Houtconservering - Omgeving in de Praktijk

Houtconservering
UDC 691.11:69.004.5
Woodpreservation
RVblad 01-1
De conservering
van hout
Enige restauratieproblemen en
-technieken
Ir. P. K. van der Schuit, Stichting
Bouwresearch, Rotterdam.
De conservering van hout vormt
een belangrijk deel van de restauratieactiviteiten. Bij het streven
naar het behoud van zoveel
mogelijk authentiek materiaal
staan verschillende restauratietechnieken ter beschikking, namelijk:
preventieve bescherming, het
stoppen van verval en het herstel
van de oorspronkelijke functie. In
dit artikel wordt onder meer
aandacht besteed aan de oorzaken
van het verval, verduurzamingsmiddelen voor hout en de daaraan
verbonden gevaren voor verwerkers, gebruikers en gebouwen.
Voor diegenen die dieper in de
materie en de achtergronden
willen duiken, wordt gewezen op
RVBijdrage 02: Hout, houtaantasting en houtverduurzaming; een
literatuuronderzoek van ir. Y.
Verstraete.
Doorgaans realiseren we ons
nauwelijks dat de Nederlandse
bodem nog maar zo’n negenhonderd jaar geleden voor een groot
deel bedekt was met bomen. Zo
kon men in Groningen en WestFriesland, toch zo stereotiep voor
ons kale vlakke land, uitgestrekte
bossen aantreffen! De naam
Holland, een oudere benaming dan
de naam Nederland, is een
verbastering van het woord
Holtland, hetgeen houtland
betekent.
Na circa twee eeuwen ontginning
was aan het eind van de dertiende
eeuw een situatie bereikt waarin
verreweg het grootste deel van ons
land door mensen in gebruik
genomen was. In minder dan
duizend jaar is men er dus in
geslaagd Nederland nagenoeg te
_.
ontbossen!
We realiseren ons anderzijds
nauwelijks, dat tegenwoordig
1. Een eeuwenoudehoutconstructie oan
weer en wind blootgesteld.
RDMZRV1987/8-27
bosrijke gebieden als de Utrechtse
heuvelrug en de Veluwe kale
vlakten waren. Eerst nadat de adel
er sinds de 17deeeuw buitenhuizen
in plaats van versterkte kastelen
liet bouwen, werden deze gebieden
opnieuw bebost. Met deze kennis
van zaken wordt eerst goed
duidelijk, hoeveel hout men onder
meer gebruikt heeft voor de
scheepsbouw, onderkomens voor
mensen en brandstof. Baksteen en
natuurlijk ook natuursteen waren
in die tijd immers schaarse en dus
dure bouwmaterialen. Door die
ontbossing werd hout ook schaarser, bovendien werd als gevolg van
rampzalige stadsbranden het
gebruik ervan voor gevels en
dergelijke ook wettelijk aan
banden gelegd. Hoewel we nu bij
monumenten in Nederland het
eerst aan baksteen en in mindere
mate aan natuursteen denken,
vormt hout een zeer omvangrijke
post op de restauratie- en de
renovatiebegroting.
2. Materiaalfunctie
techniek
en restauratie-
Hout maakt nog steeds een
belangrijk deel uit van onze
gebouwen, hoewel er een periode
is geweest waarin het gebruik
ervan tot een minimum daalde. In
monumentale gebouwen, welke
ingevolge de Monumentenwet zijn
beschermd, ziet men dat niet
alleen de gebruikte hoeveelheden
en afmetingen van belang zijn. Het
hout kan óók een grote rol spelen
bij het vaststellen van het belang
van dat gebouw en in het bepalen
van de ouderdom ervan. Vandaar
dat bij het restauratieproces het
behoud van het aanwezige hout
een belangrijke rol speelt.
Het hout kan een dragende,
versierende, comfort- en behaaglijkheidverhogende, scheidende en,
naar wens, een afsluitende functie
hebben. De keuze uit de verschillende ter beschikking staande
restauratietechnieken is onder
meer afhankelijk van de functie
welke de houtconstructie vervult.
In principe onderscheiden zich vier
groepen restauratietechnieken:
- voorkómende beschermende
maatregelen (preventief):
hieronder valt het gebruikelijke
verfwerk, maar ook de preventieve verduurzaming zoals het
‘wolmaniseren’(dit is het vooraf
verduurzamen met koper,
chroom- en arseenzouten);
- verval-stoppende maatregelen
(curatief): naast het vanzelfsprekend wegnemen van externe
oorzaken, wordt ook gedoeld op
de curatieve verduurzaming
Houtconservering
RVblad 01-2
gericht tegen (levende !) houtaantastende insekten en schimmels;
- functie-herstellende maatregelen met een monoliet (een
ondeelbaar geheel vormend) als
eindresultaat (revaliderend):
deze groep wordt voornamelijk
gevormd door houtverstevigende impregneermiddelen en
door aanvullende mortels met
of zonder de constructieve
functie herstellende eigenschappen:
- gehele of gedeeltelijke vervanging met een composiet (een
demonteerbare constructie) als
eindresultaat: de gedeeltelijke
vervanging in hout gaat tegenwoordig vrijwel altijd gepaard
met het gebruik van staal als
verbindingsmiddel en zelfs als
versterking van het constructiedeel.
In dit artikel valt het accent op de
verval-stoppende en functie-herstellende maatregelen. Daarnaast
wordt aandacht besteed aan
gehele of gedeeltelijke vervanging.
2. De invloed van vocht
De factoren die een rol spelen bij
de aantasting van hout zijn meer
bekend en ook meer tastbaar dan
bij steenachtige materialen het
geval is. We weten dat ook hier
vocht een belangrijke rol speelt.
Dank zij het vocht kunnen zich
schimmels en zwammen ontwikkelen, waardoor bepaalde insekten
een Tevensvatbaar milieu vinden.
Net zoals dat bij de aantasting van
steenachtige materialen door
vocht en zouten het geval is, zijn
er omstandigheden waarin de
aanwezigheid van vocht niet tot
aantasting leidt, maar dat dit vocht
zelfs vereist is voor de instandhouding van het hout. Onze zeer
Hollandse houten funderingen
kunnen hun functie ook in de
toekomst nog op een zeer betrouwbare wijze vervullen, wanneer men
er maar voor zorgt dat zij doorlopend (dus ononderbroken) onder
water verkeren. Het feit dat door
het water de zuurstof- en koolzuuruitwisseling (of liever gewoon het
ademen) van houtaantastende
zwammen en insekten onmogelijk
wordt gemaakt, verklaart de
beschermende werking die hier
van het water uitgaat. Natuurlijk
moet men hiervoor dan wel
houtsoorten kiezen die hebben
bewezen voor dit doel geschikt te
zijn. Zo zijn vuren en dennen zeer
geschikte houtsoorten, maar
grenen vanwege het spinthout
niet. Op plaatsen waar wel
wisselingen in de (grond-)waterstand voorkomen, zoals bij sluizen,
aanlegsteigers en dergelijke, gaat
deze beschermende werking van
2. Alleen de onderzijde van de stijlen van
foto 1 werden ‘gerestaureerd’.
het water vanzelfsprekend niet op.
Hier moeten dus alleen zeer
duurzame houtsoorten worden
gebruikt. Dat hcut in gebouwen
ook aan zeer wisselende omstandigheden kan worden blootgesteld,
wordt vreemd genoeg vaak niet
ingezien. Onder lekkende goten
wordt de dakvoet vaak doornat en
vormt zo een dankbaar doelwit
voor zwammen.
Balkeinden die zijn opgelegd in
buitenmuren werden vaak geheel
ommetseld en dichtgepleisterd
aangetroffen. Terwijl zij eigenlijk
aan zoveel mogelijk vlakken
zouden moeten worden vrijgehouden, zodat een goede ventilatie
mogelijk is. In getallen uitgedrukt
betekent dit: bij een luchtvochtigheid lager dan 70% en een temperatuur ver onder of ver boven
25”C, groeien deze schimmels niet.
Vurehout heeft bij een relatieve
luchtvochtigheid van ca. 90% zelf
3. Als contrast: een tien jaar oude
buitendeur ‘beschermd’ door een afsluitende verflaag: witrot is het gevolg.
i Houtconservering
RVblad 01-3
een vochtgehalte van ongeveer
21%.
Onbehandeld hout in direct contact
met de grond geeft dezelfde kans
op aantasting als constructiedelen
met een vochtgehalte boven de
21%.
Ook een restauratie kan de
aanleiding zijn van een explosieve
zwamgroei. Door gevelreiniging
met water onder hoge druk, door
opnieuw bepleisteren en metselen
(mortelvocht!) en door slechte
ventilatie kan een zeer vruchtbaar
milieu voor zwammen ontstaan,
wat nog maar al te vaak voorkomt.
Voorwaarde is dat de omstandigheden al gedurende langere tijd
slecht moeten zijn geweest. Een
gezond gebouw kan dus wel tegen
een tijdelijke hoge vochtbelasting
mits het droogproces voorspoedig
kan verlopen.
Gebouwen die na lange periodes
van lekkages en nalatig onderhoud
gerestaureerd worden, kunnen
eigenlijk niet zonder een noodkap.
De vaak RUeen restauratie geconstateerde zwamgroei kan zo eerder
en in geringer omvang optreden,
waardoor zo nodig tijdige maatregelen genomen kunnen worden.
Condensvorming alléén kan ook
een belangrijke oorzaak vormen,
bijvoorbeeld wanneer ventilatieroosters van kruipruimten worden
afgestopt (houten vloeren) of
achter houten lambrizeringen al
dan niet geplaatst voor muren met
optrekkend vocht. Ook bij volledig
in lood gepakte houtconstructies,
zoals dat bij dakruiters veel
voorkomt, kan condensvorming
optreden met houtrot als gevolg.
3. Aantasting
door zwammen
De verschillende soorten houtaantastende zwammen komen kort
aan de orde. Alleen worden enkele
van de in Nederland veel voorkomende soorten genoemd, met hun
meest kenmerkende eigenschappen. Daarbij moet men zich vooral
realiseren dat de eigenlijke zwam
(het deel dat vergelijkbaar is met
4. Bij een zeer hoge luchtvochtigheid
vormen zich myceliumvlokken (met
condensdruppels).
RDMZ RV 1987/8
28
de wortels, takken en bladeren van
planten) zich aan de waarneming
van het oog onttrekt. De situatie is
te vergelijken met de paddestoel:
het zogenaamde mycelium
bevindt zich in het hout of in de
muur. De ‘koek’ die waargenomen
wordt, is het vruchtlichaam en kan
het best vergeleken worden met
vrucht aan de plant.
De houtaantastende zwammen die
we bij monumenten en andere
oudere gebouwen het meest
tegenkomen zullen we hier
signaleren.
Voor een zeer uitgebreide bespreking wordt verwezen naar RV
Bijdrage 02: hout, houtaantasting,
houtverduurzaming; een literatuuronderzoek van ir. Y. Verstraete.
meest in oude gebouwen wordt
aangetroffen en die bij onvoldoende
ventilatie zelfs droog hout kan
aantasten! Dit komt doordat de
zwam zelf voor het benodigde
vochttransport zorgt. Het vruchtlichaam bestaat uit een koek met
een roestbruine kleur en witte
rand.
De kelderzwam, (een wetrot) komt
op alle plaatsen voor, dus ook
buiten in opslagplaatsen. Vaak is
er geen vruchtlichaam te zien,
maar zijn wel krimpscheuren
zichtbaar. De aantasting is gemakkelijker aan te pakken dan die van
de huiszwam, doordat de kelderzwam zelf niet in staat is bij de
aantasting van hout vocht te
produceren, en zichzelf op deze
wijze in stand te houden.
Bruinro t
Bij een vergevorderde aantasting is
het hout donkerbruin en zijn er
typische krimpscheuren die het
hout in vierkantjes en rechthoekjes
verdelen. Er ontstaan dus kubusjes
waarbij de vezelstructuur is
vernietigd. Dit hout kan met de
vingers fijngewreven worden,
doordat de cellulose, een belangrijke bouwsteen van de houtvezel,
aan de houtstructuur onttrokken
is. Dit zien we zowel bij loofhout
als naaldhout. Enige verschijningsvormen zijn:
De huiszwam, (dryrot) die het
Witrot
In een vergevorderd stadium valt
het naar wit verkleurde hout in
losse vezels uiteen, maar is niet tot
poeder te wrijven. Het elfenbankje
is de meest bekende verschijningsvorm.
Andere soorten zwamaantasting
Zachte rot komt vaak voor op
loofhout, op plaatsen waar het
hout zéér nat wordt met voldoende
beluchting. Meestal is de aantasting
alleen oppervlakkig.
Namen als: vuur, verstikt hout,
Houtconservering
RVblad 01-4
slaap, roodstreperigheid en droge
rot (afkomstig van het Engelse
dryrot) moet men niet gebruiken,
omdat de maatregelen daartegen
vooral op de naam worden afgestemd en niet op de aantasting
zelf.
Aantastingen zoals ‘blauw’ zijn
ongevaarlijk en worden hier niet
besproken maar verraden een
minder zorgvuldige behandeling
bij de opslag en transport.
Overigens kunnen zwammen ook
over grote afstanden door en op
muren voortgroeien. Bestrijding
hiervan vergt weer andere produkten. Vaak zijn dit zouten van
houtverduurzamingsmiddelen,
zoals de polyboraten. Deze zijn
namelijk in water oplosbaar en
kunnen in deze vorm in de steen
worden opgezogen. Een dergelijke
aantasting is echter uiterst moeilijk
aan te pakken, doordat vertakkingen zich onzichtbaar voor het oog
een weg zoeken.
4. Aantasting door insekten
Bij restauraties hebben we vooral
te maken met aantastingen die in
dood hout optreden. De gebreken
die in levend hout door allerlei
oorzaken kunnen ontstaan, blijven
hier dan ook buiten beschouwing
(met ‘levend hout’ wordt hout van
nog groeiende en bloeiende
bomen bedoeld). Op de aantasting
door in water levende wezens als
paalworm en gribbel wordt hier
ook niet nader ingegaan. De
belangrijkste aantasting veroorzaakt door insekten komt op
rekening van de larven van de
huisboktor, de bonte knaagkever,
,de meubelkever (de gewone
houtworm) en de spinthoutkever.
Het is dus niet de (vliegende) kever
die het hout wegknaagt, maar de
larve. Zoals bekend, komen uit de
eitjes die door de kever worden
gelegd, larven tevoorschijn, die
zich na een bepaalde tijd verpoppen. Uit de pop komt dan weer de
kever tevoorschijn die na de
paartijd sterft.
De meest voorkomende insekten
zijn:
4.1. De huisboktor
De huisboktor of Hylotrupes
bajulus wordt tot circa 20 mm
lang. De larven van de huisboktor
kunnen luchtdroog hout aantasten.
In de maanden juni, juli en
augustus vliegen ze na het
popstadium uit en laten ovale
uitvliegopeningen tot ca. 10 mm
achter. De lengte van de larven
kan tot 30 mm oplopen. Alleen
naaldhout wordt aangetast (bij
grenen alleen het spinthout). Een
geliefde temperatuur is ca. 28°C
gecombineerd met een hoge
luchtvochtigheid. De schade kan
enorm zijn, doordat zij door de
lucht grotere afstanden (zo’n 150
meter!) kunnen afleggen en zo van
gebouw tot gebouw de aantasting
kunnen verspreiden. Niet zelden
moeten dragende constructiedelen
vervangen worden.
4.2. De bonte knaagkever
De bonte knaagkever of Xestobium
rufovillosum is kleiner, ca. 8
millimeter. De aantasting gaat
overwegend gepaard met schimmel, doordat het aangetaste hout
een betere voedselbron voor
larven biedt. Die schimmel hoeft
geen houtaantastende schimmel te
zijn! De larve leeft voornamelijk in
loofhout, bijvoorbeeld eiken.
De gangen zijn ca. 4 mm breed. De
uitvliegtijd is (maart-juni), waarna
men de karakteristieke kloppende
geluiden kan waarnemen. Ook hier
kan aanzienlijke schade aan het
hout worden toegebracht.
4.3. De meubelkever
De meubelkever of Anobium
punctatum is het bekendste. De
larven, veelal als ‘houtworm’
aangeduid, zijn er de oorzaak van
dat de zo karakteristieke gaatjes
van 1-2 mm in het oppervlak van
meubels, beelden enzovoorts
verschijnen. Zij komen voor in
naald- en loofhout, en hebben een
voorkeur voor het spint. Ze komen
het vaakst ‘binnenshuis’ voor,
aangezien ze een temperatuur van
23” C en een hoge luchtvochtigheid
prefereren. Onder droge omstandigheden komen de eitjes namelijk
niet uit! Tijdens de paartijd maken
ook zij kloppende geluiden.
4.4. De spinthoutkever
Tenslotte is er nog de spinthoutkever of parketkever of Lyctus
brunneus. Deze lijkt veel op de
meubelkever, maar de larve gedijt
het best in hout met een vochtgehalte van 16%. Deze larve leeft
hoofdzakelijk in het spinthout van
bepaalde loofhoutsoorten met
wijde vaten, zoals in eiken, essen,
iepen en noten.
5. De huiszwam op een drogeplek; het
vocht wordt van eldersaangevoerd.
Houtconservering
RVblad 01-5
6. Ook op pleister- en metselwerk kan het
vruchtlichaam gevormd worden.
gericht op het bestrijden en
voorkómen van vochtproblemen
een veel belangrijker plaats dienen
in te nemen. De gedachte dat met
het een of ander wondermiddel in
één klap de problemen de wereld
uit zouden zijn, gaat alleen op in
het rijk der fabelen!
Uit een oogpunt van kostenbesparing, arbeidshygiëne en een
effectieve bescherming van het
hout zou veel meer vooraf verduurzaamd hout moeten worden
verwerkt, een onderwerp dat we in
dit artikel slechts globaal kunnen
behandelen.
r
-
De eitjes van de houtaantastende
kevers, gelegd op het oppervlak of
in scheuren en gaten, komen
tussen de twee en de acht weken
na het leggen uit. Dit is afhankelijk
van de omstandigheden en de
soorten. Daarna kunnen de larven
van één tot soms meer dan vijf jaar
in het hout blijven. Het popstadium
duurt circa drie weken, waarna de
levensduur van de uitgevlogen
kever hooguit 10 weken bedraagt.
Overigens dient men zich ervan te
vergewissen, dat er bij aangetroffen
uitvliegopeningen inderdaad
sprake is van een nog actuele
aantasting. Het zal niet de eerste
keer zijn dat een bespuiting wordt
uitgevoerd, omdat men overal
gaatjes heeft aangetroffen, maar
waarbij er in de verste verte (of
liever diepste diepte) geen levende
larf meer te bespeuren valt. Een
goede indicatie op nog levende
aantasting verkrijgt men door de
produktie van boormeel in de
gaten te houden, herkenbaar aan
gelige hoopjes over de grond
verspreid. Hierin bevinden zich
ook de uitwerpselen van de larven.
Bij twijfel kan men met speciale
luisterapparatuur het geknaag van
de larven vaststellen.
7. Typisch beeld van bruinrot; kubusvormige blokjes en gereduceerd draagvermoRDMZ RV 198718
29
Vooraf verduurzamen van nieuw toe
te passen hout
5. Maatregelen tegen aantasting
Wanneer we de oorzaken van een
verschijnsel kennen, is het gemakkelijker de maatregelen daartegen
vast te stellen. Allereerst moet men
zorgen dat de verschijnselen zich
niet of niet opnieuw kunnen
voordoen. We hebben gezien dat
in veel gevallen vocht als oorzaak
dan wel als beïnvloedende factor
valt aan te wijzen. Dit betekent dat
de bouwkundige maatregelen
Bij de renovatie en de restauratie
van gebouwen zullen er altijd
resten achterblijven die tot een
hernieuwde aantasting kunnen
leiden. Daarnaast zullen de
omstandigheden, bijvoorbeeld
vochtig metselwerk, nog een tijdlang ongunstig blijven omdat een
maatregel tegen de vochtbronnen
niet direct een droge muur oplevert.
Met name bij dikke muren kan het
droogproces jaren in beslag nemen.
Houtconservering
RVblad 01-6
De kosten van maatregelen die na
een restauratie moeten worden
uitgevoerd om de schade te
herstellen zijn onevenredig veel
hoger, om maar te zwijgen van
zaken als schuldvraag, overlast en
ga maar door. En wat te denken
van het kennelijk moeilijk op te
lossen vraagstuk van het toepassen
van houten onderdelen met een te
hoog vochtgehalte. Met name bij
de grote houtafmetingen is dit
nauwelijks te beheersen.
Voor de problemen bij het pasmaken en bewerken van vooraf
verduurzaamd hout kunnen
eenvoudige maatregelen worden
getroffen die de bewerker afdoende
beschermen. Het is trouwens geen
overbodige luxe om deze maatregelen ook te treffen bij niet
verduurzaamd hout omdat
sommige houtsoorten van nature
giftig zijn of omdat de houtproducenten ook giftige stoffen toepassen.
In de periode tussen het vellen van
de boom en de aflevering bij de
houthandel staat het hout immers
ook bloot aan allerlei aantastende
processen. Deze materie is echter
uiterst ondoorzichtig; bovendien
gelden er in andere landen
afwijkende wettelijke regelingen
ten aanzien van de verduurzaming
van hout.
Tenslotte wordt nog gewezen op
het probleem dat een ‘levende’
aantasting door zwammen maar
ook door insecten veel lastiger is
aan te pakken; bovendien moet
veelal een dubbele hoeveelheid
worden toegepast.
Verduurzamen van aangetast hout
Pasnadat men de juiste bouwkundige maatregelen heeft genomen
kan het zinvol zijn chemische
bestrijdingsmiddelen toe te passen.
De manier waarop nog niet eens
zo erg lang geleden met houtverduurzamingsmiddelen werd
omgegaan, en soms zelfs nòg
omgaat, is op zijn minst verbazingwekkend te noemen.
Het ging tot voor kort zonder
uitzondering om zeer zware
vergiften die bovendien moeilijk of
niet biologisch afbreekbaar waren.
Hierdoor werd - in eerste instantie
ten behoeve van de landbouw een speciale wet: de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 uitgevaardigd.
Hierin worden de voorwaarden
opgenoemd waaraan de fabrikant
en de leverancier moeten voldoen
ten aanzien van samenstelling,
toepassing, etikettering enzovoort.
In het kort komt het erop neer, dat
voor de verkoop en het gebruik
van elk produkt een speciale
toelating bij de Commissie Toelating Bestrijdingsmiddelen moet
worden aangevraagd. Deze
8. Pen flinke brand veroorzaakt deze
kubusvormige ook. De kleur is wel
verschillend (zwart t.o.v. bruin).
commissie adviseert de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid
en Cultuur (voorheen Volksgezondheid en Milieuhygiëne), een
produkt al dan niet toe te laten. Bij
een gunstige beschikking krijgt het
produkt voor een bepaalde periode
een toelatingsnummer met op de
bijlage een omschrijving van het
toepassingsgebied (niet geografisch
bedoeld!). Nu bleek dat bepaalde
leveranciers en verwerkers
hiermee op grote schaal de hand
lichtten en daarmee de wet
overtraden. In feite zijn tot voor
kort bijna alle middelen die
binnenshuis (of binnenskerks)
worden gebruikt, niet zonder meer
voor dit doel toegelaten. Soms
hebben ze zelfs nog niet eens een
toelatingsnummer. De wettelijk
verplichte etikettering, met
waarschuwingen voor de gezondheid van mens en dier, ontbreekt
veelal en de verwerkers doen hun
werk met onvoldoende voorzorgsmaatregelen.
Onwetendheid?
Deze situatie kan alleen maar
worden verklaard door het feit dat
de architect c.q. aannemer zich
9. Duiven zien het licht, waar de balkkop
verdween.
Houtconservering
RVblad 01-7
niet voldoende laat voorlichten, en
dat de zeer ernstige gevolgen zoals
leverkanker en chronisch ontstoken
huiduitslag zich pas na verloop van
tijd openbaren. Wanneer men een
heet voorwerp vastpakt, brandt
men zich. Wanneer men op zijn
duim slaat, voelt men direct wat er
aan de hand is. Maar wanneer men
zijn hand in een houtconserveringsmiddel houdt, merkt men op dat
moment niets. Wellicht is dat de
oorzaak van deze nonchalance.
Ter illustratie van deze merkwaardige situatie enkele willekeurige
voorvallen.
- Een bedrijf dat, als loffelijk
initiatief, middelen aan de
vloeistof had toegevoegd die als
waarschuwing een bijtende
uitwerking op de huid hadden,
verkocht niets van dit produkt
zodat het uit de handel werd
genomen!
- Bij bespuitingen die in de
Hervormde kerk in Berlicum
(Friesland) werden uitgevoerd,
vonden bijna alle vleermuizen
de dood. Het betrof hier een
zeldzame kolonie van 300
meervleermuizen die daar later
in het jaar hun intrek namen
om hun jongen ter wereld te
brengen. Deze vleermuizen
komen zelfs helemaal vanuit
Polen, om hier onder de beste
(?) omstandigheden hun jongen
groot te brengen.
De aantallen kerkuilen en
torenvalken die hierdoor het
leven lieten, laten zich gemakkelijk aflezen aan de enorme
toename van duiven die op hun
beurt door hun uitwerpselen
aanzienlijke schade aan de
monumenten kunnen toebrengen. Zij missen immmers hun
natuurlijke vijanden, zodat zij
zich ongelimiteerd kunnen
voortplanten en degenereren.
10. Een kleine openstaande naad. Met de
schroevendraaier kon gemakkelijk een
groot gat worden gemaakt.
RDMZ RV 1987/8
- 30
Preventief of curatief
Als we ervan uitgaan dat de
toelating is verleend voor het
beoogde toepassingsgebied en dat
een behandeling noodzakelijk is,
welke middelen staan ons dan ter
beschikking?
Veelal wordt een scheiding
gemaakt tussen preventieve
(voorkomende) en curatieve
(genezende) bestrijdingsmiddelen
tegen insekten. Dit houdt in dat we
selectief te werk moeten gaan.
Er zijn methoden die alleen
curatief ten opzichte van aantasting
door insekten werken, zoals de
vergassingsmethode. Hierbij
worden (of zouden moeten) alle
verschijnsvormen van een insekt
(ei, larve, pop, tor) gedood, op elke
plaats (in het hout of erop,
vliegend of kruipend). Het ei is
hiervan het moeilijkst te verdelgen.
Na deze behandeling blijft er niets
van het gif achter, zodat een
hernieuwde aantasting tot de
mogelijkheden blijft behoren. Hier
komt overigens nogmaals het
belang van de bouwkundige
maatregelen naar voren, teneinde
een herhaling van de aantasting te
voorkomen. Tevens zijn er curatieve
methoden die niet alleen doden
maar ook een preventieve werking
hebben.
Er zijn preventief werkende
fungiciden die zwamaantasting
wel kunnen voorkomen, maar
bestaande aantastingen niet
kunnen bestrijden. In de praktijk
blijkt men vaak de voorkeur te
gevenaaneenzogenaamd
combimiddel, een mengsel van
produkten, bijvoorbeeld lindaan
met pentachloorfenol, om als
universeel middel (voor alles
toepasbaar) te worden gebruikt.
Men bespuit dan het liefst de hele
houtconstructie, zonder na te gaan
- of men alleen met houtworm of
ook met de gevaarlijke boktor
te maken heeft,
- of men met een gedeeltelijke
aantasting (alleen het spint van
eikehout bijvoorbeeld)
- dan wel met een algehele
aantasting te maken heeft.
Hierdoor kan men in het ene geval
met een kanon op een mug
schieten, terwijl in het andere
geval het middel niet voldoende
resultaten oplevert.
Aangezien de tot dusverre beschikbare combiprodukten in feite
Houtconservering
RVblad 01-8
- bewust of onbewust - misbruikt
werden, zijn ze nog niet zo lang
geleden verboden. Slechts in
uitzonderingsgevallen kon men
toestemming krijgen het middel
toe te passen. Inmiddels zijn er
echter dusdanige ontwikkelingen
dat de nadelen van de combimiddelen sterk worden verkleind.
Hierop wordt onder het hoofdstuk
‘Nieuwe Middelen’ nog nader
ingegaan.
Zwammen
in en op muren
Voor het bestrijden van de zwam
die zich door het metselwerk
voortplant, wordt vaak gebruik
gemaakt van natriumpentachloorfenolaat, een in water oplosbaar
zout van de alom bekende PCP
(pentachloorfenol). Dat men voor
een in water oplosbaar zout heeft
gekozen, komt omdat de gebruikelijke oplosmiddelen, zoals white
spirit, waarin de werkende giftige
bestanddelen zijn opgelost,
speciaal in vochtig metselwerk
nauwelijks kunnen indringen.
Naast het nadeel van het toevoegen
van water, waardoor het milieu
voor zwammen aantrekkelijker
wordt, dient het nadeel van
remigratie te worden vermeld.
Immers, het water dat aanvankelijk
de muur intrekt, wil daarna weer
verdampen. Dit kan alleen aan het
oppervlak van het metselwerk
plaatsvinden, zodat op den duur in
dezezone de meegetransporteerde
verduurzamingszouten in hoge
concentraties neerslaan. Ook hier
geldt de beperking die voor alle
PCP-houdende produkten opgaat:
het is wettelijk verboden deze toe
te passen in ruimten die in open
verbinding staan met woon- en
verblvfsruim ten!
Een oplossing voor dit laatste
probleem kan worden gevonden
door deze behandelde muren te
isoleren (af te sluiten) van de
ruimte door middel van een
speciaal daartoe ontwikkelde
kunsthars, die daarna naar keuze
afgewerkt kan worden. Zie
daarvoor wel het vermelde in het
artikel over pleistersystemen.
Onvermoede
gevaren
Een ander onderschat probleem is
dat veel vroeger toegepaste
middelen op het houtoppervlak
uitkristalliseren en daar als een
witte sluier op blijven liggen.
Wanneer men in deze omgeving
werkt, kan men gemakkelijk alsnog
vergiftigd worden. Deze ruimten
zouden door middel van permanent
aangebrachte waarschuwingsborden moeten worden beveiligd en
slechts met behulp van een
speciale uitrusting (masker,
handschoenen enzovoort) betreden
mogen worden om werkzaamhe* .’ pww,’
.-
den te verrichten. Uit het bovenstaande kan men wel opmaken,
dat bijvoorbeeld houtverduurzamende maatregelen met behulp
van pentachloorfenol en lindaan
bevattende middelen niet zonder
meer is toegestaan. De toelatingsprocedure is niet zomaar één van
de vele formaliteiten waaraan
voldaan moet worden; het toelatingsbesluit bevat waardevolle
opmerkingen en wettelijke
gebruiksvoorschriften die men
moet opvolgen. Het is bijvoorbeeld
van het grootste belang vóór een
bespuiting de ruimte stofvrij te
maken, omdat stof veel gif
vasthoudt, zodat een gedeelte niet
in het hout terecht komt en als
men de ruimte betreedt, het
giftige stof gaat dwarrelen!
Een triest bijverschijnsel is, dat er
op dit gebied allerlei verhalen de
ronde doen, die de verwarring
alleen maar vergroten. Er wordt
verwezen naar onderzoeken in het
buitenland, waarbij zou zijn
aangetoond dat een bepaald
produkt in het geheel niet (zo)
schadelijk is als wel wordt beweerd
en dat het produkt van de concurrent verboden zou moeten
worden. Voor de bewijsvoering ten
behoeve van bepaalde bifluoriden
worden soms zelfs kilo’s papier
aangesleept met allerlei losse
beweringen, zonder dat de context
erbij vermeld wordt. In de beschikking van de Minister wordt echter
een zeer beperkte toepassing
toegelaten. Wanneer men toch op
die bewijsvoering ingaat, kan een
zeer gevaarlijke situatie ontstaan,
hetzij voor de verwerker, hetzij
voor de toekomstige gebruiker van
het pand. Wanneer men zich
echter voornamelijk richt op
hetgeen vermeld staat in het
eerder genoemde Besluit van de
Minister, en de protesterende
leverancier duidelijk maakt dat hij
zijn argumenten aan deze minister
moet voorleggen, dan zullen de
meeste problemen zich als vanzelf
ll. Een spantbeen-muurplaat-trekbalkontmoeting. Tussenstadium in de
‘balkkoprestauratie’ waarbij de horizontale componenten zon aangeheeld.
Houtconservering
RVblad 01-9
oplossen. Momenteel zijn bij de
synthetische Pyrethroïden en de
Polyboraten de minste beperkende
bepalingen in het toelatingsbesluit
opgenomen. In de loop van 1987
kan men de toelating van een
fungicide verwachten waaraan
minder beperkende bepalingen
zijn verbonden. In een volgend
artikel zullen de diverse bestrijdings- en verduurzamingsmethoden nader worden uitgewerkt.
r
r
/--
Nieuwe middelen
De fabrikanten van de verduurzamingsmiddelen hebben intussen
niet stil gezeten. Eind 1985 begin
1986 kwamen er nieuwe insecticiden op de markt die - met inachtneming van de wettelijke eisen ten
aanzien van de gebruiksaanwijzing - wel mogen worden toegepast
in woon- en verblijfsruimten. Het
gaat hier om de zogenaamde
synthetische pyrethroïden. Dit zijn
stoffen die langs chemische weg
worden vervaardigd en zijn
afgeleid van plantaardige (afbreekbare) gifstoffen. De werkzame
bestanddelen zijn: permethrin,
cypermethrin en deltamethrin. De
middelen zijn toegelaten voor de
bestrijding van insekten in hout. Ze
mogen overal volgens het wettelijk
gebruiksvoorschrift worden
gebruikt. Dus ook in woonruimten,
dierenverblijfplaatsen, in keukens
en magazijnen, waarin na de
behandeling eet- of drinkwaren
worden bereid, verwerkt of
opgeslagen. Helaas mogen
insekticiden volgens de wet in het
algemeen niet preventief gebruikt
worden. Maar gezien de voordelen
van de synthetische pyrethroïden
zou het zonder meer wenselijk zijn
de beperkingen in het gebruik
voor deze groep insekticiden te
laten vervallen.
12. Enkele praktijkfouten aan een
doorgezaagde balkkop:
1: Ontmenging van gietmassa
2: De kop zit aan viifzqden ingegoten;
vochtproblemen en ‘verstikkingC-gevaar
3: Verlopen boorgat
4: Losgekrompen hechtvlak
5: Ingesloten boorsel
6: Loszittende glasvezelversterkte
polyesterstaaf
RDMZRV
1987/8-31
De volgende argumenten zijn
hierbij onder meer van belang:
- Aan een curatieve behandeling
zijn (niet alleen) voor de verwerkers grotere risico’s verbonden.
- Er moeten hogere doseringen
worden gebruikt.
- De kosten zijn hoger vanwege
de factor arbeid en de grotere
hoeveelheden middel.
- Vanuit oude infectiehaarden
wordt nieuw hout vaak weer
aangetast.
- Vanwege de ontoegankelijkheid
kan niet al het aangetaste hout
worden behandeld.
Voor de fungiciden komt dit jaar
de zo lang verwachte vervanger
voor pentachloorfenol (PCP).De
werkzame stof hierin is Azaconazole en mag wel worden toegepast in
woon- en verblijfsruimten. Het
middel mag voor zowel preventieve
als curatieve doeleinden worden
gebruikt. In ieder geval zijn de
overheersende nadelen voor de
toepassing van de vroegere
combimiddelen voor het grootste
deel ondervangen door het
combinatieprodukt azaconazole
Houtconservering
RVblad 01-10
13. WerkwJze bij de restauratie van een
balkkop volgens het ‘Béta-procédé’.
1: Aangetaste balkkop met hout dat
weinig samenhang vertoont (a), verzwakt
hout met meer samenhang (b) en ‘gezond’
hout (c)
2: Zone a en b zJn verwijderd
3: Boorgaten voor de wapening
volgens een voorgeschreven patroon
4: Plaatsen van de wapeningsstaven
5: Storten van de epoxy-mortel na
aanbrengen van bekisting.
- deltamethrin.
De problemen
rond kerkuilen en vleermuizen
lijken nu ook zo niet de wereld uit
dan wel verkleind.
Alternatieve
methoden
Het zoeken naar alternatieve
bestrijdingsmiddelen
heeft nog
niet veel resultaten opgeleverd. De
toepassing van lokstoffen lijkt
aantrekkelijk maar biedt nog geen
oplossingen op korte termijn. Zelfs
een methode uit de oude doos is
weer van stal gehaald: de heteluchtbehandeling. De onduidelijke
bewijsvoering woog niet op tegen
de aanzienlijke nadelen van de
temperatuurschok.
De methode is
dan ook weer van het tapijt
verdwenen, zodat de chemische
bestrijdingsmiddelen
voorlopig
nog een belangrijke
spelen.
rol blijven
6. Versteviging en aanheling
Wanneer de aantasting zodanige
vormen heeft aangenomen dat de
stabiliteit van het hout zelf of van
de constructie in gevaar komt, is
herstel gewenst. Volgens het
Charter van Venetië geldt als
uitgangspunt: ‘behouden gaat voor
vernieuwen’.
De ambachtelijke manier is zoals
bekend: het slechte deel verwijderen, en een nieuw stuk aanlassen.
De manier waarop dit gebeurt, kan
een verzwakking van de constructie
inhouden. Bovendien wordt de
reparatie vaak zo uitgevoerd, dat
van een hernieuwde belasting
geen sprake is. In principe moet
men eerst de belasting wegnemen
of liever tijdelijk omleiden, dan
repareren en daarna weer belasten.
Doet men dit niet, dan kan er pas
na een opgetreden vervorming
(zetting, scheurvorming) van
meedragen sprake zijn. Overigens
worden zulke traditionele lassen
merkwaardigerwijs
vrijwel nooit
op draagvermogen gecontroleerd.
Andere op het constructief herstel
gerichte methoden zijn gebaseerd
op het gebruik van stalen ‘schoenen’
en schetsplaten; doordat de
aantasting altijd op vochtige
plaatsen optreedt, zullen roestvorming en zelfs houtrot niet uitblijven. Vaak zijn het dan de verbindingsmiddelen
(het zwakke punt in
de keten) die het begeven, zodat
een stalen hulpstuk - hoe sterk
ook - nog geen langdurige
verbetering behoeft te betekenen.
Een veel gemaakte fout is het
‘versterken’ van een overbelaste
houten balklaag, door er eenvoudig
enkele stalen balken bij te leggen.
Doordat een balk met zijn hoge
elasticiteitsmodulus
een andere
doorbuigingskarakteristiek
bezit, is
het gevolg dat deze stalen balken
als het ware de belasting naar zich
toe trekken. Hierdoor kunnen de al
aanwezige houten balken worden
onderbelast en wordt zo dus de
beschikbare draagcapaciteit niet
optimaal benut.
Een betere methode is gebaseerd
op het gebruik van kunststofmortels
op epoxybasis, gecombineerd met
wapeningsstaven. Het principe is
te vergelijken met dat van gewapend beton. Naast het constructieve
voordeel blijft de vormvrijheid
gehandhaafd. Dit wil zeggen dat
een in het zicht zijnde houten balk
niet wordt ontsierd door uitstekende delen, maar dat de vormgeving
kan worden aangepast aan de
situatie. Een nadeel is dat door het
zagen, boren, zuigen, mengen en
gieten spoedig de gedachte
opkomt, dat de methode zo
eenvoudig is dat iedereen dit werk
kan doen. Het tegendeel is echter
waar: lange reeksen van beproevingen werden en worden er uitgevoerd om de kwaliteit ervan te
beheersen.
~ Houtconservering
RVblad 01-11
14. Werkwqze bij de restauratie van een
balkkop volgens het ‘Mieter Wood-procédé’.
De voorbereiding blijft gelijk, maar de
sleuven (i.p.v. boorgaten) worden
gefraisd.
Hier worden de krachten overgebracht
met een metaalplaat die is ingegoten in
oud en (hier) nieuw hout.
Toch blijken ook hier beunhazen
en doe-het-zelvers regelmatig te
worden uitgenodigd werken uit te
voeren, waardoor een architect of
aannemer niet alleen zijn naam op
het spel zet maar ook onaanvaardbare risico’s neemt.
Bij onoordeelkundige bepassing
kan men met de volgende problemen geconfronteerd worden:
- onvoldoende aanhechtsterkte
tussen hout en hars, hars en
vulmateriaal, hars en wapeningsstaaf,
- verschillende elasticiteitsmoduli
van de toe te passen materialen,
- giftigheid (voor de verwerker),
- temperatuurontwikkeling
tijdens de verharding van hars,
- temperatuur van de omgeving,
- vochtigheid van het hout,
enzovoort.
Het veelgeopperde bezwaar van
brandgevaar is blijkens laboratoriumproeven en praktijkervaringen
niet reëel; stalen verbindingsstukken zullen eerder als gevolg van de
hitte vervormen en bezwijken.
Voor elk geval, van trekbalk tot
nokgording, moet telkens opnieuw
bekeken worden welke oplossing
de juiste is, of verbindingen
scharnierend of stijf aan elkaar
moeten en moet rekening gehouden worden met de houtsoort.
Somsmoet er een balkkop versterkt
worden, in andere gevallen een
middenstuk. Elk probleem heeft
zijn eigen aanpak en zijn eigen
oplossing. Overigens is het voor de
verantwoordelijke personen en
instanties van belang te weten dat
op 3 december 1979 in de vorm
van de op 16 februari 1976
openbaar gemaakte aanvragen,
aan het Bèta-procédé een octrooi is
verleend (zie figuur 13). Van een
15. Een brand verkleinde de dimensies
van de balk; de kunststofkop bleef intact.
RDhl7 RV 1987 8
32
1 Houtconservering
RVblad 01-12
16. De unieke tredmolen in de Koppelpoort
te Amersfoort functioneert weer na
restauratie met epoxyhars en wapeningsstaven.
ander procédé wordt voor de
volledigheid het principe getoond
in figuur 14. Of dit procédé nu wel
of niet inbreuk maakt op het
genoemde octrooi is een vraag die
al geruime tijd door juristen wordt
onderzocht. Voorlopig is hierover
het laatste woord nog niet geschreven en gesproken.
Impregneren
Naast deze zuiver op het herstel
van de stabiliteit gerichte methode
zijn er nog speciale produkten en
technieken ontwikkeld die bijvoorbeeld:
- een als los zand aan elkaar
hangend houten object weer
samenhang verlenen;
- losse delen van een houten
object weer aan elkaar verbinden
en
- ontbrekende delen van een
object weer aanvullen.
Een middel tegen alle kwalen
bestaat ook hier natuurlijk niet.
Vroeger trachtte men hout te
verstevigen en de samenhang te
herstellen met behulp van suikeroplossingen, aluin, natuurlijke
harsen, was en gom en natuurlijke
oliën. Aan deze middelen kleefden
vele bezwaren:
- de voedingsbodem voor
schimmels en insekten werd
aantrekkelijker gemaakt;
~ de indringdiepte was doorgaans
-onvoldoende;
- bij voldoende indringing kon de
benodigde reactie niet plaatsvinden bij de ‘drogende oliën’,
vanwege het ontbreken van de
daarvoor benodigde zuurstof.
Het was in Nederland vooral drs. R.
Munnikendam, die een belangrijk
‘. aandeel had in de ontwikkeling
van laagviskeuze (dus dunvloeibare)
oplosmiddelvrije 100% reactieve
epoxyharsen. Door de lange
reactietijd kunnen deze epoxyharsen dieper indringen, en door het
ontbreken van oplosmiddelen,
blijft de ongewenste oppervlakteverrijking en korstvorming
achterwege. Deze oplosmiddelen
nemen immers bij hun weg terug
naar het verdampingsvlak ook de
kunstharsen weer uit het inwendige
naar dat oppervlak. Een bijkomstig
effect is het ‘donkeren’ van het
oppervlak. Indien dit ongewenst is,
kan met behulp van afbijtmiddelen
op basis van methyleenchloride
(eigenlijk: dichloormethaan) en
bijvoorbeeld staalborsteltjes het
oppervlak zijn lichtere kleur
teruggegeven worden.
Uit het bovenstaande zal duidelijk
geworden zijn, dat de conservering
van hout specialistisch werk is dat
hoge eisen stelt aan de materialen,
het ontwerp, het vakmanschap en
de manier van uitvoeren. Het
eindresultaat kan afhangen van
één zwakke schakel in de keten.
Wanneer men dan ook met
dergelijke problemen te maken
krijgt, is het zaak zich te verzekeren
van goede adviseurs, zodat het
probleem wordt opgelost en niet
verschoven. Goede raad is dan
inderdaad duur, maar slechte raad
is duurder.
Houtconservering
RVblad
Literatuur
Summafy
Jemen,S.en L. Renberg:Contaminants
in Pentachlorphenol;Chlorinated
Dioxinsand Predioxins,Ambio, vol 1,
no. 2, april 1972.
Johnson,R. L., P.J. Gehring,R. J.Kociba,
B.A. Schwetz:ChlorinatedDibenzodioxins and Pentachlorophenol.Environmental Health Perspectives, september
1973.
De Ministersvan SocialeZakenen van
Volksgezondheiden Milieuhygiëne:
The conservation of wood forms an
important part of the restoration
activities. In an endeavour to
preserve as much authentic
material as possible several
techniques of restoration stand at
our disposal, namely: preventive
protection, termination of decay
Afleveringsbesluit
Gevaarlijke Stoffen
(A.G.S.),SupplementNederlandse
Staatscourant,31 maart 1980.
DeMinister van Volksgezondheiden
Milieuhygiëne: Toelatingsbesluiten in de
zin van art. 2, eerste lid, van de bestrfldingsmiddelenwet, 1962.
Munnikkendam,R.A.: Preliminary
noteson the consolidationof porous
building materialsby impregnation
with monomers.Studies in Conservation
12 (1967)
idem: Further remarkson the impregnation of porousmaterialswith
monomers.Studies in Conservation, 14
(1969).
idem: Conserveringvan houten en
stenenvoorwerpen, Chemisch Weekblad
67.14 mei 1971.
idem: Low molecularweight epoxy
resinsfor the consolidationof decayed
wooden objects.Studies in Conservation
17 (1972).
Philips,M. W. en Dr. J. E.Selwyn:
Epoxies for wood repairs in Historie
Buildings. Uitgave van U.S.Department
of the interior, WashingtonDC, 1978.
Klapwijk, D.: Restauratievan Houtkonstruktie met kunststoffen,Seminar
Restauratietechniek Bouwcentrum
Rotterdam,30 mei 1975.
Arendt, C. Althaus: Erneuerung,
Sanierungvon tragendenBauteilen.
Deutsche Bauzeitung 1, 1979.
Diergaarde,G.J. H.: Balkrestauratiemet
behulp van kunststoffen.De Houtconstrukteur, juni 1977.
J. LaBrijn en J.W. P.T. v.d. Drift: Het
herkennen en bestrijden van houtaantasters. Houtinstituut TNO(1983).
Verstraete,Y.: Hout, houtaantasting,
houtverduurzaming;een literatuuronderzoek.RVbijdrage02.
RDMZ RV 198718
- 33
and restoration of the original
function.
In this article attention is paid,
among others, to the cause of
decay, means of conservation and,
in connection with this, the
dangers involved for those that
handle and use it and the danger
for buildings. For those who want
to penetrate the background of
this material, the RVbijdrage 02:
Wood, decay and conservation of
Wood, a study of literature by ir.
Y. Verstraete, is recommended.
01-13