Sectorplan

Zeshonderd extra banen in de huisartsenzorg
Sectorplan Huisartsenzorg
Hoofdaanvrager
Stichting Sociaal Fonds Huisartsenzorg (SSFH)
Samenwerkingspartners en investeerders
Landelijke Huisartsenvereniging (LHV)
InEen, vereniging van organisaties in de eerstelijnszorg
Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten (NVDA)
Nederlandse Vereniging van Praktijkondersteuners (NVvPO)
CNV Publieke Zaak
22 mei 2014, Den Haag
Definitieve versie 22 mei 2014
Inhoud
Samenvatting ................................................................................................... 3
Leeswijzer ............................................................................................................................. 4
Inleiding .................................................................................................................................... 5
1.
Ontwikkeling naar ‘Zorg Dichtbij’ ....................................................................................... 7
2.
Gevolgen voor de sector Huisartsenzorg ........................................................................... 8
3.
Arbeidsmarktontwikkelingen Zorg ....................................................................................... 9
4.
Arbeidsmarktanalyse Huisartsenzorg ................................................................................. 9
5.
Arbeidsmarktmaatregelen en beroepsopleidingen .......................................................... 13
6.
Arbeidsmarktknelpunten ondersteunende functies Huisartsenzorg ................................. 13
7.
Arbeidsmarktmaatregelen waarvoor een beroep wordt gedaan op
de regeling cofinanciering sectorplannen ......................................................................... 15
2/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
Samenvatting
De sociale partners in de huisartsenzorg, verenigd in de Stichting Sociaal Fonds
Huisartsenzorg (SSFH) hebben gezamenlijk dit Sectorplan opgesteld. Door grote
veranderingen in de zorg die momenteel plaatsvinden, ontstaat een steeds belangrijkere rol
voor de huisartsenzorg. De huisarts krijgt samen met de wijkverpleegkundige de spilfunctie in
de wijk. Steeds meer ouderen blijven langer thuis wonen en doen een toenemend beroep op
de huisartsenpraktijk. Ook heeft de huisarts een grote rol gekregen bij de instroom in de GGZ,
die straks alleen nog met verwijzing van de huisarts mogelijk is.
Meer ondersteunende zorgverleners in de Huisartsenzorg nodig
De huisarts kan deze taken niet alleen uitvoeren, hij zal hierbij in toenemende mate taken
delegeren naar de ondersteunende zorgverleners. Daardoor zijn meer zorgprofessionals in de
huisartsenvoorzieningen nodig, zoals doktersassistenten,
praktijkondersteuners/praktijkverpleegkundigen en praktijkondersteuners-GGZ. Andere
zorgsectoren hebben juist te maken met krimp. De huisartsenzorg wil zich inspannen om in het
kader van dit sectorplan 600 medewerkers uit andere zorgsectoren op te leiden voor
ondersteunende functies in de huisartsenzorg. Het gaat daarbij om 150 doktersassistenten,
200 praktijkondersteuners somatiek/praktijkverpleegkundigen en 250 praktijkondersteunersGGZ. Ook wil men zich inspannen om 250 huidige praktijkondersteuners door te ontwikkelen
naar het vereiste nieuwe competentieniveau van praktijkondersteuner/praktijkverpleegkundige.
Tenslotte wil men 5 pilots starten om arbeidsgehandicapten in te zetten binnen de
huisartsenzorg. Gelijktijdig met het sectorplan is steun gevraagd en gevonden bij het
ministerie van VWS voor de benodigde arbeidsmarktinfrastructuur en het opzetten van het
Centrum voor Arbeidsmarkt en Beroepsopleiding in de Huisartsenzorg (CAB).
Vier maatregelen
Vanuit dit Centrum voor Arbeidsmarkt en Beroepsopleiding Huisartsenzorg wordt ingezet op
de volgende vier maatregelen in het kader van dit sectorplan.
- Het aantrekken en opleiden van 200 praktijkondersteuners/praktijkverpleegkundigen en 150
doktersassistenten vanuit andere zorgsectoren.
- Het aantrekken en opleiden van 250 praktijkondersteuners-GGZ vanuit andere
zorgsectoren.
- Het ontwikkelen van een bijscholingstraject voor huidige POH’s tot het gewenste
competentieniveau van de praktijkondersteuner/praktijkverpleegkundige.
- Het ontwikkelen van minimaal vijf pilots op het gebied van instroom van
arbeidsgehandicapten in de huisartsenzorg.
Bij goedkeuring van het sectorplan zal de SSFH op 1 september of 1 oktober 2014 aan de slag
gaan met de uitvoering.
3/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
Leeswijzer
Na de inleiding leest u in hoofdstuk 1 over de ontwikkeling naar ‘Zorg Dichtbij’; één van de
manifeste ontwikkelingen in de zorg op dit moment. ‘ Zorg Dichtbij’ omvat het proces van het
organiseren van zorg dichter bij de mensen, waarbij een steeds grotere en belangrijkere rol is
weggelegd voor de huisartsenzorg.
In hoofdstuk 2 leest u over de grote gevolgen van ‘Zorg Dichtbij’ op de huisartsenzorg.
Hoofdstuk 3 behandelt de arbeidsmarkt in de zorg en de effecten van bovenstaande
ontwikkelingen.
In hoofdstuk 4 leest u de arbeidsmarktanalyse van de huisartsenzorg, toegespitst op de
ondersteunende functies doktersassistent, praktijkondersteuner
somatiek/praktijkverpleegkundige en praktijkondersteuner GGZ.
Hoofdstuk 5 behandelt de arbeidsmarktmaatregelen in de huisartsenzorg en het besluit om
een Centrum voor Arbeidsmarkt en Beroepsopleiding in de Huisartsenzorg te starten per 1
september 2014.
In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de arbeidsmarktknelpunten in de ondersteunende functies
binnen de huisartsenzorg. De geschetste ontwikkelingen worden vertaald in concrete
knelpunten binnen de ondersteunende functies in de huisartsenzorg.
Hoofdstuk 7 omvat de voorgestelde maatregelen en investeringen in het kader van het
Sectorplan op de geconstateerde knelpunten.
4/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
Inleiding
Het huidige zorgstelsel in Nederland is aan flinke veranderingen onderhevig mede vanwege de
explosieve stijging van de zorgkosten. Sinds twee jaar is de gezondheidszorg de grootste
1
kostenpost met bijna 75 miljard euro. Dit is 30% van de rijksoverheidsuitgaven . Indien deze
zorgkosten in het huidige tempo doorgroeien, zal in 2040 de helft van de rijksbegroting opgaan
aan de gezondheidszorg. Hierdoor is er steeds meer aandacht voor zorg op de juiste plek.
Patiënten worden voor zorg in de eerste lijn behandeld en pas indien noodzakelijk na een
verwijzing in de tweede lijn. De overheid heeft besloten tot decentralisatie van de Algemene
wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) en de Jeugdzorg. Dat leidt tot een andere regie op deze
vormen van zorg, namelijk via de gemeenten. Daarbij krijgt de wijkverpleegkundige net als de
huisarts een centrale plek in de wijk. Op allerlei manieren en in verschillende
samenwerkingsvormen wordt steeds meer invulling gegeven aan ‘Zorg Dichtbij’. Daarnaast
worden er veranderingen in de structuur en werkwijze in de geestelijke gezondheidszorg
(GGZ) doorgevoerd.
Deze veranderingen, vanwege hun grootschaligheid aangeduid als transities, hebben een
groot effect op de arbeidsmarkt in de eerste lijn. De regiefunctie van de huisarts zal toenemen
en er zal meer druk komen op de huisartsenvoorzieningen. De huisartsenzorg heeft daardoor
meer zorg(ondersteunende) professionals nodig. Meer doktersassistenten,
’Praktijkondersteuners (POH)/Praktijkverpleegkundigen (PVK) en POH-geestelijke
gezondheidszorg (POH-GGZ) en andere ondersteuners, zoals administratief medewerkers,
maar ook bijvoorbeeld apothekersassistenten bij apotheekhoudende huisartsen, zullen nodig
zijn om tegemoet te komen aan de uitbreiding van taken en groeiende werkzaamheden. Ook
zal er capaciteit nodig zijn voor administratieve en coördinerende taken ten aanzien van
financiën, personeel, huisvesting en automatisering.
Deze groei zal zich voordoen naast een autonome groei van fte's in de sector, die de laatste
jaren rond de 6 procent per jaar ligt.
Om de arbeidsmarkteffecten inzichtelijk te maken en (gedeeltelijk) op te kunnen vangen is dit
Sectorplan opgesteld door de Stichting Sociaal Fonds Huisartsenzorg (SSFH), die tevens
hoofdaanvrager is. De SSFH is een samenwerkingsverband van de Landelijke Huisartsen
Vereniging (LHV), InEen; vereniging organisaties van eerstelijnszorg, de Nederlandse
Vereniging van Doktersassistenten (NVDA), Abvakabo FNV, CNV Publieke Zaak en de
Nederlandse Vereniging van Praktijkondersteuners (NVvPO).
Het Sectorplan richt zich expliciet op de (zorg)ondersteunende functies in de huisartsenzorg en
niet op de huisartsfunctie zelf.
De huisartsenzorg bevindt zich in een unieke positie. Waar andere zorgsectoren veranderen of
krimpen, juist als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen, neemt de huisartsenzorg juist toe.
De huisartsenzorg kan daardoor als groeisector een deel van de uitstroom van andere
zorgsectoren opvangen. Er is ruimte voor veel nieuwe medewerkers in de nabije toekomst. Op
korte termijn wil de sector in het kader van dit sectorplan 150 extra doktersassistenten, 200
2
praktijkondersteuners somatiek (POH-S) en 250 praktijkondersteuners GGZ (POH-GGZ)
worden opgeleid. De instroom van deze nieuwe medewerkers wil de SSFH gaan oppakken in
nauwe samenwerking met de andere zorgsectoren en zorgkoepels. Daarnaast wil men 250
huidige praktijkondersteuners opleiden naar het vereiste functieniveau van
praktijkondersteuner/praktijkverpleegkundige. Tevens wil men minimaal 5 pilots starten om
arbeidsgehandicapten in te laten stromen binnen de huisartsenzorg.
1
Ontwikkelingen in de zorg 2013-2017 van Atlas van Zorg & Hulp, www.zorghulpatlas.nl
de functie praktijkondersteuner (POH) wordt vervuld door speciaal daartoe opgeleide professionals. Wanneer zij een
verpleegkundige vooropleiding hebben wordt vaak de term praktijkverpleegkundige gebruikt. Door de verzwaring van
de zorg in de eerste lijn wordt onderzocht op welke manier de competenties voor een praktijkverpleegkundige op hbo
niveau in de HBO-V vorm zou kunnen krijgen. In dit sectorplan wordt de term POH gebruikt voor de huidige
praktijkondersteuners huisartsenzorg, waar de huidige praktijkverpleegkundigen eveneens mee worden bedoeld.
2
5/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
Huisartsenvoorzieningen dienen echter wel in staat te zijn deze (zorg)ondersteunende
medewerkers op te leiden, binnen hun praktijken stage te laten lopen en vervolgens in te laten
stromen. Dit vraagt om structureel gerichte inspanningen en verbeteringen in de infrastructuur
op het gebied van opleiden en arbeidsmarkt in de huisartsenzorg. Voor deze verbetering van
de infrastructuur heeft de sector besloten een Centrum voor Arbeidsmarkt en Beroepsopleiding
in het leven te roepen waarvoor steun is gevraagd en gevonden bij het ministerie van VWS.
22 mei 2014, Den Haag
De heer L.H.C. (Leon) Vincken, voorzitter bestuur SSFH
6/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
1. Ontwikkeling naar ‘Zorg Dichtbij’
Het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ omvat afspraken over ‘Zorg Dichtbij’; één van de manifeste
ontwikkelingen in de zorg op dit moment. ‘Zorg Dichtbij’ omvat het proces van het bevorderen
van het dicht bij de mensen thuis leveren van zorg, waarbij een steeds grotere en belangrijkere
rol is weggelegd voor de huisartspraktijk of -voorziening.
3
In het convenant ‘LHV-VWS 2012-2013’ zijn uitgangspunten geformuleerd voor deze
beweging naar het realiseren van ‘Zorg Dichtbij’. ‘Zorg Dichtbij’ neemt als uitgangspunt dat
mensen, ook als ze een chronische ziekte hebben, ouder worden en minder gezond zijn,
zoveel mogelijk in hun eigen omgeving blijven functioneren, thuis blijven wonen en kunnen
participeren in de maatschappij. Als toch zorg nodig is dient deze zo laag mogelijk
georganiseerd te worden, in de eerste lijn, in een samenhangend pakket aan zorg,
ondersteuning en welzijn op lokaal niveau. De huisartsvoorziening neemt in de eerste lijn een
centrale positie in en heeft daarnaast vanwege de verwijsfunctie een belangrijke rol in
substitutie en preventie van zorg c.q. het beheersbaar houden van de zorgkosten.
4
Ook is daartoe een akkoord ‘Eerste Lijn 2014 tot en met 2017’ gesloten. Hierin zijn de LHV,
InEen, Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport (VWS) een ambitieuze agenda overeengekomen over de verdere versterking en
ontwikkeling van de eerstelijnszorg. Er zijn afspraken gemaakt over de financiële agenda en
het toekomstige bekostigingssysteem voor de huisartsenzorg. Partijen hebben vastgesteld dat
de beoogde substitutie zal leiden tot een groei van de eerste lijn en dat verdere versterking van
de organisatiegraad van de eerstelijnszorg een voorwaarde is voor de verdere ontwikkeling
van hoogstaande eerstelijnszorg.
Daarbij is op dit moment de beweging gaande onderdelen van de zorg in grote mate te
decentraliseren, te weten de verschuiving van AWBZ-onderdelen naar de Wet
maatschappelijke ondersteuning (Huishoudelijke Hulp, Begeleiding) nieuwe Wet op de
Jeugdzorg en de Zorgverzekeringswet (Persoonlijke verzorging). De AWBZ betaalt dan alleen
nog de zwaarste, langdurige zorg. Gemeenten zitten het dichtst bij de inwoners en kunnen
deze zorg effectiever, met minder bureaucratie en goedkoper leveren is de gedachte erachter.
Getracht wordt vanuit de gemeenten integraal ondersteuning te bieden aan mensen die dat
nodig hebben. De gemeenten worden zelf verantwoordelijk voor het inrichten van het nieuwe
domein van maatschappelijke ondersteuning. Ze zullen hiertoe de samenwerking zoeken en
afspraken maken met de zorgverzekeraar waar het gaat om de persoonlijke verzorging en
inzet en samenwerking met de wijkverpleegkundige en huisartsenvoorziening als spil in de
5
eerstelijnszorg.
Tevens zijn recent veranderingen doorgevoerd op het gebied van de Geestelijke
6
Gezondheidszorg (GGZ). In het “Bestuurlijk Akkoord toekomst GGZ 2013-2014’ hebben
partijen afspraken gemaakt over een nieuwe organisatie van de geestelijke gezondheidszorg.
Doel is het waarborgen van kwaliteit en het beheersen van de kosten. De huisartsenzorg wordt
versterkt met POH-GGZ en er wordt een generalistische basis-GGZ ontwikkeld. Per 2014
bestaat de GGZ uit drie onderdelen: huisartsenzorg met ondersteuning van de POH-GGZ, de
generalistische basis gezondheidszorg (GBGGZ) en de specialistische geestelijke
gezondheidszorg (SGGZ).
3
Akkoord tussen LHV en de minister van VWS over de huisartsenzorg. Afspraken zijn gemaakt over onder andere
zorg in de buurt, het voorschrijven van medicijnen en het omgaan met financiële overschrijdingen.
4
Akkoord over beperking van de uitgavengroei curatieve zorg met genoemde partijen.
5
Bron: VNG: Huisarts & Gemeente; samenwerken in de wijk, Rijksoverheid: Schippers en Van Rijn, recht op
wijkverpleegkundige zorg.
6
Bestuurlijk akkoord tussen de overheid, vertegenwoordigers van zorgaanbieders en beroepsverenigingen,
zorgverzekeraars, cliënten en familieorganisaties, in het kader van de invoering van de prestatiebekostiging in de
tweedelijns curatieve Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ).
7/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
2. Gevolgen voor de sector Huisartsenzorg
De ontwikkelingen naar ‘Zorg dichtbij’ veranderen het zorglandschap en zij hebben grote
gevolgen voor de huisartsenzorg. Professionele ondersteuning voor zorgbehoeftigen, zoals nu
wordt geboden in verzorgingshuizen, zal de komende jaren steeds meer worden opgevangen
door de eerstelijnszorg, zoals huisartsen, praktijkverpleegkundigen ouderenzorg en
wijkverpleging, maar ook door mantelzorg en familie. Waar voorheen reguliere professionele
vangnetten fungeerden zullen nu huisartsvoorzieningen en spoedeisende opvang in het
ziekenhuis sneller in beeld komen. De Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) heeft zich
onlangs bezorgd geuit over het toenemend aantal thuiswonende ouderen die dat eigenlijk niet
7
meer kunnen. Uit een enquête van de LHV onder 875 huisartsen blijkt dat dit onherroepelijk
problemen voor ouderen veroorzaakt, maar ook gevolgen heeft voor de huisartspraktijken. De
huisartsenzorg is samen met de wijkverpleegkundige de spil in de zorg voor ouderen en vooral
zij krijgen te maken met de gevolgen van dit nieuwe beleid. Huisartsen verwachten meer
visites te moeten rijden (93%) en meer werk over te moeten dragen aan andere zorgverleners
(85%). Meer dan de helft van de huisartsen verwacht extra personeel in dienst te moeten
nemen.
Gemeenten zijn op dit moment bezig met het invulling geven aan het oprichten van
verpleegkundige en/of sociale wijkteams die sturing geven aan een integraal aanbod van zorg,
welzijn en dienstverlening. Huisartsen vormen de spil van de eerstelijnszorg en zijn
poortwachters van de zorg; samenwerking van de huisartsen met de wijkverpleegkundige, die
net als de huisarts een centrale plek krijgt in de wijk, is van groot belang. De participatie van de
huisarts of de POH in de verpleegkundige wijkteams, of de POH-GGZ, of een rol voor de
doktersassistent als aanspreekpunt, zal steeds vaker ontstaan. Er zal van de huisartsenzorg
een grote mate van inzet en flexibiliteit worden gevraagd om per lokale situatie de samenhang
in de zorg en ondersteuning voor de burger/patiënt te waarborgen..
De ontwikkelingen tot deze versterkte eerstelijnszorg sluit aan op de ontwikkelingen die in de
8
‘Toekomstvisie Huisartsenzorg 2022 ’ van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en
de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) worden geschetst. In deze toekomstvisie wordt
weergegeven dat met het streven de patiënt zoveel mogelijk zorg dicht bij huis te bieden de
samenwerking met lokale zorgaanbieders en lokale overheden steeds belangrijker wordt. De
Toekomstvisie pleit daarom voor lokale en regionale samenwerkingsverbanden van
huisartsenpraktijken om patiënten een breed zorgaanbod te kunnen bieden. De toenemende
en veranderende zorgvraag, maar ook de complexere zorg rondom de patiënt zorgt ervoor dat
de druk op de eerstelijnszorg toeneemt. Er is daardoor sprake van een toenemende vraag
naar goed opgeleide praktijkondersteuners/praktijkverpleegkundigen en doktersassistenten in
de huisartsenzorg.
Door de nieuwe driedeling van de GGZ zoals vastgelegd in het ‘Bestuurlijk Akkoord toekomst
GGZ 2013-2014’ binnen de GGZ, krijgt de huisarts ook een steeds crucialere rol binnen de
geestelijke gezondheidszorg. De huisarts signaleert, behandelt of verwijst mensen naar de
generalistische basis-GGZ of de gespecialiseerde GGZ. De huisarts krijgt hierbij (toenemende)
ondersteuning van de praktijkondersteuner-GGZ (POH-GGZ). Dankzij een aangepaste
regeling kunnen huisartsen de inzet van een POH-GGZ flexibeler inrichten. Het aanbieden van
e-Health of het consulteren van een specialist behoort ook tot de mogelijkheden. Dit betekent
dat er meer wordt gevraagd van de huisartsenzorg dan voorheen op het gebied van de GGZ.
In de volgende hoofdstukken wordt duidelijk wat dit betekent voor de arbeidsmarkt in de zorg
in het algemeen en de huisartsenzorg in het bijzonder.
7
Ledenpeiling Landelijke Huisartsenvereniging: Ouderenzorg, Utrecht, 22 maart 2014
Toekomstvisie huisartsenzorg, modernisering naar menselijke maat, huisartsenzorg in 2022, LHV, NHG, Utrecht,
2012
8
8/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
3. Arbeidsmarktontwikkelingen zorg
De hierboven beschreven ontwikkelingen hebben hun invloed op de arbeidsmarkt in de zorg.
Om een beeld te krijgen van de effecten van de stelselwijzigingen zoals de verschuiving van
tweede naar eerste lijn en de decentralisering vanuit de visie ‘zorg dichtbij’, heeft het ministerie
van VWS opdracht gegeven tot het opstellen van een Arbeidsmarkt Effectrapportage (AER).
9
Deze AER (Panteia, SEOR, Etil, 2013) laat zien dat de gevolgen voor de arbeidsmarkt in de
zorg groot zullen zijn en de effecten zowel per sector als op macro- en microniveau zullen
verschillen.
Het landelijke beeld is dat de werkgelegenheid in de langdurige zorg en jeugdzorg in 2015 met
22.000 voltijdbanen zal afnemen (36.000 personen). Volgens VWS zal na 2015 de
werkgelegenheid weer toenemen door groeiende zorguitgaven en de vergrijzing. In 2017 wordt
verwacht dat de zorguitgaven in de volledige Zorg- en Welzijnssector weer bijna gelijk zullen
zijn aan het niveau in 2012 en daarmee ook de werkgelegenheid. De verwachting is dat door
de veranderingen het aantal banen op lagere niveaus zal afnemen en ook na 2017 lager zal
zijn dan het huidige niveau. Nieuwe banen worden vooral verwacht op plekken waar het meest
nadrukkelijk uitvoering wordt gegeven aan het nieuwe denken en doen: in de wijkteams. Er
wordt daarbij gesproken over de ‘gouden driehoek’ huisartsenvoorziening (huisartspraktijkondersteuner/praktijkverpleegkundige-doktersassistent) – wijkverpleegkundige –
maatschappelijk/sociaal werker. Dit beeld onderschrijft dat de huisartsenzorg inclusief de
ondersteunende functies sterk in omvang zal toenemen.
4. Arbeidsmarktanalyse Huisartsenzorg
Hieronder volgt een weergave van de kengetallen en functies in de sector huisartsenzorg,
gevolgd door de ontwikkeling werkgelegenheid en arbeidsmarktanalyses van de
ondersteunende functies.
Kengetallen en functies
10
Volgens de Cijfers uit de registratie van Huisartsen (Nivel, 2013) werken er op 1 januari 2013
7.894 huisartsen en 971 HIDHA’s (huisartsen in loondienst van een huisarts) in Nederland.
Samen met de 1.418 huisarts-waarnemers zijn er op dat moment minimaal 10.283 huisartsen
werkzaam. Er zijn op 1 januari 2013 5.088 praktijken, een toename van 3,5% ten opzichte van
2012. Daarbij is 28% een solopraktijk (praktijk met één huisarts), 38% een duo-praktijk (praktijk
met twee huisartsen) en 33% een groepspraktijk (praktijk met drie of meer huisartsen).
Hieronder volgt een korte beschrijving van de beroepsgroepen in de huisartsenzorg gebaseerd
11
op de informatie uit de arbeidsmarktanalyse van SSFH (september 2013) .
- Doktersassistenten:
Het totaal aantal doktersassistenten in de gezondheidszorg bedraagt ongeveer 25.000
personen, waarvan rond de 15.000 in de huisartsenzorg werkzaam zijn. Doktersassistenten
verrichten steeds vaker veel voorkomende medische handelingen zelfstandig stelt de
Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten (NVDA).
-
Praktijkondersteuners huisartsenzorg (POH’s):
Richten zich op somatische zorg en geestelijke gezondheidszorg, er zijn inmiddels ruim
4500 POH’s opgeleid sinds 2000. Het merendeel hiervan is POH-somatiek, maar ook
POH’s-GGZ vormen anno 2013 een snel groeiende en substantiële groep binnen de
ondersteuners in de huisartsenzorg. Ook ontstaan nieuwe POH-functies, zoals de POHouderenzorg.
9
‘Visie op de arbeidsmarkt in de zorg en ondersteuning’, Minister van VWS, Staatssecretaris van VWS, 25 oktober
2013.
10
Nivel zorgregistraties Eerste Lijn 2013 , www.nivel.nl
11
Arbeidsmarktanalyse Ondersteunende functies Huisartsenzorg, SSFH, september 2013
9/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
-
Verpleegkundig specialist (VS):
De verpleegkundig specialist is een verpleegkundige die als expert met een omschreven
groep patiënten een individuele, zelfstandige behandelrelatie aangaat. Vervult een
brugfunctie tussen artsen en verpleegkundigen. Het gaat daarbij om een integraal proces:
van diagnostiek, opstellen van het behandelplan met de daarbij behorende interventies en
het evalueren en afsluiten van de behandeling. Volgens het Capaciteitsorgaan waren er in
2012 1.306 verpleegkundig specialisten werkzaam in Nederland. Geschat wordt dat
daarvan 121 in de huisartsenzorg werken, voornamelijk bij huisartsenposten.
Physician assistant:
Dit is een relatief nieuw beroep en nieuwe functie in de gezondheidszorg in Nederland.
Deze functionaris is Hbo master opgeleid, en voert werkzaamheden uit in de eerste- en
tweedelijnszorg. De gerapporteerde aantallen physician assistants werkzaam in de
huisartsenzorg anno 2012 variëren, maar tot nog toe zijn het er minder dan 50. Het beleid
van LHV en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) is er niet op gericht deze
functies uit te breiden in de huisartsenzorg.
Om ten aanzien van deze beroepsgroepen aan te kunnen sluiten op de zorgbrede
ontwikkelingen is de SSFH is momenteel met het ministerie van VWS in gesprek over
aansluiting op het ‘Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn’. Hiermee kan
toekomstig beleid op ontwikkelingen kan worden afgestemd en tijdig kan worden ingespeeld
op mogelijke knelpunten.
-
Ontwikkeling werkgelegenheid Huisartsenzorg
Figuur 1 laat de ontwikkeling in het aantal werkzame personen en fte’s in de huisartsenzorg
zien volgens de cijfers van het Pensioenfonds Zorg & Welzijn uit 2013. Daaruit blijkt dat het
aantal werkzame personen de laatste jaren flink is gegroeid en ook het aantal fte’s is blijven
12
groeien. Het aantal werknemers dat eind 2012 valt onder de CAO Huisartsenzorg bedraagt
13
21.500 personen . Dit staat voor ruim 12.500 fte. Na 2004 groeit het aantal personen met
gemiddeld 11 procent per twee jaar en het aantal fte met 12 procent per twee jaar. Uitgaand
van dit gemiddelde groeipercentage zou, met de nodige voorzichtigheid in deze voorspelling,
het aantal werkzame personen in de huisartsenzorg in 2014 uitkomen rond 24.000 personen
en het aantal fte op 14.000. Deze cijfers zijn gebaseerd op de autonome groei van de
afgelopen jaren; de extra groei als gevolg van de huidige ontwikkelingen naar ‘Zorg Dichtbij’
zijn hierin niet meegenomen.
25000
20000
15000
10000
5000
0
2004
2006
2008
Persoon
12
13
2010
2012
FTE
Alle werknemers, met uitzondering van directieleden, huisartsen, huisartsen in opleiding en stagiaires
Peildatum 1 december 2012
10/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
Er is zowel vanuit de autonome als extra groei behoefte aan toename van functies in de
huisartsenzorg. Hiermee ontstaan reële arbeidsmarktperspectieven voor medewerkers uit
andere zorgsectoren waarin juist krimp aan de orde is.
Arbeidsmarktanalyse doktersassistenten
Het aantal vacatures voor doktersassistenten geeft een beeld van de vraag naar deze
functionarissen. Uit de Vacaturemonitor Doktersassistenten en Praktijkondersteuners (POH)
2014-1 (Kiwa Carity, Van der Windt & Zaalberg, 2014) uitgevoerd in opdracht van de SSFH,
blijkt dat sprake is van een dalende trend in het aantal openstaande vacatures bij
doktersassistenten. Er zijn 360 vacatures in februari 2014 terwijl het aantal vacatures in
oktober 2013 nog 440 bedroeg en in maart 2013 660. Het percentage vacatures is met 2,0%
hoger dan het landelijk gemiddelde in de zorgsector van 1,0%.
Bij de teruglopende vraag speelt een rol dat doktersassistenten vaak in deeltijd werken
(Verwijdt en Van der Windt, 2009). Dit geeft werkgevers de mogelijkheid om andere
assistenten te vragen meer uren te werken als gaten opgevuld dienen te worden. De
economische crisis speelt hierin wellicht ook een rol. In de laatste Vacaturemonitor wordt
aangegeven dat dit ook in 33% van de vervallen vacatures op deze manier gebeurt. Ook
invallers en waarnemers i.v.m. ziekte en zwangerschap vullen de vrijgekomen uren in (22%).
Deze uitbreidingsmogelijkheden van zittend of tijdelijk personeel, verklaren deels de dalende
trend in het aantal openstaande vacatures bij doktersassistenten. Dit terwijl de vraag naar
doktersassistenten als gevolg van de ontwikkelingen de komende tijd juist snel zal gaan
groeien. Bij toenemende instroom van POH’s en POH-GGZ zullen juist meer
doktersassistenten nodig zijn.
De dalende vacaturetrend van doktersassistent hangt vooral samen met de ontwikkelingen
rondom opleidingen. Bij de opleiding tot doktersassistent vindt de opleiding voor een deel in de
praktijk plaats (BPV-beroepspraktijkvorming). In de meeste regio’s is het aantal stageplaatsen
14
voor doktersassistenten echter matig tot onvoldoende , omdat het aantal stageplaatsen geen
gelijke tred heeft gehouden met de instroom in de opleiding tot doktersassistente. Door
tekorten aan stageplaatsen kunnen studenten hun opleiding tot doktersassistente in het geheel
15
niet starten of niet afronden. .
Investering in uitbreiding van de beroepspraktijkvorming (BPV) door investering in het aantal
opleidingsplaatsen, bevordering van de stage mogelijkheden en vergroten van de
instroommogelijkheden, zijn nodig om dit arbeidsmarktknelpunt, met het oog op te verwachte
grote groei, te voorkomen.
Arbeidsmarktanalyse Praktijkondersteuners (POH) en Praktijkondersteuners-GGZ (POH-GGZ)
Bij 89% van de deelnemende huisartsenpraktijken aan Vacaturemonitor Doktersassistenten en
Praktijkondersteuners (POH) 2014-1 (Kiwa Carity, Van der Windt & Zaalberg, 2014 in opdracht
van de SSFH) is één of meer POH’s somatiek werkzaam en bij 64% één of meer POH-GGZ.
De vacaturegraad voor POH is begin 2014 met 6,6% nog net zo hoog als bij de voorgaande
meting (oktober 2013) met 6,7%. Daarnaast is sprake van een groeiende vraag naar
praktijkondersteuners/praktijkverpleegkundigen waardoor krapte zal toenemen. Van de
onderzoekspopulatie is de gemiddelde deeltijdfactor van een POH-somatiek 0,52 en een POHGGZ 0,29. Deze kleine contracten zijn toe te schrijven aan het feit dat velen van hen bij
meerdere huisartspraktijken werkzaam zijn.
16
Uit Nivel onderzoek uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VWS blijkt dat 75% van de
praktijken met minimaal één POH werkt. In totaal gaat het om 1.864 fte aan POH’s. Het aantal
POH’s is niet exact bekend, maar varieert in 2011 tussen minimaal 3700 POH’s en maximaal
4.700 POH’s; uitgegaan wordt van een gemiddelde van 4500 POH’s. Per huisartspraktijk werkt
gemiddeld 0,4 fte aan POH. In de afgelopen vijf jaar is het totaal aantal fte aan POH’s met
50% toegenomen. Leggen we een relatie met het aantal fte aan huisartsen dan blijkt dat per
fte huisarts 0,27 fte POH beschikbaar is.
14
15
16
DWH Calibris, Stage aanbod in fte’s voor specifieke selecties, oktober 2013
Rendement gediplomeerden naar kwalificatie en leerweg (domein Ass. Gezondheidszorg, Calibris).
Nivel 2012, Kennisvraag Praktijkondersteuners in de huisartsenzorg (POH’s) klaar voor de toekomst?
11/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
De verwachting is dat de groei in het aantal fte praktijkondersteuner binnen de huisartsenzorg
zal doorzetten. Belangrijke indicator van de groeiende vraag naar praktijkondersteuners is de
vacaturegraad onder deze groep. Uitgaande van de 6,7% openstaande vacatures (2014-1),
terwijl max. 2 a 3% wenselijk is, is er een tekort op te vullen van 4,2%. Op het huidige aantal
van 4500 POH’s gaat het om 189 POH’s (niet gelijk het aantal fte’s).
Potentieel is de behoefte aan POH’s nog veel groter: zorgverzekeraars hanteerden tot dusver
een rekennorm van 0,33 POH per normpraktijk van 2350 patiënten. De normpraktijk wordt als
17
uitvloeisel van het zorgakkoord verlaagd naar 2168 patiënten . Daarnaast zijn er verbeterde
18
richtlijnen over bereikbaarheid en beschikbaarheid aan de orde . Uitgaande van de minimale
norm zou dat betekenen dat als alle huisartsen een POH in dienst hebben er ruim 5000 POH’s
nodig zijn en er een tekort momenteel circa 500 bedraagt. Als dit tekort in drie jaar tijd
ingelopen dient te worden betekent dit een extra vraag naar POH’s van ruim 166 per jaar, nog
los van de autonome groei en uitbreiding van zorgverlening in de eerste lijn.
De vacaturegraad voor POH-GGZ ligt zelfs meer dan twee maal zo hoog op 20%. Dit wijst op
een aanzienlijk tekort. In 2014 is de norm voor de bezetting POH-GGZ vastgesteld op 0,33 fte
per normpraktijk van 2350 patiënten, die wordt verlaagd naar 2168 patiënten. Daarnaast speelt
ook hier het nog niet te overzien effect van veranderingen in bereikbaarheid en
beschikbaarheid van de huisartsenzorg. 64% van de huisartsenpraktijken voldoet nog niet aan
deze norm; hier is dus vraag naar extra POH-GGZ. De overige 36% zonder POH-GGZ is al
goed voor ruim 1000 FTE. Dit betekent dat er nog een aanzienlijke ruimte is voor het extra
opleiden en laten instromen van POH-GGZ.
Deze ontwikkelingen hangen ook samen met de ontwikkelingen rondom opleidingen
praktijkondersteuner (POH) en Praktijkondersteuners GGZ (POH-GGZ). De diversiteit van
instromers in de opleiding POH neemt af door de veranderende toelatingseisen vanwege de
landelijke ontwikkelingen naar een verpleegkundige achtergrond. Ook is nog onduidelijk om de
nieuwe opleiding Praktijkverpleegkundige Huisartsenzorg binnen de HBO-V kan worden
opgenomen als uitstroomprofiel of dat het een Post HBO opleiding blijft. Hierdoor zijn nieuwe
studenten wat terughoudend met aanmelden. Een duidelijk beeld van het aantal deelnemers of
de instroom is echter niet te geven, omdat deze gegevens niet voor alle opleidingen
beschikbaar zijn. Uit een onderzoek van NIVEL (2012) blijkt dat de totale instroom in deze
opleidingen de afgelopen jaren daalt. Voor het studiejaar 2011/2012 was de instroom 164
personen. Tegelijkertijd ontstaat ook in de huisartsenzorg een tekort aan stageplaatsen voor
praktijkondersteuners.
Voor POH-GGZ doet zich hetzelfde probleem voor als bij de dokterassistenten; namelijk een
gebrek aan stageplaatsen. Dat betekent dat niet iedereen die de opleiding volgt of wil volgen
aan de opleidingseis van praktijkleren kan voldoen. Kanttekening hierbij is dat op dit moment
niet iedere POH-GGZ eerst een opleiding hoeft te doen; indien het gaat om een eerstelijns- en
BIG geregistreerd psycholoog is een aparte opleiding om in te stromen als POH-GGZ niet
noodzakelijk. Dit is eveneens bij SPV’ers het geval; wel is een verkort, aangepast
opleidingstraject op dit moment onderwerp van gesprek. Zorgverzekeraars hanteren bij de
financiering van deze functie daarbij verschillend beleid.
17
Bron lhv.artsennet.nl ‘Huisartsen stemmen in met zorgakkoord’.
Update van de richtlijnen voor de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de voorziening huisartsenzorg, LHV, nov
2013
18
12/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
5. Arbeidsmarktmaatregelen en beroepsopleidingen
Het Campagneteam werken in de huisartsenzorg heeft in 2013 een nadere verkenning en
oriëntatie uitgevoerd op het gebied van arbeidsmarkt, opleiden en beroepsontwikkeling in de
19
ondersteunende beroepen in de huisartsenzorg . Op basis daarvan heeft zij de aanbeveling
20
gedaan om een Centrum voor arbeidsmarkt en beroepsopleiding in de huisartsenzorg te
vormen. Het bestuur van de SSFH heeft onlangs instemming verleend tot het instellen van dit
Centrum. Per 1 september 2014 zal dit Centrum van start gaan en op structurele wijze
aandacht schenken aan de vraagstukken van arbeidsmarkt en (praktijk)opleidingen voor de
eerstelijnszorg en huisartsenzorg waarmee tevens de borging van de maatregelen wordt
gegarandeerd. Het Centrum zal, als uitvoeringsorgaan van de SSFH, invulling gaan geven aan
de voorgestelde maatregelen van het sectorplan.
Het Centrum voor arbeidsmarkt en beroepsopleiding wordt organisatorisch gepositioneerd
binnen de structuur van SSFH. Daarbij is SSFH opdrachtgever en (co)financier van het
centrum.
Het centrum gaat zich richten op het ontwikkelen en aanbieden van activiteiten op het gebied
van de arbeidsmarkt en beroepsopleiding in de huisartsenzorg.
Concrete activiteiten komen te liggen op het gebied van:
- Stages en leerwerkplekken
- Landelijke en regionaal personeelsbeleid
- Vacaturemonitor verder ontwikkelen
- Arbeidsmarktonderzoek
- Beroepsopleiding
- Wervingskracht versterken
- Contacten en lobby
- Communicatie
- Rol cao-tafel en financiering
Het inrichten van het Centrum voor Arbeidsmarkt en Beroepsopleiding is noodzakelijk voor het
verder aanpakken van de arbeidsmarkt- en beroepsopleidingsvraagstukken waarvoor steun is
gezocht en gevonden bij VWS. Met dit Sectorplan cofinanciering worden aanvullend hierop
middelen aangevraagd voor het opleiden en laten instromen van 600 nieuwe medewerkers,
250 zittende medewerkers en de instroom van gehandicapten.
6. Arbeidsmarktknelpunten ondersteunende (zorg)functies huisartsenzorg
In dit hoofdstuk worden de hierboven genoemde arbeidsmarktontwikkelingen vertaald in
concrete knelpunten binnen de ondersteunende (zorg)functies in de huisartsenzorg. Daarna
vindt de koppeling met de voorgestelde arbeidsmarktmaatregelen plaats. Deze vindt u in
hoofdstuk 7.
Knelpunt 1: Tekorten aan doktersassistenten en praktijkondersteuners
De te verwachten groei van praktijkondersteuners/praktijkverpleegkundigen en
doktersassistenten in combinatie met de dalende instroom in opleidingen en het tekort aan
stageplaatsen zal tot knelpunten leiden. Zoals hiervoor geschetst zal de behoefte aan
zorgondersteuners in de huisartsenzorg aanhouden en toenemen. De verwachte autonome
groei over 2014 is 2.500 personen over 1.500 FTE; de verwachte extra groei is nog veel
groter. Met een huidige vacaturegraad van 2,0 voor doktersassistenten, 6,6 voor POH en 20
voor POH-GGZ betekent het dat er extra inspanningen nodig zijn op het gebied van de
personeelsvoorziening in de huisartsenzorg. Men wil insteken op een extra 150
doktersassistenten en 200 praktijkondersteuners binnen de looptijd van de regeling
Sectorplannen. Dit is het aantal dat de sector kan garanderen aan op te vangen capaciteit van
19
Onder huisartsenzorg verstaan we hier: alle huisartsenzorg die wordt verleend in de huisartsenpraktijken en in
eerstelijns organisaties, zoals huisartsenposten, zorggroepen en gezondheidscentra.
20
Hierna ook wel Centrum voor Arbeidsmarkt en Beroepsopleiding of kortweg Centrum genoemd.
13/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
opleiden en stage mogelijkheden in deze periode. De uiteindelijke groei zal uiteindelijk groter
zijn dan deze 350 medewerkers.
Knelpunt 2: Tekorten aan POH-GGZ
21
Het uitgangspunt van het GGZ convenant is dat passende zorg op de juiste plek wordt
verleend. De omslag van klinisch naar ambulant, van tweede lijn naar eerstelijns-GGZ, daarna
naar huisarts en van huisarts naar meer zelfmanagement, zorgt voor een cruciale rol van de
huisartsenzorg in de GGZ.
De huisartsenzorg wordt de sterke poort waarin patiënten met psychische problematiek
adequaat worden herkend, behandeld of waar nodig verwezen naar de generalistische BasisGGZ of de gespecialiseerde GGZ. De personeelsformatie zal voldoende dienen te zijn voor
begeleiding van patiënten die een groot beroep doen op de huisarts voor psychische
problematiek. Bij een beperkte formatie blokkeren langdurige behandelingen de toegang van
22
nieuwe patiënten . Dit betekent dat moet worden voorzien in de toenemende behoefte aan
POH-GGZ binnen het team van de huisartsenzorg. Hiervoor zijn opleidingsplaatsen nodig voor
nieuwe instroom dan wel maatwerktrajecten voor bijscholing van uitstroom uit de GGZ en
voldoende stageplaatsen. De POH-GGZ functie vereist dermate specifieke expertise dat deze
niet te verenigen is met de andere taken in één functie op Hbo-niveau. Vandaar de keuze voor
de gespecialiseerde POH-GGZ binnen de huisartsenvoorziening.
Met een vacaturegraad van 20 is duidelijk dat dit probleem nu al manifest is en er snel extra
inspanningen nodig zijn.
Voor de looptijd van de regeling Sectorplannen stelt de sector zich garant voor het extra
opleiden en laten instromen van 250 POH-GGZ. De vraag is hoger, maar de beperkte
opvangcapaciteit in het opleiden en het bieden van stage mogelijkheden noopt ook hier tot
enige voorzichtigheid. Ook hier geldt dat de uiteindelijke instroom vele malen hoger zal zijn
dan deze 250 nieuwe medewerkers.
Ook hier wil men zich richten op zorgprofessionals vanuit andere zorgsectoren. Voor de hand
ligt de doelgroep uit de reguliere GGZ, bv de SPV-doelgroep. Zij kunnen als zij-instromer met
een verkort, aangepast opleidingstraject klaargestoomd worden om aan de slag te gaan als
POH-GGZ. Maar ook B in-service verpleegkundigen, maatschappelijk werkenden, HBO en
universitair opgeleide psychologen en enkele andere specifieke doelgroepen kunnen in
aanmerking komen voor deze opleiding. Zorgverzekeraars zijn echter niet uniform in de
financieringsvoorwaarden van deze functie, in sommige regio’s wordt geadviseerd geen POHGGZ met vooropleiding maatschappelijk werk aan te nemen. Dit sluit een grote groep
instromers voor de functie POH-GGZ uit en geeft veel onrust in het werkveld.
Knelpunt 3: De benodigde doorontwikkeling van de praktijkondersteuner
Er is sprake van een toekomstperspectief waarin de functie van POH zich ontwikkelt naar
praktijkverpleegkundige. De bedrijfsopleiding POH gaat verdwijnen en wordt in de nabije
toekomst vervangen door of een differentiatie binnen HBO-V opleiding tot
praktijkverpleegkundige huisartsenzorg of een post-hbo opleiding praktijkverpleegkundige
(PVK). De huidige groep praktijkondersteuners binnen de huisartsenzorg kan via verschillende
trajecten in deze functie terecht zijn gekomen. Iemand met een Mbo-opleiding als achtergrond,
maar met voldoende praktijkervaring, kan een tweejarige deeltijdopleiding hebben gevolgd tot
praktijkondersteuner; voor een praktijkondersteuner met een Hbo-vooropleiding is dat met een
eenjarig traject mogelijk. In de vastgestelde ‘Toekomstvisie Huisartsenzorg 2022’ van de LHV
is een perspectief geschetst van een team in de huisartsenzorg dat bestaat uit drie niveaus, te
weten de huisarts (academisch niveau), de praktijkverpleegkundige (Hbo-niveau) en de
praktijkassistent (Mbo-niveau). Deze drie functies vormen het kernteam van de huisartsenzorg
met name in de dagzorg. Het betekent dat vooral voor de groep opgeleide personen met een
Mbo achtergrond(schatting 60% van de 1.864 = 1118 fte) die nu al opgeleid en werkzaam is
21
22
Bestuurlijk Akkoord GGZ 2013-2014
Bron: NHG/LHV-standpunt Het (ondersteunend) team in de huisartsenvoorziening (actualisering 2011) .
14/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
als praktijkondersteuner een verkort opleidingstraject nodig is. Dit onderwerp oppakken is van
belang met het oog op behoud van oudere vakkrachten en mobiliteit en duurzame
inzetbaarheid binnen de huisartsenzorg. Dit zijn beide ook thema’s in de regeling van de
sectorplannen. Niet iedere POH hoeft trouwens dit pad in te slaan, indien men hier niet voor
kiest blijft inzet als POH-somatiek (POH-S) voor een specifieke groep patiënten met een
23
chronische aandoening mogelijk .
Men wil in de looptijd van de regeling Sectorplannen aan 250 huidige POH’s een dergelijk
verkort opleidingstraject aanbieden. Dit aantal is een inschatting dat een kwart van de huidige
groep van Mbo-opgeleide POH’s interesse zal tonen voor deze opleidingsmogelijkheid.
Knelpunt 4. Instroom van medewerkers met een arbeidshandicap
In een voorgaand cao-akkoord is afgesproken: ‘werknemersorganisaties en VHN verkennen
de mogelijkheden om meer arbeidsgehandicapten binnen de huisartsenposten werk te bieden,
vooruitlopend op eventuele wetgeving hierover’. Om de invulling van deze afspraak te
stimuleren is een ondersteunende maatregel in het kader van het Sectorplan één van de
mogelijkheden. In het kader van het sectorplan worden mogelijkheden onderzocht om met
inschakeling van wijkleercentra ondersteunende medewerkers in te zetten ter ontlasting in de
huisartsenpraktijk (bv bij eenzaamheidsproblematiek).
In het kader van het sectorplan wordt invulling gegeven aan minimaal vijf pilots met de inzet
van arbeidsgehandicapten vanuit een wijkleerbedrijf binnen de sector. Daarnaast wordt
capaciteit ingezet op het verspreiden en verbreden van deze kennis binnen de huisartsenzorg.
7. Arbeidsmarktmaatregelen waarvoor een beroep wordt gedaan op de regeling
cofinanciering sectorplannen
In dit hoofdstuk wordt de verbinding gelegd tussen de hiervoor beschreven vier knelpunten op
het gebied van arbeidsmarkt en beroepsopleiding en de voorgenomen arbeidsmarktregelingen
waarvoor een beroep wordt gedaan op de regeling cofinanciering sectorplannen.
Knelpunt 1: Tekorten aan doktersassistenten en praktijkondersteuners
Oplossing: Het aantrekken van 200 POH/PVK en 150 doktersassistenten vanuit andere
zorgsectoren
Regeling cofinanciering
sectorplan
Arbeidsmobiliteit/Instroom
Maatregel
Het creëren van (maatwerk)opleidingsmogelijkheden- en
stageplaatsen voor 200 POH/PVK en 150 doktersassistenten
voor zij-instromers van andere zorgsectoren. Afspraken
maken met Algemene Ziekenhuizen (NVZ) en GGZinstellingen (GGZ Nederland) om medewerkers uit deze
sectoren te laten instromen naar opleidingsplaatsen, deze
medewerkers stage te laten lopen met perspectief op instroom
23
Bron: NHG/LHV Standpunt Het (ondersteunend) team in de huisartsenvoorziening.
15/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
binnen de huisartsenzorg.
Activiteiten
Het door het Centrum voor Arbeidsmarkt en Beroepsopleiding
afstemmen met zorgpartijen om het aanbod uit andere
zorgsectoren (ziekenhuizen en GGZ-instellingen) in beeld te
krijgen (opleidingsniveau 4 en 5). Zij kunnen in aanmerking
komen voor een opleidingsplaats en instroom in vacatures
binnen de huisartsenzorg. Voor deze medewerkers
(maatwerk) opleidingsafspraken maken, ze in laten stromen in
opleidingen, stage faciliteiten zoeken en aanbieden en toe
leiden naar de opleidingsplaatsen en vacatures in de
huisartsenzorg.
Doelgroepen
Divers, landelijke partijen zoals Nederlandse Vereniging van
Ziekenhuizen (NVZ), GGZ Nederland, huisartsenpraktijken,
opleidingsinstituten, medewerkers uit deze andere
zorgsectoren.
Beoogd resultaat voor het
oplossen van het knelpunt
Invulling van (maatwerk) opleidingstrajecten van 200 POH’s
en 150 doktersassistenten door medewerkers uit andere
zorgsectoren (zoals ziekenhuizen en GGZ) tijdens de
toekenningsperiode van de cofinanciering sectorplannen.
16/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
Knelpunt 2: Toenemend tekort aan POH-GGZ
Oplossing: Het extra opleiden van 250 POH-GGZ
Regeling cofinanciering
sectorplan
Arbeidsmobiliteit/Instroom
Maatregel
Het extra opleiden van 250 POH-GGZ. Het voorzien in het
opvullen van toenemende aantal vacatures van POH-GGZ.
Op dit moment heeft ongeveer 64% van de
huisartsenpraktijken een POH-GGZ. Vanwege de
verschuiving van de opvang van mensen met een
psychische problematiek van de ggz-instelling naar de
huisartsenzorg is te verwachten dat hier ruim aanbod
voorhanden is vanuit de GGZ-instellingen (bv SPV‘ers).
Speciale aandacht bij de bij- of omscholing dient te worden
geschonken aan cultuuraspecten (werken vanuit een
huisartsenzorgperspectief).
Activiteiten
Vanuit het Centrum Arbeidsmarkt en Beroepsopleiding (zoals
aangegeven in de eerste maatregel) benaderen van
kandidaten voor een (maatwerk)opleidingsplaats POH-GGZ
vanuit de transitie binnen de GGZ door het benaderen van
GGZ Nederland en GGZ-instellingen. Het kenbaar maken
van deze mogelijkheden binnen de huisartsenzorg, het
bemiddelen naar stageplaatsen en het bijeen brengen van
vraag en aanbod. Bij zorgverzekeraars aandringen op
uniformiteit in de toelatingsvoorwaarden tot de functie POH,
hierbij maatschappelijk werkenden niet uitsluiten conform het
advies van Hogescholen (2013)
Doelgroepen
Huisartsenzorg, GGZ-instellingen, medewerkers uit de GGZ,
beroepsopleidingen POH-GGZ
Beoogd resultaat voor het
oplossen van het knelpunt
250 POH-GGZ zijn gestart met de opleiding en/of
ingestroomd tijdens de toekenningsperiode van de
cofinanciering sectorplannen met reëel perspectief op een
(structurele) arbeidsplaats in de huisartsenzorg.
17/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
Knelpunt 3: Benodigde doorontwikkeling van praktijkondersteuners naar nieuwe
competenties in het kader van behoud van zittend personeel en duurzame inzetbaarheid.
Oplossing: Het ontwikkelen van een verkort omscholingstraject voor huidige-opgeleide POH’s
Regeling cofinanciering
sectorplan
Scholing
Doelstelling
In de vastgestelde ‘Toekomstvisie Huisartsenzorg 2020’ is
een perspectief geschetst van een team in de huisartsenzorg
dat bestaat uit drie niveaus, te weten de huisarts
(academisch niveau), de praktijkverpleegkundige (PVK)
(Hbo-niveau) en de doktersassistenten/praktijkassistenten
(Mbo-niveau). Deze drie functies vormen het kernteam van
de huisartsenzorg. Dit betekent een overgangsperiode en
doorgroeimogelijkheden voor de POH naar
Praktijkverpleegkundige Huisartsenzorg. Hier zal een op
maat gemaakt opleidingstraject Praktijkverpleegkundige
Huisartsenzorg aan de huidige groep POH’s ontwikkeld en
aangeboden worden. Dit is van belang met het oog op het
behoud van (veelal) oudere vakkrachten en mobiliteit en
duurzame inzetbaarheid binnen de huisartsenzorg.
Activiteiten
Met het oog op omscholen van huidige POH’s tot een
functionaris met de competenties van PVK, het ontwikkelen
van een assessment om de huidige groep te screenen op
doorgroeimogelijkheden; het ontwikkelen van een passend
opleidingstraject voor POH’s en beschikbaar stellen hiervan
aan een (deel van) de doelgroep van circa 4500 POH’s.
Doelgroepen
Zittende groep praktijkondersteuners (die in aanmerking
kan/wil komen voor omscholing) werkgevers,
opleidingsinstituten, beroepsvereniging V&VN PVK/POH,
Beoogd resultaat voor het
oplossen van het knelpunt
Het voor 250 zittende POH’s beschikbaar komen van een
verkort omscholingstraject POH/PVK in de huisartsenzorg
gedurende de looptijd van de regeling cofinanciering
sectorplannen.
18/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
Knelpunt 4: Instroom van arbeidsgehandicapten binnen de huisartsenzorg
Oplossing: Het ontwikkelen van projecten voor deze doelgroep
Regeling cofinanciering
sectorplan
Instroom
Doelstelling
Het ontwikkelen van een project met enkele pilots in het
kader van het Wijkleerbedrijf om te kijken of deze
voorziening van toegevoegde waarde kan zijn voor de
huisartsenpraktijk in de niet-formele zorg binnen een wijk.
Hiermee wordt invulling gegeven aan de cao-afspraak
mogelijkheden te creëren binnen de huisartsenzorg voor
arbeidsmarkt/arbeidsgehandicapten.
Activiteiten
Middels deze maatregel zullen in bestaande en nieuw op te
zetten wijkleerbedrijven arbeidsgehandicapten instromen die
werkervaring opdoen als onderdeel van een opleiding. Een
wijkleerbedrijf levert 10.000 uur informele (niet geïndiceerde)
zorg op en draagt bij aan de activering van de wijk. Het levert
een bijdrage op aan het terugdringen van eenzaamheid en
besparing van formele zorg. Kandidaten die via het
Wijkleerbedrijf zijn opgeleid hebben een veel grotere kans op
een betaalde baan. Onderzocht dient te worden of en in
hoeverre aansluiting op de opleiding tot doktersassistent
en/of samenwerking met hogescholen om studenten HBO-V,
pedagogiek, social work en verpleegkundig specialist i.o.
erbij te betrekken mogelijk is. Er zullen bij minimaal vijf
grotere zorgorganisaties en/of huisartsenvoorzieningen met
kandidaten uit de doelgroep experimenten starten om te
kijken of samenwerking met een wijkleerbedrijf op dit terrein
mogelijk en van toegevoegde waarde is. Er wordt
samengewerkt met opleiders (ROC’s) en
huisartsenpraktijken. Na selectie in overleg met
onderwijsinstituten en/of huisartsen worden de kandidaten
ingezet of intramuraal of bij kwetsbare bewoners in de wijk.
Doelgroepen
Arbeidsgehandicapten, huisartsenpraktijken,
doktersassistenten, P&O‘ers (personeelsfunctionarissen)
Beoogd resultaat voor het
oplossen van het knelpunt
-
19/19 - Sectorplan Huisartsenzorg
Het invulling geven aan minimaal vijf pilots met een
wijkleerbedrijf binnen de sector
Het verspreiden en verbreden van deze kennis binnen de
huisartsenzorg