Achtergrondrapport Archeologie Dijkverbetering Schoonhovenseveer - Langerak 29 augustus 2014- Versie 3.0 Autorisatieblad Achtergrondrapport Archeologie Dijkverbetering Schoonhovenseveer - Langerak Opgesteld door Naam Jan Willem Oudhof, Buro de Brug Controle door Kirsten van Dijk, Buro de Brug 29-08-2014 Vrijgave door Jauk Stroo 29-08-2014 Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 Paraaf Datum 29-08-2014 Samenvatting De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Europese Verdrag van Malta (Valetta). De wet is een raamwet die gezien moet worden als een verzameling van aanpassingen en wijzigingen binnen bestaande wetten, te weten: een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet milieubeheer, de Woningwet en de Ontgrondingenwet. Conform het gemeentelijk beleid is archeologisch onderzoek bij ingrepen groter dan 30/100/250 m2 en dieper dan 30cm noodzakelijk. Een archeologisch rapport moet overlegd worden bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning. In dat kader is archeologisch onderzoek reeds uitgevoerd. Vervolgonderzoek wordt niet geadviseerd. Voor de effectbepaling is gebruik gemaakt van de volgende gegevens: • • • • • • • • • • • De indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) De Cultuur Historische Atlas van de provincie Zuid-Holland De archeologische inventarisatie, verwachtings- en beleidsadvieskaart van regio Ablasserwaard en Vijfherenlanden. Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014 De Startnotitie m.e.r. dijkversterking Schoonhovenseveer-Zijpkade De projectnota/millieueffectrapport Dijkversterking Kinderdijk-Schoonhovenseveer Eindrapportage variantenverkenning Dijkversterking Schoonhovenseveer Langerak Bestemmingsplan “Beschermd stadsgezicht Nieuwpoort” (voor de deelgebieden Veersedijk (oost) en Langerak) Bestemmingsplan “Dorpskernen” voor (Langerak (west). Bestemmingsplan “Buitengebied Liesveld”. Plan van Aanpak Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek Plangebied Dijkversterking Schoonhovense Veer -Langerak, gemeente Molenwaard Op basis van het Plan van Aanpak archeologie is in opdracht van Waterschap Rivierenland een Archeologisch bureauonderzoek en een karterend booronderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn in conceptvorm gepubliceerd en meegenomen in deze rapportage. • Coppens, C.F.H. en J. Sprangers, 2014: Plangebied dijkversterking Schoonhovense Veer – Langerak, gemeente Molenwaard; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende en karterende fase). 1e concept versie. De plannen voor de dijkversterking hebben door de geringe ruimtelijke impact in vergelijking tot “traditionele”dijkversterking nauwelijks effect op de Erfgoedaspecten. Met betrekking tot de dijkversterking en de steunberm zijn er nauwelijks negatieve gevolgen voor het behoud van de rivierdijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het rivierengebied ook blijven de doorzichten vanaf de dijk op het achterliggende (veenweide)landschap behouden. Het opvullen van de erosiegeul heeft geen negatieve invloed op de (lage) archeologische verwachting van uiterwaarden en rivier. Ook vinden geen grondwaterontrekkingen en –infiltraties plaats. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 1/35 De bodemingrepen voor de waterontspanners blijft beperkt tot het boren van de buizen en de aanleg van verzamelleidingen in de bestaande steunberm. De waterontspanners zelf zullen op basis van de archeologische voorwaarden in de vigerende bestemmingsplannen gevrijwaard zijn van archeologische inspanningen. De verzamelleidingen zullen grotendeels worden aangelegd in de bestaande steunberm. Indien bronnen of verzamelleidingen conflicteren met de hierboven benoemde archeologische resten zal archeologische begeleiding plaatsvinden conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) 3.3. Voor het opvullen van de erosiegeul zijn geen inspanningen rond archeologie noodzakelijk. De erosiegeul ligt in een zone die op de archeologische Verwachtingskaart uiterwaarden rivierengebied staat aangemerkt met een middelhoge kans op (met name) maritieme archeologie in de vaargeul. Gezien het erosieve karakter van de geul op deze locatie is de kans op het aantreffen van archeologische resten echter uit te sluiten. Eventuele resten zullen door erosie verdwenen zijn. De plannen voor de dijkversterking hebben door de geringe ruimtelijke impact nauwelijks effect op de Erfgoedaspecten. Het enige aandachtpunt is het selectiebesluit dat door de gemeente Molenwaard zal moeten worden genomen. Dit zal moeten gebeuren op basis van de definitieve versie van het rapport van het bureauonderzoek en het karterend booronderzoek door Raap. Het onderzoek bevestigt de op basis van het vigerend beleid en wetgeving opgestelde analyse voor de dijkverbetering: beperkte archeologische effecten. Dit zal echter pas formeel vastgelegd kunnen worden door het te nemen selectiebesluit door de gemeente Molenwaard als bevoegd gezag voor archeologie in het kader van de omgevingsvergunning. Zij zullen op basis van de rapportage moeten besluiten of aan de archeologische onderzoeksverplichting is voldaan en of er nadere inspanning met betrekking tot archeologie nodig is, mogelijk in de vorm van archeologische begeleiding op een viertal locaties. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 2/35 Inhoudsopgave Samenvatting 1 1 Inleiding 1.1 Dijkverbetering Schoonhovenseveer – Langerak 1.2 De te nemen maatregelen 1.3 Procedure 1.4 Leeswijzer 5 5 5 7 7 2 Regelgeving en beleid 2.1 Algemeen 2.2 Regelgeving en beleid van het Rijk 2.3 Regelgeving en beleid van de provincie Zuid-Holland 2.4 Regelgeving en beleid van Rijkswaterstaat 2.5 Regelgeving en beleid Waterschap Rivierenland 2.6 Regelgeving en beleid van de gemeente Molenwaard 2.7 Conclusie randvoorwaarden dijkversterking 9 9 10 10 12 12 12 15 3 Gebiedsbeschrijving 3.1 Algemeen 3.1.1. Landschap 3.1.2. Cultuurhistorie 3.1.3. Archeologie 3.2 Veersedijk 3.2.1. Archeologie 3.2.2. Cultuurhistorie 3.3 Langerak West 3.3.1. Archeologie 3.3.2. Cultuurhistorie 3.4 Waal Oost 3.4.1. Archeologie 3.4.2. Cultuurhistorie 3.5 Erosiegeul 17 17 17 17 19 21 21 21 22 22 23 23 23 24 25 4 Effecten van de maatregelen op de omgeving 4.1 Toetskader 4.2 Gebruikte informatie en uitgevoerd onderzoek 4.3 Dijkverhoging Veersedijk 4.4 Waterontspanners Veersedijk 4.5 Waterontspanners Langerak-West 4.6 Waterontspanners en grondverbetering Waal Oost 4.7 Opvullen erosiegeul 27 27 28 28 29 29 30 30 5 Conclusies: effecten, randvoorwaarden en restrisico’s 5.1 Conclusies 5.2 Randvoorwaarden en werkplan 31 31 31 Literatuur 33 Colofon 35 Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 3/35 Bijlage I Bepalingen bestemmingsplan gemeente Molenwaard Bijlage II Procedure toevalsvondst Bijlage III Rapport RAAP Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 4/35 1 Inleiding 1.1 Dijkverbetering Schoonhovenseveer – Langerak Veilige dijken zijn van groot belang voor de bescherming van het achterland tegen hoog water in de rivieren. De zeer hoge waterstanden in de rivieren in 1993 en 1995 hebben dit extra onder de aandacht gebracht. De dijk tussen Schoonhovenseveer en Langerak beschermt een gebied ten zuiden van de rivier de Lek tegen overstromingen. De dijk maakt onderdeel uit van dijkring 16, het gebied van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden. Volgens de laatste inzichten zijn delen van deze dijk niet veilig. Een deel van de dijk is te laag en delen van de dijk zijn bij hoge rivierstanden niet stabiel bevonden. Vier dijkvakken zijn daarom afgekeurd, met een gezamenlijke lente van 3.245 meter. Het gaat om de dijkvakken: • Veersedijk; • Langerak West; • Het Wiel en • Waal Oost. Waterschap Rivierenland (WSRL) is eigenaar en beheerder van de dijk en is verantwoordelijk voor het functioneren van de dijk. WSRL heeft de Vries & van de Wiel opdracht gegeven om maatregelen voor de dijkverbetering uit te werken en deze maatregelen te realiseren. 1.2 De te nemen maatregelen De dijk zal worden verbeterd door een combinatie van maatregelen. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 5/35 Verhogen Veersedijk De Veersedijk is momenteel te laag. De bodem waarop de dijk ligt klinkt in, waardoor de dijk steeds lager komt te liggen. Om ervoor te zorgen dat de dijk gedurende de komende periode van 50 jaar hoog genoeg is, wordt de dijk opgehoogd met (afhankelijk van de locatie) 20 tot 70 cm tot een hoogte van NAP +5,95 m. Deze ophoging compenseert het zakken van de ondergrond plus de extra zakking die wordt veroorzaakt door het extra gewicht van deze ophoging. Hiermee zal de dijk gedurende 50 jaar op voldoende hoogte zijn. De buitenzijde van de Veersedijk heeft momenteel een geknikt talud; de onderzijde van het talud (met steenzetting) is steiler dan de bovenzijde van het talud (een grashelling). De dijkverhoging vindt plaats door de hellingshoek van het talud vanaf de knik naar boven door te trekken. Hierdoor ontstaat er ruimte voor de benodigde ophoging. De dijk wordt niet breder. Verbeteren stabiliteit De stabiliteit van de dijk wordt verbeterd door het plaatsen van een rij verticale waterontspanningsbronnen aan de landzijde van de dijk. Deze bronnen zijn buizen waarvan de onderzijden zijn voorzien van perforaties (openingen). De geperforeerde onderzijden komen in de watervoerende zandlaag onder de klei/veenlaag te staan. Via de bronnen kan de overdruk van het grondwater worden afgehaald. Hierdoor wordt het opdrijven van de grond aan de binnenzijde van de dijk voorkomen. De waterontspanner is zodoende de belangrijkste oplossing voor het probleem van de instabiliteit van de dijk. De bronnen worden geplaatst aan de landzijde van de dijk, ofwel in de teen van de dijk ofwel op de steunberm. De bronnen worden groepsgewijs verbonden met een verzamelleiding waarin het kwelwater terechtkomt. Deze verzamelleiding loost het water via een verbindingsleiding naar een sloot. De aanleg van de bronnen kan plaatsvinden met relatief klein materieel en neemt weinig tijd in beslag. De plaatsing duurt per locatie, met voorbereiding van de locatie en opruimen, enkele dagen tot een week. Het plaatsen van de bron zelf duurt slechts een dagdeel. Aanvullende grondwerkzaamheden Langs de Veersedijk bevinden zich enkele watergangen nabij de teen van de steunberm van de dijk. Deze watergangen bedreigen de stabiliteit van de dijk. Het betreft twee particuliere vijvers, twee sloten en twee uiteinden van sloten. De watergangen moeten worden verlegd en de vijvers (grotendeels) worden gedempt. Van een deel van de Veersedijk wordt nog nader onderzocht of dit volledig kan worden gestabiliseerd door middel van alleen waterontspanners. Daarom is uitgegaan van een aanvullende steunberm langs het meest westelijke deel van de Veersedijk. Dat geldt ook voor de zuidoever van de gracht van Nieuwpoort. Hier wordt uitgegaan van een verzwaring van de onderwateroever in combinatie met een steunberm. Ter plaatse van de stadsgracht bij Langerak West is een verzwaring van de oever (‘onder water’) voorzien. Bij het meest westelijke deel van Waal Oost, tot de Boonevlietweg zullen grondaanvullingen van enkele decimeters noodzakelijk zijn langs de teen van de dijk. Ten oosten van de Boonevlietweg liggen zeer veel dijkopgangen, soms heel dicht naast elkaar. Hier kan in overleg met de belanghebbenden een grondaanvulling Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 6/35 worden gemaakt in plaats van een waterontspanningsbron. Ter hoogte van kilometer 273 zullen enkele zeer beperkte (maximaal enkele decimeters) grondaanvullingen op of aan de bestaande steunberm plaatsvinden. Vullen van de erosiegeul Ter hoogte van dijkvak Waal Oost is een erosiegeul aanwezig in de zandige bodem van de rivier de Lek. Via deze geul kan makkelijk rivierwater de bodem indringen, hetgeen leidt tot een hogere grondwaterspanning binnendijks. De geul levert zo een bijdrage aan de macro-instabiliteit van de dijk. De randen en taluds van de geul zijn (lokaal) steil. Verdergaande erosie zou de naastliggende schaardijk kunnen bedreigen. Daarom zal de geul gedeeltelijke met grond worden aangevuld. Hierbij wordt relatief ondoorlatend materiaal gebruikt, waar het rivierwater niet makkelijk doorheen kan stromen. De rivier heeft hier bij hogere waterstanden een grote kracht. Daarom zal de aanvulling van de geul worden beschermd tegen erosie met staalslakken of materiaal met vergelijkbare eigenschappen. Het Wiel Bij het ontwerp van de maatregelen is gebleken dat het dijktraject Het Wiel stabiel is. Bij de vorige dijkverbetering is in het Wiel een grotere verzwaring aangebracht dan bij de toetsing is aangenomen. Extra maatregelen zijn hier daarom niet nodig. 1.3 Procedure Om de dijkverbetering te mogen uitvoeren moet een aantal wettelijke procedures worden doorlopen. De belangrijkste hiervan zijn de procedures voor het Projectplan Waterwet voor de dijkverbetering en het Projectplan Waterwet voor de geulaanvulling. Het Projectplan Waterwet voor de dijkverbetering wordt vastgesteld door het Waterschap Rivierenland en goedgekeurd door de Provincie Zuid-Holland. Het Projectplan Waterwet voor de geulaanvulling wordt vastgesteld door Rijkswaterstaat Oost-Nederland. Daarnaast moet een aantal andere vergunningen en ontheffingen worden aangevraagd. 1.4 Leeswijzer Dit document vormt een bijlage bij het Projectplan Waterwet dijkverbetering en het Projectplan Waterwet geulaanvulling. Dit document is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 schetst de regelgeving die van toepassing op. Hoofdstuk 3 beschrijft het gebied. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de mogelijke effecten die de dijkverbetering op archeologische waarden kan hebben. Hoofdstuk 5 geeft de conclusies. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 7/35 Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 8/35 2 Regelgeving en beleid 2.1 Algemeen In dit hoofdstuk is beschreven welk wetgeving en beleid relevant is voor het thema Landschap, archeologie en cultuurhistorie. Het toetskader wordt gevormd door de bestaande wetgeving voor dit thema. Het beoordelingskader is van de wetgeving en het beleid afgeleid. Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Europese Verdrag van Malta (Valetta). De wet is een raamwet die gezien moet worden als een verzameling van aanpassingen en wijzigingen binnen bestaande wetten, te weten: een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet milieubeheer, de Woningwet en de Ontgrondingenwet Figuur 2-1 Relatie wetgeving De WAMZ regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De uitgangspunten zijn: • Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem (in situ) bewaren. • Vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Dit houdt in een verplichting tot vooronderzoek bij werkzaamheden die de grond gaan verstoren. De invoering hiervan wordt geregeld via bestemmingsplannen en vrijstellingen, de mer-plichtige activiteiten en ontgrondingen. • Bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen (principe verstoorder betaalt). Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 9/35 2.2 Regelgeving en beleid van het Rijk Visie Erfgoed en Ruimte (VER) In Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte, schetst het kabinet zijn visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De modernisering van de monumentenzorg (MoMo) wordt hiermee voortgezet. In deze visie wordt de rol van de ruimtelijke ordening bij de modernisering van de monumentenzorg toegelicht. De visie is complementair aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarden van nationaal belang planologisch borgt. Het doel van de Visie erfgoed en ruimte is tweeledig. In de eerste plaats maakt het rijk duidelijk welke belangen het in de gebiedsgerichte monumentenzorg zelf behartigt, welke prioriteiten het stelt en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. In de tweede plaats legt het rijk met deze visie een basis voor een gedeeld referentiekader voor gebiedsgericht erfgoedbeheer. Zo’n kader is nodig om effectieve samenwerking mogelijk te maken tussen overheden onderling en tussen overheid en particulier initiatief. In opdracht van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en Rijkswaterstaat is door Deltares, de Universiteit Utrecht en de Rijksuniversiteit Groningen een archeologische verwachtingskaart uiterwaarden rivierengebied ontwikkeld. Op deze kaart staat de archeologische verwachting met betrekking tot uiterwaarden en rivierbodems voor het rivierengebied omschreven. De kaart maakt deel uit van het programma Eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren uit de VER. SVIR In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) laat het Rijk het beleid ten aanzien van landschap op land over aan provincies en wil ze de provincies meer ruimte geven bij de afweging tussen verstedelijking en landschap, om zo meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. 2.3 Regelgeving en beleid van de provincie Zuid-Holland De provinciale belangen zijn gebaseerd op de Nota Provinciaal Belang (PS 12 november 2008): • ontwikkelen en behouden van vitale en waardevolle landschappen • behouden van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur De provincie Zuid-Holland heeft haar Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) in kaart gebracht. De provincie heeft daarbij als input voor de Structuurvisie zogenaamde Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld, waarin het provinciaal belang is weergegeven. De Alblasserwaard/Vijfheerenlanden is als 1 van de 16 ‘Topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland’ benoemd: gebieden waar cultuurhistorische waarden in bijzondere mate en in onderlinge samenhang voorkomen. Voor de topgebieden geldt de als sturingsstrategie ‘continuïteit van karakter’: behouden en versterken van de structuur door het herkenbaar houden van de ruimtelijke kenmerken hiervan (verkavelingsrichting, openheid, bebouwingsstructuur, profiel van kades, wegen en waterlopen). Als onderdeel van het topgebied is vervolgens het ‘Panorama Kinderdijk’ als ‘kroonjuweel’ benoemd. Hiervoor geldt het behouden en versterken van zowel de structuur alsook van fysieke elementen (gebouwen, waterlopen, kades, en dergelijke) door het herkenbaar houden van de ruimtelijke kenmerken hiervan (verkavelingspatroon, openheid, bebouwingsstructuur, profiel van kades en waterlopen). Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 10/35 Visie op Zuid-Holland, Structuurvisie In de provinciale structuurvisie van Zuid-Holland wordt invulling gegeven aan het nationaal landschap. Voor het Groene Hart als geheel worden de landschappelijke diversiteit, het veenweidekarakter en de openheid en rust & stilte als te behouden en ontwikkelen kernkwaliteiten benoemd. Specifiek voor de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden is ook een gebiedsprofiel beschikbaar. Hierin worden de lint- en dijkdorpen en het veenweidekarakter met hoog waterpeil genoemd. In de paragraaf Onderscheidend rivierengebied staan de volgende ambities benoemd: Kom en oeverwalgebied • Ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van het contrast tussen verdichte, multifunctionele oeverwallen en stroomruggen en open kompolders, veenweiden. • Ontwikkelingen dragen bij aan de versterking van de visuele relatie tussen de rivier en het achterliggend landschap met de typerende strokenverkaveling. Rivierdijken • nieuwe ontwikkelingen dragen bij aan behoud van de rivierdijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het rivierengebied; • versterken van het doorgaande profiel van de dijk. Dit draagt bij aan het herkenbaar houden en begrijpbaar houden van de dijk. Het ritme langs de dijk met diverse vormen van bebouwing, afritten geeft houvast voor het plaatsen en vormgeven van nieuwe ontwikkelingen. Hetzelfde geldt voor het dwarsprofiel van de dijk inclusief de plaats van de bebouwing daarin; • behoud van de doorzichten vanaf de dijk op het achterliggende veenweidelandschap; • nieuwe ontwikkelingen op of tegen de dijk krijgen een voorkant aan de dijk; • behoud of herstel van openbaarheid van oevers; • waar mogelijk koppelen van recreatieve routes aan het water, de dijk. Uiterwaarden • het versterken van het natuurlijk landschap met ruimte voor dynamische natuurlijke processen en wisselende waterstanden zijn uitgangspunt bij ontwikkelingen in het buitendijkse gebied.; • versterken van het contrast tussen het binnendijkse en buitendijkse gebied. Ambitie Alblasserwaard en Vijfheerenlanden Voor de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden zijn daar vanuit de specifieke kenmerken van de regio de volgende ambities aan toe te voegen: • zicht vanaf de rivier op karakteristieke elementen als bijvoorbeeld de molens en boezems van de Kinderdijk en de werven behouden en waar mogelijk de aantrekkelijkheid vergroten. • langs de Lek, Merwede en de Noord inzetten op het behouden en beleefbaar maken van alles wat met de getijdenwerking samenhangt. • behouden van karakteristieke elementen van de scheepsbouw langs de Merwede en de Noord. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 11/35 2.4 Regelgeving en beleid van Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat heeft een samenwerkingsconvenant met de RCE. Het convenant beschrijft de samenwerking tussen Rijkswaterstaat en de RCE ten aanzien van de omgang met en behoud van archeologisch erfgoed. In het convenant is onder andere vastgelegd dat de RCE een adviserende rol heeft ten aanzien van archeologisch onderzoek. 2.5 Regelgeving en beleid Waterschap Rivierenland Voor de verlening van een vergunning voor een grondwateronttrekking of –infiltratie heeft Waterschap Rivierenland beleidsregels opgesteld. Voor de archeologie is dit relevant: Grondwateronttrekkingen en –infiltraties (inclusief de beëindiging daarvan) mogen geen negatieve effecten hebben op het grondwatersysteem, de grondgebruikfuncties of op andere systemen die (mede)afhankelijk zijn van de bodem en/of het grondwater. Negatieve effecten kunnen betrekking hebben op: Schade aan archeologische objecten ten gevolge van drooglegging; Ook in de beleidsregel Keur Waterschap Rivierenland1 is een regel opgesteld die van belang is voor de archeologie: Proefsleuven voor bijvoorbeeld archeologisch onderzoek moeten zover mogelijk uit de waterkering worden gegraven. Hiervoor is altijd een watervergunning nodig. 2.6 Regelgeving en beleid van de gemeente Molenwaard Gemeentelijk archeologiebeleid De gemeente Molenwaard heeft eigen archeologiebeleid. Dit beleid is voor de regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden opgesteld door BAAC in 2012. Het archeologiebeleid is overgenomen in het bestemmingsplan van de gemeente. Figuur 2-2 Uitsnede archeologische verwachtingenkaart Veersedijk 1 Beleidsregel Keur Waterschap Rivierenland 2009. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 12/35 Figuur 2-3 Uitsnede archeologische verwachtingenkaart Langerak West Figuur 2-4 Uitsnede archeologische verwachtingenkaart Waal Oost De volgende categorieën komen voor binnen de verschillende deelgebieden: Donkerbruin: Zones met een hoge archeologische verwachting: Deze gebieden waren in het verleden geschikte locaties voor bewoning. Het gaat hierbij met name om de hoger liggende stroomgordels en donken, alsmede de flanken daarvan. Eventuele vindplaatsen bevinden zich bij de oeverwallen van stroomgordels meestal vlak onder de bouwvoor. De kans op het aantreffen van intacte vindplaatsen en goed geconserveerde archeologische resten is vrij groot op begraven rivierduinen of overslibde stroomgordels. Vanwege de verschillende diepteligging van de stroomgordels / rivierduinen zijn deze op de kaart ingedeeld in vier categorieën: • stroomgordels tussen maaiveld en 1,5 meter beneden maaiveld • stroomgordels tussen 1,5 en 5,0 meter beneden maaiveld • stroomgordels dieper dan 5,0 meter beneden maaiveld • rivierduinen dieper dan 1,5 meter beneden maaiveld Oppervlakte groter dan of gelijk aan 250 m2 en bodemverstoringen dieper dan de in de betreffende subcategorie genoemde bovengrens (binnen dit plangebied 30 cm). De kans is groot dat bij bodemingrepen ter plaatse van stroomgordels of donken Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 13/35 archeologische resten worden verstoord. Derhalve dient archeologisch onderzoek plaats te vinden. Als eerste stap dient een bureauonderzoek te worden uitgevoerd. Indien vervolgonderzoek noodzakelijk wordt geacht, kan door middel van een verkennend of karterend booronderzoek bepaald worden in hoeverre de ondergrond nog intact is en of er aanwijzingen zijn voor een archeologische vindplaats. Het recent uitgevoerde karterend archeologisch onderzoek heeft geen aanleiding tot vervolg onderzoek opgeleverd2. Paars: Zones met een zeer hoge archeologische verwachting voor late middeleeuwen en nieuwe tijd: Van zones met een zeer hoge archeologische verwachting is bekend dat deze al zeer lang bewoond zijn. Het gaat hierbij met name om de historische stadsen dorpskernen, alsmede de oude woonheuvels langs de bebouwingslinten. Oppervlakte groter dan of gelijk aan 30 m2 en bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld. Bij bodemingrepen worden de aanwezige archeologische resten bedreigd. Uitgangspunt is behoud ‘in situ’ door planinpassing. Indien dit niet mogelijk is, dient archeologisch onderzoek in de vorm van tenminste een bureauonderzoek plaats te vinden, dat waarschijnlijk wordt gevolgd door een proefsleufonderzoek. Het recent uitgevoerde karterend archeologisch onderzoek heeft geen aanleiding tot vervolg onderzoek opgeleverd Lila: Zones met een middelmatige archeologische verwachting voor late middeleeuwen en nieuwe tijd: De zones met een middelmatige archeologische verwachting betreffen de oudste dijken en bewoningslinten in het gebied die in de loop van de eeuwen zijn ontstaan. Op de flanken van deze oude dijken en langs deze bewoningslinten kunnen de archeologische resten van oude (niet opgehoogde) huisplaatsen worden verwacht. Oppervlakte groter dan of gelijk aan 100 m2 en bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld. Bij bodemingrepen worden de aanwezige archeologische resten bedreigd. Uitgangspunt is behoud ‘in situ’ door planinpassing. Indien dit niet mogelijk is, dient archeologisch onderzoek in de vorm van tenminste een bureauonderzoek plaats te vinden, dat waarschijnlijk wordt gevolgd door een proefsleufonderzoek. Het recent uitgevoerde karterend archeologisch onderzoek heeft geen aanleiding tot vervolg onderzoek opgeleverd Bestemmingsplan Het bestemmingsplan is een juridisch document dat de ruimtelijke ordening bepaalt. Een bestemmingsplan geeft de "bestemming" van een gebied of de bestemmingen in dat gebied aan. Het projectgebied omvat verschillende bestemmingsplannen. Met betrekking tot archeologie vallen de deelgebieden in drie bestemmingsplannen. Het betreffen het bestemmingsplan “Beschermd stadsgezicht Nieuwpoort” voor de deelgebieden Veersedijk (oost) en Langerak (west) en het bestemmingsplan “Dorpskernen” voor Langerak (west). Voor de rest geldt het bestemmingsplan “Buitengebied Liesveld”. In de bestemmingsplannen zijn de gebieden verdeeld in zones met een bepaalde archeologische waarde waaraan voorwaarden zijn gekoppeld. In het kader van de bestemmingsplannen dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden bij werkzaamheden met een bepaalde omvang en diepte. In 2 Op basis van het Plan van Aanpak archeologie is in opdracht van Waterschap Rivierenland een Archeologisch bureauonderzoek en een karterend booronderzoek uitgevoerd. Het veldonderzoek heeft geen aanleiding gegeven tot het adviseren van vervolgonderzoek. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 14/35 Bijlage 1 zijn de bestemmingsplannen met betrekking tot archeologie samengevat weergegeven. Alleen de relevante punten in relatie tot onderhavig project staan opgesomd. 2.7 Conclusie randvoorwaarden dijkversterking Rijk • Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem (in situ) bewaren. • Vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Dit houdt in een verplichting tot vooronderzoek bij werkzaamheden die de grond gaan verstoren. De invoering hiervan wordt geregeld via bestemmingsplannen en vrijstellingen, de mer-plichtige activiteiten en ontgrondingen. • Bodemverstoorders betalen archeologisch onderzoek en mogelijke opgravingen (principe verstoorder betaalt). Provincie • Nieuwe ontwikkelingen dragen bij aan behoud van de rivierdijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het rivierengebied • Behoud van de doorzichten vanaf de dijk op het achterliggende (veenweide)landschap. Waterschap • Grondwateronttrekkingen en –infiltraties (inclusief de beëindiging daarvan) mogen geen negatieve effecten hebben op het grondwatersysteem, de grondgebruikfuncties of op andere systemen die (mede)afhankelijk zijn van de bodem en/of het grondwater. Negatieve effecten kunnen betrekking hebben op: schade aan archeologische objecten ten gevolge van drooglegging; Gemeente Conform het gemeentelijk beleid is archeologisch onderzoek bij ingrepen groter dan 30/100/250 m2 en dieper dan 30cm noodzakelijk. Een archeologisch rapport moet overlegd worden bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning. In dat kader is archeologisch onderzoek reeds uitgevoerd. Vervolgonderzoek wordt niet geadviseerd. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 15/35 Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 16/35 3 Gebiedsbeschrijving 3.1 Algemeen Het archeologiebeleid van de gemeente Molenwaard is hieronder per deelgebied beschreven. Ook zijn de cultuurhistorische aspecten op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie beschreven. Het plangebied maakt deel uit van dijkring 16 (Alblasserwaard en Vijfheerenlanden) en betreft het dijktracé aan de zuidkant van de rivier de Lek, tussen Schoonhovense Veer en Langerak. Het plangebied bestaat uit 4 deelgebieden waarbinnen de dijkversterking plaats zal vinden. • Deelgebied Veersedijk (dijkpalen 247 - 251): 940 m • Deelgebied Langerak (dijkpalen 254 - 256): 530 m • Deelgebied Waal Oost (dijkpalen 266 - 275): 1700 m Het plangebied heeft een lengte van circa 3,3 km en is binnendijks voornamelijk in gebruik als bebouwd gebied en grasland met sloten( strookverkaveling). Buitendijks ligt de Lek grotendeels op korte afstand van de dijk. 3.1.1. Landschap Het landschap is een veenweidegebied met rivierinvloed, dat deel uitmaakt van de Alblasserwaard. Langs de rivierdijken is sprake van lintbebouwing. Het gebied is grotendeel planmatig ontgonnen. Vanuit de ontginningsbasis werd volgens een vaste maat naar achteren toe gewerkt. Het hele gebied kent een min of meer gelijke verkavelingswijze. Het zogenaamde cope-systeem bestaat uit langgerekte relatief smalle percelen. Door het dempen van sloten is de typische cope-maat, een kaveklbreedte van ongeveer 100 meter, veelal verdwenen. Ter bescherming van de landerijen tegen het water uit de omgeving werden rondom elke ontginning lage kades aangelegd waardoor als het ware kamers ontstonden. De grenzen van de kamers zijn herkenbaar aan deze kades maar ook aan de wegen, beplantingen en linten die in de loop der jaren op de uiteenlopende kades zijn aangelegd. 3.1.2. Cultuurhistorie In het vooral open gebied zijn de bewoningslinten ruimtelijk dominant. Alle linten zijn organisch gegroeid, kennen een afwisselende bebouwing en variëren in dichtheid en daarmee ook in doorzichten naar het achterland. Voor de Alblasserwaard lijkt te gelden dat eerst de randen van het gebied ontgonnen werden, de delen die grensden aan de grote rivieren, om vervolgens de meer landinwaarts gelegen gebieden te ontginnen. De oudst bekende nederzettingen (oudste namen) liggen dan ook langs de rivieren en veenstromen. Nog voor 1200 komen de namen Arkel, Hardinxveld, Langerak, Papendrecht en Sliedrecht al in de geschreven bronnen voor. Gedurende de elfde eeuw vorderde de ontginning van het veen gestaag, zodat in het eerste kwart van de twaalfde eeuw het meeste land direct langs de grote rivieren ontgonnen was. Daarna werd het meer landinwaarts gelegen veengebied ontgonnen. Met de ontginning van het veengebied vestigden zich mensen in het gebied. Nederzettingen groeiden uit tot dorpen, waarvan sommigen stadsrechten kregen, zoals bijvoorbeeld Nieuwpoort. Volgens de molendatabase en de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland hebben er in de deelgebieden geen molens gestaan. De enige relevante Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 17/35 cultuurhistorische waarden zijn eigenlijk de historische lintbebouwing langs de dijken en het in het plangebied ‘Het Wiel’ gelegen wiel. Langerak Langerak is een dijkdorp gelegen aan de rivier de Lek. Het dorp is omstreeks 1277 ontstaan op een bedijkte oeverwal. De eerste schriftelijke vermelding dateert van 1285. Een rak was eertijds de benaming voor een lang recht stuk in de rivier. Bij het dorp is er inderdaad sprake van een lang recht stuk in de Lek. Binnen het omdijkte gebied ontstond enige bebouwing rond de kerk (Figuur 3-1). De oudste delen van de huidige hervormde kerk dateren mogelijk nog uit de vijftiende eeuw. Tijdens een onderzoek naar eventuele voorgangers van de kerk zijn in de omgeving van de triomfboog een niet nader genoemd aantal munten gevonden uit de late middeleeuwen of nieuwe tijd. Het onderzoek dat in 1967 door de ROB ( thans RCE) is uitgevoerd leverde trouwens geen oudere voorgangers van de kerk op. Figuur 3-1 Zicht op Langerak 1725 – A. Rademaker. Bron: TU Delft In het dorp bevindt zich ook een wiel ten oosten van de Nederlands Hervormde kerk als gevolg van een dijkdoorbraak in 1820. Vanaf ongeveer de zestiende tot de negentiende eeuw was de hennepteelt een belangrijke bron van inkomsten. Touwen gemaakt van Langerakse hennep, veelal ten behoeve van de scheepvaart, golden als de beste van Nederland. Thans houdt men zich voornamelijk bezig met de veehouderij. Kasteel Langerak Het kasteel wordt voor het eerst genoemd in de dertiende eeuw. In het begin woonden er de Van Langeraks, later de Van Boetzelaers. Het slot werd in de achttiende eeuw gesloopt. Uit de huidige slotenstructuur valt de vroegere aanwezigheid van het kasteel met zijn grachten nog op te maken. Volgens gegevens in ARCHIS is het terrein rond 1900 afgegraven en verlaagd. De gracht is nog aanwezig en kan nog veel waardevolle informatie bevatten. Het is nu een archeologisch monument (AMKterrein 6395). Vesting Nieuwpoort Rond 1270 besloten de heren van Liesveld en Langerak een nederzetting te stichten op een gunstige plaats waar een oud veenriviertje uitmondde in de Lek en zo een natuurlijke haven vormt. De stad kreeg in 1283 stadsrechten. In de middeleeuwen is Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 18/35 de vesting meerdere malen verwoest. Na 1672 kreeg de vesting zijn huidige vorm en maakte het deel uit van de Oude Hollandse waterlinie. Bovendien heeft de vesting inmiddels de status ‘beschermd stadsgezicht’ gekregen. Figuur 3-2 Vesting Nieuwpoort van boven gezien. Bron: www.vestingstadnieuwpoort.nl 3.1.3. Archeologie Het plangebied bevindt zich in het Zuid-Hollandse veenweidegebied en volgt een ontginningsas van het ten zuiden van de Lekdijk gelegen veengebied. Deze ontginningsas is als dijklint op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland als dijklint opgenomen. Op de archeologische verwachting- en beleidsadvieskaart van de voormalige gemeente Liesveld staat het lint als zone met een middelhoge tot hoge verwachting op bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen Nieuwe tijd. Het veenweide gebied kenmerkt zich naast de opstrekkende strokenverkaveling, waarvan de Lekdijk als een ontginningsbasis fungeerde. Binnen het plangebied worden geen pleistocene zandopduikingen, zogenaamde rivierduinen verwacht die in het laatste deel van de laatste ijstijd, het Weichselien, zijn gevormd. Het plangebied wordt door enkele verlande rivierlopen doorsneden; de Liesveld en de Nieuwland stroomgordels. Op de oevers van de voormalige rivieren kunnen prehistorische vindplaatsen liggen. De morfologie van deze stroomgordels is niet goed bekend. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat zich langs deze stroomgordels oeverwallen bevinden die tot het moment waarop deze door jonger sediment of veen afgedekt raakten, gunstige bewoningslocaties vormden. Op basis van de (relatieve) diepteligging en stratigrafie van de afzettingen wordt uitgegaan van een datering in de periode Neolithicum - Bronstijd, met een diepteligging van 3,0 m NAP of dieper. Van deze stroomgordels zijn tot op heden uit de directe omgeving geen bewoningssporen bekend. Voor deze oudere stroomgordels geldt een middelhoge archeologische verwachting. Op de oevers van de Lek kunnen bewoningssporen vanaf de Romeinse tijd aanwezig zijn. Nederzettingen uit de Romeinse tijd of Vroege Middeleeuwen zullen naar verwachting iets groter zijn dan prehistorische nederzettingen. Vooral ten oosten van Nieuwpoort is van de historische kaarten, met name van de Kadastrale minuut kaarten uit circa 1830, een groot aantal huisplaatsen bekend. Van deze huisplaatsen is echter Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 19/35 niet bekend wat de ouderdom is en of er sprake is van (middeleeuwse) voorgangers. Hiervoor geldt dat er feitelijk reeds sprake is van vindplaatsen. In opdracht van het Waterschap Rivierenland heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in mei en juni 2014 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek vond plaats in het kader van de voorgenomen dijkversterking van de Lekdijk (zuid) tussen Schoonhovense Veer en Langerak in de gemeente Molenwaard. De bodemopbouw bestaat uit: • fluvio-lacustriene afzettingen: de aangetroffen afzettingen duiden op een nat, moerassig milieu dat onderdeel uit maakt van het fluvio-lacustriene landschap. In de vrij uniforme bodemopbouw valt geen differentiatie te maken tussen oever- of geulafzettingen en duidt op anastomoserend rivierpatroon. Mogelijk dat de hoger gelegen top van deze afzettingen in deelgebied Veersedijk en in het uiterste oosten van het deelgebied Waal Oost respectievelijk duiden op de Liesveld en Nieuwland stroomgordel. • veen: de top van het veen is over het algemeen intact, met uitzondering van de locaties ter hoogte van crevassegeulen voorkomen of het oostelijk deel van deelgebied Veersedijk (dijklichaam). Hier is het veen geërodeerd of ontgraven. Er is geen veraard veen waargenomen. In deelgebied Wiel zijn tot grote diepte, zandige dijkdoorbraakafzettingen aangetroffen • kom-, en oeverafzettingen: onder het dijklichaam zijn in het gehele plangebied oeverafzettingen waargenomen. De top van de oeverafzettingen is veelal op genomen in het oude dijklichaam. Er zijn in de oeverafzettingen geen laklagen of andere aanwijzingen voor een fasering waargenomen. Op basis van de resultaten van het verkennende booronderzoek, dient de middelhoge verwachting voor het aantreffen van nederzettingstereinen op de oeverafzettingen van de Liesveld en Nieuwland stroomgordel, naar beneden toe te worden bijgesteld (laag). Dit vanwege de aangetroffen afzettingen die duiden op een nat, moerassig milieu dat onderdeel uit maakt van het fluvio-lacustriene landschap. De archeologische verwachting op het aantreffen van bewoningssporen vanaf de Romeinse tijd op de oevers van de Lek dient eveneens naar laag te worden bijgesteld. Tijdens het veldonderzoek is gebleken dat de top van de oeverafzettingen veelal is op genomen in het (oude) dijklichaam. In de oeverafzettingen zijn geen archeologisch kansrijke geo(morfo)logische niveaus aangetroffen (zoals laklagen), noch zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van grotere archeologische vindplaatsen uit de Romeinse tijd met een cultuurlaag en/of hoge vondstspreiding. Op basis van de bijgestelde archeologische verwachting, lage verwachting op het aantreffen van archeologische vindplaatsen uit de periode Neolithicum - Bronstijd en de Romeinse tijd, is nader archeologisch onderzoek (karterend booronderzoek) niet aan de orde. Aan de hand van het bureauonderzoek en met name de analyse van de Kadastrale Minuut 1811 zijn binnen de grenzen van het plangebied circa 21 clusters met historische bebouwing gedefinieerd. Voor de historische huisplaatsen geldt dat er feitelijk reeds sprake is van vindplaatsen. Per cluster en per deelgebied, zijn de resultaten van het karterend booronderzoek beschreven in Tabel 3-1. In totaal is in het plangebied sprake van 12 clusters waarbinnen (deels) sprake is van Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 20/35 een archeologische vindplaats. De begrenzing van de vindplaatsen is bepaald op basis van de boorresultaten van de uitgevoerde boringen. Hierbij is ook gekeken naar de ligging van de desbetreffende huisplaats (erf) op basis van de Kadastrale Minuut. In de lengterichting, dat wil zeggen, parallel aan de Lekdijk, is de begrenzing bepaald aan de hand van de ligging van de boringen met archeologische indicatoren. De begrenzingen van de vindplaats in de richting van de Lek (noord) en in de richting van de polder (zuid) is niet vast gesteld. Waarschijnlijk strekt een vindplaats zich in de richting van de polder (zuid) verder uit en vormt het (historisch) dijklichaam de noordgrens. Tabel 3-1 Overzicht van vindplaatsclusters met historische bebouwing met daarbij tot hoe diep ontgraven kan worden zonder impact. deelgebied cluster dijkpaal diepte ontgraving zonder impact Veersedijk 1 AW247 NAP +2,9 m Langerak 2 AW254 NAP +2,4 m Langerak 3 AW255 NAP -0,7 m Waal-Oost 4 AW266 NAP +2,3 m Waal-Oost 6 AW267 NAP +2,0 m Waal-Oost 7 AW268 NAP + 0 m Waal-Oost 12 AW270 NAP -0,3 m Waal-Oost 13 AW271 NAP -0,3 m Waal-Oost 15 AW272 NAP -1,2 m Waal-Oost 16 AW273 NAP -0,3 m Waal-Oost 17 AW273 NAP -0,5 m Waal-Oost 20 AW275-40m NAP +1,0 m / NAP -0,4 m 3.2 Veersedijk 3.2.1. Archeologie Hoge verwachting aan of nabij het oppervlak (voor prehistorie tot middeleeuwen). Bij ingrepen groter dan of gelijk aan 250 m² en dieper dan 30 cm dient voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Het door Raap uitgevoerde onderzoek kan als dergelijke onderbouwing worden gebruikt. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat langs de Veersedijk cluster 1 aanwezig is dat als huisplaats bestempeld is ter hoogte van AW 247. Op deze locatie kunnen bodemingrepen tot een diepte van NAP +2,9 m worden uitgevoerd zonder dat de archeologische waarden worden aangetast (Figuur 3-3). 3.2.2. Cultuurhistorie De bebouwing aan de zuidkant van het plangebied maakt deel uit van een nederzettingslint. Volgens de provinciale cultuurhistorische waardenkaart is de structuur hiervan intact en kent het nederzettingslint een redelijk hoge waarde Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 21/35 (categorie 3). De dijkverhoging in het oostelijk deel van dit deelgebied, bevindt zich binnen het beschermd stadsgezicht. Figuur 3-3 Ligging cluster 1 (rood) in het westen van deelgebied Veersedijk. Bron: Coppens en Sprangers 2014. 3.3 Langerak West 3.3.1. Archeologie In het dijkvak Langerak West stond van de 13e tot eind 18e eeuw het kasteel Langerak (AW255+050 - AW256+050). Er zijn nog resten van dit kasteel aanwezig en de archeologische waarde is hoog. Het kasteel heeft in Archis 2 AMK-nummer 6395. Ten noordwesten van het kasteel zijn in 2011 skeletresten aangetroffen ( Figuur 3-4). De conclusie was dat het om een massagraf dat in verband kan worden gebracht met een van de vele overstromingen van de Lek. Vermoedelijk gaat het om slachtoffers van de laatste watersnood uit 1820. De resten zijn echter gevonden buiten het deelgebied Langerak West en er is destijds reeds een opgraving uitgevoerd.3 Verder heeft het gebied van het AMK terrein een zeer hoge verwachting voor late middeleeuwen en nieuwe tijd. Bij ingrepen groter dan of gelijk aan 30 m² en dieper dan 30 dient voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Voor het overige gebied geldt een middelmatige verwachting voor late middeleeuwen en nieuwe tijd. Bij ingrepen groter dan of gelijk aan 100 m² en dieper dan 30 cm dient voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 3 Onderzoeksmeldingsnr. 45492. Opgraving aan de Lekdijk 173a, uitgevoerd door BAAC. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 22/35 Het door Raap uitgevoerde onderzoek kan als dergelijke onderbouwing worden gebruikt. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat in deelgebied Langerak West 2 clusters aanwezig zijn die beiden als huisplaats bestempeld zijn. Cluster 2 ligt ter hoogte van AW 254 en cluster 3 ter hoogte van AW 255. Op deze locaties kunnen bodemingrepen tot een diepte van respectievelijk NAP +2,4 m en NAP -0,7 m worden uitgevoerd zonder dat de archeologische waarden worden aangetast (Figuur 3-4). Figuur 3-4 Clusters 2 en 3 (rood) binnen het deelgebied Langerak West. Ligging AMK terrein 6395 (blauw) met aan de noordwestzijde de locatie van de skeletvondsten (waarnemingnr. 429018). Bron: Coppens en Sprangers 2014. Middelmatige verwachting voor late middeleeuwen en nieuwe tijd. Bij ingrepen groter dan of gelijk aan 100 m² en dieper dan 30 cm dient voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Hoge verwachting aan of nabij het oppervlak (voor prehistorie tot middeleeuwen). Bij ingrepen groter dan of gelijk aan 250 m² en dieper dan 30 cm dient voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 3.3.2. Cultuurhistorie De bebouwing aan de zuidkant van het plangebied maakt deel uit van een nederzettingslint. Volgens de provinciale cultuurhistorische waardenkaart is de structuur hiervan intact met redelijk gave bebouwing en kent het nederzettingslint een hoge waarde (categorie 2). Het westelijkste deel van het plangebied bevindt zich binnen het beschermd stadsgezicht. 3.4 Waal Oost 3.4.1. Archeologie Middelmatige verwachting voor late middeleeuwen en nieuwe tijd. Bij ingrepen groter dan of gelijk aan 100 m² en dieper dan 30 cm dient voor het uitvoeren van werken en Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 23/35 werkzaamheden een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Hoge verwachting aan of nabij het oppervlak (voor prehistorie tot middeleeuwen). Bij ingrepen groter dan of gelijk aan 250 m² en dieper dan 30 cm dient voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Het door Raap uitgevoerde onderzoek kan als dergelijke onderbouwing worden gebruikt. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat in deelgebied Waal-Oost 9 clusters aanwezig zijn die als huisplaats bestempeld zijn. Het gaat om cluster 4, 6, 7, 12, 13, 15, 16, 17 en 20. (Figuur 3-5 en Figuur 3-6). De diepte waarop op deze locaties bodemingrepen kunnen worden verricht zonder dat de archeologische waarden worden aangetast varieert van minimaal NAP +2,3 m tot NAP -0,5 m (zie Tabel 3-1). 3.4.2. Cultuurhistorie De bebouwing aan de zuidkant van het plangebied maakt deel uit van een nederzettingslint. Volgens de provinciale cultuurhistorische waardenkaart is de structuur hiervan intact met redelijk gave bebouwing en kent het nederzettingslint een hoge waarde (categorie 2). Figuur 3-5 Archeologische clusters 4, 6, 7, 12 en 13 van Waal Oost. Bron: Coppens en Sprangers 2014. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 24/35 Figuur 3-6 Archeologische clusters 15, 16, 17 en 20 van Waal Oost. Bron: Coppens en Sprangers 2014. 3.5 Erosiegeul De erosiegeul ligt in een zone die op de archeologische Verwachtingskaart uiterwaarden rivierengebied staat aangemerkt met een middelhoge kans op (met name) maritieme archeologie in de vaargeul. Gezien het erosieve karakter van de geul op deze locatie is de kans op het aantreffen van archeologische resten echter uit te sluiten. Eventuele resten zullen door erosie verdwenen zijn. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 25/35 Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 26/35 4 Effecten van de maatregelen op de omgeving 4.1 Toetskader Het toetskader wordt gevormd door de bestaande wetgeving voor dit thema. Het beoordelingskader is van de wetgeving en het beleid afgeleid. Er is vanuit Rijks –en provinciaal beleid gekeken in hoeverre de geplande ingrepen van invloed zijn op de kenmerkende landschappelijke structuren en landschapseenheden en waardevolle landschapselementen en in hoeverre de ingrepen resulteren in beïnvloeding van historisch geografische en historisch bouwkundige elementen en structuren en de aantasting van bekende archeologische waarden en verwachtingen. Vanuit het Waterschapsbeleid is gekeken naar negatieve effecten die betrekking kunnen hebben op schade aan archeologische objecten ten gevolge van drooglegging; Vanuit gemeentelijk beleid is gekeken naar de aantasting van bekende archeologische waarden en verwachtingen op basis van de voorwaarden die gesteld zijn aan archeologie in de verschillende bestemmingsplannen. De effecten met betrekking tot de landschappelijke en cultuurhistorische aspecten kunnen grotendeels op voorhand worden uitgesloten. De plannen voor de dijkverbetering sluiten door de geringe ruimtelijke impact in vergelijking tot “traditionele”dijkversterking goed aan bij de beleidsmatige uitgangspunten op het gebied van Erfgoed; “behoud in situ”, het behoud van de rivierdijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het rivierengebied en het behoud van de doorzichten vanaf de dijk op het achterliggende (veenweide)landschap. Bovendien vinden geen grondwaterontrekkingen en –infiltraties plaats, waardoor geen schade zal ontstaan aan archeologische objecten ten gevolge van drooglegging. Tabel 4-1 Toetskader Aspecten criteria Uitgedrukt in: Visueel ruimtelijk/Landschappelijk • Verandering kenmerkende landschappelijke structuren en landschapseenheden Verandering waardevolle landschapselementen Kwalitatief Beïnvloeding historisch geografische en historisch bouwkundige elementen Beïnvloeding historisch geografische en historisch bouwkundige structuren Kwalitatief • Cultuurhistorie • • Archeologie • Aantasting bekende archeologische waarden en verwachtingen Kwalitatief Archeologie • Aantasting bekende archeologische waarden en verwachtingen Kwalitatief Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 27/35 4.2 Gebruikte informatie en uitgevoerd onderzoek Voor de effectbepaling is gebruik gemaakt van de volgende gegevens: • • • • • • • • • • • De indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) De Cultuur Historische Atlas van de provincie Zuid-Holland De archeologische inventarisatie, verwachtings- en beleidsadvieskaart van regio Ablasserwaard en Vijfherenlanden. Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014 De Startnotitie m.e.r. dijkversterking Schoonhovenseveer-Zijpkade De projectnota/millieueffectrapport Dijkversterking Kinderdijk-Schoonhovenseveer Eindrapportage variantenverkenning Dijkversterking Schoonhovenseveer Langerak Bestemmingsplan “Beschermd stadsgezicht Nieuwpoort” (voor de deelgebieden Veersedijk (oost) en Langerak) Bestemmingsplan “Dorpskernen” voor (Langerak (west). Bestemmingsplan “Buitengebied Liesveld”. Plan van Aanpak Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek Plangebied Dijkversterking Schoonhovense Veer -Langerak, gemeente Molenwaard Op basis van het Plan van Aanpak archeologie is in opdracht van Waterschap Rivierenland een Archeologisch bureauonderzoek en een karterend booronderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn in conceptvorm gepubliceerd en meegenomen in deze rapportage. • Coppens, C.F.H. en J. Sprangers, 2014: Plangebied dijkversterking Schoonhovense Veer – Langerak, gemeente Molenwaard; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende en karterende fase). definitief. 4.3 Dijkverhoging Veersedijk Bij het dijkvak bij Veersedijk wordt voor een groot deel van het tracé de kruin van de dijk gemiddeld ruim een halve meter verhoogd. De teen van de dijk blijft echter liggen op de huidige locatie. Het verhogen van de dijk met gemiddeld ruim een halve meter beïnvloedt nauwelijks de historisch geografische structuur van de dijk. Het steilere dijktalud past immers ook in de morfologische diversiteit aan dijkstructuren in de directe omgeving. In het dijktracé tussen dijkpaal AW247 en AW248 vindt een aantal aanvullende werkzaamheden plaats. De bestaande steunberm dient hier versterkt te worden. Dat wil zeggen dat de bestaande steunberm 1,3 meter verhoogd zal worden en 7m verbreed. Daarnaast dient ter versteviging van het dijkvak een vijver (grotendeels) gedempt te worden. Ook tussen dijkpaal AW250 en AW251 zal een waterpartij gedempt (verlegd) worden. Het gaat hierbij om het dempen van een deel van de dijksloot ten zuidwesten van de Veersedijk. Aangezien de sloot wel een rol speelt in de waterhuishouding van het gebied zal de sloot in zuidwestelijke richting verplaatst worden langs de bestaande wegen. De vestinggracht aan de westzijde van Nieuwpoort zal aan de zuidzijde versterkt moeten worden. Aan deze zijde van de dijk zal een steunberm worden aangelegd, zoals reeds aanwezig aan de noordzijde van de dijk hier. De steunberm zal een Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 28/35 breedte van 7 meter krijgen en een hoogte van 2 meter. De steunberm zal ca 0,5 m boven het waterpeil uitsteken. Daarnaast zal op deze plek het stortbed onderwater opgehoogd worden. De ophoging zal grotendeels plaats vinden op het reeds bestaande dijktalud, waarbij geen archeologische waarden aangetast zullen worden. De geplande ingrepen buiten het bestaande dijktalud vinden niet plaats ter hoogte van de aangetoonde archeologische waarden. Bij eventuele baggerwerkzaamheden voor het realiseren van grondverbeteringen van de waterbodem in bestaande historische waterlopen (vestinggracht van Nieuwpoort) zal archeologische begeleiding plaats vinden. 4.4 Waterontspanners Veersedijk De bodemingrepen voor de waterontspanners blijven beperkt tot het boren van de buizen en de aanleg van verzamelleidingen in de bestaande steunberm. Het boren van de waterontspanners blijft ruimschoots beneden vrijstelling voor een omgevingsvergunning voor het heien van palen, aangezien de verstoring beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de oppervlakte van het te bebouwen gebied, zoals verwoord in het vigerende bestemmingsplan. Voor het aanleggen van de verzamelleiding tussen de waterontspanners zal vanwege archeologie een omgevingsvergunning nodig zijn. Hierbij is het oppervlaktecriterium voor bodemingrepen 100 m2 en het dieptecriterium 30 cm. De omgevingsvergunning voor aanleg wordt meegenomen in het Projectplan Waterwet voor de dijkverbetering. De aanleg van de verzamelleidingen zal plaats vinden in de bestaande steunberm tot een diepte van maximaal NAP + 2,0 m. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat langs de Veersedijk cluster 1 aanwezig is dat als huisplaats bestempeld is ter hoogte van AW 247. Op deze locatie kunnen bodemingrepen tot een diepte van NAP +2,9 m worden uitgevoerd zonder dat de archeologische waarden worden aangetast. De aanleg van de verzamelleidingen interfereert met cluster 1. Indien bronnen of verzamelleidingen conflicteren met cluster 1 zal archeologische begeleiding moeten plaatsvinden. 4.5 Waterontspanners Langerak-West De bodemingrepen voor de waterontspanners blijven beperkt tot het boren van de buizen en de aanleg van verzamelleidingen in de bestaande steunberm. Het boren van de waterontspanners blijft ruimschoots beneden vrijstelling voor een omgevingsvergunning voor het heien van palen, aangezien de verstoring beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de oppervlakte van het te bebouwen gebied, zoals verwoord in het vigerende bestemmingsplan. Voor het aanleggen van de verzamelleiding tussen de waterontspanners zal vanwege archeologie een omgevingsvergunning nodig zijn. Hierbij is het oppervlaktecriterium voor bodemingrepen 100 m2 en het dieptecriterium 30 cm. De omgevingsvergunning voor aanleg wordt meegenomen in het Projectplan Waterwet voor de dijkverbetering. De aanleg van de verzamelleidingen zal plaats vinden in de bestaande steunberm tot een diepte van maximaal NAP + 2,0 m. Uit het Raap onderzoek is naar voren gekomen dat in deelgebied Langerak-West twee clusters aanwezig zijn die als huisplaats bestempeld zijn. Cluster 2 ligt ter hoogte van AW 254 en cluster 3 ter hoogte van AW 255. Op deze locaties kunnen bodemingrepen tot een diepte van respectievelijk NAP +2,4 m en NAP -0,7 m worden uitgevoerd zonder dat de archeologische waarden worden aangetast. De aanleg van de verzamelleidingen interfereert met cluster 2. Daarnaast is de kans aanwezig dat bij het aanleggen van de Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 29/35 verzamelleidingen menselijk skeletmateriaal kan worden aangetroffen ten noordwesten van kasteel Langerak.Indien bronnen of verzamelleidingen conflicteren met cluster 2 of eventueel aanwezig menselijk skeletmateriaal, zal archeologische begeleiding plaatsvinden. 4.6 Waterontspanners en grondverbetering Waal Oost De bodemingrepen voor de waterontspanners blijft beperkt tot het boren van de buizen en de aanleg van verzamelleidingen in de bestaande steunberm. Het boren van de waterontspanners blijft ruimschoots beneden vrijstelling voor een omgevingsvergunning voor het heien van palen, aangezien de verstoring beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de oppervlakte van het te bebouwen gebied, zoals verwoord in het vigerende bestemmingsplan. Voor het aanleggen van de verzamelleiding tussen de waterontspanners zou vanwege archeologie een omgevingsvergunning nodig zijn. Hierbij is het oppervlaktecriterium voor bodemingrepen 100 m2 en het dieptecriterium 30 cm. De omgevingsvergunning voor aanleg wordt meegenomen in het Projectplan Waterwet voor de dijkverbetering. De aanleg van de verzamelleidingen zal plaats vinden in de bestaande steunberm tot een diepte van maximaal NAP +2,0 m. Uit het Raap onderzoek is naar voren gekomen dat in deelgebied Waal-Oost negen clusters aanwezig zijn die als huisplaats bestempeld zijn. Het gaat om cluster 4, 6, 7, 12, 13, 15, 16, 17 en 20. (figuur 4). De diepte waarop op deze locaties bodemingrepen kunnen worden verricht zonder dat de archeologische waarden worden aangetast varieert van minimaal NAP +2,3 m tot NAP -0,5 m. De aanleg van de verzamelleidingen interfereert met clusters 4 en mogelijk met cluster 6. Indien bronnen of verzamelleidingen conflicteren met clusters 4 en of 6 zal archeologische begeleiding plaatsvinden conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) 3.3. Ter versteviging van het dijktracé zal in de vorm van maatwerk op verschillende locaties kavels op worden gehoogd met enkele decimeters en zal waar mogelijk de ruimte tussen de stoepen worden aangevuld. Deze ingrepen vinden niet plaats ter hoogte van de aangetoonde archeologische waarden. 4.7 Opvullen erosiegeul Voor het opvullen van de erosiegeul zijn geen inspanningen rond archeologie noodzakelijk. De erosiegeul ligt in een zone die op de archeologische Verwachtingskaart uiterwaarden rivierengebied staat aangemerkt met een middelhoge kans op (met name) maritieme archeologie in de vaargeul. Gezien het erosieve karakter van de geul op deze locatie is de kans op het aantreffen van archeologische resten echter uit te sluiten. Eventuele resten zullen door erosie verdwenen zijn. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 30/35 5 Conclusies: effecten, randvoorwaarden en restrisico’s 5.1 Conclusies De plannen voor de dijkversterking hebben door de geringe ruimtelijke impact in vergelijking tot “traditionele”dijkversterking nauwelijks effect op de Erfgoedaspecten. Met betrekking tot de dijkversterking en de steunberm zijn er nauwelijks negatieve gevolgen voor het behoud van de rivierdijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het rivierengebied ook blijven de doorzichten vanaf de dijk op het achterliggende (veenweide)landschap behouden. Het opvullen van de erosiegeul heeft geen negatieve invloed op de (lage) archeologische verwachting van uiterwaarden en rivier. Ook vinden geen grondwaterontrekkingen en –infiltraties plaats. De bodemingrepen voor de waterontspanners blijft beperkt tot het boren van de buizen en de aanleg van verzamelleidingen in de bestaande steunberm. De waterontspanners zelf zullen op basis van de archeologische voorwaarden in de vigerende bestemmingsplannen gevrijwaard zijn van archeologische inspanningen. De verzamelleidingen zullen grotendeels worden aangelegd in de bestaande steunberm. Indien bronnen, baggerwerkzaamheden of verzamelleidingen conflicteren met de hierboven benoemde archeologische resten zal archeologische begeleiding plaatsvinden conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) 3.3. Voor het opvullen van de erosiegeul zijn geen inspanningen rond archeologie noodzakelijk. De erosiegeul ligt in een zone die op de archeologische Verwachtingskaart uiterwaarden rivierengebied staat aangemerkt met een middelhoge kans op (met name) maritieme archeologie in de vaargeul. Gezien het erosieve karakter van de geul op deze locatie is de kans op het aantreffen van archeologische resten echter uit te sluiten. Eventuele resten zullen door erosie verdwenen zijn. De plannen voor de dijkversterking hebben door de geringe ruimtelijke impact nauwelijks effect op de Erfgoedaspecten. 5.2 Randvoorwaarden en werkplan Het enige aandachtpunt is het selectiebesluit dat door de gemeente Molenwaard zal moeten worden genomen. Dit zal moeten gebeuren op basis van de definitieve versie van het rapport van het bureauonderzoek en het karterend booronderzoek door Raap. Het onderzoek bevestigt de op basis van het vigerend beleid en wetgeving opgestelde analyse voor de dijkverbetering: beperkte archeologische effecten. Dit zal echter pas formeel vastgelegd kunnen worden door het te nemen selectiebesluit door de gemeente Molenwaard. Zij zullen op basis van de rapportage moeten besluiten of aan de archeologische onderzoeksverplichting is voldaan en of er nadere inspanning met betrekking tot archeologie nodig is, mogelijk in de vorm van archeologische begeleiding op een viertal ontgravingslocaties en een tweetal baggerlocaties. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 31/35 Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 32/35 Literatuur Archis 2 Bestemmingsplan “Beschermd stadsgezicht Nieuwpoort” (voor de deelgebieden Veersedijk (oost) en Langerak) Bestemmingsplan “Dorpskernen” voor (Langerak (west). Bestemmingsplan “Buitengebied Liesveld”. Boshoven, E.H. e.a. 2009: De archeologische inventarisatie, verwachtings- en beleidsadvieskaart van regio Ablasserwaard en Vijfherenlanden. BAAC rapport V08.0185 Coppens C.F.H. 2014: Plan van Aanpak Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek Plangebied Dijkversterking Schoonhovense Veer Langerak, gemeente Molenwaard, RAAP West-Nederland Coppens, C.F.H. en J. Sprangers, 2014: Plangebied dijkversterking Schoonhovense Veer – Langerak, gemeente Molenwaard; archeologisch vooronderzoek: een bureauen inventariserend veldonderzoek (verkennende en karterende fase). Cultuur Historische Atlas van de provincie Zuid-Holland (www.zuid-holland.nl) Davidse , E.J. e.a. 2010: De Startnotitie m.e.r. dijkversterking SchoonhovenseveerZijpkade TAUW rapport Kenmerk R001-4691567DBJ-aao-V09-NL Grondwaterbeleidsplan Waterschap Rivierenland 2011-2014 Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) Muntinga, J.K. 2013: De projectnota/millieueffectrapport Dijkversterking KinderdijkSchoonhovenseveer. Witteveen + Bos TL200-7. Schoonen, P.E.M. 2013: Eindrapportage variantenverkenning Dijkversterking Schoonhovenseveer – Langerak Witteveen + Bos TL224-14 Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 33/35 Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 34/35 Colofon Opdrachtgever Uitgave Telefoon Projectnummer De Vries & Van de Wiel bv Movares Nederland B.V. Daalseplein 100 Postbus 2855 3500 GW Utrecht 030 265 55 55 RM002158 2014, Movares Nederland B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Movares Nederland B.V. Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 35/35 Bijlage I Bepalingen bestemmingsplan gemeente Molenwaard BP Beschermd dorpsgezicht Nieuwpoort Waarde archeologie 1 Geen omgevingsvergunning is noodzakelijk wanneer: • bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m • een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²; • een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst. Bij werkzaamheden (geen gebouw zijnde) is een omgevingsvergunning noodzakelijk bij: • het ophogen van de bodem; • het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verhardingen 30 m² of meer bedragen • het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren • het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur • het scheuren van grasland over een grotere oppervlakte dan 30 m² • het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage De werken en werkzaamheden hierboven zijn slechts toelaatbaar, indien wordt aangetoond aan de hand van nader archeologisch onderzoek dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, of; • de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; • de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige. Bij dit project hoeft geen aparte omgevingsvergunning voor aanleg te worden aangevraagd. De aanlegwerkzaamheden worden meegenomen in het Projectplan Waterwet voor de dijkverbetering. Waarde archeologie 4 Zie Waarde archeologie 1 • Oppervlaktecriterium 250 m2 • Dieptecriterium 30 cm Verder geen omgevingsvergunning noodzakelijk wanneer de werkzaamheden bestaan uit het heien van palen, zolang de door de heipalen veroorzaakte verstoring beperkt Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 i blijft tot minder dan 1 procent van de oppervlakte van het te bebouwen gebied, waarbij voor ingeheide ronde palen de oppervlakte van de verstoring berekend dient te worden door de dubbele straal (r) van de palen te nemen en bij ingeheide vierkante palen door de oppervlakte van de heipaal (lxb) te vermenigvuldigen met een factor vier; Met betrekking tot cultuurhistorie is er in het bestemmingsplan “Beschermd stadsgezicht Nieuwpoort” opgenomen: Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren: • het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem, met uitzondering van het ophogen, egaliseren of verlagen van de bodem ten behoeve van de bouw van een aan- of uitbouw op dezelfde hoogte als het hoofdgebouw waaraan de aan- of uitbouw gebouwd wordt; • het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; • het verwijderen, kappen of rooien van bomen en andere opgaande beplanting. • Dit verbod is niet van toepassing indien de werkzaamheden: • werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of herstel van de cultuurhistorische waarden. BP Dorpskernen Waarde archeologie 2 Zie Waarde archeologie 1 • Oppervlaktecriterium 100 m2 • Dieptecriterium 30 cm Verder geen omgevingsvergunning noodzakelijk wanneer de werkzaamheden bestaan uit het heien van palen, zolang de door de heipalen veroorzaakte verstoring beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de oppervlakte van het te bebouwen gebied, waarbij voor ingeheide ronde palen de oppervlakte van de verstoring berekend dient te worden door de dubbele straal (r) van de palen te nemen en bij ingeheide vierkante palen door de oppervlakte van de heipaal (lxb) te vermenigvuldigen met een factor vier. Bij werkzaamheden (geen gebouw zijnde) is een omgevingsvergunning noodzakelijk bij: a. het ophogen van de bodem met meer dan 30 cm; b. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil; e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt; g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd; h. het aanleggen van bos of boomgaard; i. het scheuren van grasland; j. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage. De werken en werkzaamheden hierboven zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 ii de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar indien: a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige. Waarde archeologie 4 Zie Waarde archeologie 1 • Oppervlaktecriterium 250 m2 • Dieptecriterium 30 cm Verder geen omgevingsvergunning noodzakelijk wanneer de werkzaamheden bestaan uit het heien van palen, zolang de door de heipalen veroorzaakte verstoring beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de oppervlakte van het te bebouwen gebied, waarbij voor ingeheide ronde palen de oppervlakte van de verstoring berekend dient te worden door de dubbele straal (r) van de palen te nemen en bij ingeheide vierkante palen door de oppervlakte van de heipaal (lxb) te vermenigvuldigen met een factor vier; BP Buitengebied Liesveld Waarde archeologie 2 Zie Waarde archeologie 1 • Oppervlaktecriterium 100 m2 • Dieptecriterium 30 cm Verder geen omgevingsvergunning noodzakelijk wanneer de werkzaamheden bestaan uit het heien van palen, zolang de door de heipalen veroorzaakte verstoring beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de oppervlakte van het te bebouwen gebied, waarbij voor ingeheide ronde palen de oppervlakte van de verstoring berekend dient te worden door de dubbele straal (r) van de palen te nemen en bij ingeheide vierkante palen door de oppervlakte van de heipaal (lxb) te vermenigvuldigen met een factor vier; Waarde archeologie 4 Zie Waarde archeologie 1 • Oppervlaktecriterium 250 m2 • Dieptecriterium 30 cm Verder geen omgevingsvergunning noodzakelijk wanneer de werkzaamheden bestaan uit het heien van palen, zolang de door de heipalen veroorzaakte verstoring beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de oppervlakte van het te bebouwen gebied, waarbij voor ingeheide ronde palen de oppervlakte van de verstoring berekend dient te worden door de dubbele straal (r) van de palen te nemen en bij ingeheide vierkante palen door de oppervlakte van de heipaal (lxb) te vermenigvuldigen met een factor vier; Waarde archeologie 8 Zie Waarde archeologie 1 • Oppervlaktecriterium 10.000 m2 Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 iii • Dieptecriterium 30 cm Verder geen omgevingsvergunning noodzakelijk wanneer de werkzaamheden bestaan uit het heien van palen, zolang de door de heipalen veroorzaakte verstoring beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de oppervlakte van het te bebouwen gebied, waarbij voor ingeheide ronde palen de oppervlakte van de verstoring berekend dient te worden door de dubbele straal (r) van de palen te nemen en bij ingeheide vierkante palen door de oppervlakte van de heipaal (lxb) te vermenigvuldigen met een factor vier; Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 iv Bijlage II Procedure toevalsvondst Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014 Bijlage III Rapport RAAP Archeologie D81-PVE-KA-1400188 / Proj.nr. RM002158 / Vrijgegeven / Versie 3.0 / 29 augustus 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc