Houtconservering UDC 691.11:69.004.5 Woodpreservation RVblad 01-1 De conservering van hout Enige restauratieproblemen en -technieken Ir. P. K. van der Schuit, Stichting Bouwresearch, Rotterdam. De conservering van hout vormt een belangrijk deel van de restauratieactiviteiten. Bij het streven naar het behoud van zoveel mogelijk authentiek materiaal staan verschillende restauratietechnieken ter beschikking, namelijk: preventieve bescherming, het stoppen van verval en het herstel van de oorspronkelijke functie. In dit artikel wordt onder meer aandacht besteed aan de oorzaken van het verval, verduurzamingsmiddelen voor hout en de daaraan verbonden gevaren voor verwerkers, gebruikers en gebouwen. Voor diegenen die dieper in de materie en de achtergronden willen duiken, wordt gewezen op RVBijdrage 02: Hout, houtaantasting en houtverduurzaming; een literatuuronderzoek van ir. Y. Verstraete. Doorgaans realiseren we ons nauwelijks dat de Nederlandse bodem nog maar zo’n negenhonderd jaar geleden voor een groot deel bedekt was met bomen. Zo kon men in Groningen en WestFriesland, toch zo stereotiep voor ons kale vlakke land, uitgestrekte bossen aantreffen! De naam Holland, een oudere benaming dan de naam Nederland, is een verbastering van het woord Holtland, hetgeen houtland betekent. Na circa twee eeuwen ontginning was aan het eind van de dertiende eeuw een situatie bereikt waarin verreweg het grootste deel van ons land door mensen in gebruik genomen was. In minder dan duizend jaar is men er dus in geslaagd Nederland nagenoeg te _. ontbossen! We realiseren ons anderzijds nauwelijks, dat tegenwoordig 1. Een eeuwenoudehoutconstructie oan weer en wind blootgesteld. RDMZRV1987/8-27 bosrijke gebieden als de Utrechtse heuvelrug en de Veluwe kale vlakten waren. Eerst nadat de adel er sinds de 17deeeuw buitenhuizen in plaats van versterkte kastelen liet bouwen, werden deze gebieden opnieuw bebost. Met deze kennis van zaken wordt eerst goed duidelijk, hoeveel hout men onder meer gebruikt heeft voor de scheepsbouw, onderkomens voor mensen en brandstof. Baksteen en natuurlijk ook natuursteen waren in die tijd immers schaarse en dus dure bouwmaterialen. Door die ontbossing werd hout ook schaarser, bovendien werd als gevolg van rampzalige stadsbranden het gebruik ervan voor gevels en dergelijke ook wettelijk aan banden gelegd. Hoewel we nu bij monumenten in Nederland het eerst aan baksteen en in mindere mate aan natuursteen denken, vormt hout een zeer omvangrijke post op de restauratie- en de renovatiebegroting. 2. Materiaalfunctie techniek en restauratie- Hout maakt nog steeds een belangrijk deel uit van onze gebouwen, hoewel er een periode is geweest waarin het gebruik ervan tot een minimum daalde. In monumentale gebouwen, welke ingevolge de Monumentenwet zijn beschermd, ziet men dat niet alleen de gebruikte hoeveelheden en afmetingen van belang zijn. Het hout kan óók een grote rol spelen bij het vaststellen van het belang van dat gebouw en in het bepalen van de ouderdom ervan. Vandaar dat bij het restauratieproces het behoud van het aanwezige hout een belangrijke rol speelt. Het hout kan een dragende, versierende, comfort- en behaaglijkheidverhogende, scheidende en, naar wens, een afsluitende functie hebben. De keuze uit de verschillende ter beschikking staande restauratietechnieken is onder meer afhankelijk van de functie welke de houtconstructie vervult. In principe onderscheiden zich vier groepen restauratietechnieken: - voorkómende beschermende maatregelen (preventief): hieronder valt het gebruikelijke verfwerk, maar ook de preventieve verduurzaming zoals het ‘wolmaniseren’(dit is het vooraf verduurzamen met koper, chroom- en arseenzouten); - verval-stoppende maatregelen (curatief): naast het vanzelfsprekend wegnemen van externe oorzaken, wordt ook gedoeld op de curatieve verduurzaming Houtconservering RVblad 01-2 gericht tegen (levende !) houtaantastende insekten en schimmels; - functie-herstellende maatregelen met een monoliet (een ondeelbaar geheel vormend) als eindresultaat (revaliderend): deze groep wordt voornamelijk gevormd door houtverstevigende impregneermiddelen en door aanvullende mortels met of zonder de constructieve functie herstellende eigenschappen: - gehele of gedeeltelijke vervanging met een composiet (een demonteerbare constructie) als eindresultaat: de gedeeltelijke vervanging in hout gaat tegenwoordig vrijwel altijd gepaard met het gebruik van staal als verbindingsmiddel en zelfs als versterking van het constructiedeel. In dit artikel valt het accent op de verval-stoppende en functie-herstellende maatregelen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan gehele of gedeeltelijke vervanging. 2. De invloed van vocht De factoren die een rol spelen bij de aantasting van hout zijn meer bekend en ook meer tastbaar dan bij steenachtige materialen het geval is. We weten dat ook hier vocht een belangrijke rol speelt. Dank zij het vocht kunnen zich schimmels en zwammen ontwikkelen, waardoor bepaalde insekten een Tevensvatbaar milieu vinden. Net zoals dat bij de aantasting van steenachtige materialen door vocht en zouten het geval is, zijn er omstandigheden waarin de aanwezigheid van vocht niet tot aantasting leidt, maar dat dit vocht zelfs vereist is voor de instandhouding van het hout. Onze zeer Hollandse houten funderingen kunnen hun functie ook in de toekomst nog op een zeer betrouwbare wijze vervullen, wanneer men er maar voor zorgt dat zij doorlopend (dus ononderbroken) onder water verkeren. Het feit dat door het water de zuurstof- en koolzuuruitwisseling (of liever gewoon het ademen) van houtaantastende zwammen en insekten onmogelijk wordt gemaakt, verklaart de beschermende werking die hier van het water uitgaat. Natuurlijk moet men hiervoor dan wel houtsoorten kiezen die hebben bewezen voor dit doel geschikt te zijn. Zo zijn vuren en dennen zeer geschikte houtsoorten, maar grenen vanwege het spinthout niet. Op plaatsen waar wel wisselingen in de (grond-)waterstand voorkomen, zoals bij sluizen, aanlegsteigers en dergelijke, gaat deze beschermende werking van 2. Alleen de onderzijde van de stijlen van foto 1 werden ‘gerestaureerd’. het water vanzelfsprekend niet op. Hier moeten dus alleen zeer duurzame houtsoorten worden gebruikt. Dat hcut in gebouwen ook aan zeer wisselende omstandigheden kan worden blootgesteld, wordt vreemd genoeg vaak niet ingezien. Onder lekkende goten wordt de dakvoet vaak doornat en vormt zo een dankbaar doelwit voor zwammen. Balkeinden die zijn opgelegd in buitenmuren werden vaak geheel ommetseld en dichtgepleisterd aangetroffen. Terwijl zij eigenlijk aan zoveel mogelijk vlakken zouden moeten worden vrijgehouden, zodat een goede ventilatie mogelijk is. In getallen uitgedrukt betekent dit: bij een luchtvochtigheid lager dan 70% en een temperatuur ver onder of ver boven 25”C, groeien deze schimmels niet. Vurehout heeft bij een relatieve luchtvochtigheid van ca. 90% zelf 3. Als contrast: een tien jaar oude buitendeur ‘beschermd’ door een afsluitende verflaag: witrot is het gevolg. i Houtconservering RVblad 01-3 een vochtgehalte van ongeveer 21%. Onbehandeld hout in direct contact met de grond geeft dezelfde kans op aantasting als constructiedelen met een vochtgehalte boven de 21%. Ook een restauratie kan de aanleiding zijn van een explosieve zwamgroei. Door gevelreiniging met water onder hoge druk, door opnieuw bepleisteren en metselen (mortelvocht!) en door slechte ventilatie kan een zeer vruchtbaar milieu voor zwammen ontstaan, wat nog maar al te vaak voorkomt. Voorwaarde is dat de omstandigheden al gedurende langere tijd slecht moeten zijn geweest. Een gezond gebouw kan dus wel tegen een tijdelijke hoge vochtbelasting mits het droogproces voorspoedig kan verlopen. Gebouwen die na lange periodes van lekkages en nalatig onderhoud gerestaureerd worden, kunnen eigenlijk niet zonder een noodkap. De vaak RUeen restauratie geconstateerde zwamgroei kan zo eerder en in geringer omvang optreden, waardoor zo nodig tijdige maatregelen genomen kunnen worden. Condensvorming alléén kan ook een belangrijke oorzaak vormen, bijvoorbeeld wanneer ventilatieroosters van kruipruimten worden afgestopt (houten vloeren) of achter houten lambrizeringen al dan niet geplaatst voor muren met optrekkend vocht. Ook bij volledig in lood gepakte houtconstructies, zoals dat bij dakruiters veel voorkomt, kan condensvorming optreden met houtrot als gevolg. 3. Aantasting door zwammen De verschillende soorten houtaantastende zwammen komen kort aan de orde. Alleen worden enkele van de in Nederland veel voorkomende soorten genoemd, met hun meest kenmerkende eigenschappen. Daarbij moet men zich vooral realiseren dat de eigenlijke zwam (het deel dat vergelijkbaar is met 4. Bij een zeer hoge luchtvochtigheid vormen zich myceliumvlokken (met condensdruppels). RDMZ RV 1987/8 28 de wortels, takken en bladeren van planten) zich aan de waarneming van het oog onttrekt. De situatie is te vergelijken met de paddestoel: het zogenaamde mycelium bevindt zich in het hout of in de muur. De ‘koek’ die waargenomen wordt, is het vruchtlichaam en kan het best vergeleken worden met vrucht aan de plant. De houtaantastende zwammen die we bij monumenten en andere oudere gebouwen het meest tegenkomen zullen we hier signaleren. Voor een zeer uitgebreide bespreking wordt verwezen naar RV Bijdrage 02: hout, houtaantasting, houtverduurzaming; een literatuuronderzoek van ir. Y. Verstraete. meest in oude gebouwen wordt aangetroffen en die bij onvoldoende ventilatie zelfs droog hout kan aantasten! Dit komt doordat de zwam zelf voor het benodigde vochttransport zorgt. Het vruchtlichaam bestaat uit een koek met een roestbruine kleur en witte rand. De kelderzwam, (een wetrot) komt op alle plaatsen voor, dus ook buiten in opslagplaatsen. Vaak is er geen vruchtlichaam te zien, maar zijn wel krimpscheuren zichtbaar. De aantasting is gemakkelijker aan te pakken dan die van de huiszwam, doordat de kelderzwam zelf niet in staat is bij de aantasting van hout vocht te produceren, en zichzelf op deze wijze in stand te houden. Bruinro t Bij een vergevorderde aantasting is het hout donkerbruin en zijn er typische krimpscheuren die het hout in vierkantjes en rechthoekjes verdelen. Er ontstaan dus kubusjes waarbij de vezelstructuur is vernietigd. Dit hout kan met de vingers fijngewreven worden, doordat de cellulose, een belangrijke bouwsteen van de houtvezel, aan de houtstructuur onttrokken is. Dit zien we zowel bij loofhout als naaldhout. Enige verschijningsvormen zijn: De huiszwam, (dryrot) die het Witrot In een vergevorderd stadium valt het naar wit verkleurde hout in losse vezels uiteen, maar is niet tot poeder te wrijven. Het elfenbankje is de meest bekende verschijningsvorm. Andere soorten zwamaantasting Zachte rot komt vaak voor op loofhout, op plaatsen waar het hout zéér nat wordt met voldoende beluchting. Meestal is de aantasting alleen oppervlakkig. Namen als: vuur, verstikt hout, Houtconservering RVblad 01-4 slaap, roodstreperigheid en droge rot (afkomstig van het Engelse dryrot) moet men niet gebruiken, omdat de maatregelen daartegen vooral op de naam worden afgestemd en niet op de aantasting zelf. Aantastingen zoals ‘blauw’ zijn ongevaarlijk en worden hier niet besproken maar verraden een minder zorgvuldige behandeling bij de opslag en transport. Overigens kunnen zwammen ook over grote afstanden door en op muren voortgroeien. Bestrijding hiervan vergt weer andere produkten. Vaak zijn dit zouten van houtverduurzamingsmiddelen, zoals de polyboraten. Deze zijn namelijk in water oplosbaar en kunnen in deze vorm in de steen worden opgezogen. Een dergelijke aantasting is echter uiterst moeilijk aan te pakken, doordat vertakkingen zich onzichtbaar voor het oog een weg zoeken. 4. Aantasting door insekten Bij restauraties hebben we vooral te maken met aantastingen die in dood hout optreden. De gebreken die in levend hout door allerlei oorzaken kunnen ontstaan, blijven hier dan ook buiten beschouwing (met ‘levend hout’ wordt hout van nog groeiende en bloeiende bomen bedoeld). Op de aantasting door in water levende wezens als paalworm en gribbel wordt hier ook niet nader ingegaan. De belangrijkste aantasting veroorzaakt door insekten komt op rekening van de larven van de huisboktor, de bonte knaagkever, ,de meubelkever (de gewone houtworm) en de spinthoutkever. Het is dus niet de (vliegende) kever die het hout wegknaagt, maar de larve. Zoals bekend, komen uit de eitjes die door de kever worden gelegd, larven tevoorschijn, die zich na een bepaalde tijd verpoppen. Uit de pop komt dan weer de kever tevoorschijn die na de paartijd sterft. De meest voorkomende insekten zijn: 4.1. De huisboktor De huisboktor of Hylotrupes bajulus wordt tot circa 20 mm lang. De larven van de huisboktor kunnen luchtdroog hout aantasten. In de maanden juni, juli en augustus vliegen ze na het popstadium uit en laten ovale uitvliegopeningen tot ca. 10 mm achter. De lengte van de larven kan tot 30 mm oplopen. Alleen naaldhout wordt aangetast (bij grenen alleen het spinthout). Een geliefde temperatuur is ca. 28°C gecombineerd met een hoge luchtvochtigheid. De schade kan enorm zijn, doordat zij door de lucht grotere afstanden (zo’n 150 meter!) kunnen afleggen en zo van gebouw tot gebouw de aantasting kunnen verspreiden. Niet zelden moeten dragende constructiedelen vervangen worden. 4.2. De bonte knaagkever De bonte knaagkever of Xestobium rufovillosum is kleiner, ca. 8 millimeter. De aantasting gaat overwegend gepaard met schimmel, doordat het aangetaste hout een betere voedselbron voor larven biedt. Die schimmel hoeft geen houtaantastende schimmel te zijn! De larve leeft voornamelijk in loofhout, bijvoorbeeld eiken. De gangen zijn ca. 4 mm breed. De uitvliegtijd is (maart-juni), waarna men de karakteristieke kloppende geluiden kan waarnemen. Ook hier kan aanzienlijke schade aan het hout worden toegebracht. 4.3. De meubelkever De meubelkever of Anobium punctatum is het bekendste. De larven, veelal als ‘houtworm’ aangeduid, zijn er de oorzaak van dat de zo karakteristieke gaatjes van 1-2 mm in het oppervlak van meubels, beelden enzovoorts verschijnen. Zij komen voor in naald- en loofhout, en hebben een voorkeur voor het spint. Ze komen het vaakst ‘binnenshuis’ voor, aangezien ze een temperatuur van 23” C en een hoge luchtvochtigheid prefereren. Onder droge omstandigheden komen de eitjes namelijk niet uit! Tijdens de paartijd maken ook zij kloppende geluiden. 4.4. De spinthoutkever Tenslotte is er nog de spinthoutkever of parketkever of Lyctus brunneus. Deze lijkt veel op de meubelkever, maar de larve gedijt het best in hout met een vochtgehalte van 16%. Deze larve leeft hoofdzakelijk in het spinthout van bepaalde loofhoutsoorten met wijde vaten, zoals in eiken, essen, iepen en noten. 5. De huiszwam op een drogeplek; het vocht wordt van eldersaangevoerd. Houtconservering RVblad 01-5 6. Ook op pleister- en metselwerk kan het vruchtlichaam gevormd worden. gericht op het bestrijden en voorkómen van vochtproblemen een veel belangrijker plaats dienen in te nemen. De gedachte dat met het een of ander wondermiddel in één klap de problemen de wereld uit zouden zijn, gaat alleen op in het rijk der fabelen! Uit een oogpunt van kostenbesparing, arbeidshygiëne en een effectieve bescherming van het hout zou veel meer vooraf verduurzaamd hout moeten worden verwerkt, een onderwerp dat we in dit artikel slechts globaal kunnen behandelen. r - De eitjes van de houtaantastende kevers, gelegd op het oppervlak of in scheuren en gaten, komen tussen de twee en de acht weken na het leggen uit. Dit is afhankelijk van de omstandigheden en de soorten. Daarna kunnen de larven van één tot soms meer dan vijf jaar in het hout blijven. Het popstadium duurt circa drie weken, waarna de levensduur van de uitgevlogen kever hooguit 10 weken bedraagt. Overigens dient men zich ervan te vergewissen, dat er bij aangetroffen uitvliegopeningen inderdaad sprake is van een nog actuele aantasting. Het zal niet de eerste keer zijn dat een bespuiting wordt uitgevoerd, omdat men overal gaatjes heeft aangetroffen, maar waarbij er in de verste verte (of liever diepste diepte) geen levende larf meer te bespeuren valt. Een goede indicatie op nog levende aantasting verkrijgt men door de produktie van boormeel in de gaten te houden, herkenbaar aan gelige hoopjes over de grond verspreid. Hierin bevinden zich ook de uitwerpselen van de larven. Bij twijfel kan men met speciale luisterapparatuur het geknaag van de larven vaststellen. 7. Typisch beeld van bruinrot; kubusvormige blokjes en gereduceerd draagvermoRDMZ RV 198718 29 Vooraf verduurzamen van nieuw toe te passen hout 5. Maatregelen tegen aantasting Wanneer we de oorzaken van een verschijnsel kennen, is het gemakkelijker de maatregelen daartegen vast te stellen. Allereerst moet men zorgen dat de verschijnselen zich niet of niet opnieuw kunnen voordoen. We hebben gezien dat in veel gevallen vocht als oorzaak dan wel als beïnvloedende factor valt aan te wijzen. Dit betekent dat de bouwkundige maatregelen Bij de renovatie en de restauratie van gebouwen zullen er altijd resten achterblijven die tot een hernieuwde aantasting kunnen leiden. Daarnaast zullen de omstandigheden, bijvoorbeeld vochtig metselwerk, nog een tijdlang ongunstig blijven omdat een maatregel tegen de vochtbronnen niet direct een droge muur oplevert. Met name bij dikke muren kan het droogproces jaren in beslag nemen. Houtconservering RVblad 01-6 De kosten van maatregelen die na een restauratie moeten worden uitgevoerd om de schade te herstellen zijn onevenredig veel hoger, om maar te zwijgen van zaken als schuldvraag, overlast en ga maar door. En wat te denken van het kennelijk moeilijk op te lossen vraagstuk van het toepassen van houten onderdelen met een te hoog vochtgehalte. Met name bij de grote houtafmetingen is dit nauwelijks te beheersen. Voor de problemen bij het pasmaken en bewerken van vooraf verduurzaamd hout kunnen eenvoudige maatregelen worden getroffen die de bewerker afdoende beschermen. Het is trouwens geen overbodige luxe om deze maatregelen ook te treffen bij niet verduurzaamd hout omdat sommige houtsoorten van nature giftig zijn of omdat de houtproducenten ook giftige stoffen toepassen. In de periode tussen het vellen van de boom en de aflevering bij de houthandel staat het hout immers ook bloot aan allerlei aantastende processen. Deze materie is echter uiterst ondoorzichtig; bovendien gelden er in andere landen afwijkende wettelijke regelingen ten aanzien van de verduurzaming van hout. Tenslotte wordt nog gewezen op het probleem dat een ‘levende’ aantasting door zwammen maar ook door insecten veel lastiger is aan te pakken; bovendien moet veelal een dubbele hoeveelheid worden toegepast. Verduurzamen van aangetast hout Pasnadat men de juiste bouwkundige maatregelen heeft genomen kan het zinvol zijn chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen. De manier waarop nog niet eens zo erg lang geleden met houtverduurzamingsmiddelen werd omgegaan, en soms zelfs nòg omgaat, is op zijn minst verbazingwekkend te noemen. Het ging tot voor kort zonder uitzondering om zeer zware vergiften die bovendien moeilijk of niet biologisch afbreekbaar waren. Hierdoor werd - in eerste instantie ten behoeve van de landbouw een speciale wet: de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 uitgevaardigd. Hierin worden de voorwaarden opgenoemd waaraan de fabrikant en de leverancier moeten voldoen ten aanzien van samenstelling, toepassing, etikettering enzovoort. In het kort komt het erop neer, dat voor de verkoop en het gebruik van elk produkt een speciale toelating bij de Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen moet worden aangevraagd. Deze 8. Pen flinke brand veroorzaakt deze kubusvormige ook. De kleur is wel verschillend (zwart t.o.v. bruin). commissie adviseert de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (voorheen Volksgezondheid en Milieuhygiëne), een produkt al dan niet toe te laten. Bij een gunstige beschikking krijgt het produkt voor een bepaalde periode een toelatingsnummer met op de bijlage een omschrijving van het toepassingsgebied (niet geografisch bedoeld!). Nu bleek dat bepaalde leveranciers en verwerkers hiermee op grote schaal de hand lichtten en daarmee de wet overtraden. In feite zijn tot voor kort bijna alle middelen die binnenshuis (of binnenskerks) worden gebruikt, niet zonder meer voor dit doel toegelaten. Soms hebben ze zelfs nog niet eens een toelatingsnummer. De wettelijk verplichte etikettering, met waarschuwingen voor de gezondheid van mens en dier, ontbreekt veelal en de verwerkers doen hun werk met onvoldoende voorzorgsmaatregelen. Onwetendheid? Deze situatie kan alleen maar worden verklaard door het feit dat de architect c.q. aannemer zich 9. Duiven zien het licht, waar de balkkop verdween. Houtconservering RVblad 01-7 niet voldoende laat voorlichten, en dat de zeer ernstige gevolgen zoals leverkanker en chronisch ontstoken huiduitslag zich pas na verloop van tijd openbaren. Wanneer men een heet voorwerp vastpakt, brandt men zich. Wanneer men op zijn duim slaat, voelt men direct wat er aan de hand is. Maar wanneer men zijn hand in een houtconserveringsmiddel houdt, merkt men op dat moment niets. Wellicht is dat de oorzaak van deze nonchalance. Ter illustratie van deze merkwaardige situatie enkele willekeurige voorvallen. - Een bedrijf dat, als loffelijk initiatief, middelen aan de vloeistof had toegevoegd die als waarschuwing een bijtende uitwerking op de huid hadden, verkocht niets van dit produkt zodat het uit de handel werd genomen! - Bij bespuitingen die in de Hervormde kerk in Berlicum (Friesland) werden uitgevoerd, vonden bijna alle vleermuizen de dood. Het betrof hier een zeldzame kolonie van 300 meervleermuizen die daar later in het jaar hun intrek namen om hun jongen ter wereld te brengen. Deze vleermuizen komen zelfs helemaal vanuit Polen, om hier onder de beste (?) omstandigheden hun jongen groot te brengen. De aantallen kerkuilen en torenvalken die hierdoor het leven lieten, laten zich gemakkelijk aflezen aan de enorme toename van duiven die op hun beurt door hun uitwerpselen aanzienlijke schade aan de monumenten kunnen toebrengen. Zij missen immmers hun natuurlijke vijanden, zodat zij zich ongelimiteerd kunnen voortplanten en degenereren. 10. Een kleine openstaande naad. Met de schroevendraaier kon gemakkelijk een groot gat worden gemaakt. RDMZ RV 1987/8 - 30 Preventief of curatief Als we ervan uitgaan dat de toelating is verleend voor het beoogde toepassingsgebied en dat een behandeling noodzakelijk is, welke middelen staan ons dan ter beschikking? Veelal wordt een scheiding gemaakt tussen preventieve (voorkomende) en curatieve (genezende) bestrijdingsmiddelen tegen insekten. Dit houdt in dat we selectief te werk moeten gaan. Er zijn methoden die alleen curatief ten opzichte van aantasting door insekten werken, zoals de vergassingsmethode. Hierbij worden (of zouden moeten) alle verschijnsvormen van een insekt (ei, larve, pop, tor) gedood, op elke plaats (in het hout of erop, vliegend of kruipend). Het ei is hiervan het moeilijkst te verdelgen. Na deze behandeling blijft er niets van het gif achter, zodat een hernieuwde aantasting tot de mogelijkheden blijft behoren. Hier komt overigens nogmaals het belang van de bouwkundige maatregelen naar voren, teneinde een herhaling van de aantasting te voorkomen. Tevens zijn er curatieve methoden die niet alleen doden maar ook een preventieve werking hebben. Er zijn preventief werkende fungiciden die zwamaantasting wel kunnen voorkomen, maar bestaande aantastingen niet kunnen bestrijden. In de praktijk blijkt men vaak de voorkeur te gevenaaneenzogenaamd combimiddel, een mengsel van produkten, bijvoorbeeld lindaan met pentachloorfenol, om als universeel middel (voor alles toepasbaar) te worden gebruikt. Men bespuit dan het liefst de hele houtconstructie, zonder na te gaan - of men alleen met houtworm of ook met de gevaarlijke boktor te maken heeft, - of men met een gedeeltelijke aantasting (alleen het spint van eikehout bijvoorbeeld) - dan wel met een algehele aantasting te maken heeft. Hierdoor kan men in het ene geval met een kanon op een mug schieten, terwijl in het andere geval het middel niet voldoende resultaten oplevert. Aangezien de tot dusverre beschikbare combiprodukten in feite Houtconservering RVblad 01-8 - bewust of onbewust - misbruikt werden, zijn ze nog niet zo lang geleden verboden. Slechts in uitzonderingsgevallen kon men toestemming krijgen het middel toe te passen. Inmiddels zijn er echter dusdanige ontwikkelingen dat de nadelen van de combimiddelen sterk worden verkleind. Hierop wordt onder het hoofdstuk ‘Nieuwe Middelen’ nog nader ingegaan. Zwammen in en op muren Voor het bestrijden van de zwam die zich door het metselwerk voortplant, wordt vaak gebruik gemaakt van natriumpentachloorfenolaat, een in water oplosbaar zout van de alom bekende PCP (pentachloorfenol). Dat men voor een in water oplosbaar zout heeft gekozen, komt omdat de gebruikelijke oplosmiddelen, zoals white spirit, waarin de werkende giftige bestanddelen zijn opgelost, speciaal in vochtig metselwerk nauwelijks kunnen indringen. Naast het nadeel van het toevoegen van water, waardoor het milieu voor zwammen aantrekkelijker wordt, dient het nadeel van remigratie te worden vermeld. Immers, het water dat aanvankelijk de muur intrekt, wil daarna weer verdampen. Dit kan alleen aan het oppervlak van het metselwerk plaatsvinden, zodat op den duur in dezezone de meegetransporteerde verduurzamingszouten in hoge concentraties neerslaan. Ook hier geldt de beperking die voor alle PCP-houdende produkten opgaat: het is wettelijk verboden deze toe te passen in ruimten die in open verbinding staan met woon- en verblvfsruim ten! Een oplossing voor dit laatste probleem kan worden gevonden door deze behandelde muren te isoleren (af te sluiten) van de ruimte door middel van een speciaal daartoe ontwikkelde kunsthars, die daarna naar keuze afgewerkt kan worden. Zie daarvoor wel het vermelde in het artikel over pleistersystemen. Onvermoede gevaren Een ander onderschat probleem is dat veel vroeger toegepaste middelen op het houtoppervlak uitkristalliseren en daar als een witte sluier op blijven liggen. Wanneer men in deze omgeving werkt, kan men gemakkelijk alsnog vergiftigd worden. Deze ruimten zouden door middel van permanent aangebrachte waarschuwingsborden moeten worden beveiligd en slechts met behulp van een speciale uitrusting (masker, handschoenen enzovoort) betreden mogen worden om werkzaamhe* .’ pww,’ .- den te verrichten. Uit het bovenstaande kan men wel opmaken, dat bijvoorbeeld houtverduurzamende maatregelen met behulp van pentachloorfenol en lindaan bevattende middelen niet zonder meer is toegestaan. De toelatingsprocedure is niet zomaar één van de vele formaliteiten waaraan voldaan moet worden; het toelatingsbesluit bevat waardevolle opmerkingen en wettelijke gebruiksvoorschriften die men moet opvolgen. Het is bijvoorbeeld van het grootste belang vóór een bespuiting de ruimte stofvrij te maken, omdat stof veel gif vasthoudt, zodat een gedeelte niet in het hout terecht komt en als men de ruimte betreedt, het giftige stof gaat dwarrelen! Een triest bijverschijnsel is, dat er op dit gebied allerlei verhalen de ronde doen, die de verwarring alleen maar vergroten. Er wordt verwezen naar onderzoeken in het buitenland, waarbij zou zijn aangetoond dat een bepaald produkt in het geheel niet (zo) schadelijk is als wel wordt beweerd en dat het produkt van de concurrent verboden zou moeten worden. Voor de bewijsvoering ten behoeve van bepaalde bifluoriden worden soms zelfs kilo’s papier aangesleept met allerlei losse beweringen, zonder dat de context erbij vermeld wordt. In de beschikking van de Minister wordt echter een zeer beperkte toepassing toegelaten. Wanneer men toch op die bewijsvoering ingaat, kan een zeer gevaarlijke situatie ontstaan, hetzij voor de verwerker, hetzij voor de toekomstige gebruiker van het pand. Wanneer men zich echter voornamelijk richt op hetgeen vermeld staat in het eerder genoemde Besluit van de Minister, en de protesterende leverancier duidelijk maakt dat hij zijn argumenten aan deze minister moet voorleggen, dan zullen de meeste problemen zich als vanzelf ll. Een spantbeen-muurplaat-trekbalkontmoeting. Tussenstadium in de ‘balkkoprestauratie’ waarbij de horizontale componenten zon aangeheeld. Houtconservering RVblad 01-9 oplossen. Momenteel zijn bij de synthetische Pyrethroïden en de Polyboraten de minste beperkende bepalingen in het toelatingsbesluit opgenomen. In de loop van 1987 kan men de toelating van een fungicide verwachten waaraan minder beperkende bepalingen zijn verbonden. In een volgend artikel zullen de diverse bestrijdings- en verduurzamingsmethoden nader worden uitgewerkt. r r /-- Nieuwe middelen De fabrikanten van de verduurzamingsmiddelen hebben intussen niet stil gezeten. Eind 1985 begin 1986 kwamen er nieuwe insecticiden op de markt die - met inachtneming van de wettelijke eisen ten aanzien van de gebruiksaanwijzing - wel mogen worden toegepast in woon- en verblijfsruimten. Het gaat hier om de zogenaamde synthetische pyrethroïden. Dit zijn stoffen die langs chemische weg worden vervaardigd en zijn afgeleid van plantaardige (afbreekbare) gifstoffen. De werkzame bestanddelen zijn: permethrin, cypermethrin en deltamethrin. De middelen zijn toegelaten voor de bestrijding van insekten in hout. Ze mogen overal volgens het wettelijk gebruiksvoorschrift worden gebruikt. Dus ook in woonruimten, dierenverblijfplaatsen, in keukens en magazijnen, waarin na de behandeling eet- of drinkwaren worden bereid, verwerkt of opgeslagen. Helaas mogen insekticiden volgens de wet in het algemeen niet preventief gebruikt worden. Maar gezien de voordelen van de synthetische pyrethroïden zou het zonder meer wenselijk zijn de beperkingen in het gebruik voor deze groep insekticiden te laten vervallen. 12. Enkele praktijkfouten aan een doorgezaagde balkkop: 1: Ontmenging van gietmassa 2: De kop zit aan viifzqden ingegoten; vochtproblemen en ‘verstikkingC-gevaar 3: Verlopen boorgat 4: Losgekrompen hechtvlak 5: Ingesloten boorsel 6: Loszittende glasvezelversterkte polyesterstaaf RDMZRV 1987/8-31 De volgende argumenten zijn hierbij onder meer van belang: - Aan een curatieve behandeling zijn (niet alleen) voor de verwerkers grotere risico’s verbonden. - Er moeten hogere doseringen worden gebruikt. - De kosten zijn hoger vanwege de factor arbeid en de grotere hoeveelheden middel. - Vanuit oude infectiehaarden wordt nieuw hout vaak weer aangetast. - Vanwege de ontoegankelijkheid kan niet al het aangetaste hout worden behandeld. Voor de fungiciden komt dit jaar de zo lang verwachte vervanger voor pentachloorfenol (PCP).De werkzame stof hierin is Azaconazole en mag wel worden toegepast in woon- en verblijfsruimten. Het middel mag voor zowel preventieve als curatieve doeleinden worden gebruikt. In ieder geval zijn de overheersende nadelen voor de toepassing van de vroegere combimiddelen voor het grootste deel ondervangen door het combinatieprodukt azaconazole Houtconservering RVblad 01-10 13. WerkwJze bij de restauratie van een balkkop volgens het ‘Béta-procédé’. 1: Aangetaste balkkop met hout dat weinig samenhang vertoont (a), verzwakt hout met meer samenhang (b) en ‘gezond’ hout (c) 2: Zone a en b zJn verwijderd 3: Boorgaten voor de wapening volgens een voorgeschreven patroon 4: Plaatsen van de wapeningsstaven 5: Storten van de epoxy-mortel na aanbrengen van bekisting. - deltamethrin. De problemen rond kerkuilen en vleermuizen lijken nu ook zo niet de wereld uit dan wel verkleind. Alternatieve methoden Het zoeken naar alternatieve bestrijdingsmiddelen heeft nog niet veel resultaten opgeleverd. De toepassing van lokstoffen lijkt aantrekkelijk maar biedt nog geen oplossingen op korte termijn. Zelfs een methode uit de oude doos is weer van stal gehaald: de heteluchtbehandeling. De onduidelijke bewijsvoering woog niet op tegen de aanzienlijke nadelen van de temperatuurschok. De methode is dan ook weer van het tapijt verdwenen, zodat de chemische bestrijdingsmiddelen voorlopig nog een belangrijke spelen. rol blijven 6. Versteviging en aanheling Wanneer de aantasting zodanige vormen heeft aangenomen dat de stabiliteit van het hout zelf of van de constructie in gevaar komt, is herstel gewenst. Volgens het Charter van Venetië geldt als uitgangspunt: ‘behouden gaat voor vernieuwen’. De ambachtelijke manier is zoals bekend: het slechte deel verwijderen, en een nieuw stuk aanlassen. De manier waarop dit gebeurt, kan een verzwakking van de constructie inhouden. Bovendien wordt de reparatie vaak zo uitgevoerd, dat van een hernieuwde belasting geen sprake is. In principe moet men eerst de belasting wegnemen of liever tijdelijk omleiden, dan repareren en daarna weer belasten. Doet men dit niet, dan kan er pas na een opgetreden vervorming (zetting, scheurvorming) van meedragen sprake zijn. Overigens worden zulke traditionele lassen merkwaardigerwijs vrijwel nooit op draagvermogen gecontroleerd. Andere op het constructief herstel gerichte methoden zijn gebaseerd op het gebruik van stalen ‘schoenen’ en schetsplaten; doordat de aantasting altijd op vochtige plaatsen optreedt, zullen roestvorming en zelfs houtrot niet uitblijven. Vaak zijn het dan de verbindingsmiddelen (het zwakke punt in de keten) die het begeven, zodat een stalen hulpstuk - hoe sterk ook - nog geen langdurige verbetering behoeft te betekenen. Een veel gemaakte fout is het ‘versterken’ van een overbelaste houten balklaag, door er eenvoudig enkele stalen balken bij te leggen. Doordat een balk met zijn hoge elasticiteitsmodulus een andere doorbuigingskarakteristiek bezit, is het gevolg dat deze stalen balken als het ware de belasting naar zich toe trekken. Hierdoor kunnen de al aanwezige houten balken worden onderbelast en wordt zo dus de beschikbare draagcapaciteit niet optimaal benut. Een betere methode is gebaseerd op het gebruik van kunststofmortels op epoxybasis, gecombineerd met wapeningsstaven. Het principe is te vergelijken met dat van gewapend beton. Naast het constructieve voordeel blijft de vormvrijheid gehandhaafd. Dit wil zeggen dat een in het zicht zijnde houten balk niet wordt ontsierd door uitstekende delen, maar dat de vormgeving kan worden aangepast aan de situatie. Een nadeel is dat door het zagen, boren, zuigen, mengen en gieten spoedig de gedachte opkomt, dat de methode zo eenvoudig is dat iedereen dit werk kan doen. Het tegendeel is echter waar: lange reeksen van beproevingen werden en worden er uitgevoerd om de kwaliteit ervan te beheersen. ~ Houtconservering RVblad 01-11 14. Werkwqze bij de restauratie van een balkkop volgens het ‘Mieter Wood-procédé’. De voorbereiding blijft gelijk, maar de sleuven (i.p.v. boorgaten) worden gefraisd. Hier worden de krachten overgebracht met een metaalplaat die is ingegoten in oud en (hier) nieuw hout. Toch blijken ook hier beunhazen en doe-het-zelvers regelmatig te worden uitgenodigd werken uit te voeren, waardoor een architect of aannemer niet alleen zijn naam op het spel zet maar ook onaanvaardbare risico’s neemt. Bij onoordeelkundige bepassing kan men met de volgende problemen geconfronteerd worden: - onvoldoende aanhechtsterkte tussen hout en hars, hars en vulmateriaal, hars en wapeningsstaaf, - verschillende elasticiteitsmoduli van de toe te passen materialen, - giftigheid (voor de verwerker), - temperatuurontwikkeling tijdens de verharding van hars, - temperatuur van de omgeving, - vochtigheid van het hout, enzovoort. Het veelgeopperde bezwaar van brandgevaar is blijkens laboratoriumproeven en praktijkervaringen niet reëel; stalen verbindingsstukken zullen eerder als gevolg van de hitte vervormen en bezwijken. Voor elk geval, van trekbalk tot nokgording, moet telkens opnieuw bekeken worden welke oplossing de juiste is, of verbindingen scharnierend of stijf aan elkaar moeten en moet rekening gehouden worden met de houtsoort. Somsmoet er een balkkop versterkt worden, in andere gevallen een middenstuk. Elk probleem heeft zijn eigen aanpak en zijn eigen oplossing. Overigens is het voor de verantwoordelijke personen en instanties van belang te weten dat op 3 december 1979 in de vorm van de op 16 februari 1976 openbaar gemaakte aanvragen, aan het Bèta-procédé een octrooi is verleend (zie figuur 13). Van een 15. Een brand verkleinde de dimensies van de balk; de kunststofkop bleef intact. RDhl7 RV 1987 8 32 1 Houtconservering RVblad 01-12 16. De unieke tredmolen in de Koppelpoort te Amersfoort functioneert weer na restauratie met epoxyhars en wapeningsstaven. ander procédé wordt voor de volledigheid het principe getoond in figuur 14. Of dit procédé nu wel of niet inbreuk maakt op het genoemde octrooi is een vraag die al geruime tijd door juristen wordt onderzocht. Voorlopig is hierover het laatste woord nog niet geschreven en gesproken. Impregneren Naast deze zuiver op het herstel van de stabiliteit gerichte methode zijn er nog speciale produkten en technieken ontwikkeld die bijvoorbeeld: - een als los zand aan elkaar hangend houten object weer samenhang verlenen; - losse delen van een houten object weer aan elkaar verbinden en - ontbrekende delen van een object weer aanvullen. Een middel tegen alle kwalen bestaat ook hier natuurlijk niet. Vroeger trachtte men hout te verstevigen en de samenhang te herstellen met behulp van suikeroplossingen, aluin, natuurlijke harsen, was en gom en natuurlijke oliën. Aan deze middelen kleefden vele bezwaren: - de voedingsbodem voor schimmels en insekten werd aantrekkelijker gemaakt; ~ de indringdiepte was doorgaans -onvoldoende; - bij voldoende indringing kon de benodigde reactie niet plaatsvinden bij de ‘drogende oliën’, vanwege het ontbreken van de daarvoor benodigde zuurstof. Het was in Nederland vooral drs. R. Munnikendam, die een belangrijk ‘. aandeel had in de ontwikkeling van laagviskeuze (dus dunvloeibare) oplosmiddelvrije 100% reactieve epoxyharsen. Door de lange reactietijd kunnen deze epoxyharsen dieper indringen, en door het ontbreken van oplosmiddelen, blijft de ongewenste oppervlakteverrijking en korstvorming achterwege. Deze oplosmiddelen nemen immers bij hun weg terug naar het verdampingsvlak ook de kunstharsen weer uit het inwendige naar dat oppervlak. Een bijkomstig effect is het ‘donkeren’ van het oppervlak. Indien dit ongewenst is, kan met behulp van afbijtmiddelen op basis van methyleenchloride (eigenlijk: dichloormethaan) en bijvoorbeeld staalborsteltjes het oppervlak zijn lichtere kleur teruggegeven worden. Uit het bovenstaande zal duidelijk geworden zijn, dat de conservering van hout specialistisch werk is dat hoge eisen stelt aan de materialen, het ontwerp, het vakmanschap en de manier van uitvoeren. Het eindresultaat kan afhangen van één zwakke schakel in de keten. Wanneer men dan ook met dergelijke problemen te maken krijgt, is het zaak zich te verzekeren van goede adviseurs, zodat het probleem wordt opgelost en niet verschoven. Goede raad is dan inderdaad duur, maar slechte raad is duurder. Houtconservering RVblad Literatuur Summafy Jemen,S.en L. Renberg:Contaminants in Pentachlorphenol;Chlorinated Dioxinsand Predioxins,Ambio, vol 1, no. 2, april 1972. Johnson,R. L., P.J. Gehring,R. J.Kociba, B.A. Schwetz:ChlorinatedDibenzodioxins and Pentachlorophenol.Environmental Health Perspectives, september 1973. De Ministersvan SocialeZakenen van Volksgezondheiden Milieuhygiëne: The conservation of wood forms an important part of the restoration activities. In an endeavour to preserve as much authentic material as possible several techniques of restoration stand at our disposal, namely: preventive protection, termination of decay Afleveringsbesluit Gevaarlijke Stoffen (A.G.S.),SupplementNederlandse Staatscourant,31 maart 1980. DeMinister van Volksgezondheiden Milieuhygiëne: Toelatingsbesluiten in de zin van art. 2, eerste lid, van de bestrfldingsmiddelenwet, 1962. Munnikkendam,R.A.: Preliminary noteson the consolidationof porous building materialsby impregnation with monomers.Studies in Conservation 12 (1967) idem: Further remarkson the impregnation of porousmaterialswith monomers.Studies in Conservation, 14 (1969). idem: Conserveringvan houten en stenenvoorwerpen, Chemisch Weekblad 67.14 mei 1971. idem: Low molecularweight epoxy resinsfor the consolidationof decayed wooden objects.Studies in Conservation 17 (1972). Philips,M. W. en Dr. J. E.Selwyn: Epoxies for wood repairs in Historie Buildings. Uitgave van U.S.Department of the interior, WashingtonDC, 1978. Klapwijk, D.: Restauratievan Houtkonstruktie met kunststoffen,Seminar Restauratietechniek Bouwcentrum Rotterdam,30 mei 1975. Arendt, C. Althaus: Erneuerung, Sanierungvon tragendenBauteilen. Deutsche Bauzeitung 1, 1979. Diergaarde,G.J. H.: Balkrestauratiemet behulp van kunststoffen.De Houtconstrukteur, juni 1977. J. LaBrijn en J.W. P.T. v.d. Drift: Het herkennen en bestrijden van houtaantasters. Houtinstituut TNO(1983). Verstraete,Y.: Hout, houtaantasting, houtverduurzaming;een literatuuronderzoek.RVbijdrage02. RDMZ RV 198718 - 33 and restoration of the original function. In this article attention is paid, among others, to the cause of decay, means of conservation and, in connection with this, the dangers involved for those that handle and use it and the danger for buildings. For those who want to penetrate the background of this material, the RVbijdrage 02: Wood, decay and conservation of Wood, a study of literature by ir. Y. Verstraete, is recommended. 01-13
© Copyright 2025 ExpyDoc