebied binnen de 10-6 contour valt aan beide baaneinden het grootste deel buiten het luchthaventerrein. In de figuren 2 en 3 zijn de risicocontouren op grotere schaal gepresenteerd in de omgeving van beide baaneinden. Figuur 2: Plaatsgebonden risicocontouren ter plaatse van baaneinden 09 en 09Z voor de -5 -6 waarden 1.10 met meteotoeslag (rood) en 1.10 zonder meteotoeslag (blauw) Figuur 3: Plaatsgebonden risicocontouren ter plaatse van baaneinden 27 en 27Z voor de -5 -6 waarden 1.10 met meteotoeslag (rood) en 1.10 zonder meteotoeslag (blauw) 12 NLR-CR-2012-231 Referenties 1. Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu houdende omzetting van bepalingen omtrent het luchthavenluchtverkeer uit het aanwijzingsbesluit van de luchthaven Teuge, in verband met de vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens (Omzettingsregeling luchthaven Teuge), Nr. VENW/BSK2010/214986, Staatscourant Nr. 20764, dd. 30 december 2010. 2. Lden-berekeningsrapport t.b.v. het omzettingsbesluit. Luchthaven Teuge. ADECS, rapport v&w100405.EHTE.rap, december 2010. 3. Regeling houdende regels voor burgerluchthavens (Regeling burgerluchthavens), Staatscourant Nr. 12507, dd. 27 juni 2012. Bijlage 2: Voorschrift voor de berekening en bepaling van de 10-5 en 10-6 plaatsgebonden risicocontouren en het Totaal risicogewicht voor overige burgerluchthavens. 13 NLR-CR-2012-231 Appendix A A.1 Overzicht verkeersgegevens Vliegtuig- en helikoptertypen Tabel A.1 geeft een overzicht van de in de risicoanalyse gebruikte vliegtuig- en helikoptertypen. Aangegeven zijn de ICAO-afkorting, het MTOW en de generatie en het verkeerstype zoals in het externe veiligheidsmodel gebruikt worden. Tabel A.1: Vliegtuig- en helikoptertypes van BKL-verkeer, straalverkeer en heliverkeer Vliegtuigtype/ helikoptertype Cessna 150M Cessna 172M Cessna 182P Cessna 310R Cessna 501 Cessna 525 Eurocopter EC-135 Robinson R-22 Afkorting C150 C172 C182 C310 C501 C525 EC35 R22 MTOW (ton) 0.73 1.09 1.34 2.50 5.38 4.81 2.91 0.62 Verkeerstype in EV model Licht1500 Licht1500 Licht1500 Licht5700 Business jet Business jet HMT **) H1P **) Opmerking heavy *) heavy *) *) ‘heavy’ betekent dat dit vliegtuigtype in de berekening beschouwd wordt als zwaar verkeer. **) HMT is Multi turbine engine helicopter, H1P is Single piston engine helikopter A.2 Bewegingen BKL-verkeer Tabel A.2 geeft het aantal bewegingen BKL-verkeer per segment. Tabel A.2: Aantal bewegingen BKL-verkeer per segment (zonder meteotoeslag) Segment Starts en landingen 34642 Overland Terrein Para Zweefsleep Reclame Totaal aantal bewegingen Circuit starts en landingen 33106 4915 1827 1910 BKL verkeer 1827 3820 Totaal 34642 33106 4915 3654 5730 82047 In tabel A.3 staat het relatieve aantal bewegingen BKL-verkeer per baanrichting zonder en met meteotoeslag. Tabel A.3: Relatief aantal bewegingen BKL-verkeer per baanrichting zonder en met meteotoeslag Baanrichting 09 27 09Z 27Z Baangebruik zonder meteotoeslag 38.6 % 61.4 % 38.6 % 61.4 % Baangebruik met meteotoeslag (%) 48.6 % 71.4 % 48.6 % 71.4 % 14 NLR-CR-2012-231 A.3 Bewegingen Ke-verkeer straalvliegtuigen In tabel A.4 staan de invoergegevens zonder en met meteotoeslag van het Ke-verkeer van straalvliegtuigen. Tabel A.5 geeft de verdeling per baanrichting. Tabel A.4: Invoergegevens van het Ke-verkeer straalvliegtuigen Baanrichting route 09 Str_out 09 Str_out 09 Str_in 09 Str_in 27 Str_out 27 Str_out 27 Str_in 27 Str_in Totaal aantal bewegingen STart/ LAnding ST ST LA LA ST ST LA LA AC-type Aantal bewegingen zm mm 50 62.5 50 62.5 50 62.5 50 62.5 75 87.5 75 87.5 75 87.5 75 87.5 500 600 C501 C525 C501 C525 C501 C525 C501 C525 Note: ‘zm’ is zonder meteotoeslag, ‘mm’is met meteotoeslag. Tabel A.5: Aantal bewegingen straalvliegtuigen per baanrichting zonder en met meteotoeslag Baanrichting 09 27 Totaal Aantal bewegingen zm mm 200 250 300 350 500 600 Relatief aandeel zm mm 40 % 50 % 60 % 70 % 100 % 120 % Note: ‘zm’ is zonder meteotoeslag, ‘mm’is met meteotoeslag. A.4 Bewegingen Ke-verkeer helikopters In tabel A.6 staan de invoergegevens zonder en met meteotoeslag van het Ke-verkeer helikopters. Een toelichting op de start- en landingsplaats staat in hoofdstuk . Tabel A.7 geeft de verdeling per start- en landingsplaats. Tabel A.6: Verkeersgegevens van het helikopterverkeer Start-/landings sector plaats EST Start_startpunt_oost EST Start_startpunt_oost WLD Land_landpunt_west WLD Land_landpunt_west WST Start_startpunt_west WST Start_startpunt_west ELD Land_landpunt_oost ELD Land_landpunt_oost Totaal aantal bewegingen STart/ LAnding ST ST LA LA ST ST LA LA Note: ‘zm’ is zonder meteotoeslag, ‘mm’is met meteotoeslag. 15 Helitype EC35 R22 EC35 R22 EC35 R22 EC35 R22 Aantal bewegingen zm mm 68.25 85.31 204.75 255.94 68.25 85.31 204.75 255.94 102.38 119.44 307.13 358.32 102.38 119.44 307.13 358.32 1365.02 1638.02 NLR-CR-2012-231 Tabel A.7: Verkeersaandeel per locatie in start en landing, zonder en met meteotoeslag Start-/landings plaats WST WLD EST ELD Relatief aandeel zm mm 30 % 35 % 20 % 25 % 20 % 25 % 30 % 35 % Opmerking ST in richting 27 LA in richting 09 ST in richting 09 LA in richting 27 Note: ‘zm’ is zonder meteotoeslag, ‘mm’is met meteotoeslag. 16 NLR-CR-2012-231 Appendix B Ligging baaneinden Begin en einde van de routes is gebaseerd op de ligging van het begin- en eindpunt van de starten landingsbaan. Tabel B.1 geeft de ligging in Rijksdriehoekscoördinaten van de baaneinden (drempels) voor de start- en landingsbaan die gebruikt worden door BKL-verkeer (m.u.v. zweefsleepverkeer) en Ke-verkeer. Voor het zweefsleepverkeer zijn de baandrempels gegeven in tabel B.2. Op de luchthaven Teuge zijn geen verschoven baandrempels in de landing. Tabel B.1: Ligging baandrempels van start- en landingsbanen voor verkeer (m.u.v. zweefsleep) Baaneinde 09 27 X-coördinaat [m] 199.697 200.892 Y-coördinaat [m] 472.912 473.010 Nominale baanlengte 1.199 meter Tabel B.2: Ligging baandrempels van start- en landingsbanen voor zweefsleepverkeer Baaneinde 09Z 27Z X-coördinaat [m] 199.770 200.445 Y-coördinaat [m] 473.075 473.132 Omdat voor de start en landing van het helikopterverkeer op Teuge het grote circuit gebruikt wordt, wordt aangenomen dat de baaneinden uit tabel B.1 tevens het begin- of eindpunt van de vlucht zijn. Tabel B.3 geeft voor het helikopterverkeer de coördinaten van de start- en landingspunten. Tabel B.3: Ligging start- en landingspunten voor het helikopterverkeer Baaneinde WST WLD EST ELD X-coördinaat [m] 199.697 199.697 200.892 200.892 Y-coördinaat [m] 472.912 472.912 473.010 473.010 Vanuit deze punten zijn de sectoren gedefinieerd voor start en landing in de verschillende richtingen. Aangenomen is dat de helikopters op 09 en 27 ‘straight in’ en ‘straight out’ vliegen met aan beide zijden een sector van 5 graden vanaf de start- of landingsplaats waarbinnen 95% van de vluchten normaal zal plaatsvinden. De resterende 5 % is verdeeld over de overige twee sectoren van elk 170 graden. 17 NLR-CR-2012-231 Figuur B.1 geeft een overzicht van de locatie en naamgeving van de begin- en eindpunten van 09 27 routes en sectoren voor het starten en landen van helikopters. Definitie punt Rwy 09 - fixed wing startpunt WST - heli startpunt west WLD - heli landingspnt west Definitie punt Rwy 27 - fixed wing start EST - heli startpunt oost ELD - heli landingspunt oost Figuur B.1: Locatie en naamgeving van de verschillende definitiepunten 18 Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek De Zanden te Teuge gemeente Voorst Opdrachtgever Status: Definitief Paraaf Datum Gemeente Voorst Postbus 9000 Projectleider 7390 HA Twello drs. H. Kremer Projectnummer Autorisatie Synthegra Rapport S110184 drs. E.A. Schorn (senior prospector) Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Fax +31 (0)88 81 81 989, Internet: www.synthegra.nl 15-12-2011 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 COLOFON Opdrachtgever : Gemeente Voorst teTwello Project : De Zanden te Teuge Projectnummer : S110184 Titel : Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoekverkennend booronderzoek, De Zanden te Datum : 15-12-11 Teuge Projectleider : drs. H. Kremer (prospector, KNA archeoloog) Auteurs : drs. H. Kremer (prospector, KNA archeoloog) drs. R.N. Nillesen (historicus) Autorisatie : drs. E.A. Schorn (senior prospector) Druk : Synthegra bv, Doetinchem ISSN : 1874-9771 Synthegra bv Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Fax +31 (0)88 81 81 989, Internet: www.synthegra.nl © Synthegra bv, 2011 © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 2 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 INHOUD ADMINISTRATIEVE GEGEVENS 4 SAMENVATTING 5 1 INLEIDING 1.1 Onderzoekskader 1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen 1.3 Ligging en huidige situatie plangebied 1.4 Toekomstige situatie plangebied 7 7 7 8 8 2 BUREAUONDERZOEK 2.1 Methode 2.2 Landschapsgenese 2.3 Archeologische waarden in en rondom het plangebied 2.4 Historische ontwikkeling 2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting 9 9 9 15 18 21 3 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK 3.1 Methode 3.2 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens 3.3 Archeologische indicatoren 3.4 Archeologische interpretatie 23 23 23 24 24 4 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 4.1 Inleiding 4.2 Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen 4.3 Aanbevelingen 26 26 26 27 LITERATUUR EN KAARTEN 28 Bijlagen: Bijlage 1: Overzicht van de relevante geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2: Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS waarnemingen Bijlage 3: Boorpuntenkaart Bijlage 4: Boorprofielen © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 3 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 Administratieve gegevens Toponiem : De Zanden Plaats : Teuge Gemeente : Voorst Provincie : Gelderland Projectnummer : S110184 Bevoegde overheid : Gemeente Voorst, adviseur namens de gemeente, drs. N. Vossen, regio archeoloog Opdrachtgever : Gemeente voorst Uitvoerende instantie : Synthegra bv Datum uitvoering veldwerk : 01 en 02-09-2011 Uitvoerders veldwerk : drs. H. Kremer (prospector, KNA archeoloog) dhr. G. Kleijn Winkel (veldmedewerker) Onderzoeksmelding (ARCHIS) : 48.153 Datum onderzoeksmelding : 24-08-2011 Onderzoeksnummer (ARCHIS) : 39.613 Kaartblad : 33B Periode : laat-paleolithicum tot en met nieuwe tijd Oppervlakte : Circa 9,4 ha Perceelsnummers : gemeent Twello, sectie D, nummers 1257, 1233, 1451 (ged.), 893 en gemeente Voorst sectie P, nummers 538 en 563 (ged.) Grondgebruik : braakliggend, akkerland en grasland Geologie : Fluvioperiglaciale afzettingen (Formatie van Boxtel) (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel) Geomorfologie : dekzandrug, dekzandvlakte en droog dal Bodem : verstoord Depot : Documentatie en vondsten zullen worden aangeleverd aan het Provinciaal Depot van Gelderland, te Nijmegen De onderzoekslocatie wordt omsloten door de volgende vier coördinaten: Noordwest X: 200.260 Y: 472713 Noordoost X: 200.730 Y: 472713 Zuidoost X: 200.730 Y: 472341 Zuidwest X: 200.260 Y: 472341 © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 4 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 Samenvatting Inleiding Synthegra heeft in opdracht van de Gemeente Voorst een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanprocedure op een terrein gelegen ten noorden van de bebouwde kom van Teuge. Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek De specifieke verwachting uit het bureauonderzoek wordt weergegeven in onderstaande tabel. Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen laat- Hoog Bewoningssporen, tijdelijke Onder de bouwvoor (vanaf paleolithicum – Voor de kampementen: vuursteen artefacten, circa 30 cm beneden mesolithicum dekzandrug haardkuilen maaiveld) Laag Bewoningssporen, tijdelijke Onder de bouwvoor (vanaf Voor de kampementen: vuursteen artefacten, circa 30 cm beneden dekzandvlakte/ haardkuilen maaiveld) dal neolithicum – Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten Onder de bouwvoor (vanaf vroege laag aardewerk, natuursteen, circa 30 cm beneden middeleeuwen gebruiksvoorwerpen maaiveld) tot in de Chorizont late hoog – rond Vanaf het maaiveld tot diep middeleeuwen – 19e eeuwse in de C-horizont nieuwe tijd bebouwing in centraal oostelijke deel laag – rest van het plangebied Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode. Archeologische interpretatie veldonderzoek De natuurlijke bodem is in het hoger gelegen deel van het plangebied verstoord door recente graafwerkzaamheden. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Deze worden in de top van de C-horizont verwacht. Aangezien de bodem tot diep in de C-horizont is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. De hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum ter plaatse van het hoger gelegen deel van het plangebied kan daarom naar laag worden bijgesteld. Het onderzoek heeft de ligging van het oostelijke deel van het plangebied in een depressie bevestigd, en ook hier zijn bodemverstoringen aangetroffen zodat de lage verwachting voor deze periode voor dit deel van het plangebied kan worden gehandhaafd. © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 5 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de Chorizont reiken. Met uitzondering van boring 43, 49, 55 en 57 tot en met 60 is de bodem tot diep in de Chorizont verstoord en is het archeologische niveau niet meer intact. Op basis van het bureauonderzoek werden ook geen archeologische resten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen verwacht. De lage verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kan gehandhaafd blijven. Voor het oostelijke deel van het plangebied gold een hoge verwachting voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd in verband met de ligging binnen een bufferzone van een historisch erf. Uit het booronderzoek blijkt dat de bodem verstoord is. Op basis van deze conclusie wordt de hoge verwachting voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd voor oostelijke deel van het plangebied naar laag bijgesteld en de lage verwachting voor de rest van het plangebied gehandhaafd. Aanbeveling Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd. Dit advies is overgenomen door de gemeente Voorst die vervolgens een selectiebesluit neemt. © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 6 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 1 Inleiding 1.1 Onderzoekskader Synthegra heeft in opdracht van de Gemeente Voorst een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein gelegen ten noorden van de bebouwde kom van Teuge (afbeelding 1.1). Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanprocedure. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van een woonwijk. De diepte van de toekomstige bodemverstoring is op dit moment onbekend, maar uitgaande van de aanleg van bouwputten voor de bebouwing zal de bodem waarschijnlijk tot in het archeologische niveau worden verstoord, dat in dit gebied vanaf 30 cm beneden maaiveld verwacht kan worden. Door de graafwerkzaamheden die zullen gaan plaatsvinden, kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden verloren gaan. Daarom is op basis van het Verdrag van Malta, waaruit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 is voortgevloeid, voorafgaand aan de graafwerkzaamheden archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 1 versie 3.2 . Het veldwerk is uitgevoerd op 1 en 2 september 2011. De bevoegde overheid, de gemeente Voorst, beschikt over een Archeologische Verwachtings- of 2 Beleidsadvieskaart. Volgens het vigerende beleid dient voor het plangebied een bureauonderzoek opgesteld te worden en/of een inventariserend veldonderzoek te worden uitgevoerd in de vroegste fase van de planvorming. De bevoegde overheid, de gemeente Voorst, zal de resultaten van het onderzoek toetsen en een selectiebesluit nemen. 1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden. Het doel van het verkennend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel door de intactheid van de bodemopbouw vast te stellen. De volgende onderzoeksvragen zullen worden beantwoord: x x Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact? In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied? 1 SIKB 2010. 2 (Raap-rapport 1855) © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 7 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 1.3 Ligging en huidige situatie plangebied Het plangebied is circa 9,4 ha groot en ligt ten noorden van de bebouwde kom van Teuge (afbeelding 1.1). Het terrein wordt in het noorden begrensd door het vliegveld Teuge, in het oosten door grasland, in het zuiden door (bebouwing aan) de Rijksstraatweg en in het westen door bebouwing aan De Zanden. Het plangebied is in hoofdzakelijk braakliggend, begroeid met boomopslag en dichte bosschages en een deel is in gebruik als grasland en akker. De hoogte van het maaiveld varieert van circa 4,2 m in het noordoosten tot 5,0 m +NAP in 3 het westen van het plangebied (Normaal Amsterdams Peil). Afbeelding 1.1: Het plangebied op google maps aangegeven met het rode kader. Voor deze weergave is gekozen omdat een topografische kaart met daarop de recente aanpassing van de weg De Zanden ten noorden van het plangebied niet voorhanden was. 1.4 Toekomstige situatie plangebied De exacte inrichting van het plangebied is op dit moment nog onbekend. Binnen het plangebied zal woningbouw ontwikkeld worden. 3 Hoogteligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) in m NAP geraadpleegd op www.ahn.nl © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 8 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 2 Bureauonderzoek 2.1 Methode Tijdens het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied opgesteld. Dit is gedaan door het raadplegen van voor de archeologie relevante (schriftelijke) bronnen. Voor het bureauonderzoek zijn met name gegevens over bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied verzameld. Dit is aangevuld met historisch en fysischgeografisch onderzoek, waarbij informatie over vroeger grondgebruik is verkregen door de analyse van historische kaarten en tevens gegevens over de geologie, geomorfologie en bodem zijn bestudeerd. 2.2 Landschapsgenese Voor het bepalen of, waar en uit welke periode archeologische resten kunnen worden verwacht, zijn de volgende bronnen met betrekking tot de landschapsgenese geraadpleegd: x x Geologische Kaart, schaal 1:600.000 x Bodemkaart, schaal 1:50.000 x Geomorfologische Kaart, schaal 1:50.000 Relevante achtergrondliteratuur Voor de geologische beschrijving is gebruik gemaakt van de Lithostratigrafische Indeling van de Ondiepe 4 Ondergrond. Zie voor een overzicht van de geologische en archeologische perioden bijlage 1. Geologie en geomorfologie Het plangebied ligt op de grens tussen het pleistocene zandgebied in het westen en de holocene riviervlakte van de rivier de IJssel in het oosten. Het landschap heeft zijn huidige reliëf vooral tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (circa 115.000 – 11.755 jaar geleden), gekregen. Volgens de Geologische overzichtskaart van Nederland komen in het plangebied dan ook afzettingen voor die in deze periode zijn afgezet, namelijk 5 fluvioperiglaciale afzettingen bedekt met dekzand. Deze afzettingen zijn in het Holoceen (circa 11.755 jaar geleden tot heden) bedekt met een dunne laag rivierklei van de IJssel. In het Weichselien heeft het landijs Nederland niet bereikt, maar is het klimaat wel koud en droog. Gedurende een zeer koude periode, het Pleniglaciaal (circa 75.000 – 15.700 jaar geleden), is de ondergrond periodiek permanent bevroren geweest en heeft het regen- en sneeuwsmeltwater over het oppervlak afgestroomd. Hierdoor zijn fluvioperiglaciale afzettingen, ook wel sneeuwsmeltwaterafzettingen genoemd, gevormd en dalen uitgesleten. Het zuidoostelijk deel van het plangebied ligt in een dal dat in deze periode is gevormd (afbeelding 2.1, code 2R2). In de regio van het plangebied komen de fluvioperiglaciale afzettingen dicht aan het oppervlak voor en zijn afgezet in de vorm van welvingen en vlaktes. Op de geomorfologische kaart ligt ten westen van het plangebied een vlakte van sneeuwsmeltwaterafzettingen (afbeelding 2.1, code 2M7). De fluvioperiglaciale afzettingen zijn zeer divers en bestaan uit fijn en grof zand, soms met grind, leemlagen en 4 De Mulder et al. 2003 en via www.dinoloket.nl: Dinoloket, Standaarden, Lithostratigrafische Nomenclator van de Ondiepe 5 TNO Bouw en Ondergrond 2008. Ondergrond. © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 9 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 plantenresten en worden tot de Formatie van Boxtel gerekend. 6 Volgens de bodemkaart worden fluvioperiglaciale afzettingen binnen 1,2 m beneden maaiveld verwacht (afbeelding 2.3, toevoeging …g bij de code van het bodemtype). LEGENDA 3K14 : dekzandrug, eventueel bedekt met oud bouwlanddek 3L5 : golvende dekzandvlakte 2M7 : vlakte van sneeuwsmeltwaterafzettingen 3L3 : welvingen in sneeuwsmeltwaterafzettingen 2R2 : dalvormige laagte, zonder veen 2M25 : rivieroverstromingsvlakte Afbeelding 2.1: Ligging van het plangebied op de Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: ARCHIS2, www.archis2.archis.nl, het registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). De fluvioperiglaciale afzettingen zijn later grotendeels bedekt met dekzand. In de koudste en droogste perioden van het Weichselien, met name tijdens het Laat Pleniglaciaal (circa 26.000 – 15.700 jaar geleden) en in sommige perioden van het Laat-Glaciaal (circa 15.700 – 11.755 jaar geleden) is de vegetatie vrijwel 7 verdwenen geweest. Hierdoor heeft op grote schaal verstuiving opgetreden en is dekzand afgezet. Dit (vaak lemige) zand is kalkloos, fijnkorrelig (150 – 210 Pm), goed afgerond, goed gesorteerd en arm aan grind en 6 Berendsen 2004, 189. 7 Berendsen 2004, 113. © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 10 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 8 wordt tot het Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel gerekend. Het reliëf, dat hierbij in het landschap is ontstaan, wordt gekenmerkt door vlaktes, depressies en dekzandkopjes, afgewisseld met 9 langgerekte ruggen. Op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN) is goed te zien dat het plangebied overwegend hoog gelegen is (oranjegele kleuren, afbeelding 2.2) en dus waarschijnlijk op een dekzandrug ligt (afbeelding 2.1, code 3K14). De rivieroverstromingsvlakte (afbeelding 2.1, code 2M25) waar het noordoostelijk deel van het plangebied in ligt en het dal waar het zuidoostelijk deel van het plangebied in ligt (afbeelding 2.1, code 2R2) zijn op het AHN duidelijk te herkennen als lager gelegen gebied (blauwe tot groene kleuren, afbeelding 2.2). Het hoogteverschil tussen de dekzandrug en het lager gelegen dal en de overstromingsvlakte bedraagt ongeveer 70 cm. LEGENDA Blauw : lager dan 4,3 m +NAP Groen : 4,3 – 4,7 m +NAP Geel : 4,7 – 4,9 m +NAP Oranje : 4,9 – 5,4 m +NAP Rood : hoger dan 5,4 m +NAP Afbeelding 2.2: Ligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN), aangegeven met het rode kader (Bron: www.ahn.nl). In het Holoceen (circa 11.755 jaar geleden tot heden) is het klimaat warmer en vochtiger geworden. Het dekzand is door de toenemende vegetatie vastgelegd en de beken hebben zich ingesneden. De beken volgen 8 Berendsen 2004, 190. 9 www.ahn.nl © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 11 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 de natuurlijke laagten in het landschap, zoals de eerder gevormde pleistocene dalen. Een goed voorbeeld hiervan is de Groote wetering (de voormalige Kromme Beek), die in het dal langs de oostgrens van het plangebied stroomt. De huidige IJssel ligt hemelsbreed circa 5,5 kilometer ten noordoosten van het plangebied. De invloed van de IJssel heeft echter ver landinwaarts gereikt. Op de geomorfologische kaart ten oosten van het plangebied is de uiterst westelijke punt van een rivieroverstromingsvlakte aangegeven (afbeelding 2.1, code 2M25). Deze rivieroverstromingsvlakten zijn over grote oppervlakken ontstaan, waarbij dekzandvlaktes en lage dekzandruggen zijn verspoeld en bedekt met een laag zandige klei. Maar ook buiten de rivieroverstromingsvlakte richting het westen is nog een dunne laag klei afgezet. Deze kleilaag is op de bodemkaart aangegeven met de toevoeging k… bij de code van het bodemtype. Volgens deze kaart is in het plangebied een (zandige) kleilaag afgezet van 15-40 cm dik. Er bestaat discussie over wanneer de rivier de IJssel actief is geworden. Recent onderzoek wijst erop dat in het zuidelijke deel van de IJssel de sedimentatie mogelijk rond 600 n. Chr. is begonnen. 10 Waarschijnlijk heeft de Rijn in deze periode verbinding gemaakt met het IJsseldal. Vermoedelijk zijn vanaf deze periode grote oppervlakken van het dekzandgebied door de IJssel overstroomd. Voordat deze gebeurtenis plaatsvond, hebben in het dal waarschijnlijk locale beken afgewaterd en was de rivieroverstromingsvlakte een dekzandvlakte. Herinterpretatie van dateringen geeft aan dat het noordelijke deel van de IJssel mogelijk pas rond 950 n. Chr. een actieve sedimentatie heeft gekend. In de late middeleeuwen is de rivier bedijkt, waardoor afgezien van overstromingen ten gevolge van dijkdoorbraken geen sediment meer is afgezet. Bodem Volgens de bodemkaart komen in het plangebied hoofdzakelijk beekeerdgronden in lemig fijn zand voor waarop een dunne kleilaag is afgezet (afbeelding 2.3, code kpZg23g). Het grove zand en/of grind wordt aangetroffen tussen 40-80 cm beneden maaiveld en is ten minste 40 cm dik, of wordt aangetroffen vanaf 120 cm beneden maaiveld en dieper. In de oostelijke randzone van het plangebied komen kalkloze poldervaaggronden (afbeelding 2.3, code Rn62Cp) voor. Pleistoceen zand wordt hier verwacht tussen 40-120 cm beneden maaiveld. Beekeerdgronden zijn kenmerkend voor relatief laaggelegen gronden, waar de grondwaterstand hoog staat. In de voorgaande tekst is geconcludeerd dat het plangebied op een dekzandrug ligt. Het plangebied ligt ook relatief hoog ten opzichte van het omringende landschap, maar absoluut gezien ligt het vrij laag. Dit is ook de reden waarom beekeerdgronden zijn ontstaan en de IJssel een dunne kleilaag heeft afgezet. De beekeerdgronden hebben een donkere, zwarte, humusrijke bovengrond, die dunner is dan 50 cm. 11 Deze eerdlaag is onder natuurlijke omstandigheden ontstaan. Op de laaggelegen gronden wordt veel organisch materiaal geproduceerd, maar is de afbraak laag, vanwege de hoge grondwaterstand. Dit leidt tot het ontstaan van een eerdlaag. 12 Hieronder ligt direct de C-horizont. 10 Makaske e.a. 2008, 355. 11 De Bakker en Schelling 1989, 147. 12 De Bakker en Schelling 1989, 147 © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 12 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 Bij een poldervaaggrond heeft nog weinig of geen bodemvorming plaatsgevonden, omdat het sediment jong is. Daarom zegt de intactheid van deze bodems niets over de intactheid van eventuele vindplaatsen die zich op grotere diepte bevinden. De poldervaaggronden worden gekenmerkt door een iets donkere bouwvoor (Aphorizont), die nauwelijks in kleur verschilt van de onderliggende C-horizont. Op de bodemkaart staan de gemiddelde grondwaterstanden aangegeven met zogenaamde grondwatertrappen. Het hele plangebied wordt gekenmerkt door een hoge grondwaterstand (grondwatertrap III). Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand binnen 40 cm beneden maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 80-120 cm beneden maaiveld wordt aangetroffen. 13 13 Stiboka 1979, 22. © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 13 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 LEGENDA pZg23g : beekeerdgronden cHn23 : laarpodzolgronden bEZ23 : hoge bruine enkeerdgronden Rn62C : poldervaaggronden …g : grof zand en of grind beginnend tussen 40-80 cm beneden maaiveld en ten minste 40 cm dik, of beginnend dieper dan 120 cm beneden maaiveld en doorgaand tot dieper dan 120 cm beneden maaiveld …p : pleistoceen zand beginnen tussen 40-120 cm beneden maaiveld k… : (zandig) kleidek van 15-40 cm dik Afbeelding 2.3: Ligging van het plangebied op de Bodemkaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: ARCHIS2, www.archis2.archis.nl, het registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 14 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 2.3 Archeologische waarden in en rondom het plangebied In deze paragraaf wordt gekeken of binnen en rond het plangebied archeologische en/of ondergrondse bouwhistorische waarden bekend zijn. Hiervoor zijn de volgende bronnen binnen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE, de voormalige RACM) geraadpleegd: x x x Centraal Archeologisch Archief (CAA) Centraal Monumenten Archief (CMA) Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II) Daarnaast zijn de volgende bronnen geraadpleegd: x x Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant x Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Voorst x gegevens van de Oudheidkundige Kring Voorst x Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH) gegevens van de Archeologische Werkgroep Nederland (AWN) afdeling 18 Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) van de RCE geldt voor het plangebied grotendeels een lage archeologische verwachting. Voor het meest oostelijke deel van het plangebied geldt een middelhoge verwachting (bijlage 2). Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Gelderland heeft het plangebied een lage archeologische waarde. Deze kaarten zijn indicatief en zullen voor het opstellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel worden genuanceerd en gepreciseerd, aangezien uit deze kaarten niet blijkt wat de aard en ouderdom is van de te verwachten archeologische resten. Op de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Voorst heeft het plangebied voornamelijk een middelhoge archeologische verwachtingswaarde (afbeelding 2.4, AV-categorie 6), met uitzondering van de oostelijke randzone waarvoor een lage verwachting geldt (afbeelding 2.4, AV-categorie 7) Het zuidoostelijke deel van het plangebied valt tevens binnen een archeologisch waardevol gebied en ligt binnen de bufferzone van 200 m in verband met een ten oosten van het plangebied gelegen historisch erf (afbeelding 2.4, AWG categorie 3). Vanwege het gedetailleerde schaalniveau wordt deze kaart als leidend beschouwd. Uit de archieven en ARCHIS II van de RCE blijkt dat binnen het plangebied geen archeologische monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen aanwezig zijn (bijlage 2). Uit de directe omgeving (binnen een straal van 500 m) is één monument en zijn drie waarnemingen en drie onderzoeksmeldingen bekend. Uit de gegevens van de KICH blijkt dat binnen het plangebied geen (ondergrondse) bouwhistorische waarden aanwezig zijn. 14 14 www.kich.nl © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 15 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 Afbeelding 2.4: Ligging van het plangebied op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Voorst, aangegeven met het blauwe kader (Bron: RAAP 2009, kaartbijlage 1 Noord). © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 16 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 Monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 500 m van het plangebied: Monumentnummer 12.833 en waarnemingsnummers 7.853 en 21.536 Ten noordoosten van Teuge, op circa 500 m van het plangebied, bevindt zich een terrein waar in de late jaren ’80 en begin jaren ’90 meerdere aardewerkvondsten zijn gedaan (waarnemingsnummers 7.853 en 21.536). Het betreft waarschijnlijk een nederzettingsterrein uit de late middeleeuwen (monumentnummer 12.833). Waarnemingsnummer 3.096 en onderzoekmelding 3.625 RAAP heeft in 2001 een booronderzoek uitgevoerd op een terrein dat tegen de zuidwestelijke grens van het plangebied ligt. De bodem is tot 70 cm beneden maaiveld verstoord en zodoende is geen vervolgonderzoek geadviseerd (onderzoeksmelding 3.625). Op dit terrein is in 1972 een munt van de Romeinse keizer Titus (7981 na Chr.) gevonden (waarnemingsnummer 3.096). Onderzoekmelding 33.145 In 2009 heeft Archeomedia een booronderzoek uitgevoerd voor een locatie circa 375 m ten zuidwesten van het plangebied. De resultaten van het onderzoek staan nog niet in Archis vermeld. Onderzoeksmelding 43.274 Ten noordwesten van het plangebied, op een afstand van circa 160 m, is door Synthegra in 2010 een bureauen booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan De Zanden 37. In geen van de boringen zijn indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Tijdens het booronderzoek is geconcludeerd dat de voormalige bebouwing inclusief funderingen zijn gesloopt. Een fragment baksteen ter e e plaatse van boring 1 uit de 17 -18 eeuw wijst wel op historische bebouwing van de hoeve Het Haverkamp, maar waarschijnlijk zijn de eventueel oudere aanwezige funderingsresten tijdens de sloopwerkzaamheden verwijderd. De kans dat binnen het plangebied een intacte archeologische vindplaats aanwezig is, wordt daarom klein geacht. Voor het plangebied werd daarom geen vervolgonderzoek geadviseerd. 15 De Oudheidkundige Kring Voorst en AWN afdeling 18 zijn via email benaderd met de vraag of bij hen nog informatie uit het plangebied bekend is (die niet bij de RCE is gemeld), maar hebben nog niet gereageerd. 15 Koeman en Hagens 2010, Synthegra rapport S100274. © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 17 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 2.4 Historische ontwikkeling Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal en relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd, dat in onderstaande paragraaf is weergegeven. Teuge is ontstaan als een lintdorp aan de huidige Rijksstraatweg N344. De eerste vermelding van het dorp, als opten Toeghe, vinden we in het jaar 1448. In het jaar 1424 is al melding van ‘de groote wetering die over 16 den toge gaat’. Het woord ‘toghe’ is waarschijnlijk afkomstig van een locatie waar werd gevist, een visplaats. e e In de 13 en 14 eeuw werden de zogenaamde markegenootschappen opgericht. Deze organen moesten ervoor waken dat de nog niet in cultuur gebrachte gronden niet ongecontroleerd werden ontgonnen. Dit konden keuterontginningen zijn, maar ook ontginningen door toedoen van een landheer. Langzaam maar zeker namen deze marken de taken van de buurtschappen deels over. 17 Vanaf de late middeleeuwen behoorde Teuge en het plangebied tot de mark Teuge of Silvolde. Voorheen bestond de betreffende marke uit de kleinere marken Hunderen, Veldwijk en Schadewijk. 18 De huidige vorm van het dorp ontstond na de aanleg van het vliegveld Teuge in 1934. 19 Het plangebied bevindt zich ten zuiden van dit vliegveld. e 20 Op het minuutplan uit het begin van de 19 eeuw (afbeelding 2.5) is te zien dat de lintbebouwing ten zuiden van het plangebied aanwezig is. In het centraal-oostelijke deel van het plangebied is een boerderij aanwezig. 21 Deze is blijkens de gegevens van de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (OAT) , behorend bij het minuutplan, eigendom van de landbouwer Ludolf Beumer. Ten oosten van het plangebied is een waterloop aanwezig (de Kromme Beek). De percelen die ten westen van de Kromme Beek liggen, in het oostelijke deel van het plangebied, zijn voornamelijk in gebruik als weiland. De rest van het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit bouwland en een enkele boomgaard. Op de kaart uit 1905-1907 (afbeelding 2.6) zijn geen grote veranderingen in grondgebruik zichtbaar. Het plangebied is vrijwel geheel in gebruik als agrarisch gebied. In het zuidelijke deel van het plangebied, in de directe omgeving van de daar aanwezige bebouwing, zijn nog wel enkele boomgaardpercelen aanwezig. De boerderij van Beumer is ook op deze kaart het enige gebouw binnen het plangebied. 16 Van Berkel en Samplonius 2005, 440. 17 Baas 1999, 27. 18 Baas 1999, 28. 19 Stenvert e.a. 2000, 302. 20 www.watwaswaar.nl Gemeente Twello, sectie D, bladen 2 en 3. Minuutplans zijn de oorspronkelijke kadastrale kaarten die zijn vervaardigd vanaf 1811 en 1812 in navolging van de Fransen o.l.v. Napoleon Bonaparte. Het zijn grondbeschrijvingen (kadasters) van de gemeenten met hierop aangegeven de percelen, perceelnummers en gebouwen. 21 OAT = Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel. Dit is een register uit 1832 waarin diverse gegevens in vermeld staan die betrekking hebben op de betreffende percelen, zoals de eigenaar, beroep en woonplaats, alsmede het grondgebruik en de oppervlakte. © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 18 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 Afbeelding 2.5: Ligging van het plangebied op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw, aangegeven met het rode kader (Bron: www.watwaswaar.nl). Afbeelding 2.6: Ligging van het plangebied op de kaart uit 1905-1907, aangegeven met het rode kader (Bron: Uitgeverij Nieuwland 2005, Gelderland, blad 393-394). © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 19 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 Bodemverstoring Vanaf de jaren ’30 van de 20e eeuw zijn binnen het plangebied steeds meer woningen gebouwd.22 Op de topografische kaart uit 1998 (afbeelding 1.1) is te zien dat een groot deel van het plangebied aan het einde e van de 20 eeuw bestaat uit woningen, tuinen en toegangswegen naar de woningen. Naar verwachting is de bodem ter plaatse van de (recentelijk gesloopte) bebouwing verstoord als gevolg van het aanleggen en verwijderen van funderingen, kabels en leidingen. Binnen het plangebied zijn tevens enkele bodemverontreinigingen en saneringen bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan. 23 Deze saneringen zijn uitgevoerd in het centrale en zuidelijke deel van het plangebied (afbeelding 2.7, blauwe kleur). Afbeelding 2.7: Locatie van verontreinigingen en saneringen in de blauwe kleur, binnen het plangebied, aangegeven met het rode kader (Bron: www.gelderland.nl). 22 Diverse 20 eeuwse kaarten geraadpleegd via www.watwaswaar.nl 23 e Bodematlas geraadpleegd via www.gelderland.nl © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 20 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in tabel 2.1. Op de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Voorst heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachtingswaarde, met uitzondering van de oostelijke randzone waarvoor een lage verwachting geldt. Het zuidoostelijke deel van het plangebied valt tevens binnen een archeologisch waardevol gebied want het ligt binnen de bufferzone van 200 m van een historisch erf (afbeelding 2.4). Vanwege het gedetailleerde schaalniveau wordt deze kaart als leidend beschouwd. Het landschap heeft met name voor de prehistorische mens een belangrijke rol gespeeld in de keuze voor een bewoningsplaats. Het plangebied ligt hoofdzakelijk op een dekzandrug, de oostelijke rand ligt momenteel in een rivieroverstromingsvlakte maar voor het actief worden van de rivier de IJssel in de dekzandvlakte (noordoosten) en een droog dal (zuidoosten). Op basis van de ouderdom van het dekzand kunnen in het plangebied archeologische resten aanwezig zijn vanaf het laat-paleolithicum. Jager-verzamelaars uit het laat-paleolithicum en mesolithicum hebben als woon- en verblijfplaats vaak voor de flanken van hoger liggende terreingedeelten in het landschap gekozen, bij voorkeur in de buurt van open water. Water was een belangrijk gegeven, niet alleen voor het lessen van de dorst, nabij water heerst er ook een grotere biodiversiteit, wat de jacht en het verzamelen van plantaardig voedsel vergemakkelijkt. Het plangebied ligt overwegend op een dekzandrug en deels in een dekzandvlakte (in deze periode) en een dal. Mogelijk heeft het dal in het verleden (periodiek) water gevoerd. De dekzandrug is dus mogelijk een geschikte bewoningsplaats geweest. Daarom is aan het deel van het plangebied dat op een dekzandrug ligt een hoge verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum. Aan de lager gelegen dekzandvlakte en het dal is een lage verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het laatpaleolithicum en mesolithicum. Vuursteenvindplaatsen worden gekenmerkt door een vuursteenspreiding aan het toenmalige oppervlak en eventueel sporen in de vorm van ondiepe haardkuilen. De vuursteenartefacten kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn aangeploegd. In situ vondsten en sporen worden onder de eerdlaag van de beekeerdgrond verwacht. In de loop van het mesolithicum heeft door een stijgende grondwaterspiegel vernatting plaatsgevonden. Het bodemtype in het plangebied wijst erop dat de grondwaterspiegel in het plangebied hoog is komen te staan. Vanaf deze periode is een beekeerdgrond ontstaan. Vanaf het neolithicum ontstaan in onze streken de eerste landbouwculturen die gekenmerkt worden door sedentaire nederzettingen. In de beginperiode combineert men de eigen teelt met het jagen en verzamelen, maar geleidelijk stapt men over naar landbouw en veeteelt en worden jagen en verzamelen steeds minder belangrijk. De nederzettingen worden gekenmerkt door permanente woningen die soms diep in de grond gefundeerd waren. Voor de watervoorziening worden waterputten gegraven en in en nabij de nederzetting worden afvalkuilen gegraven. Deze sporen kunnen diep in de bodem reiken, waardoor een oppervlakkige verstoring enkel impact heeft op de bovenste delen van de sporen. Ondiepe sporen kunnen echter wel zijn verdwenen. Sporen uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kunnen onder de eerdlaag van de beekeerdgrond tot in de C-horizont worden aangetroffen. In de periode vanaf het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen heeft men nog steeds een voorkeur voor hoger en droger gelegen gebieden. Met name grotere en hogere dekzandruggen hebben in deze periode © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 21 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 een aantrekkelijke bewoningsplaats gevormd. De dekzandrug waar het plangebied op ligt, is relatief laag gelegen, waardoor het een vrij vochtige locatie is geweest. Hetzelfde geldt voor de lager gelegen dekzandvlakte en het beekdal. Het plangebied is in die periode dus geen aantrekkelijke bewoningsplaats geweest. Daarom is aan het hele plangebied een lage verwachting toegekend voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Vanaf de late middeleeuwen verandert het bewoningspatroon. Bewoning concentreert zich in dorpen en bewoningsclusters. Rondom deze dorpen ligt het landbouwareaal dat instaat voor de voedselvoorziening van de inwoners. In de late middeleeuwen en de nieuwe tijd is een hogere landschappelijke ligging van het gebied niet meer bepalend voor het bewoningspatroon. Het plangebied ligt ten noorden van de historische kern van e het van oorsprong laatmiddeleeuwse Teuge. Binnen het plangebied bevindt zich in de 19 eeuw een boerderij. Mogelijk heeft de hoeve voorgangers gehad die teruggaan tot de late middeleeuwen. Op basis van deze gegevens geldt in de directe omgeving van deze historische bebouwing een hoge verwachting en voor de rest van het plangebied een lage verwachting voor het aantreffen van nederzettingsresten en resten van oude woonplaatsen uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. Periode Verwachting Verwachte kenmerken vindplaats Diepteligging sporen laat- Hoog Bewoningssporen, tijdelijke Onder de bouwvoor (vanaf paleolithicum – Voor de kampementen: vuursteen artefacten, circa 30 cm beneden mesolithicum dekzandrug haardkuilen maaiveld) Laag Bewoningssporen, tijdelijke Onder de bouwvoor (vanaf Voor de kampementen: vuursteen artefacten, circa 30 cm beneden dekzandvlakte/ haardkuilen maaiveld) dal neolithicum – Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten Onder de bouwvoor (vanaf vroege laag aardewerk, natuursteen, circa 30 cm beneden middeleeuwen gebruiksvoorwerpen maaiveld) tot in de Chorizont late hoog – rond Vanaf het maaiveld tot diep middeleeuwen – 19e eeuwse in de C-horizont nieuwe tijd bebouwing in centraal oostelijke deel laag – rest van het plangebied Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode. De uitgevoerde bodemsaneringen en sloop van bebouwing in delen van het plangebied (afbeelding 2.7) hebben naar verwachting geleid tot een slechte conservering van de verwachte archeologische resten. © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 22 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 3 Inventariserend Veldonderzoek 3.1 Methode Op basis van het gespecificeerde verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek is een verkennend booronderzoek met een boordichtheid van ten minste 6 boringen per hectare uitgevoerd. Hiermee is het onderzoek verkennend voor zowel vuursteenvindplaatsen uit de steentijd als voor nederzettingsresten uit de latere perioden. Aangezien het plangebied circa 9,4 hectare groot is, zijn in totaal 60 boringen gepland. Voor zover de terreinomstandigheden (bebouwing, verhardingen, begroeiing etc.) het toelieten, is een boorgrid van 40 x 50 m gehanteerd, waarbij de afstand tussen de raaien 40 m en de afstand tussen de boringen 50 m bedraagt. Voor een optimale verdeling van de boringen verspringt het beginpunt van een raai 25 m ten opzichte van de naastgelegen raai. De exacte boorlocaties zijn uitgezet met een handheld GPS voor zover de aanwezige begroeiing dit toeliet, en met een meetlint. Er is geboord met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. De boringen zijn uitgevoerd tot minimaal 25 cm in de C-horizont. Het opgeboorde sediment is geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. De boringen zijn lithologisch beschreven conform de NEN 5104 24 en bodemkundig25 geïnterpreteerd. 3.2 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens De locaties van de boringen staan in bijlage 3 en de boorprofielen in bijlage 4. Binnen het terrein zijn hoogteverschillen waargenomen. Deze bestaan uit zanddepots en vergravingen. De maaiveldhoogte kan niet worden bepaald met een waterpasinstrument in verband met de dichte begroeiing, daarom is de maaiveldhoogte bepaald aan de hand van het Actueel Hoogtebestand Nederland. 26 De boringen 18, 19 en 39 zijn niet gezet, omdat de locaties van deze boringen niet te bereiken waren door de aanwezige dichte begroeiing. Op basis van het bureauonderzoek werden in de oostelijke rand van het plangebied poldervaaggronden verwacht en in de rest van het plangebied beekeerdgronden. Op basis van de bodemkaart werd verwacht dat de rivier de IJssel een dunne, zandige kleilaag heeft afgezet. De ondergrond zou bestaan uit fluvioperiglaciale afzettingen waarop dekzand is afgezet. De natuurlijke ondergrond bestaat in het algemeen uit matig fijn tot matig grof, zwak grindhoudend zand, dat slecht is gesorteerd en scherp aanvoelt en waarin soms houtresten voorkomen. Op basis van deze kenmerken is het zand geïnterpreteerd als een fluvioperiglaciale afzetting (Formatie van Boxtel). In het plangebied is geen matig fijn, goed gesorteerd en goed afgerond zand aangetroffen dat geïnterpreteerd kon worden als dekzand. Op basis van de bodemkaart werd verwacht dat de rivier de IJssel een dunne, zandige kleilaag heeft afgezet. Deze dunne kleilaag is aangetroffen in de vorm van kleibrokken in de bouwvoor in de boringen 40, 46-49, 55-57, 59 en 60 in het oostelijke deel van het plangebied. In het plangebied zijn geen 24 Nederlands Normalisatie-instituut 1989. 25 De Bakker en Schelling 1989. 26 www.ahn.nl © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 23 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 lagen zandige en sterk siltige klei aangetroffen die kenmerkend zijn voor poldervaaggronden zodat geconcludeerd kan worden dat in het plangebied geen poldervaaggronden meer aanwezig zijn. De verwachte beekeerdgrond is ook niet in het plangebied aangetroffen. In het plangebied ontbreekt een humeuze, donkerzwarte eerdlaag. De bodem wordt gekenmerkt door uitgebreide verstoringen. Deze verstoringen blijken uit het voorkomen van gemengde zandlagen. Daarnaast komt in een aantal boringen baksteenpuin voor (boring 1, 6, 12, 20, 26, 35 en 36). De bodemverstoring reikt tot gemiddeld 90-130 cm beneden maaiveld. De diepe bodemverstoring is met name waargenomen ter plaatse van het braakliggende terrein en rond de bestaande bebouwing, dit komt overeen met het terrein waar bodemsanering heeft plaatsgevonden (afbeelding 2.7). In het oostelijk deel van het plangebied (het gebied met daarin de volgende boringen: 40, 41 en 43 tot en met 60) komt ook bodemverstoring voor gekenmerkt door gemengde zandlagen tussen de bouwvoor en de C-horizont. In een aantal boringen (boring 43, 49, 55 en 57 tot en met 60) ontbreekt deze gemengde laag en ligt de bouwvoor (Ap-horizont) met een scherpe overgang direct op de Chorizont. Ook in deze boringen is geen intacte bodem aangetroffen. Het voorkomen van spoellaagjes in de top van de C-horizont in de boringen 49 en 60 bevestigen de ligging van dit deel van het plangebied in een depressie. 3.3 Archeologische indicatoren Bij de controle van het opgeboorde bodemmateriaal zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Het verkennende booroonderzoek had dan ook niet specifiek het doel om indicatoren op te sporen. 3.4 Archeologische interpretatie De natuurlijke bodem is in het hoger gelegen deel van het plangebied verstoord door recente graafwerkzaamheden. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Deze worden in de top van de C-horizont verwacht. Aangezien de bodem tot diep in de C-horizont is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. De hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum ter plaatse van het hoger gelegen deel van het plangebied kan daarom naar laag worden bijgesteld. Het onderzoek heeft de ligging van het oostelijke deel van het plangebied in een depressie bevestigd, en ook hier zijn bodemverstoringen aangetroffen zodat de lage verwachting voor deze periode voor dit deel van het plangebied kan worden gehandhaafd. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de Chorizont reiken. Met uitzondering van boring 43, 49, 55 en 57 tot en met 60 is de bodem tot diep in de Chorizont verstoord en is het archeologische niveau niet meer intact. Op basis van het bureauonderzoek werden ook geen archeologische resten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen verwacht. De lage verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kan gehandhaafd blijven. Voor het oostelijke deel van het plangebied gold een hoge verwachting voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd in verband met de ligging binnen een bufferzone van een historisch erf. Uit het booronderzoek blijkt dat de bodem verstoord is. Op basis van deze conclusie wordt de hoge verwachting voor © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 24 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd voor oostelijke deel van het plangebied naar laag bijgesteld en de lage verwachting voor de rest van het plangebied gehandhaafd. © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 25 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Inleiding Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied gold op basis van het bureauonderzoek een hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum ter plaatse van de dekzandrug en een lage verwachting voor de rest van het plangebied. Voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen gold voor het hele plangebied een lage verwachting. Voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd gold eveneens een lage verwachting met uitzondering van de oostelijke zone waarvoor een hoge verwachting gold. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van deze verwachting. 4.2 Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen x Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact? De natuurlijke ondergrond bestaat in het algemeen uit matig fijn tot matig grof, zwak grindhoudend zand, dat slecht is gesorteerd en scherp aanvoelt en waarin soms houtresten voorkomen. Op basis van deze kenmerken is het zand geïnterpreteerd als een fluvioperiglaciale afzetting (Formatie van Boxtel). In het plangebied is geen matig fijn, goed gesorteerd en goed afgerond zand aangetroffen dat geïnterpreteerd kon worden als dekzand. Binnen het plangebied zijn geen intacte bodems aangetroffen. Het plangebied wordt gekenmerkt door grootschalige bodemverstoringen. x In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied? De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied. De hoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen uit het laatpaleolithicum en mesolithicum ter plaatse van de dekzandrug is op grond van het veldonderzoek naar laag bijgesteld. De lage verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum voor de dekzandvlakte en het dal kan worden gehandhaafd. De lage archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kan op grond van de resultaten van het veldonderzoek worden gehandhaafd. De hoge verwachting voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd in het centraal oostelijke deel van het plangebied is op grond van de veldresultaten naar laag bijgesteld. De lage verwachting voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd voor de rest van het plangebied kan worden gehandhaafd. © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 26 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 4.3 Aanbevelingen Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat al bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Voorst), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 (herzien in 2007) een meldingsplicht geldt bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of bij de hem vertegenwoordigende bevoegde overheid, de gemeente Voorst. © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 27 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 Literatuur en kaarten Literatuur Baas, H.G., 1999: Cultuurhistorie in de gemeente Voorst. Een archeologische, historischgeografische en historisch-bouwkundige inventarisatie en waardering. Landview Cultuurhistorie & landschap, Hoorn. Bakker, H. de en J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, de hogere niveaus. Staring Centrum, Wageningen. Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A., 2005: Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen. Berkel, G. van, en K. Samplonius, 2006: Nederlandse plaatsnamen. Herkomst en Historie. Prisma, Utrecht. Makaske B., G.J. Maas, D.G. van Smeerdijk, 2008: The age en origin of the Gelderse IJssel. Netherlands Journal of Geosciences – Geologie en Mijnbouw, 87 – 4, p. 323-337. Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten Nederlands Normalisatie-instituut, 1989: NEN 5104 Geotechniek - Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. Roode, F., 2009: Startnota archeologische monumentenzorg in de gemeente Voorst. RAAP-rapport 1855, Weesp. Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek (aanvulling op de KNA 3.1). SIKB, Gouda. Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2. SIKB, Gouda. Stiboka (Stichting voor Bodemkartering), 1979: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000, toelichting bij de kaartbladen 33 West en Oost Apeldoorn. Wageningen. Kaarten Heveskes Uitgevers, 2003: De Hottinger-Atlas van Noord- en Oost-Nederland 1773-1794, Groningen. TNO Bouw en Ondergrond, 2008: Geologische overzichtskaart van Nederland 1:600.000 (www.dinoloket.nl) © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 28 van 29 Project: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek, De Zanden te Teuge Projectnummer: S110184 Uitgeverij 12 Provinciën, 2006/2007: Atlas van Topografische kaarten. Nederland 1955-1965, schaal 1:50.000. Landsmeer. Wolters Noordhoff Atlasproducties, 1990: Grote Historische Atlas van Nederland; 3 Oost Nederland 1830– 1855, schaal 1:50.000. Groningen. Internet (geraadpleegd augustus 2011) archis2.archis.nl www.ahn.nl www.bodemloket.nl www.dinoloket.nl www.kich.nl www.watwaswaar.nl © Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 29 van 29 Bijlagen: Bijlage 1: Overzicht van relevante geologische en archeologische tijdvakken Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Ouderdom in jaren Chronostratigrafie MIS Holoceen 11.755 12.745 13.675 14.025 LaatWeichselien (LaatGlaciaal) 15.700 1 Late Dryas (koud) Allerød (warm) Vroege Dryas (koud) Bølling (warm) Lithostratigrafie Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel) 2 LaatPleniglaciaal 29.000 50.000 MiddenWeichselien (Pleniglaciaal) MiddenPleniglaciaal VroegPleniglaciaal 3 Formatie van Kreftenheye Formatie van Boxtel 4 75.000 VroegWeichselien (VroegGlaciaal) 115.000 130.000 370.000 410.000 5a 5c 5d Eemien (warme periode) 5e Saalien (ijstijd) 6 Holsteinien (warme periode) Formatie van Beegden 5b Eem Formatie Formatie van Drente Formatie van Urk Elsterien (ijstijd) 475.000 Cromerien (warme periode) 850.000 Pre-Cromerien 2.600.000 Formatie van Sterksel Formatie van Peelo Cal. jaren v/n Chr. 1950 14 C jaren Chronostratigrafie Pollen zones 0 Vb2 1500 Subatlanticum koeler vochtiger 450 0 12 Vb1 Va Vegetatie Loofbos eik en hazelaar overheersen haagbeuk veel cultuurplanten rogge, boekweit, korenbloem Archeologische perioden Nieuwe tijd Middeleeuwen Romeinse tijd IJzertijd 800 815 2650 IVb Subboreaal koeler droger 2000 3755 IVa 5000 4900 5300 7020 8240 III Boreaal warmer II Preboreaal warmer I 8000 9000 8800 11.755 Atlanticum warm vochtig 10.150 12.745 10.800 13.675 11.800 14.025 12.000 15.700 13.000 LaatWeichselien (LaatGlaciaal) Late Dryas LW III Allerød LW II Vroege Dryas LW I Bølling 35.000 Loofbos eik en hazelaar overheersen beuk>1% invloed landbouw (granen) Bronstijd Neolithicum Loofbos eik, els en hazelaar overheersen in zuiden speelt linde een grote rol den overheerst hazelaar, eik, iep, linde, es eerst berk en later den overheersend Mesolithicum parklandschap dennen- en berkenbossen open parklandschap open vegetatie met kruiden en berkenbomen MiddenWeichselien (Pleniglaciaal) perioden met een poolwoestijn en perioden met een toendra VroegWeichselien (VroegGlaciaal) perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap Laat-Paleolithicum 75.000 115.000 130.000 Eemien (warme periode) Midden-Paleolithicum loofbos Saalien (ijstijd) 300.000 Vroeg-Paleolithicum Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder et al. (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005). Bijlage 2: Combinatiekaart IKAW, AMK en Archis waarnemingen Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS-waarnemingen 39252 473000 De Zanden te Teuge 12833 7853 21536 43274 3096 472000 3625 33145 7220 0 250 34496 Meter 500 200000 Legenda Mesolithicum Romeinse tijd 201000 archeologische verwachting trefkans hoog (water) middelhoog (water) laag (water) Late middeleeuwen water Archeologisch monument + monumentnummer Terrein van archeologische betekenis Terrein van archeologische waarde Terrein van hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd hoog middelhoog laag zeer laag niet gekarteerd onbekend onderzoeksmeldingen S110184_IKAW_Combi_12092011_RN_1.0 plangebied Bijlage 3: Boorpuntenkaart 472800 Boorpuntenkaart De Zanden te Teuge schaal: 1:2000 Legenda ! boorpunten plangebied 472700 S110184 BO-IVO-K_15-12-2011_SK_1.0 58 ! 51 ! ! 52 ! 34 ! ! 42 59 472600 60 ! 35 ! 27 ! ! 43 ! 53 54 ! 44 ! ! 22 ! 36 ! 29 472500 ! ! 28 ! 37 ! 30 ! 23 ! 12 1 8 4 ! ! ! ! ! 16 ! 20 21 17 ! ! ! 38 55 46 4 24 13 45 ! ! ! 31 ! 39 ! Bijlage 4: Boorprofielen Pagina 1 / 12 Boring: 1 Boring: 2 NAP hoogte (m) 5 NAP hoogte (m) 5 500 0 Zand, matig grof, zwak siltig, sterk baksteenhoudend, geelbruin, scherpe overgang 50 500 0 Zand, matig grof, zwak siltig, geelbruin, gemengd 50 410 400 100 Zand, zeer grof, zwak siltig, sterk grindhoudend, sporen roest, grijsoranje, C horizont Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindhoudend, geeloranje, C horizont 100 390 375 Boring: 3 Boring: 4 NAP hoogte (m) 5 NAP hoogte (m) 5 0 500 Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, Ap horizont 0 500 Zand, matig fijn, matig siltig, geelbruin, gevlekt verstoord, C horizont 470 Zand, matig grof, grijsgeel, scherpe overgang gemengd 50 50 410 Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindhoudend, zwak roesthoudend, geeloranje, C horizont 100 100 400 Zand, matig grof, matig siltig, sporen roest, geel, C horizont 380 375 Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge Projectcode: S110184 Datum: 23-8-2011 Pagina 2 / 12 Boring: 5 Boring: 6 NAP hoogte (m) 5 NAP hoogte (m) 5 500 0 Zand, matig fijn, matig siltig, resten baksteen, zwak grindhoudend, grijsbruin, scherpe overgang 50 500 0 Zand, matig grof, matig siltig, matig humeus, matig grindhoudend, resten baksteen 450 50 400 100 Zand, matig fijn, matig siltig, matig grindhoudend, grijsgeel, C horizont Zand, matig grof, matig siltig, resten baksteen, resten plastic, grijsgeel, gemengd PC op 90 cm, scherpe overgang 400 100 Zand, matig grof, zwak siltig, sterk grindhoudend, geeloranje, C horizont 375 375 Boring: 7 Boring: 8 NAP hoogte (m) 4.9 NAP hoogte (m) 4.8 0 490 Zand, matig fijn, matig siltig, bruingrijs, scherpe overgang 0 480 Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindhoudend, grijsbruin, gevlekt scherpe overgang 450 Zand, matig grof, zwak siltig, geelgrijs, verstoord, scherpe overgang 50 50 400 Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindhoudend, grijsgeel, C horizont 100 380 100 380 370 Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindhoudend, bruingrijs, gemengd Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindhoudend, geelgrijs, C horizont 345 Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge Projectcode: S110184 Datum: 23-8-2011 Pagina 3 / 12 Boring: 9 Boring: 10 NAP hoogte (m) 4.9 NAP hoogte (m) 4.8 490 0 Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, grijsbruin, scherpe overgang gevlekt 50 480 0 470 Zand, matig grof, matig siltig, grijsgeel, verstoord 50 400 390 Zand, matig grof, zwak siltig, sterk grindhoudend, zwak roesthoudend, geeloranje, C horizont 100 Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindhoudend, geeloranje, C horizont 100 370 360 Boring: 11 Boring: 12 NAP hoogte (m) 4.9 NAP hoogte (m) 4.8 0 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, bruin, scherpe overgang 490 Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbruin, scherpe overgang 0 480 Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindhoudend, zwak metselpuinhoudend, bruingeel, verstoord 460 Zand, matig grof, matig siltig, grijsgeel, verstoord, scherpe overgang 50 50 400 Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindhoudend, geeloranje, C horizont 100 100 370 345 Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindhoudend, grijsgeel, C horizont 150 320 Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge Projectcode: S110184 Datum: 23-8-2011 Pagina 4 / 12 Boring: 13 Boring: 14 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.8 480 0 Zand, matig fijn, matig siltig, bruin, scherpe overgang 480 0 Zand, zeer fijn, matig vast, matig humeus, matig siltig, scherpe overgang gemengd 450 Zand, matig grof, zwak siltig, geel, bouwzand, scherpe overgang 50 430 50 Zand, matig grof, matig siltig, sterk grindhoudend, sporen roest, geeloranje, C horizont 420 Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindhoudend, C horizont 400 390 Boring: 15 Boring: 16 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.9 480 0 Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin 490 0 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, grijsbruin, scherpe overgang 440 Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindhoudend, geelgrijs, gemengd, scherpe overgang 50 440 50 Zand, zeer fijn, matig grindhoudend, geelgrijs, C horizont 410 390 Zand, matig grof, zwak siltig, zwak roesthoudend, zwak grindhoudend, geeloranje 100 370 Boring: 17 Boring: 18 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.8 0 480 470 450 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, grijsbruin, scherpe overgang 0 480 Zand, matig grof, zwak siltig, resten baksteen, matig grindhoudend, geel Zand, matig fijn, matig siltig, resten baksteen, bruin, scherpe overgang 50 385 Zand, matig grof, zwak siltig, geel, C horizont 100 370 Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge Projectcode: S110184 Datum: 23-8-2011 Pagina 5 / 12 Boring: 19 Boring: 20 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.8 480 0 480 0 470 Zand, matig fijn, matig siltig, grijsgeel, verstoord, scherpe overgang Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindhoudend, metselpuin, grijsgeel, verstoord, scherpe overgang 50 100 365 Zand, matig fijn, matig siltig, geel, C horizont 335 Boring: 21 Boring: 22 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.8 0 480 470 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, bruingrijs, scherpe overgang 0 480 470 Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindhoudend, grijsgeel, verstoord Zand, matig fijn, geel, bouwzand 50 430 Zand, zeer fijn, grijsgeel, gemengd Zand, matig fijn, matig siltig, bruin, Ap horizont, scherpe overgang 50 415 Zand, matig grof, matig siltig, oranjegeel, C horizont 390 100 380 Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge Projectcode: S110184 Datum: 23-8-2011 Pagina 6 / 12 Boring: 23 Boring: 24 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.8 480 0 Zand, matig grof, matig siltig, geelgrijs, verstoord 480 0 470 465 Zand, matig grof, zwak siltig, geelgrijs, verstoord Zand, matig grof, matig siltig, sporen roest, sporen grind, geeloranje, C horizont 50 Zand, matig fijn, matig siltig, grijsgeel, scherpe overgang 50 420 380 100 Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindhoudend, geel, C horizont 355 Boring: 25 Boring: 26 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.8 480 0 Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindhoudend, geelgrijs, verstoord 480 0 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak baksteenhoudend, Ap horizont 450 Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak baksteenhoudend, bruingrijs, verstoord, scherpe overgang 50 50 390 390 Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindhoudend, sporen roest, oranjegeel, C horizont 100 Zand, matig fijn, matig siltig, sporen roest, geeloranje, C horizont 100 360 360 Boring: 27 Boring: 28 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.8 0 480 Zand, matig fijn, matig siltig, geelbruin, gemengd, scherpe overgang 0 480 470 Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbruin, Ap horizont Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindhoudend, geelgrijs, verstoord 450 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak roesthoudend, geeloranje, C horizont 50 50 410 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak grindhoudend, geelgrijs, C horizont 400 100 380 Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge Projectcode: S110184 Datum: 23-8-2011 Pagina 7 / 12 Boring: 29 Boring: 30 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.3 480 0 Zand, matig fijn, matig siltig, bruingeel, verstoord, scherpe overgang 430 0 420 Zand, matig fijn, matig siltig, bruingrijs, halve meter lager Ap horizont Zand, matig fijn, matig siltig, grijsgeel, C horizont 50 50 370 380 100 Zand, matig fijn, matig siltig, geelgrijs, C horizont 360 Boring: 31 Boring: 32 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.8 0 480 470 Zand, matig fijn, matig siltig, bruingrijs, scherpe overgang 0 480 Zand, matig fijn, matig siltig, geelbruin, scherpe overgang Zand, matig grof, zwak siltig, grijsgeel, verstoord, scherpe overgang 50 100 50 380 Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindhoudend, sporen roest, oranjegeel, C horizont 355 100 430 Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindhoudend, geelgrijs 375 Zand, matig grof, zwak siltig, grijs, C horizont 355 Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge Projectcode: S110184 Datum: 23-8-2011 Pagina 8 / 12 Boring: 33 Boring: 34 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.8 480 0 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, bruingeel, gemengd, scherpe overgang 480 0 Zand, matig siltig, bruingeel, gemengd 450 Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, geeloranje, C horizont 50 50 400 380 100 Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindhoudend, geelgrijs, C horizont 355 Boring: 35 Boring: 36 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.8 0 480 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, resten baksteen, Ap horizont, scherpe overgang 0 480 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sterk baksteenhoudend, grijsbruin, scherpe overgang 450 Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindhoudend, grijsgeel, C horizont 50 50 420 100 365 Zand, matig grof, matig siltig, zwak roesthoudend, geel, C horizont 340 Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge Projectcode: S110184 Datum: 23-8-2011 Pagina 9 / 12 Boring: 37 Boring: 38 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.8 480 0 470 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, grijsbruin, Ap horizont, scherpe overgang 480 0 470 Zand, matig fijn, matig siltig, geelbruin, verstoord Zand, matig grof, matig siltig, geelgrijs, verstoord 50 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, grijsbruin, Ap horizont 50 380 100 Zand, matig grof, matig siltig, geel, C horizont 100 360 350 Boring: 39 NAP hoogte (m) 4.5 450 0 Boring: 40 NAP hoogte (m) 4.5 450 0 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, grijsbruin, Ap horizont kleibrokken 410 400 50 Zand, matig fijn, sterk siltig, grijsbruin, gemengd Zand, matig fijn, matig siltig, lichtgrijs, C horizont 375 Boring: 41 Boring: 42 NAP hoogte (m) 4.8 NAP hoogte (m) 4.5 0 480 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, grijsbruin, Ap horizont 0 450 Zand, matig grof, matig siltig, geelgrijs, bouwzand, scherpe overgang 440 Zand, matig fijn, matig siltig, bruingrijs, gemengd 50 50 420 Zand, matig grof, matig siltig, zwak roesthoudend, zwak grindhoudend, lichtbruin, C horizont 380 Zand, matig grof, matig siltig, sporen roest, geeloranje, C horizont 395 100 350 Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge Projectcode: S110184 Datum: 23-8-2011 Pagina 10 / 12 Boring: 43 Boring: 44 NAP hoogte (m) 4.5 NAP hoogte (m) 4.5 450 0 Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, grijsbruin, Ap horizont, scherpe overgang 450 0 Zand, matig fijn, matig siltig, resten baksteen, grijsbruin, Ap horizont, scherpe overgang 410 405 Zand, matig grof, matig siltig, matig grindhoudend, sporen roest, grijsoranje, C horizont 50 Zand, matig grof, matig siltig, bruingrijs, gemengd verstoord 50 370 370 Zand, matig grof, zwak siltig, sporen roest, grijsoranje, C horizont 100 330 Boring: 45 Boring: 46 NAP hoogte (m) 4.5 NAP hoogte (m) 4.5 450 0 Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbruin, Ap horizont 450 0 Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbruin, Ap horizont kleibrokken 420 415 Zand, matig grof, matig siltig, matig grindhoudend, grijsbruin, verstoord 50 Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindhoudend, grijsbruin, C horizont 400 50 Zand, matig grof, matig siltig, matig grindhoudend, licht geelgrijs, gemengd 370 350 100 Zand, matig grof, matig siltig, matig grindhoudend, zwak roesthoudend, grijsoranje, C horizont 320 Boring: 47 Boring: 48 NAP hoogte (m) 4.5 NAP hoogte (m) 4.5 0 450 Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbruin, Ap horizont kleibrokken 0 420 410 Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbruin, Ap horizont kleibrokken 420 Zand, matig grof, sterk siltig, matig grindhoudend, bruingrijs, gemengd Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak grindhoudend, zwak roesthoudend, lichtgrijs, C horizont 50 450 370 Zand, matig grof, uiterst siltig, sporen grind, bruingrijs, gemengd 405 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak roesthoudend, lichtgrijs, C horizont 50 370 Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge Projectcode: S110184 Datum: 23-8-2011 Pagina 11 / 12 Boring: 49 Boring: 50 NAP hoogte (m) 4.5 NAP hoogte (m) 4.5 450 0 Zand, matig fijn, matig vast, matig siltig, sporen roest, grijsbruin, Ap horizont kleibrokken 450 0 Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbruin, Ap horizont 410 410 Zand, matig fijn, matig siltig, sporen roest, bruingrijs, spoellaagjes C horizont 50 Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbruin, gemengd 50 390 Zand, matig grof, matig siltig, matig grindhoudend, zwak houthoudend, licht grijsbruin, C horizont 380 Zand, matig grof, matig siltig, resten hout, C horizont 100 100 330 300 150 Boring: 51 Boring: 52 NAP hoogte (m) 4.3 NAP hoogte (m) 4.4 430 0 Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, sporen roest, matig grindhoudend, grijsbruin, Ap horizont, scherpe overgang 440 0 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, grijsbruin, Ap horizont 410 390 400 Zand, matig grof, matig siltig, matig grindhoudend, bruingrijs, verstoord 50 Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindhoudend, geelbruin, verstoord Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindhoudend, zwak roesthoudend, geeloranje, C horizont 50 375 Zand, matig grof, matig siltig, matig grindhoudend, zwak roesthoudend, geeloranje, C horizont 360 345 Boring: 53 Boring: 54 NAP hoogte (m) 4.4 NAP hoogte (m) 4.5 0 440 Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, grijsbruin, Ap horizont, scherpe overgang 0 450 Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, matig grindhoudend, grijsbruin, Ap horizont, scherpe overgang 420 Zand, matig grof, matig siltig, matig grindhoudend, geelbruin, gemengd 400 50 390 Zand, matig grof, matig siltig, geelgrijs, gemengd 405 Zand, matig grof, matig siltig, matig grindhoudend, matig roesthoudend, geeloranje, Steekbus, C horizont 50 Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindhoudend, C horizont 360 370 Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge Projectcode: S110184 Datum: 23-8-2011 Pagina 12 / 12 Boring: 55 Boring: 56 NAP hoogte (m) 4.4 NAP hoogte (m) 4.4 440 0 Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak humeus, bruin, Ap horizont, scherpe overgang kleibrokken 440 0 Zand, matig fijn, matig siltig, grijsbruin, Ap horizont kleibrokken 410 410 Zand, matig fijn, sterk siltig, sterk roesthoudend, oranje, C horizont Zand, matig grof, uiterst siltig, bruingrijs, gevlekt 395 50 Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindhoudend, bruingrijs, C horizont 50 375 Zand, matig fijn, matig siltig, sporen roest 365 340 100 Boring: 57 Boring: 58 NAP hoogte (m) 4.2 NAP hoogte (m) 4.3 420 0 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, grijsbruin, Ap horizont kleibrokken 430 0 Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, Ap horizont, scherpe overgang 390 395 Zand, matig fijn, sterk siltig, resten hout, bruingrijs, gevlekt, C horizont 50 Zand, matig grof, matig siltig, matig roesthoudend, geeloranje, C horizont 50 350 320 100 Boring: 59 Boring: 60 NAP hoogte (m) 4.3 NAP hoogte (m) 4.3 0 430 Zand, matig fijn, sterk siltig, grijsbruin, Ap horizont, scherpe overgang kleibrokken 0 400 430 Zand, matig fijn, uiterst siltig, zwak humeus, grijsbruin, Ap horizont, scherpe overgang 400 Zand, matig grof, matig siltig, matig grindhoudend, geeloranje, C horizont 50 Zand, matig grof, sterk siltig, matig grindhoudend, matig roesthoudend, geeloranje, C horizont spoellaagjes 50 355 355 Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge Projectcode: S110184 Datum: 23-8-2011 Notitie Contactpersoon Teun Nijenkamp Datum 30 januari 2012 Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL Toetsing beschermde natuurwaarden ter plaatse van een nieuwbouwwijk in Teuge 1 Inleiding Bij alle ruimtelijke ingrepen en plannen dient onderbouwd te worden of het voornemen ‘redelijkerwijs uitvoerbaar’ is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van natuurbescherming is hier onderdeel van. Reeds tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk te worden gemaakt of er mogelijk sprake is van effecten waarvoor een mitigatie- en/of ontheffingsplicht geldt en of voldoende ecologisch mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen kunnen worden. In opdracht van de gemeente Voorst heeft Tauw onderzoek gedaan naar de consequenties van natuurwetgeving voor te realiseren woonwijk op de onderzoekslocatie. In deze rapportage wordt antwoord gegeven op de vragen: Welke natuurbeschermingswetgeving is van belang, in hoeverre is de beoogde ontwikkeling (mogelijk) strijdig met deze wetgeving, welke consequenties zijn daar aan verbonden en wat betekent dit voor de verdere planvorming en uitvoering? De beoogde planlocatie is gelegen in Teuge. De locatie wordt globaal omsloten door de Rijksstraatweg (N344) in het zuiden, de Fokkerstraat in het oosten en de Hessenlaan in het westen. De gemeente Voorst heeft plannen om binnen de bebouwde kom van het dorp Teuge een nieuwbouwwijk (circa 85 woningen) te realiseren. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ligt op circa 1 km van de planlocatie en de Natura 2000-gebieden (Veluwe en IJssel) op circa 6 km. Tevens ligt 600 m ten westen van de planlocatie een Ecologisch Verbindingszone (EVZ). Gezien het karakter en omvang van de ingreep worden effecten op Natura 2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur niet verwacht. Deze toetsing richt zich daardoor alleen op het beschermingsregime voortkomend uit de Flora- en faunawet. 1.1 Flora- en faunawet De bescherming van inheemse dier- en plantensoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. De wet maakt onderscheid in drie categorieën beschermde soorten: • Tabel 1-soorten: De meest algemene, niet bedreigde soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig gebruik of beheer en onderhoud Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge 1\10 Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL • Tabel 2-soorten: Beschermde soorten. Hiervoor geldt een vrijstelling bij bestendig gebruik of beheer en onderhoud wanneer wordt gehandeld volgens een geaccordeerde en door de initiatiefnemer onderschreven gedragscode • Tabel 3-soorten: Strikt beschermde soorten bestaande uit de Habitatrichtlijnsoorten en een selectie van bedreigde soorten Naast de bescherming van soorten uit tabel 1, 2 en 3 kent de wet een zorgplicht. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. Rode lijst De Rode lijsten hebben geen wettelijke status. Soorten die op de Rode lijst zijn geplaatst, zijn alléén beschermd als ze ook in de Flora- en faunawet als beschermde soort zijn opgenomen. 1.2 Methode De mogelijke aanwezigheid van beschermde planten- en/of diersoorten is onder andere bepaald aan de hand van de volgende gegevens. • Een oriënterend veldbezoek op 16 april 2010 • • Regionale en landelijke verspreidingsatlassen en -data Vrij beschikbare gegevens van het Natuurloket Het oriënterende veldbezoek betreft geen volledige inventarisatie. Het is erop gericht te controleren in hoeverre soorten daadwerkelijk in het plangebied kunnen voorkomen, of in hoeverre de locatie voldoet aan de eisen die deze soorten aan hun leefomgeving stellen. Bij ecologische veldwerkzaamheden is een volledige garantie ten aanzien van de aanwezige soorten soms niet te geven. Door de inzet van deskundige ecologen wordt onze onderzoekskwaliteit zoveel mogelijk gewaarborgd. Tauw is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus. Dit is een samenwerkingsverband van adviesbureaus die ecologisch advieswerk en ecologisch onderzoek verrichten, met als doel de kwaliteit van ecologische advisering te verbeteren. Op basis van het oriënterend veldbezoek, habitateisen van soorten en deskundigenoordeel is een selectie gemaakt van de soorten die daadwerkelijk in of nabij de planlocatie verwacht worden. De beoogde ontwikkeling is vervolgens getoetst op deze selectie van soorten. Ten aanzien van vigerend beleid, soortspecifieke informatie en andere gegevens is gebruik gemaakt van verschillende bronnen. Een totaaloverzicht is opgenomen in het slothoofdstuk Literatuur. 2\10 Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL 2 Flora- en faunawet Om (globale) locaties aan te duiden wordt in de ecologie veel gebruik gemaakt van een raster van kilometerhokken, zogenaamde Rijksdriehoekscoördinaten. Verspreidingsgegevens van dieren plantensoorten worden veelal per kilometerhok gedocumenteerd. Het plangebied ligt in kilometerhok 200-472. Figuur 2.1 geeft de ligging van het plangebied en kilometerhokken weer. Figuur 2.1 Overzicht ligging plangebied Locatie In het verleden stond op de planlocatie een Mobilisatiecomplex van defensie. Momenteel is het een braakliggend terrein. De planlocatie wordt deels gebruikt als depot terrein voor de opslag van diverse materialen en deels als speelveld. De randen van het gebied zijn sterk begroeid met Gewone braam en opslag van Ruwe berk, Populier, Esdoorn en Els. Verspreid over de locatie staan diverse bomen met een forse omvang. Het betreffen soorten als Canadese populier, Zwarte populier, Witte abeel, Zomereik, Amerikaanse eik, Noorse esdoorn en Berk. Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge 3\10 Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL Omgeving Ten noorden van het plangebied zijn diverse sportvelden (tennis / voetbal) en een woning gelegen. Aan de overzijde van de Zanden is het vliegveld Teuge gesitueerd. De oostzijde van de locatie is in gebruik als agrarisch gebied (graslanden en boerderijen). Ten zuiden van de onderzoekslocatie zijn diverse woningen met grote tuinen aanwezig. Aan de overzijde van de N334 bevinden enkele woningen en een oud kazerne terrein met veel groen. De westzijde grenst aan het dorp Teuge. Tijdens het locatiebezoek zijn geen holtes in bomen aangetroffen die kunnen dienen als verblijfplaats voor vleermuizen en marterachtigen. Onderstaande foto’s geven een indicatie van het plangebied. Figuur 2.2 Indicatie plangebied Overzicht effecten De beoogde (ruimtelijke) ingreep heeft een mogelijk effect op beschermde dier- en plantensoorten. Hierbij is onderscheid te maken tussen tijdelijke en permanente effecten welke in de onderstaande tekst worden beschreven. Op de locatie wordt een woonwijk gerealiseerd. Hiervoor dient de locatie eerst bouwrijp te worden gemaakt waarna gebouwd kan gaan worden. Voor de beoogde ontwikkeling zijn een aantal invloeden (tijdelijk en permanent) denkbaar zoals: kap van bomen, verwijderen van struweel, geluid bij grondwerken, licht tijdens de bouwfase, verhoogde aanwezigheid en beweging van mensen. Het huidige foerageergebied en de aanwezige verblijfplaatsen zullen daardoor verdwijnen. 4\10 Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL 3 Toetsing beschermde soorten Voor de Flora- en faunawet tabel 1-soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen en bestendig beheer, onderhoud of gebruik en worden in dit rapport niet specifiek benoemd. Uit de gegevens van het Natuurloket blijkt dat het gebied waarin het plangebied ligt met wisselende mate van volledigheid is onderzocht op het voorkomen van de verschillende soortgroepen uit de drie beschermingscategorieën. Op basis van verschillende literatuurbronnen is nader bekeken welke door de Flora- en faunawet beschermde soorten (tabel 2 of 3) in of in de omgeving van het plangebied voorkomen. Op basis van habitateisen, het oriënterend veldbezoek en deskundigenoordeel is een selectie gemaakt van de soorten die daadwerkelijk in of nabij de planlocatie verwacht worden. Flora Het natuurloket geeft aan dat het betreffende kilometerhok met een volledigheid goed is geïnventariseerd. Er zijn enkel tabel 1-soorten aangetroffen. Tijdens het locatiebezoek zijn de volgende soorten waargenomen: Japanse duizendknoop, Speenkruid, Aronskelk, Grote brandnetel, Ridderzuring, Grote klit, Harig wilgeroosje en Zevenblad. Hoewel op de locatie enkele onbeheerde hoekjes aanwezig zijn wordt het voorkomen van bijzondere soorten niet waarschijnlijk geacht. De ingreep heeft daarom geen negatief effect op beschermde soorten flora. Zoogdieren Op basis van het uitgevoerde literatuuronderzoek blijkt dat op de locatie en in de directe omgeving de volgende soorten kunnen worden aangetroffen: Das, Konijn, Steenmarter, Ree, Haas, diverse muizen, Egel. Tijdens het locatiebezoek zijn diverse verblijfplaatsen en sporen van konijnen en muizen waargenomen. Van zowel de Steenmarter als de Das zijn geen sporen of verblijfplaatsen waargenomen. Wel is het gebied een geschikte verblijf- en schuilplaats voor de Vos aanwezig. Op de locatie zijn met uitzondering van de Das en de Steenmarter (tabel 2-soorten) enkel tabel 1-soorten te verwachten. Op basis van de biotoopeisen lijkt de aanwezigheid van de Das niet aannemelijk. De aanwezigheid van de Steenmarter kan echter niet worden uitgesloten. Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge 5\10 Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL Aangezien tijdens het locatiebezoek geen verblijfplaatsen zijn waargenomen en het gebied waarschijnlijk geen onderdeel uitmaakt van zijn essentiële foerageergebied kunnen negatieve effecten op de Steenmarter worden uitgesloten. Een ontheffing voor mogelijke aanwezige zoogdieren is daarom niet nodig. Vleermuizen Hoewel vleermuizen zoogdieren zijn, worden deze vanwege hun afwijkende eigenschappen als afzonderlijke groep behandeld. Op basis van de verspreidingsgegevens worden in of nabij de planlocatie verschillende soorten vleermuizen verwacht. Tijdens locatiebezoek zijn geen geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen waargenomen. Wel zijn er diverse lijnvormige elementen aangetroffen, die als vliegroute kunnen worden gebruikt. Deze lijnvormige elementen zijn onderbroken, daarom wordt aangenomen dat het geen geschikte vliegroutes betreffen. De locatie is geschikt als foerageergebied voor de diverse soorten (Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger, Gewone grootoorvleermuis). Het plangebied vormt voor deze soorten echter geen essentieel onderdeel van het leefgebied. In de omgeving zijn ruim voldoende alternatieve foerageerplaatsen en mogelijkheden voor trekroutes aanwezig. Een ontheffing voor mogelijk aanwezige vleermuizen is daarom niet nodig. Vogels De soortgroep vogels heeft in de Flora- en faunawet een bijzondere status: Alle broedende vogels, de in functie zijnde nesten én de functionele omgeving hiervan zijn beschermd tijdens het broedseizoen (voor de meeste soorten globaal van maart tot en met juli). Daarnaast is de vaste verblijfplaats (én functionele omgeving) van een klein aantal (roof)vogelsoorten jaarrond beschermd. Het bouwrijp maken van de locatie dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dient daarom buiten het vogelbroedseizoen te worden uitgevoerd. Tijdens het veldbezoek zijn de volgende vogelsoorten in of nabij het plangebied waargenomen: Huismus, Spreeuw, Goudvink, Grote lijster, Houtduif, Groene specht, Winterkoninkje, Merel en Koolmees. Er zijn geen nesten waargenomen. De Koolmees en de Groene specht zijn categorie 5-soorten waarvan de nesten alleen beschermd zijn wanneer zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. Buiten het plangebied zijn voldoende uitwijkmogelijkheden voor de Koolmees en de Groene specht te vinden. 6\10 Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL Jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen in het plangebied zijn niet aangetroffen. Binnen het plangebied zijn geen jaarrond beschermde vogels waargenomen. Effecten op jaarrond beschermde vogels worden daarom uitgesloten. Amfibieën Amfibieën zijn diersoorten die zich ophouden in of nabij oppervlaktewateren, maar welke ook op braakliggende terreinen aanwezig kunnen zijn. Ter plaatse van de planlocatie en in de directe omgeving is geen geschikt voortplantingswater aanwezig. Het is daarom onwaarschijnlijk dat het plangebied deel uitmaakt van de essentiële leefomgeving voor beschermde amfibieën. Reptielen Nog meer dan bij amfibieën geldt voor reptielen dat zij gebonden zijn aan specifieke biotopen als (stuif)zanden, heideterreinen, (broek)bossen. Hoewel tijdens het locatiebezoek wel kale zandplekken zijn aangetroffen, is het niet aannemelijk dat de locatie onderdeel uitmaakt van het essentiële leefgebied voor reptielen. Aanwezigheid van reptielen en effecten hierop wordt daarom uitgesloten. Vissen In het plangebied is geen, voor beschermde vissoorten, geschikt oppervlaktewater aanwezig. De aanwezigheid van en effecten op beschermde vissen is daarom uitgesloten. Dagvlinders Diverse dagvlinders hebben in de Flora- en faunawet een beschermde status. Op basis van verspreidingsgegevens [Bos et al.,2006 en EIS-Nederland et al., 2007] worden binnen of nabij het plangebied geen beschermde dagvlinders verwacht. Hoewel voor dagvlinders nooit volledig uit te sluiten is dat een beschermd exemplaar zich in of nabij het plangebied ophoudt, zal er gezien de omvang en het karakter van de ingreep, en de afwezigheid van geschikt biotoop, geen negatief effect op populaties van beschermde dagvlinders optreden. Libellen Diverse libellen zijn in de Flora- en faunawet beschermd. Op basis van verspreidingsgegevens [Dijkstra et al.,2002 en EIS-Nederland et al., 2007] worden binnen of nabij het plangebied geen beschermde libellen verwacht. Hoewel ook voor libellen nooit volledig uit te sluiten is dat een beschermd exemplaar zich in of nabij het plangebied ophoudt, zal er gezien de omvang en het karakter van de ingreep, en de afwezigheid van geschikt biotoop, geen negatief effect op populaties van beschermde libellen optreden. Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge 7\10 Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL Overige ongewervelden Als ongewervelden zijn in de Flora- en faunawet naast dagvlinders en libellen ook enkele kevers (Vliegend hert, Brede geelrandwaterroofkever, Gestreepte waterroofkever, Heldenbok, Juchtleerkever), weekdieren (Bataafse stroommossel, Platte schijfhoren) en een kreeftachtige (Rivierkreeft) beschermd door de Flora- en faunawet. Het plangebied en directe omgeving voorzien voor geen van deze soorten in een geschikt habitat en/of bevat geen geschikte (landschaps)elementen. De aanwezigheid van en effecten op deze soorten worden dan ook uitgesloten. 4 Conclusies Flora- en faunawet Bij ruimtelijke ingrepen dient onderbouwd te worden of het voornemen ‘redelijkerwijs uitvoerbaar’ is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van natuurbescherming is hier onderdeel van. Al tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk te worden gemaakt of er mogelijk sprake is van effecten waarvoor een ontheffingsplicht geldt en of het aannemelijk is dat deze verkregen zal worden. In de onderstaande tabel zijn de beschermde tabel 2- en 3-soorten uit de Flora- en faunawet opgenomen waarvan niet uitgesloten kan worden dat zij geschaad worden door de ingreep. Eventueel overtreden verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zijn eveneens weergegeven. Tabel 4.1 Aangetroffen of verwachte beschermde soorten (Ffw tabel 2 of 3) die mogelijk geschaad worden Soortgroep Soorten planlocatie Verbodsbepalingen* Flora Geen (aantasting van) tabel 2- / 3-soorten Niet van toepassing Zoogdieren Geen (aantasting van) tabel 2- / 3-soorten Niet van toepassing Broedvogels Geen (aantasting van) vogels tijdens broedseizoen mits Niet van toepassing tijdens broedseizoen uitvoering buiten broedseizoen Broedvogels, Geen (aantasting van) vaste verblijfplaatsen Niet van toepassing Vleermuizen Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten Niet van toepassing Reptielen Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten Niet van toepassing Amfibieën Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten Niet van toepassing Vissen Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten Niet van toepassing Dagvlinders Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten Niet van toepassing Libellen Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten Niet van toepassing Overige ongewervelden Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten Niet van toepassing vaste verblijfplaatsen 8\10 Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL *Toelichting verbodsbepalingen tabel: Artikel 2: Zorgplicht en Zorgvuldig handelen ten aanzien van alle plant- en diersoorten, al dan niet beschermd Artikel 8: Verbod: plukken, uitsteken, vernielen, beschadigen of verwijderen van beschermde planten Artikel 9: Verbod: opsporen, vangen, bemachtigen, doden, verwonden van beschermde dieren Artikel 10: Verbod: opzettelijk verontrusten van beschermde dieren Artikel 11: Verbod: wegnemen, verstoren, aantasten van verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen Artikel 12: Verbod: zoeken, rapen, beschadigen, vernielen of uit nesten nemen van eieren Artikel 13: Verbod: onder zich hebben van beschermde planten, dieren, eieren of producten hiervan Toetsing van de beoogde ingreep aan de Flora- en faunawet laat zien dat er geen soorten of soortgroepen zijn waarvoor een negatief effect verwacht wordt. Het bouwrijp maken van de onderzoekslocatie dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dient daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Nader (veld)onderzoek naar de aanwezigheid en gebruik van de planlocatie door andere beschermde soorten is niet nodig. Vanuit de Flora- en faunawet gelden de beperkingen van de zorgplicht en uitvoering van het werk buiten het broedseizoen. De uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling is reëel mits uitgevoerd buiten het broedseizoen. 4.1 Aanbevelingen Met de toekomstige inrichting van de plangebieden kan rekening gehouden worden met natuur in algemene zin. Zo kan voor de opvang van regenwater gebruik gemaakt worden van (zak)sloten met flauwe taluds. Op deze taluds kan bij een goed beheer op de overgangszone van water naar land een bijzondere vegetatie ontwikkelen. Bovendien bieden dergelijke zones mogelijkheden voor bijvoorbeeld amfibieën en libellen. In de nieuwe bebouwing kunnen voorzieningen gemaakt worden voor vleermuizen en vogels welke door de huidige nieuwbouwtechnieken (in algemene zin) dreigen te verdwijnen. Bij een nadere uitwerking zijn wij u hierbij graag van dienst. Literatuur [Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay., I. Wynhoff en De Vlinderstichting, 2006] De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea, Papilionoidea). Nederlandse Fauna deel 7, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij en European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. [Broekhuizen S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, 1992] Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge 9\10 Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL [Dijkstra, K.D. B., V.J. Kalkman, R. Ketelaar & M.J.T. van der Weide, 2002] De Nederlandse Libellen (Odonata), Nederlandse fauna 4. Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. [EIS-Nederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse vereniging voor Libellenstudie, 2007] Waarnemingenverslag 2007. Dagvlinders, libellen en sprinkhanen. Uitgegeven door EISNederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie. Herder J.E., A. van Diepenbeek & R.C.M. Creemers R, 2009] Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008. Stichting RAVON, Nijmegen. Rapport 2009-03 [Limpens H., K. Mostert & W. Bongers, 1997] Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. [LNV, Dienst Regelingen, 2009] Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen. Inclusief Uitleg aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen, en Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten. Kenmerk ffw2009.corr.046. 25 augustus 2009. [Ministerie van LNV, VROM en de provincies, 2007] Spelregels EHS, Spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in de EHS. Een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies. Ministeries van LNV en VROM en de provincies. Websites: www.natuurloket.nl www.zoogdierenvereniging.nl www.waarnemingen.nl www.minlnv.nl 10\10 Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge Notitie Contactpersoon Benjamin Flierman Datum 17 oktober 2013 Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel Bij alle ruimtelijke ingrepen en plannen dient onderbouwd te worden of het voornemen ‘redelijkerwijs uitvoerbaar’ is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van natuurbescherming is hier onderdeel van. Reeds tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk te worden gemaakt of er mogelijk sprake is van effecten waarvoor een mitigatie- en/of ontheffingsplicht geldt en of voldoende ecologisch mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen kunnen worden. Deze rapportage geeft dit inzicht en bestaat uit een actualisatie van een rapport uit 2012 (N001-4713147TNY-cmn-V01-NL) van een voormalig mobilisatiecomplex van defensie en een nieuw natuuronderzoek van het (naastliggende) terrein waar (deels) Stichting Jongerenwerk (S.J.W.) ‘Peco’ is gelegen (eigendom gemeente Voorst). In opdracht van gemeente Voorst heeft Tauw onderzoek gedaan naar de consequenties van natuurwetgeving voor de realisatie van een woonwijk op de onderzoekslocatie. In deze notitie wordt antwoord gegeven op de volgende vragen: x x x x Welke natuurwetgeving is van belang In hoeverre is de beoogde ontwikkeling (mogelijk) strijdig met deze wetgeving Welke consequenties zijn daar aan verbonden Wat betekent dit voor de verdere planvorming en uitvoering? De beoogde planlocatie is gelegen in Teuge. De gemeente Voorst heeft plannen om op de onderzoekslocatie een nieuwbouwwijk (circa 75 woningen) te realiseren. Op circa één kilometer afstand van de planlocatie ligt een gebied van de Ecologische hoofdstructuur. De Natura2000-gebieden IJssel en Veluwe liggen beide op circa zes kilometer afstand. Gezien het karakter en omvang van de ingreep worden effecten op Natura2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur niet verwacht. Deze toetsing richt zich daardoor alleen op het beschermingsregime voortkomend uit de Flora- en faunawet. Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge 1\12 Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL 1.2 Flora- en faunawet De bescherming van inheemse dier- en plantensoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. De wet maakt onderscheid in drie categorieën beschermde soorten namelijk: x Tabel 1-soorten: De meest algemene, niet bedreigde soorten. Voor deze soorten geldt een x vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig gebruik of beheer en onderhoud x initiatiefnemer onderschreven gedragscode Tabel 3-soorten: Strikt beschermde soorten bestaande uit de Habitatrichtlijnsoorten en een selectie van bedreigde soorten Tabel 2-soorten: Beschermde soorten. Hiervoor geldt een vrijstelling bij bestendig gebruik of beheer en onderhoud wanneer wordt gehandeld volgens een geaccordeerde en door de Naast de bescherming van soorten uit tabel 1, 2 en 3 kent de wet een zorgplicht. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. Rode lijst De Rode lijsten hebben geen wettelijke status. Soorten die op de Rode lijst zijn geplaatst, zijn alleen beschermd als ze ook in de Flora- en faunawet als beschermde soort zijn opgenomen. 1.3 Methode De mogelijke aanwezigheid van beschermde planten- en/of diersoorten is in eerste instantie bepaald aan de hand van de volgende gegevens. x Een oriënterend veldbezoek op 30 september 2013 x Regionale en landelijke verspreidingsatlassen en -data Het oriënterende veldbezoek betreft geen volledige inventarisatie, maar is erop gericht te controleren in hoeverre soorten daadwerkelijk in het plangebied kunnen voorkomen of in hoeverre de locatie voldoet aan de eisen die deze soorten aan hun leefomgeving stellen. Op basis van het oriënterend veldbezoek, habitateisen van soorten en deskundigenoordeel is een selectie gemaakt van de soorten die daadwerkelijk in of nabij de planlocatie verwacht worden of aantoonbaar aanwezig zijn op basis van inventarisaties. De beoogde ontwikkeling is vervolgens getoetst op deze selectie van soorten. 2\12 Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL 1.4 Huidige natuurwaarden en effecten Om (globale) locaties aan te duiden wordt in de ecologie veel gebruik gemaakt van een raster van kilometerhokken, zogenaamde Rijksdriehoek-coördinaten. Verspreidingsgegevens van dieren plantensoorten worden veelal per kilometerhok gedocumenteerd. Het plangebied ligt in kilometerhok 201 - 473. Onderstaande figuur geeft de ligging van het plangebied weer. Daarbij is tevens aangegeven welk gebied in het onderzoek van 2012 reeds beschouwd is en welk deel nu voor het eerst onderzocht is. Figuur 1.1 Overzicht ligging plangebied Terreindeel S.J.W. Peco De locatie waarop het jongerencentrum S.J.W. Peco is gelegen heeft aan de voorzijde een groot parkeerterrein met een solitaire berk. Het terrein is deels omheind met coniferen. De achterzijde bestaat uit een grasveld met enkele solitaire jonge bomen. Aan de westkant van het pand is een houthok en berging aanwezig. Het gebouw heeft een plat dak met stootvoegen. Westelijk is een klein deel van het terrein in gebruik als volkstuin. Het noordwestelijke deel van het terrein is door de naastgelegen bewoner in gebruik als tuin. Dit deel bestaat uit grasveld met enkele redelijk volwassen fruitbomen en een tamme kastanje. Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge 3\12 Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL Terreindeel voormalig mobiliteitscomplex defensie In het verleden stond op de planlocatie een Mobilisatiecomplex van defensie. Momenteel is het een braakliggend terrein. De planlocatie wordt gebruikt als depot, opslag van diverse materialen en als speelveld. Het depot (noordelijk deel) bevat houtstapels en zandbulten. De randen van het gebied zijn sterk begroeid met gewone braam en opslag van ruwe berk, populier, esdoorn en els. Verspreid over de locatie staan diverse bomen met een forse omvang. Het betreffen soorten als Canadese populier, zwarte populier, witte abeel, zomereik, Amerikaanse eik, Noorse esdoorn en berk. Tijdens het veldbezoek is één volwassen populier aangetroffen met een holte. Het noordwestelijke deel van het terrein is omheind en braakliggend. Omgeving Ten noorden van het plangebied zijn diverse sportvelden (tennis / voetbal) gelegen. Noordelijk van de planlocatie is het vliegveld Teuge gelegen. Het gebied ten oosten van de locatie is in gebruik als agrarisch gebied (graslanden en boerderijen), met een afvoerkanaal op ongeveer 100 meter afstand van de planlocatie. Ten zuiden van de onderzoekslocatie zijn diverse woningen met grote tuinen aanwezig. De westzijde grenst aan het dorp Teuge. De onderstaande figuren geven een indicatie van het plangebied. Figuur 1.2 Indicatie deellocatie voormalig mobiliteitterrein defensie Figuur 1.3 Indicatie deellocatie S.J.W. Peco 4\12 Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL 2 Toetsing 2.1 Effectbeoordeling beschermde soorten Voor de Flora- en faunawet tabel 1-soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen en bestendig beheer, onderhoud of gebruik en worden in dit rapport niet specifiek benoemd. Uit literatuurgegevens blijkt dat het gebied waarin het plangebied ligt met wisselende mate van volledigheid is onderzocht op het voorkomen van de verschillende soortgroepen uit de drie beschermingscategorieën. Op basis van verschillende literatuurbronnen is nader bekeken welke door de Flora- en faunawet beschermde soorten (tabel 2 of 3) in of in de omgeving van het plangebied voorkomen. Op basis van habitateisen, het oriënterend veldbezoek en deskundigenoordeel is een selectie gemaakt van de soorten die daadwerkelijk in of nabij de planlocatie verwacht worden. Per deellocatie (voormalig defensieterrein en Peco) zullen de effecten betreffende de Flora- en faunawet worden besproken. Flora Op basis van de deels stedelijke biotoop geldt voor beide deellocaties dat de aanwezigheid van een zeer groot aantal beschermde plantensoorten kan worden uitgesloten. Gezien de aanwezigheid van veel ruigtekruiden (gewone braam en grote brandnetel) aan de randen van de locatie op het voormalig defensieterrein, het naastgelegen pionierbos met hoofdzakelijk berk en het braakliggende grasveld met algemene grassoorten wordt het voorkomen van bijzondere soorten niet waarschijnlijk geacht. Ook bij het ‘Peco’-terrein zijn alleen algemeen voorkomende plantensoorten aangetroffen. De ingreep heeft daarom geen negatief effect op beschermde soorten flora. Zoogdieren Op basis van gegevens van de verspreidingsgegevens blijkt dat in of nabij het plangebied de beschermde tabel 2 soorten eekhoorn en steenmarter voor kunnen komen en dat de tabel 3 soort das verwacht kan worden. Verblijfplaatsen van dassen bestaan uit een netwerk van burchten. Deze zijn tijdens het veldbezoek in geen van beide deellocaties aangetroffen. Het voorkomen van deze soort in het plangebied kan hierdoor worden uitgesloten. Voor de eekhoorn geldt dat deze zijn nestlocaties hoog in de bomen bouwt van bladermateriaal. Tijdens het oriënterend veldbezoek zijn geen waarnemingen gedaan van mogelijke nesten voor deze soort. Mogelijke effecten voor deze soort in beide deellocaties zijn hierdoor uitgesloten. De aanwezigheid van de steenmarter wordt op het Peco-terrein uitgesloten vanwege het ontbreken van mogelijkheden voor verblijfplaatsen. Op de deellocatie van het defensieterrein zijn momenteel echter houtstapels en ‘rommelhoekjes’ aanwezig waar de steenmarter een nest zou kunnen hebben. Dergelijke nesten zijn beschermd. Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge 5\12 Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL Figuur 2.1 Habitats met mogelijke functie voor steenmarter Bij omvorming van de deellocatie defensieterrein bestaat de mogelijkheid dat een verblijfplaats van een steenmarter wordt aangetast. Door op voorhand te werken conform de Flora- en faunawet gedragscode van Bouwend Nederland en vervolgens de houtstapels, hoekjes met ruigtes en overige ‘rommelhoekjes’ te verwijderen buiten het voor deze soort kwetsbare periode kunnen effecten zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Gezien de randstedelijke omgeving rond de deellocaties blijven voldoende verblijfs- en foerageermogelijkheden bestaan waardoor negatieve effecten op de steenmarter niet verwacht worden en de duurzame instandhouding van de soort op regionaal niveau gegarandeerd blijft. Het kwetsbare seizoen van de steenmarter betreft het voortplantingsseizoen en loopt van mei tot en met augustus. Vleermuizen Hoewel vleermuizen zoogdieren zijn, worden deze vanwege hun afwijkende eigenschappen als afzonderlijke groep behandeld. De wijde omgeving van het plangebied is geschikt als foerageergebied voor vleermuizen zoals gewone dwergvleermuis, laatvlieger, watervleermuis, meervleermuis, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis. De deellocatie van Peco biedt geen mogelijkheden voor verblijfplaatsen van vleermuizen. De spouwmuur van het stichtingsgebouw biedt geen invliegopeningen en evenmin zijn bomen van voldoende omvang aanwezig om een functie als verblijfplaats te kunnen hebben. De deellocatie van het voormalige defensieterrein biedt wel mogelijke verblijfplaatsen voor boombewonende vleermuizen als ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en franjestaart. In tenminste één volwassen boom op dit terrein is een mogelijk geschikte verblijfplaats in de vorm van een holte aangetroffen. Ook andere bomen kunnen mogelijk geschikte holtes bevatten. De ‘bos’-delen dienen mogelijk tevens als foerageergebied en/of begeleiding bij een vliegroute. Indien de bomen op het terrein behouden blijven worden geen effecten op vleermuizen verwacht en is nader onderzoek niet noodzakelijk. Bij kap van bomen of andersoortige aantasting van de groenstructuur is echter onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk. 6\12 Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL Ook bij behoud van de bomen maar ingrijpende aanpassingen van de directe omgeving ervan zoals nieuwbouw van bebouwing en/of het plaatsen van verlichting - kan nader onderzoek nodig zijn. Indien nader onderzoek nodig blijkt, dient dit in eerste instantie uit twee veldbezoeken te bestaan gericht op de aanwezigheid van verblijfplaatsen (holtes) en vliegroutes. Indien belangrijke functies voor vleermuizen aanwezig blijken te zijn, zijn mogelijk maatregelen nodig om effecten te mitigeren. Vogels De soortgroep vogels heeft in de Flora- en faunawet een bijzondere status: Alle broedende vogels, de in functie zijnde nesten én de functionele omgeving hiervan zijn beschermd tijdens het broedseizoen (voor de meeste soorten globaal van maart tot en met juli). Daarnaast is de vaste verblijfplaats (én functionele omgeving) van een klein aantal (roof)vogelsoorten jaarrond beschermd. Tijdens het veldbezoek zijn in beide deellocaties merel en houtduif waargenomen. Jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen zijn in geen van beide deellocaties niet aangetroffen en evenmin zijn jaarrond beschermde vogels of sporen daarvan waargenomen. Negatieve effecten op jaarrond beschermde vogels worden daarom uitgesloten voor beide deellocaties. Het bouwrijp maken van beide deellocaties (zoals sloop van gebouwen, kappen van bomen, verwijderen van groen) dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dient daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd. Amfibieën Geen van de deellocaties bevat water waarmee de kans op permanent aanwezige amfibieën klein is. Op basis van verspreidingsgegevens kan in de nabije omgeving van het plangebied echter de rugstreeppad voorkomen. Deze soort is niet sterk gebonden aan water en heeft een voorkeur voor zandige bodems. Hij kan zich ook vestigen in bestaande holten van bijvoorbeeld muizen en konijnen. Van de rugstreeppad is bekend dat deze grote afstanden kan afleggen om geschikt biotoop te vinden. De Peco-deellocatie biedt geen geschikt habitat voor deze soort. De deellocatie van het voormalige defensie terrein bevat momenteel veel zand(opslag) en heeft mede daardoor geschikt habitat voor de rugstreeppad. Gezien zijn aanwezigheid in de omgeving kan deze soort op het terrein niet worden uitgesloten. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van de rugstreeppad op de deellocatie van het defensieterrein is daarom noodzakelijk. Dit onderzoek dient te bestaan uit twee veldbezoeken in het voorjaar. Indien de soort aanwezig blijkt te zijn, zijn mogelijk maatregelen nodig om effecten op de soort te mitigeren. Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge 7\12 Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL Reptielen Reptielen zijn zeer gebonden aan specifieke biotopen als (stuif)zanden, heideterreinen, (broek)bossen en andere. (Rand)stedelijk gebied inclusief de biotopen zoals op beide deellocaties aanwezig is, biedt een geschikte biotoop voor reptielen. De aanwezigheid van reptielen en effecten hierop wordt daarom uitgesloten. Vissen In het plangebied is geen voor beschermde vissoorten geschikt oppervlaktewater aanwezig. De aanwezigheid van en effecten op beschermde vissen is daarom uitgesloten. Dagvlinders, libellen en overige ongewervelden Diverse dagvlinders, libellen en overige ongewervelden hebben in de Flora- en faunawet een beschermde status. Op basis van verspreidingsgegevens komen geen beschermde dagvlinders, libellen en/of ongewervelden in de ruime omgeving van het plangebied voor. Tijdens het veldbezoek bleek voor deze soorten geen geschikt habitat en/of geschikte (landschaps)elementen aanwezig te zijn. Hoewel nooit volledig uit te sluiten is dat een beschermd exemplaar zich in of nabij het plangebied ophoudt, zal er gezien de afwezigheid van geschikt biotoop, geen negatief effect op populaties van beschermde soorten optreden. 3 Conclusies Flora- en faunawet Bij ruimtelijke ingrepen dient onderbouwd te worden of het voornemen ‘redelijkerwijs uitvoerbaar’ is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van natuurbescherming is hier onderdeel van. Al tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk te worden gemaakt of er mogelijk sprake is van effecten waarvoor een ontheffingsplicht geldt en of het aannemelijk is dat deze verkregen zal worden. In tabel 3.1 zijn de beschermde tabel 2 en 3-soorten uit de Flora- en faunawet opgenomen waarvan niet uitgesloten kan worden dat zij geschaad worden door de ingreep. Eventueel overtreden verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zijn eveneens weergegeven. 8\12 Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL Tabel 3.1 Aangetroffen of verwachte beschermde soorten (tabel 2 of 3) die mogelijk geschaad worden Soortgroep Soorten Soorten Verbods- deellocatie Peco deellocatie defensie bepalingen* Flora Geen (aantasting van) soorten Geen (aantasting van) soorten n.v.t. Zoogdieren Geen (aantasting van) soorten Steenmarter (tabel 2) Artikel 11 Broedvogels Geen (aantasting van) vogels Geen (aantasting van) vogels tijdens n.v.t. tijdens broedseizoen tijdens broedseizoen mits broedseizoen mits uitvoering buiten uitvoering buiten broedseizoen broedseizoen Broedvogels, Geen (aantasting van) vaste Geen (aantasting van) soorten n.v.t. vaste verblijfplaatsen verblijfplaatsen Vleermuizen Geen (aantasting van) soorten Gewone dwergvleermuis, ruige Artikel 11 dwergvleermuis, laatvlieger , rosse (verblijfplaats, vleermuis, franjestaart (tabel 3) vliegroute, foerageergebied) Reptielen Geen (aantasting van) soorten Geen (aantasting van) soorten n.v.t. Amfibieën Geen (aantasting van) soorten Rugstreeppad (tabel 3) Artikel 11 (verblijfplaats overwintering) Vissen Niet aanwezig Niet aanwezig n.v.t. Dagvlinders Geen (aantasting van) soorten Geen (aantasting van) soorten n.v.t. Libellen Geen (aantasting van) soorten Geen (aantasting van) soorten n.v.t. Overige Geen (aantasting van) soorten Geen (aantasting van) soorten n.v.t. ongewervelden *Toelichting verbodsbepalingen tabel Artikel 11: Verbod: wegnemen, verstoren, aantasten van verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen Conclusies deellocatie Peco-terrein Voor de deellocatie Peco-terrein geldt dat er geen jaarrond beschermde soorten of verblijfplaatsen aanwezig zijn. Bij ontwikkeling van het terrein is daarom geen sprake van overtreding van de Flora- en faunawet. Hierbij geldt echter wel de randvoorwaarde dat sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken gezien dient te worden als een voor vogels verstorende activiteit en daarom buiten het vogelbroedseizoen plaats moet vinden of gestart moet worden. Dit vanwege het feit dat alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd zijn tijdens het broeden en niet verstoord mogen worden. Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge 9\12 Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL Conclusies deellocatie defensieterrein Vogels: Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode. Tevens zijn rust- en verblijfplaatsen en de functionele omgeving van een aantal vogelsoorten jaarrond beschermd. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden. Steenmarter: Bij omvorming van de deellocatie defensieterrein bestaat de mogelijkheid dat een verblijfplaats van een steenmarter wordt aangetast. Door op voorhand te werken conform de Flora- en faunawet gedragscode van Bouwend Nederland en vervolgens de houtstapels, hoekjes met ruigtes en overige ‘rommelhoekjes’ te verwijderen buiten het voor deze soort kwetsbare periode kunnen effecten zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Het kwetsbare seizoen van de steenmarter betreft het voortplantingsseizoen en loopt van mei tot en met augustus. Rugstreeppad: De deellocatie van het voormalige defensie terrein bevat momenteel veel zand(opslag) en heeft mede daardoor geschikt habitat voor de rugstreeppad. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van de rugstreeppad op de deellocatie van het defensieterrein is daarom noodzakelijk. Dit onderzoek dient te bestaan uit twee veldbezoeken in het voorjaar. Indien de soort aanwezig blijkt te zijn, zijn mogelijk maatregelen nodig om effecten op de soort te mitigeren. Vleermuizen: De deellocatie van het voormalige defensieterrein biedt mogelijke verblijfplaatsen voor boombewonende vleermuizen als ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en franjestaart. De ‘bos’-delen dienen mogelijk tevens als foerageergebied en/of begeleiding bij een vliegroute. Indien de bomen op het terrein behouden blijven, worden geen effecten op vleermuizen verwacht en is nader onderzoek niet noodzakelijk. Bij kap van bomen of andersoortige aantasting van de groenstructuur is echter onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk. Echter, bij concreet worden van de planinvulling wordt afstemming met een ter zake kundige op het gebied van vleermuizen geadviseerd, bijvoorbeeld ten aanzien van verlichting. Indien nader onderzoek nodig blijkt, dient dit in eerste instantie uit twee veldbezoeken te bestaan gericht op de aanwezigheid van verblijfplaatsen (holtes) en vliegroutes. Indien belangrijke functies voor vleermuizen aanwezig blijken te zijn, zijn mogelijk maatregelen nodig om effecten te mitigeren. Toelichting nader onderzoek en planning: De Flora- en faunawet gaat uit van het voorzorgsbeginsel en stelt dat effecten met zekerheid moeten kunnen worden uitgesloten. Geconcludeerd wordt dat er sprake is van mogelijk negatieve effecten op een aantal soorten waarvan het voorkomen niet kan worden uitgesloten (vleermuizen en rugstreeppad). Wanneer effecten mogelijk zijn, en wanneer niet met zekerheid vast te stellen is of een soort aanwezig is, is nader onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. 10\12 Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL Het uitvoeren van nader onderzoek, het treffen van eventuele mitigerende maatregelen en/of het aanvragen van een eventuele ontheffing van de Flora- en faunawet zijn gekoppeld aan de uitvoeringsfase en dienen afgerond te zijn voor de start van de fysieke uitvoering. Voor dit project is het aannemelijk dat voldoende mitigerende maatregelen mogelijk zijn en dat een eventueel benodigde ontheffing verleend wordt. Ruimtelijke planprocedures kunnen daarom ongehinderd doorgang vinden. 4 Literatuur [Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay., I. Wynhoff en De Vlinderstichting, 2006] De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea, Papilionoidea). Nederlandse Fauna deel 7, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij en European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. [Broekhuizen S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, 1992] Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. [Creemers, R.C.M. en J.J.C.W. van Delft (RAVON), 2009] De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. KNNV Uitgeverij, Utrecht, 2009, ISBN 978-9050-113007. [Dijkstra, K.D. B., V.J. Kalkman, R. Ketelaar & M.J.T. van der Weide, 2002] De Nederlandse Libellen (Odonata), Nederlandse fauna 4. Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. [EIS-Nederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse vereniging voor Libellenstudie, 2007] Waarnemingenverslag 2007. Dagvlinders, libellen en sprinkhanen. Uitgegeven door EISNederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie. [Herder J.E., A. van Diepenbeek & R.C.M. Creemers R, 2009] Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008. Stichting RAVON, Nijmegen. Rapport 2009-03 [Limpens H., K. Mostert & W. Bongers, 1997] Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht. Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge 11\12 Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL [LNV, Dienst Regelingen, 2009] Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen. Inclusief Uitleg aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen, en Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten. Kenmerk ffw2009.corr.046. 25 augustus 2009. [Ministerie van LNV, VROM en de provincies, 2007] Spelregels EHS, Spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in de EHS. Een gezamenlijke uitwerking van rijk en provincies. Ministeries van LNV en VROM en de provincies. 12\12 Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge Notitie Contactpersoon Liesbet Timan Datum 30 januari 2012 Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL 1 Geohydrologisch onderzoek Teuge 1.1 Aanleiding De gemeente Voorst heeft plannen om binnen de bebouwde kom van het dorp Teuge tot 2030 circa 85 woningen te bouwen. Deze plannen maken onderdeel uit van de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst uit 2005. Hierin is een verdeling van de woningbouwambitie over de verschillende kernen weergegeven. Voor de kern Teuge wil de gemeente Voorst binnenkort een nieuw bestemmingsplan voor de bebouwde kom ter inzage leggen. In verband met dit voornemen is een onderzoek naar de geohydrologische situatie uitgevoerd. Dit onderzoek kan in een later stadium worden gebruikt ten behoeve van de te doorlopen watertoetsprocedure. De planlocatie voor de nieuw te ontwikkelen woningen is opgenomen in figuur 1.1. Figuur 1.1 Geohydrologisch onderzoek Teuge 1\12 Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL Voor het aspect water is onderzocht of er knelpunten zijn voor locatieontwikkeling. Hiervoor is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van het geohydrologisch onderzoek zijn conclusies getrokken over de infiltratie- en afkoppelmogelijkheden en de noodzaak tot ophogen van het terrein. 1.2 Maaiveldhoogten De maaiveldhoogten binnen het plangebied zijn gewonnen uit het Actuele Hoogtebestand Nederland (AHN). Het gebied heeft een maaiveldhoogte variërend tussen de NAP +4,5 m en NAP + 5,3 m. In het oosten komt een smalle strook voor met maaiveldhoogten tussen NAP +4,0 m en NAP +4,5 m. Figuur 1.2 Maaiveldhoogten (m + NAP). Het plangebied is omkaderd 1.3 Bodemopbouw De regionale bodemopbouw is afgeleid uit de Grondwaterkaart van Nederland en boorgegevens opgevraagd bij TNO-NITG. Daarnaast is met behulp van de boorprofielen voor het verkennende bodemonderzoek de lokale bodemopbouw in beeld gebracht. 2\12 Geohydrologisch onderzoek Teuge Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL 1.3.1 Regionale bodemopbouw Het plangebied ligt op de overgang van het lage zandgebied van de Oostelijke Veluwe en het rivierkleigebied van de IJssel. De verschillende afzettingen bij Teuge dateren uit verschillende tijdlagen uit zowel het Pleistoceen als het Holoceen. Gedurende de voorlaatste ijstijd van het Pleistoceen, het Saalien, bereikte het landijs Nederland. De stuwende werking van de ijsmassa’s vormden toen de stuwwal bij Apeldoorn. Ten oosten van Teuge werden door de toen nog vlechtende rivier de IJssel sedimenten afgezet. Gedurende de warme tussentijd en de laatste ijstijd, het Eemien en het Weichselien, sedimenteerde de rivieren dikke lagen zand. Buiten dit sedimentatiegebied werden in verschillende perioden van het Weichselien grote hoeveelheden fijn zand door de wind verplaatst en als dekzanden afgezet. Vooral in het midden-Weichselien werd door sneeuwsmeltwater van de oostzijde van de stuwwal veel materiaal verplaatst. Deze fluvioperiglaciale afzettingen behoren tot de Formatie van Twente. Gedurende de koude en zeer droge periode aan het eind van het midden-Weichselien trad op grote schaal winderosie op. Er werd veel zand als dek over grote delen van het gebied afgezet en rusten op de fluvioperiglaciale afzettingen. In het Holoceen raakten de stuifzandruggen begroeid. Onder deze rivierduinen kan een leem- of kleilaag voorkomen, waardoor het regenwater stagneert. De geohydrologische opbouw van de diepere ondergrond is geschematiseerd weergegeven in tabel 1.1. Tabel 1.1 Geschematiseerde bodemopbouw Diepte Samenstelling Formatie Geohydrologische 0 - 14 Zand en klei Formatie van Kreftenheye Watervoerend pakket 1 14 - 20 Klei en zand Formatie van Kreftenheye, laagpakket Zutphen 1e Scheidende laag [m -mv] eenheid 20 - 49 Zand Formatie van Kreftenheye Watervoerend pakket 2 49 - 136 Klei Formatie van Kreftenheye, Laagpakket van Twello 2e Scheidende laag 136 - 142 Klei Formatie van Drente, laagpakket van Gieten 2e Scheidende laag 142 - 162 Klei en zand Formatie van maassluis 2e Scheidende laag Geohydrologisch onderzoek Teuge 3\12 Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL 1.3.2 Bodemkaart van Nederland Volgens de Bodemkaart van Nederland 33 Oost Apeldoorn komen rondom het plangebied zowel rivierkleigronden als zandgronden voor. Ter hoogte van het plangebied bestaat de bodemopbouw voornamelijk uit beekeerdgronden, bestaande uit lemig fijn zand (pZg23). Direct ten oosten komen kalkloze poldervaaggronden voor bestaande uit een deklaag van zavel en lichte klei met pleistoceen zand beginnend tussen 40 cm en 120 cm (Rn62Cp). Figuur 1.3 Bodemkaart van Nederland (bron: Bodemkaart Alterra) 1.3.3 Lokale bodemopbouw In het kader van het geohydrologisch onderzoek en het verkennend bodemonderzoek is ter plaatse van het plangebied veldwerk uitgevoerd. Zie figuur 1.4. De volgende werkzaamheden zijn verricht: • Zes peilbuizen tot circa 3 m beneden maaiveld • Twaalf boringen tot 2 m beneden maaiveld • • Zesentwintig boringen tot 0,5 m beneden maaiveld Vijf onverzadigde doorlatendheidmetingen door middel van de omgekeerde boorgatmethode Ter plaatse van het toekomstige ontwikkeling bestaat de ondergrond uit een afwisseling van fijne en matige grove zandlagen. De zandlagen hebben vaak een matige tot zwak siltige en soms grindige bijmenging. In de boringen voor de peilbuizen tot drie meter beneden maaiveld is (met uitzondering van peilbuis 3 en 6) een kleilaag van enkele decimeters dik aangetroffen tussen 2,5 en 3,0 m beneden maaiveld. 4\12 Geohydrologisch onderzoek Teuge Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL Figuur 1.4 Overzichtskaart plangebied en boorlocaties 1.3.4 Doorlatendheden Ter bepaling van de horizontale doorlatendheid van de bodem zijn d.d. 23 april 2010 op zes locaties doorlatendheidsproeven uitgevoerd doormiddel van de omgekeerde boorgatmethode. Door de proeven volgens de omgekeerde boorgatmethode uit te voeren wordt de horizontale doorlatendheid (k-waarde) van de onverzadigde zone (de zone boven de grondwaterstand) bepaald. De omgekeerde boorgatmethode wordt uitgevoerd door het boren van een gat (diameter circa 80 mm) tot circa 1,0 m -mv. De proef wordt altijd uitgevoerd boven de grondwaterstand. In het gat wordt een Eykelenkampfilter (diameter 76 mm) geplaatst dat na plaatsing wordt gevuld met water. Door een dobber wordt de zaksnelheid van het water in het gat bepaald. Uit deze zaksnelheid kan de doorlatendheid van de onverzadigde zone boven de grondwaterstand worden afgeleid. De proef wordt doorgaans twee à drie keer herhaald per proeflocatie. De resultaten van de proeven zijn weergegeven in onderstaande tabel. Geohydrologisch onderzoek Teuge 5\12 Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL Tabel 1.2 Doorlatendheidsmetingen onverzadigde zone Teuge (Rijksstraatweg) Boorlocatie Traject (m –mv) Bodemsamenstelling ter hoogte van filter K-waarde (m/dag) 1 0 - 1,0 0,00 - 1,00 Matig grof zand, zwak siltig, zwak humeus 3à4 2 0 - 1,0 0,00 - 1,00 Matig grof zand, zwak siltig, zwak humeus 3à4 3 0 - 1,0 0,00 - 0,60 Matig grof zand, zwak siltig, zwak humeus 1 à 1,5 0,60 - 1,00 Matig fijn zand, matig siltig, zwak humeus 4 0 - 1,0 5 0 - 1,0 0,00 - 1,00 Matig grof zand, matig siltig 2à3 0,00 - 0,50 Matig grof zand, zwak siltig, zwak humeus 0,5 à 1 0,50 - 0,60 Matig grof zand, zwak siltig 0,60 - 1,00 Matig grof zand, matig siltig 6 0 - 1,0 0,00 - 0,50 Matig grof zand, zwak siltig, zwak humeus 2à3 0,50 - 0,80 Matig fijn zand, matig siltig 0,80 - 1,00 Matig grof zand, zwak siltig De horizontale doorlatendheid in de onverzadigde zone varieert van 0,5 tot 4,0 m/dag. De gemeten doorlatendheden komen overeen met de bodemopbouw ter plaatse van de proeflocaties. De mate van siltige bijmenging is van invloed op de doorlatendheid. Met een gemiddelde doorlatendheid van circa 2 m/dag is de doorlatendheid van de ondergrond in het gebied goed. 1.4 1.4.1 Grondwater Regionale grondwaterstanden Grondwatertrappen De grondwatersituatie en hoogte van de grondwaterstanden kunnen getypeerd worden door de indeling in grondwatertrappen. De indeling vindt plaats aan de hand van de gemiddeld hoogste (GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Uit de bodemkaart van Nederland blijkt dat sprake is van grondwatertrap III voor de beekeerdgronden. Dit zijn natte gronden, veelal met kwel en grote kans op wateroverlast voor bebouwing. De GHG kan hoger komen dan 40 cm beneden maaiveld. De GLG ligt tussen 80 en 120 cm beneden maaiveld. Peilbuizen TNO-NITG Bij NITG-TNO zijn grondwaterstanden opgevraagd van peilbuizen in de omgeving van het plangebied. Direct ten noorden van het plangebied bevindt zich één peilbuis van NITG-TNO met een langjarige meetreeks. Het betreft een peilbuis met verschillende filters. Het eerste filter bevindt zich 0,5 tot 1,5 m-mv. Het tweede en het derde filter bevinden zich in het tweede watervoerende pakket, respectievelijk op circa 27 en 44 m-mv. 6\12 Geohydrologisch onderzoek Teuge Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL De stijghoogten in de drie filters zijn weergegeven in figuur 4.2. Uit deze gegevens blijkt dat in het gebied voornamelijk kwel optreedt. Stijghoogten NITG-TNO B33E0260 4.5 Stand [m +NAP] 4 3.5 3 2.5 01/01/2000 15/05/2001 27/09/2002 09/02/2004 23/06/2005 05/11/2006 19/03/2008 01/08/2009 Datum Filter 1[0,5 - 1,5 m-mv] Filter 2 [26,5 - 27,5 m-mv] Filter 3 [44 - 45 m-mv] Figuur 1.5 Stijghoogten in drie filters van peilbuis B33E0260 (NITG-TNO) Op basis van de stijghoogten gemeten in de afgelopen acht jaar (1994-2003) zijn de gemiddelde laagste grondwaterstand en de gemiddelde hoogste grondwaterstand berekend. De resultaten zijn weergegeven in tabel 4.2. Aanvullend is voor een peilbuis van TNO-NITG net ten zuiden van het plangebied ook de GLG en GHG berekend. Zo wordt een ruimtelijk beeld verkregen van de variatie in grondwaterstanden. Peilbuis B33E0310 ligt aan de N334 ter hoogte van bedrijventerrein De Zwaan. Geohydrologisch onderzoek Teuge 7\12 Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL Tabel 1.3 Berekende GHG en GLG Peilbuis/ Pakket Filter B33E0260 Minimum Maximum Gemiddelde GLG GHG Aantal jaar [m +NAP] [m +NAP] [m +NAP] [m +NAP] [m +NAP] 1e 2,69 4,38 3,63 3,21 4,09 8 1e 3,15 4,52 3,96 3,53 4,39 8 filter 1 B33E0310 filter 1 De GHG in het 1e watervoerende pakket is van belang voor de ontwatering van het gebied (zie figuur 4.3). Op basis van bovenstaande gegevens zal de GHG variëren tussen circa NAP +4,15 m aan de noordzijde van het plangebied tot circa tot circa NAP +4,35 m ter hoogte van de zuidzijde van het plangebied. In de lagere delen komt dit komt overeen met grondwatertrap III, waarbij de GHG tot minder dan 40 cm onder maaiveld kan stijgen. In de hogere delen zal de GHG op meer dan 40 cm beneden maaiveld liggen. drooglegging ontwatering opbolling Figuur 1.6 Schematisatie ontwatering en drooglegging Door de ligging van plangebied tussen de flanken van de Veluwe en de IJssel heeft het grondwater een oostelijke tot noordoostelijke stromingsrichting richting de IJssel. Dit is terug te zien in het verloop van de GHG. Binnen het plangebied ontstaat daardoor een variatie in de grondwaterstanden en dus in de ontwatering van het gebied. Van invloed op de ontwatering zijn ook de sloten en watergangen in het gebied in verband met de drooglegging. Het peil in de watergangen is lager dan de grondwaterstanden. De watergangen hebben daardoor een drainerende invloed op de grondwaterstanden in de directe omgeving. Ook de variatie in het maaiveld is van invloed op de ontwatering in het gebied. 8\12 Geohydrologisch onderzoek Teuge Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL 1.4.2 Lokale grondwaterstanden Naast de resultaten van de TNO peilbuizen is er één week na het plaatsen van de peilbuizen in het kader van het verkennend bodemonderzoek, een momentopname gemaakt van de grondwaterstand in het plangebied (23 april 2010). In de zes peilbuizen lag de grondwaterstand tussen de 1,2 en 1,5 meter beneden maaiveld. Daar dit een momentopname betreft, kunnen aan deze waarden geen GHG en GLG gekoppeld worden. De aangetroffen waarden liggen, gezien het tijdstip van het jaar, iets onder de grondwaterstanden zoals waargenomen in de TNO peilbuis. 1.5 Oppervlaktewater Ten westen en zuidoosten van het plangebied liggen A-watergangen van het waterschap Veluwe. In de A-watergang (de Kromme beek) ten oosten van de huidige landingsbaan bevindt zich een stuw. Beide watergangen behoren tot hetzelfde peilgebied. In het peilgebied wordt een streefpeil gehanteerd van circa NAP +3,20 m. Het plangebied ligt echter ver van het gemaal bij Terwolde en in een uithoek van het stuwgebied. De peilen kunnen daardoor vrij veel fluctueren. In of nabij het plangebied bevinden zich geen peilschalen waar periodiek gemeten wordt. 1.6 Conclusie 1.6.1 Afkoppel en infiltratiemogelijkheden Randvoorwaarden afkoppelen Bij het afkoppelen van verhard oppervlak is de trits ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ (Waterbeheer 21e eeuw) van toepassing. Dit betekent dat de voorkeur bij het afkoppelen uitgaat naar het infiltreren van regenwater boven het afvoeren van regenwater naar oppervlaktewater of het riool. Ook de trits ‘schoonhouden-scheiden-schoonmaken’ is van toepassing. Dit betekent dat de kwaliteit van het water niet mag verslechteren. De mogelijkheden voor het afkoppelen in het plangebied zijn afhankelijk van: • De waterhuishoudkundige en bodemkundige situatie in verband met infiltratiemogelijkheden • • Ruimtelijke invulling van het plangebied Toepassing van bronmaatregelen, bijvoorbeeld duurzame bouwmaterialen met nietuitlogende eigenschappen, beheer en onderhoud Waterschap Veluwe en de gemeente Voorst hanteren als uitgangspunt dat het hemelwater van het plangebied zoveel mogelijk geborgen en geïnfiltreerd dient te worden in het plangebied zelf. In het NBW is afgesproken dat wateroverlast slechts eens per 100 jaar (T=100) mag voorkomen. Bij deze gebeurtenis dient wateroverlast te worden voorkomen door een afvoer te creëren naar een omliggende watergang. Binnen het plangebied dient wel voldoende berging te worden gecreëerd om een T=10 neerslaggebeurtenis te kunnen bergen, zonder de landelijke afvoernorm van 1,33 l/s/ha te overschrijden. Deze norm wordt tevens gehanteerd door waterschap Veluwe. Geohydrologisch onderzoek Teuge 9\12 Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL Op het gebied van infiltreren wordt voor oppervlakkige infiltratie een minimale doorlatendheid vereist van 0,4 m/dag. Bij ondergrondse infiltratievoorzieningen dient de K-waarde minimaal 1 m/dag te bedragen. Infiltratiemogelijkheden Infiltratiecapaciteit Uit de doorlatendheidsmetingen blijkt dat de doorlatendheid van de bodem voldoende is. De doorlatendheid in de onverzadigde zone van de bodem ligt tussen de 0,5 en 4,0 meter/dag. Op basis van de gemeten doorlatendheden is infiltratie mogelijk. Hoogte van de grondwaterstand De hoogte van de grondwaterstand is van belang voor de afweging tussen bovengrondse of ondergrondse infiltratievoorzieningen. Indien bij een ondergrondse infiltratievoorziening wordt uitgegaan van een gronddekking van minimaal 1 m zal op basis van de huidige gegevens periodiek een bergingsverlies optreden in de voorziening door hoge grondwaterstanden. De aanleg van IT-riolering wordt daarom niet geadviseerd. Geadviseerd wordt om het hemelwater af te voeren naar een bovengrondse infiltratievoorziening. Een ondiepe ondergrondse infiltratievoorziening is echter ook mogelijk (kratten of direct onder de verharding (waterdoorlatende bestrating)). Landschappelijke afronding Ten behoeve van de waterberging en als onderdeel van de landschappelijke afronding is een rabattenbos een mogelijke oplossing. Dit is een bosvlakte met hogere rillen en sloten. Op de rillen (die zeker niet hoger hoeven te zijn dan het huidige maaiveld) kan bijvoorbeeld een Elzenbroekbos vormen. In de sloten kan het water van de wijk geborgen worden. Of het regenwater in de wijk naar de rabatten gevoerd wordt via greppels of ondergrondse leidingen is afhankelijk van het stedelijk ontwerp. Oude loop van de Kromme Beek Zoals op de kaarten van 1811 - 1832 te zien valt deed de Kromme beek in het verleden zijn naam eer aan. De bestaande ruimte voor groen in het bestemmingsplan laat voldoende ruimte om deze oude loop terug te brengen. Deze loop kan door een eventueel rabattenbos slingeren of er kan worden gekozen voor westelijk een rabattenbos en oostelijk een vloeivlakte en/of schraalgrasland. 10\12 Geohydrologisch onderzoek Teuge Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL Omgaan met hemelwater Type oppervlak De toekomstige verhouding van daken- en terreinoppervlakten is onbekend. Uitgangspunt is dat voor de daken niet uitlogende materialen worden gebruikt. Daken worden daarom als schoon beschouwd. Voor de terreinen en de wegen kan naar aanleiding van het gebruik (intensiviteit) bepaald worden of het oppervlak ‘schoon’ of ‘vuil’ is. Vervuilde oppervlakken moeten via een zuiverende voorziening het water lozen op de bodem of oppervlaktewater. De gemeente Voorst beschouwt wegen in woonwijken als zijnde schoon oppervlak. Ruimte(gebruik) Om bovengronds te infiltreren is ruimte nodig. De ruimte vinden om bovengronds te infiltreren met behulp van bijvoorbeeld wadi’s of greppels is vaak moeilijk en kostbaar. Wanneer dit in het beginstadium wordt meegenomen zal dit echter geen problemen opleveren. Bij de keuze om bovengronds te infiltreren zal niet alleen ruimte beschikbaar gemaakt moeten worden voor wadi’s, maar ook voor een goede verbindingsstructuur tussen wadi’s en overstortlocaties. Ondergrondse voorzieningen komen onder de weg te liggen. Vraag hierbij is of het oppervlak van de weg zodanig is, dat hier onder voldoende ruimte is voor voorzieningen. Afvoer buiten plangebied Het hemelwater mag in de toekomstige situatie afgevoerd worden uit het plangebied, waarbij de huidige afvoer niet overschreden mag worden. Het waterschap hanteert hiervoor de landelijke afvoernorm van 1,33 l/s/ha. Het overtollige hemelwater kan vanuit het plangebied worden afgevoerd naar de Kromme Beek, die direct ten oosten van het plangebied ligt. 1.6.2 Advies weg- en vloerpeilen Voor de weg- en vloerpeilen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: • De minimale ontwateringsdiepte voor wegen bedraagt 0,7 meter boven de GHG ten opzichte van wegpeil (NAP +4,85 m tot NAP +5,05 m) • De minimale ontwateringsdiepte voor bebouwing bedraagt 1,0 meter boven de GHG ten opzichte van bovenkant vloerpeil (NAP +5.15 m tot NAP +5,35 m) Geohydrologisch onderzoek Teuge 11\12 Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL Figuur 1.7 Globale weergave ophoging De GHG is binnen het plangebied gedeeltelijk te hoog om te voldoen aan de ontwateringseisen. In figuur 1.7 is met rood globaal aangegeven welke locaties opgehoogd moeten worden. Ophoging van delen van het plangebied is dus noodzakelijk om voldoende ontwateringsdiepte te realiseren. In het kader van grondwaterneutraal bouwen kan de benodigde ontwatering worden bereikt door (selectief) op te hogen en/of kruipruimteloos te bouwen. 12\12 Geohydrologisch onderzoek Teuge Inspraaknota bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ 1. Inleiding Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ heeft gedurende zes weken, van 18 april tot en met 30 mei 2013 ter inzage gelegen. Tijdens de bovengenoemde periode zijn 11 inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties worden in hoofdstuk 2 samengevat en beantwoord, gevolgd door een conclusie. In hoofdstuk 3 zijn alle aanpassingen van het bestemmingsplan ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen. De uit deze notitie voortvloeiende aanpassingen aan de toelichting, regels of verbeelding worden in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt. 2. Inspraakreacties In dit hoofdstuk zijn de opmerkingen per inspraakreactie samengevat en beantwoord. In verband met de verplichting tot anonimisering op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens, zijn de NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats) van de betrokkenen niet vermeld in de inspraaknotitie. Inspraakreactie 1. Ingekomen op 30 mei 2013, kenmerk 2013-22981 Samenvatting: 1. Reclamant maakt zich zorgen over de privacy van de toekomstige bewoners. Doordat de achterpaden van de tussenwoningen onderdeel uitmaken van de padenstructuur zullen deze door voetgangers en fietsers gebruikt gaan worden, vooral ook door gebruikers en bezoekers van de sportvelden en Peco. Het plaatsen van schuttingen dat een gevolg hiervan kan zijn, leidt weer tot een aantasting van het open karakter. 2. Reclamant spreekt zijn zorgen uit over de nieuwe verkeersstromen die de planontwikkeling met zich meebrengt. Veel aanwonenden van de oude Rijksstraatweg (Parallelweg) ondervinden nu al veel overlast van autoverkeer dat van deze weg gebruik maakt. Belangrijkste oorzaak is de (te) hoge snelheid waarmee gereden wordt, in combinatie met de veel lawaai veroorzakende oude klinkers die er liggen. Na realisering van de nieuwe wijk zal de overlast alleen maar toenemen. Verzocht wordt maatregelen te nemen ter voorkoming van het gebruik van het Zwanepad en de oude Rijksstraatweg (parallelweg) door bewoners van de nieuwe wijk. 3. Reclamant vraagt zich af of het akoestisch onderzoek, dat is beschreven in hoofdstuk 6.2, is uitgevoerd op de hoofdrijbaan, of op de oude Rijksstraatweg (de beklinkerde parallelweg). De geluidsoverlast door de klinkers is namelijk aanzienlijk groter. Verzocht wordt om de geluidsoverlast vanwege de klinkers terug te dringen. 4. Reclamant wil weten wat de gevolgen zijn van de ophoging van de grond van het plangebied voor het omliggende terrein. Mochten er problemen ontstaan vanwege de hoge grondwaterstanden, dan wordt verzocht hiertegen maatregelen te treffen. Beantwoording: Ad. 1 In de stedenbouwkundige structuur voor het plangebied is gekozen voor een opzet met hoofdwegen, dat wil zeggen wegen die de woningen ontsluiten en ondergeschikte wegen: het netwerk van paden en routes dat de rest van het plangebied toegankelijk maakt. Door de aard en inrichting van de hoofdwegen zullen de bewoners en gebruikers van de wijk in eerste instantie hier gebruik van maken. Ook in vergelijkbare wijken in de gemeente Voorst wordt een dergelijk onderscheid gemaakt in de wegenstructuur en leidt dit niet tot problemen. 2 Op elke kavel zullen door de gemeente hagen worden aangeplant om het groene karakter van de wijk te versterken. Het plaatsen van schuttingen zal gezien de aanwezigheid van de hagen waarschijnlijk niet op grote schaal worden toegepast. Ad. 2 De Rijksstraatweg en Parallelweg zijn enige tijd geleden heringericht door de provincie. Hierbij is in de Parallelweg een historisch beeld gerealiseerd door het gebruik van gebakken klinkers. De weg kent een smal profiel waarmee de toegestane 30 km/u ondersteund wordt. Hiermee voldoet de weg aan de kenmerken van een 30 km-weg conform ‘duurzaam veilig’: de weg is qua functie en inrichting in overeenstemming met de toegestane snelheid. In de plannen is uitgegaan van verschillende plekken waar het verkeer kan aantakken op de bestaande wegen. De wijk kan qua verkeerskundige ontsluiting in twee delen worden gesplitst. Het oostelijk deel wordt ontsloten via de Fokkerstraat op de Rijksstraatweg. Het westelijk deel via de Parmentierstraat naar De Zanden en/ of via de Hessenlaan naar de Parallelweg. In totaal zijn voor het westelijk deel maximaal 300 extra voertuigbewegingen te verwachten en voor het oostelijk deel maximaal 200 extra voertuigbewegingen. De wegen in het plangebied en aansluitend daarop kunnen deze extra verkeersbewegingen eenvoudig verwerken. Door te kiezen voor verschillende aftakkingen wordt de verkeersdruk verspreid over de diverse wegen. Via het bestemmingsplan zijn aanvullende maatregelen dan ook niet noodzakelijk. Ad. 3 Er is een aanvullend akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd, waarbij het geluid afkomstig van de Rijksstraatweg, inclusief de Parallelweg, is berekend op de gevels van de nieuw te bouwen woningen. Tevens is in het onderzoek aandacht besteed aan de invloed op de geluidsbelasting als gevolg van het extra verkeer op parallelweg. Uit het onderzoek blijkt dat de bijdrage van de Parallelweg op de totale geluidsbelasting 7 dB lager is dan de bijdrage van de Rijksstraatweg. Daarnaast is de toename als gevolg van het extra verkeer op Parallelweg ongeveer 1,2 dB. Ook voor de bestaande woningen is de Rijksstraatweg maatgevend voor de geluidsbelasting. De toename van de geluidsbelasting van de Parallelweg resulteert daarmee in een zeer beperkte toename van circa 0,3 dB op de totale geluidsbelasting afkomstig van de Rijksstraatweg en de parallelweg samen. Gezien de zeer geringe toename van de geluidsbelasting van het wegverkeerslawaai door de beoogde nieuwbouw geeft dit plan geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen. Ad. 4 Waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente Voorst hanteren als uitgangspunt dat het hemelwater van het plangebied zoveel mogelijk geborgen en geïnfiltreerd dient te worden in het plangebied zelf. Voorafgaand aan het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van het geohydrologisch onderzoek zijn conclusies getrokken over de infiltratie- en afkoppelmogelijkheden en de noodzaak tot ophogen van het terrein. Binnen het plangebied wordt voldoende berging gecreëerd met behulp van wadi’s, greppels bovengronds en infiltratie- en transportsystemen ondergronds. Wateroverlast in extreme situaties wordt voorkomen door een afvoer te creëren vanuit het plangebied naar de Kromme Beek, die direct ten oosten van het plangebied ligt. In enkele delen van het plangebied is de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) te hoog om te voldoen aan de ontwateringseisen. Ophoging van delen van het plangebied is dus noodzakelijk om voldoende ontwateringsdiepte te realiseren, net zoals dit gebeurd is bij de Hessenlaan. Ten tijde van de indiening van de omgevingsvergunningen (voor bouwen) voor de woningen die in het gebied, grenzend aan de achtertuinen van het Zwanenpad, gerealiseerd zullen 3 worden, wordt ook de afwatering geregeld. Indien noodzakelijk zullen te zijner tijd aanvullende maatregelen worden getroffen om eventuele overlast te voorkomen. Conclusie: De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan. 4 Inspraakreactie 2. Ingekomen op 28 mei 2013, kenmerk 2013-22636 Samenvatting: Reclamant heeft kennis genomen van het voorontwerpbestemmingsplan en constateert op de eerste plaats dat de uitvoering van de plannen ten goede komt aan de leefbaarheid van het dorp Teuge. Toch heeft reclamant een aantal opmerkingen op het voorontwerpbestemmingsplan: 1. Reclamant is van mening dat een afstand van 50 meter van de nieuw te bouwen woningen tot de tennisbanen moet worden aangehouden. 2. Reclamant wil zekerheid van de gemeente dat bij uitvoering van het bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ geen nadere dan wel aanvullende beperkingen worden opgelegd met betrekking tot het gebruik van de aanwezige baanverlichting. Heeft er een onderzoek naar de gevolgen van de lichtmasten op het plangebied plaatsgevonden? Zo niet, dan wordt verzocht dit alsnog te doen. 3. Reclamant wil zekerheid van de gemeente dat door uitvoering van het bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ geen beperkingen worden opgelegd aan reclamant naar aanleiding van eventuele geluidsoverlast. Heeft er een onderzoek naar de geluidsbelasting door de sportactiviteiten op het plangebied plaatsgevonden? Zo niet, dan wordt verzocht dit alsnog te doen. Beantwoording: Ad. 1 De gemeente heeft begrip voor de zorgen over mogelijke overlast. Hoewel in de huidige opzet wordt voldaan aan de geldende VNG -normen, zal tegemoet worden gekomen aan de wensen van reclamant en wordt een afstand van 50 meter aangehouden tussen de nieuw te bouwen woningen tot de tennisbanen. Ad. 2 en 3 Een onderzoek naar de invloed van de (bestaande) baanverlichting en geluidsbelasting op het plangebied heeft niet plaatsgevonden omdat wordt voldaan aan de geldende VNGnormen. Met inachtneming van deze afstandsnormen conflicteren deze functies in ieder geval niet met elkaar en hoeft geen onderzoek naar de gevolgen van de lichtmasten danwel geluidsbelasting op het plangebied te worden uitgevoerd. Conclusie: De inspraakreactie leidt tot aanpassing van het plan. Op de verbeelding zal het bouwvlak binnen de woonbestemming direct ten zuiden van de tennisbanen in zuidelijke richting worden opgeschoven, zodat een minimale afstand van 50 meter ontstaat ten opzichte van de tennisbanen. 5 Inspraakreactie 3. Ingekomen op 27 mei 2013, kenmerk 2013-22514 Samenvatting: 1. Reclamant is van mening dat door de bouw van nieuwe woningen in de nabijheid van sportvoorzieningen de gewenste versterking van de leefbaarheid niet wordt gerealiseerd, maar dat deze juist onder druk komt te staan. Er worden namelijk woningen gebouwd in de recreatie-/sportzone. Dit gaat in de toekomst geluid- en lichtoverlast opleveren. Reclamant verzoekt de menging van functies ‘wonen’ en ‘sport’ tegen te gaan en de verschillende vormen van overlast van sport op wonen te voorkomen. 2. Ten tweede is reclamant van mening dat in het plan geen rekening gehouden is met de noodzakelijke ontwikkeling van de voetbalvereniging in de nabije toekomst. Er is sprake van een vereniging die te maken heeft met een trendmatige groei. Wanneer het bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ in de huidige vorm wordt vastgesteld, dient de groei binnen de bestaande contouren plaats te vinden. Dit betekent een intensivering van het gebruik van de bestaande gronden, terwijl de wens bestaat om juist buiten de bestaande contouren uit te breiden. Reclamant verzoekt aan te geven op welke manier de ontwikkeling van de vereniging kan worden gegarandeerd. Beantwoording: Ad. 1 De functies wonen, sport & werken zijn in een eerste verkenning weergegeven in een globale zoneringsschets voor het dorp Teuge. De grenzen zijn niet één-op-één vertaald in het voorontwerpbestemmingsplan. Pas in een bestemmingsplan wordt een concrete invulling gegeven door het toekennen van verschillende bestemmingen. Daarbij wordt rekening gehouden met de uitkomsten van de verschillende onderzoeken die in het kader van deze bestemmingsplanprocedure zijn uitgevoerd en de in acht te nemen afstanden tussen milieubelastende (onder andere sportvelden) en milieugevoelige functies (woningen). Met inachtneming van die afstanden conflicteren deze functies in ieder geval niet met elkaar en is het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Ad. 2 Vooropgesteld kan worden gesteld dat het geldende bestemmingsplan geen mogelijkheden biedt tot uitbreiding voor reclamant in oostelijke richting. De wensen van reclamant met betrekking tot de veldcapaciteit zijn reeds in een eerder stadium zorgvuldig bekeken en beantwoord door het college. Er zijn geen redenen om naar aanleiding van deze inspraakreactie af te wijken van het eerder ingenomen antwoord. Verwezen wordt naar de twee brieven van het college van 30 januari en 19 april 2013, met kenmerk Z-1200313_2013-03163 respectievelijk Z-12-00313_2013-15758. In de raadsvergadering van 9 oktober 2013 heeft de raad een motie aangenomen waar het college de opdracht krijgt in gesprek te gaan met Sportclub Teuge over het vermeende veldentekort van de sportclub. Het college zal deze motie uitvoeren. Conclusie: De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan. 6 Inspraakreactie 4. Ingekomen op 21 mei 2013, kenmerk 2013-21670 Samenvatting: Reclamant heeft geconstateerd dat in het voorontwerpbestemmingsplan de bestaande volkstuinen de bestemming ‘Groen’ met de gebiedsaanduiding ‘evenemententerrein’ hebben gekregen. Verzocht wordt kenbaar te maken op welke locatie ruimte (1.500 m2) wordt geboden voor de volkstuinen. Beantwoording: De volkstuinen zijn momenteel gelegen ten zuiden van de tennisbanen. Al geruime tijd is bij reclamant bekend dat de activiteiten op deze locatie een tijdelijk karakter hebben. Vanwege de gunstige ligging ten opzichte van zowel de woningbouwlocatie als de (sport)verenigingen is deze locatie nu mede bestemd als evenemententerrein. De gemeente heeft onderzocht of in het plangebied een mogelijkheid is om de volkstuinen te verplaatsen. Dit is echter niet het geval. De gemeente is van mening dat elders in of aan de rand van het dorp voldoende mogelijkheden zijn om volkstuinen te realiseren. Reclamant zal, eventueel in overleg met de gemeente, naar een passende oplossing moeten zoeken. Conclusie: De inspraakreactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan. 7 Inspraakreactie 5. Ingekomen op 23 mei 2013, kenmerk 2013-22455 Samenvatting: 1. Reclamant vraagt zich af waarom de bestemming ‘Gemengd’ voor wat betreft zijn perceel aan de Hessenlaan wordt gehandhaafd, terwijl de naastgelegen percelen, die in eigendom zijn van de gemeente, de bestemming ‘Wonen’ hebben gekregen. De omliggende woonpercelen belemmeren de realisering van bedrijfsactiviteiten op het perceel van reclamant. Het plan is dan ook in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Reclamant wenst het toekennen van een woonbestemming aan zijn perceel, aansluitend bij de systematiek van de andere woonbestemmingen. 2. Daarnaast is ten tijde van de aankoop van de gronden door reclamant in 2007 aangegeven dat het thans vigerende bestemmingsplan zou worden gerealiseerd. Vervolgens is reclamant een aantal keren een bouwvergunning geweigerd. Omdat reclamant van mening is dat gemeente hem heeft laten dwalen bij de aankoop van de gronden, dient de koopovereenkomst vernietigd te worden en reclamant schadeloos gesteld te worden. 3. Reclamant stelt dat de inhoud van zijn zienswijze op het bestemmingsplan ‘Teuge 2012’ aan deze inspraakreactie moet worden toegevoegd. Beantwoording: Ad. 1 Bij het toekennen van de bestemming ‘Gemengd’ aan het perceel van reclamant is gekeken naar het geldende bestemmingsplan. De rechten uit het geldende plan zijn overgenomen. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, niet zijnde detailhandel, toegestaan. Ook zijn bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. De door reclamant gewenste woonbestemming op zijn perceel is integraal beoordeeld in het kader van de uitbreidingsplannen voor Teuge-Oost. De huidige bestemming past goed naast de nieuwe woonbestemmingen en zorgt voor functiemenging in het gebied. Omzetting naar een woonbestemming is daarom niet gewenst en past evenmin in het Kwantitatief Woningbouw Programma (KWP). Op basis van het KWP is het maximum aantal te bouwen woningen in de gemeente vastgelegd. Gezien deze beperkingen wordt het verzoek van reclamant om de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt te verruimen met woningbouw, niet worden ingewilligd. Ad. 2 Reclamant heeft in het verleden een bouwvergunning aangevraagd voor de bouw van een bedrijfspand ten behoeve van internetverkoop van motoren, scooters en motor/scooteronderdelen. Deze activiteit is echter in strijd met het geldende bestemmingsplan en zou naar verwachting ook leiden tot overlast voor omwonenden. Bij de weigering van de bouwvergunning is overigens aan reclamant het aanbod gedaan om de grond terug te kopen. Reclamant heeft geen gebruik gemaakt van dit aanbod. Ad. 3 In de aangehaalde zienswijze op het bestemmingsplan ‘Teuge 2012’ stelde reclamant dat de bouwmogelijkheden ten aanzien van zijn perceel worden beperkt ten opzichte van het op dat moment geldende bestemmingsplan. Deze omissie is hersteld in het vastgestelde bestemmingsplan ‘Teuge 2012’. Daarnaast wenste reclamant in zijn destijds ingediende zienswijze een multifunctionele invulling voor wat betreft de gebruiksmogelijkheden van het bedrijf met detailhandel en de mogelijkheid voor woningbouw op zijn locatie. Voor wat betreft de woonfunctie wordt verwezen naar de beantwoording van punt 1. Voor wat betreft het verzoek om detailhandel toe te staan, in relatie tot de verkoop van motorvoertuigen, het volgende. Detailhandel in motorvoertuigen valt onder de zogeheten volumineuze detailhandel. De gemeente is van mening dat volumineuze detailhandel op de betreffende 8 locatie, gelegen midden in een woonstraat in het dorp, een ongewenste functie is. De mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan ‘Teuge 2012’ biedt, worden dan ook niet verruimd. Gelet op het bovenstaande zal het perceel niet in het ontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ worden opgenomen: de geldende rechten uit het bestemmingsplan ‘Teuge 2012’ blijven immers onverminderd van kracht. Conclusie: De inspraakreactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het perceel wordt niet in het ontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ opgenomen. De verbeelding is daarop aangepast. 9 Inspraakreactie 6. Ingekomen op 30 mei 2013, kenmerk 2013-23037 Samenvatting: Reclamant is erg blij met het nieuwe plan voor woningbouw in Teuge-Oost. Reclamant wil graag met de andere gebruikers van het plangebied en de gemeente tot een acceptabel plan komen. Toch heeft het voorontwerpbestemmingsplan een aantal ‘negatieve kanten’. Daarop wordt in onderstaande punten ingegaan. 1. Wanneer geen overeenstemming wordt bereikt over de verplaatsing van het terrein van reclamant naar de noordoostzijde van het plangebied, maar vervolgens rondom de bestaande locatie wel woningen worden gebouwd, dan is er geen ruimte meer voor evenementen en bestaat de kans dat de nieuwe bewoners overlast ervaren van de voorziening van reclamant. 2. De stelling dat grootschalige uitbreiding nodig is om het dorp Teuge leefbaar te houden, wordt niet gesteund door reclamant. De leefbaarheid van Teuge wordt namelijk al sinds jaar en dag door het bloeiende verenigingsleven in stand gehouden. 3. Een aantal voorwaarden die reclamant in een eerder stadium aan de verplaatsing naar het terrein achter de tennisclub heeft gesteld, is door de gemeente niet doorvertaald in het voorontwerpbestemmingsplan: a. Een gedeelte van de grond is eigendom van reclamant. De rest van het evenemententerrein hoort als een voetbalveld bij een kantine. b. De gehele verplaatsing dient voor reclamant financieel neutraal te zijn. Met het huidige voorstel lijkt dit echter niet mogelijk. c. Reclamant vraagt om een eenmalige investering voor alle bovenwijkse voorzieningen in het plangebied. d. Reclamant heeft zijn bedenkingen over de begripsbepaling ‘maatschappelijke voorzieningen’ in het bestemmingsplan in combinatie met de toegestane horeca categorieën. e. Reclamant vraagt zich af of de juiste hindercontouren worden gehanteerd. f. Het bouwvlak op de verbeelding moet aangepast worden aan het ontwerp voor de nieuwbouw. g. De landschapsinrichting op het evenemententerrein moet worden beperkt om een zo groot mogelijke ruimte te kunnen benutten voor evenementen. h. Na inwerkingtreding van het bestemmingsplan te zijner tijd, moet reclamant voldoende tijd krijgen om op de huidige locatie nog activiteiten uit te kunnen oefenen, zo lang het nieuwe pand en evenemententerrein nog in aanbouw en aanleg zijn. 4. Omdat een eventuele verhuizing van reclamant veel (emotionele) impact heeft op zijn medewerkers, maar het voortbestaan van de door reclamant georganiseerde activiteiten afhankelijk zijn van deze medewerkers, wenst reclamant een zorgvuldige procedure en afweging door de gemeente. 5. De gemeente heeft de inspanningsverplichting om, gezien de vele overlegmomenten die in de loop der jaren hebben plaatsgevonden, de wensen die reclamant heeft op een passende manier in het bestemmingsplan op te nemen. Beantwoording: Ad. 1 Er is inmiddels overeenstemming onder voorwaarden tussen gemeente en reclamant over de verplaatsing van het terrein van reclamant. Dit punt is dan ook niet meer aan de orde. Ad. 2 De gemeente onderschrijft de reactie van reclamant, maar is tevens van mening dat de ontwikkelingen op basis van het nieuwe bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ de leefbaarheid van het dorp Teuge ten goede komt en zorgt voor afronding van het dorp aan de oostzijde. 10 Ad. 3 a. b. c. d. Zie de beantwoording van punt 1. Idem. Idem. In overleg met reclamant is uit de begripsbepalingen van ‘maatschappelijke voorzieningen’ de aanvulling ‘categorie 1 zoals aangegeven in de bijlage Staat van Horeca-activiteiten’ geschrapt. De categorie aanduiding komt daarmee te vervallen. e. Er wordt voldaan aan de geldende VNG-richtlijnen. f. Het bouwvlak wordt aangepast aan de actuele bouwplannen. g. Het bestemmingsplan regelt niet de landschappelijke inrichting van het terrein. Qua inrichting van het terrein zal vanzelfsprekend rekening worden gehouden met de functie(s). h. Hierover zullen in het vervolgtraject afspraken worden gemaakt. Ad. 4 De gemeente is de bestemmingsplanprocedure gestart met een informatieavond en het ter inzage leggen van een voorontwerpbestemmingsplan, zodat een ieder zijn reactie op het plan kenbaar kon maken. Deze inspraakreacties zijn afgewogen en leiden op onderdelen tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Vervolgens wordt een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd, zodat de mogelijkheid wordt geboden eventuele zienswijzen in te dienen tegen het plan. Pas hierna zal het bestemmingsplan ter vaststelling aan de raad worden aangeboden. De gemeente is van mening dat op deze wijze sprake is van een zorgvuldige procedure en afweging van diverse belangen. Ad. 5 Reclamant en gemeente voeren al geruime tijd op constructieve wijze overleg. De uitkomsten van dit overleg zijn vertaald in het ontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’. Zowel de verbeelding (situering bestemmingsvlak en bouwvlak) als de regels (begripsbepaling) zijn aangepast. Conclusie: De inspraakreactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. De nieuwe locatie voor reclamant (verbeelding en regels) is geactualiseerd in het ontwerpbestemmingsplan. 11 Inspraakreactie 7. Ingekomen op 30 mei 2013, kenmerk 2013-23035 Samenvatting: Reclamant vindt het een goede ontwikkeling dat het dorp wordt uitgebreid met een mooie parkachtige wijk. Wel is reclamant van mening dat door het nieuwe voorontwerpbestemmingsplan zijn leefsituatie behoorlijk wordt verstoord. 1. Bij de aankoop van de kavel in 2005 werd verzekerd dat er achter zijn woning geen woningbouw kon plaatsvinden in verband met de BKL-zonering van het vliegveld Teuge. Nu er toch sprake is van woningbouw, zal dit negatieve gevolgen hebben voor de huizenprijzen. Vanwege diezelfde BKL-zonering is reclamant in 2005 meegedeeld dat een dubbele woning op zijn perceel niet mogelijk gemaakt kon worden. Noodgedwongen heeft reclamant toen een woning met inwoningssituatie gebouwd. Tot grote verbazing wordt nu wel binnen de BKL-zone gebouwd en zijn wel dubbele woningen toegestaan. 2. Reclamant vindt het onverklaarbaar dat het amendement van het CDA d.d. 4 maart 2013 inzake het bewonen van een woning door meerdere huishoudens, door het college is afgewezen. Door de huidige situatie op de huizenmarkt in combinatie met de toekomstige woningbouw achter de woning én de inwoningssituatie, is verkoop van de woning vrijwel onmogelijk. Beantwoording: Ad. 1 Vooropgemerkt kan worden gesteld dat de woning van reclamant buiten het plangebied en dus buiten de invloedsfeer van het bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ ligt. Reclamant vraagt om twee woningen toe te staan op zijn perceel. Reclamant kan hiertoe een principeverzoek indienen bij het college om het geldende bestemmingsplan Teuge 2012 te wijzigen. Het college zal vervolgens een principe uitspraak doen om al dan niet mee te werken aan een bestemmingsplanwijziging. Bij de aankoop van de kavel aan het Zwanenpad door reclamant was bekend wat de planologische mogelijkheden van het perceel zijn. Op basis van het destijds geldende bestemmingsplan in 2005 mocht één woning gebouwd worden. Reclamant heeft er vervolgens voor gekozen om een woning met inwoningssituatie te realiseren. Planologisch gezien betekent dit echter dat sprake blijft van één woning. De aanwezigheid van de BKLzone was dan ook niet de reden dat reclamant geen dubbele woning op zijn perceel mocht bouwen: dit was immers op basis van het geldende bestemmingsplan al niet mogelijk. De BKL-zonering sloot en sluit woningbouw niet uit maar maakt dit onder voorwaarden mogelijk. Voor zover reclamant van mening is dat het plan een nadelige invloed heeft op de waarde van zijn woning, overwegen wij dat geen grond bestaat voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat wij bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn. Na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan kan reclamant een verzoek om planschade indienen. Ad. 2 Aan de motie is geen uitvoering gegeven omdat het bij recht toestaan van meerdere huishoudens in één woning onwenselijke neveneffecten kan hebben. Te denken valt aan gevolgen voor onder meer de ruimtelijke inrichting, invloed op directe omgeving, welstandsvraagstukken en huisvesting van doelgroepen. Ter bescherming van de belangen van burgers en de omgeving is het noodzakelijk dat hiervoor een specifieke afweging wordt gemaakt en dat dit niet dat bij recht mogelijk is. Overigens dient nadrukkelijk te worden vermeld dat indien er wel uitvoering zou zijn gegeven aan de motie, dit niet zou betekenen dat hiermee planologisch gezien twee woningen zouden worden gecreëerd. De motie had 12 betrekking op het bij recht toestaan van meerdere huishoudens in 1 woning en niet op het planologisch bestemmen van 2 woningen. Naar aanleiding van deze motie wordt overigens wel een zogenaamde parapluherziening voorbereid om onder voorwaarden bewoning door meerdere huishoudens mogelijk te maken . Er is sprake van een stagnerende woningmarkt, daar kan de gemeente maar zeer beperkt invloed op uitoefenen. Daarnaast is het creëren van een inwoningssituatie destijds een bewuste keuze van reclamant geweest. Conclusie: De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan. 13 Inspraakreactie 8. Ingekomen op 30 mei 2013, kenmerk 2013-23036 Samenvatting: Reclamant vindt het een goede ontwikkeling dat het dorp wordt uitgebreid met een mooie parkachtige wijk. Wel is reclamant van mening dat door het nieuwe voorontwerpbestemmingsplan zijn leefsituatie behoorlijk wordt verstoord. 1. Bij de aankoop van de kavel in 2005 werd verzekerd dat er achter zijn woning geen woningbouw kon plaatsvinden in verband met de BKL-zonering van het vliegveld Teuge. Nu er toch sprake is van woningbouw, zal dit negatieve gevolgen hebben voor de huizenprijzen. Vanwege diezelfde BKL-zonering is reclamant in 2005 meegedeeld dat een dubbele woning op zijn perceel niet mogelijk gemaakt kon worden. Noodgedwongen heeft reclamant toen een woning met inwoningssituatie gebouwd. Tot grote verbazing wordt nu wel binnen de BKL-zone gebouwd en zijn wel dubbele woningen toegestaan. 2. Reclamant vindt het onverklaarbaar dat het amendement van het CDA d.d. 4 maart 2013 inzake het bewonen van een woning door meerdere huishoudens, door het college is afgewezen. Door de huidige situatie op de huizenmarkt in combinatie met de toekomstige woningbouw achter de woning én de inwoningssituatie, is verkoop van de woning vrijwel onmogelijk. Beantwoording: Ad. 1 Vooropgemerkt kan worden gesteld dat de woning van reclamant buiten het plangebied en dus buiten de invloedsfeer van het bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ ligt. Reclamant vraagt om twee woningen toe te staan op zijn perceel. Reclamant kan hiertoe een principeverzoek indienen bij het college om het geldende bestemmingsplan Teuge 2012 te wijzigen. Het college zal vervolgens een principe uitspraak doen om al dan niet mee te werken aan een bestemmingsplanwijziging. Bij de aankoop van de kavel aan het Zwanenpad door reclamant was bekend wat de planologische mogelijkheden van het perceel zijn. Op basis van het destijds geldende bestemmingsplan in 2005 mocht één woning gebouwd worden. Reclamant heeft er vervolgens voor gekozen om een woning met inwoningssituatie te realiseren. Planologisch gezien betekent dit echter dat sprake blijft van één woning. De aanwezigheid van de BKLzone was dan ook niet de reden dat reclamant geen dubbele woning op zijn perceel mocht bouwen: dit was immers op basis van het geldende bestemmingsplan al niet mogelijk. De BKL-zonering sloot en sluit woningbouw niet uit maar maakt dit onder voorwaarden mogelijk. Voor zover reclamant van mening is dat het plan een nadelige invloed heeft op de waarde van zijn woning, overwegen wij dat geen grond bestaat voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat wij bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn. Na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan kan reclamant een verzoek om planschade indienen. Ad. 2 Aan de motie is geen uitvoering gegeven omdat het bij recht toestaan van meerdere huishoudens in één woning onwenselijke neveneffecten kan hebben. Te denken valt aan gevolgen voor onder meer de ruimtelijke inrichting, invloed op directe omgeving, welstandsvraagstukken en huisvesting van doelgroepen. Ter bescherming van de belangen van burgers en de omgeving is het noodzakelijk dat hiervoor een specifieke afweging wordt gemaakt en dat dit niet dat bij recht mogelijk is. Overigens dient nadrukkelijk te worden vermeld dat indien er wel uitvoering zou zijn gegeven aan de motie, dit niet zou betekenen dat hiermee planologisch gezien twee woningen zouden worden gecreëerd. De motie had betrekking op het bij recht toestaan van meerdere huishoudens in 1 woning en niet op het 14 planologisch bestemmen van 2 woningen. Naar aanleiding van deze motie wordt overigens wel een zogenaamde parapluherziening voorbereid om onder voorwaarden bewoning door meerdere huishoudens mogelijk te maken . Er is sprake van een stagnerende woningmarkt, daar kan de gemeente maar zeer beperkt invloed op uitoefenen. Daarnaast is het creëren van een inwoningssituatie destijds een bewuste keuze van reclamant geweest. Conclusie: De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan. 15 Inspraakreactie 9. Ingekomen op 29 mei 2013, kenmerk 2013-22846 Samenvatting: Reclamant ondersteunt de keuze van de planlocatie voor de woningbouwontwikkeling en de landelijke invulling, en staat positief tegenover de gepresenteerde plannen. Reclamant geeft twee aandachtspunten weer: 1. Reclamant is van mening dat Peco verplaatst dient te worden naar de rand van de (nieuwe) wijk, ter voorkoming van hinder en overlast op de bestaande locatie. 2. Reclamant vraagt om aandacht voor de aansluiting op de Rijksstraatweg en het verkeer op de Parallelweg, omdat er zorgen bestaan over de verkeersveiligheid bij een toename van het (auto)verkeer. Beantwoording: Ad. 1 Eén van de uitgangspunten van de voorgenomen planontwikkeling is de verplaatsing van het gebouw en terrein van Peco. Door de beoogde nieuwe locatie aan de noordzijde van het plangebied te projecteren wordt de afstand vergroot tussen wonen enerzijds en de activiteiten van Peco anderzijds. Ad. 2 De Rijksstraatweg en Parallelweg zijn enige tijd geleden heringericht door de provincie. Hierbij is in de parallelweg een historisch beeld gerealiseerd door het gebruik van gebakken klinkers. De weg kent een smal profiel waarmee de toegestane snelheid van 30 km per uur ondersteund wordt. Hiermee voldoet de weg aan de kenmerken van een 30 km-weg conform ‘duurzaam veilig’: de weg is qua functie en inrichting in overeenstemming met de toegestane snelheid. In de plannen is uitgegaan van verschillende plekken waar het verkeer kan aantakken op de bestaande wegen. De wijk kan qua verkeerskundige ontsluiting in twee delen worden gesplitst. Het oostelijk deel wordt ontsloten via de Fokkerstraat op de Rijksstraatweg. Het westelijk deel via de Parmentierstraat naar De Zanden en/ of via de Hessenlaan naar de Parallelweg. In totaal zijn voor het westelijk deel maximaal 300 extra voertuigbewegingen te verwachten en voor het oostelijk deel maximaal 200 extra voertuigbewegingen. De wegen in het plangebied en aansluitend daarop kunnen deze extra verkeersbewegingen eenvoudig verwerken. Door te kiezen voor verschillende aftakkingen wordt de verkeersdruk verspreid over de diverse wegen. Via het bestemmingsplan zijn aanvullende maatregelen dan ook niet noodzakelijk. Conclusie: De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan. 16 Inspraakreactie 10. Ingekomen op 29 mei 2013, kenmerk 2013-22836 Samenvatting: Reclamant maakt bezwaar tegen de woningbouwplannen achter zijn woning. 1. Reclamant verwacht een sterke waardevermindering van zijn woning. Daarnaast zal zijn privacy worden aangetast. De nokhoogte van een gebouw mag op grond van het vigerende plan 3 meter bedragen. In het voorontwerpbestemmingsplan is voor de woningen die gerealiseerd mogen worden, een bouwhoogte van maximaal 10 meter opgenomen. 2. Reclamant verbaast zich verder over de keuze voor sociale woningbouw in dit deel van het plangebied. 3. Daarnaast snapt reclamant niet dat tussen alle woningen een bedrijfskavel is gesitueerd. Hierdoor zullen aan de overzijde van de weg, grenzend aan zijn tuin, geen vrije sectorwoningen aan de man gebracht kunnen worden, waardoor reclamant sterk benadeeld wordt met huurwoningen aansluitend aan zijn achtertuin. 4. Wanneer het hogere peil van de bestaande woningen aan de Hessenlaan ook aangehouden wordt voor de nieuwe woningen, dan zullen de woningen aan het Zwanenpad wateroverlast kunnen ondervinden. 5. Reclamant vindt de wijze van ontsluiting van de nieuwe wijk ongelukkig gekozen. 6. Reclamant vraagt zich af of het verantwoord is zoveel woningen te bouwen in de huidige slechte economische tijden en of de voorgenomen ontwikkelingen passen in het provinciale Streekplan / de structuurvisie. Beantwoording: Ad. 1 Voor zover reclamant van mening is dat het plan een nadelige invloed heeft op de waarde van zijn woning danwel verlies aan privacy, overwegen wij dat geen grond bestaat voor de verwachting dat dit zodanig zal zijn dat wij bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn. Na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan kan reclamant overigens een verzoek om planschade indienen. Ad. 2 Het stedenbouwkundig plan dat de basis heeft gevormd voor het voorontwerpbestemmingsplan betreft een indicatief plan. In het bestemmingsplan is het maximum aantal woningen vastgelegd, evenals de goot- en bouwhoogte. Of sprake zal zijn van huur- of koopwoningen is in dit stadium nog niet bekend. Het Kwalitatief Woningbouw Programma (KWP) is van toepassing, waarin een verdeling tussen bereikbare, middeldure en dure woningen is vastgelegd. Ad. 3 Ten aanzien van de betreffende bedrijfskavel kan worden gesteld dat de bestaande planologische rechten zijn overgenomen. In het ontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ wordt dit perceel overigens niet meegenomen omdat de bestemming van deze kavel ongewijzigd blijft ten opzichte van het bestemmingsplan ’Teuge 2012’. Ad. 4 Waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente Voorst hanteren als uitgangspunt dat het hemelwater van het plangebied zoveel mogelijk geborgen en geïnfiltreerd dient te worden in het plangebied zelf. Voorafgaand aan het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van het geohydrologisch onderzoek zijn conclusies getrokken over de infiltratie- en afkoppelmogelijkheden en de noodzaak tot ophogen van het terrein. 17 Binnen het plangebied wordt voldoende berging gecreëerd met behulp van wadi’s, greppels bovengronds en infiltratie- en transportsystemen ondergronds. Wateroverlast in extreme situaties wordt voorkomen door een afvoer te creëren vanuit het plangebied naar de Kromme Beek, die direct ten oosten van het plangebied ligt. In enkele delen van het plangebied is de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) te hoog om te voldoen aan de ontwateringseisen. Ophoging van delen van het plangebied is dus noodzakelijk om voldoende ontwateringsdiepte te realiseren, net zoals dit gebeurd is bij de Hessenlaan. Ten tijde van de indiening van de omgevingsvergunningen (voor bouwen) voor de woningen die in het gebied, grenzend aan de achtertuinen van het Zwanenpad, gerealiseerd zullen worden, wordt ook de afwatering geregeld. Indien noodzakelijk zullen te zijner tijd maatregelen worden getroffen om eventuele overlast te voorkomen. Ad. 5 In de plannen is uitgegaan van verschillende plekken waar het verkeer kan aantakken op de bestaande wegen. Zowel via de Parmentierstraat, de Fokkerstraat als De Zanden kan het verkeer de wijk verlaten. Door te kiezen voor verschillende aftakkingen wordt de verkeersdruk verspreid over de diverse wegen. Ad. 6 Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in de provinciale structuurvisie Streekplan Gelderland 2005 en in de verschillende uitwerkingen en herzieningen daarvan. Een deel van het provinciaal beleid is vastgelegd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Deze verordening stelt eisen aan de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan Teuge-Oost voldoet hieraan. Het plangebied is gelegen in de zoekzone wonen zoals deze is opgenomen in zowel de structuurvisie als de streekplanuitwerking ‘zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking’. In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit Ruimtelijke Ordening is het voorontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ aan de provincie toegezonden en heeft overleg tussen de gemeente en de provincie plaatsgevonden. Het aantal woningen in relatie tot het Kwalitatief Woonprogramma 2010 tot en met 2019 (KWP3) is daarbij ook aan de orde geweest. De gemeente Voorst heeft in 2011 een Woonvisie vastgesteld met als doel te komen tot een evenwichtig functionerende woningmarkt. De voorgenomen woningbouw in Teuge draagt hieraan bij en past kwantitatief binnen het woningbouwprogramma uit deze Woonvisie. Daarnaast heeft de gemeente op verzoek van de provincie een woningbouw behoefteonderzoek laten uitvoeren. Uit dit onderzoek blijkt dat de woningbouw voorziet in een lokale en regionale behoefte. Voor de totale uitgifte is het van groot belang dat de nieuwbouw gefaseerd en afgestemd op de vraag (maatwerk) op de markt wordt gebracht. Particulier en Collectief Opdrachtgeverschap lijken kansrijk. Om flexibel in te kunnen spelen op de vraag vergt dit een ruimer bestemmingsplan. Woningen die gelet op de markt en concurrentie niet voor 2020 gerealiseerd worden, resteren voor de periode na 2020. Door de transformatie van de huidige luchthavengebonden bestemming naar woongebied en afronding van het dorp vormt het bestemmingsplan een meerjarige ontwikkeling. Conclusie: De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan. 18 Inspraakreactie 11. Ingekomen op 29 mei 2013, kenmerk 2013-22833 Samenvatting: Reclamant maakt bezwaar tegen de voorgenomen ontwikkelingen in het voorontwerpbestemmingsplan. 1. Reclamant verwacht vanwege de toegestane bouwhoogte van 10 meter van de nieuw te bouwen sociale huurwoningen achter zijn perceel een sterke waardevermindering van zijn woning. Daarnaast zal zijn privacy worden aangetast. 2. Reclamant verbaast zich over de keuze van sociale woningbouw in dit deel van het plangebied. 3. Daarnaast snapt reclamant niet dat tussen alle woningen een bedrijfskavel is gesitueerd. Hierdoor zullen aan de overzijde van de weg, grenzend aan zijn tuin, geen vrije sectorwoningen aan de man gebracht kunnen worden, waardoor reclamant sterk benadeeld wordt met huurwoningen aansluitend aan zijn achtertuin. 4. Wanneer het hogere peil van de bestaande woningen aan de Hessenlaan ook aangehouden wordt voor de nieuwe woningen, dan zullen de woningen aan het Zwanenpad wateroverlast kunnen ondervinden. 5. Reclamant vindt de wijze van ontsluiting van de nieuwe wijk ongelukkig gekozen. 6. Reclamant verwacht dat een deel van de toekomstige bewoners overlast zal krijgen van de nabijgelegen voetbalvelden, in de vorm van geluidsoverlast en lichthinder. 7. Reclamant vraagt zich af of het verantwoord is zoveel woningen te bouwen in de huidige slechte economische tijden en of de voorgenomen ontwikkelingen passen in het provinciale Streekplan / structuurvisie. Beantwoording: Ad. 1 Voor zover reclamant betoogt dat het plan een nadelige invloed heeft op de waarde van zijn woning danwel verlies aan privacy, overwegen wij dat geen grond bestaat voor de verwachting dat dit zodanig zal zijn dat wij bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn. Na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan kan reclamant overigens een verzoek om planschade indienen. Ad. 2 Het stedenbouwkundig plan dat de basis heeft gevormd voor het voorontwerpbestemmingsplan betreft een indicatief plan. In het bestemmingsplan is het maximum aantal woningen vastgelegd, evenals de goot- en bouwhoogte. Of sprake zal zijn van huur- of koopwoningen is in dit stadium nog niet bekend. Het Kwalitatief Woningbouw Programma (KWP3) is van toepassing, waarin een verdeling tussen bereikbare, middeldure en dure woningen is vastgelegd. Ad. 3 Ten aanzien van de betreffende bedrijfskavel kan worden gesteld dat de bestaande planologische rechten zijn overgenomen. In het ontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ wordt dit perceel overigens niet meegenomen omdat de bestemming van deze kavel ongewijzigd blijft ten opzichte van het bestemmingsplan ’Teuge 2012’. Ad. 4 Waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente Voorst hanteren als uitgangspunt dat het hemelwater van het plangebied zoveel mogelijk geborgen en geïnfiltreerd dient te worden in het plangebied zelf. Voorafgaand aan het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van het geohydrologisch onderzoek zijn conclusies getrokken over de infiltratie- en afkoppelmogelijkheden en de noodzaak tot ophogen van het terrein. 19 Binnen het plangebied wordt voldoende berging gecreëerd met behulp van wadi’s, greppels bovengronds en infiltratie- en transportsystemen ondergronds. Wateroverlast in extreme situaties wordt voorkomen door een afvoer te creëren vanuit het plangebied naar de Kromme Beek, die direct ten oosten van het plangebied ligt. In enkele delen van het plangebied is de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) te hoog om te voldoen aan de ontwateringseisen. Ophoging van delen van het plangebied is dus noodzakelijk om voldoende ontwateringsdiepte te realiseren, net zoals dit gebeurd is bij de Hessenlaan. Ten tijde van de indiening van de omgevingsvergunningen (voor bouwen) voor de woningen die in het gebied, grenzend aan de achtertuinen van het Zwanenpad, gerealiseerd zullen worden, wordt ook de afwatering geregeld. Indien noodzakelijk zullen te zijner tijd maatregelen worden getroffen om eventuele overlast te voorkomen. Ad. 5 In de plannen is uitgegaan van verschillende plekken waar het verkeer kan aantakken op de bestaande wegen. Zowel via de Parmentierstraat, de Fokkerstraat als De Zanden kan het verkeer de wijk verlaten. Door te kiezen voor verschillende aftakkingen wordt de verkeersdruk verspreid over de diverse wegen. Ad. 6 Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan is rekening gehouden met het aspect milieuzonering: de afstandseisen die gelden tussen milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen. Met inachtneming van de benodigde afstanden conflicteren deze functies in ieder geval niet met elkaar. Overigens is een aantal bestaande woningen momenteel al dichterbij gelegen dan de beoogde nieuwbouw. Ad. 7 Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in de provinciale structuurvisie Streekplan Gelderland 2005 en in de verschillende uitwerkingen en herzieningen daarvan. Een deel van het provinciaal beleid is vastgelegd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Deze verordening stelt eisen aan de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan Teuge-Oost voldoet hieraan. Het plangebied is gelegen in de zoekzone wonen zoals deze is opgenomen in zowel de structuurvisie als de streekplanuitwerking ‘zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking’. In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit Ruimtelijke Ordening is het voorontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ aan de provincie toegezonden en heeft overleg tussen de gemeente en de provincie plaatsgevonden. Het aantal woningen in relatie tot het Kwalitatief Woonprogramma 2010 tot en met 2019 (KWP3) is daarbij ook aan de orde geweest. De gemeente Voorst heeft in 2011 een Woonvisie vastgesteld met als doel te komen tot een evenwichtig functionerende woningmarkt. De voorgenomen woningbouw in Teuge draagt hieraan bij en past kwantitatief binnen het woningbouwprogramma uit deze Woonvisie. Daarnaast heeft de gemeente op verzoek van de provincie een woningbouw behoefteonderzoek laten uitvoeren. Uit dit onderzoek blijkt dat de woningbouw voorziet in een lokale en regionale behoefte. Voor de totale uitgifte is het van groot belang dat de nieuwbouw gefaseerd en afgestemd op de vraag (maatwerk) op de markt wordt gebracht. Particulier en Collectief Opdrachtgeverschap lijken kansrijk. Om flexibel in te kunnen spelen op de vraag vergt dit een ruimer bestemmingsplan. Woningen die gelet op de markt en concurrentie niet voor 2020 gerealiseerd worden, resteren voor de periode na 2020. Door de transformatie van de huidige luchthavengebonden bestemming naar woongebied en afronding van het dorp vormt het bestemmingsplan een meerjarige ontwikkeling. 20 Conclusie: De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan. 21 3. Overzicht aanpassingen regels en verbeelding ten aanzien van het voorontwerp Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan bestaat aanleiding aanpassingen aan te brengen. Dit betreft met name aanpassingen naar aanleiding van de inspraakreacties maar ook enkele ambtshalve aanpassingen. De volgende aanpassingen worden in het ontwerpbestemmingsplan doorgevoerd op de verbeelding en/of in de regels. Wijzigingen regels · Uit begripsomschrijving kantine en maatschappelijke voorzieningen verwijderd: van categorie 1 zoals aangegeven in de bijlage ‘Staat van Horeca-activiteiten’ · De bestemming ‘Gemengd-1’ is komen te vervallen. De bestemming ‘Gemengd-2’ is vervangen door ‘Gemengd’. · Bestemming ‘Groen’: toegevoegd bij d: ‘met dien verstande dat overkappingen niet zijn toegestaan’. · Bestemming ‘Groen’: afwijking van de bouwregels toegevoegd om iets meer flexibiliteit te creëren voor de exacte situering van de nieuwe weg aan de oostzijde: Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 om op gronden gelegen binnen 3m van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied wegen toe te staan met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, mits: a. dit van belang is voor een technisch betere realisering van de wegen danwel noodzakelijk is voor de aanleg in verband met de werkelijke toestand van het terrein; b. de afwijking niet leidt tot extra wegen in het plangebied maar alleen een plaatselijke verlegging van het profiel betreft. 22 · Bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’, verwijderd: ‘met dien verstande dat de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel dan wel vermeerdering van het aantal rijstroken voorziet’. · Bestemming ‘Wonen’: art. 6.2b sub 3: ‘specifieke bouwaanduiding-overkapping’ vervangen door ‘specifieke bouwaanduiding-overstek’ Art. 6.2c sub 1: na aanduiding ‘tuin’ toegevoegd: met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-overstek’ Art. 6.4 b: toegevoegd na bouwen: ‘waarbij de bouwgrens met maximaal 1m wordt overschreden’ · Algemene wijzigingsregels: wijzigingsbevoegdheid wro zone wijzigingsgebied-1 is komen te vervallen. · Algemene wijzigingsregels: wijzigingsbevoegdheid overschrijding bestemmingsgrenzen toegevoegd: ‘Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot’. · En diverse ondergeschikte aanpassingen zoals vernummeringen, taalfouten en dergelijke. Wijzigingen verbeelding 23 · Bouwvlak woningen onder tennisbaan is naar zuidzijde verschoven; · Bestemmingsvlak en bouwvlak nieuwe locatie van Jeugdsociëteit Peco aangepast aan nieuwe situatie. Bestemming Gemengd-2 is Gemengd geworden. Evenemententerrein sluit aan bij nieuwe situatie. · Bestemming huidige locatie Jeugdsociëteit Peco gewijzigd naar bestemming ‘Wonen’ met bouwvlak, en aanduiding ‘erf’ en ‘tuin’. En bestemming Groen toegevoegd. Voor deze locatie was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het voorontwerp; · Bouwvlak woningen Hessenlaan tegenover huidige locatie Jeugdsociëteit Peco naar wegzijde geschoven i.v.m. verplaatsing Peco; · Contour bestemmingsplan is verkleind. De twee werkkavels aan de Hessenallee zijn uit het bestemmingsplan gehaald. De geldende rechten uit het bestemmingsplan ‘Teuge 2012’ blijven van toepassing. · ‘Specifieke bouwaanduiding overkapping’ vervangen door ‘specifieke bouwaanduiding overstek’ in legenda; · Bestemming Groen ten noorden van Rijksstraatweg 174 en is als tuin bij de bestaande woning gevoegd en heeft daarom bestemming Wonen met aanduiding ‘erf’ gekregen; · Bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ van de weg aan de oostzijde van het plangebied is iets verlegd vanwege de situering van de nieuwe locatie van Jeugdsociëteit Peco.
© Copyright 2024 ExpyDoc