4 - Gemeente Voorst

Notitie
Contactpersoon Maaike Teunissen
Datum 30 januari 2012
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van
woningbouw in Teuge
In opdracht van de gemeente Voorst heeft Tauw een quickscan externe veiligheid uitgevoerd ten
behoeve van een ontwerp bestemmingsplan voor de kern Teuge in de gemeente Voorst.
1 Achtergrond en opzet van het onderzoek
De gemeente Voorst wil circa 85 woningen bouwen. Deze plannen maken onderdeel uit van de
Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst uit 2005. Hierin is een verdeling van de woningbouwambitie
over de verschillende kernen weergegeven. Voor de kern Teuge wil de gemeente Voorst in 2012
een ontwerp bestemmingsplan voor de bebouwde kom ter inzage leggen. De planlocatie voor de
nieuw te ontwikkelen woningen is opgenomen in figuur 1.1. Daarnaast is in deze figuur het
onderzoeksgebied aangegeven, waarbinnen onderzocht wordt of er knelpunten zijn voor
locatieontwikkeling. In het kader van het bestemmingsplan en knelpuntenonderzoek is een
quickscan externe veiligheid uitgevoerd.
Het doel van dit onderzoek externe veiligheid is het vaststellen van knelpunten die uitgesloten
kunnen worden met betrekking tot externe veiligheid, zodat de inpasbaarheid van het plan
aangetoond kan worden aan het plaatsgebonden- en groepsrisico uit het Besluit Externe
Veiligheid Inrichtingen (Bevi) en de circulaire ‘Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’
(circulaire Rnvgs).
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
1\14
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
Figuur 1.1 Plangebied Teuge
2 Wettelijk kader
Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de regelgeving voor externe veiligheid.
Hierbij spelen het vervoer van gevaarlijke stoffen en de bedrijvigheid in de omgeving van het
plangebied een rol. Het (wettelijk) kader voor bedrijven en het transport van gevaarlijke stoffen
over de weg verschilt van het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. In onderstaande
paragrafen worden de wettelijk kaders geschetst voor deze drie bronnen van risico’s.
2.1
Besluit Externe veiligheid Inrichtingen (Bevi)
Toetsing van ruimtelijke plannen aan het externe veiligheidsbeleid vindt plaats op basis van het
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi).
2\14
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
In het Bevi zijn milieukwaliteitseisen geformuleerd. Het besluit maakt een onderscheid tussen:
• Plaatsgebonden risico: risico op een plaats buiten een inrichting uitgedrukt als een kans per
jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt
•
als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een
gevaarlijke stof betrokken is
Groepsrisico: Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen
overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een
inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof
betrokken is
Daarnaast maakt het besluit onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het
Bevi geeft een overzicht van type gebouwen en functies die onder één van deze twee
categorieën valt. Samengevat kan de volgende onderverdeling gemaakt worden:
• Kwetsbaar: (1) woningen, (2) gebouwen bestemd voor het verblijf van minderjarigen,
ouderen, zieken of gehandicapten, en (3) gebouwen waarin grote aantallen personen
•
gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn
Beperkt kwetsbaar: (1) woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen
per hectare, (2) kleinere kantoorgebouwen en hotels, restaurants, winkels, sporthallen,
zwembaden en speeltuinen, bedrijfsgebouwen, (3) objecten met een hoge infrastructurele
waarde
De toetsingnormen uit het Bevi zijn:
• Plaatsgebonden risico
− Kwetsbaar object: 10-6; dit is een grenswaarde waar aan voldaan moet worden
Beperkt kwetsbaar object: 10-6, dit is een richtwaarde waar alleen op basis van een
zorgvuldige onderbouwing van afgeweken mag worden
Groepsrisico: De berekening van de cumulatieve kans dat 10, 100 of 1000 mensen komen te
−
•
overlijden als gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke
stof betrokken is. Deze wordt uitgedrukt in een F(N)-curve. Deze F(N)-curve wordt afgezet
tegen de toetsingnorm. De oriënterende waarde van het groepsrisico is gelijk aan 10-3/N2 met
N het aantal slachtoffers. De toetsingsnorm is een oriënterende waarde waar alleen met
•
gewichtige redenen van afgeweken mag worden
Maximale effectafstanden: De maximale effectafstand is de grootste afstand tussen de locatie
van een incident met gevaarlijke stoffen en de locatie waar nog een kans bestaat op dodelijke
slachtoffers. De 1 % letaliteitskans wordt gezien als de maximale effectafstand. De afstand
die behoort bij de 1% letaliteitskans wordt bepaald voor twee verschillende weertypen. De
maximale effectafstand wordt niet als zodanig genoemd in het Bevi, maar deze afstand kan
een rol spelen bij de rampenbestrijding
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
3\14
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
2.2
Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (circulaire
Rnvgs)
In de circulaire wordt de risicobenadering uitgewerkt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het
vervoer van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen valt niet binnen het toepassingsbereik. In de
Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2004) is het beleid uit de gelijknamige Nota
wederom weergegeven, verduidelijkt en op onderdelen aangepast aan het beleid zoals dat in de
wettelijke regeling voor inrichtingen is verwoord.
Dat beleid wordt in de Circulaire geoperationaliseerd door de introductie van de risicobenadering.
De risicobenadering bestaat uit een drietal stappen:
1. Identificatie van risico’s
2. Normstelling en toetsing aan normen
3. Indien noodzakelijk risicoreductie bij overschrijding van normen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
• Plaatsgebonden risico: De norm voor het plaatsgebonden risico voor het vervoer van
gevaarlijke stoffen ligt in principe op 10-6 per jaar (is een kans van 1 op 1.000.000 per jaar).
Voor nieuwe situaties (nieuwe routes, significante toename in transportstromen en nieuwe
kwetsbare bestemmingen) geldt deze norm als grenswaarde. Voor bestaande situaties met
een plaatsgebonden risico hoger dan 10-6 per jaar geldt de norm als een streefwaarde. In
dergelijke situaties geldt een stand-still beginsel totdat aan de norm van 10-6 wordt voldaan.
Voor kwetsbare bestemmingen die zich binnen een gebied bevinden met een
•
plaatsgebonden risico hoger dan 10-5 is eerst sprake van een dringende sanering
Groepsrisico: In relatie tot groepsrisico is een vergelijkbare benadering voorzien als ten
aanzien van inrichtingen. Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat
een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het
dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Voor het groepsrisico is een
oriëntatiewaarde vastgesteld die afhankelijk is van het aantal dodelijke slachtoffers per
kilometer transportroute:
− Voor 10 of meer dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde gelijk aan 10-4 (is een kans
van 1 op 10.000 per jaar)
−
−
•
Voor 100 of meer dodelijke slachtoffers is deze gelijk aan 10-6
Voor 1000 of meer dodelijke slachtoffers is deze gelijk aan 10-8 (voor deze en
tussenliggende waarden geldt overigens de formule 10-2/N2, waarbij N gelijk is aan het
aantal dodelijke slachtoffers)
Maximale effectafstanden: de maximale effectafstand is de grootste afstand tussen de locatie
van een incident met gevaarlijke stoffen en de locatie waar nog een kans bestaat op dodelijke
slachtoffers. Voor vervoer is de 10-8-contour de maximale effectafstand
4\14
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
2.3
Nieuw beleid: Basisnet
Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen spelen belangen op het gebied van vervoer, ruimtelijke
ontwikkeling en veiligheid een grote rol. Er zijn steeds meer ontwikkelingen in Nederland
zichtbaar die zorgen voor spanning tussen deze belangen. Met het doel een duurzaam evenwicht
te creëren tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid is
het Basisnet ontstaan: een project dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat samen met onder
andere het ministerie van VROM, gemeenten, provincies en bedrijfsleven uitvoert.
Het Basisnet bestaat uit drie kaarten waarop bestaande spoor-, vaar- en rijkswegen
onderverdeeld zijn in drie categorieën routes:
•
Routes waar het vervoer van gevaarlijke stoffen geen beperkingen krijgt opgelegd, maar waar
wel ruimtelijke beperkingen gelden
Routes waar zowel beperkingen voor het vervoer als voor de ruimtelijke ontwikkeling gelden
•
Routes waar alleen beperkingen voor het vervoer zijn
•
Het Basisnet wordt vastgelegd in regelgeving.
2.4
Circulaire hoge druk gasleidingen (VROM, 1984)
Voor aardgastransportleidingen met een werkdruk van 20 bar of meer (hierna hogedruk
aardgasleidingen) zijn veiligheidsafstanden vastgesteld in de circulaire ‘Zonering langs hogedruk
aardgastransportleidingen’. In tabel 1.1 staan de veiligheidsafstanden die zijn opgenomen in de
circulaire.
Tabel 2.1 toetsingsafstand aardgas in meters (VROM, 1984). Voor afwijkende diameters lineair inter- of
extrapoleren
Bedrijfsdruk
Diameter
20-50 bar
50-80 bar
80-110 bar
2”
20
20
20
4”
20
20
25
6”
20
25
30
8”
20
30
40
10”
25
35
45
12”
30
40
50
14”
35
50
60
16”
40
55
70
18”
45
60
75
24”
60
80
95
30”
75
95
120
36”
90
115
140
42”
105
130
160
48”
120
150
180
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
5\14
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
Het streven dient erop gericht te zijn ten minste de toetsingsafstand aan te houden van de leiding
tot woonbebouwing of bijzonder object. Planologische, technische en economische belangen
kunnen tot een kleinere afstand dan de toetsingsafstand leiden. In die gevallen dienen minimaal
de afstanden te worden aangehouden zoals aangegeven in tabel 2.2.
Tabel 2.2 Minimale afstanden tot woonbebouwing en bijzondere objecten in meters. Voor afwijkende
diameters lineair inter- of extrapoleren.
Incidentele bebouwing & bijzondere objecten Woonwijk & flatgebouw & bijzondere
categorie II
objecten categorie I
Bedrijfsdruk
Diameter
20 - 50 bar
50 - 80 bar
80 - 110 bar
20 - 50 bar
50 - 80 bar
80 - 110 bar
2”
4
5
5
4
5
5
4”
4
5
5
4
5
5
6”
4
5
5
4
5
7
8”
4
5
5
7
8
10
10”
4
5
5
9
10
14
12”
4
5
5
14
17
20
14”
4
5
5
17
20
25
16”
4
5
5
20
20
25
5
1)
20
25
5
1)
25
25
18”
24”
4
5
5
30”
4
5
5
1)
30
35
36”
4
5
5
1)
35
45
5
1)
45
55
5
1)
50
60
42”
48”
1)
6\14
4
4
4
5
5
Afstand te bepalen in overleg tussen de bij een project betrokken partijen
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
Tabel 2.3 Objecten categorie I en II
Objecten categorie I
•
•
•
Objecten categorie II
Bejaardenoorden, verpleeginrichtingen,
•
Winkels voor zover zij niet onder categorie I vallen
en psychiatrische ziekenhuizen, gezinsvervangende •
Hotels, restaurants en kantoorgebouwen voor
tehuizen
zover zij niet onder categorie I vallen
Scholen
•
•
Bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder
Complexen waarin meer dan 5 winkels zijn
categorie I vallen evenals incidentele dienst- en
gevestigd en waarvan het gezamenlijke
bedrijfswoningen die op industrieterreinen
vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt, en
voorkomen, met een gemiddelde dichtheid aan
winkels met een totaal vloeroppervlak van meer dan
dienst- of bedrijfswoningen van ten hoogste één
2000 m2 per object
•
Sporthallen en zwembaden
ziekenhuizen en sanatoria, zwakzinnigeninrichtingen •
per hectare
Hotels, restaurants en kantoorgebouwen, bestemd
•
Speeltuinen, sportvelden, openluchtzwembaden
voor meer dan 50 personen per object
en andere recreatieterreinen, voor zover deze
Telecommunicatiegebouwen, gebouwen met
recreatieterreinen niet onder categorie I vallen
vluchtleidingsapparatuur en andere kwetsbare
objecten met een hoge infrastructurele waarde’
•
Installaties en bovengrondse opslagtanks voor
brandbare, explosieve of giftige stoffen en andere
objecten die door secundaire effecten een verhoogd
risico met zich meebrengen
•
Campings bestemd voor het verblijf van meer dan
50 personen, volkstuincomplexen waarop meer dan
25 tuinhuisjes, mede bestemd voor het verblijf van
personen, aanwezig zijn en andere
recreatieterreinen, bestemd voor het verblijf
gedurende meer aaneengesloten dagen van het jaar
van meer dan 50 personen
De circulaire, die is uitgebracht in 1984, wordt momenteel herzien. De nieuwe regelgeving zal
naar verwachting normen voor het plaatsgebonden risico en een verantwoordingsplicht voor het
groepsrisico bevatten (analoog aan het Bevi) [VROM (brief veiligheidsafstanden voor hogedruk
aardgasleidingen), 2007]. Vanwege nieuwe inzichten in de berekening van risico’s, zullen de
nieuwe afstanden verschillen van de afstanden in de circulaire.
Hoewel de huidige circulaire nog van kracht is, adviseert VROM om bij het vaststellen van nieuwe
ruimtelijke plannen al rekening te houden met de nieuwe inzichten [Eisen omgevingsdata in het
kader van groepsrisicoberekeningen bij ruimtelijke ontwikkeling, revisie 4, N.V. Nederlandse
Gasunie, december 2008]. Inmiddels is door het RIVM en Gasunie een nieuwe rekenmethodiek
voorgesteld.
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
7\14
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
Zolang de nieuwe afstanden nog niet officieel zijn vastgesteld en gemeenten een nieuwe
ruimtelijke ontwikkeling willen realiseren, kunnen zij de Gasunie vragen om een QRA-berekening
uit te voeren.
Tabel 2.4 Diameter en druk afhankelijke afstand ter inventarisatie bebouwing bij een bepaald tracé
[VROM, 2008]
Inventarisatieafstand (IA) (m)
Diameter
40 bar
66.2 bar
80 bar
4”
45
60
65
6”
70
90
95
8”
95
120
130
10”
120
150
160
12”
140
170
180
14”
150
190
200
16”
170
210
230
18”
200
240
260
20”
220
270
290
24”
260
310
330
30”
310
380
400
36”
360
430
470
42”
400
490
520
48”
440
540
580
3 Bevindingen
In dit hoofdstuk worden de bevindingen beschreven van de quickscan externe veiligheid waarbij
gekeken is naar het vervoer van gevaarlijke stoffen, buisleidingen en de aanwezigheid van
risicovolle inrichtingen. Hiervoor zijn de risicokaart en de risicoatlassen weg, spoor en water
gebruikt. Daarnaast hebben wij het conceptrapport Beleidsvisie Externe Veiligheid [september
2009] van de gemeente Voorst geraadpleegd.
In de volgende paragrafen worden eerst de inrichtingen en daarna de verschillende routetypes
beschreven voor het aspect externe veiligheid.
8\14
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
3.1
Inrichtingen
Airport Teuge
Rond kleine, aangewezen, luchtvaartterreinen zoals Teuge zijn nog geen plaatsgebonden
risicocontouren bepaald. In de huidige aanwijzingen ingevolge de Luchtvaartwet is het
milieuthema "externe veiligheid" nog niet verwerkt. Dit komt pas zodra de provincies bevoegd
gezag zijn geworden over deze luchthavens ingevolge de nieuwe wet Regelgeving
Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML). Dit bevoegd gezag geldt voor de kleinere
(niet aangewezen) luchtvaartterreinen al sinds 1 november 2009, maar voor de aangewezen
luchthavens zoals Teuge treedt het pas in werking, zodra het ministerie van Verkeer en
Waterstaat een zogenaamd omzettingsbesluit heeft gemaakt waarin de oude wetsystematiek
(Luchtvaartwet) wordt vertaald naar de nieuwe (Wet luchtvaart), waarvan de wet RBML
hoofdstuk 8 is). Voor Teuge is dit omzettingsbesluit op zijn vroegst medio 2010 te verwachten
volgens de provincie Gelderland.
Het provinciale RBML-instrument voor Teuge wordt het luchthavenbesluit. Een onderdeel
daarvan wordt de externe veiligheidszonering. Dit moet te zijner tijd berekend gaan worden met
het speciaal hiervoor ontwikkelde "Gevers-rekenmodel" (Op dit moment is dit model nog niet
opgeleverd). Dit wordt dan onderdeel van het eerste luchthavenbesluit voor Teuge. Dit
luchthavenbesluit hoeft uiterlijk pas op 1 november 2014 vastgesteld te zijn, (zijnde de wettelijk
vastgelegde maximale termijn van vijf jaar na inwerkingtreding van de RBML-decentralisatie). Op
dit moment is nog niet bekend of de resultaten van de externe veiligheidsberekeningen geplaatst
worden op de risicokaart [contactpersoon provincie Gelderland; 2010].
Hieruit kunnen wij concluderen dat vanuit de vigerende wet- en regelgeving geen belemmeringen
zijn voor de ontwikkeling voor het aspect externe veiligheid als gevolge van de aanwezigheid van
Airport Teuge.
Overige bedrijven
Het meest dichtbij liggende bedrijf met opslag van gevaarlijke stoffen ligt meer dan 2 kilometer
vanaf het plangebied. Volgens het conceptrapport Beleidsvisie Externe Veiligheid Voorst is de
effectafstand 33 meter. Dichter in de buurt van het plangebied liggen geen bedrijven die
gevaarlijke stoffen opgeslagen hebben. Overige bedrijven vormen daarom geen belemmering
voor het aspect externe veiligheid.
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
9\14
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
Figuur 3.1 Uitsnede risicokaart [www.risicokaart.nl]
3.2
Vervoer over de weg
Binnen de gemeente Voorst is geen routering gevaarlijke stoffen vastgesteld. Over de
Rijksstraatweg (N344) worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De hoeveelheid en frequentie is
echter zo laag, dat er in het conceptrapport Beleidsvisie van de gemeente Voorst geen aandacht
aan is besteed. Uit navraag bij het Projectbureau Externe Veiligheid Regio Stedendriehoek blijkt
dat er alleen LPG vervoerd wordt. Het invloedsgebied van de categorie GF3, waarbinnen LPG
valt is 325.
Programma van eisen voor een nieuwe externe veiligheid risicoanalyse op de weg
[VROM; 2009]. Het plangebied ligt bijna in zijn geheel binnen deze zone van de N344 (figuur 3.2).
Bij ontwikkeling van (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van provinciale
wegen is daarom een vervolgonderzoek nodig. Het groepsrisico neemt dan per definitie toe en
dus dient op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS, 2004)
een onderzoek naar de toename van het groepsrisico plaats te vinden. Over deze toename dient
vervolgens (bestuurlijke) verantwoording te worden afgelegd.
10\14
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
Figuur 3.2 Invloedsgebied weg en spoor in Teuge
3.3
Effecten vanuit vervoer over spoor
Het spoor (Apeldoorn-Deventer) ligt ongeveer 250 meter van het plangebied. De PR 10-6 contour
ligt voor het baanvak Deventer-Apeldoorn op minder dan 10 m afstand van het spoor
(bron: ministerie van Verkeer en Waterstaat, Inventarisatie van EV-risico’s bij het vervoer van
gevaarlijke stoffen).
Volgens het conceptrapport Beleidsvisie Externe Veiligheid Voorst wordt een veiligheidszone van
200 meter vanaf de rand van het spoor aangehouden (conform het ontwerp Basisnet). Deze zone
is gepresenteerd in figuur 3.2. Wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor geeft
dit voor externe veiligheid geen knelpunt.
3.4
Effecten vanuit vervoer over het water
De Geldersche IJssel (Arnhem-Deventer-Zwolle) waarover gevaarlijke stoffen uit de categorieën
LF1 en LF2 vervoerd worden ligt meer dan 5 kilometer van het plangebied. In tabel 3.1 staan de
categorieën gevaarlijke stoffen opgenomen. Vier hoofdcategorieën worden daarbij
onderscheiden: Gas of vloeistof (Liquid) en Toxisch of brandbaar (Flammable): GT, LT, GF en
LF. Aan deze categorieën wordt een getal gekoppeld en hoe hoger het getal, hoe groter de
gevaarspotentie in die groep [Inzicht in transport gevaarlijke stoffen; provincie Flevoland; 2007].
Het invloedsgebied van deze stoffen is echter niet groter dan 80 meter.
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
11\14
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
Daarnaast is binnen het concept Basisnet Water is de Geldersche IJssel aangemerkt als zwarte
route (frequent transport). Echter uit berekeningen is gebleken dat er zelfs bij extreme groei van
het transport er nagenoeg geen PR 10-6 contour op de oevers terechtkomt. Er wordt voor het
Basisnet Water dan ook geen categorieën en gebruiksruimte vastgesteld (geen limiet aan het
transport). Een zogenaamd plasbrandaandachtsgebied (brandbare vloeistoffen), waarbinnen
verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden is vastgesteld op 25 m uit de oever
(zomerdijk).
Transport van gevaarlijke stoffen vormt daarom geen belemmering voor externe veiligheid.
Tabel 3.1 Stofcategorieën en voorbeeldstoffen watertransport [Risicoatlas water]
Hoofdcategorie
Categorie
Voorbeeldstof
Brandbare gassen (GF)
GF3
Propaan
Toxische gassen (GT)
GT3
Ammoniak
Brandbare vloeistoffen (LF)
LF1
Heptaan (diesel)
LF2
Pentaan (benzine)
Toxische vloeistoffen (LT)
LT1
Acrylnitril
LT2
Propylamine
3.5
Effecten vanuit vervoer door buisleidingen
Op de risicokaart is te zien dat een buisleiding (N-554-01-KR-029) meer dan 900 meter van het
plangebied loopt. VROM en Gasunie adviseren alvast rekening te houden met een
inventarisatieafstand van maximaal 580 meter. Dit betekent dat buiten de 580 meter tot de grootst
denkbare gasleiding er geen reden is om aan te nemen dat er een invloed zou kunnen zijn op het
groepsrisico. Daarnaast is uit het conceptrapport Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente voorst
af te leiden dat de maximale toetsingsafstand voor de buisleidingen die binnen de gemeente
Voorst liggen 140 meter is (35 meter voor de N-554-01-KR-029). Buisleidingen vormen daarom
geen belemmering voor externe veiligheid, omdat er hier sprake is van een veel grotere afstand
dan 580 meter.
12\14
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
4 Conclusie en aanbevelingen
In deze quickscan externe veiligheid is geïnventariseerd of er belemmeringen zijn voor de
ontwikkeling van circa 85 woningen in de kern Teuge in de gemeente Voorst. Hierbij is gekeken
naar het transport van gevaarlijke stoffen en aanwezigheid van bedrijven.
Voor de voorgenomen ontwikkeling is voor een aantal aspecten van externe veiligheid inzichtelijk
gemaakt of knelpunten worden verwacht. Hieronder in tabel 4.1 wordt dit per aspect aangegeven.
Tabel 4.1 Knelpunten
Onderwerp
Knelpunt
Vervoer gevaarlijke stoffen over water
Nee
Vervoer gevaarlijke stoffen over spoor
Nee
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Nee
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Vervolg onderzoek noodzakelijk
Bedrijven met gevaarlijke stoffen
Nee
De aanwezigheid van bedrijven, Airport Teuge en het vervoer van gevaarlijke stoffen over water,
spoor, door buisleidingen vormen geen knelpunt voor de ontwikkeling. Het plangebied ligt buiten
de mogelijke invloedsafstand.
Omdat er over de weg gevaarlijke stoffen vervoerd worden (LPG), moet hier nader onderzoek
naar gedaan worden. In een vervolgonderzoek kan met behulp van het softwareprogramma RBM
II de toename van het groepsrisico bepaald worden. Op basis van dit onderzoek vastgestelde
veranderingen in het groepsrisico dient verantwoording te worden afgelegd in de toelichting op
het vast te stellen besluit. De regionale brandweer moet in staat worden gesteld hier advies over
uit te brengen.
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
13\14
Kenmerk N005-4713147MTU-iap-V02-NL
14\14
Quickscan externe veiligheid ten behoeve van woningbouw in Teuge
Afschrift: Spoelma, Heinen, Bekkers, S3H, Projectbureau EV.,
Regio Stedendriehoek
Projectbureau Externe
Veiligheid
Bijlage 1
Door
Notitie beoordeling externe veiligheid ten behoeve van het
Bestemmingsplan Dorp Teuge
Hansjurgen Heinen
Gezien door
Liesbeth Spoelma
Dossier
2012-509075
Datum
29 juni 2012
1. Inleiding
Gemeente Voorst heeft gevraagd advies uit te brengen op het gebied van externe veiligheid inzake
het conserverende bestemmingsplan Dorp Teuge.
Dit advies is gebaseerd op de aangeleverde gegevens vanuit de gemeente Voorst:
- plankaarten ‘Bestemmingsplan Teuge 2012’, BügelHajema, projectnummer
250.000.238.01.00, d.d. 6 juni 2012;
- plantoelichting ‘Bestemmingsplan Teuge 2012’ BügelHajema, projectnummer 254.00.02.38.01
d.d. 12 juni 2012;
- planregels ‘Bestemmingsplan Teuge 2012, 16 april 2012.
Bij dit advies is verder gebruik gemaakt van:
· de Provinciale risicokaart;
· brief provincie Gelderland ‘Definitief rapport externe veiligheid provinciale wegen’, 8 maart
2011;
· Handreiking verantwoording groepsrisico, november 2008.
2. Aanwezige risicobronnen plangebied en hun risico’s
Op basis van het Registratiebesluit en de ministeriële regeling provinciale risicokaart moet het
bevoegde gezag risicobronnen vermelden op de risicokaart met de daarbij horende relevante
risicocontouren. Voor transportroutes geldt dat de geldende invloedsgebieden (nog) niet op de
risicokaart staan vermeld. Figuur 1 geeft een overzicht van de planlocatie in relatie tot de
risicobronnen binnen en nabij de planlocatie.
Pagina 1 van 3
Vliegveld Teuge
Planlocatie
N344 Rijksstraatweg
Figuur 1 Risicobronnen binnen en nabij de planlocatie (bron provinciale risicokaart)
Uit figuur 1 blijkt dat de volgende relevante risicobronnen binnen of nabij de planlocatie zijn gelegen:
Mobiele bronnen:
Transportroutes provinciale weg N344 Rijksstraatweg.
Stationaire bronnen:
Vliegveld Teuge
2.1.1. Transportroute N344 Rijksstraatweg
Toetsingskader
De N344 is een doorgaande routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de beschouwing van de
externe veiligheidsrisico is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) inclusief
wijziging van 15 december 2009 van toepassing. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving
voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) met als uitvloeisel
het basisnet. Hiervoor is inmiddels een ambtelijk concept beschikbaar van november 2008.
Daarnaast moeten de risico’s worden getoetst aan de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente
Voorst. Deze nota geeft voor transportroutes geen aanvullend kader ten opzichte van hetgeen
geregeld is in het RNVGS.
Risicobeschouwing
De externe veiligheid van de provinciale wegen is door de provincie Gelderland geïnventariseerd. De
provincie heeft de gemeente hierover geïnformeerd bij brief van 8 maart 2011 ‘Definitief rapport
externe veiligheid provinciale wegen’. Hier is de rapportage van Arcadis ‘Externe veiligheidsrisico’s op
provinciale wegen in Gelderland’ (januari 2011) bijgevoegd. De resultaten van dit onderzoek geven
inzicht in de externe veiligheidssituatie van alle provinciale wegen in de huidige situatie en de
autonome ontwikkeling daarvan tot 2020.
2012-509075 Advies BP Teuge Dorp
juni 2012
pagina 2 van 3
Het volgende citaat komt uit het begeleidend schrijven van de provincie:
‘Uit het onderzoek komt naar voren dat er in Gelderland zeven weggedeeltes zijn waarbij er een
verhoogde kans is dat er een grotere groep mensen komt te overlijden als gevolg van een
ongeval met gevaarlijke stoffen. Deze plekken zijn gelegen in de (dichtbebouwde) kernen langs de
N325 (2x), N301, N348, N344, N326. In de toekomstige situatie kan hier nog een aantal
trajecten bij komen die zijn gelegen aan de N318, N233, N302, A326. Dit betekent dat
gemeenten wanneer zij willen bouwen langs deze trajecten goed moeten verantwoorden
waarom ze op deze plek willen bouwen. Hierbij moeten zij ook kijken naar de capaciteit van de
hulpverlening en welke mensen in deze gebouwen komen te wonen en werken.’
Met de weggedeelten met een hoog groepsrisico langs de N344 wordt de situatie over de
Amersfoortseweg bedoeld. Het groepsrisico op het weggedeelte Apeldoorn – Deventer blijft nu en in
de toekomst onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
Uit het bovenstaande blijkt dat de N344 geen transportroute betreft waarvoor externe veiligheid een
belangrijk item is. Een verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.
2.1.2. Vliegveld Teuge
Toetsingskader
De provincies moeten voor luchthavens besluiten nemen over veiligheid. Bij het vaststellen van die
besluiten zijn de provincies gebonden aan de wettelijke normen voor luchthavens. Deze normen zijn
vastgelegd in:
1. Besluit burgerluchthavens. Hierin staan onder meer de normen voor veiligheid.
2. Regeling Burgerluchthavens. Hierin staan rekenvoorschriften voor externe veiligheid.
3. Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen. Hierin staan regels voor de veilige
inrichting, uitrusting en gebruik van luchthavens en overige terreinen in gebruik voor luchtvaart.
Het provinciale RBML-instrument voor Teuge wordt het luchthavenbesluit. Een onderdeel
daarvan wordt de externe veiligheidszonering. Dit moet berekend worden met het speciaal hiervoor
ontwikkelde "Gevers-rekenmodel" Dit wordt dan onderdeel van het eerste luchthavenbesluit voor
Teuge. Uiterlijk op 1 november 2014 wordt het luchthavenbesluit voor Teuge vastgesteld.
Risicobeschouwing
De huidige risico’s en de toekomstige risico’s van luchthaven Teuge zijn nog niet berekend. Dit
betekent dat er nog geen toetsing kan plaatsvinden aan de normen voor externe veiligheid. Echter het
bestemmingsplan Dorp Teuge is een conserverend bestemmingsplan dat niet voorziet in nieuwe
bouwtitels. Bij de vaststelling van de risicocontouren van Vliegveld Teuge in het luchthavenbesluit zal
rekening worden gehouden met de huidig aanwezige bebouwing.
Dit betekent dat de externe veiligheid van vliegveld Teuge geen belemmering oplevert voor het
planproces.
3. Conclusie
De externe veiligheid van mogelijke risicobronnen in en rond het plangebied Teuge Dorp is
beschreven en beoordeeld. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de twee risicobronnen die in of
nabij het plangebied zijn gelegen (provinciale weg en Vliegveld Teuge) geen belemmeringen
opleveren voor het planproces.
2012-509075 Advies BP Teuge Dorp
juni 2012
pagina 3 van 3
Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium
National Aerospace Laboratory NLR
NLR-CR-2012-231
Externe veiligheidsrisico rond luchthaven Teuge
door vliegverkeer
L. de Haij en G.J.T. Heppe
Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium
National Aerospace Laboratory NLR
NLR-CR-2012-231
Externe veiligheidsrisico rond luchthaven Teuge
door vliegverkeer
L. de Haij en G.J.T. Heppe
Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de eigenaar.
Opdrachtgever
Gemeente Voorst
Contractnummer
2012-14724 (NLR projectnummer 1492114)
Eigenaar
Gemeente Voorst
NLR Divisie
Air Transport
Verspreiding
Beperkt
Rubricering titel
Ongerubriceerd
Datum
Goedgekeurd
door:
Goed
Go
edge
ed
geke
ge
keur
ke
urdd do
ur
door
or::
or
oktober 2012
Auteur
Autteu
Au
eurr
L. ddee Ha
Haij
ij
G.J.
G.
J.T.
J.
T. Heppe
Hep
H
eppe
ep
pe
G.J.T.
Reviewer
Revi
Re
view
vi
ewer
ew
er
Y.S.
Y.S. Cheung
Che
C
heun
he
ung
un
g
Beherende
afdeling
Behe
Be
here
he
rend
re
ndee af
nd
afde
deli
de
ling
li
ng
R.W.A.
Vercammen
R.W.
R.
W.A.
W.
A. V
Ver
erca
er
camm
ca
mmen
mm
en
Datum:
Dat
Da
tum:
Dat
Da
Datum:
tum:
Dat
Da
Datum:
tum:
NLR-CR-2012-231
Samenvatting
In opdracht van de gemeente Voorst is door het NLR een analyse gemaakt van de externe
veiligheid als gevolg van het vliegverkeer rondom de luchthaven Teuge. De risicoanalyse is
uitgevoerd volgens de in de RBML vastgelegde methodiek.
Dit rapport beschrijft de basisbegrippen, uitgangspunten, invoergegevens en de resultaten van
de berekeningen. De externe veiligheid wordt gepresenteerd in de vorm van plaatsgebonden
risicocontouren van10-5 mét meteotoeslag en 10-6 zónder meteotoeslag. Deze risicowaarden zijn
in de RBML vastgelegd als basis voor de beleidsmatige analyse van de externe veiligheid
rondom de luchthaven. De gepresenteerde contouren zijn in overleg met het bevoegd gezag
geometrisch gestileerd in overeenstemming met de richtlijnen in de RBML.
2
NLR-CR-2012-231
Inhoud
Afkortingen
4
Begrippenlijst
4
1
Inleiding
5
2
Basisbegrippen externe veiligheid
6
3
Uitgangspunten risicoanalyse
7
4
Plaatsgebonden risicocontouren
10
Referenties
Appendix A
13
Overzicht verkeersgegevens
14
Appendix B Ligging baaneinden
17
3
NLR-CR-2012-231
Afkortingen
AIP
Aeronautical Information Publication
BKL
Geluidbelastingeenheid kleine luchtvaart
EV
Externe veiligheid
GEVERS
Geïntegreerd Externe VEiligheid RekenSysteem; door ministerie van I&M
beschikbaar gesteld programma om externe veiligheid te berekenen voor een
Nederlandse luchthaven
I&M
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Ke
Kosten eenheid (eenheid geluidbelasting)
MTOW
Maximum Take-Off Weight, maximaal startgewicht
NLR
Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium
PR
Plaatsgebonden risico
RBML
Regeling Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens
TRIPAC
Third party RIsk analysis PACkage; NLR programma voor de berekening
van externe veiligheid waarvan de rekenkern een onderdeel vormt van het
programma GEVERS
Begrippenlijst
BKL-verkeer
Licht propellerverkeer (MTOW tot 6.000 kg) met visuele vluchtuitvoering
(VFR). Genoemd naar wettelijke geluidbelastingeenheid BKL voor dit type.
Circuitvlucht
Vlucht rondom luchthaven; luchthaven van vertrek is dezelfde als die van
aankomst. Voor externe veiligheid bestaat één circuitvlucht uit twee
vliegbewegingen: circuitstart en circuitlanding.
Ke-verkeer
Straalverkeer, zwaar propellerverkeer (MTOW van 6.000 kg of meer) en licht
propellerverkeer (MTOW tot 6.000 kg) voor zover vluchtuitvoering met
behulp van instrumenten (IFR) plaatsvindt. Ook helikopters worden hiertoe
gerekend. Genoemd naar wettelijke geluidbelastingeenheid Ke voor dit type.
Licht verkeer
Gewichtscategorie voor verkeer van vaste vleugelvliegtuigen met een
MTOW onder 5.700 kg. Onderverdeeld in licht1500 (MTOW < 1500 kg),
en licht5700 (1500 kg d MTOW < 5700 kg).
Meteotoeslag
Toeslag op het aantal vliegbewegingen om tegemoet te komen aan de
fluctuaties in het baangebruik per jaar als gevolg van fluctuaties in het weer.
Vliegbeweging
Een start of een landing van vliegtuig of helikopter.
Zwaar verkeer
Gewichtscategorie voor verkeer van vaste vleugelvliegtuigen met een
MTOW vanaf 5.700 kg.
4
NLR-CR-2012-231
1
Inleiding
In opdracht van de gemeente Voorst is door het NLR een analyse gemaakt van de externe
veiligheid rondom de luchthaven Teuge als gevolg van het vliegverkeer. De luchthaven is op
1 november 2009 opgenomen in de Regeling Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens
(RBML) en valt sinds 1 januari 2011 onder verantwoordelijkheid van de provincie Gelderland.
Meest belangrijke wijziging in de RBML is de decentralisatie van taken en bevoegdheden in het
beleid ten aanzien van de regionale en kleine luchthavens. Tevens is in de wetgeving voor deze
luchthavens een nieuw stelsel geïntroduceerd voor geluidbelasting en externe veiligheid en zijn
de vereiste rekenmethodieken hiervoor wettelijk vastgelegd.
Dit rapport presenteert de risicoanalyse voor luchthaven Teuge, uitgevoerd volgens de in de
RBML vastgelegde methodiek. Het beschrijft basisbegrippen, uitgangspunten, invoergegevens
en de resultaten van de analyse. De berekende risico’s zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de
verkeersgegevens zoals recent zijn toegepast in het Omzettingsbesluit van de luchthaven (Refs.
1 en 2). De risico’s worden gepresenteerd in de vorm van plaatsgebonden risicocontouren met
de waarden die in de RBML vastgelegd zijn als basis voor de beleidsmatige analyse van de
externe veiligheid rondom de luchthaven. De gepresenteerde contouren zijn in overleg met het
bevoegd gezag geometrisch gestileerd in overeenstemming met de richtlijnen in Bijlage 2 van
de RBML.
Leeswijzer
De opbouw van het rapport is als volgt. Hoofdstuk 2 beschrijft de risicomaat en de methodiek
zoals deze in het onderzoek is gebruikt. Hoofdstuk 3 presenteert de uitgangspunten en
hoofdstuk 4 de resultaten van de analyse en de toepassing van de contouren.
5
NLR-CR-2012-231
2 Basisbegrippen externe veiligheid
2.1 Risicomaat
Bij externe veiligheidsberekeningen voor een Nederlandse luchthaven wordt het plaatsgebonden
risico (PR) als risicomaat gehanteerd. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als de kans per
jaar dat een denkbeeldig persoon die zich permanent op dezelfde locatie in de omgeving van een
luchthaven bevindt, komt te overlijden als een direct gevolg van een vliegtuigongeval. Het
plaatsgebonden risico is locatieafhankelijk (daarom plaatsgebonden) en daarmee niet op elke
locatie gelijk. In het algemeen neemt het plaatsgebonden risico, behorend bij één vlucht, af
naarmate de afstand tot de vliegroute groter wordt of naarmate de afstand tot de baan, gezien
langs de vliegroute, groter wordt. Bij het bepalen van het plaatsgebonden risico worden alleen
fictieve personen op de grond beschouwd. Het plaatsgebonden risico is dus onafhankelijk van
de daadwerkelijke populatie in de omgeving van een luchthaven.
Het plaatsgebonden risico wordt berekend binnen een rechthoekig gebied rond de luchthaven,
het zogenaamde studiegebied dat verdeeld wordt in vierkante cellen. De kans op overlijden van
een persoon wordt in het midden van zo'n cel berekend. De berekeningsresultaten worden
vervolgens weergegeven in de vorm van zogenaamde plaatsgebonden risicocontouren waarin
punten met gelijk risico worden verbonden. In dit rapport worden de contouren gepresenteerd
voor de plaatsgebonden risicowaarden van 10-5 mét meteotoeslag en 10-6 zónder meteotoeslag.
Deze risicowaarden zijn in de RBML vastgelegd als basis voor de beleidsmatige analyse van
externe veiligheid rondom een luchthaven.
2.2 Rekenmethodiek
Het verkeer op Teuge bestaat hoofdzakelijk uit één- en tweemotorige propellervliegtuigen met
een maximaal startgewicht tot 5700 kg. Verder is er in beperkte mate helikopterverkeer en
verkeer van kleine straalvliegtuigen, eveneens met een maximaal startgewicht tot 5700 kg.
Bij de berekening van het risico volgens de standaard methodiek van de RBML wordt het
verkeer van vliegtuigen onderverdeeld in verschillende gewichtsklassen en vliegtuigtypen. Bij
het helikopterverkeer wordt onderscheid gemaakt naar aantal en soort motoren en operationeel
gebruik. Voor het gewicht van de verschillende vliegtuig- en helikoptertypen wordt gebruik
gemaakt van de standaard gegevens die ook voor GEVERS gebruikt worden.
6
NLR-CR-2012-231
3 Uitgangspunten risicoanalyse
Dit hoofdstuk behandelt de uitgangspunten en invoergegevens die gebruikt zijn voor het
berekenen van het plaatsgebonden risico rondom de luchthaven Teuge.
3.1 Basisgegevens
Uitgangspunt van de verkeersgegevens voor de risicoanalyse wordt hoofdzakelijk gevormd door
de gegevens die oorspronkelijk in de Aanwijzing luchtvaartterrein Teuge en recent in het
Omzettingsbesluit van de luchthaven zijn toegepast (Refs. 1 en 2). Hierbij is het verkeer
onderverdeeld in twee verkeerstypen volgens de indeling die gehanteerd is voor de berekening
van de geluidsbelasting namelijk het BKL-verkeer (‘klein verkeer’) en het Ke-verkeer (‘groot
verkeer’). Deze verdeling is gekoppeld aan de wijze van vluchtuitvoering, vliegtuigtype en
startgewicht.
Als gevolg van het huidige gebruik van andere routes en het wegvallen van de banen 03-21 en
03Z-21Z ten opzichte van bovengenoemde verkeersgegevens zijn voor het maken van de
risicoanalyse een aantal wijzigingen uitgevoerd. De wijzigingen worden in dit hoofdstuk nader
toegelicht en leveren een verkeersbestand dat nagenoeg identiek is aan het bestand dat gebruikt
wordt voor het opstellen van het Luchthavenbesluit door de provincie Gelderland.
Het BKL- en Ke-verkeer op de luchthaven bestaat uit starts en landingen van overlandvluchten,
paravluchten, zweefsleepvluchten, reclamevluchten en circuits waarbij één circuit wordt
beschouwd als twee bewegingen, één start en één landing. In de Aanwijzing wordt voor het
BKL-verkeer uitgegaan van maximaal 76.400 vliegbewegingen per jaar. In dit aantal zijn 5.647
bewegingen door reclame- en zweefvliegcircuits niet opgenomen. Deze bewegingen worden in
de risicoanalyse meegeteld als extra BKL-verkeer. Het aantal bewegingen voor het BKLverkeer komt daarmee totaal op 82.047 bewegingen. Voor het Ke-verkeer zijn in de Aanwijzing
1.365 bewegingen opgenomen van helikopters en 500 bewegingen van lichte straalvliegtuigen.
De genoemde bewegingen voor het BKL- en Ke-verkeer zijn zonder toepassing van een
meteotoeslag. Een overzicht van het aantal bewegingen per vluchtsoort en verkeerstype is
opgenomen in Appendix A.
Luchthaven Teuge kent een verharde baan 09-27 van 1.199 meter en een parallelle onverharde
zweefvliegbaan 09Z-27Z. Het gebruik van de onverharde baan 03-21 en de zweefvliegbaan
03Z-21Z die in de Aanwijzing waren opgenomen, is in 2012 beëindigd. In de risicoberekening
is daarom het verkeer op deze banen gewijzigd en verplaatst van 03(Z) naar 09(Z) en van 21(Z)
naar 27(Z) door opschaling van het aantal bewegingen per baaneinde.
7
NLR-CR-2012-231
3.2 Vliegtuigen
Verkeersgegevens
In de Aanwijzing zijn de bewegingen van BKL- en Ke-verkeer gerelateerd aan vliegtuigtypes
die representatief zijn voor de luchthaven. Bij het BKL-verkeer gaat het om de Cessna-150M, 172M, -182P en -310R. Bij het Ke-verkeer is gekozen voor de straalvliegtuigen Cessna-501 en 525 met de aanname dat elk type 50% van het aantal bewegingen uitvoert.
Volgens het rekenvoorschrift moet de plaatsgebonden risicocontour van 10-5 bepaald worden
met verkeersgegevens mét meteotoeslag en de contour van 10-6 met verkeersgegevens zónder
meteotoeslag. Door de toepassing van een meteotoeslag wordt rekening gehouden met de
onzekerheid in het verwachte baangebruik als gevolg van de jaarlijkse veranderingen in het
weer. Door deze toeslag wordt het aantal vliegbewegingen in de berekeningen kunstmatig
verhoogd.
Voor het BKL-verkeer zijn de verkeergegevens mét en zónder meteotoeslag afgeleid uit de
invoergegevens die zijn toegepast in de geluidsberekening voor het Omzettingsbesluit dat is
opgesteld als overgang naar de RBML (Ref. 2). Voor het Ke-verkeer is in de Aanwijzing alleen
het aantal bewegingen vastgelegd. Voor dit verkeer, dat alleen baan 09-27 gebruikt, is een
nominaal baangebruik aangenomen dat vergelijkbaar is met het BKL-verkeer op 09-27 en een
meteotoeslag van 10%. Met een nominaal baangebruik van 40% in de richting 09 en 60% in de
richting 27, betekent toepassing van 10% meteotoeslag dat het aantal bewegingen in de richting
09 toeneemt tot 50% (factor 1,25) en in de richting 27 tot 70% (factor 1,1667).
Een overzicht van de voor de analyse gebruikte verkeersgegevens is opgenomen in Appendix A.
Voor het BKL-verkeer zijn de bewegingen per soort vlucht, vliegtuigtype en route in meer
detail uiteengezet in Ref. 2 zodat alleen enkele overzichtstabellen zijn opgenomen. Voor het Keverkeer zijn tabellen opgenomen met bewegingen per type en per route.
Routes.
Bij de modellering van routes voor externe veiligheidsberekeningen worden alleen nominale
routes gebruikt. Een nominale route is het gemiddelde of voorgenomen grondpad van een
vlucht, waarbij een grondpad de projectie van de vliegbaan op de grond is. Hierbij wordt geen
rekening gehouden met de operationele afwijkingen ten opzichte van de nominale route. De
operationele afwijkingen zijn op basis van analytische gegevens ingebracht in het rekenmodel
en worden op deze manier verwerkt in de berekeningen.
De routes voor het BKL-verkeer zijn samengesteld uit de routes zoals deze gebruikt zijn in het
Omzettingsbesluit. Een belangrijke wijziging hierop betreft echter het niet meer in gebruik zijn
8
NLR-CR-2012-231
van het kleine zuidelijke reclamecircuit (routes 151 en 251). Het verkeer op dit circuit is daarom
voor de risicoanalyse verplaatst naar het grote zuidelijke circuit (routes 150 en 250).
Voor de routes van het Ke-verkeer is aangenomen dat rechte start- en naderingsroutes worden
gevolgd op de hoofdbaan (09-27) gebaseerd op straight-out en straight-in vliegprocedures.
Begin en einde van de routes is gebaseerd op de ligging van het begin- en eindpunt van de starten landingsbaan. De ligging van de baaneinden van de verharde baan en de zweefvliegbaan is
gegeven in Appendix B.
3.3 Helikopters
Verkeersgegevens.
Voor de 1.365 helikopterbewegingen in het Aanwijzingsbesluit wordt aangenomen dat 25% van
de bewegingen wordt uitgevoerd door de Eurocopter 135 en 75% door de Robinson 22.
Voor de verdeling van de helikopterbewegingen over de baanrichtingen en de toepassing van de
meteotoeslag is dezelfde aanname gedaan als voor het Ke-verkeer in hoofdstuk 3.2. Dit houdt
in: 40% van het verkeer in baanrichting 09 met een factor van 1,25 als meteotoeslag en 60% in
baanrichting 27 met een factor van 1,1667.
In Appendix A is een overzicht gegeven van de verkeersgegevens van de helikopters. Het
betreft het aantal bewegingen per helikoptertype en per baanrichting zonder en met
meteotoeslag.
Sectoren.
Luchthaven Teuge kent geen specifieke helispot en voor starten en landen wordt verondersteld
dat het heliverkeer gebruik maakt van dezelfde routes en hetzelfde circuit als het Ke-verkeer. In
de modellering van het helikoptermodel wordt in plaats van routes echter gebruik gemaakt van
sectoren waarbinnen het verkeer zich van of naar een start- of landingsplaats beweegt. Voor de
analyse wordt daarom aangenomen dat de baaneinden van 09 en 27 in Appendix B tevens het
vertrek- en landingspunt van de helikoptervlucht zijn.
9
NLR-CR-2012-231
4 Plaatsgebonden risicocontouren
Dit hoofdstuk presenteert de resultaten in de vorm van de plaatsgebonden risicocontouren van
10-5 mét meteotoeslag en 10-6 zónder meteotoeslag op een achtergrondkaart van de luchthaven.
4.1 Rekenprogramma
De berekening van het risico door vliegverkeer rond luchthaven Teuge is uitgevoerd met het
NLR programma TRIPAC versie 3.3. Dit programma is rekentechnisch identiek aan het door
het ministerie van I&M ter beschikking gestelde programma GEVERS dat van TRIPAC is
afgeleid. Met TRIPAC versie 3.3 (GEVERS versie 1.3) wordt het risico berekend volgens de
standaard methode voor de berekening van externe veiligheidsrisico’s rond Nederlandse
luchthavens zoals in de RBML is vastgelegd (Ref. 3).
4.2 Studiegebied
De berekeningen zijn uitgevoerd in een studiegebied van 15 bij 15 kilometer begrensd door een
linksonder- en een rechtsbovenhoekpunt met Rijksdriehoekscoördinaten van (162000, 355000)
en (177000, 370000). Het studiegebied is opgedeeld in rekencellen van 25 bij 25 meter. Voor
elke rekencel is het plaatsgebonden risico berekend in het midden van de cel.
4.3 Berekeningsresultaten
Voor vliegveld Teuge zijn de plaatsgebonden risico’s berekend zonder en met meteotoeslag op
het aantal bewegingen. De invoer en de resultaten van de berekeningen zijn gekoppeld aan
unieke NLR-berekeningsnummers die voor de analyse van Teuge vermeld staan in tabel 1.
Tabel 1: NLR-berekeningsnummers van risicoberekeningen luchthaven Teuge
Verkeer
NLR berekeningsnummer
BKL+Ke+heli zonder meteotoeslag
1492114_12102931
BKL+Ke+heli met meteotoeslag
1492114_12102932
4.4 Plaatsgebonden risicocontouren
Uit de berekeningen zijn plaatsgebonden risicocontouren bepaald van 10-5 mét en 10-6 zónder
meteotoeslag. De risicocontouren zijn vervolgens in overleg met het bevoegd gezag geometrisch
gestileerd volgens de richtlijnen in de RBML.
Voor stilering van de risicocontouren zijn de volgende uitgangspunten uit Bijlage 2 van de
RBML toegepast:
4. Lange smalle uitlopers van risicocontouren (zogenaamde ‘risicostaarten’) kunnen afgekapt
worden op een bepaalde afstand van de baankop. De afstand voor afkap van de contour is
ofwel;
10
NLR-CR-2012-231
a. de afstand waar de breedte B van de contour smaller wordt dan 60m, of
b.de afstand waar de contour smaller is dan 2% van de lengte L van de contour
(B < 0,02L). Voorbeeld: afkap van de contour op 3500m van de baankop als de contour
daar smaller wordt dan 70m.
5. Eilanden in het verlengde van de contour kunnen worden weggelaten indien smaller dan 60
meter.
7. Bij circuits is afkap mogelijk na de eerste en voor de laatste bocht van 90 graden in het
horizontale vlak ten opzichte de baan.
De resulterende plaatsgebonden risicocontouren van 10-5 mét en 10-6 zónder meteotoeslag zijn
gepresenteerd in figuur 1. In de figuur zijn eveneens de grenzen van luchtvaartterrein Teuge
aangegeven. De contouren zijn weergegeven op een achtergrondkaart die ontleend is aan
gegevens van de Topografische Dienst te Emmen.
-5
Figuur 1: Gestileerde plaatsgebonden risicocontouren voor risicowaarden 1.10 (rood) met
-6
meteotoeslag en 1.10 (blauw) zonder meteotoeslag. Donkerbruine contour is grens
luchthaventerrein
De (gestileerde) risicocontouren lopen vanaf de baaneinden tot ver buiten het luchthaventerrein.
Van deze contouren zijn alleen de delen van belang die buiten het officiële luchthaventerrein
liggen. Op het luchthaventerrein zelf hebben de risicocontouren geen beleidsmatige betekenis.
11
NLR-CR-2012-231
Van het gebied binnen de 10-5 contour valt alleen aan de westzijde een gedeelte buiten het
luchthaventerrein. Van het gebied binnen de 10-6 contour valt aan beide baaneinden het grootste
deel buiten het luchthaventerrein. In de figuren 2 en 3 zijn de risicocontouren op grotere schaal
gepresenteerd in de omgeving van beide baaneinden.
Figuur 2: Plaatsgebonden risicocontouren ter plaatse van baaneinden 09 en 09Z voor de
-5
-6
waarden 1.10 met meteotoeslag (rood) en 1.10 zonder meteotoeslag (blauw)
Figuur 3: Plaatsgebonden risicocontouren ter plaatse van baaneinden 27 en 27Z voor de
-5
-6
waarden 1.10 met meteotoeslag (rood) en 1.10 zonder meteotoeslag (blauw)
12
NLR-CR-2012-231
Referenties
1. Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu houdende omzetting van bepalingen omtrent het luchthavenluchtverkeer uit het aanwijzingsbesluit van de luchthaven
Teuge, in verband met de vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en
militaire luchthavens (Omzettingsregeling luchthaven Teuge), Nr. VENW/BSK2010/214986, Staatscourant Nr. 20764, dd. 30 december 2010.
2. Lden-berekeningsrapport t.b.v. het omzettingsbesluit. Luchthaven Teuge. ADECS, rapport
v&w100405.EHTE.rap, december 2010.
3. Regeling houdende regels voor burgerluchthavens (Regeling burgerluchthavens), Staatscourant Nr. 12507, dd. 27 juni 2012. Bijlage 2: Voorschrift voor de berekening en bepaling
van de 10-5 en 10-6 plaatsgebonden risicocontouren en het Totaal risicogewicht voor
overige burgerluchthavens.
13
NLR-CR-2012-231
Appendix A
A.1
Overzicht verkeersgegevens
Vliegtuig- en helikoptertypen
Tabel A.1 geeft een overzicht van de in de risicoanalyse gebruikte vliegtuig- en helikoptertypen.
Aangegeven zijn de ICAO-afkorting, het MTOW en de generatie en het verkeerstype zoals in
het externe veiligheidsmodel gebruikt worden.
Tabel A.1: Vliegtuig- en helikoptertypes van BKL-verkeer, straalverkeer en heliverkeer
Vliegtuigtype/
helikoptertype
Cessna 150M
Cessna 172M
Cessna 182P
Cessna 310R
Cessna 501
Cessna 525
Eurocopter EC-135
Robinson R-22
Afkorting
C150
C172
C182
C310
C501
C525
EC35
R22
MTOW
(ton)
0.73
1.09
1.34
2.50
5.38
4.81
2.91
0.62
Verkeerstype
in EV model
Licht1500
Licht1500
Licht1500
Licht5700
Business jet
Business jet
HMT **)
H1P **)
Opmerking
heavy *)
heavy *)
*) ‘heavy’ betekent dat dit vliegtuigtype in de berekening beschouwd wordt als zwaar verkeer.
**) HMT is Multi turbine engine helicopter, H1P is Single piston engine helikopter
A.2
Bewegingen BKL-verkeer
Tabel A.2 geeft het aantal bewegingen BKL-verkeer per segment.
Tabel A.2: Aantal bewegingen BKL-verkeer per segment (zonder meteotoeslag)
Segment
Starts en
landingen
34642
Overland
Terrein
Para
Zweefsleep
Reclame
Totaal aantal bewegingen
Circuit starts
en landingen
33106
4915
1827
1910
BKL verkeer
1827
3820
Totaal
34642
33106
4915
3654
5730
82047
In tabel A.3 staat het relatieve aantal bewegingen BKL-verkeer per baanrichting zonder en met
meteotoeslag.
Tabel A.3: Relatief aantal bewegingen BKL-verkeer per baanrichting zonder en met
meteotoeslag
Baanrichting
09
27
09Z
27Z
Baangebruik zonder
meteotoeslag
38.6 %
61.4 %
38.6 %
61.4 %
Baangebruik met
meteotoeslag (%)
48.6 %
71.4 %
48.6 %
71.4 %
14
NLR-CR-2012-231
A.3
Bewegingen Ke-verkeer straalvliegtuigen
In tabel A.4 staan de invoergegevens zonder en met meteotoeslag van het Ke-verkeer van
straalvliegtuigen. Tabel A.5 geeft de verdeling per baanrichting.
Tabel A.4: Invoergegevens van het Ke-verkeer straalvliegtuigen
Baanrichting
route
09
Str_out
09
Str_out
09
Str_in
09
Str_in
27
Str_out
27
Str_out
27
Str_in
27
Str_in
Totaal aantal bewegingen
STart/
LAnding
ST
ST
LA
LA
ST
ST
LA
LA
AC-type
Aantal bewegingen
zm
mm
50
62.5
50
62.5
50
62.5
50
62.5
75
87.5
75
87.5
75
87.5
75
87.5
500
600
C501
C525
C501
C525
C501
C525
C501
C525
Note: ‘zm’ is zonder meteotoeslag, ‘mm’is met meteotoeslag.
Tabel A.5: Aantal bewegingen straalvliegtuigen per baanrichting zonder en met meteotoeslag
Baanrichting
09
27
Totaal
Aantal bewegingen
zm
mm
200
250
300
350
500
600
Relatief aandeel
zm
mm
40 %
50 %
60 %
70 %
100 %
120 %
Note: ‘zm’ is zonder meteotoeslag, ‘mm’is met meteotoeslag.
A.4
Bewegingen Ke-verkeer helikopters
In tabel A.6 staan de invoergegevens zonder en met meteotoeslag van het Ke-verkeer
helikopters. Een toelichting op de start- en landingsplaats staat in hoofdstuk .
Tabel A.7 geeft de verdeling per start- en landingsplaats.
Tabel A.6: Verkeersgegevens van het helikopterverkeer
Start-/landings sector
plaats
EST
Start_startpunt_oost
EST
Start_startpunt_oost
WLD
Land_landpunt_west
WLD
Land_landpunt_west
WST
Start_startpunt_west
WST
Start_startpunt_west
ELD
Land_landpunt_oost
ELD
Land_landpunt_oost
Totaal aantal bewegingen
STart/
LAnding
ST
ST
LA
LA
ST
ST
LA
LA
Note: ‘zm’ is zonder meteotoeslag, ‘mm’is met meteotoeslag.
15
Helitype
EC35
R22
EC35
R22
EC35
R22
EC35
R22
Aantal bewegingen
zm
mm
68.25
85.31
204.75
255.94
68.25
85.31
204.75
255.94
102.38
119.44
307.13
358.32
102.38
119.44
307.13
358.32
1365.02 1638.02
NLR-CR-2012-231
Tabel A.7: Verkeersaandeel per locatie in start en landing, zonder en met meteotoeslag
Start-/landings
plaats
WST
WLD
EST
ELD
Relatief aandeel
zm
mm
30 %
35 %
20 %
25 %
20 %
25 %
30 %
35 %
Opmerking
ST in richting 27
LA in richting 09
ST in richting 09
LA in richting 27
Note: ‘zm’ is zonder meteotoeslag, ‘mm’is met meteotoeslag.
16
NLR-CR-2012-231
Appendix B Ligging baaneinden
Begin en einde van de routes is gebaseerd op de ligging van het begin- en eindpunt van de starten landingsbaan. Tabel B.1 geeft de ligging in Rijksdriehoekscoördinaten van de baaneinden
(drempels) voor de start- en landingsbaan die gebruikt worden door BKL-verkeer (m.u.v.
zweefsleepverkeer) en Ke-verkeer. Voor het zweefsleepverkeer zijn de baandrempels gegeven
in tabel B.2. Op de luchthaven Teuge zijn geen verschoven baandrempels in de landing.
Tabel B.1: Ligging baandrempels van start- en landingsbanen voor verkeer (m.u.v. zweefsleep)
Baaneinde
09
27
X-coördinaat
[m]
199.697
200.892
Y-coördinaat
[m]
472.912
473.010
Nominale
baanlengte
1.199 meter
Tabel B.2: Ligging baandrempels van start- en landingsbanen voor zweefsleepverkeer
Baaneinde
09Z
27Z
X-coördinaat
[m]
199.770
200.445
Y-coördinaat
[m]
473.075
473.132
Omdat voor de start en landing van het helikopterverkeer op Teuge het grote circuit gebruikt
wordt, wordt aangenomen dat de baaneinden uit tabel B.1 tevens het begin- of eindpunt van de
vlucht zijn. Tabel B.3 geeft voor het helikopterverkeer de coördinaten van de start- en
landingspunten.
Tabel B.3: Ligging start- en landingspunten voor het helikopterverkeer
Baaneinde
WST
WLD
EST
ELD
X-coördinaat
[m]
199.697
199.697
200.892
200.892
Y-coördinaat
[m]
472.912
472.912
473.010
473.010
Vanuit deze punten zijn de sectoren gedefinieerd voor start en landing in de verschillende
richtingen. Aangenomen is dat de helikopters op 09 en 27 ‘straight in’ en ‘straight out’ vliegen
met aan beide zijden een sector van 5 graden vanaf de start- of landingsplaats waarbinnen 95%
van de vluchten normaal zal plaatsvinden. De resterende 5 % is verdeeld over de overige twee
sectoren van elk 170 graden.
17
NLR-CR-2012-231
Figuur B.1 geeft een overzicht van de locatie en naamgeving van de begin- en eindpunten van
09
27
routes en sectoren voor het starten en landen van helikopters.
Definitie punt
Rwy 09 - fixed wing startpunt
WST - heli startpunt west
WLD - heli landingspnt west
Definitie punt
Rwy 27 - fixed wing start
EST - heli startpunt oost
ELD - heli landingspunt oost
Figuur B.1: Locatie en naamgeving van de verschillende definitiepunten
18
Bureauonderzoek en Inventariserend
Veldonderzoek, verkennend booronderzoek
De Zanden te Teuge
gemeente Voorst
Opdrachtgever
Status:
Definitief
Paraaf
Datum
Gemeente Voorst
Postbus 9000
Projectleider
7390 HA Twello
drs. H. Kremer
Projectnummer
Autorisatie
Synthegra Rapport S110184
drs. E.A. Schorn (senior prospector)
Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Fax +31 (0)88 81 81 989, Internet: www.synthegra.nl
15-12-2011
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
COLOFON
Opdrachtgever
: Gemeente Voorst teTwello
Project
: De Zanden te Teuge
Projectnummer
: S110184
Titel
: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoekverkennend booronderzoek, De Zanden te
Datum
: 15-12-11
Teuge
Projectleider
: drs. H. Kremer (prospector, KNA archeoloog)
Auteurs
: drs. H. Kremer (prospector, KNA archeoloog) drs. R.N. Nillesen (historicus)
Autorisatie
: drs. E.A. Schorn (senior prospector)
Druk
: Synthegra bv, Doetinchem
ISSN
: 1874-9771
Synthegra bv
Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Fax +31 (0)88 81 81 989, Internet: www.synthegra.nl
© Synthegra bv, 2011
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
2 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
INHOUD
ADMINISTRATIEVE GEGEVENS
4
SAMENVATTING
5
1
INLEIDING
1.1
Onderzoekskader
1.2
Onderzoeksdoel en vraagstellingen
1.3
Ligging en huidige situatie plangebied
1.4
Toekomstige situatie plangebied
7
7
7
8
8
2
BUREAUONDERZOEK
2.1
Methode
2.2
Landschapsgenese
2.3
Archeologische waarden in en rondom het plangebied
2.4
Historische ontwikkeling
2.5
Gespecificeerde archeologische verwachting
9
9
9
15
18
21
3
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK
3.1
Methode
3.2
Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens
3.3
Archeologische indicatoren
3.4
Archeologische interpretatie
23
23
23
24
24
4
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
4.1
Inleiding
4.2
Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen
4.3
Aanbevelingen
26
26
26
27
LITERATUUR EN KAARTEN
28
Bijlagen:
Bijlage 1: Overzicht van de relevante geologische en archeologische tijdvakken
Bijlage 2: Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS waarnemingen
Bijlage 3: Boorpuntenkaart
Bijlage 4: Boorprofielen
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
3 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
Administratieve gegevens
Toponiem
: De Zanden
Plaats
: Teuge
Gemeente
: Voorst
Provincie
: Gelderland
Projectnummer
: S110184
Bevoegde overheid
: Gemeente Voorst, adviseur namens de gemeente, drs. N. Vossen,
regio archeoloog
Opdrachtgever
: Gemeente voorst
Uitvoerende instantie
: Synthegra bv
Datum uitvoering veldwerk
: 01 en 02-09-2011
Uitvoerders veldwerk
: drs. H. Kremer (prospector, KNA archeoloog) dhr. G. Kleijn Winkel
(veldmedewerker)
Onderzoeksmelding (ARCHIS)
: 48.153
Datum onderzoeksmelding
: 24-08-2011
Onderzoeksnummer (ARCHIS)
: 39.613
Kaartblad
: 33B
Periode
: laat-paleolithicum tot en met nieuwe tijd
Oppervlakte
: Circa 9,4 ha
Perceelsnummers
: gemeent Twello, sectie D, nummers 1257, 1233, 1451 (ged.), 893 en
gemeente Voorst sectie P, nummers 538 en 563 (ged.)
Grondgebruik
: braakliggend, akkerland en grasland
Geologie
: Fluvioperiglaciale afzettingen (Formatie van Boxtel)
(Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel)
Geomorfologie
: dekzandrug, dekzandvlakte en droog dal
Bodem
: verstoord
Depot
: Documentatie en vondsten zullen worden aangeleverd aan het
Provinciaal Depot van Gelderland, te Nijmegen
De onderzoekslocatie wordt omsloten door de volgende vier coördinaten:
Noordwest
X: 200.260 Y: 472713
Noordoost
X: 200.730 Y: 472713
Zuidoost
X: 200.730 Y: 472341
Zuidwest
X: 200.260 Y: 472341
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
4 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
Samenvatting
Inleiding
Synthegra heeft in opdracht van de Gemeente Voorst een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met
een verkennend booronderzoek uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanprocedure op een terrein
gelegen ten noorden van de bebouwde kom van Teuge.
Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek
De specifieke verwachting uit het bureauonderzoek wordt weergegeven in onderstaande tabel.
Periode
Verwachting
Verwachte kenmerken vindplaats
Diepteligging sporen
laat-
Hoog
Bewoningssporen, tijdelijke
Onder de bouwvoor (vanaf
paleolithicum –
Voor de
kampementen: vuursteen artefacten,
circa 30 cm beneden
mesolithicum
dekzandrug
haardkuilen
maaiveld)
Laag
Bewoningssporen, tijdelijke
Onder de bouwvoor (vanaf
Voor de
kampementen: vuursteen artefacten,
circa 30 cm beneden
dekzandvlakte/
haardkuilen
maaiveld)
dal
neolithicum –
Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten
Onder de bouwvoor (vanaf
vroege
laag
aardewerk, natuursteen,
circa 30 cm beneden
middeleeuwen
gebruiksvoorwerpen
maaiveld) tot in de Chorizont
late
hoog – rond
Vanaf het maaiveld tot diep
middeleeuwen –
19e eeuwse
in de C-horizont
nieuwe tijd
bebouwing in
centraal
oostelijke deel
laag – rest van
het plangebied
Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode.
Archeologische interpretatie veldonderzoek
De natuurlijke bodem is in het hoger gelegen deel van het plangebied verstoord door recente
graafwerkzaamheden. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en
ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Deze worden in de top van de C-horizont verwacht. Aangezien de
bodem tot diep in de C-horizont is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren
gegaan. De hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum ter
plaatse van het hoger gelegen deel van het plangebied kan daarom naar laag worden bijgesteld. Het
onderzoek heeft de ligging van het oostelijke deel van het plangebied in een depressie bevestigd, en ook hier
zijn bodemverstoringen aangetroffen zodat de lage verwachting voor deze periode voor dit deel van het
plangebied kan worden gehandhaafd.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
5 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten
aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de Chorizont reiken. Met uitzondering van boring 43, 49, 55 en 57 tot en met 60 is de bodem tot diep in de Chorizont verstoord en is het archeologische niveau niet meer intact. Op basis van het bureauonderzoek
werden ook geen archeologische resten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen verwacht. De
lage verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kan
gehandhaafd blijven.
Voor het oostelijke deel van het plangebied gold een hoge verwachting voor de late middeleeuwen en de
nieuwe tijd in verband met de ligging binnen een bufferzone van een historisch erf. Uit het booronderzoek
blijkt dat de bodem verstoord is. Op basis van deze conclusie wordt de hoge verwachting voor
nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd voor oostelijke deel van het plangebied naar
laag bijgesteld en de lage verwachting voor de rest van het plangebied gehandhaafd.
Aanbeveling
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek
geadviseerd. Dit advies is overgenomen door de gemeente Voorst die vervolgens een selectiebesluit neemt.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
6 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
1
Inleiding
1.1
Onderzoekskader
Synthegra heeft in opdracht van de Gemeente Voorst een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met
een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein gelegen ten noorden van de bebouwde kom van
Teuge (afbeelding 1.1). Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanprocedure. De
aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van een woonwijk.
De diepte van de toekomstige bodemverstoring is op dit moment onbekend, maar uitgaande van de aanleg
van bouwputten voor de bebouwing zal de bodem waarschijnlijk tot in het archeologische niveau worden
verstoord, dat in dit gebied vanaf 30 cm beneden maaiveld verwacht kan worden.
Door de graafwerkzaamheden die zullen gaan plaatsvinden, kunnen eventueel aanwezige archeologische
waarden verloren gaan. Daarom is op basis van het Verdrag van Malta, waaruit de Wet op de Archeologische
Monumentenzorg uit 2007 is voortgevloeid, voorafgaand aan de graafwerkzaamheden archeologisch
onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
1
versie 3.2 . Het veldwerk is uitgevoerd op 1 en 2 september 2011.
De bevoegde overheid, de gemeente Voorst, beschikt over een Archeologische Verwachtings- of
2
Beleidsadvieskaart. Volgens het vigerende beleid dient voor het plangebied een bureauonderzoek opgesteld
te worden en/of een inventariserend veldonderzoek te worden uitgevoerd in de vroegste fase van de
planvorming.
De bevoegde overheid, de gemeente Voorst, zal de resultaten van het onderzoek toetsen en een
selectiebesluit nemen.
1.2
Onderzoeksdoel en vraagstellingen
Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan
de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische
waarden.
Het doel van het verkennend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel door de
intactheid van de bodemopbouw vast te stellen.
De volgende onderzoeksvragen zullen worden beantwoord:
x
x
Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen
ontwikkeling van het gebied?
1
SIKB 2010.
2
(Raap-rapport 1855)
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
7 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
1.3
Ligging en huidige situatie plangebied
Het plangebied is circa 9,4 ha groot en ligt ten noorden van de bebouwde kom van Teuge (afbeelding 1.1).
Het terrein wordt in het noorden begrensd door het vliegveld Teuge, in het oosten door grasland, in het zuiden
door (bebouwing aan) de Rijksstraatweg en in het westen door bebouwing aan De Zanden. Het plangebied is
in hoofdzakelijk braakliggend, begroeid met boomopslag en dichte bosschages en een deel is in gebruik als
grasland en akker. De hoogte van het maaiveld varieert van circa 4,2 m in het noordoosten tot 5,0 m +NAP in
3
het westen van het plangebied (Normaal Amsterdams Peil).
Afbeelding 1.1: Het plangebied op google maps aangegeven met het rode kader. Voor deze weergave is
gekozen omdat een topografische kaart met daarop de recente aanpassing van de weg De Zanden ten
noorden van het plangebied niet voorhanden was.
1.4
Toekomstige situatie plangebied
De exacte inrichting van het plangebied is op dit moment nog onbekend. Binnen het plangebied zal
woningbouw ontwikkeld worden.
3
Hoogteligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) in m NAP geraadpleegd op www.ahn.nl
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
8 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
2
Bureauonderzoek
2.1
Methode
Tijdens het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een gespecificeerd archeologisch
verwachtingsmodel voor het plangebied opgesteld. Dit is gedaan door het raadplegen van voor de archeologie
relevante (schriftelijke) bronnen. Voor het bureauonderzoek zijn met name gegevens over bekende
archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied verzameld. Dit is aangevuld met historisch en fysischgeografisch onderzoek, waarbij informatie over vroeger grondgebruik is verkregen door de analyse van
historische kaarten en tevens gegevens over de geologie, geomorfologie en bodem zijn bestudeerd.
2.2
Landschapsgenese
Voor het bepalen of, waar en uit welke periode archeologische resten kunnen worden verwacht, zijn de
volgende bronnen met betrekking tot de landschapsgenese geraadpleegd:
x
x
Geologische Kaart, schaal 1:600.000
x
Bodemkaart, schaal 1:50.000
x
Geomorfologische Kaart, schaal 1:50.000
Relevante achtergrondliteratuur
Voor de geologische beschrijving is gebruik gemaakt van de Lithostratigrafische Indeling van de Ondiepe
4
Ondergrond. Zie voor een overzicht van de geologische en archeologische perioden bijlage 1.
Geologie en geomorfologie
Het plangebied ligt op de grens tussen het pleistocene zandgebied in het westen en de holocene riviervlakte
van de rivier de IJssel in het oosten. Het landschap heeft zijn huidige reliëf vooral tijdens de laatste ijstijd, het
Weichselien (circa 115.000 – 11.755 jaar geleden), gekregen. Volgens de Geologische overzichtskaart van
Nederland komen in het plangebied dan ook afzettingen voor die in deze periode zijn afgezet, namelijk
5
fluvioperiglaciale afzettingen bedekt met dekzand. Deze afzettingen zijn in het Holoceen (circa 11.755 jaar
geleden tot heden) bedekt met een dunne laag rivierklei van de IJssel.
In het Weichselien heeft het landijs Nederland niet bereikt, maar is het klimaat wel koud en droog. Gedurende
een zeer koude periode, het Pleniglaciaal (circa 75.000 – 15.700 jaar geleden), is de ondergrond periodiek
permanent bevroren geweest en heeft het regen- en sneeuwsmeltwater over het oppervlak afgestroomd.
Hierdoor zijn fluvioperiglaciale afzettingen, ook wel sneeuwsmeltwaterafzettingen genoemd, gevormd en
dalen uitgesleten. Het zuidoostelijk deel van het plangebied ligt in een dal dat in deze periode is gevormd
(afbeelding 2.1, code 2R2). In de regio van het plangebied komen de fluvioperiglaciale afzettingen dicht aan
het oppervlak voor en zijn afgezet in de vorm van welvingen en vlaktes. Op de geomorfologische kaart ligt ten
westen van het plangebied een vlakte van sneeuwsmeltwaterafzettingen (afbeelding 2.1, code 2M7). De
fluvioperiglaciale afzettingen zijn zeer divers en bestaan uit fijn en grof zand, soms met grind, leemlagen en
4
De Mulder et al. 2003 en via www.dinoloket.nl: Dinoloket, Standaarden, Lithostratigrafische Nomenclator van de Ondiepe
5
TNO Bouw en Ondergrond 2008.
Ondergrond.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
9 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
plantenresten en worden tot de Formatie van Boxtel gerekend.
6
Volgens de bodemkaart worden
fluvioperiglaciale afzettingen binnen 1,2 m beneden maaiveld verwacht (afbeelding 2.3, toevoeging …g bij de
code van het bodemtype).
LEGENDA
3K14
: dekzandrug, eventueel bedekt met oud bouwlanddek
3L5
: golvende dekzandvlakte
2M7
: vlakte van sneeuwsmeltwaterafzettingen
3L3
: welvingen in sneeuwsmeltwaterafzettingen
2R2
: dalvormige laagte, zonder veen
2M25
: rivieroverstromingsvlakte
Afbeelding 2.1: Ligging van het plangebied op de Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000,
aangegeven
met
het
rode
kader
(Bron:
ARCHIS2,
www.archis2.archis.nl,
het
registratie-
en
informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).
De fluvioperiglaciale afzettingen zijn later grotendeels bedekt met dekzand. In de koudste en droogste
perioden van het Weichselien, met name tijdens het Laat Pleniglaciaal (circa 26.000 – 15.700 jaar geleden) en
in sommige perioden van het Laat-Glaciaal (circa 15.700 – 11.755 jaar geleden) is de vegetatie vrijwel
7
verdwenen geweest. Hierdoor heeft op grote schaal verstuiving opgetreden en is dekzand afgezet. Dit (vaak
lemige) zand is kalkloos, fijnkorrelig (150 – 210 Pm), goed afgerond, goed gesorteerd en arm aan grind en
6
Berendsen 2004, 189.
7
Berendsen 2004, 113.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
10 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
8
wordt tot het Laagpakket van Wierden van de Formatie van Boxtel gerekend. Het reliëf, dat hierbij in het
landschap is ontstaan, wordt gekenmerkt door vlaktes, depressies en dekzandkopjes, afgewisseld met
9
langgerekte ruggen. Op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN) is goed te zien dat het plangebied
overwegend hoog gelegen is (oranjegele kleuren, afbeelding 2.2) en dus waarschijnlijk op een dekzandrug ligt
(afbeelding 2.1, code 3K14). De rivieroverstromingsvlakte (afbeelding 2.1, code 2M25) waar het noordoostelijk
deel van het plangebied in ligt en het dal waar het zuidoostelijk deel van het plangebied in ligt (afbeelding 2.1,
code 2R2) zijn op het AHN duidelijk te herkennen als lager gelegen gebied (blauwe tot groene kleuren,
afbeelding 2.2). Het hoogteverschil tussen de dekzandrug en het lager gelegen dal en de overstromingsvlakte
bedraagt ongeveer 70 cm.
LEGENDA
Blauw
: lager dan 4,3 m +NAP
Groen
: 4,3 – 4,7 m +NAP
Geel
: 4,7 – 4,9 m +NAP
Oranje : 4,9 – 5,4 m +NAP
Rood
: hoger dan 5,4 m +NAP
Afbeelding 2.2: Ligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN), aangegeven
met het rode kader (Bron: www.ahn.nl).
In het Holoceen (circa 11.755 jaar geleden tot heden) is het klimaat warmer en vochtiger geworden. Het
dekzand is door de toenemende vegetatie vastgelegd en de beken hebben zich ingesneden. De beken volgen
8
Berendsen 2004, 190.
9
www.ahn.nl
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
11 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
de natuurlijke laagten in het landschap, zoals de eerder gevormde pleistocene dalen. Een goed voorbeeld
hiervan is de Groote wetering (de voormalige Kromme Beek), die in het dal langs de oostgrens van het
plangebied stroomt.
De huidige IJssel ligt hemelsbreed circa 5,5 kilometer ten noordoosten van het plangebied. De invloed van de
IJssel heeft echter ver landinwaarts gereikt. Op de geomorfologische kaart ten oosten van het plangebied is
de uiterst westelijke punt van een rivieroverstromingsvlakte aangegeven (afbeelding 2.1, code 2M25). Deze
rivieroverstromingsvlakten zijn over grote oppervlakken ontstaan, waarbij dekzandvlaktes en lage
dekzandruggen
zijn
verspoeld
en
bedekt
met
een
laag
zandige
klei.
Maar
ook
buiten
de
rivieroverstromingsvlakte richting het westen is nog een dunne laag klei afgezet. Deze kleilaag is op de
bodemkaart aangegeven met de toevoeging k… bij de code van het bodemtype. Volgens deze kaart is in het
plangebied een (zandige) kleilaag afgezet van 15-40 cm dik. Er bestaat discussie over wanneer de rivier de
IJssel actief is geworden. Recent onderzoek wijst erop dat in het zuidelijke deel van de IJssel de sedimentatie
mogelijk rond 600 n. Chr. is begonnen.
10
Waarschijnlijk heeft de Rijn in deze periode verbinding gemaakt met
het IJsseldal. Vermoedelijk zijn vanaf deze periode grote oppervlakken van het dekzandgebied door de IJssel
overstroomd. Voordat deze gebeurtenis plaatsvond, hebben in het dal waarschijnlijk locale beken afgewaterd
en was de rivieroverstromingsvlakte een dekzandvlakte. Herinterpretatie van dateringen geeft aan dat het
noordelijke deel van de IJssel mogelijk pas rond 950 n. Chr. een actieve sedimentatie heeft gekend. In de late
middeleeuwen is de rivier bedijkt, waardoor afgezien van overstromingen ten gevolge van dijkdoorbraken
geen sediment meer is afgezet.
Bodem
Volgens de bodemkaart komen in het plangebied hoofdzakelijk beekeerdgronden in lemig fijn zand voor
waarop een dunne kleilaag is afgezet (afbeelding 2.3, code kpZg23g). Het grove zand en/of grind wordt
aangetroffen tussen 40-80 cm beneden maaiveld en is ten minste 40 cm dik, of wordt aangetroffen vanaf 120
cm beneden maaiveld en dieper. In de oostelijke randzone van het plangebied komen kalkloze
poldervaaggronden (afbeelding 2.3, code Rn62Cp) voor. Pleistoceen zand wordt hier verwacht tussen 40-120
cm beneden maaiveld.
Beekeerdgronden zijn kenmerkend voor relatief laaggelegen gronden, waar de grondwaterstand hoog staat.
In de voorgaande tekst is geconcludeerd dat het plangebied op een dekzandrug ligt. Het plangebied ligt ook
relatief hoog ten opzichte van het omringende landschap, maar absoluut gezien ligt het vrij laag. Dit is ook de
reden waarom beekeerdgronden zijn ontstaan en de IJssel een dunne kleilaag heeft afgezet.
De beekeerdgronden hebben een donkere, zwarte, humusrijke bovengrond, die dunner is dan 50 cm.
11
Deze
eerdlaag is onder natuurlijke omstandigheden ontstaan. Op de laaggelegen gronden wordt veel organisch
materiaal geproduceerd, maar is de afbraak laag, vanwege de hoge grondwaterstand. Dit leidt tot het ontstaan
van een eerdlaag.
12
Hieronder ligt direct de C-horizont.
10
Makaske e.a. 2008, 355.
11
De Bakker en Schelling 1989, 147.
12
De Bakker en Schelling 1989, 147
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
12 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
Bij een poldervaaggrond heeft nog weinig of geen bodemvorming plaatsgevonden, omdat het sediment jong
is. Daarom zegt de intactheid van deze bodems niets over de intactheid van eventuele vindplaatsen die zich
op grotere diepte bevinden. De poldervaaggronden worden gekenmerkt door een iets donkere bouwvoor (Aphorizont), die nauwelijks in kleur verschilt van de onderliggende C-horizont.
Op
de
bodemkaart
staan
de
gemiddelde
grondwaterstanden
aangegeven
met
zogenaamde
grondwatertrappen. Het hele plangebied wordt gekenmerkt door een hoge grondwaterstand (grondwatertrap
III). Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand binnen 40 cm beneden maaiveld en de
gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 80-120 cm beneden maaiveld wordt aangetroffen.
13
13
Stiboka 1979, 22.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
13 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
LEGENDA
pZg23g : beekeerdgronden
cHn23
: laarpodzolgronden
bEZ23 : hoge bruine enkeerdgronden
Rn62C : poldervaaggronden
…g
: grof zand en of grind beginnend tussen 40-80 cm beneden maaiveld en ten minste 40 cm dik, of
beginnend dieper dan 120 cm beneden maaiveld en doorgaand tot dieper dan 120 cm beneden
maaiveld
…p
: pleistoceen zand beginnen tussen 40-120 cm beneden maaiveld
k…
: (zandig) kleidek van 15-40 cm dik
Afbeelding 2.3: Ligging van het plangebied op de Bodemkaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het
rode kader (Bron: ARCHIS2, www.archis2.archis.nl, het registratie- en informatiesysteem van de Rijksdienst
voor het Cultureel Erfgoed).
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
14 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
2.3
Archeologische waarden in en rondom het plangebied
In deze paragraaf wordt gekeken of binnen en rond het plangebied archeologische en/of ondergrondse
bouwhistorische waarden bekend zijn. Hiervoor zijn de volgende bronnen binnen de Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed (RCE, de voormalige RACM) geraadpleegd:
x
x
x
Centraal Archeologisch Archief (CAA)
Centraal Monumenten Archief (CMA)
Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II)
Daarnaast zijn de volgende bronnen geraadpleegd:
x
x
Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant
x
Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Voorst
x
gegevens van de Oudheidkundige Kring Voorst
x
Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH)
gegevens van de Archeologische Werkgroep Nederland (AWN) afdeling 18
Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) van de RCE geldt voor het plangebied
grotendeels een lage archeologische verwachting. Voor het meest oostelijke deel van het plangebied geldt
een middelhoge verwachting (bijlage 2). Op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie
Gelderland heeft het plangebied een lage archeologische waarde. Deze kaarten zijn indicatief en zullen voor
het opstellen van een gespecificeerd verwachtingsmodel worden genuanceerd en gepreciseerd, aangezien uit
deze kaarten niet blijkt wat de aard en ouderdom is van de te verwachten archeologische resten.
Op de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Voorst heeft het plangebied voornamelijk een
middelhoge archeologische verwachtingswaarde (afbeelding 2.4, AV-categorie 6), met uitzondering van de
oostelijke randzone waarvoor een lage verwachting geldt (afbeelding 2.4, AV-categorie 7) Het zuidoostelijke
deel van het plangebied valt tevens binnen een archeologisch waardevol gebied en ligt binnen de bufferzone
van 200 m in verband met een ten oosten van het plangebied gelegen historisch erf (afbeelding 2.4, AWG
categorie 3). Vanwege het gedetailleerde schaalniveau wordt deze kaart als leidend beschouwd.
Uit de archieven en ARCHIS II van de RCE blijkt dat binnen het plangebied geen archeologische
monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen aanwezig zijn (bijlage 2). Uit de directe omgeving
(binnen een straal van 500 m) is één monument en zijn drie waarnemingen en drie onderzoeksmeldingen
bekend. Uit de gegevens van de KICH blijkt dat binnen het plangebied geen (ondergrondse) bouwhistorische
waarden aanwezig zijn.
14
14
www.kich.nl
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
15 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
Afbeelding 2.4: Ligging van het plangebied op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Voorst,
aangegeven met het blauwe kader (Bron: RAAP 2009, kaartbijlage 1 Noord).
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
16 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
Monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 500 m van het
plangebied:
Monumentnummer 12.833 en waarnemingsnummers 7.853 en 21.536
Ten noordoosten van Teuge, op circa 500 m van het plangebied, bevindt zich een terrein waar in de late jaren
’80 en begin jaren ’90 meerdere aardewerkvondsten zijn gedaan (waarnemingsnummers 7.853 en 21.536).
Het betreft waarschijnlijk een nederzettingsterrein uit de late middeleeuwen (monumentnummer 12.833).
Waarnemingsnummer 3.096 en onderzoekmelding 3.625
RAAP heeft in 2001 een booronderzoek uitgevoerd op een terrein dat tegen de zuidwestelijke grens van het
plangebied ligt. De bodem is tot 70 cm beneden maaiveld verstoord en zodoende is geen vervolgonderzoek
geadviseerd (onderzoeksmelding 3.625). Op dit terrein is in 1972 een munt van de Romeinse keizer Titus (7981 na Chr.) gevonden (waarnemingsnummer 3.096).
Onderzoekmelding 33.145
In 2009 heeft Archeomedia een booronderzoek uitgevoerd voor een locatie circa 375 m ten zuidwesten van
het plangebied. De resultaten van het onderzoek staan nog niet in Archis vermeld.
Onderzoeksmelding 43.274
Ten noordwesten van het plangebied, op een afstand van circa 160 m, is door Synthegra in 2010 een bureauen booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan De Zanden 37. In geen van de boringen zijn indicatoren
aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Tijdens het booronderzoek is
geconcludeerd dat de voormalige bebouwing inclusief funderingen zijn gesloopt. Een fragment baksteen ter
e
e
plaatse van boring 1 uit de 17 -18 eeuw wijst wel op historische bebouwing van de hoeve Het Haverkamp,
maar waarschijnlijk zijn de eventueel oudere aanwezige funderingsresten tijdens de sloopwerkzaamheden
verwijderd. De kans dat binnen het plangebied een intacte archeologische vindplaats aanwezig is, wordt
daarom klein geacht. Voor het plangebied werd daarom geen vervolgonderzoek geadviseerd.
15
De Oudheidkundige Kring Voorst en AWN afdeling 18 zijn via email benaderd met de vraag of bij hen nog
informatie uit het plangebied bekend is (die niet bij de RCE is gemeld), maar hebben nog niet gereageerd.
15
Koeman en Hagens 2010, Synthegra rapport S100274.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
17 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
2.4
Historische ontwikkeling
Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal en relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd,
dat in onderstaande paragraaf is weergegeven.
Teuge is ontstaan als een lintdorp aan de huidige Rijksstraatweg N344. De eerste vermelding van het dorp,
als opten Toeghe, vinden we in het jaar 1448. In het jaar 1424 is al melding van ‘de groote wetering die over
16
den toge gaat’. Het woord ‘toghe’ is waarschijnlijk afkomstig van een locatie waar werd gevist, een visplaats.
e
e
In de 13 en 14 eeuw werden de zogenaamde markegenootschappen opgericht. Deze organen moesten
ervoor waken dat de nog niet in cultuur gebrachte gronden niet ongecontroleerd werden ontgonnen. Dit
konden keuterontginningen zijn, maar ook ontginningen door toedoen van een landheer. Langzaam maar
zeker namen deze marken de taken van de buurtschappen deels over.
17
Vanaf de late middeleeuwen
behoorde Teuge en het plangebied tot de mark Teuge of Silvolde. Voorheen bestond de betreffende marke uit
de kleinere marken Hunderen, Veldwijk en Schadewijk.
18
De huidige vorm van het dorp ontstond na de aanleg van het vliegveld Teuge in 1934.
19
Het plangebied
bevindt zich ten zuiden van dit vliegveld.
e
20
Op het minuutplan uit het begin van de 19 eeuw (afbeelding 2.5) is te zien dat de lintbebouwing ten zuiden
van het plangebied aanwezig is. In het centraal-oostelijke deel van het plangebied is een boerderij aanwezig.
21
Deze is blijkens de gegevens van de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (OAT) , behorend bij het
minuutplan, eigendom van de landbouwer Ludolf Beumer. Ten oosten van het plangebied is een waterloop
aanwezig (de Kromme Beek). De percelen die ten westen van de Kromme Beek liggen, in het oostelijke deel
van het plangebied, zijn voornamelijk in gebruik als weiland. De rest van het plangebied bestaat hoofdzakelijk
uit bouwland en een enkele boomgaard.
Op de kaart uit 1905-1907 (afbeelding 2.6) zijn geen grote veranderingen in grondgebruik zichtbaar. Het
plangebied is vrijwel geheel in gebruik als agrarisch gebied. In het zuidelijke deel van het plangebied, in de
directe omgeving van de daar aanwezige bebouwing, zijn nog wel enkele boomgaardpercelen aanwezig. De
boerderij van Beumer is ook op deze kaart het enige gebouw binnen het plangebied.
16
Van Berkel en Samplonius 2005, 440.
17
Baas 1999, 27.
18
Baas 1999, 28.
19
Stenvert e.a. 2000, 302.
20
www.watwaswaar.nl Gemeente Twello, sectie D, bladen 2 en 3. Minuutplans zijn de oorspronkelijke kadastrale kaarten
die zijn vervaardigd vanaf 1811 en 1812 in navolging van de Fransen o.l.v. Napoleon Bonaparte. Het zijn
grondbeschrijvingen (kadasters) van de gemeenten met hierop aangegeven de percelen, perceelnummers en gebouwen.
21
OAT = Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel. Dit is een register uit 1832 waarin diverse gegevens in vermeld staan die
betrekking hebben op de betreffende percelen, zoals de eigenaar, beroep en woonplaats, alsmede het grondgebruik en
de oppervlakte.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
18 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
Afbeelding 2.5: Ligging van het plangebied op het minuutplan uit het begin van de 19e eeuw, aangegeven met
het rode kader (Bron: www.watwaswaar.nl).
Afbeelding 2.6: Ligging van het plangebied op de kaart uit 1905-1907, aangegeven met het rode kader (Bron:
Uitgeverij Nieuwland 2005, Gelderland, blad 393-394).
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
19 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
Bodemverstoring
Vanaf de jaren ’30 van de 20e eeuw zijn binnen het plangebied steeds meer woningen gebouwd.22 Op de
topografische kaart uit 1998 (afbeelding 1.1) is te zien dat een groot deel van het plangebied aan het einde
e
van de 20 eeuw bestaat uit woningen, tuinen en toegangswegen naar de woningen. Naar verwachting is de
bodem ter plaatse van de (recentelijk gesloopte) bebouwing verstoord als gevolg van het aanleggen en
verwijderen
van
funderingen,
kabels
en
leidingen.
Binnen
het
plangebied
zijn
tevens
enkele
bodemverontreinigingen en saneringen bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn
gegaan.
23
Deze saneringen zijn uitgevoerd in het centrale en zuidelijke deel van het plangebied (afbeelding
2.7, blauwe kleur).
Afbeelding 2.7: Locatie van verontreinigingen en saneringen in de blauwe kleur, binnen het plangebied,
aangegeven met het rode kader (Bron: www.gelderland.nl).
22
Diverse 20 eeuwse kaarten geraadpleegd via www.watwaswaar.nl
23
e
Bodematlas geraadpleegd via www.gelderland.nl
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
20 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
2.5
Gespecificeerde archeologische verwachting
Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische
verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in tabel 2.1.
Op de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Voorst heeft het plangebied een middelhoge
archeologische verwachtingswaarde, met uitzondering van de oostelijke randzone waarvoor een lage
verwachting geldt. Het zuidoostelijke deel van het plangebied valt tevens binnen een archeologisch waardevol
gebied want het ligt binnen de bufferzone van 200 m van een historisch erf (afbeelding 2.4). Vanwege het
gedetailleerde schaalniveau wordt deze kaart als leidend beschouwd.
Het landschap heeft met name voor de prehistorische mens een belangrijke rol gespeeld in de keuze voor een
bewoningsplaats. Het plangebied ligt hoofdzakelijk op een dekzandrug, de oostelijke rand ligt momenteel in
een rivieroverstromingsvlakte maar voor het actief worden van de rivier de IJssel in de dekzandvlakte
(noordoosten) en een droog dal (zuidoosten). Op basis van de ouderdom van het dekzand kunnen in het
plangebied archeologische resten aanwezig zijn vanaf het laat-paleolithicum.
Jager-verzamelaars uit het laat-paleolithicum en mesolithicum hebben als woon- en verblijfplaats vaak voor de
flanken van hoger liggende terreingedeelten in het landschap gekozen, bij voorkeur in de buurt van open
water. Water was een belangrijk gegeven, niet alleen voor het lessen van de dorst, nabij water heerst er ook
een grotere biodiversiteit, wat de jacht en het verzamelen van plantaardig voedsel vergemakkelijkt. Het
plangebied ligt overwegend op een dekzandrug en deels in een dekzandvlakte (in deze periode) en een dal.
Mogelijk heeft het dal in het verleden (periodiek) water gevoerd. De dekzandrug is dus mogelijk een geschikte
bewoningsplaats geweest. Daarom is aan het deel van het plangebied dat op een dekzandrug ligt een hoge
verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum. Aan de lager
gelegen dekzandvlakte en het dal is een lage verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het laatpaleolithicum en mesolithicum. Vuursteenvindplaatsen worden gekenmerkt door een vuursteenspreiding aan
het toenmalige oppervlak en eventueel sporen in de vorm van ondiepe haardkuilen. De vuursteenartefacten
kunnen vanaf het maaiveld worden verwacht als deze zijn aangeploegd. In situ vondsten en sporen worden
onder de eerdlaag van de beekeerdgrond verwacht.
In de loop van het mesolithicum heeft door een stijgende grondwaterspiegel vernatting plaatsgevonden. Het
bodemtype in het plangebied wijst erop dat de grondwaterspiegel in het plangebied hoog is komen te staan.
Vanaf deze periode is een beekeerdgrond ontstaan. Vanaf het neolithicum ontstaan in onze streken de eerste
landbouwculturen die gekenmerkt worden door sedentaire nederzettingen. In de beginperiode combineert
men de eigen teelt met het jagen en verzamelen, maar geleidelijk stapt men over naar landbouw en veeteelt
en worden jagen en verzamelen steeds minder belangrijk. De nederzettingen worden gekenmerkt door
permanente woningen die soms diep in de grond gefundeerd waren. Voor de watervoorziening worden
waterputten gegraven en in en nabij de nederzetting worden afvalkuilen gegraven. Deze sporen kunnen diep
in de bodem reiken, waardoor een oppervlakkige verstoring enkel impact heeft op de bovenste delen van de
sporen. Ondiepe sporen kunnen echter wel zijn verdwenen. Sporen uit het neolithicum tot en met de vroege
middeleeuwen kunnen onder de eerdlaag van de beekeerdgrond tot in de C-horizont worden aangetroffen. In
de periode vanaf het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen heeft men nog steeds een voorkeur
voor hoger en droger gelegen gebieden. Met name grotere en hogere dekzandruggen hebben in deze periode
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
21 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
een aantrekkelijke bewoningsplaats gevormd. De dekzandrug waar het plangebied op ligt, is relatief laag
gelegen, waardoor het een vrij vochtige locatie is geweest. Hetzelfde geldt voor de lager gelegen
dekzandvlakte en het beekdal. Het plangebied is in die periode dus geen aantrekkelijke bewoningsplaats
geweest. Daarom is aan het hele plangebied een lage verwachting toegekend voor nederzettingsresten uit het
neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen.
Vanaf de late middeleeuwen verandert het bewoningspatroon. Bewoning concentreert zich in dorpen en
bewoningsclusters. Rondom deze dorpen ligt het landbouwareaal dat instaat voor de voedselvoorziening van
de inwoners. In de late middeleeuwen en de nieuwe tijd is een hogere landschappelijke ligging van het gebied
niet meer bepalend voor het bewoningspatroon. Het plangebied ligt ten noorden van de historische kern van
e
het van oorsprong laatmiddeleeuwse Teuge. Binnen het plangebied bevindt zich in de 19 eeuw een boerderij.
Mogelijk heeft de hoeve voorgangers gehad die teruggaan tot de late middeleeuwen. Op basis van deze
gegevens geldt in de directe omgeving van deze historische bebouwing een hoge verwachting en voor de rest
van het plangebied een lage verwachting voor het aantreffen van nederzettingsresten en resten van oude
woonplaatsen uit de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd.
Periode
Verwachting
Verwachte kenmerken vindplaats
Diepteligging sporen
laat-
Hoog
Bewoningssporen, tijdelijke
Onder de bouwvoor (vanaf
paleolithicum –
Voor de
kampementen: vuursteen artefacten,
circa 30 cm beneden
mesolithicum
dekzandrug
haardkuilen
maaiveld)
Laag
Bewoningssporen, tijdelijke
Onder de bouwvoor (vanaf
Voor de
kampementen: vuursteen artefacten,
circa 30 cm beneden
dekzandvlakte/
haardkuilen
maaiveld)
dal
neolithicum –
Nederzetting: cultuurlaag, fragmenten
Onder de bouwvoor (vanaf
vroege
laag
aardewerk, natuursteen,
circa 30 cm beneden
middeleeuwen
gebruiksvoorwerpen
maaiveld) tot in de Chorizont
late
hoog – rond
Vanaf het maaiveld tot diep
middeleeuwen –
19e eeuwse
in de C-horizont
nieuwe tijd
bebouwing in
centraal
oostelijke deel
laag – rest van
het plangebied
Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode.
De uitgevoerde bodemsaneringen en sloop van bebouwing in delen van het plangebied (afbeelding 2.7)
hebben naar verwachting geleid tot een slechte conservering van de verwachte archeologische resten.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
22 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
3
Inventariserend Veldonderzoek
3.1
Methode
Op basis van het gespecificeerde verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek is een verkennend
booronderzoek met een boordichtheid van ten minste 6 boringen per hectare uitgevoerd. Hiermee is het
onderzoek verkennend voor zowel vuursteenvindplaatsen uit de steentijd als voor nederzettingsresten uit de
latere perioden. Aangezien het plangebied circa 9,4 hectare groot is, zijn in totaal 60 boringen gepland. Voor
zover de terreinomstandigheden (bebouwing, verhardingen, begroeiing etc.) het toelieten, is een boorgrid van
40 x 50 m gehanteerd, waarbij de afstand tussen de raaien 40 m en de afstand tussen de boringen 50 m
bedraagt. Voor een optimale verdeling van de boringen verspringt het beginpunt van een raai 25 m ten
opzichte van de naastgelegen raai. De exacte boorlocaties zijn uitgezet met een handheld GPS voor zover de
aanwezige begroeiing dit toeliet, en met een meetlint.
Er is geboord met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. De boringen zijn uitgevoerd tot minimaal 25
cm in de C-horizont. Het opgeboorde sediment is geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische
indicatoren. De boringen zijn lithologisch beschreven conform de NEN 5104
24
en bodemkundig25
geïnterpreteerd.
3.2
Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens
De locaties van de boringen staan in bijlage 3 en de boorprofielen in bijlage 4. Binnen het terrein zijn
hoogteverschillen waargenomen. Deze bestaan uit zanddepots en vergravingen. De maaiveldhoogte kan niet
worden bepaald met een waterpasinstrument in verband met de dichte begroeiing, daarom is de
maaiveldhoogte bepaald aan de hand van het Actueel Hoogtebestand Nederland.
26
De boringen 18, 19 en 39
zijn niet gezet, omdat de locaties van deze boringen niet te bereiken waren door de aanwezige dichte
begroeiing.
Op basis van het bureauonderzoek werden in de oostelijke rand van het plangebied poldervaaggronden
verwacht en in de rest van het plangebied beekeerdgronden. Op basis van de bodemkaart werd verwacht dat
de rivier de IJssel een dunne, zandige kleilaag heeft afgezet. De ondergrond zou bestaan uit fluvioperiglaciale
afzettingen waarop dekzand is afgezet.
De natuurlijke ondergrond bestaat in het algemeen uit matig fijn tot matig grof, zwak grindhoudend zand, dat
slecht is gesorteerd en scherp aanvoelt en waarin soms houtresten voorkomen. Op basis van deze
kenmerken is het zand geïnterpreteerd als een fluvioperiglaciale afzetting (Formatie van Boxtel). In het
plangebied is geen matig fijn, goed gesorteerd en goed afgerond zand aangetroffen dat geïnterpreteerd kon
worden als dekzand. Op basis van de bodemkaart werd verwacht dat de rivier de IJssel een dunne, zandige
kleilaag heeft afgezet. Deze dunne kleilaag is aangetroffen in de vorm van kleibrokken in de bouwvoor in de
boringen 40, 46-49, 55-57, 59 en 60 in het oostelijke deel van het plangebied. In het plangebied zijn geen
24
Nederlands Normalisatie-instituut 1989.
25
De Bakker en Schelling 1989.
26
www.ahn.nl
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
23 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
lagen zandige en sterk siltige klei aangetroffen die kenmerkend zijn voor poldervaaggronden zodat
geconcludeerd kan worden dat in het plangebied geen poldervaaggronden meer aanwezig zijn.
De verwachte beekeerdgrond is ook niet in het plangebied aangetroffen. In het plangebied ontbreekt een
humeuze, donkerzwarte eerdlaag. De bodem wordt gekenmerkt door uitgebreide verstoringen. Deze
verstoringen blijken uit het voorkomen van gemengde zandlagen. Daarnaast komt in een aantal boringen
baksteenpuin voor (boring 1, 6, 12, 20, 26, 35 en 36). De bodemverstoring reikt tot gemiddeld 90-130 cm
beneden maaiveld. De diepe bodemverstoring is met name waargenomen ter plaatse van het braakliggende
terrein en rond de bestaande bebouwing, dit komt overeen met het terrein waar bodemsanering heeft
plaatsgevonden (afbeelding 2.7). In het oostelijk deel van het plangebied (het gebied met daarin de volgende
boringen: 40, 41 en 43 tot en met 60) komt ook bodemverstoring voor gekenmerkt door gemengde zandlagen
tussen de bouwvoor en de C-horizont. In een aantal boringen (boring 43, 49, 55 en 57 tot en met 60)
ontbreekt deze gemengde laag en ligt de bouwvoor (Ap-horizont) met een scherpe overgang direct op de Chorizont. Ook in deze boringen is geen intacte bodem aangetroffen. Het voorkomen van spoellaagjes in de top
van de C-horizont in de boringen 49 en 60 bevestigen de ligging van dit deel van het plangebied in een
depressie.
3.3
Archeologische indicatoren
Bij de controle van het opgeboorde bodemmateriaal zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die
wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Het verkennende booroonderzoek had dan
ook niet specifiek het doel om indicatoren op te sporen.
3.4
Archeologische interpretatie
De natuurlijke bodem is in het hoger gelegen deel van het plangebied verstoord door recente
graafwerkzaamheden. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en
ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Deze worden in de top van de C-horizont verwacht. Aangezien de
bodem tot diep in de C-horizont is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren
gegaan. De hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum ter
plaatse van het hoger gelegen deel van het plangebied kan daarom naar laag worden bijgesteld. Het
onderzoek heeft de ligging van het oostelijke deel van het plangebied in een depressie bevestigd, en ook hier
zijn bodemverstoringen aangetroffen zodat de lage verwachting voor deze periode voor dit deel van het
plangebied kan worden gehandhaafd.
Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten
aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de Chorizont reiken. Met uitzondering van boring 43, 49, 55 en 57 tot en met 60 is de bodem tot diep in de Chorizont verstoord en is het archeologische niveau niet meer intact. Op basis van het bureauonderzoek
werden ook geen archeologische resten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen verwacht. De
lage verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kan
gehandhaafd blijven.
Voor het oostelijke deel van het plangebied gold een hoge verwachting voor de late middeleeuwen en de
nieuwe tijd in verband met de ligging binnen een bufferzone van een historisch erf. Uit het booronderzoek
blijkt dat de bodem verstoord is. Op basis van deze conclusie wordt de hoge verwachting voor
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
24 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd voor oostelijke deel van het plangebied naar
laag bijgesteld en de lage verwachting voor de rest van het plangebied gehandhaafd.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
25 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
4
Conclusies en aanbevelingen
4.1
Inleiding
Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische
verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied gold op basis van het bureauonderzoek een hoge
verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum ter plaatse van de
dekzandrug en een lage verwachting voor de rest van het plangebied. Voor nederzettingsresten uit het
neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen gold voor het hele plangebied een lage verwachting. Voor de
late middeleeuwen en de nieuwe tijd gold eveneens een lage verwachting met uitzondering van de oostelijke
zone waarvoor een hoge verwachting gold. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van
deze verwachting.
4.2
Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen
x
Wat is de opbouw van de ondergrond en is het bodemprofiel intact?
De natuurlijke ondergrond bestaat in het algemeen uit matig fijn tot matig grof, zwak grindhoudend
zand, dat slecht is gesorteerd en scherp aanvoelt en waarin soms houtresten voorkomen. Op basis
van deze kenmerken is het zand geïnterpreteerd als een fluvioperiglaciale afzetting (Formatie van
Boxtel). In het plangebied is geen matig fijn, goed gesorteerd en goed afgerond zand aangetroffen
dat geïnterpreteerd kon worden als dekzand. Binnen het plangebied zijn geen intacte bodems
aangetroffen. Het plangebied wordt gekenmerkt door grootschalige bodemverstoringen.
x
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische resten bedreigd door de voorgenomen
ontwikkeling van het gebied?
De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn,
waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van
het gebied.
De hoge archeologische verwachting uit het bureauonderzoek voor vuursteenvindplaatsen uit het laatpaleolithicum en mesolithicum ter plaatse van de dekzandrug is op grond van het veldonderzoek naar laag
bijgesteld. De lage verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum voor de
dekzandvlakte en het dal kan worden gehandhaafd. De lage archeologische verwachting uit het
bureauonderzoek voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen kan op
grond van de resultaten van het veldonderzoek worden gehandhaafd. De hoge verwachting voor de late
middeleeuwen en de nieuwe tijd in het centraal oostelijke deel van het plangebied is op grond van de
veldresultaten naar laag bijgesteld. De lage verwachting voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd voor de
rest van het plangebied kan worden gehandhaafd.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
26 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
4.3
Aanbevelingen
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek
geadviseerd.
Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop
wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat al bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende
activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld door de bevoegde
overheid (gemeente Voorst), die vervolgens een selectiebesluit neemt.
Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte
onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit
volledig worden uitgesloten. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen dat, mochten tijdens de
geplande werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, conform artikel 53 van de
Monumentenwet uit 1988 (herzien in 2007) een meldingsplicht geldt bij de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap of bij de hem vertegenwoordigende bevoegde overheid, de gemeente Voorst.
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
27 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
Literatuur en kaarten
Literatuur
Baas, H.G., 1999: Cultuurhistorie in de gemeente Voorst. Een archeologische, historischgeografische en
historisch-bouwkundige inventarisatie en waardering. Landview Cultuurhistorie & landschap, Hoorn.
Bakker, H. de en J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, de hogere niveaus.
Staring Centrum, Wageningen.
Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land. Van Gorcum, Assen.
Berendsen, H.J.A., 2005: Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen.
Berkel, G. van, en K. Samplonius, 2006: Nederlandse plaatsnamen. Herkomst en Historie. Prisma, Utrecht.
Makaske B., G.J. Maas, D.G. van Smeerdijk, 2008: The age en origin of the Gelderse IJssel. Netherlands
Journal of Geosciences – Geologie en Mijnbouw, 87 – 4, p. 323-337.
Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003: De ondergrond van
Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten
Nederlands
Normalisatie-instituut,
1989:
NEN
5104
Geotechniek
-
Classificatie
van
onverharde
grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft.
Roode, F., 2009: Startnota archeologische monumentenzorg in de gemeente Voorst. RAAP-rapport 1855,
Weesp.
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel:
karterend booronderzoek (aanvulling op de KNA 3.1). SIKB, Gouda.
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie,
versie 3.2. SIKB, Gouda.
Stiboka (Stichting voor Bodemkartering), 1979: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000, toelichting bij de
kaartbladen 33 West en Oost Apeldoorn. Wageningen.
Kaarten
Heveskes Uitgevers, 2003: De Hottinger-Atlas van Noord- en Oost-Nederland 1773-1794, Groningen.
TNO Bouw en Ondergrond, 2008: Geologische overzichtskaart van Nederland 1:600.000 (www.dinoloket.nl)
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
28 van 29
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
De Zanden te Teuge
Projectnummer: S110184
Uitgeverij 12 Provinciën, 2006/2007: Atlas van Topografische kaarten. Nederland 1955-1965, schaal 1:50.000.
Landsmeer.
Wolters Noordhoff Atlasproducties, 1990: Grote Historische Atlas van Nederland; 3 Oost Nederland 1830–
1855, schaal 1:50.000. Groningen.
Internet (geraadpleegd augustus 2011)
archis2.archis.nl
www.ahn.nl
www.bodemloket.nl
www.dinoloket.nl
www.kich.nl
www.watwaswaar.nl
© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem
29 van 29
Bijlagen:
Bijlage 1:
Overzicht van relevante geologische en archeologische
tijdvakken
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
Ouderdom
in jaren
Chronostratigrafie
MIS
Holoceen
11.755
12.745
13.675
14.025
LaatWeichselien
(LaatGlaciaal)
15.700
1
Late Dryas
(koud)
Allerød
(warm)
Vroege Dryas
(koud)
Bølling
(warm)
Lithostratigrafie
Formaties: Naaldwijk
(marien), Nieuwkoop
(veen), Echteld (fluviatiel)
2
LaatPleniglaciaal
29.000
50.000
MiddenWeichselien
(Pleniglaciaal)
MiddenPleniglaciaal
VroegPleniglaciaal
3
Formatie
van
Kreftenheye
Formatie
van
Boxtel
4
75.000
VroegWeichselien
(VroegGlaciaal)
115.000
130.000
370.000
410.000
5a
5c
5d
Eemien
(warme periode)
5e
Saalien (ijstijd)
6
Holsteinien
(warme periode)
Formatie
van
Beegden
5b
Eem
Formatie
Formatie
van Drente
Formatie
van
Urk
Elsterien (ijstijd)
475.000
Cromerien
(warme periode)
850.000
Pre-Cromerien
2.600.000
Formatie
van
Sterksel
Formatie
van Peelo
Cal. jaren
v/n Chr.
1950
14
C jaren
Chronostratigrafie
Pollen
zones
0
Vb2
1500
Subatlanticum
koeler
vochtiger
450
0
12
Vb1
Va
Vegetatie
Loofbos
eik en hazelaar
overheersen
haagbeuk
veel cultuurplanten
rogge, boekweit,
korenbloem
Archeologische
perioden
Nieuwe tijd
Middeleeuwen
Romeinse tijd
IJzertijd
800
815
2650
IVb
Subboreaal
koeler
droger
2000
3755
IVa
5000
4900
5300
7020
8240
III
Boreaal
warmer
II
Preboreaal
warmer
I
8000
9000
8800
11.755
Atlanticum
warm
vochtig
10.150
12.745
10.800
13.675
11.800
14.025
12.000
15.700
13.000
LaatWeichselien
(LaatGlaciaal)
Late Dryas
LW III
Allerød
LW II
Vroege Dryas
LW I
Bølling
35.000
Loofbos
eik en hazelaar
overheersen
beuk>1% invloed
landbouw
(granen)
Bronstijd
Neolithicum
Loofbos
eik, els en hazelaar
overheersen
in zuiden speelt
linde een grote rol
den overheerst
hazelaar, eik, iep,
linde, es
eerst berk en later
den overheersend
Mesolithicum
parklandschap
dennen- en
berkenbossen
open
parklandschap
open vegetatie met
kruiden en
berkenbomen
MiddenWeichselien
(Pleniglaciaal)
perioden met een
poolwoestijn en
perioden met een
toendra
VroegWeichselien
(VroegGlaciaal)
perioden met bos
en perioden met
een subarctisch
open landschap
Laat-Paleolithicum
75.000
115.000
130.000
Eemien
(warme periode)
Midden-Paleolithicum
loofbos
Saalien (ijstijd)
300.000
Vroeg-Paleolithicum
Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder et al. (2003). Lithostratigrafie
volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998).
Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen.
Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB).
Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
Bijlage 2:
Combinatiekaart IKAW, AMK en Archis waarnemingen
Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS-waarnemingen
39252
473000
De Zanden te Teuge
12833
7853
21536
43274
3096
472000
3625
33145
7220
0
250 34496
Meter
500
200000
Legenda
Mesolithicum
Romeinse tijd
201000
archeologische verwachting
trefkans
hoog (water)
middelhoog (water)
laag (water)
Late middeleeuwen
water
Archeologisch monument + monumentnummer
Terrein van archeologische betekenis
Terrein van archeologische waarde
Terrein van hoge archeologische waarde
Terrein van zeer hoge archeologische waarde
Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
hoog
middelhoog
laag
zeer laag
niet gekarteerd
onbekend
onderzoeksmeldingen
S110184_IKAW_Combi_12092011_RN_1.0
plangebied
Bijlage 3:
Boorpuntenkaart
472800
Boorpuntenkaart
De Zanden te Teuge
schaal: 1:2000
Legenda
!
boorpunten
plangebied
472700
S110184 BO-IVO-K_15-12-2011_SK_1.0
58
!
51
!
!
52
!
34
!
!
42
59
472600
60
!
35
!
27
!
!
43
!
53
54
!
44
!
!
22
!
36
!
29
472500
!
!
28
!
37
!
30
!
23
!
12
1
8
4
!
!
!
!
!
16
!
20
21
17
!
!
!
38
55
46
4
24
13
45
!
!
!
31
!
39
!
Bijlage 4:
Boorprofielen
Pagina 1 / 12
Boring:
1
Boring:
2
NAP hoogte (m)
5
NAP hoogte (m)
5
500
0
Zand, matig grof, zwak siltig, sterk
baksteenhoudend, geelbruin,
scherpe overgang
50
500
0
Zand, matig grof, zwak siltig,
geelbruin, gemengd
50
410
400
100
Zand, zeer grof, zwak siltig, sterk
grindhoudend, sporen roest,
grijsoranje, C horizont
Zand, matig grof, zwak siltig, matig
grindhoudend, geeloranje, C
horizont
100
390
375
Boring:
3
Boring:
4
NAP hoogte (m)
5
NAP hoogte (m)
5
0
500
Zand, matig fijn, matig siltig, matig
humeus, Ap horizont
0
500
Zand, matig fijn, matig siltig,
geelbruin, gevlekt verstoord, C
horizont
470
Zand, matig grof, grijsgeel,
scherpe overgang gemengd
50
50
410
Zand, matig grof, zwak siltig, matig
grindhoudend, zwak
roesthoudend, geeloranje, C
horizont
100
100
400
Zand, matig grof, matig siltig,
sporen roest, geel, C horizont
380
375
Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge
Projectcode: S110184
Datum: 23-8-2011
Pagina 2 / 12
Boring:
5
Boring:
6
NAP hoogte (m)
5
NAP hoogte (m)
5
500
0
Zand, matig fijn, matig siltig, resten
baksteen, zwak grindhoudend,
grijsbruin, scherpe overgang
50
500
0
Zand, matig grof, matig siltig, matig
humeus, matig grindhoudend,
resten baksteen
450
50
400
100
Zand, matig fijn, matig siltig, matig
grindhoudend, grijsgeel, C horizont
Zand, matig grof, matig siltig,
resten baksteen, resten plastic,
grijsgeel, gemengd PC op 90 cm,
scherpe overgang
400
100
Zand, matig grof, zwak siltig, sterk
grindhoudend, geeloranje, C
horizont
375
375
Boring:
7
Boring:
8
NAP hoogte (m)
4.9
NAP hoogte (m)
4.8
0
490
Zand, matig fijn, matig siltig,
bruingrijs, scherpe overgang
0
480
Zand, matig fijn, matig siltig, matig
humeus, zwak grindhoudend,
grijsbruin, gevlekt scherpe overgang
450
Zand, matig grof, zwak siltig,
geelgrijs, verstoord, scherpe
overgang
50
50
400
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak
grindhoudend, grijsgeel, C horizont
100
380
100
380
370
Zand, matig grof, zwak siltig, matig
grindhoudend, bruingrijs, gemengd
Zand, matig grof, zwak siltig, matig
grindhoudend, geelgrijs, C horizont
345
Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge
Projectcode: S110184
Datum: 23-8-2011
Pagina 3 / 12
Boring:
9
Boring:
10
NAP hoogte (m)
4.9
NAP hoogte (m)
4.8
490
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig
humeus, grijsbruin, scherpe
overgang gevlekt
50
480
0
470
Zand, matig grof, matig siltig,
grijsgeel, verstoord
50
400
390
Zand, matig grof, zwak siltig, sterk
grindhoudend, zwak
roesthoudend, geeloranje, C
horizont
100
Zand, matig grof, zwak siltig, matig
grindhoudend, geeloranje, C
horizont
100
370
360
Boring:
11
Boring:
12
NAP hoogte (m)
4.9
NAP hoogte (m)
4.8
0
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, bruin, scherpe overgang
490
Zand, matig fijn, matig siltig,
grijsbruin, scherpe overgang
0
480
Zand, matig grof, matig siltig, zwak
grindhoudend, zwak
metselpuinhoudend, bruingeel,
verstoord
460
Zand, matig grof, matig siltig,
grijsgeel, verstoord, scherpe
overgang
50
50
400
Zand, matig grof, zwak siltig, matig
grindhoudend, geeloranje, C
horizont
100
100
370
345
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak
grindhoudend, grijsgeel, C horizont
150
320
Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge
Projectcode: S110184
Datum: 23-8-2011
Pagina 4 / 12
Boring:
13
Boring:
14
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.8
480
0
Zand, matig fijn, matig siltig, bruin,
scherpe overgang
480
0
Zand, zeer fijn, matig vast, matig
humeus, matig siltig, scherpe
overgang gemengd
450
Zand, matig grof, zwak siltig, geel,
bouwzand, scherpe overgang
50
430
50
Zand, matig grof, matig siltig, sterk
grindhoudend, sporen roest,
geeloranje, C horizont
420
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak
grindhoudend, C horizont
400
390
Boring:
15
Boring:
16
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.9
480
0
Zand, matig fijn, matig siltig, matig
humeus, donkerbruin
490
0
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, grijsbruin, scherpe
overgang
440
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak
grindhoudend, geelgrijs, gemengd,
scherpe overgang
50
440
50
Zand, zeer fijn, matig
grindhoudend, geelgrijs, C horizont
410
390
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak
roesthoudend, zwak
grindhoudend, geeloranje
100
370
Boring:
17
Boring:
18
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.8
0
480
470
450
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, grijsbruin, scherpe
overgang
0
480
Zand, matig grof, zwak siltig,
resten baksteen, matig
grindhoudend, geel
Zand, matig fijn, matig siltig, resten
baksteen, bruin, scherpe overgang
50
385
Zand, matig grof, zwak siltig, geel,
C horizont
100
370
Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge
Projectcode: S110184
Datum: 23-8-2011
Pagina 5 / 12
Boring:
19
Boring:
20
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.8
480
0
480
0
470
Zand, matig fijn, matig siltig,
grijsgeel, verstoord, scherpe
overgang
Zand, matig grof, matig siltig, zwak
grindhoudend, metselpuin,
grijsgeel, verstoord, scherpe
overgang
50
100
365
Zand, matig fijn, matig siltig, geel,
C horizont
335
Boring:
21
Boring:
22
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.8
0
480
470
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, bruingrijs, scherpe
overgang
0
480
470
Zand, matig grof, matig siltig, zwak
grindhoudend, grijsgeel, verstoord
Zand, matig fijn, geel, bouwzand
50
430
Zand, zeer fijn, grijsgeel, gemengd
Zand, matig fijn, matig siltig, bruin,
Ap horizont, scherpe overgang
50
415
Zand, matig grof, matig siltig,
oranjegeel, C horizont
390
100
380
Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge
Projectcode: S110184
Datum: 23-8-2011
Pagina 6 / 12
Boring:
23
Boring:
24
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.8
480
0
Zand, matig grof, matig siltig,
geelgrijs, verstoord
480
0
470
465
Zand, matig grof, zwak siltig,
geelgrijs, verstoord
Zand, matig grof, matig siltig,
sporen roest, sporen grind,
geeloranje, C horizont
50
Zand, matig fijn, matig siltig,
grijsgeel, scherpe overgang
50
420
380
100
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak
grindhoudend, geel, C horizont
355
Boring:
25
Boring:
26
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.8
480
0
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak
grindhoudend, geelgrijs, verstoord
480
0
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, zwak baksteenhoudend,
Ap horizont
450
Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak
baksteenhoudend, bruingrijs,
verstoord, scherpe overgang
50
50
390
390
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak
grindhoudend, sporen roest,
oranjegeel, C horizont
100
Zand, matig fijn, matig siltig,
sporen roest, geeloranje, C
horizont
100
360
360
Boring:
27
Boring:
28
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.8
0
480
Zand, matig fijn, matig siltig,
geelbruin, gemengd, scherpe
overgang
0
480
470
Zand, matig fijn, matig siltig,
grijsbruin, Ap horizont
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak
grindhoudend, geelgrijs, verstoord
450
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
roesthoudend, geeloranje, C
horizont
50
50
410
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
grindhoudend, geelgrijs, C horizont
400
100
380
Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge
Projectcode: S110184
Datum: 23-8-2011
Pagina 7 / 12
Boring:
29
Boring:
30
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.3
480
0
Zand, matig fijn, matig siltig,
bruingeel, verstoord, scherpe
overgang
430
0
420
Zand, matig fijn, matig siltig,
bruingrijs, halve meter lager Ap
horizont
Zand, matig fijn, matig siltig,
grijsgeel, C horizont
50
50
370
380
100
Zand, matig fijn, matig siltig,
geelgrijs, C horizont
360
Boring:
31
Boring:
32
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.8
0
480
470
Zand, matig fijn, matig siltig,
bruingrijs, scherpe overgang
0
480
Zand, matig fijn, matig siltig,
geelbruin, scherpe overgang
Zand, matig grof, zwak siltig,
grijsgeel, verstoord, scherpe
overgang
50
100
50
380
Zand, matig grof, zwak siltig, matig
grindhoudend, sporen roest,
oranjegeel, C horizont
355
100
430
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak
grindhoudend, geelgrijs
375
Zand, matig grof, zwak siltig, grijs,
C horizont
355
Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge
Projectcode: S110184
Datum: 23-8-2011
Pagina 8 / 12
Boring:
33
Boring:
34
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.8
480
0
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, bruingeel, gemengd,
scherpe overgang
480
0
Zand, matig siltig, bruingeel,
gemengd
450
Zand, matig fijn, matig siltig, matig
roesthoudend, geeloranje, C
horizont
50
50
400
380
100
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak
grindhoudend, geelgrijs, C horizont
355
Boring:
35
Boring:
36
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.8
0
480
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, resten baksteen, Ap
horizont, scherpe overgang
0
480
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, sterk baksteenhoudend,
grijsbruin, scherpe overgang
450
Zand, matig grof, matig siltig, zwak
grindhoudend, grijsgeel, C horizont
50
50
420
100
365
Zand, matig grof, matig siltig, zwak
roesthoudend, geel, C horizont
340
Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge
Projectcode: S110184
Datum: 23-8-2011
Pagina 9 / 12
Boring:
37
Boring:
38
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.8
480
0
470
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, grijsbruin, Ap horizont,
scherpe overgang
480
0
470
Zand, matig fijn, matig siltig,
geelbruin, verstoord
Zand, matig grof, matig siltig,
geelgrijs, verstoord
50
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, grijsbruin, Ap horizont
50
380
100
Zand, matig grof, matig siltig, geel,
C horizont
100
360
350
Boring:
39
NAP hoogte (m)
4.5
450
0
Boring:
40
NAP hoogte (m)
4.5
450
0
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, grijsbruin, Ap horizont
kleibrokken
410
400
50
Zand, matig fijn, sterk siltig,
grijsbruin, gemengd
Zand, matig fijn, matig siltig,
lichtgrijs, C horizont
375
Boring:
41
Boring:
42
NAP hoogte (m)
4.8
NAP hoogte (m)
4.5
0
480
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, grijsbruin, Ap horizont
0
450
Zand, matig grof, matig siltig,
geelgrijs, bouwzand, scherpe
overgang
440
Zand, matig fijn, matig siltig,
bruingrijs, gemengd
50
50
420
Zand, matig grof, matig siltig, zwak
roesthoudend, zwak
grindhoudend, lichtbruin, C horizont
380
Zand, matig grof, matig siltig,
sporen roest, geeloranje, C
horizont
395
100
350
Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge
Projectcode: S110184
Datum: 23-8-2011
Pagina 10 / 12
Boring:
43
Boring:
44
NAP hoogte (m)
4.5
NAP hoogte (m)
4.5
450
0
Zand, matig fijn, matig siltig, matig
humeus, grijsbruin, Ap horizont,
scherpe overgang
450
0
Zand, matig fijn, matig siltig, resten
baksteen, grijsbruin, Ap horizont,
scherpe overgang
410
405
Zand, matig grof, matig siltig, matig
grindhoudend, sporen roest,
grijsoranje, C horizont
50
Zand, matig grof, matig siltig,
bruingrijs, gemengd verstoord
50
370
370
Zand, matig grof, zwak siltig,
sporen roest, grijsoranje, C horizont
100
330
Boring:
45
Boring:
46
NAP hoogte (m)
4.5
NAP hoogte (m)
4.5
450
0
Zand, matig fijn, matig siltig,
grijsbruin, Ap horizont
450
0
Zand, matig fijn, matig siltig,
grijsbruin, Ap horizont kleibrokken
420
415
Zand, matig grof, matig siltig, matig
grindhoudend, grijsbruin, verstoord
50
Zand, matig grof, matig siltig, zwak
grindhoudend, grijsbruin, C horizont
400
50
Zand, matig grof, matig siltig, matig
grindhoudend, licht geelgrijs,
gemengd
370
350
100
Zand, matig grof, matig siltig, matig
grindhoudend, zwak
roesthoudend, grijsoranje, C
horizont
320
Boring:
47
Boring:
48
NAP hoogte (m)
4.5
NAP hoogte (m)
4.5
0
450
Zand, matig fijn, matig siltig,
grijsbruin, Ap horizont kleibrokken
0
420
410
Zand, matig fijn, matig siltig,
grijsbruin, Ap horizont kleibrokken
420
Zand, matig grof, sterk siltig, matig
grindhoudend, bruingrijs, gemengd
Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak
grindhoudend, zwak
roesthoudend, lichtgrijs, C horizont
50
450
370
Zand, matig grof, uiterst siltig,
sporen grind, bruingrijs, gemengd
405
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
roesthoudend, lichtgrijs, C horizont
50
370
Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge
Projectcode: S110184
Datum: 23-8-2011
Pagina 11 / 12
Boring:
49
Boring:
50
NAP hoogte (m)
4.5
NAP hoogte (m)
4.5
450
0
Zand, matig fijn, matig vast, matig
siltig, sporen roest, grijsbruin, Ap
horizont kleibrokken
450
0
Zand, matig fijn, matig siltig,
grijsbruin, Ap horizont
410
410
Zand, matig fijn, matig siltig,
sporen roest, bruingrijs,
spoellaagjes C horizont
50
Zand, matig fijn, matig siltig,
grijsbruin, gemengd
50
390
Zand, matig grof, matig siltig, matig
grindhoudend, zwak houthoudend,
licht grijsbruin, C horizont
380
Zand, matig grof, matig siltig,
resten hout, C horizont
100
100
330
300
150
Boring:
51
Boring:
52
NAP hoogte (m)
4.3
NAP hoogte (m)
4.4
430
0
Zand, matig fijn, matig siltig, matig
humeus, sporen roest, matig
grindhoudend, grijsbruin, Ap
horizont, scherpe overgang
440
0
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, grijsbruin, Ap horizont
410
390
400
Zand, matig grof, matig siltig, matig
grindhoudend, bruingrijs, verstoord
50
Zand, matig grof, matig siltig, zwak
grindhoudend, geelbruin, verstoord
Zand, matig grof, zwak siltig, matig
grindhoudend, zwak
roesthoudend, geeloranje, C
horizont
50
375
Zand, matig grof, matig siltig, matig
grindhoudend, zwak
roesthoudend, geeloranje, C
horizont
360
345
Boring:
53
Boring:
54
NAP hoogte (m)
4.4
NAP hoogte (m)
4.5
0
440
Zand, matig fijn, matig siltig, matig
humeus, grijsbruin, Ap horizont,
scherpe overgang
0
450
Zand, matig fijn, matig siltig, matig
humeus, matig grindhoudend,
grijsbruin, Ap horizont, scherpe
overgang
420
Zand, matig grof, matig siltig, matig
grindhoudend, geelbruin, gemengd
400
50
390
Zand, matig grof, matig siltig,
geelgrijs, gemengd
405
Zand, matig grof, matig siltig, matig
grindhoudend, matig
roesthoudend, geeloranje,
Steekbus, C horizont
50
Zand, matig grof, matig siltig, zwak
grindhoudend, C horizont
360
370
Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge
Projectcode: S110184
Datum: 23-8-2011
Pagina 12 / 12
Boring:
55
Boring:
56
NAP hoogte (m)
4.4
NAP hoogte (m)
4.4
440
0
Zand, matig fijn, sterk siltig, zwak
humeus, bruin, Ap horizont,
scherpe overgang kleibrokken
440
0
Zand, matig fijn, matig siltig,
grijsbruin, Ap horizont kleibrokken
410
410
Zand, matig fijn, sterk siltig, sterk
roesthoudend, oranje, C horizont
Zand, matig grof, uiterst siltig,
bruingrijs, gevlekt
395
50
Zand, matig grof, matig siltig, zwak
grindhoudend, bruingrijs, C horizont
50
375
Zand, matig fijn, matig siltig,
sporen roest
365
340
100
Boring:
57
Boring:
58
NAP hoogte (m)
4.2
NAP hoogte (m)
4.3
420
0
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, grijsbruin, Ap horizont
kleibrokken
430
0
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak
humeus, Ap horizont, scherpe
overgang
390
395
Zand, matig fijn, sterk siltig, resten
hout, bruingrijs, gevlekt, C horizont
50
Zand, matig grof, matig siltig, matig
roesthoudend, geeloranje, C
horizont
50
350
320
100
Boring:
59
Boring:
60
NAP hoogte (m)
4.3
NAP hoogte (m)
4.3
0
430
Zand, matig fijn, sterk siltig,
grijsbruin, Ap horizont, scherpe
overgang kleibrokken
0
400
430
Zand, matig fijn, uiterst siltig, zwak
humeus, grijsbruin, Ap horizont,
scherpe overgang
400
Zand, matig grof, matig siltig, matig
grindhoudend, geeloranje, C
horizont
50
Zand, matig grof, sterk siltig, matig
grindhoudend, matig
roesthoudend, geeloranje, C
horizont spoellaagjes
50
355
355
Projectnaam: BO IVO De Zanden te Teuge
Projectcode: S110184
Datum: 23-8-2011
Notitie
Contactpersoon Teun Nijenkamp
Datum 30 januari 2012
Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL
Toetsing beschermde natuurwaarden ter plaatse van een
nieuwbouwwijk in Teuge
1 Inleiding
Bij alle ruimtelijke ingrepen en plannen dient onderbouwd te worden of het voornemen
‘redelijkerwijs uitvoerbaar’ is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van
natuurbescherming is hier onderdeel van. Reeds tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk
te worden gemaakt of er mogelijk sprake is van effecten waarvoor een mitigatie- en/of
ontheffingsplicht geldt en of voldoende ecologisch mitigerende en/of compenserende
maatregelen getroffen kunnen worden.
In opdracht van de gemeente Voorst heeft Tauw onderzoek gedaan naar de consequenties van
natuurwetgeving voor te realiseren woonwijk op de onderzoekslocatie.
In deze rapportage wordt antwoord gegeven op de vragen:
Welke natuurbeschermingswetgeving is van belang, in hoeverre is de beoogde ontwikkeling
(mogelijk) strijdig met deze wetgeving, welke consequenties zijn daar aan verbonden en wat
betekent dit voor de verdere planvorming en uitvoering?
De beoogde planlocatie is gelegen in Teuge. De locatie wordt globaal omsloten door de
Rijksstraatweg (N344) in het zuiden, de Fokkerstraat in het oosten en de Hessenlaan in het
westen. De gemeente Voorst heeft plannen om binnen de bebouwde kom van het dorp Teuge
een nieuwbouwwijk (circa 85 woningen) te realiseren. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) ligt
op circa 1 km van de planlocatie en de Natura 2000-gebieden (Veluwe en IJssel) op circa 6 km.
Tevens ligt 600 m ten westen van de planlocatie een Ecologisch Verbindingszone (EVZ). Gezien
het karakter en omvang van de ingreep worden effecten op Natura 2000-gebieden en
Ecologische Hoofdstructuur niet verwacht. Deze toetsing richt zich daardoor alleen op het
beschermingsregime voortkomend uit de Flora- en faunawet.
1.1
Flora- en faunawet
De bescherming van inheemse dier- en plantensoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet.
De wet maakt onderscheid in drie categorieën beschermde soorten:
• Tabel 1-soorten: De meest algemene, niet bedreigde soorten. Voor deze soorten geldt een
vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig gebruik of beheer en onderhoud
Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge
1\10
Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL
•
Tabel 2-soorten: Beschermde soorten. Hiervoor geldt een vrijstelling bij bestendig gebruik of
beheer en onderhoud wanneer wordt gehandeld volgens een geaccordeerde en door de
initiatiefnemer onderschreven gedragscode
•
Tabel 3-soorten: Strikt beschermde soorten bestaande uit de Habitatrichtlijnsoorten en een
selectie van bedreigde soorten
Naast de bescherming van soorten uit tabel 1, 2 en 3 kent de wet een zorgplicht. Deze zorgplicht
geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, ook als er ontheffing of
vrijstelling is verleend.
Rode lijst
De Rode lijsten hebben geen wettelijke status. Soorten die op de Rode lijst zijn geplaatst, zijn
alléén beschermd als ze ook in de Flora- en faunawet als beschermde soort zijn opgenomen.
1.2
Methode
De mogelijke aanwezigheid van beschermde planten- en/of diersoorten is onder andere bepaald
aan de hand van de volgende gegevens.
• Een oriënterend veldbezoek op 16 april 2010
•
•
Regionale en landelijke verspreidingsatlassen en -data
Vrij beschikbare gegevens van het Natuurloket
Het oriënterende veldbezoek betreft geen volledige inventarisatie. Het is erop gericht te
controleren in hoeverre soorten daadwerkelijk in het plangebied kunnen voorkomen, of in
hoeverre de locatie voldoet aan de eisen die deze soorten aan hun leefomgeving stellen.
Bij ecologische veldwerkzaamheden is een volledige garantie ten aanzien van de aanwezige
soorten soms niet te geven. Door de inzet van deskundige ecologen wordt onze
onderzoekskwaliteit zoveel mogelijk gewaarborgd. Tauw is aangesloten bij het Netwerk Groene
Bureaus. Dit is een samenwerkingsverband van adviesbureaus die ecologisch advieswerk en
ecologisch onderzoek verrichten, met als doel de kwaliteit van ecologische advisering te
verbeteren.
Op basis van het oriënterend veldbezoek, habitateisen van soorten en deskundigenoordeel is een
selectie gemaakt van de soorten die daadwerkelijk in of nabij de planlocatie verwacht worden. De
beoogde ontwikkeling is vervolgens getoetst op deze selectie van soorten.
Ten aanzien van vigerend beleid, soortspecifieke informatie en andere gegevens is gebruik
gemaakt van verschillende bronnen. Een totaaloverzicht is opgenomen in het slothoofdstuk
Literatuur.
2\10
Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge
Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL
2 Flora- en faunawet
Om (globale) locaties aan te duiden wordt in de ecologie veel gebruik gemaakt van een raster
van kilometerhokken, zogenaamde Rijksdriehoekscoördinaten. Verspreidingsgegevens van dieren plantensoorten worden veelal per kilometerhok gedocumenteerd. Het plangebied ligt in
kilometerhok 200-472. Figuur 2.1 geeft de ligging van het plangebied en kilometerhokken weer.
Figuur 2.1 Overzicht ligging plangebied
Locatie
In het verleden stond op de planlocatie een Mobilisatiecomplex van defensie. Momenteel is het
een braakliggend terrein. De planlocatie wordt deels gebruikt als depot terrein voor de opslag van
diverse materialen en deels als speelveld. De randen van het gebied zijn sterk begroeid met
Gewone braam en opslag van Ruwe berk, Populier, Esdoorn en Els.
Verspreid over de locatie staan diverse bomen met een forse omvang. Het betreffen soorten als
Canadese populier, Zwarte populier, Witte abeel, Zomereik, Amerikaanse eik, Noorse esdoorn en
Berk.
Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge
3\10
Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL
Omgeving
Ten noorden van het plangebied zijn diverse sportvelden (tennis / voetbal) en een woning
gelegen. Aan de overzijde van de Zanden is het vliegveld Teuge gesitueerd. De oostzijde van de
locatie is in gebruik als agrarisch gebied (graslanden en boerderijen). Ten zuiden van de
onderzoekslocatie zijn diverse woningen met grote tuinen aanwezig. Aan de overzijde van de
N334 bevinden enkele woningen en een oud kazerne terrein met veel groen. De westzijde grenst
aan het dorp Teuge. Tijdens het locatiebezoek zijn geen holtes in bomen aangetroffen die kunnen
dienen als verblijfplaats voor vleermuizen en marterachtigen.
Onderstaande foto’s geven een indicatie van het plangebied.
Figuur 2.2 Indicatie plangebied
Overzicht effecten
De beoogde (ruimtelijke) ingreep heeft een mogelijk effect op beschermde dier- en
plantensoorten. Hierbij is onderscheid te maken tussen tijdelijke en permanente effecten welke in
de onderstaande tekst worden beschreven. Op de locatie wordt een woonwijk gerealiseerd.
Hiervoor dient de locatie eerst bouwrijp te worden gemaakt waarna gebouwd kan gaan worden.
Voor de beoogde ontwikkeling zijn een aantal invloeden (tijdelijk en permanent) denkbaar zoals:
kap van bomen, verwijderen van struweel, geluid bij grondwerken, licht tijdens de bouwfase,
verhoogde aanwezigheid en beweging van mensen. Het huidige foerageergebied en de
aanwezige verblijfplaatsen zullen daardoor verdwijnen.
4\10
Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge
Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL
3 Toetsing beschermde soorten
Voor de Flora- en faunawet tabel 1-soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen en
bestendig beheer, onderhoud of gebruik en worden in dit rapport niet specifiek benoemd.
Uit de gegevens van het Natuurloket blijkt dat het gebied waarin het plangebied ligt met
wisselende mate van volledigheid is onderzocht op het voorkomen van de verschillende
soortgroepen uit de drie beschermingscategorieën. Op basis van verschillende literatuurbronnen
is nader bekeken welke door de Flora- en faunawet beschermde soorten (tabel 2 of 3) in of in de
omgeving van het plangebied voorkomen. Op basis van habitateisen, het oriënterend veldbezoek
en deskundigenoordeel is een selectie gemaakt van de soorten die daadwerkelijk in of nabij de
planlocatie verwacht worden.
Flora
Het natuurloket geeft aan dat het betreffende kilometerhok met een volledigheid goed is
geïnventariseerd. Er zijn enkel tabel 1-soorten aangetroffen. Tijdens het locatiebezoek zijn de
volgende soorten waargenomen: Japanse duizendknoop, Speenkruid, Aronskelk, Grote
brandnetel, Ridderzuring, Grote klit, Harig wilgeroosje en Zevenblad. Hoewel op de locatie enkele
onbeheerde hoekjes aanwezig zijn wordt het voorkomen van bijzondere soorten niet
waarschijnlijk geacht. De ingreep heeft daarom geen negatief effect op beschermde soorten flora.
Zoogdieren
Op basis van het uitgevoerde literatuuronderzoek blijkt dat op de locatie en in de directe
omgeving de volgende soorten kunnen worden aangetroffen: Das, Konijn, Steenmarter, Ree,
Haas, diverse muizen, Egel. Tijdens het locatiebezoek zijn diverse verblijfplaatsen en sporen van
konijnen en muizen waargenomen. Van zowel de Steenmarter als de Das zijn geen sporen of
verblijfplaatsen waargenomen. Wel is het gebied een geschikte verblijf- en schuilplaats voor de
Vos aanwezig.
Op de locatie zijn met uitzondering van de Das en de Steenmarter (tabel 2-soorten) enkel tabel
1-soorten te verwachten. Op basis van de biotoopeisen lijkt de aanwezigheid van de Das niet
aannemelijk. De aanwezigheid van de Steenmarter kan echter niet worden uitgesloten.
Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge
5\10
Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL
Aangezien tijdens het locatiebezoek geen verblijfplaatsen zijn waargenomen en het gebied
waarschijnlijk geen onderdeel uitmaakt van zijn essentiële foerageergebied kunnen negatieve
effecten op de Steenmarter worden uitgesloten. Een ontheffing voor mogelijke aanwezige
zoogdieren is daarom niet nodig.
Vleermuizen
Hoewel vleermuizen zoogdieren zijn, worden deze vanwege hun afwijkende eigenschappen als
afzonderlijke groep behandeld. Op basis van de verspreidingsgegevens worden in of nabij de
planlocatie verschillende soorten vleermuizen verwacht.
Tijdens locatiebezoek zijn geen geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen waargenomen. Wel
zijn er diverse lijnvormige elementen aangetroffen, die als vliegroute kunnen worden gebruikt.
Deze lijnvormige elementen zijn onderbroken, daarom wordt aangenomen dat het geen geschikte
vliegroutes betreffen.
De locatie is geschikt als foerageergebied voor de diverse soorten (Gewone dwergvleermuis,
Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger, Gewone grootoorvleermuis). Het plangebied vormt voor deze
soorten echter geen essentieel onderdeel van het leefgebied. In de omgeving zijn ruim voldoende
alternatieve foerageerplaatsen en mogelijkheden voor trekroutes aanwezig. Een ontheffing voor
mogelijk aanwezige vleermuizen is daarom niet nodig.
Vogels
De soortgroep vogels heeft in de Flora- en faunawet een bijzondere status: Alle broedende
vogels, de in functie zijnde nesten én de functionele omgeving hiervan zijn beschermd tijdens het
broedseizoen (voor de meeste soorten globaal van maart tot en met juli). Daarnaast is de vaste
verblijfplaats (én functionele omgeving) van een klein aantal (roof)vogelsoorten jaarrond
beschermd.
Het bouwrijp maken van de locatie dient gezien te worden als een voor vogels verstorende
activiteit en dient daarom buiten het vogelbroedseizoen te worden uitgevoerd. Tijdens het
veldbezoek zijn de volgende vogelsoorten in of nabij het plangebied waargenomen: Huismus,
Spreeuw, Goudvink, Grote lijster, Houtduif, Groene specht, Winterkoninkje, Merel en Koolmees.
Er zijn geen nesten waargenomen. De Koolmees en de Groene specht zijn categorie 5-soorten
waarvan de nesten alleen beschermd zijn wanneer zwaarwegende feiten of ecologische
omstandigheden dat rechtvaardigen. Buiten het plangebied zijn voldoende uitwijkmogelijkheden
voor de Koolmees en de Groene specht te vinden.
6\10
Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge
Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL
Jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen in het plangebied zijn niet aangetroffen. Binnen het
plangebied zijn geen jaarrond beschermde vogels waargenomen. Effecten op jaarrond
beschermde vogels worden daarom uitgesloten.
Amfibieën
Amfibieën zijn diersoorten die zich ophouden in of nabij oppervlaktewateren, maar welke ook op
braakliggende terreinen aanwezig kunnen zijn. Ter plaatse van de planlocatie en in de directe
omgeving is geen geschikt voortplantingswater aanwezig. Het is daarom onwaarschijnlijk dat het
plangebied deel uitmaakt van de essentiële leefomgeving voor beschermde amfibieën.
Reptielen
Nog meer dan bij amfibieën geldt voor reptielen dat zij gebonden zijn aan specifieke biotopen als
(stuif)zanden, heideterreinen, (broek)bossen. Hoewel tijdens het locatiebezoek wel kale
zandplekken zijn aangetroffen, is het niet aannemelijk dat de locatie onderdeel uitmaakt van het
essentiële leefgebied voor reptielen. Aanwezigheid van reptielen en effecten hierop wordt daarom
uitgesloten.
Vissen
In het plangebied is geen, voor beschermde vissoorten, geschikt oppervlaktewater aanwezig. De
aanwezigheid van en effecten op beschermde vissen is daarom uitgesloten.
Dagvlinders
Diverse dagvlinders hebben in de Flora- en faunawet een beschermde status. Op basis van
verspreidingsgegevens [Bos et al.,2006 en EIS-Nederland et al., 2007] worden binnen of nabij het
plangebied geen beschermde dagvlinders verwacht. Hoewel voor dagvlinders nooit volledig uit te
sluiten is dat een beschermd exemplaar zich in of nabij het plangebied ophoudt, zal er gezien de
omvang en het karakter van de ingreep, en de afwezigheid van geschikt biotoop, geen negatief
effect op populaties van beschermde dagvlinders optreden.
Libellen
Diverse libellen zijn in de Flora- en faunawet beschermd. Op basis van verspreidingsgegevens
[Dijkstra et al.,2002 en EIS-Nederland et al., 2007] worden binnen of nabij het plangebied geen
beschermde libellen verwacht. Hoewel ook voor libellen nooit volledig uit te sluiten is dat een
beschermd exemplaar zich in of nabij het plangebied ophoudt, zal er gezien de omvang en het
karakter van de ingreep, en de afwezigheid van geschikt biotoop, geen negatief effect op
populaties van beschermde libellen optreden.
Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge
7\10
Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL
Overige ongewervelden
Als ongewervelden zijn in de Flora- en faunawet naast dagvlinders en libellen ook enkele kevers
(Vliegend hert, Brede geelrandwaterroofkever, Gestreepte waterroofkever, Heldenbok,
Juchtleerkever), weekdieren (Bataafse stroommossel, Platte schijfhoren) en een kreeftachtige
(Rivierkreeft) beschermd door de Flora- en faunawet. Het plangebied en directe omgeving
voorzien voor geen van deze soorten in een geschikt habitat en/of bevat geen geschikte
(landschaps)elementen. De aanwezigheid van en effecten op deze soorten worden dan ook
uitgesloten.
4 Conclusies Flora- en faunawet
Bij ruimtelijke ingrepen dient onderbouwd te worden of het voornemen ‘redelijkerwijs uitvoerbaar’
is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van natuurbescherming is hier
onderdeel van. Al tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk te worden gemaakt of er
mogelijk sprake is van effecten waarvoor een ontheffingsplicht geldt en of het aannemelijk is dat
deze verkregen zal worden.
In de onderstaande tabel zijn de beschermde tabel 2- en 3-soorten uit de Flora- en faunawet
opgenomen waarvan niet uitgesloten kan worden dat zij geschaad worden door de ingreep.
Eventueel overtreden verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zijn eveneens weergegeven.
Tabel 4.1 Aangetroffen of verwachte beschermde soorten (Ffw tabel 2 of 3) die mogelijk geschaad worden
Soortgroep
Soorten planlocatie
Verbodsbepalingen*
Flora
Geen (aantasting van) tabel 2- / 3-soorten
Niet van toepassing
Zoogdieren
Geen (aantasting van) tabel 2- / 3-soorten
Niet van toepassing
Broedvogels
Geen (aantasting van) vogels tijdens broedseizoen mits
Niet van toepassing
tijdens broedseizoen
uitvoering buiten broedseizoen
Broedvogels,
Geen (aantasting van) vaste verblijfplaatsen
Niet van toepassing
Vleermuizen
Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten
Niet van toepassing
Reptielen
Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten
Niet van toepassing
Amfibieën
Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten
Niet van toepassing
Vissen
Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten
Niet van toepassing
Dagvlinders
Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten
Niet van toepassing
Libellen
Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten
Niet van toepassing
Overige ongewervelden
Geen (aantasting van) tabel 2- /3-soorten
Niet van toepassing
vaste verblijfplaatsen
8\10
Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge
Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL
*Toelichting verbodsbepalingen tabel:
Artikel 2: Zorgplicht en Zorgvuldig handelen ten aanzien van alle plant- en diersoorten, al dan niet beschermd
Artikel 8: Verbod: plukken, uitsteken, vernielen, beschadigen of verwijderen van beschermde planten
Artikel 9: Verbod: opsporen, vangen, bemachtigen, doden, verwonden van beschermde dieren
Artikel 10: Verbod: opzettelijk verontrusten van beschermde dieren
Artikel 11: Verbod: wegnemen, verstoren, aantasten van verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen
Artikel 12: Verbod: zoeken, rapen, beschadigen, vernielen of uit nesten nemen van eieren
Artikel 13: Verbod: onder zich hebben van beschermde planten, dieren, eieren of producten hiervan
Toetsing van de beoogde ingreep aan de Flora- en faunawet laat zien dat er geen soorten of
soortgroepen zijn waarvoor een negatief effect verwacht wordt.
Het bouwrijp maken van de onderzoekslocatie dient gezien te worden als een voor vogels
verstorende activiteit en dient daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden
uitgevoerd. Nader (veld)onderzoek naar de aanwezigheid en gebruik van de planlocatie door
andere beschermde soorten is niet nodig.
Vanuit de Flora- en faunawet gelden de beperkingen van de zorgplicht en uitvoering van het werk
buiten het broedseizoen. De uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling is reëel mits
uitgevoerd buiten het broedseizoen.
4.1
Aanbevelingen
Met de toekomstige inrichting van de plangebieden kan rekening gehouden worden met natuur in
algemene zin. Zo kan voor de opvang van regenwater gebruik gemaakt worden van (zak)sloten
met flauwe taluds. Op deze taluds kan bij een goed beheer op de overgangszone van water naar
land een bijzondere vegetatie ontwikkelen. Bovendien bieden dergelijke zones mogelijkheden
voor bijvoorbeeld amfibieën en libellen. In de nieuwe bebouwing kunnen voorzieningen gemaakt
worden voor vleermuizen en vogels welke door de huidige nieuwbouwtechnieken (in algemene
zin) dreigen te verdwijnen. Bij een nadere uitwerking zijn wij u hierbij graag van dienst.
Literatuur
[Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay., I. Wynhoff en De Vlinderstichting, 2006]
De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea,
Papilionoidea). Nederlandse Fauna deel 7, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV
Uitgeverij en European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.
[Broekhuizen S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, 1992]
Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse
Natuurhistorische Vereniging, Utrecht.
Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge
9\10
Kenmerk N001-4713147TNY-iap-V02-NL
[Dijkstra, K.D. B., V.J. Kalkman, R. Ketelaar & M.J.T. van der Weide, 2002]
De Nederlandse Libellen (Odonata), Nederlandse fauna 4. Nederlandse Vereniging voor
Libellenstudie. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European
Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.
[EIS-Nederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse vereniging voor Libellenstudie, 2007]
Waarnemingenverslag 2007. Dagvlinders, libellen en sprinkhanen. Uitgegeven door EISNederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie.
Herder J.E., A. van Diepenbeek & R.C.M. Creemers R, 2009]
Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008. Stichting RAVON, Nijmegen. Rapport
2009-03
[Limpens H., K. Mostert & W. Bongers, 1997]
Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Stichting
Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht.
[LNV, Dienst Regelingen, 2009]
Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen. Inclusief Uitleg
aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen, en Aangepaste lijst jaarrond beschermde
vogelnesten. Kenmerk ffw2009.corr.046. 25 augustus 2009.
[Ministerie van LNV, VROM en de provincies, 2007]
Spelregels EHS, Spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in de EHS. Een gezamenlijke
uitwerking van rijk en provincies. Ministeries van LNV en VROM en de provincies.
Websites:
www.natuurloket.nl
www.zoogdierenvereniging.nl
www.waarnemingen.nl
www.minlnv.nl
10\10
Quickscan flora en fauna woningbouw Teuge
Notitie
Contactpersoon Benjamin Flierman
Datum 17 oktober 2013
Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL
Toetsing beschermde natuurwaarden
nieuwbouwwijk Teuge
1 Inleiding
1.1 Aanleiding en doel
Bij alle ruimtelijke ingrepen en plannen dient onderbouwd te worden of het voornemen
‘redelijkerwijs uitvoerbaar’ is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van
natuurbescherming is hier onderdeel van. Reeds tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk
te worden gemaakt of er mogelijk sprake is van effecten waarvoor een mitigatie- en/of
ontheffingsplicht geldt en of voldoende ecologisch mitigerende en/of compenserende
maatregelen getroffen kunnen worden. Deze rapportage geeft dit inzicht en bestaat uit een
actualisatie van een rapport uit 2012 (N001-4713147TNY-cmn-V01-NL) van een voormalig
mobilisatiecomplex van defensie en een nieuw natuuronderzoek van het (naastliggende) terrein
waar (deels) Stichting Jongerenwerk (S.J.W.) ‘Peco’ is gelegen (eigendom gemeente Voorst).
In opdracht van gemeente Voorst heeft Tauw onderzoek gedaan naar de consequenties van
natuurwetgeving voor de realisatie van een woonwijk op de onderzoekslocatie.
In deze notitie wordt antwoord gegeven op de volgende vragen:
x
x
x
x
Welke natuurwetgeving is van belang
In hoeverre is de beoogde ontwikkeling (mogelijk) strijdig met deze wetgeving
Welke consequenties zijn daar aan verbonden
Wat betekent dit voor de verdere planvorming en uitvoering?
De beoogde planlocatie is gelegen in Teuge. De gemeente Voorst heeft plannen om op de
onderzoekslocatie een nieuwbouwwijk (circa 75 woningen) te realiseren. Op circa één kilometer
afstand van de planlocatie ligt een gebied van de Ecologische hoofdstructuur. De
Natura2000-gebieden IJssel en Veluwe liggen beide op circa zes kilometer afstand. Gezien het
karakter en omvang van de ingreep worden effecten op Natura2000-gebieden en Ecologische
Hoofdstructuur niet verwacht. Deze toetsing richt zich daardoor alleen op het
beschermingsregime voortkomend uit de Flora- en faunawet.
Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge
1\12
Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL
1.2 Flora- en faunawet
De bescherming van inheemse dier- en plantensoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet.
De wet maakt onderscheid in drie categorieën beschermde soorten namelijk:
x Tabel 1-soorten: De meest algemene, niet bedreigde soorten. Voor deze soorten geldt een
x
vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig gebruik of beheer en onderhoud
x
initiatiefnemer onderschreven gedragscode
Tabel 3-soorten: Strikt beschermde soorten bestaande uit de Habitatrichtlijnsoorten en een
selectie van bedreigde soorten
Tabel 2-soorten: Beschermde soorten. Hiervoor geldt een vrijstelling bij bestendig gebruik of
beheer en onderhoud wanneer wordt gehandeld volgens een geaccordeerde en door de
Naast de bescherming van soorten uit tabel 1, 2 en 3 kent de wet een zorgplicht. Deze zorgplicht
geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, ook als er ontheffing of
vrijstelling is verleend.
Rode lijst
De Rode lijsten hebben geen wettelijke status. Soorten die op de Rode lijst zijn geplaatst, zijn
alleen beschermd als ze ook in de Flora- en faunawet als beschermde soort zijn opgenomen.
1.3 Methode
De mogelijke aanwezigheid van beschermde planten- en/of diersoorten is in eerste instantie
bepaald aan de hand van de volgende gegevens.
x Een oriënterend veldbezoek op 30 september 2013
x Regionale en landelijke verspreidingsatlassen en -data
Het oriënterende veldbezoek betreft geen volledige inventarisatie, maar is erop gericht te
controleren in hoeverre soorten daadwerkelijk in het plangebied kunnen voorkomen of in
hoeverre de locatie voldoet aan de eisen die deze soorten aan hun leefomgeving stellen.
Op basis van het oriënterend veldbezoek, habitateisen van soorten en deskundigenoordeel is een
selectie gemaakt van de soorten die daadwerkelijk in of nabij de planlocatie verwacht worden of
aantoonbaar aanwezig zijn op basis van inventarisaties. De beoogde ontwikkeling is vervolgens
getoetst op deze selectie van soorten.
2\12
Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge
Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL
1.4 Huidige natuurwaarden en effecten
Om (globale) locaties aan te duiden wordt in de ecologie veel gebruik gemaakt van een raster
van kilometerhokken, zogenaamde Rijksdriehoek-coördinaten. Verspreidingsgegevens van dieren plantensoorten worden veelal per kilometerhok gedocumenteerd. Het plangebied ligt in
kilometerhok 201 - 473. Onderstaande figuur geeft de ligging van het plangebied weer. Daarbij is
tevens aangegeven welk gebied in het onderzoek van 2012 reeds beschouwd is en welk deel nu
voor het eerst onderzocht is.
Figuur 1.1 Overzicht ligging plangebied
Terreindeel S.J.W. Peco
De locatie waarop het jongerencentrum S.J.W. Peco is gelegen heeft aan de voorzijde een groot
parkeerterrein met een solitaire berk. Het terrein is deels omheind met coniferen. De achterzijde
bestaat uit een grasveld met enkele solitaire jonge bomen. Aan de westkant van het pand is een
houthok en berging aanwezig. Het gebouw heeft een plat dak met stootvoegen. Westelijk is een
klein deel van het terrein in gebruik als volkstuin. Het noordwestelijke deel van het terrein is door
de naastgelegen bewoner in gebruik als tuin. Dit deel bestaat uit grasveld met enkele redelijk
volwassen fruitbomen en een tamme kastanje.
Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge
3\12
Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL
Terreindeel voormalig mobiliteitscomplex defensie
In het verleden stond op de planlocatie een Mobilisatiecomplex van defensie. Momenteel is het
een braakliggend terrein. De planlocatie wordt gebruikt als depot, opslag van diverse materialen
en als speelveld. Het depot (noordelijk deel) bevat houtstapels en zandbulten. De randen van het
gebied zijn sterk begroeid met gewone braam en opslag van ruwe berk, populier, esdoorn en els.
Verspreid over de locatie staan diverse bomen met een forse omvang. Het betreffen soorten als
Canadese populier, zwarte populier, witte abeel, zomereik, Amerikaanse eik, Noorse esdoorn en
berk. Tijdens het veldbezoek is één volwassen populier aangetroffen met een holte. Het
noordwestelijke deel van het terrein is omheind en braakliggend.
Omgeving
Ten noorden van het plangebied zijn diverse sportvelden (tennis / voetbal) gelegen. Noordelijk
van de planlocatie is het vliegveld Teuge gelegen. Het gebied ten oosten van de locatie is in
gebruik als agrarisch gebied (graslanden en boerderijen), met een afvoerkanaal op ongeveer
100 meter afstand van de planlocatie. Ten zuiden van de onderzoekslocatie zijn diverse
woningen met grote tuinen aanwezig. De westzijde grenst aan het dorp Teuge.
De onderstaande figuren geven een indicatie van het plangebied.
Figuur 1.2 Indicatie deellocatie voormalig mobiliteitterrein defensie
Figuur 1.3 Indicatie deellocatie S.J.W. Peco
4\12
Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge
Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL
2 Toetsing
2.1 Effectbeoordeling beschermde soorten
Voor de Flora- en faunawet tabel 1-soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen en
bestendig beheer, onderhoud of gebruik en worden in dit rapport niet specifiek benoemd.
Uit literatuurgegevens blijkt dat het gebied waarin het plangebied ligt met wisselende mate van
volledigheid is onderzocht op het voorkomen van de verschillende soortgroepen uit de drie
beschermingscategorieën. Op basis van verschillende literatuurbronnen is nader bekeken welke
door de Flora- en faunawet beschermde soorten (tabel 2 of 3) in of in de omgeving van het
plangebied voorkomen. Op basis van habitateisen, het oriënterend veldbezoek en
deskundigenoordeel is een selectie gemaakt van de soorten die daadwerkelijk in of nabij de
planlocatie verwacht worden. Per deellocatie (voormalig defensieterrein en Peco) zullen de
effecten betreffende de Flora- en faunawet worden besproken.
Flora
Op basis van de deels stedelijke biotoop geldt voor beide deellocaties dat de aanwezigheid van
een zeer groot aantal beschermde plantensoorten kan worden uitgesloten. Gezien de
aanwezigheid van veel ruigtekruiden (gewone braam en grote brandnetel) aan de randen van de
locatie op het voormalig defensieterrein, het naastgelegen pionierbos met hoofdzakelijk berk en
het braakliggende grasveld met algemene grassoorten wordt het voorkomen van bijzondere
soorten niet waarschijnlijk geacht. Ook bij het ‘Peco’-terrein zijn alleen algemeen voorkomende
plantensoorten aangetroffen. De ingreep heeft daarom geen negatief effect op beschermde
soorten flora.
Zoogdieren
Op basis van gegevens van de verspreidingsgegevens blijkt dat in of nabij het plangebied de
beschermde tabel 2 soorten eekhoorn en steenmarter voor kunnen komen en dat de tabel 3 soort
das verwacht kan worden. Verblijfplaatsen van dassen bestaan uit een netwerk van burchten.
Deze zijn tijdens het veldbezoek in geen van beide deellocaties aangetroffen. Het voorkomen van
deze soort in het plangebied kan hierdoor worden uitgesloten. Voor de eekhoorn geldt dat deze
zijn nestlocaties hoog in de bomen bouwt van bladermateriaal. Tijdens het oriënterend
veldbezoek zijn geen waarnemingen gedaan van mogelijke nesten voor deze soort. Mogelijke
effecten voor deze soort in beide deellocaties zijn hierdoor uitgesloten. De aanwezigheid van de
steenmarter wordt op het Peco-terrein uitgesloten vanwege het ontbreken van mogelijkheden
voor verblijfplaatsen. Op de deellocatie van het defensieterrein zijn momenteel echter houtstapels
en ‘rommelhoekjes’ aanwezig waar de steenmarter een nest zou kunnen hebben. Dergelijke
nesten zijn beschermd.
Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge
5\12
Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL
Figuur 2.1 Habitats met mogelijke functie voor steenmarter
Bij omvorming van de deellocatie defensieterrein bestaat de mogelijkheid dat een verblijfplaats
van een steenmarter wordt aangetast. Door op voorhand te werken conform de Flora- en
faunawet gedragscode van Bouwend Nederland en vervolgens de houtstapels, hoekjes met
ruigtes en overige ‘rommelhoekjes’ te verwijderen buiten het voor deze soort kwetsbare periode
kunnen effecten zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Gezien de randstedelijke omgeving rond de
deellocaties blijven voldoende verblijfs- en foerageermogelijkheden bestaan waardoor negatieve
effecten op de steenmarter niet verwacht worden en de duurzame instandhouding van de soort
op regionaal niveau gegarandeerd blijft. Het kwetsbare seizoen van de steenmarter betreft het
voortplantingsseizoen en loopt van mei tot en met augustus.
Vleermuizen
Hoewel vleermuizen zoogdieren zijn, worden deze vanwege hun afwijkende eigenschappen als
afzonderlijke groep behandeld. De wijde omgeving van het plangebied is geschikt als
foerageergebied voor vleermuizen zoals gewone dwergvleermuis, laatvlieger, watervleermuis,
meervleermuis, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis.
De deellocatie van Peco biedt geen mogelijkheden voor verblijfplaatsen van vleermuizen. De
spouwmuur van het stichtingsgebouw biedt geen invliegopeningen en evenmin zijn bomen van
voldoende omvang aanwezig om een functie als verblijfplaats te kunnen hebben.
De deellocatie van het voormalige defensieterrein biedt wel mogelijke verblijfplaatsen voor
boombewonende vleermuizen als ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en franjestaart. In
tenminste één volwassen boom op dit terrein is een mogelijk geschikte verblijfplaats in de vorm
van een holte aangetroffen. Ook andere bomen kunnen mogelijk geschikte holtes bevatten. De
‘bos’-delen dienen mogelijk tevens als foerageergebied en/of begeleiding bij een vliegroute.
Indien de bomen op het terrein behouden blijven worden geen effecten op vleermuizen verwacht
en is nader onderzoek niet noodzakelijk. Bij kap van bomen of andersoortige aantasting van de
groenstructuur is echter onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk.
6\12
Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge
Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL
Ook bij behoud van de bomen maar ingrijpende aanpassingen van de directe omgeving ervan zoals nieuwbouw van bebouwing en/of het plaatsen van verlichting - kan nader onderzoek nodig
zijn. Indien nader onderzoek nodig blijkt, dient dit in eerste instantie uit twee veldbezoeken te
bestaan gericht op de aanwezigheid van verblijfplaatsen (holtes) en vliegroutes. Indien
belangrijke functies voor vleermuizen aanwezig blijken te zijn, zijn mogelijk maatregelen nodig om
effecten te mitigeren.
Vogels
De soortgroep vogels heeft in de Flora- en faunawet een bijzondere status: Alle broedende
vogels, de in functie zijnde nesten én de functionele omgeving hiervan zijn beschermd tijdens het
broedseizoen (voor de meeste soorten globaal van maart tot en met juli). Daarnaast is de vaste
verblijfplaats (én functionele omgeving) van een klein aantal (roof)vogelsoorten jaarrond
beschermd.
Tijdens het veldbezoek zijn in beide deellocaties merel en houtduif waargenomen. Jaarrond
beschermde vaste verblijfplaatsen zijn in geen van beide deellocaties niet aangetroffen en
evenmin zijn jaarrond beschermde vogels of sporen daarvan waargenomen. Negatieve effecten
op jaarrond beschermde vogels worden daarom uitgesloten voor beide deellocaties.
Het bouwrijp maken van beide deellocaties (zoals sloop van gebouwen, kappen van bomen,
verwijderen van groen) dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dient
daarom buiten het vogelbroedseizoen te starten of te worden uitgevoerd.
Amfibieën
Geen van de deellocaties bevat water waarmee de kans op permanent aanwezige amfibieën
klein is. Op basis van verspreidingsgegevens kan in de nabije omgeving van het plangebied
echter de rugstreeppad voorkomen. Deze soort is niet sterk gebonden aan water en heeft een
voorkeur voor zandige bodems. Hij kan zich ook vestigen in bestaande holten van bijvoorbeeld
muizen en konijnen. Van de rugstreeppad is bekend dat deze grote afstanden kan afleggen om
geschikt biotoop te vinden. De Peco-deellocatie biedt geen geschikt habitat voor deze soort. De
deellocatie van het voormalige defensie terrein bevat momenteel veel zand(opslag) en heeft
mede daardoor geschikt habitat voor de rugstreeppad. Gezien zijn aanwezigheid in de omgeving
kan deze soort op het terrein niet worden uitgesloten. Nader onderzoek naar de aanwezigheid
van de rugstreeppad op de deellocatie van het defensieterrein is daarom noodzakelijk. Dit
onderzoek dient te bestaan uit twee veldbezoeken in het voorjaar. Indien de soort aanwezig blijkt
te zijn, zijn mogelijk maatregelen nodig om effecten op de soort te mitigeren.
Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge
7\12
Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL
Reptielen
Reptielen zijn zeer gebonden aan specifieke biotopen als (stuif)zanden, heideterreinen,
(broek)bossen en andere. (Rand)stedelijk gebied inclusief de biotopen zoals op beide
deellocaties aanwezig is, biedt een geschikte biotoop voor reptielen. De aanwezigheid van
reptielen en effecten hierop wordt daarom uitgesloten.
Vissen
In het plangebied is geen voor beschermde vissoorten geschikt oppervlaktewater aanwezig. De
aanwezigheid van en effecten op beschermde vissen is daarom uitgesloten.
Dagvlinders, libellen en overige ongewervelden
Diverse dagvlinders, libellen en overige ongewervelden hebben in de Flora- en faunawet een
beschermde status. Op basis van verspreidingsgegevens komen geen beschermde dagvlinders,
libellen en/of ongewervelden in de ruime omgeving van het plangebied voor. Tijdens het
veldbezoek bleek voor deze soorten geen geschikt habitat en/of geschikte
(landschaps)elementen aanwezig te zijn. Hoewel nooit volledig uit te sluiten is dat een beschermd
exemplaar zich in of nabij het plangebied ophoudt, zal er gezien de afwezigheid van geschikt
biotoop, geen negatief effect op populaties van beschermde soorten optreden.
3 Conclusies Flora- en faunawet
Bij ruimtelijke ingrepen dient onderbouwd te worden of het voornemen ‘redelijkerwijs uitvoerbaar’
is. Een inschatting van eventuele belemmeringen op het gebied van natuurbescherming is hier
onderdeel van. Al tijdens de planvorming dient daarom inzichtelijk te worden gemaakt of er
mogelijk sprake is van effecten waarvoor een ontheffingsplicht geldt en of het aannemelijk is dat
deze verkregen zal worden.
In tabel 3.1 zijn de beschermde tabel 2 en 3-soorten uit de Flora- en faunawet opgenomen
waarvan niet uitgesloten kan worden dat zij geschaad worden door de ingreep. Eventueel
overtreden verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zijn eveneens weergegeven.
8\12
Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge
Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL
Tabel 3.1 Aangetroffen of verwachte beschermde soorten (tabel 2 of 3) die mogelijk geschaad worden
Soortgroep
Soorten
Soorten
Verbods-
deellocatie Peco
deellocatie defensie
bepalingen*
Flora
Geen (aantasting van) soorten
Geen (aantasting van) soorten
n.v.t.
Zoogdieren
Geen (aantasting van) soorten
Steenmarter (tabel 2)
Artikel 11
Broedvogels
Geen (aantasting van) vogels
Geen (aantasting van) vogels tijdens n.v.t.
tijdens broedseizoen
tijdens broedseizoen mits
broedseizoen mits uitvoering buiten
uitvoering buiten broedseizoen
broedseizoen
Broedvogels,
Geen (aantasting van) vaste
Geen (aantasting van) soorten
n.v.t.
vaste verblijfplaatsen
verblijfplaatsen
Vleermuizen
Geen (aantasting van) soorten
Gewone dwergvleermuis, ruige
Artikel 11
dwergvleermuis, laatvlieger , rosse
(verblijfplaats,
vleermuis, franjestaart (tabel 3)
vliegroute,
foerageergebied)
Reptielen
Geen (aantasting van) soorten
Geen (aantasting van) soorten
n.v.t.
Amfibieën
Geen (aantasting van) soorten
Rugstreeppad (tabel 3)
Artikel 11
(verblijfplaats
overwintering)
Vissen
Niet aanwezig
Niet aanwezig
n.v.t.
Dagvlinders
Geen (aantasting van) soorten
Geen (aantasting van) soorten
n.v.t.
Libellen
Geen (aantasting van) soorten
Geen (aantasting van) soorten
n.v.t.
Overige
Geen (aantasting van) soorten
Geen (aantasting van) soorten
n.v.t.
ongewervelden
*Toelichting verbodsbepalingen tabel
Artikel 11: Verbod: wegnemen, verstoren, aantasten van verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen
Conclusies deellocatie Peco-terrein
Voor de deellocatie Peco-terrein geldt dat er geen jaarrond beschermde soorten of
verblijfplaatsen aanwezig zijn. Bij ontwikkeling van het terrein is daarom geen sprake van
overtreding van de Flora- en faunawet. Hierbij geldt echter wel de randvoorwaarde dat sloop van
gebouwen en verwijderen van bomen en struiken gezien dient te worden als een voor vogels
verstorende activiteit en daarom buiten het vogelbroedseizoen plaats moet vinden of gestart moet
worden. Dit vanwege het feit dat alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele
omgeving van de broedplaatsen beschermd zijn tijdens het broeden en niet verstoord mogen
worden.
Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge
9\12
Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL
Conclusies deellocatie defensieterrein
Vogels: Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de
broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode. Tevens zijn rust- en verblijfplaatsen en de
functionele omgeving van een aantal vogelsoorten jaarrond beschermd. Sloop van gebouwen en
verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende
activiteit en dienen buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden.
Steenmarter: Bij omvorming van de deellocatie defensieterrein bestaat de mogelijkheid dat een
verblijfplaats van een steenmarter wordt aangetast. Door op voorhand te werken conform de
Flora- en faunawet gedragscode van Bouwend Nederland en vervolgens de houtstapels, hoekjes
met ruigtes en overige ‘rommelhoekjes’ te verwijderen buiten het voor deze soort kwetsbare
periode kunnen effecten zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Het kwetsbare seizoen van de
steenmarter betreft het voortplantingsseizoen en loopt van mei tot en met augustus.
Rugstreeppad: De deellocatie van het voormalige defensie terrein bevat momenteel veel
zand(opslag) en heeft mede daardoor geschikt habitat voor de rugstreeppad. Nader onderzoek
naar de aanwezigheid van de rugstreeppad op de deellocatie van het defensieterrein is daarom
noodzakelijk. Dit onderzoek dient te bestaan uit twee veldbezoeken in het voorjaar. Indien de
soort aanwezig blijkt te zijn, zijn mogelijk maatregelen nodig om effecten op de soort te mitigeren.
Vleermuizen: De deellocatie van het voormalige defensieterrein biedt mogelijke verblijfplaatsen
voor boombewonende vleermuizen als ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en franjestaart. De
‘bos’-delen dienen mogelijk tevens als foerageergebied en/of begeleiding bij een vliegroute.
Indien de bomen op het terrein behouden blijven, worden geen effecten op vleermuizen verwacht
en is nader onderzoek niet noodzakelijk. Bij kap van bomen of andersoortige aantasting van de
groenstructuur is echter onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk. Echter, bij concreet worden
van de planinvulling wordt afstemming met een ter zake kundige op het gebied van vleermuizen
geadviseerd, bijvoorbeeld ten aanzien van verlichting. Indien nader onderzoek nodig blijkt, dient
dit in eerste instantie uit twee veldbezoeken te bestaan gericht op de aanwezigheid van
verblijfplaatsen (holtes) en vliegroutes. Indien belangrijke functies voor vleermuizen aanwezig
blijken te zijn, zijn mogelijk maatregelen nodig om effecten te mitigeren.
Toelichting nader onderzoek en planning: De Flora- en faunawet gaat uit van het
voorzorgsbeginsel en stelt dat effecten met zekerheid moeten kunnen worden uitgesloten.
Geconcludeerd wordt dat er sprake is van mogelijk negatieve effecten op een aantal soorten
waarvan het voorkomen niet kan worden uitgesloten (vleermuizen en rugstreeppad). Wanneer
effecten mogelijk zijn, en wanneer niet met zekerheid vast te stellen is of een soort aanwezig is, is
nader onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk.
10\12
Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge
Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL
Het uitvoeren van nader onderzoek, het treffen van eventuele mitigerende maatregelen en/of het
aanvragen van een eventuele ontheffing van de Flora- en faunawet zijn gekoppeld aan de
uitvoeringsfase en dienen afgerond te zijn voor de start van de fysieke uitvoering. Voor dit project
is het aannemelijk dat voldoende mitigerende maatregelen mogelijk zijn en dat een eventueel
benodigde ontheffing verleend wordt. Ruimtelijke planprocedures kunnen daarom ongehinderd
doorgang vinden.
4 Literatuur
[Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay., I. Wynhoff en De Vlinderstichting, 2006]
De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea,
Papilionoidea). Nederlandse Fauna deel 7, Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV
Uitgeverij en European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.
[Broekhuizen S., B. Hoekstra, V. van Laar, C. Smeenk & J.B.M. Thissen, 1992]
Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse
Natuurhistorische Vereniging, Utrecht.
[Creemers, R.C.M. en J.J.C.W. van Delft (RAVON), 2009]
De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch
Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. KNNV Uitgeverij, Utrecht,
2009, ISBN 978-9050-113007.
[Dijkstra, K.D. B., V.J. Kalkman, R. Ketelaar & M.J.T. van der Weide, 2002]
De Nederlandse Libellen (Odonata), Nederlandse fauna 4. Nederlandse Vereniging voor
Libellenstudie. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European
Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.
[EIS-Nederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse vereniging voor Libellenstudie, 2007]
Waarnemingenverslag 2007. Dagvlinders, libellen en sprinkhanen. Uitgegeven door EISNederland, De Vlinderstichting en de Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie.
[Herder J.E., A. van Diepenbeek & R.C.M. Creemers R, 2009]
Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008. Stichting RAVON, Nijmegen. Rapport
2009-03
[Limpens H., K. Mostert & W. Bongers, 1997]
Atlas van de Nederlandse vleermuizen, Onderzoek naar verspreiding en ecologie. Stichting
Uitgeverij Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht.
Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge
11\12
Kenmerk N001-1218352XMT-evp-V01-NL
[LNV, Dienst Regelingen, 2009]
Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen. Inclusief Uitleg
aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen, en Aangepaste lijst jaarrond beschermde
vogelnesten. Kenmerk ffw2009.corr.046. 25 augustus 2009.
[Ministerie van LNV, VROM en de provincies, 2007]
Spelregels EHS, Spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in de EHS. Een gezamenlijke
uitwerking van rijk en provincies. Ministeries van LNV en VROM en de provincies.
12\12
Toetsing beschermde natuurwaarden nieuwbouwwijk Teuge
Notitie
Contactpersoon Liesbet Timan
Datum 30 januari 2012
Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL
1 Geohydrologisch onderzoek Teuge
1.1
Aanleiding
De gemeente Voorst heeft plannen om binnen de bebouwde kom van het dorp Teuge tot 2030
circa 85 woningen te bouwen. Deze plannen maken onderdeel uit van de Ruimtelijke
Toekomstvisie Voorst uit 2005. Hierin is een verdeling van de woningbouwambitie over de
verschillende kernen weergegeven. Voor de kern Teuge wil de gemeente Voorst binnenkort een
nieuw bestemmingsplan voor de bebouwde kom ter inzage leggen. In verband met dit voornemen
is een onderzoek naar de geohydrologische situatie uitgevoerd. Dit onderzoek kan in een later
stadium worden gebruikt ten behoeve van de te doorlopen watertoetsprocedure.
De planlocatie voor de nieuw te ontwikkelen woningen is opgenomen in figuur 1.1.
Figuur 1.1
Geohydrologisch onderzoek Teuge
1\12
Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL
Voor het aspect water is onderzocht of er knelpunten zijn voor locatieontwikkeling. Hiervoor is
een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van het geohydrologisch onderzoek zijn
conclusies getrokken over de infiltratie- en afkoppelmogelijkheden en de noodzaak tot ophogen
van het terrein.
1.2
Maaiveldhoogten
De maaiveldhoogten binnen het plangebied zijn gewonnen uit het Actuele Hoogtebestand
Nederland (AHN). Het gebied heeft een maaiveldhoogte variërend tussen de NAP +4,5 m en
NAP + 5,3 m. In het oosten komt een smalle strook voor met maaiveldhoogten tussen NAP +4,0
m en NAP +4,5 m.
Figuur 1.2 Maaiveldhoogten (m + NAP). Het plangebied is omkaderd
1.3
Bodemopbouw
De regionale bodemopbouw is afgeleid uit de Grondwaterkaart van Nederland en boorgegevens
opgevraagd bij TNO-NITG. Daarnaast is met behulp van de boorprofielen voor het verkennende
bodemonderzoek de lokale bodemopbouw in beeld gebracht.
2\12
Geohydrologisch onderzoek Teuge
Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL
1.3.1
Regionale bodemopbouw
Het plangebied ligt op de overgang van het lage zandgebied van de Oostelijke Veluwe en het
rivierkleigebied van de IJssel. De verschillende afzettingen bij Teuge dateren uit verschillende
tijdlagen uit zowel het Pleistoceen als het Holoceen.
Gedurende de voorlaatste ijstijd van het Pleistoceen, het Saalien, bereikte het landijs Nederland.
De stuwende werking van de ijsmassa’s vormden toen de stuwwal bij Apeldoorn. Ten oosten van
Teuge werden door de toen nog vlechtende rivier de IJssel sedimenten afgezet. Gedurende de
warme tussentijd en de laatste ijstijd, het Eemien en het Weichselien, sedimenteerde de rivieren
dikke lagen zand. Buiten dit sedimentatiegebied werden in verschillende perioden van het
Weichselien grote hoeveelheden fijn zand door de wind verplaatst en als dekzanden afgezet.
Vooral in het midden-Weichselien werd door sneeuwsmeltwater van de oostzijde van de stuwwal
veel materiaal verplaatst. Deze fluvioperiglaciale afzettingen behoren tot de Formatie van Twente.
Gedurende de koude en zeer droge periode aan het eind van het midden-Weichselien trad op
grote schaal winderosie op. Er werd veel zand als dek over grote delen van het gebied afgezet en
rusten op de fluvioperiglaciale afzettingen. In het Holoceen raakten de stuifzandruggen begroeid.
Onder deze rivierduinen kan een leem- of kleilaag voorkomen, waardoor het regenwater
stagneert.
De geohydrologische opbouw van de diepere ondergrond is geschematiseerd weergegeven in
tabel 1.1.
Tabel 1.1 Geschematiseerde bodemopbouw
Diepte
Samenstelling
Formatie
Geohydrologische
0 - 14
Zand en klei
Formatie van Kreftenheye
Watervoerend pakket 1
14 - 20
Klei en zand
Formatie van Kreftenheye, laagpakket Zutphen
1e Scheidende laag
[m -mv]
eenheid
20 - 49
Zand
Formatie van Kreftenheye
Watervoerend pakket 2
49 - 136
Klei
Formatie van Kreftenheye, Laagpakket van Twello
2e Scheidende laag
136 - 142
Klei
Formatie van Drente, laagpakket van Gieten
2e Scheidende laag
142 - 162
Klei en zand
Formatie van maassluis
2e Scheidende laag
Geohydrologisch onderzoek Teuge
3\12
Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL
1.3.2
Bodemkaart van Nederland
Volgens de Bodemkaart van Nederland 33 Oost Apeldoorn komen rondom het plangebied zowel
rivierkleigronden als zandgronden voor. Ter hoogte van het plangebied bestaat de bodemopbouw
voornamelijk uit beekeerdgronden, bestaande uit lemig fijn zand (pZg23). Direct ten oosten
komen kalkloze poldervaaggronden voor bestaande uit een deklaag van zavel en lichte klei met
pleistoceen zand beginnend tussen 40 cm en 120 cm (Rn62Cp).
Figuur 1.3 Bodemkaart van Nederland (bron: Bodemkaart Alterra)
1.3.3
Lokale bodemopbouw
In het kader van het geohydrologisch onderzoek en het verkennend bodemonderzoek is ter
plaatse van het plangebied veldwerk uitgevoerd. Zie figuur 1.4. De volgende werkzaamheden zijn
verricht:
• Zes peilbuizen tot circa 3 m beneden maaiveld
• Twaalf boringen tot 2 m beneden maaiveld
•
•
Zesentwintig boringen tot 0,5 m beneden maaiveld
Vijf onverzadigde doorlatendheidmetingen door middel van de omgekeerde boorgatmethode
Ter plaatse van het toekomstige ontwikkeling bestaat de ondergrond uit een afwisseling van fijne
en matige grove zandlagen. De zandlagen hebben vaak een matige tot zwak siltige en soms
grindige bijmenging. In de boringen voor de peilbuizen tot drie meter beneden maaiveld is (met
uitzondering van peilbuis 3 en 6) een kleilaag van enkele decimeters dik aangetroffen tussen
2,5 en 3,0 m beneden maaiveld.
4\12
Geohydrologisch onderzoek Teuge
Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL
Figuur 1.4 Overzichtskaart plangebied en boorlocaties
1.3.4
Doorlatendheden
Ter bepaling van de horizontale doorlatendheid van de bodem zijn d.d. 23 april 2010 op zes
locaties doorlatendheidsproeven uitgevoerd doormiddel van de omgekeerde boorgatmethode.
Door de proeven volgens de omgekeerde boorgatmethode uit te voeren wordt de horizontale
doorlatendheid (k-waarde) van de onverzadigde zone (de zone boven de grondwaterstand)
bepaald.
De omgekeerde boorgatmethode wordt uitgevoerd door het boren van een gat (diameter circa
80 mm) tot circa 1,0 m -mv. De proef wordt altijd uitgevoerd boven de grondwaterstand. In het gat
wordt een Eykelenkampfilter (diameter 76 mm) geplaatst dat na plaatsing wordt gevuld met
water. Door een dobber wordt de zaksnelheid van het water in het gat bepaald. Uit deze
zaksnelheid kan de doorlatendheid van de onverzadigde zone boven de grondwaterstand worden
afgeleid. De proef wordt doorgaans twee à drie keer herhaald per proeflocatie. De resultaten van
de proeven zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Geohydrologisch onderzoek Teuge
5\12
Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL
Tabel 1.2 Doorlatendheidsmetingen onverzadigde zone Teuge (Rijksstraatweg)
Boorlocatie
Traject (m –mv) Bodemsamenstelling ter hoogte van filter
K-waarde (m/dag)
1
0 - 1,0
0,00 - 1,00 Matig grof zand, zwak siltig, zwak humeus
3à4
2
0 - 1,0
0,00 - 1,00 Matig grof zand, zwak siltig, zwak humeus
3à4
3
0 - 1,0
0,00 - 0,60 Matig grof zand, zwak siltig, zwak humeus
1 à 1,5
0,60 - 1,00 Matig fijn zand, matig siltig, zwak humeus
4
0 - 1,0
5
0 - 1,0
0,00 - 1,00 Matig grof zand, matig siltig
2à3
0,00 - 0,50 Matig grof zand, zwak siltig, zwak humeus
0,5 à 1
0,50 - 0,60 Matig grof zand, zwak siltig
0,60 - 1,00 Matig grof zand, matig siltig
6
0 - 1,0
0,00 - 0,50 Matig grof zand, zwak siltig, zwak humeus
2à3
0,50 - 0,80 Matig fijn zand, matig siltig
0,80 - 1,00 Matig grof zand, zwak siltig
De horizontale doorlatendheid in de onverzadigde zone varieert van 0,5 tot 4,0 m/dag. De
gemeten doorlatendheden komen overeen met de bodemopbouw ter plaatse van de
proeflocaties. De mate van siltige bijmenging is van invloed op de doorlatendheid. Met een
gemiddelde doorlatendheid van circa 2 m/dag is de doorlatendheid van de ondergrond in het
gebied goed.
1.4
1.4.1
Grondwater
Regionale grondwaterstanden
Grondwatertrappen
De grondwatersituatie en hoogte van de grondwaterstanden kunnen getypeerd worden door de
indeling in grondwatertrappen. De indeling vindt plaats aan de hand van de gemiddeld hoogste
(GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Uit de bodemkaart van Nederland blijkt dat
sprake is van grondwatertrap III voor de beekeerdgronden. Dit zijn natte gronden, veelal met kwel
en grote kans op wateroverlast voor bebouwing. De GHG kan hoger komen dan 40 cm beneden
maaiveld. De GLG ligt tussen 80 en 120 cm beneden maaiveld.
Peilbuizen TNO-NITG
Bij NITG-TNO zijn grondwaterstanden opgevraagd van peilbuizen in de omgeving van het
plangebied. Direct ten noorden van het plangebied bevindt zich één peilbuis van NITG-TNO met
een langjarige meetreeks. Het betreft een peilbuis met verschillende filters. Het eerste filter
bevindt zich 0,5 tot 1,5 m-mv. Het tweede en het derde filter bevinden zich in het tweede
watervoerende pakket, respectievelijk op circa 27 en 44 m-mv.
6\12
Geohydrologisch onderzoek Teuge
Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL
De stijghoogten in de drie filters zijn weergegeven in figuur 4.2. Uit deze gegevens blijkt dat in het
gebied voornamelijk kwel optreedt.
Stijghoogten NITG-TNO B33E0260
4.5
Stand [m +NAP]
4
3.5
3
2.5
01/01/2000
15/05/2001
27/09/2002
09/02/2004
23/06/2005
05/11/2006
19/03/2008
01/08/2009
Datum
Filter 1[0,5 - 1,5 m-mv]
Filter 2 [26,5 - 27,5 m-mv]
Filter 3 [44 - 45 m-mv]
Figuur 1.5 Stijghoogten in drie filters van peilbuis B33E0260 (NITG-TNO)
Op basis van de stijghoogten gemeten in de afgelopen acht jaar (1994-2003) zijn de gemiddelde
laagste grondwaterstand en de gemiddelde hoogste grondwaterstand berekend. De resultaten
zijn weergegeven in tabel 4.2. Aanvullend is voor een peilbuis van TNO-NITG net ten zuiden van
het plangebied ook de GLG en GHG berekend. Zo wordt een ruimtelijk beeld verkregen van de
variatie in grondwaterstanden. Peilbuis B33E0310 ligt aan de N334 ter hoogte van
bedrijventerrein De Zwaan.
Geohydrologisch onderzoek Teuge
7\12
Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL
Tabel 1.3 Berekende GHG en GLG
Peilbuis/
Pakket
Filter
B33E0260
Minimum
Maximum
Gemiddelde GLG
GHG
Aantal jaar
[m +NAP]
[m +NAP]
[m +NAP]
[m +NAP]
[m +NAP]
1e
2,69
4,38
3,63
3,21
4,09
8
1e
3,15
4,52
3,96
3,53
4,39
8
filter 1
B33E0310
filter 1
De GHG in het 1e watervoerende pakket is van belang voor de ontwatering van het gebied
(zie figuur 4.3). Op basis van bovenstaande gegevens zal de GHG variëren tussen circa
NAP +4,15 m aan de noordzijde van het plangebied tot circa tot circa NAP +4,35 m ter hoogte
van de zuidzijde van het plangebied. In de lagere delen komt dit komt overeen met
grondwatertrap III, waarbij de GHG tot minder dan 40 cm onder maaiveld kan stijgen. In de
hogere delen zal de GHG op meer dan 40 cm beneden maaiveld liggen.
drooglegging
ontwatering
opbolling
Figuur 1.6 Schematisatie ontwatering en drooglegging
Door de ligging van plangebied tussen de flanken van de Veluwe en de IJssel heeft het
grondwater een oostelijke tot noordoostelijke stromingsrichting richting de IJssel. Dit is terug te
zien in het verloop van de GHG. Binnen het plangebied ontstaat daardoor een variatie in de
grondwaterstanden en dus in de ontwatering van het gebied. Van invloed op de ontwatering zijn
ook de sloten en watergangen in het gebied in verband met de drooglegging. Het peil in de
watergangen is lager dan de grondwaterstanden. De watergangen hebben daardoor een
drainerende invloed op de grondwaterstanden in de directe omgeving. Ook de variatie in het
maaiveld is van invloed op de ontwatering in het gebied.
8\12
Geohydrologisch onderzoek Teuge
Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL
1.4.2
Lokale grondwaterstanden
Naast de resultaten van de TNO peilbuizen is er één week na het plaatsen van de peilbuizen in
het kader van het verkennend bodemonderzoek, een momentopname gemaakt van de
grondwaterstand in het plangebied (23 april 2010). In de zes peilbuizen lag de grondwaterstand
tussen de 1,2 en 1,5 meter beneden maaiveld. Daar dit een momentopname betreft, kunnen aan
deze waarden geen GHG en GLG gekoppeld worden. De aangetroffen waarden liggen, gezien
het tijdstip van het jaar, iets onder de grondwaterstanden zoals waargenomen in de TNO peilbuis.
1.5
Oppervlaktewater
Ten westen en zuidoosten van het plangebied liggen A-watergangen van het waterschap Veluwe.
In de A-watergang (de Kromme beek) ten oosten van de huidige landingsbaan bevindt zich een
stuw. Beide watergangen behoren tot hetzelfde peilgebied. In het peilgebied wordt een streefpeil
gehanteerd van circa NAP +3,20 m. Het plangebied ligt echter ver van het gemaal bij Terwolde
en in een uithoek van het stuwgebied. De peilen kunnen daardoor vrij veel fluctueren. In of nabij
het plangebied bevinden zich geen peilschalen waar periodiek gemeten wordt.
1.6
Conclusie
1.6.1
Afkoppel en infiltratiemogelijkheden
Randvoorwaarden afkoppelen
Bij het afkoppelen van verhard oppervlak is de trits ‘vasthouden-bergen-afvoeren’ (Waterbeheer
21e eeuw) van toepassing. Dit betekent dat de voorkeur bij het afkoppelen uitgaat naar het
infiltreren van regenwater boven het afvoeren van regenwater naar oppervlaktewater of het riool.
Ook de trits ‘schoonhouden-scheiden-schoonmaken’ is van toepassing. Dit betekent dat de
kwaliteit van het water niet mag verslechteren.
De mogelijkheden voor het afkoppelen in het plangebied zijn afhankelijk van:
• De waterhuishoudkundige en bodemkundige situatie in verband met infiltratiemogelijkheden
•
•
Ruimtelijke invulling van het plangebied
Toepassing van bronmaatregelen, bijvoorbeeld duurzame bouwmaterialen met nietuitlogende eigenschappen, beheer en onderhoud
Waterschap Veluwe en de gemeente Voorst hanteren als uitgangspunt dat het hemelwater van
het plangebied zoveel mogelijk geborgen en geïnfiltreerd dient te worden in het plangebied zelf.
In het NBW is afgesproken dat wateroverlast slechts eens per 100 jaar (T=100) mag voorkomen.
Bij deze gebeurtenis dient wateroverlast te worden voorkomen door een afvoer te creëren naar
een omliggende watergang. Binnen het plangebied dient wel voldoende berging te worden
gecreëerd om een T=10 neerslaggebeurtenis te kunnen bergen, zonder de landelijke afvoernorm
van 1,33 l/s/ha te overschrijden. Deze norm wordt tevens gehanteerd door waterschap Veluwe.
Geohydrologisch onderzoek Teuge
9\12
Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL
Op het gebied van infiltreren wordt voor oppervlakkige infiltratie een minimale doorlatendheid
vereist van 0,4 m/dag. Bij ondergrondse infiltratievoorzieningen dient de K-waarde minimaal
1 m/dag te bedragen.
Infiltratiemogelijkheden
Infiltratiecapaciteit
Uit de doorlatendheidsmetingen blijkt dat de doorlatendheid van de bodem voldoende is. De
doorlatendheid in de onverzadigde zone van de bodem ligt tussen de 0,5 en 4,0 meter/dag. Op
basis van de gemeten doorlatendheden is infiltratie mogelijk.
Hoogte van de grondwaterstand
De hoogte van de grondwaterstand is van belang voor de afweging tussen bovengrondse of
ondergrondse infiltratievoorzieningen. Indien bij een ondergrondse infiltratievoorziening wordt
uitgegaan van een gronddekking van minimaal 1 m zal op basis van de huidige gegevens
periodiek een bergingsverlies optreden in de voorziening door hoge grondwaterstanden. De
aanleg van IT-riolering wordt daarom niet geadviseerd. Geadviseerd wordt om het hemelwater af
te voeren naar een bovengrondse infiltratievoorziening. Een ondiepe ondergrondse
infiltratievoorziening is echter ook mogelijk (kratten of direct onder de verharding
(waterdoorlatende bestrating)).
Landschappelijke afronding
Ten behoeve van de waterberging en als onderdeel van de landschappelijke afronding is een
rabattenbos een mogelijke oplossing. Dit is een bosvlakte met hogere rillen en sloten. Op de rillen
(die zeker niet hoger hoeven te zijn dan het huidige maaiveld) kan bijvoorbeeld een
Elzenbroekbos vormen. In de sloten kan het water van de wijk geborgen worden. Of het
regenwater in de wijk naar de rabatten gevoerd wordt via greppels of ondergrondse leidingen is
afhankelijk van het stedelijk ontwerp.
Oude loop van de Kromme Beek
Zoals op de kaarten van 1811 - 1832 te zien valt deed de Kromme beek in het verleden zijn naam
eer aan. De bestaande ruimte voor groen in het bestemmingsplan laat voldoende ruimte om deze
oude loop terug te brengen. Deze loop kan door een eventueel rabattenbos slingeren of er kan
worden gekozen voor westelijk een rabattenbos en oostelijk een vloeivlakte en/of
schraalgrasland.
10\12
Geohydrologisch onderzoek Teuge
Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL
Omgaan met hemelwater
Type oppervlak
De toekomstige verhouding van daken- en terreinoppervlakten is onbekend. Uitgangspunt is dat
voor de daken niet uitlogende materialen worden gebruikt. Daken worden daarom als schoon
beschouwd. Voor de terreinen en de wegen kan naar aanleiding van het gebruik (intensiviteit)
bepaald worden of het oppervlak ‘schoon’ of ‘vuil’ is. Vervuilde oppervlakken moeten via een
zuiverende voorziening het water lozen op de bodem of oppervlaktewater. De gemeente Voorst
beschouwt wegen in woonwijken als zijnde schoon oppervlak.
Ruimte(gebruik)
Om bovengronds te infiltreren is ruimte nodig. De ruimte vinden om bovengronds te infiltreren met
behulp van bijvoorbeeld wadi’s of greppels is vaak moeilijk en kostbaar. Wanneer dit in het
beginstadium wordt meegenomen zal dit echter geen problemen opleveren. Bij de keuze om
bovengronds te infiltreren zal niet alleen ruimte beschikbaar gemaakt moeten worden voor wadi’s,
maar ook voor een goede verbindingsstructuur tussen wadi’s en overstortlocaties. Ondergrondse
voorzieningen komen onder de weg te liggen. Vraag hierbij is of het oppervlak van de weg
zodanig is, dat hier onder voldoende ruimte is voor voorzieningen.
Afvoer buiten plangebied
Het hemelwater mag in de toekomstige situatie afgevoerd worden uit het plangebied, waarbij de
huidige afvoer niet overschreden mag worden. Het waterschap hanteert hiervoor de landelijke
afvoernorm van 1,33 l/s/ha. Het overtollige hemelwater kan vanuit het plangebied worden
afgevoerd naar de Kromme Beek, die direct ten oosten van het plangebied ligt.
1.6.2
Advies weg- en vloerpeilen
Voor de weg- en vloerpeilen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
• De minimale ontwateringsdiepte voor wegen bedraagt 0,7 meter boven de GHG ten opzichte
van wegpeil (NAP +4,85 m tot NAP +5,05 m)
•
De minimale ontwateringsdiepte voor bebouwing bedraagt 1,0 meter boven de GHG ten
opzichte van bovenkant vloerpeil (NAP +5.15 m tot NAP +5,35 m)
Geohydrologisch onderzoek Teuge
11\12
Kenmerk N004-4713147ELT-iap-V03-NL
Figuur 1.7 Globale weergave ophoging
De GHG is binnen het plangebied gedeeltelijk te hoog om te voldoen aan de ontwateringseisen.
In figuur 1.7 is met rood globaal aangegeven welke locaties opgehoogd moeten worden.
Ophoging van delen van het plangebied is dus noodzakelijk om voldoende ontwateringsdiepte te
realiseren. In het kader van grondwaterneutraal bouwen kan de benodigde ontwatering worden
bereikt door (selectief) op te hogen en/of kruipruimteloos te bouwen.
12\12
Geohydrologisch onderzoek Teuge
Inspraaknota
bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’
1.
Inleiding
Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ heeft gedurende zes weken, van 18 april tot
en met 30 mei 2013 ter inzage gelegen. Tijdens de bovengenoemde periode zijn 11
inspraakreacties ingediend.
De inspraakreacties worden in hoofdstuk 2 samengevat en beantwoord, gevolgd door een
conclusie. In hoofdstuk 3 zijn alle aanpassingen van het bestemmingsplan ten opzichte van
het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen. De uit deze notitie voortvloeiende
aanpassingen aan de toelichting, regels of verbeelding worden in het
ontwerpbestemmingsplan verwerkt.
2.
Inspraakreacties
In dit hoofdstuk zijn de opmerkingen per inspraakreactie samengevat en beantwoord. In
verband met de verplichting tot anonimisering op grond van de Wet bescherming
persoonsgegevens, zijn de NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats) van de
betrokkenen niet vermeld in de inspraaknotitie.
Inspraakreactie 1. Ingekomen op 30 mei 2013, kenmerk 2013-22981
Samenvatting:
1. Reclamant maakt zich zorgen over de privacy van de toekomstige bewoners. Doordat
de achterpaden van de tussenwoningen onderdeel uitmaken van de padenstructuur
zullen deze door voetgangers en fietsers gebruikt gaan worden, vooral ook door
gebruikers en bezoekers van de sportvelden en Peco. Het plaatsen van schuttingen
dat een gevolg hiervan kan zijn, leidt weer tot een aantasting van het open karakter.
2. Reclamant spreekt zijn zorgen uit over de nieuwe verkeersstromen die de
planontwikkeling met zich meebrengt. Veel aanwonenden van de oude
Rijksstraatweg (Parallelweg) ondervinden nu al veel overlast van autoverkeer dat van
deze weg gebruik maakt. Belangrijkste oorzaak is de (te) hoge snelheid waarmee
gereden wordt, in combinatie met de veel lawaai veroorzakende oude klinkers die er
liggen. Na realisering van de nieuwe wijk zal de overlast alleen maar toenemen.
Verzocht wordt maatregelen te nemen ter voorkoming van het gebruik van het
Zwanepad en de oude Rijksstraatweg (parallelweg) door bewoners van de nieuwe
wijk.
3. Reclamant vraagt zich af of het akoestisch onderzoek, dat is beschreven in hoofdstuk
6.2, is uitgevoerd op de hoofdrijbaan, of op de oude Rijksstraatweg (de beklinkerde
parallelweg). De geluidsoverlast door de klinkers is namelijk aanzienlijk groter.
Verzocht wordt om de geluidsoverlast vanwege de klinkers terug te dringen.
4. Reclamant wil weten wat de gevolgen zijn van de ophoging van de grond van het
plangebied voor het omliggende terrein. Mochten er problemen ontstaan vanwege de
hoge grondwaterstanden, dan wordt verzocht hiertegen maatregelen te treffen.
Beantwoording:
Ad. 1
In de stedenbouwkundige structuur voor het plangebied is gekozen voor een opzet met
hoofdwegen, dat wil zeggen wegen die de woningen ontsluiten en ondergeschikte wegen:
het netwerk van paden en routes dat de rest van het plangebied toegankelijk maakt. Door de
aard en inrichting van de hoofdwegen zullen de bewoners en gebruikers van de wijk in
eerste instantie hier gebruik van maken. Ook in vergelijkbare wijken in de gemeente Voorst
wordt een dergelijk onderscheid gemaakt in de wegenstructuur en leidt dit niet tot problemen.
2
Op elke kavel zullen door de gemeente hagen worden aangeplant om het groene karakter
van de wijk te versterken. Het plaatsen van schuttingen zal gezien de aanwezigheid van de
hagen waarschijnlijk niet op grote schaal worden toegepast.
Ad. 2
De Rijksstraatweg en Parallelweg zijn enige tijd geleden heringericht door de provincie.
Hierbij is in de Parallelweg een historisch beeld gerealiseerd door het gebruik van gebakken
klinkers. De weg kent een smal profiel waarmee de toegestane 30 km/u ondersteund wordt.
Hiermee voldoet de weg aan de kenmerken van een 30 km-weg conform ‘duurzaam veilig’:
de weg is qua functie en inrichting in overeenstemming met de toegestane snelheid.
In de plannen is uitgegaan van verschillende plekken waar het verkeer kan aantakken op de
bestaande wegen. De wijk kan qua verkeerskundige ontsluiting in twee delen worden
gesplitst. Het oostelijk deel wordt ontsloten via de Fokkerstraat op de Rijksstraatweg. Het
westelijk deel via de Parmentierstraat naar De Zanden en/ of via de Hessenlaan naar de
Parallelweg. In totaal zijn voor het westelijk deel maximaal 300 extra voertuigbewegingen te
verwachten en voor het oostelijk deel maximaal 200 extra voertuigbewegingen. De wegen in
het plangebied en aansluitend daarop kunnen deze extra verkeersbewegingen eenvoudig
verwerken. Door te kiezen voor verschillende aftakkingen wordt de verkeersdruk verspreid
over de diverse wegen. Via het bestemmingsplan zijn aanvullende maatregelen dan ook niet
noodzakelijk.
Ad. 3
Er is een aanvullend akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd, waarbij het geluid
afkomstig van de Rijksstraatweg, inclusief de Parallelweg, is berekend op de gevels van de
nieuw te bouwen woningen. Tevens is in het onderzoek aandacht besteed aan de invloed op
de geluidsbelasting als gevolg van het extra verkeer op parallelweg. Uit het onderzoek blijkt
dat de bijdrage van de Parallelweg op de totale geluidsbelasting 7 dB lager is dan de
bijdrage van de Rijksstraatweg. Daarnaast is de toename als gevolg van het extra verkeer op
Parallelweg ongeveer 1,2 dB. Ook voor de bestaande woningen is de Rijksstraatweg
maatgevend voor de geluidsbelasting. De toename van de geluidsbelasting van de
Parallelweg resulteert daarmee in een zeer beperkte toename van circa 0,3 dB op de totale
geluidsbelasting afkomstig van de Rijksstraatweg en de parallelweg samen. Gezien de zeer
geringe toename van de geluidsbelasting van het wegverkeerslawaai door de beoogde
nieuwbouw geeft dit plan geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen.
Ad. 4
Waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente Voorst hanteren als uitgangspunt dat het
hemelwater van het plangebied zoveel mogelijk geborgen en geïnfiltreerd dient te worden in
het plangebied zelf. Voorafgaand aan het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan is
een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van het geohydrologisch onderzoek
zijn conclusies getrokken over de infiltratie- en afkoppelmogelijkheden en de noodzaak tot
ophogen van het terrein.
Binnen het plangebied wordt voldoende berging gecreëerd met behulp van wadi’s, greppels
bovengronds en infiltratie- en transportsystemen ondergronds. Wateroverlast in extreme
situaties wordt voorkomen door een afvoer te creëren vanuit het plangebied naar de Kromme
Beek, die direct ten oosten van het plangebied ligt. In enkele delen van het plangebied is de
Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) te hoog om te voldoen aan de
ontwateringseisen. Ophoging van delen van het plangebied is dus noodzakelijk om
voldoende ontwateringsdiepte te realiseren, net zoals dit gebeurd is bij de Hessenlaan.
Ten tijde van de indiening van de omgevingsvergunningen (voor bouwen) voor de woningen
die in het gebied, grenzend aan de achtertuinen van het Zwanenpad, gerealiseerd zullen
3
worden, wordt ook de afwatering geregeld. Indien noodzakelijk zullen te zijner tijd
aanvullende maatregelen worden getroffen om eventuele overlast te voorkomen.
Conclusie:
De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
4
Inspraakreactie 2. Ingekomen op 28 mei 2013, kenmerk 2013-22636
Samenvatting:
Reclamant heeft kennis genomen van het voorontwerpbestemmingsplan en constateert op
de eerste plaats dat de uitvoering van de plannen ten goede komt aan de leefbaarheid van
het dorp Teuge. Toch heeft reclamant een aantal opmerkingen op het
voorontwerpbestemmingsplan:
1. Reclamant is van mening dat een afstand van 50 meter van de nieuw te bouwen
woningen tot de tennisbanen moet worden aangehouden.
2. Reclamant wil zekerheid van de gemeente dat bij uitvoering van het
bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ geen nadere dan wel aanvullende beperkingen
worden opgelegd met betrekking tot het gebruik van de aanwezige baanverlichting.
Heeft er een onderzoek naar de gevolgen van de lichtmasten op het plangebied
plaatsgevonden? Zo niet, dan wordt verzocht dit alsnog te doen.
3. Reclamant wil zekerheid van de gemeente dat door uitvoering van het
bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ geen beperkingen worden opgelegd aan reclamant
naar aanleiding van eventuele geluidsoverlast. Heeft er een onderzoek naar de
geluidsbelasting door de sportactiviteiten op het plangebied plaatsgevonden? Zo niet,
dan wordt verzocht dit alsnog te doen.
Beantwoording:
Ad. 1
De gemeente heeft begrip voor de zorgen over mogelijke overlast. Hoewel in de huidige
opzet wordt voldaan aan de geldende VNG -normen, zal tegemoet worden gekomen aan de
wensen van reclamant en wordt een afstand van 50 meter aangehouden tussen de nieuw te
bouwen woningen tot de tennisbanen.
Ad. 2 en 3
Een onderzoek naar de invloed van de (bestaande) baanverlichting en geluidsbelasting op
het plangebied heeft niet plaatsgevonden omdat wordt voldaan aan de geldende VNGnormen. Met inachtneming van deze afstandsnormen conflicteren deze functies in ieder
geval niet met elkaar en hoeft geen onderzoek naar de gevolgen van de lichtmasten danwel
geluidsbelasting op het plangebied te worden uitgevoerd.
Conclusie:
De inspraakreactie leidt tot aanpassing van het plan. Op de verbeelding zal het bouwvlak
binnen de woonbestemming direct ten zuiden van de tennisbanen in zuidelijke richting
worden opgeschoven, zodat een minimale afstand van 50 meter ontstaat ten opzichte van de
tennisbanen.
5
Inspraakreactie 3. Ingekomen op 27 mei 2013, kenmerk 2013-22514
Samenvatting:
1. Reclamant is van mening dat door de bouw van nieuwe woningen in de nabijheid van
sportvoorzieningen de gewenste versterking van de leefbaarheid niet wordt gerealiseerd,
maar dat deze juist onder druk komt te staan. Er worden namelijk woningen gebouwd in de
recreatie-/sportzone. Dit gaat in de toekomst geluid- en lichtoverlast opleveren.
Reclamant verzoekt de menging van functies ‘wonen’ en ‘sport’ tegen te gaan en de
verschillende vormen van overlast van sport op wonen te voorkomen.
2. Ten tweede is reclamant van mening dat in het plan geen rekening gehouden is met de
noodzakelijke ontwikkeling van de voetbalvereniging in de nabije toekomst. Er is sprake van
een vereniging die te maken heeft met een trendmatige groei. Wanneer het
bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ in de huidige vorm wordt vastgesteld, dient de groei binnen
de bestaande contouren plaats te vinden. Dit betekent een intensivering van het gebruik van
de bestaande gronden, terwijl de wens bestaat om juist buiten de bestaande contouren uit te
breiden. Reclamant verzoekt aan te geven op welke manier de ontwikkeling van de
vereniging kan worden gegarandeerd.
Beantwoording:
Ad. 1
De functies wonen, sport & werken zijn in een eerste verkenning weergegeven in een
globale zoneringsschets voor het dorp Teuge. De grenzen zijn niet één-op-één vertaald in
het voorontwerpbestemmingsplan. Pas in een bestemmingsplan wordt een concrete invulling
gegeven door het toekennen van verschillende bestemmingen. Daarbij wordt rekening
gehouden met de uitkomsten van de verschillende onderzoeken die in het kader van deze
bestemmingsplanprocedure zijn uitgevoerd en de in acht te nemen afstanden tussen
milieubelastende (onder andere sportvelden) en milieugevoelige functies (woningen). Met
inachtneming van die afstanden conflicteren deze functies in ieder geval niet met elkaar en is
het bestemmingsplan uitvoerbaar is.
Ad. 2
Vooropgesteld kan worden gesteld dat het geldende bestemmingsplan geen mogelijkheden
biedt tot uitbreiding voor reclamant in oostelijke richting. De wensen van reclamant met
betrekking tot de veldcapaciteit zijn reeds in een eerder stadium zorgvuldig bekeken en
beantwoord door het college. Er zijn geen redenen om naar aanleiding van deze
inspraakreactie af te wijken van het eerder ingenomen antwoord. Verwezen wordt naar de
twee brieven van het college van 30 januari en 19 april 2013, met kenmerk Z-1200313_2013-03163 respectievelijk Z-12-00313_2013-15758. In de raadsvergadering van 9
oktober 2013 heeft de raad een motie aangenomen waar het college de opdracht krijgt in
gesprek te gaan met Sportclub Teuge over het vermeende veldentekort van de sportclub.
Het college zal deze motie uitvoeren.
Conclusie:
De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
6
Inspraakreactie 4. Ingekomen op 21 mei 2013, kenmerk 2013-21670
Samenvatting:
Reclamant heeft geconstateerd dat in het voorontwerpbestemmingsplan de bestaande
volkstuinen de bestemming ‘Groen’ met de gebiedsaanduiding ‘evenemententerrein’ hebben
gekregen. Verzocht wordt kenbaar te maken op welke locatie ruimte (1.500 m2) wordt
geboden voor de volkstuinen.
Beantwoording:
De volkstuinen zijn momenteel gelegen ten zuiden van de tennisbanen. Al geruime tijd is bij
reclamant bekend dat de activiteiten op deze locatie een tijdelijk karakter hebben. Vanwege
de gunstige ligging ten opzichte van zowel de woningbouwlocatie als de (sport)verenigingen
is deze locatie nu mede bestemd als evenemententerrein. De gemeente heeft onderzocht of
in het plangebied een mogelijkheid is om de volkstuinen te verplaatsen. Dit is echter niet het
geval. De gemeente is van mening dat elders in of aan de rand van het dorp voldoende
mogelijkheden zijn om volkstuinen te realiseren. Reclamant zal, eventueel in overleg met de
gemeente, naar een passende oplossing moeten zoeken.
Conclusie:
De inspraakreactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
7
Inspraakreactie 5. Ingekomen op 23 mei 2013, kenmerk 2013-22455
Samenvatting:
1. Reclamant vraagt zich af waarom de bestemming ‘Gemengd’ voor wat betreft zijn
perceel aan de Hessenlaan wordt gehandhaafd, terwijl de naastgelegen percelen, die
in eigendom zijn van de gemeente, de bestemming ‘Wonen’ hebben gekregen. De
omliggende woonpercelen belemmeren de realisering van bedrijfsactiviteiten op het
perceel van reclamant. Het plan is dan ook in strijd met een goede ruimtelijke
ordening. Reclamant wenst het toekennen van een woonbestemming aan zijn
perceel, aansluitend bij de systematiek van de andere woonbestemmingen.
2. Daarnaast is ten tijde van de aankoop van de gronden door reclamant in 2007
aangegeven dat het thans vigerende bestemmingsplan zou worden gerealiseerd.
Vervolgens is reclamant een aantal keren een bouwvergunning geweigerd. Omdat
reclamant van mening is dat gemeente hem heeft laten dwalen bij de aankoop van de
gronden, dient de koopovereenkomst vernietigd te worden en reclamant schadeloos
gesteld te worden.
3. Reclamant stelt dat de inhoud van zijn zienswijze op het bestemmingsplan ‘Teuge
2012’ aan deze inspraakreactie moet worden toegevoegd.
Beantwoording:
Ad. 1
Bij het toekennen van de bestemming ‘Gemengd’ aan het perceel van reclamant is gekeken
naar het geldende bestemmingsplan. De rechten uit het geldende plan zijn overgenomen.
Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening, niet zijnde
detailhandel, toegestaan. Ook zijn bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan.
De door reclamant gewenste woonbestemming op zijn perceel is integraal beoordeeld in het
kader van de uitbreidingsplannen voor Teuge-Oost. De huidige bestemming past goed naast
de nieuwe woonbestemmingen en zorgt voor functiemenging in het gebied. Omzetting naar
een woonbestemming is daarom niet gewenst en past evenmin in het Kwantitatief
Woningbouw Programma (KWP). Op basis van het KWP is het maximum aantal te bouwen
woningen in de gemeente vastgelegd. Gezien deze beperkingen wordt het verzoek van
reclamant om de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt te verruimen met
woningbouw, niet worden ingewilligd.
Ad. 2
Reclamant heeft in het verleden een bouwvergunning aangevraagd voor de bouw van een
bedrijfspand ten behoeve van internetverkoop van motoren, scooters en
motor/scooteronderdelen. Deze activiteit is echter in strijd met het geldende
bestemmingsplan en zou naar verwachting ook leiden tot overlast voor omwonenden. Bij de
weigering van de bouwvergunning is overigens aan reclamant het aanbod gedaan om de
grond terug te kopen. Reclamant heeft geen gebruik gemaakt van dit aanbod.
Ad. 3
In de aangehaalde zienswijze op het bestemmingsplan ‘Teuge 2012’ stelde reclamant dat de
bouwmogelijkheden ten aanzien van zijn perceel worden beperkt ten opzichte van het op dat
moment geldende bestemmingsplan. Deze omissie is hersteld in het vastgestelde
bestemmingsplan ‘Teuge 2012’. Daarnaast wenste reclamant in zijn destijds ingediende
zienswijze een multifunctionele invulling voor wat betreft de gebruiksmogelijkheden van het
bedrijf met detailhandel en de mogelijkheid voor woningbouw op zijn locatie. Voor wat betreft
de woonfunctie wordt verwezen naar de beantwoording van punt 1. Voor wat betreft het
verzoek om detailhandel toe te staan, in relatie tot de verkoop van motorvoertuigen, het
volgende. Detailhandel in motorvoertuigen valt onder de zogeheten volumineuze
detailhandel. De gemeente is van mening dat volumineuze detailhandel op de betreffende
8
locatie, gelegen midden in een woonstraat in het dorp, een ongewenste functie is. De
mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan ‘Teuge 2012’ biedt, worden dan ook niet
verruimd.
Gelet op het bovenstaande zal het perceel niet in het ontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’
worden opgenomen: de geldende rechten uit het bestemmingsplan ‘Teuge 2012’ blijven
immers onverminderd van kracht.
Conclusie:
De inspraakreactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Het perceel wordt niet in
het ontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ opgenomen. De verbeelding is daarop
aangepast.
9
Inspraakreactie 6. Ingekomen op 30 mei 2013, kenmerk 2013-23037
Samenvatting:
Reclamant is erg blij met het nieuwe plan voor woningbouw in Teuge-Oost. Reclamant wil
graag met de andere gebruikers van het plangebied en de gemeente tot een acceptabel plan
komen. Toch heeft het voorontwerpbestemmingsplan een aantal ‘negatieve kanten’. Daarop
wordt in onderstaande punten ingegaan.
1. Wanneer geen overeenstemming wordt bereikt over de verplaatsing van het terrein
van reclamant naar de noordoostzijde van het plangebied, maar vervolgens rondom
de bestaande locatie wel woningen worden gebouwd, dan is er geen ruimte meer
voor evenementen en bestaat de kans dat de nieuwe bewoners overlast ervaren van
de voorziening van reclamant.
2. De stelling dat grootschalige uitbreiding nodig is om het dorp Teuge leefbaar te
houden, wordt niet gesteund door reclamant. De leefbaarheid van Teuge wordt
namelijk al sinds jaar en dag door het bloeiende verenigingsleven in stand gehouden.
3. Een aantal voorwaarden die reclamant in een eerder stadium aan de verplaatsing
naar het terrein achter de tennisclub heeft gesteld, is door de gemeente niet
doorvertaald in het voorontwerpbestemmingsplan:
a. Een gedeelte van de grond is eigendom van reclamant. De rest van het
evenemententerrein hoort als een voetbalveld bij een kantine.
b. De gehele verplaatsing dient voor reclamant financieel neutraal te zijn. Met
het huidige voorstel lijkt dit echter niet mogelijk.
c. Reclamant vraagt om een eenmalige investering voor alle bovenwijkse
voorzieningen in het plangebied.
d. Reclamant heeft zijn bedenkingen over de begripsbepaling ‘maatschappelijke
voorzieningen’ in het bestemmingsplan in combinatie met de toegestane
horeca categorieën.
e. Reclamant vraagt zich af of de juiste hindercontouren worden gehanteerd.
f. Het bouwvlak op de verbeelding moet aangepast worden aan het ontwerp
voor de nieuwbouw.
g. De landschapsinrichting op het evenemententerrein moet worden beperkt om
een zo groot mogelijke ruimte te kunnen benutten voor evenementen.
h. Na inwerkingtreding van het bestemmingsplan te zijner tijd, moet reclamant
voldoende tijd krijgen om op de huidige locatie nog activiteiten uit te kunnen
oefenen, zo lang het nieuwe pand en evenemententerrein nog in aanbouw en
aanleg zijn.
4. Omdat een eventuele verhuizing van reclamant veel (emotionele) impact heeft op zijn
medewerkers, maar het voortbestaan van de door reclamant georganiseerde
activiteiten afhankelijk zijn van deze medewerkers, wenst reclamant een zorgvuldige
procedure en afweging door de gemeente.
5. De gemeente heeft de inspanningsverplichting om, gezien de vele overlegmomenten
die in de loop der jaren hebben plaatsgevonden, de wensen die reclamant heeft op
een passende manier in het bestemmingsplan op te nemen.
Beantwoording:
Ad. 1
Er is inmiddels overeenstemming onder voorwaarden tussen gemeente en reclamant over
de verplaatsing van het terrein van reclamant. Dit punt is dan ook niet meer aan de orde.
Ad. 2
De gemeente onderschrijft de reactie van reclamant, maar is tevens van mening dat de
ontwikkelingen op basis van het nieuwe bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ de leefbaarheid van
het dorp Teuge ten goede komt en zorgt voor afronding van het dorp aan de oostzijde.
10
Ad. 3
a.
b.
c.
d.
Zie de beantwoording van punt 1.
Idem.
Idem.
In overleg met reclamant is uit de begripsbepalingen van ‘maatschappelijke
voorzieningen’ de aanvulling ‘categorie 1 zoals aangegeven in de bijlage Staat van
Horeca-activiteiten’ geschrapt. De categorie aanduiding komt daarmee te vervallen.
e. Er wordt voldaan aan de geldende VNG-richtlijnen.
f. Het bouwvlak wordt aangepast aan de actuele bouwplannen.
g. Het bestemmingsplan regelt niet de landschappelijke inrichting van het terrein. Qua
inrichting van het terrein zal vanzelfsprekend rekening worden gehouden met de
functie(s).
h. Hierover zullen in het vervolgtraject afspraken worden gemaakt.
Ad. 4
De gemeente is de bestemmingsplanprocedure gestart met een informatieavond en het ter
inzage leggen van een voorontwerpbestemmingsplan, zodat een ieder zijn reactie op het
plan kenbaar kon maken. Deze inspraakreacties zijn afgewogen en leiden op onderdelen tot
een aanpassing van het bestemmingsplan. Vervolgens wordt een ontwerpbestemmingsplan
ter inzage gelegd, zodat de mogelijkheid wordt geboden eventuele zienswijzen in te dienen
tegen het plan. Pas hierna zal het bestemmingsplan ter vaststelling aan de raad worden
aangeboden. De gemeente is van mening dat op deze wijze sprake is van een zorgvuldige
procedure en afweging van diverse belangen.
Ad. 5
Reclamant en gemeente voeren al geruime tijd op constructieve wijze overleg. De
uitkomsten van dit overleg zijn vertaald in het ontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’. Zowel
de verbeelding (situering bestemmingsvlak en bouwvlak) als de regels (begripsbepaling) zijn
aangepast.
Conclusie:
De inspraakreactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. De nieuwe locatie voor
reclamant (verbeelding en regels) is geactualiseerd in het ontwerpbestemmingsplan.
11
Inspraakreactie 7. Ingekomen op 30 mei 2013, kenmerk 2013-23035
Samenvatting:
Reclamant vindt het een goede ontwikkeling dat het dorp wordt uitgebreid met een mooie
parkachtige wijk. Wel is reclamant van mening dat door het nieuwe
voorontwerpbestemmingsplan zijn leefsituatie behoorlijk wordt verstoord.
1. Bij de aankoop van de kavel in 2005 werd verzekerd dat er achter zijn woning geen
woningbouw kon plaatsvinden in verband met de BKL-zonering van het vliegveld
Teuge. Nu er toch sprake is van woningbouw, zal dit negatieve gevolgen hebben
voor de huizenprijzen. Vanwege diezelfde BKL-zonering is reclamant in 2005
meegedeeld dat een dubbele woning op zijn perceel niet mogelijk gemaakt kon
worden. Noodgedwongen heeft reclamant toen een woning met inwoningssituatie
gebouwd. Tot grote verbazing wordt nu wel binnen de BKL-zone gebouwd en zijn
wel dubbele woningen toegestaan.
2. Reclamant vindt het onverklaarbaar dat het amendement van het CDA d.d. 4 maart
2013 inzake het bewonen van een woning door meerdere huishoudens, door het
college is afgewezen. Door de huidige situatie op de huizenmarkt in combinatie met
de toekomstige woningbouw achter de woning én de inwoningssituatie, is verkoop
van de woning vrijwel onmogelijk.
Beantwoording:
Ad. 1
Vooropgemerkt kan worden gesteld dat de woning van reclamant buiten het plangebied en
dus buiten de invloedsfeer van het bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ ligt. Reclamant vraagt om
twee woningen toe te staan op zijn perceel. Reclamant kan hiertoe een principeverzoek
indienen bij het college om het geldende bestemmingsplan Teuge 2012 te wijzigen. Het
college zal vervolgens een principe uitspraak doen om al dan niet mee te werken aan een
bestemmingsplanwijziging.
Bij de aankoop van de kavel aan het Zwanenpad door reclamant was bekend wat de
planologische mogelijkheden van het perceel zijn. Op basis van het destijds geldende
bestemmingsplan in 2005 mocht één woning gebouwd worden. Reclamant heeft er
vervolgens voor gekozen om een woning met inwoningssituatie te realiseren. Planologisch
gezien betekent dit echter dat sprake blijft van één woning. De aanwezigheid van de BKLzone was dan ook niet de reden dat reclamant geen dubbele woning op zijn perceel mocht
bouwen: dit was immers op basis van het geldende bestemmingsplan al niet mogelijk. De
BKL-zonering sloot en sluit woningbouw niet uit maar maakt dit onder voorwaarden mogelijk.
Voor zover reclamant van mening is dat het plan een nadelige invloed heeft op de waarde
van zijn woning, overwegen wij dat geen grond bestaat voor de verwachting dat die
waardevermindering zodanig zal zijn dat wij bij de afweging van de belangen hieraan een
groter gewicht moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan
aan de orde zijn. Na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan kan reclamant een
verzoek om planschade indienen.
Ad. 2
Aan de motie is geen uitvoering gegeven omdat het bij recht toestaan van meerdere
huishoudens in één woning onwenselijke neveneffecten kan hebben. Te denken valt aan
gevolgen voor onder meer de ruimtelijke inrichting, invloed op directe omgeving,
welstandsvraagstukken en huisvesting van doelgroepen. Ter bescherming van de belangen
van burgers en de omgeving is het noodzakelijk dat hiervoor een specifieke afweging wordt
gemaakt en dat dit niet dat bij recht mogelijk is. Overigens dient nadrukkelijk te worden
vermeld dat indien er wel uitvoering zou zijn gegeven aan de motie, dit niet zou betekenen
dat hiermee planologisch gezien twee woningen zouden worden gecreëerd. De motie had
12
betrekking op het bij recht toestaan van meerdere huishoudens in 1 woning en niet op het
planologisch bestemmen van 2 woningen. Naar aanleiding van deze motie wordt overigens
wel een zogenaamde parapluherziening voorbereid om onder voorwaarden bewoning door
meerdere huishoudens mogelijk te maken .
Er is sprake van een stagnerende woningmarkt, daar kan de gemeente maar zeer beperkt
invloed op uitoefenen. Daarnaast is het creëren van een inwoningssituatie destijds een
bewuste keuze van reclamant geweest.
Conclusie:
De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
13
Inspraakreactie 8. Ingekomen op 30 mei 2013, kenmerk 2013-23036
Samenvatting:
Reclamant vindt het een goede ontwikkeling dat het dorp wordt uitgebreid met een mooie
parkachtige wijk. Wel is reclamant van mening dat door het nieuwe
voorontwerpbestemmingsplan zijn leefsituatie behoorlijk wordt verstoord.
1. Bij de aankoop van de kavel in 2005 werd verzekerd dat er achter zijn woning geen
woningbouw kon plaatsvinden in verband met de BKL-zonering van het vliegveld
Teuge. Nu er toch sprake is van woningbouw, zal dit negatieve gevolgen hebben
voor de huizenprijzen. Vanwege diezelfde BKL-zonering is reclamant in 2005
meegedeeld dat een dubbele woning op zijn perceel niet mogelijk gemaakt kon
worden. Noodgedwongen heeft reclamant toen een woning met inwoningssituatie
gebouwd. Tot grote verbazing wordt nu wel binnen de BKL-zone gebouwd en zijn
wel dubbele woningen toegestaan.
2. Reclamant vindt het onverklaarbaar dat het amendement van het CDA d.d. 4 maart
2013 inzake het bewonen van een woning door meerdere huishoudens, door het
college is afgewezen. Door de huidige situatie op de huizenmarkt in combinatie met
de toekomstige woningbouw achter de woning én de inwoningssituatie, is verkoop
van de woning vrijwel onmogelijk.
Beantwoording:
Ad. 1
Vooropgemerkt kan worden gesteld dat de woning van reclamant buiten het plangebied en
dus buiten de invloedsfeer van het bestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ ligt. Reclamant vraagt om
twee woningen toe te staan op zijn perceel. Reclamant kan hiertoe een principeverzoek
indienen bij het college om het geldende bestemmingsplan Teuge 2012 te wijzigen. Het
college zal vervolgens een principe uitspraak doen om al dan niet mee te werken aan een
bestemmingsplanwijziging.
Bij de aankoop van de kavel aan het Zwanenpad door reclamant was bekend wat de
planologische mogelijkheden van het perceel zijn. Op basis van het destijds geldende
bestemmingsplan in 2005 mocht één woning gebouwd worden. Reclamant heeft er
vervolgens voor gekozen om een woning met inwoningssituatie te realiseren. Planologisch
gezien betekent dit echter dat sprake blijft van één woning. De aanwezigheid van de BKLzone was dan ook niet de reden dat reclamant geen dubbele woning op zijn perceel mocht
bouwen: dit was immers op basis van het geldende bestemmingsplan al niet mogelijk. De
BKL-zonering sloot en sluit woningbouw niet uit maar maakt dit onder voorwaarden mogelijk.
Voor zover reclamant van mening is dat het plan een nadelige invloed heeft op de waarde
van zijn woning, overwegen wij dat geen grond bestaat voor de verwachting dat die
waardevermindering zodanig zal zijn dat wij bij de afweging van de belangen hieraan een
groter gewicht moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan
aan de orde zijn. Na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan kan reclamant een
verzoek om planschade indienen.
Ad. 2
Aan de motie is geen uitvoering gegeven omdat het bij recht toestaan van meerdere
huishoudens in één woning onwenselijke neveneffecten kan hebben. Te denken valt aan
gevolgen voor onder meer de ruimtelijke inrichting, invloed op directe omgeving,
welstandsvraagstukken en huisvesting van doelgroepen. Ter bescherming van de belangen
van burgers en de omgeving is het noodzakelijk dat hiervoor een specifieke afweging wordt
gemaakt en dat dit niet dat bij recht mogelijk is. Overigens dient nadrukkelijk te worden
vermeld dat indien er wel uitvoering zou zijn gegeven aan de motie, dit niet zou betekenen
dat hiermee planologisch gezien twee woningen zouden worden gecreëerd. De motie had
betrekking op het bij recht toestaan van meerdere huishoudens in 1 woning en niet op het
14
planologisch bestemmen van 2 woningen. Naar aanleiding van deze motie wordt overigens
wel een zogenaamde parapluherziening voorbereid om onder voorwaarden bewoning door
meerdere huishoudens mogelijk te maken .
Er is sprake van een stagnerende woningmarkt, daar kan de gemeente maar zeer beperkt
invloed op uitoefenen. Daarnaast is het creëren van een inwoningssituatie destijds een
bewuste keuze van reclamant geweest.
Conclusie:
De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
15
Inspraakreactie 9. Ingekomen op 29 mei 2013, kenmerk 2013-22846
Samenvatting:
Reclamant ondersteunt de keuze van de planlocatie voor de woningbouwontwikkeling en de
landelijke invulling, en staat positief tegenover de gepresenteerde plannen. Reclamant geeft
twee aandachtspunten weer:
1. Reclamant is van mening dat Peco verplaatst dient te worden naar de rand van de
(nieuwe) wijk, ter voorkoming van hinder en overlast op de bestaande locatie.
2. Reclamant vraagt om aandacht voor de aansluiting op de Rijksstraatweg en het
verkeer op de Parallelweg, omdat er zorgen bestaan over de verkeersveiligheid bij
een toename van het (auto)verkeer.
Beantwoording:
Ad. 1
Eén van de uitgangspunten van de voorgenomen planontwikkeling is de verplaatsing van het
gebouw en terrein van Peco. Door de beoogde nieuwe locatie aan de noordzijde van het
plangebied te projecteren wordt de afstand vergroot tussen wonen enerzijds en de
activiteiten van Peco anderzijds.
Ad. 2
De Rijksstraatweg en Parallelweg zijn enige tijd geleden heringericht door de provincie.
Hierbij is in de parallelweg een historisch beeld gerealiseerd door het gebruik van gebakken
klinkers. De weg kent een smal profiel waarmee de toegestane snelheid van 30 km per uur
ondersteund wordt. Hiermee voldoet de weg aan de kenmerken van een 30 km-weg conform
‘duurzaam veilig’: de weg is qua functie en inrichting in overeenstemming met de toegestane
snelheid.
In de plannen is uitgegaan van verschillende plekken waar het verkeer kan aantakken op de
bestaande wegen. De wijk kan qua verkeerskundige ontsluiting in twee delen worden
gesplitst. Het oostelijk deel wordt ontsloten via de Fokkerstraat op de Rijksstraatweg. Het
westelijk deel via de Parmentierstraat naar De Zanden en/ of via de Hessenlaan naar de
Parallelweg. In totaal zijn voor het westelijk deel maximaal 300 extra voertuigbewegingen te
verwachten en voor het oostelijk deel maximaal 200 extra voertuigbewegingen. De wegen in
het plangebied en aansluitend daarop kunnen deze extra verkeersbewegingen eenvoudig
verwerken. Door te kiezen voor verschillende aftakkingen wordt de verkeersdruk verspreid
over de diverse wegen. Via het bestemmingsplan zijn aanvullende maatregelen dan ook niet
noodzakelijk.
Conclusie:
De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
16
Inspraakreactie 10. Ingekomen op 29 mei 2013, kenmerk 2013-22836
Samenvatting:
Reclamant maakt bezwaar tegen de woningbouwplannen achter zijn woning.
1. Reclamant verwacht een sterke waardevermindering van zijn woning. Daarnaast zal
zijn privacy worden aangetast. De nokhoogte van een gebouw mag op grond van het
vigerende plan 3 meter bedragen. In het voorontwerpbestemmingsplan is voor de
woningen die gerealiseerd mogen worden, een bouwhoogte van maximaal 10 meter
opgenomen.
2. Reclamant verbaast zich verder over de keuze voor sociale woningbouw in dit deel
van het plangebied.
3. Daarnaast snapt reclamant niet dat tussen alle woningen een bedrijfskavel is
gesitueerd. Hierdoor zullen aan de overzijde van de weg, grenzend aan zijn tuin,
geen vrije sectorwoningen aan de man gebracht kunnen worden, waardoor reclamant
sterk benadeeld wordt met huurwoningen aansluitend aan zijn achtertuin.
4. Wanneer het hogere peil van de bestaande woningen aan de Hessenlaan ook
aangehouden wordt voor de nieuwe woningen, dan zullen de woningen aan het
Zwanenpad wateroverlast kunnen ondervinden.
5. Reclamant vindt de wijze van ontsluiting van de nieuwe wijk ongelukkig gekozen.
6. Reclamant vraagt zich af of het verantwoord is zoveel woningen te bouwen in de
huidige slechte economische tijden en of de voorgenomen ontwikkelingen passen in
het provinciale Streekplan / de structuurvisie.
Beantwoording:
Ad. 1
Voor zover reclamant van mening is dat het plan een nadelige invloed heeft op de waarde
van zijn woning danwel verlies aan privacy, overwegen wij dat geen grond bestaat voor de
verwachting dat dit zodanig zal zijn dat wij bij de afweging van de belangen hieraan een
groter gewicht moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan
aan de orde zijn. Na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan kan reclamant
overigens een verzoek om planschade indienen.
Ad. 2
Het stedenbouwkundig plan dat de basis heeft gevormd voor het voorontwerpbestemmingsplan betreft een indicatief plan. In het bestemmingsplan is het maximum aantal
woningen vastgelegd, evenals de goot- en bouwhoogte. Of sprake zal zijn van huur- of
koopwoningen is in dit stadium nog niet bekend. Het Kwalitatief Woningbouw Programma
(KWP) is van toepassing, waarin een verdeling tussen bereikbare, middeldure en dure
woningen is vastgelegd.
Ad. 3
Ten aanzien van de betreffende bedrijfskavel kan worden gesteld dat de bestaande
planologische rechten zijn overgenomen. In het ontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’
wordt dit perceel overigens niet meegenomen omdat de bestemming van deze kavel
ongewijzigd blijft ten opzichte van het bestemmingsplan ’Teuge 2012’.
Ad. 4
Waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente Voorst hanteren als uitgangspunt dat het
hemelwater van het plangebied zoveel mogelijk geborgen en geïnfiltreerd dient te worden in
het plangebied zelf. Voorafgaand aan het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan is
een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van het geohydrologisch onderzoek
zijn conclusies getrokken over de infiltratie- en afkoppelmogelijkheden en de noodzaak tot
ophogen van het terrein.
17
Binnen het plangebied wordt voldoende berging gecreëerd met behulp van wadi’s, greppels
bovengronds en infiltratie- en transportsystemen ondergronds. Wateroverlast in extreme
situaties wordt voorkomen door een afvoer te creëren vanuit het plangebied naar de Kromme
Beek, die direct ten oosten van het plangebied ligt.
In enkele delen van het plangebied is de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) te
hoog om te voldoen aan de ontwateringseisen. Ophoging van delen van het plangebied is
dus noodzakelijk om voldoende ontwateringsdiepte te realiseren, net zoals dit gebeurd is bij
de Hessenlaan.
Ten tijde van de indiening van de omgevingsvergunningen (voor bouwen) voor de woningen
die in het gebied, grenzend aan de achtertuinen van het Zwanenpad, gerealiseerd zullen
worden, wordt ook de afwatering geregeld. Indien noodzakelijk zullen te zijner tijd
maatregelen worden getroffen om eventuele overlast te voorkomen.
Ad. 5
In de plannen is uitgegaan van verschillende plekken waar het verkeer kan aantakken op de
bestaande wegen. Zowel via de Parmentierstraat, de Fokkerstraat als De Zanden kan het
verkeer de wijk verlaten. Door te kiezen voor verschillende aftakkingen wordt de
verkeersdruk verspreid over de diverse wegen.
Ad. 6
Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in de provinciale structuurvisie Streekplan
Gelderland 2005 en in de verschillende uitwerkingen en herzieningen daarvan. Een deel van
het provinciaal beleid is vastgelegd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Deze
verordening stelt eisen aan de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. Het
bestemmingsplan Teuge-Oost voldoet hieraan. Het plangebied is gelegen in de zoekzone
wonen zoals deze is opgenomen in zowel de structuurvisie als de streekplanuitwerking
‘zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking’.
In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit Ruimtelijke
Ordening is het voorontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ aan de provincie toegezonden
en heeft overleg tussen de gemeente en de provincie plaatsgevonden. Het aantal woningen
in relatie tot het Kwalitatief Woonprogramma 2010 tot en met 2019 (KWP3) is daarbij ook
aan de orde geweest.
De gemeente Voorst heeft in 2011 een Woonvisie vastgesteld met als doel te komen tot een
evenwichtig functionerende woningmarkt. De voorgenomen woningbouw in Teuge draagt
hieraan bij en past kwantitatief binnen het woningbouwprogramma uit deze Woonvisie.
Daarnaast heeft de gemeente op verzoek van de provincie een woningbouw
behoefteonderzoek laten uitvoeren. Uit dit onderzoek blijkt dat de woningbouw voorziet in
een lokale en regionale behoefte. Voor de totale uitgifte is het van groot belang dat de
nieuwbouw gefaseerd en afgestemd op de vraag (maatwerk) op de markt wordt gebracht.
Particulier en Collectief Opdrachtgeverschap lijken kansrijk. Om flexibel in te kunnen spelen
op de vraag vergt dit een ruimer bestemmingsplan. Woningen die gelet op de markt en
concurrentie niet voor 2020 gerealiseerd worden, resteren voor de periode na 2020. Door de
transformatie van de huidige luchthavengebonden bestemming naar woongebied en
afronding van het dorp vormt het bestemmingsplan een meerjarige ontwikkeling.
Conclusie:
De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
18
Inspraakreactie 11. Ingekomen op 29 mei 2013, kenmerk 2013-22833
Samenvatting:
Reclamant maakt bezwaar tegen de voorgenomen ontwikkelingen in het
voorontwerpbestemmingsplan.
1. Reclamant verwacht vanwege de toegestane bouwhoogte van 10 meter van de
nieuw te bouwen sociale huurwoningen achter zijn perceel een sterke
waardevermindering van zijn woning. Daarnaast zal zijn privacy worden aangetast.
2. Reclamant verbaast zich over de keuze van sociale woningbouw in dit deel van het
plangebied.
3. Daarnaast snapt reclamant niet dat tussen alle woningen een bedrijfskavel is
gesitueerd. Hierdoor zullen aan de overzijde van de weg, grenzend aan zijn tuin,
geen vrije sectorwoningen aan de man gebracht kunnen worden, waardoor reclamant
sterk benadeeld wordt met huurwoningen aansluitend aan zijn achtertuin.
4. Wanneer het hogere peil van de bestaande woningen aan de Hessenlaan ook
aangehouden wordt voor de nieuwe woningen, dan zullen de woningen aan het
Zwanenpad wateroverlast kunnen ondervinden.
5. Reclamant vindt de wijze van ontsluiting van de nieuwe wijk ongelukkig gekozen.
6. Reclamant verwacht dat een deel van de toekomstige bewoners overlast zal krijgen
van de nabijgelegen voetbalvelden, in de vorm van geluidsoverlast en lichthinder.
7. Reclamant vraagt zich af of het verantwoord is zoveel woningen te bouwen in de
huidige slechte economische tijden en of de voorgenomen ontwikkelingen passen in
het provinciale Streekplan / structuurvisie.
Beantwoording:
Ad. 1
Voor zover reclamant betoogt dat het plan een nadelige invloed heeft op de waarde van zijn
woning danwel verlies aan privacy, overwegen wij dat geen grond bestaat voor de
verwachting dat dit zodanig zal zijn dat wij bij de afweging van de belangen hieraan een
groter gewicht moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan
aan de orde zijn. Na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan kan reclamant
overigens een verzoek om planschade indienen.
Ad. 2
Het stedenbouwkundig plan dat de basis heeft gevormd voor het voorontwerpbestemmingsplan betreft een indicatief plan. In het bestemmingsplan is het maximum aantal
woningen vastgelegd, evenals de goot- en bouwhoogte. Of sprake zal zijn van huur- of
koopwoningen is in dit stadium nog niet bekend. Het Kwalitatief Woningbouw Programma
(KWP3) is van toepassing, waarin een verdeling tussen bereikbare, middeldure en dure
woningen is vastgelegd.
Ad. 3
Ten aanzien van de betreffende bedrijfskavel kan worden gesteld dat de bestaande
planologische rechten zijn overgenomen. In het ontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’
wordt dit perceel overigens niet meegenomen omdat de bestemming van deze kavel
ongewijzigd blijft ten opzichte van het bestemmingsplan ’Teuge 2012’.
Ad. 4
Waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente Voorst hanteren als uitgangspunt dat het
hemelwater van het plangebied zoveel mogelijk geborgen en geïnfiltreerd dient te worden in
het plangebied zelf. Voorafgaand aan het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan is
een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van het geohydrologisch onderzoek
zijn conclusies getrokken over de infiltratie- en afkoppelmogelijkheden en de noodzaak tot
ophogen van het terrein.
19
Binnen het plangebied wordt voldoende berging gecreëerd met behulp van wadi’s, greppels
bovengronds en infiltratie- en transportsystemen ondergronds. Wateroverlast in extreme
situaties wordt voorkomen door een afvoer te creëren vanuit het plangebied naar de Kromme
Beek, die direct ten oosten van het plangebied ligt.
In enkele delen van het plangebied is de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) te
hoog om te voldoen aan de ontwateringseisen. Ophoging van delen van het plangebied is
dus noodzakelijk om voldoende ontwateringsdiepte te realiseren, net zoals dit gebeurd is bij
de Hessenlaan.
Ten tijde van de indiening van de omgevingsvergunningen (voor bouwen) voor de woningen
die in het gebied, grenzend aan de achtertuinen van het Zwanenpad, gerealiseerd zullen
worden, wordt ook de afwatering geregeld. Indien noodzakelijk zullen te zijner tijd
maatregelen worden getroffen om eventuele overlast te voorkomen.
Ad. 5
In de plannen is uitgegaan van verschillende plekken waar het verkeer kan aantakken op de
bestaande wegen. Zowel via de Parmentierstraat, de Fokkerstraat als De Zanden kan het
verkeer de wijk verlaten. Door te kiezen voor verschillende aftakkingen wordt de
verkeersdruk verspreid over de diverse wegen.
Ad. 6
Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan is rekening gehouden met het aspect
milieuzonering: de afstandseisen die gelden tussen milieubelastende en milieugevoelige
bestemmingen. Met inachtneming van de benodigde afstanden conflicteren deze functies in
ieder geval niet met elkaar. Overigens is een aantal bestaande woningen momenteel al
dichterbij gelegen dan de beoogde nieuwbouw.
Ad. 7
Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in de provinciale structuurvisie Streekplan
Gelderland 2005 en in de verschillende uitwerkingen en herzieningen daarvan. Een deel van
het provinciaal beleid is vastgelegd in de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Deze
verordening stelt eisen aan de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. Het
bestemmingsplan Teuge-Oost voldoet hieraan. Het plangebied is gelegen in de zoekzone
wonen zoals deze is opgenomen in zowel de structuurvisie als de streekplanuitwerking
‘zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking’.
In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit Ruimtelijke
Ordening is het voorontwerpbestemmingsplan ‘Teuge-Oost’ aan de provincie toegezonden
en heeft overleg tussen de gemeente en de provincie plaatsgevonden. Het aantal woningen
in relatie tot het Kwalitatief Woonprogramma 2010 tot en met 2019 (KWP3) is daarbij ook
aan de orde geweest.
De gemeente Voorst heeft in 2011 een Woonvisie vastgesteld met als doel te komen tot een
evenwichtig functionerende woningmarkt. De voorgenomen woningbouw in Teuge draagt
hieraan bij en past kwantitatief binnen het woningbouwprogramma uit deze Woonvisie.
Daarnaast heeft de gemeente op verzoek van de provincie een woningbouw
behoefteonderzoek laten uitvoeren. Uit dit onderzoek blijkt dat de woningbouw voorziet in
een lokale en regionale behoefte. Voor de totale uitgifte is het van groot belang dat de
nieuwbouw gefaseerd en afgestemd op de vraag (maatwerk) op de markt wordt gebracht.
Particulier en Collectief Opdrachtgeverschap lijken kansrijk. Om flexibel in te kunnen spelen
op de vraag vergt dit een ruimer bestemmingsplan. Woningen die gelet op de markt en
concurrentie niet voor 2020 gerealiseerd worden, resteren voor de periode na 2020. Door de
transformatie van de huidige luchthavengebonden bestemming naar woongebied en
afronding van het dorp vormt het bestemmingsplan een meerjarige ontwikkeling.
20
Conclusie:
De inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het plan.
21
3.
Overzicht aanpassingen regels en verbeelding ten aanzien van het voorontwerp
Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan bestaat aanleiding aanpassingen aan te
brengen. Dit betreft met name aanpassingen naar aanleiding van de inspraakreacties maar
ook enkele ambtshalve aanpassingen. De volgende aanpassingen worden in het
ontwerpbestemmingsplan doorgevoerd op de verbeelding en/of in de regels.
Wijzigingen regels
·
Uit begripsomschrijving kantine en maatschappelijke voorzieningen verwijderd: van
categorie 1 zoals aangegeven in de bijlage ‘Staat van Horeca-activiteiten’
·
De bestemming ‘Gemengd-1’ is komen te vervallen. De bestemming ‘Gemengd-2’ is
vervangen door ‘Gemengd’.
·
Bestemming ‘Groen’: toegevoegd bij d: ‘met dien verstande dat overkappingen niet
zijn toegestaan’.
·
Bestemming ‘Groen’: afwijking van de bouwregels toegevoegd om iets meer
flexibiliteit te creëren voor de exacte situering van de nieuwe weg aan de oostzijde:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1
om op gronden gelegen binnen 3m van de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied
wegen toe te staan met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden,
mits:
a. dit van belang is voor een technisch betere realisering van de wegen danwel
noodzakelijk is voor de aanleg in verband met de werkelijke toestand van het
terrein;
b. de afwijking niet leidt tot extra wegen in het plangebied maar alleen een
plaatselijke verlegging van het profiel betreft.
22
·
Bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’, verwijderd: ‘met dien verstande dat de
bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een
ingrijpende wijziging van het profiel dan wel vermeerdering van het aantal rijstroken
voorziet’.
·
Bestemming ‘Wonen’: art. 6.2b sub 3: ‘specifieke bouwaanduiding-overkapping’
vervangen door ‘specifieke bouwaanduiding-overstek’
Art. 6.2c sub 1: na aanduiding ‘tuin’ toegevoegd: met uitzondering van de gronden ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-overstek’
Art. 6.4 b: toegevoegd na bouwen: ‘waarbij de bouwgrens met maximaal 1m wordt
overschreden’
·
Algemene wijzigingsregels: wijzigingsbevoegdheid wro zone wijzigingsgebied-1 is
komen te vervallen.
·
Algemene wijzigingsregels: wijzigingsbevoegdheid overschrijding
bestemmingsgrenzen toegevoegd:
‘Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen
wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks
van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of
bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke
toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3m bedragen
en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot’.
·
En diverse ondergeschikte aanpassingen zoals vernummeringen, taalfouten en
dergelijke.
Wijzigingen verbeelding
23
·
Bouwvlak woningen onder tennisbaan is naar zuidzijde verschoven;
·
Bestemmingsvlak en bouwvlak nieuwe locatie van Jeugdsociëteit Peco aangepast
aan nieuwe situatie. Bestemming Gemengd-2 is Gemengd geworden.
Evenemententerrein sluit aan bij nieuwe situatie.
·
Bestemming huidige locatie Jeugdsociëteit Peco gewijzigd naar bestemming ‘Wonen’
met bouwvlak, en aanduiding ‘erf’ en ‘tuin’. En bestemming Groen toegevoegd. Voor
deze locatie was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het voorontwerp;
·
Bouwvlak woningen Hessenlaan tegenover huidige locatie Jeugdsociëteit Peco naar
wegzijde geschoven i.v.m. verplaatsing Peco;
·
Contour bestemmingsplan is verkleind. De twee werkkavels aan de Hessenallee zijn
uit het bestemmingsplan gehaald. De geldende rechten uit het bestemmingsplan
‘Teuge 2012’ blijven van toepassing.
·
‘Specifieke bouwaanduiding overkapping’ vervangen door ‘specifieke
bouwaanduiding overstek’ in legenda;
·
Bestemming Groen ten noorden van Rijksstraatweg 174 en is als tuin bij de
bestaande woning gevoegd en heeft daarom bestemming Wonen met aanduiding
‘erf’ gekregen;
·
Bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ van de weg aan de oostzijde van het
plangebied is iets verlegd vanwege de situering van de nieuwe locatie van
Jeugdsociëteit Peco.