33040/17/2/A/3 Besluit van de deputatie van de Provincieraad, houdende vergunning aan N.V./C.V.B.A. YSCO/BELGOMILK voor het veranderen van een inrichting gelegen te LANGEMARKPOELKAPELLE. De deputatie van de Provincieraad, Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij decreten van het Vlaams Parlement. Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering en bij het decreet van 18 mei 1999; Gelet op het besluit van 1 juni 1995 van de Vlaamse Regering houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid op artikel 8, en het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering 14 oktober 2011 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets; Gelet op het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, inz. art. 11; Gelet op de volgende vergunning(en) en beslissingen die met betrekking tot de exploitatie van de hierna vermelde inrichting werden getroffen, en op de datum van de indiening van de hierna vermelde milieuvergunningsaanvraag van toepassing waren; Gelet op het besluit d.d. 09/12/2010 van de deputatie waarbij de vergunning verleend wordt voor het verder exploiteren en veranderen van een zuivelbedrijf voor een termijn van 20 jaar; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag op 6/01/2012, ingediend door N.V./C.V.B.A. YSCO/BELGOMILK, gevestigd te Fabriekstraat 141 9120 Beveren-Waas , strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een inrichting gelegen te Melkerijstraat 10 te Langemark-Poelkapelle, kadastraal bekend : Afdeling Sectie Perceelnummer LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0613/C 2 LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0648/M 4 LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0650/D 2 LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0650/F 2 LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0650/G 2 LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0655/D LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0655/M LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0655/N LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0655/P 1 met als voorwerp : een zuivelfabriek te veranderen nl de wijziging door: - verwijdering diverse schadelijke (X), corrosieve (C) of irriterende (Xi) stoffen in zakken, vaten en bussen 6.527 kg - vermindering opslag P1-prod. 1.620 l (afdeling Ysco) - vermindering opslag P2-prod. 8.210 l (afdeling Ysco); 200 l (afdeling Poeder) - vermindering opslag sommige P3-prod. 245 l (afdeling Ysco) - vermindering opslag sommige P4-prod. 105 l (afdeling Ysco); 4.363,64 l (afdeling Poeder) - vermindering vermogen droogtoren Niro 113,65 kW de uitbreiding met: - lozingsdebiet bedrijfsafvalwater 40 m³/uur, 900 m³/dag en 209.000 m³/jaar - een transfo 2.500 kVA (afdeling kaas en boter) - diverse koelinstallaties, airco's: - afdeling kaas en boter 616,27 kW - afdeling Ysco 255,94 kW - afdeling poeder 26,4 kW - burelen 482,4 kW - vacuümpompen – bushpompen 123 kW (afdeling kaas en boter) - gassen in flessen 250 l (150 l arcal, 100 l Noxalic) - bovengrondse tank stikstof 6.100 l - bovengrondse tank CO2 3.300 l - diverse schadelijke (X), corrosieve (C) of irriterende (Xi) stoffen in tanks, zakken, vaten en bussen 37.425,94 kg: - afdeling kaas en boter 27.162,92 kg - afdeling Ysco 4.789,74 kg - afdeling poeder 12.000 kg - waterzuivering 8.500 kg - opslag P3-prod in afdeling kaas en boter 122,43 l - opslag P4-prod: in afdeling kaas en boter 4.198,39 l; - opslag milieugevaarlijke stoffen 12,5 kg (afdeling Ysco) - opslag diverse gevaarlijke stoffen in kleine recipiënten 189,36 l (125,36 l in afdeling kaas; 50 l in afdeling Ysco; 14 l in afdeling poeder) - opslag hout 39 ton (afdeling kaas en boter) - opslag kunststoffen 33 ton (afdeling kaas en boter) - enkele metaalbewerkingsmachines 18,74 kW (afdeling kaas en boter) - ontvettingstafel 200 l (afdeling kaas en boter) - opslag papier en karton 34 ton (afdeling kaas en boter) - diverse productie-installaties 3.137,65 kW: - afdeling kaas en boter 1.863,61 kW - afdeling Ysco 121,24 kW - afdeling poeder 1.155,8 kW - melkverwerking 500 ton/dag voor de productie-uitbreiding met 43.347 ton/jaar weiconcentraat, 17.000 ton/jaar kaas en 12.000.000 liter/jaar ijskreem Rubriek Omschrijving Kl. Advies 3.6.3.3 Afvalwater en koelwater: 1 Afvalwaterzuiveringsinstallati es, met inbegrip van het lozen van effluentwater: voor de behandeling van bedrijfsafvalwater van meer dan 50 m3/h (Totale eenheden: 40 kubieke meter per uur ) AMR Tijd. Coörd Audit Jv. X 0 A P J 2 12.2.2 Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: meer dan 1.000 kVA (Totale eenheden: 2500 kilo VoltAmpere) 2 1 N N 16.3.1.2 Gassen: Koelinstallaties voor 2 het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties, met totale geïnstalleerde drijfkracht van: meer dan 200 kW (Uitz.: installaties van rubriek 15.5 en 19.8 zijn niet ingedeeld in rubriek 16.3) (Totale eenheden: 1381,01 kilo watt) 1 N N 16.3.2.2.a Gassen: Andere dan onder 2 16.3.1 en 16.9.c ingedeelde inrichtingen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: meer dan 200 kW tot en met 1000 kW, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied (Totale eenheden: 123 kilo watt) 1 N N 16.7.2 Gassen: Opslagplaatsen voor 2 samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in verplaatsbare recipiënten (uitz. rubriek 48) met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van: meer dan 1000 l tem 10000 l (Totale eenheden: 250 liter) 1 N N 16.8.3 Gassen: Opslagplaatsen voor 1 samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in vaste reservoirs, uitgez. deze van drukvaten deeluitmakend van compressoren en uitgez. met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen: >10.000 l (Totale eenheden: 9400 liter) 1 B N AR AR 3 17.3.3.3 Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen vr oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, (muv rubriek 48), met tot. inhoudsvermogen van: meer dan 50000 kg (Totale eenheden: 45716,66 kilogram) 1 17.3.4.2.a Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen voor zeer licht en licht ontvlambare vloeistoffen, (muv rubriek 48), met een tot. inhoudsvermogen van: meer dan 1000 l tem 30000 l, wanneer de inrichting volledig is gelegen in industriegebied (Totale eenheden: -1620 liter) 17.3.5.2 AR 0 B P J 2 0 N N Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen, (muv rubriek 48), met totaal inhoudsvermogen van: meer dan 5000 l tem 100000 l (Totale eenheden: -8410,5 liter) 2 0 N N 17.3.6.2 Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen voor vloeistoffen met ontvlammingspunt >55°C en <100°C, (muv rubriek 48), met tot. inhoudsvermogen van: meer dan 20000 l tem 500000 l (Totale eenheden: -122,57 liter) 2 0 N N 17.3.7.1 Gevaarlijke stoffen: 3 Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100° C, (muv rubriek 48), met een totaal inhoudsvermogen van: 200 l tem 50000 l (Totale eenheden: -135,28 liter) 0 N N 17.3.8.1 Gevaarlijke stoffen: 3 Opslagplaatsen voor milieugevaarlijke stoffen, (muv rubriek 48), met een opslagcapaciteit van: meer dan 100 kg tem 1 ton (Totale eenheden: 12,5 kilogram) 0 N N 4 17.4 Gevaarl. stoffen: opslagpl. 3 (muv rubriek 48, en/of verkoopspunten van in bijl. 7 bij tit. I vh Vlarem bed. gevaarl. stoffen) in verpakk. met een inhoudsverm. van max. 25 l of 25 kg, voor zover de max. opslag is ts 50kg of 50l en 5.000kg of 5000l (Totale eenheden: 89,8 liter, 47,36 kilogram) 0 N N 19.6.3.a Hout: Opslagplaatsen van 2 hout e.d., muv rubriek 48 en 19.8, met een capaciteit van: meer dan 200 ton of 400 m3 in een lokaal of 800 ton of 1600 m3 in open lucht, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 39 Ton) 1 N N 23.3.2.a Kunststoffen: Opslag van 2 kunststoffen en van vwpn uit kunststoffen, muv rubriek 41 en 48, met capaciteit v: > 200 ton in een lokaal of > 800 ton in open lucht, wanneer de inrichting volledig is gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 33 Ton) 1 N N 29.5.2.1.a Metalen/voorwerpen metaal: 3 Smederijen, inricht mech behandelen metalen en vervaardigen voorwerpen, met tot geïnst drijfkracht van: 5 kW tem 200 kW, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 18,74 kilo watt) 0 N N 29.5.7.1.a.1 Metalen/voorwerpen metaal: 3 Ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal dmv: gehalogeneerde oplosmiddelen met tot inhoudsvermogen van baden en spoelbaden v: 10 l tem 1000 l, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 200 liter) 0 N N 5 33.4 Papier: Opslagplaatsen voor 2 papierdeeg, papier, karton en voor waren uit papier en karton, met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal of 100 ton in open lucht, muv rubriek 48 (Totale eenheden: 34 Ton) 1 N 45.6.a.3.a Voedings/genotmiddelenindu 1 strie: Installaties voor het bewerken en verwerken van: zuivelproducten met geïnst tot drijfkracht v: > 1000 kW, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 3027 kilo watt) 45.6.b N AR 0 B P N Voedings/genotmiddelenindu 1 strie: Installaties voor het bewerken en verwerken van: melk met een hoeveelheid ontvangen melk van meer dan 200 ton per dag (gemiddelde waarde op jaarbasis) (Totale eenheden: 500 Ton per dag) AR 0 B P N 45.17.3 Voedings/genotmiddelenindu 1 strie: Zuivelfabrieken met een productiecapaciteit van 100 000 ton per jaar of meer (Totale eenheden: 60347 Ton per Jaar, 12000 kubieke meter per jaar) AMR 0 B P J Rubriek Product Hoeveelheid 3.6.3.3 waterzuivering 40 kubieke meter per uur 12.2.2 transformatoren 2500 kilo Volt-Ampere 16.3.1.2 koelinstallaties en compressoren 1381,01 kilo watt 16.3.2.2.a compressoren 123 kilo watt 16.7.2 gasflessen 250 liter 16.8.3 gastank 9400 liter 17.3.3.3 corrosieve,irriterende, schadelijke en oxiderende stoffen 52458,66 kilogram 17.3.3.3 corrosieve,irriterende, schadelijke en oxiderende stoffen -6742 kilogram 17.3.4.2.a P1-producten 425 liter 17.3.4.2.a P1-producten -2045 liter 17.3.5.2 P2-producten -8410,5 liter 17.3.6.2 P3-producten 372,43 liter 17.3.6.2 P3-producten -495 liter 17.3.7.1 P4-producten 4298,36 liter 6 X Rubriek Product Hoeveelheid 17.3.7.1 P4-producten -4433,64 liter 17.3.8.1 milieugevaarlijke stoffen 12,5 kilogram 17.4 gevaarlijke stoffen 89,8 liter 17.4 gevaarlijke stoffen 47,36 kilogram 19.6.3.a hout 39 Ton 23.3.2.a kunststoffen 33 Ton 29.5.2.1.a metaalbewerkingsmachines 18,74 kilo watt 29.5.7.1.a.1 ontvettingstafels 200 liter 33.4 papier en karton 34 Ton 45.6.a.3.a installaties voor het verwerken en bewerken van zuivelproducten -113,65 kilo watt 45.6.a.3.a installaties voor het verwerken en bewerken van zuivelproducten 3140,65 kilo watt 45.6.b productiemachines 500 Ton per dag 45.17.3 zuivelproducten 60347 Ton per Jaar 45.17.3 ijsroomproductie 12000 kubieke meter per jaar zodat het bedrijf voortaan omvat: Een zuivelbedrijf bestaande uit: Algemeen - stalplaats 80 voertuigen - airco's burelen algemene diensten 144 kW - zuivelbedrijf met een gemiddelde melkontvangst van 4.000 ton/dag en een ontvangst van wei van 1.000 ton/dag (220 ton/dag weiconcentraat) Waterzuivering - een waterzuiveringsinstallatie bestaande uit: • 2 bufferbekkens bedrijfsafvalwater resp. 500 m³ en 3.000 m³ • voorbehandeling: roterende zeef voor de verwijdering van grove delen • een anaërobe waterzuiveringsinstallatie bestaande uit: - neutralisatietank van 25 m³ - beluchte vetvang 40 m³ met effluentbekken van 5 m³ - afzonderlijke vetvergister 40 m³ - pompput 25 m³ • anaërobe reactor 1.430 m³ met mogelijke affakkeling van het biogas - ontgassingstank 25 m³ - alle toebehorende pompen, mengers, leidingen, e.d. totaal 60 kW • een aërobe zuiveringsinstallatie bestaande uit: - voorzuivering stedelijk afvalwater en regenbezinktank - slibcontactput - beluchtingsbekken 5.000 m3 - 2 nabezinkbekkens - slibindikker • alle toebehoren: meerdere pompen, 3 luchtcompressoren (elk > 10 kW), e.d. • een slibcentrifuge 30 kW 7 de lozing van: - max. 200 m³/uur, 4.490 m³/dag en 1.046.680 m³/jaar bedrijfsafvalwater in de oppervlaktewateren (Steenbeek) - max. 160 m³/uur en max. 2.250 m³/dag gemeentelijk afvalwater in de oppervlaktewateren (= 5.084 IE) (Steenbeek) - een transfo 800 kVA - surpressoren en beluchters 325,50 kW - bovengrondse opslagtank zoutzuur (HCl) (C) 15.000 l (16.500 kg) - bovengrondse opslagtank ijzerchloride (FeCl3) (C) 20.000 l (28.000 kg) - bovengrondse tank diesel (P3-prod) 60.000 l met 2 verdeelslangen - bovengrondse opslagtank polymeer (niet ingedeeld) 6.000 l Afdeling Kaas en Boter - 3 transfo’s resp. 1.000 kVA, 2.000 kVA en 2.500 kVA - batterijladers 31,98 kW - airco's burelen 48 kW - airco’s weibewerking 2 x 4,12 KW, boterproductie 21,2 kW - luchtcompressoren (blowers) cheddarproductie 2 x 1,8 kW, - 9 vacuümpompen resp. 8 x 15 kW en 3 kW - koelinstallaties 450 kW - opslagplaatsen: • diverse schadelijke (X), corrosieve (C) of irriterende (Xi) stoffen in zakken, vaten en bussen 46.487,96 kg • bovengrondse tank natriumhydroxide (NaOH) (C) 10.000 l (13.000 kg) • P3-producten 323,43 l in vaten of bussen • P4-producten: 482,14 l in chemielokaal, 9.024,11 l in lokaal ijswaterbak en 1.607,14 l in weibewerking • 125,36 kg diverse gevaarlijke stoffen in recipiënten kleiner dan 25 kg/l • hout (palletten) in een lokaal 104 ton • kunststoffen 88 ton • papier en karton 91 ton - 1 labo - onderhoudsatelier met enkele metaalbewerkingmachines 37,5 kW met ontvettingstafels 2 x 200 l - diverse productie-installaties voor de productie van max. 45.000 ton/jaar kaas en 20.000 ton/jaar boter met een totaal geïnstalleerd vermogen van 4.054,72 kW Melk- en weibewerking, totaal 817,56 kW • Weibewerking (roerwerken, afromer, pompen,…) 191,41 kW • Melkbewerking (roerwerken, afromer, pompen,…) 172,82 kW • Ontvangst en melkopslag (lospompen, roerwerken, …) 250,96 kW • CIP installaties 202,37 kW Cheddarproductie, totaal 1.129,12 kW en koelinstallaties 1.404,3 kW omvattende volgende installaties: • Cheddarproductie (roerwerken, blokvormers, pompen, …) 144,93 kW • CIP-installaties 139,35 kW • Cultuur (pompen, roerwerken, …) 31,30 kW • Verpakking 44,13 kW met vacuümproductie 123,00 kW • Diverse pompen voor koelmedia en water: 115,50 kW (niet ingedeeld) en koelinstallaties hydrofoor/ijswater 101,75 kW • Diverse koelinstallaties SAB 897,6 kW (3 koelcompressoren resp. 105 kW, 250 kW en 355 kW, toebehoren 187,6 kW) • Melkbewerking poeder 167,07 kW en koelinstallaties 28,60 kW • Mozarella productie 144,89 kW • Weibewerking 129,60 kW • Weiroom-opslag 78,75 kW • RO-installatie : 242,50 kW • Single Loaf Installatie 6,6 kW - 8 Boterproductie: 303,03 kW, koelinstallaties 201,7 kW (2 koelcompressoren elk 15 kW, 2 glycolkoelers elk 14,4 kW, 4 ijswaterpompen resp.11 kW en 3 x15 kW, toebehoren 60,5 kW, frigo 26,4 kW) Nieuwe kaaslijn: 1.805,01 kW • Weibewerking (roerwerken, afromer, pompen,…) 191,41 kW • Melkbewerking (roerwerken, afromer, pompen,…) 172,82 kW • Ontvangst en melkopslag (lospompen, roerwerken, …) 250,96 kW • CIP installaties 202,37 kW • Cheddarproductie (roerwerken, blokvormers, pompen, …) 139,46 kW • CIP-installaties 139,35 kW • Cultuur (pompen, roerwerken, …) 31,30 kW • Verpakking 44,13 kW met vacuümproductie 123,00 kW • Diverse pompen voor koelmedia en water: 115,50 kW (niet ingedeeld) en koelinstallaties hydrofoor/ijswater 101,75 kW • Melkbewerking poeder 167,07 kW en koelinstallaties 28,60 kW • Mozarella productie 144,89 kW • WPC/Weiroom-opslag 78,75 kW • RO-installatie : 242,50 kW - niet ingedeelde inrichtingen • opslag zout 70 ton • diverse waterpompen, ventilatoren, …. 155,11 kW • 5 watertanks 1.105.000 l • melktanks 1.932.000 l • kaasmelktank 250.000 l • filtratie-retantaat opslagtanks 3 x 30.000 l • zoute/zoete weitanks 5 x 40.000 l • opslagtanks plantaardige olie 2 x 40.000 l • room- en weiroomtanks 152.000 l • 14 weitanks 2.645.000 l, weislibtank 6.000 l • 3 slibtanks 65.000 l • 1 pekeltank 40.000 l; pekeltank lijn2 200.000 l • 5 cultuurtanks kaas 18.000 l • CIP-tanks 423.000 l (kaas) en 13.000 l (boter) • tussenopslag- en procestanks 129.000 l • 7 roomtanks 209.000 l • 1 tank eetbare olie 12.500 l • 2 botertanks 6.000 kg • 8 cultuurtanks boter 8.100 l Afdeling Ysco - 5 transfo’s resp. 2.000 kVA, 3 x 2.500 kVA en 3.150 kVA - batterijladers 122,48 kW - airco's burelen 180 kW - opslagplaatsen: • ammoniakgas in flessen 750 l • bovengrondse opslagtank stikstof 40.000 l • diverse schadelijke (X), corrosieve (C) of irriterende (Xi) stoffen in zakken, vaten en bussen 33.261,96 kg in chemielokaal; 282,75 kg in aromalokaal; 1.571,75 kg in kast frigo 1; 38,25 kg in frigo 1+2 • bovengrondse tank salpeterzuur (HNO3) (C) 3.000 l (4.200 kg) • P1-producten 1.230 l (waarvan 505 l aroma’s) • P2-producten 8.360 l (waarvan 7.340 l aroma’s) • P3-producten: 235 l in aromalokaal, 850 l in chemielokaal en 265 l in brandkast 1+2 • P4-producten 15.636,36 l in vaten of bussen • milieugevaarlijke stoffen (N) 755 kg • opslag 953,8 l en 85 kg diverse gevaarlijke stoffen in recipiënten kleiner dan 25 kg/l 9 - • opslag hout (palletten) buiten 108 ton • opslag kunststoffen 308 ton • papier 1.399 ton 1 labo technische dienst met enkele metaalbewerkingmachines 36,95 kW met ontvettingstafel 200 l diverse productie-installaties voor de productie van max. 132.000.000 l/jaar ijs met een totaal geïnstalleerd vermogen van 3.408,5 kW Afdeling ‘productie 1’, totaal 213,12 kW en koelinstallaties 484,59 kW omvattende volgende lijnen en installaties: • A-lijn 14,84 kW • B-lijn 7,75 kW en koelinstallaties 60,80 kW • K-lijn 6,16 kW • Benhil 1 liter N-lijn 13,82 kW en koelinstallaties 4,00 kW • Fornaroli Big Drum 2,5 l-lijn 5,34 kW • 37 melk en mixtanks en –pompen 164,46 kW • Diverse koel- en vriestunnels 169,34 kW • Vaste freezers 250,45 kW • Medina U-lijn 0,75 kW Afdeling ‘productie 2’ totaal 551,93 kW en koelinstallaties 659,71 kW omvattende volgende lijnen en installaties: • Big Drum 3 C-lijn 100,60 kW en koelinstallaties 89,70 kW • Big Drum 6-lijn 69,25 kW en koelinstallaties 153,62 kW • Big Drum 7 F-lijn 83,62 kW en koelinstallaties 90,00 kW • Big Drum 5 G-lijn 7,94 kW en koelinstallaties 46,94 kW • Big Drum 1 liter J-lijn 13,19 kW en koelinstallaties 138,90 kW • Hoyer 5 liter Hoyfill L-lijn 2,94 kW en koelinstallaties 31,96 kW koelvermogen) • S-lijn 61,14 kW en koelinstallaties 73,22 kW • 26 melk- en mixtanks en vettank 134,17 kW • Diverse losse machines 79,08 kW en koelinstallaties 35,37 kW Afdeling ‘productie 3’, totaal 499,35 kW en koelinstallaties 260,44 kW omvattende volgende lijnen en installaties: • Ria 3l-lijn 87,05 kW en koelinstallaties 54,84 kW • Glacier W-lijn 89,71 kW en koelinstallaties 78,26 kW • Straightline 2 Z-lijn 322,59 kW en koelinstallaties 127,34 kW Afdeling ‘productie 4’ omvattende volgende lijnen en installaties: • X-lijn 130,24 kW en koelinstallaties 78,50 kW Afdeling ‘productie 5’ omvattende volgende lijnen en installaties: • Straightline 4 E-lijn 120,65 kW en koelinstallaties 104,54 kW Afdeling ‘productie 6’ totaal 219,53 kW en koelinstallaties 218,78 kW, omvattende volgende lijnen en installaties: • Big Drum 8P-lijn 150,02 kW en koelinstallaties 135,60 kW • Ria 1Q-lijn 33,37 kW en koelinstallaties 14,00 kW • Ria 2R-lijn 36,14 kW en koelinstallaties 69,18 kW Palletisatie, totaal 389,37 kW • Afvoer overkarton palletisatie 2: diverse transportbanden 157,88 kW • Aanvoerbanden Costi palletisatie 2: (transportbanden, ontstapelaars, draaisekties, rolbanen, …) 231,49 kW Diepvries : rolbanen,… totaal 188,41 kW Machinekamers: koelinstallaties totaal 6.651,74 kW • Machinekamer 1: 5.614,74 kW met ondermeer meerdere koelcompressoren (3 x 160,25 kW, 137,5 kW, 110,25 kW, 161,5 kW, 250,5 kW, 163 kW, 132,25 kW, 164 kW, 162,2 kW, 360,5 kW, 411 kW, 2 x 30 kW, 407,5 kW, 3 x 200,25 kW, 402,2 kW, 405,5 kW, 401,75 kW, 110 kW en 75 kW), glycolkoeling 42,5 kW, pekasolkoeling 16,5 kW, diversen 55 kW, … 10 • Machinekamer 3: 419,50 kW met ondermeer 3 koelcompressoren resp. 90 kW en 2 x 132 kW • Machinekamer 4: 617,50 kW met ondermeer 3 koelcompressoren resp. 200 kW en 2 x 160kW Afdeling ‘mixbereiding’ totaal 1.030,19 kW en koelinstallaties 24,50 kW omvattende volgende lijnen en installaties: • Restmixinstallatie 112,99 kW • Botertanks en botersmeltinstallatie 18,90 kW • Chocoladetanks 93,01 kW • Glucosetanks 10,15 kW • Melkinstallatie 16,85 kW • Overige tanks 60,45 kW • Buffertanks e.a. 12,00 kW • Mixbereiding algemeen 83,56 kW • Homogenisator 1: 158,80 kW • Homogenisator 2: 271,98 kW • Koeltoren mixpasteurs koelinstallatie 24,50 kW • CIP-installatie 191,50 kW Gebouwen • Klimatisatiegroepen en warmwatertanks 178,61 kW • Airconditioninginstallaties 173,22 kW Pilots totaal 65,71 kW • Labopilot 18,55 kW • Pilot APV 47,16 kW - Niet ingedeelde irichtingen: • diverse waterpompen, ventilatoren, …. 405,18 kW • 4 botertanks 87.025 l • 2 glucosetanks 72.825 l • 2 melktanks 100.000 l • 2 roomtanks 80.000 l • 2 WPC-tanks 110.000 l • 9 restmixtanks 85.000 l • 71 mixtanks 860.000 l • 3 buffertanks mixbereiding 45.000 l • 1 vettank 52.000 l • 1 suikersilo 70 m³ • 13 chocoladetanks 604.000 l • 3 warmwatertanks 145.000 l • CIP-tanks 107.500 l • 3 afvaltanks 69.000 l Afdeling Poeder - 2 transfo’s resp. 2.000 kVA en 2.500 kVA - batterijladers 48,26 kW - garagewerkplaats met 2 schouwputten en luchtcompressor 11 kW, metaalbewerkingmachines 0,37 kW en ontvettingstafel 200 l - wasstation voor het wassen van 45 voertuigen/dag - airco’s productie 41,5 kW, labo 3,8 kW, burelen 84 kW - lecithineset 24,9 kW - persluchtcentrale 748,44 kW (3 compressoren resp. 200 kW en 2 x 250 kW, toebehoren 48,44 kW) - ijswaterproductie: 681,75 kW (met ondermeer 4 koelcompresoren resp. 2 x 110 kW en 2 x 160 kW) - opslagplaatsen: • gassen in flessen 4.373 l (387 l ammoniak, 150 l zuurstof, 150 l acetyleen, 650 l argon, 250 l stikstof, 300 l arcal, 200 l CO2, 100 l sagox, 450 l menggas, 10 l kalibratiemengsel met CO, 350 l droge lucht, 100 l waterstof, 1.176 l propaan, 100 l Noxalic) 11 een bovengrondse tank stikstof 6.100 l een bovengrondse tank CO2 3.300 l diverse schadelijke (X), corrosieve (C) of irriterende (Xi) stoffen in zakken, vaten en bussen 30.199,1 kg in chemielokaal, 1.481,50 kg in magazijn, 12.982,80 kg in overige lokaties • bovengrondse tank salpeterzuur (HNO3) (C). 21.000 l (30.000 kg) • bovengrondse tank natriumhydroxide (NaOH) (C) 120.000 l (156.000 kg) • bovengrondse tank dioxonite (X) 4.000 l (4.280 kg) • bovengrondse tank dioxonzuur (Xi) 4.000 l (4.160 kg) • diverse P3-producten: 626 l in chemielokaal • bovengrondse tank diesel 10.000 l met 1 verdeelslang • diverse P4-producten 8.837,82 l in vaten of bussen • bovengrondse tank motorolie (P4) 1.500 l • bovengrondse tank afvalolie (P4) 8.000 l • milieugevaarlijke stoffen (N) 8,6 kg • 882,34 l en 56,4 kg diverse gevaarlijke stoffen in recipiënten kleiner dan 25 kg/l • hout (palletten) in een lokaal 100 ton • kunststoffen 30 ton • papier 100 ton verwerking kunststoffen – foliewikkelaars 20,19 kW 1 labo onderhoudsatelier met enkele metaalbewerkingmachines 21,97 kW en een ontvettingstafel 200 l een ketelhuis met: • 2 stoomketels met een waterinhoud van resp. 28.500 l en 21.000 l met een brander van resp. 7,7 MWth (uitgangsvermogen 7,084 MWth) en 19,5 MWth (uitgangsvermogen 17,94 MWth) • een transfo 2.000 kVA een WKK-installatie bestaande uit: • een gasturbine 22 MWth (uitgangsvermogen 19,9 MWth), • een generator 7,76 MW • een nageschakelde stoomketel met waterinhoud van 44.000 l met brander van 19,19 MWth (uitgangsvermogen 17,654 MWth) • 2 transfo’s resp. 10.000 kVA en 2.500 kVA • gascompressor 400 kW diverse productie-installaties voor de productie van max. 20.000 ton/jaar melkpoeder, 20.000 ton/jaar lactose en max. 108.347 ton weiconcentraat met een totaal geïnstalleerd vermogen van 4.504,49 kW Lactoseproductie: 976,8 kW: • 9 kristallisatietanks met roerwerken 9 x 7,5 kW en watercirculatiepompen 9 x 10 kW • diverse pompen, ventilatoren, cip-retourpompen 253 kW • decanter met bijhorigheden 150 kW • indamper met bijhorigheden 140,3 kW • droger met bijhorigheden 166 kW • lactosemolen 110 kW Poederproductie: 3.527,69 kW • Afvulinstallatie NIRO (in bigbags) 12,75 kW • Afvulinstallatie Silkeborg (in bigbags) 3,31 kW • Afzakinstallatie (transport, stofafzuiging, dosering, zakkenspreider, …) 56,69 kW • Cip torens 168 kW • Condensinstallatie (diverse pompen) 119,93 kW • Doseerinstallatie: 20,53 kW • Indamper 5 : 138,19 kW • Indamper NIRO: 251,33 kW • • • - - - 12 Droogtoren NIRO (pompen, verstuiver, ventilatoren, schudzeef, …) 658,23 kW Inpak poedermagazijn (foliewikkelaars kunststoffen) 20,19 kW Rework-station (sluis en schudzeef zakkenstort, takels, …) 10,75 kW Scheffers 3 (indamper): 209,27 kW Scheffers 4 (indamper): 201,45 kW Droogtoren Silkeborg: 584,44 kW Silolokaal (trilmotoren, afzuigventilatoren, sluizen, mengers, blazers, …) 234,21 kW • Tanklokaal (roerwerken, pompen, …) 380,30 kW • Ultrafiltratie-unit : 125,58 kW • Vracsilo’s : 27,23 kW • Wei-opslag: 325,50 kW diverse waterpompen, ventilatoren, …. 410,57 kW niet ingedeelde inrichtingen: • 28 melktanks 2.070.000 l • 14 weitanks 3.160.000 l • oplostanks 2 x 40.000 l • 5 kristallisatietanks elk 20.000 l • lactose buffertanks 2 x 20.000 l • opslagtank moederloog 2 x 45.000 l • buffertanks condensaat 2 x 40.000 l • CIP-tanks 250.200 l • meng- en opslagsilo’s voor melkpoeder 1.221 ton • tussenopslag- en procestanks 133.000 l • • • • • • • - Gelet op het feit dat op datum van 20/01/2012 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; Gelet op het verslag van de informatievergadering zoals bedoeld in artikel 18 van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning; Gelet op het proces-verbaal houdende de tijdens het openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen dd.2/03/2012 waaruit blijkt dat 2 schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen werden ingediend, die betrekking hebben op : groenaanleg, groenscherm, geen correcte acties in aanvraag en Merscreeningsnota, voldoende parking aanwezig ?, het niet conform zijn van de verharde parking met de stedenbouwkundige voorschriften, bestemming weilanden en akkers in eigendom aan de andere zijde van de Melkweg, ontbreken effectenonderzoek van de geplande uitbreiding, ontbrekende info mbt de huidige en toekomstige situatie, geen verkeer via Melkerijstraat, geluidshinder, Gelet op het gunstig advies dd. 12/03/2012 van het College van Burgemeester en Schepenen; Gelet op het horen van de aanvrager door de Provinciale Milieuvergunningscommissie; Gelet op het gunstig advies dd. 6/04/2012 van de afdeling van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie , bevoegd voor milieuvergunningen; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Departement RWO ; 13 Gelet op het gunstig advies dd. 29/03/2012 van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer; Gelet op het gunstig advies dd. 10/04/2012 van het Vlaams Energieagentschap; Gelet op het gunstig advies dd. 10/05/2012 van de Provinciale Dienst Waterlopen; Gelet op het gunstig advies dd. 13/04/2012 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie Gelet op de beslissing dd. 3/05/2012 van de deputatie van de Provincieraad om de behandelingstermijn van de milieuvergunningsaanvraag te verlengen; Gelet op de ligging van de inrichting, volgens de ons beschikbare gegevens, deels in een gebied voor milieubelastende industrie en deels in een woongebied van het gewestplan Ieper-Poperinge (d.d. 14/08/1979) waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn : 2. De industriegebieden : 2.0. Deze zijn bestemd voor de vestiging van industriële of ambachtelijke bedrijven. Ze omvatten een bufferzone. Voor zover zulks in verband met de veiligheid en de goede werking van het bedrijf noodzakelijk is, kunnen ze mede de huisvesting van het bewakingspersoneel omvatten. Tevens worden in deze gebieden complementaire dienstverlenende bedrijven ten behoeve van de andere industriële bedrijven toegelaten, namelijk : bankagentschappen, benzinestations, transportbedrijven, collectieve restaurants, opslagplaatsen van goederen bestemd voor nationale of internationale verkoop. 2.1. Voor de industriegebieden kunnen de volgende nadere aanwijzigingen worden gegeven : 2.1.2. de gebieden voor milieubelastende industrieën. Deze zijn bestemd voor bedrijven die om economische of sociale redenen moeten worden afgezonderd; 1. De woongebieden : 1.0. De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving. Gelet op de ligging van de inrichting in het GewRUP “Historisch gegroeid bedrijf Belgomilk” B Vl R. d.d. 16/05/2007. Overwegende dat (motivering vanuit oogpunt van de stedenbouwkundige en ruimtelijke aspecten) gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; 14 Het fabricatieproces kan als volgt worden samengevat: ontvangst en bewerking melk: - melkontvangst en –opslag (temp. 6°C) - thermiseren (korte thermische behandeling op 65°C) - pasteuriseren (tot 72° of 95°C) - standaardiseren: scheiden van het melkvet (=room) van de ondermelk (= melk zonder melkvet) gevolgd door mengen van room en afgeroomde melk in de gewenste verhouding productie melkpoeder: - indampen van de melk onder vacuüm door middel van meertrapsverdampers (4 à 5 trappen en kooktemp. van 40 tot 70°C) tot ca. 50% DS - homogeniseren (persen van de melk door nauwe opening onder hoge druk voorkomt vetafscheiding bij het oplossen van het poeder) - drogen in de sproeidroogtorens: verstuiven van de melk en inblazen van lucht aan temp. van 180 à 210°C - afscheiden van het poeder door middel van een stoffilter - afkoeling en opslag van het poeder in silo’s productie kaas: - wrongelbereiding: toevoegen van hulpstoffen (calciumchloride, zuursel, kaaskleursel en stremsel) en mengen met de kaasmelk – vorming van een gel = het stremmen - scheiden van de wei en wrongel - verdere bewerking van de wrongel, deels voor de cheddar productie, deels voor de mozzarella productie (koken, stretchen, zouten, pekelen,…) - verpakking, koeling en opslag productie boter: - grondstof: room afkomstig van het afromen (standaardiseren) - pasteuriseren in platenwarmtewisselaars (temp. 90°C) en koelen tot 4 à 6 °C - verzuren en rijpen zodat een melkvet uitkristalliseert en vetbolletjes vormt - karnen: vetbolletjes klonteren samen boterkorrels en worden afgescheiden van de karnemelk - kneden van de boterkorrels (verkrijgen van een homogene botermassa - verpakking, koeling en opslag productie roomijs: - grondstof: ontroomde melk (ondermelk) afkomstig van het standaardiseren - mengen van de grondstoffen (melk, room, suiker, water, glucose, glycerine, …) - pasteurisatie (ca. 85°c) van de ijsmix en homogenisatie - koeling, toevoeging van kleur- en smaakstoffen en rijping in tanks - behandeling in freezers (schrapende warmtewisselaars) met toevoeging van lucht (temp. -3 à -5°C) - afvullen (cornets, jumbo’s, sticks, …) en behandeling in snelvriestunnels (temp. -6°C) - harden: temperatuursverlaging tot -40°C in vriestunnels - verpakking, opslag (temp. -25°C) productie lactose: - grondstof: wei afkomstig van de kaasbereiding - voorbehandeling: afromen, koelen, filteren (afscheiden stofwrongel), pasteuriseren - ultrafiltratie: scheiding in 2 fracties: weiproteïneconcentraat (WPC) en weipermeaat (WPE) - indikken van het WPE in een RO-installatie (tot DS ca. 10%) - verder indikken door indampen onder verlaagde druk (tot DS ca. 60%) zoals in de melkpoederproductie 15 - - kristallisatie door afkoelen van het concentraat (temp. ca. 65°C) tot ca. 15 à 20°C in kristallisatietanks afscheiding van de lactosekristallen in 2 decanters (met tussenin een wassing om onzuiverheden te verwijderen) met als resultaat een lactose slurry met DS-gehalte van ca. 92% eventueel een droging tot lactosepoeder (0,2% vocht) De lactose wordt ondermeer aangewend voor de standardisatie van melkpoeder en als grondstof voor babyvoeding. De restvloeistof uit de decanters wordt aangewend in vergistingsinstallaties. Het voorwerp van onderhavige aanvraag betreft hoofdzakelijk: - in afdeling kaas en boter: - uitbreiding van de installaties van de melkvoorbereiding bij de bestaande kaasproductielijn - uitbreiding met een tweede kaasproductielijn (melkvoorbereiding, wrongelbereiding, verzuring, koken, kneden, vormen, pekelen, verpakken) in een nieuw gebouw aansluitend op de bestaande kaasafdeling - in de afdeling lactosebereiding: - uitbreiding met een productie-eenheid voor lactosepoeder: weivoorbehandeling, ultrafiltratie, omgekeerde osmose, indampen, kristallisatie, decanteren, drogen en afzakken; wordt ondergebracht in een nieuw gebouw dat wordt ingeplant voor de bestaande droogtorens van de melkpoederproductie; - in de afdeling Ysco: - capaciteitsuitbreidingen door enkele beperkte aanpassingen en optimale bezetting van de bestaande productielijnen; - in de afdeling melkpoeder - beperkte veranderingen en capaciteitsvermindering van de melkpoederproductie De volledige hernieuwing van het bedrijf werd vrij recent toegestaan nl bij beslissing van de deputatie dd. 09/12/2010. Het huidige dossier bevat kleinere uitbreidingen. De klachten worden besproken in het advies van het gemeentebestuur. toetsing aan Vlarem 1 De rubrieken 43.3 en 45.6.b) zijn in de indelingslijst vermeld met de letter X. - stookinstallaties met een hoeveelheid vrijkomende warmte van meer dan 50 MW, nl 62.578 kWth - verwerking van zuivelproducten met een hoeveelheid ontvangen melk van meer dan 200 ton per dag, nl 4.000 ton/dag Het bedrijf is dus een GPBV-inrichting. De rubriek 43.3 wijzigt niet. De rubriek 45.6.b) (verwerken van melk) breidt uit met 14%: van een hoeveelheid van 3.500 ton/dag ontvangen melk tot een totale hoeveelheid ontvangen melk van 4.000 ton/dag. Een bijlage over de geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, overeenkomstig artikel 5.§7, is bijgevoegd. Het totale verbruik aan primaire energie gedurende het jaar 2010 bedroeg ca. 0,872 petajoule. Het betreft dus een energie-intensieve inrichting. Belgomilk/Ysco Langemark is toegetreden tot het Benchmarking Convenant over energieefficiëntie op 26.09.2003. 16 Een doorlichtingsrapport werd opgemaakt door het consultantbureau Erbeko op 30.09.2008. Het energieplan 2008 werd door het Verificatiebureau Benchmarking goedgekeurd op 04.12.2008 en is geldig tot 30.06.2012. Alle rendabele maatregelen van het energieplan 2008-2012 werden uitgevoerd. Met de thans voorgestelde veranderingen zal het totaal primair energieverbruik dalen. Dit lager energieverbruik is hoofdzakelijk te wijten aan een minder aardgasverbruik van de WKK ten gevolge van een lagere warmtevraag bij de productie van lactose in vergelijking met de melkpoederproductie. Een energiestudie naar aanleiding van de gevraagde veranderingen werd niet bijgevoegd. Vermits het primair vermogen van de gevraagde veranderingen, volgens de verklaringen van de exploitant, méér zal bedragen dan 10 terajoule (namelijk 113,799 terajoule), is de opmaak van een energiestudie verplicht. Bij het bezoek ter plaatse verklaart de exploitant dat de opmaak van een energiestudie in uitvoering is en eerstdaags zal gefinaliseerd worden. De studie werd bezorgd met de e-mail van 04.04.2012. De er in voorgestelde rendabele energiebesparende maatregelen met een IRR >van meer 15% zullen – conform het besluit van de Vlaamse regering inzake energieplanning dd. 14.05.2004 - worden geïmplementeerd. Er werd een positief advies verleend door VEA : “In de kaasfabriek en de lactose-installatie worden nieuwe apparaten aangeschaft zowel voor de nutsvoorzieningen als voor de productie-uitbreiding. Elektrische aandrijvingen worden zoveel mogelijk uitgerust met frequentiesturingen. Alle nieuwe motoren zijn minimaal van het EEF3 type. Daarnaast werden verschillende rendabele besparingsmaatregelen voorgesteld. “ De rubriek 43.4 is tevens vermeld met de letter Yk. Het bedrijf is tevens een BKG-inrichting (rubriek 43.4). Deze rubriek wijzigt niet. Bij het Ministerieel besluit van 30.10.2008 werden aan het bedrijf voor de handelsperiode 2008-2012 in totaal 153.302 CO2-emissierechten toegewezen. De exploitant vraagt de vergunning voor een productiecapaciteit van: - kaas 45.000 ton/jaar (uitbreiding 17.000 ton/jaar) - poedermelk 20.000 ton/jaar (vermindering 20.000 ton/jaar) - lactose 20.000 ton/jaar (uitbreiding 20.000 ton/jaar) - boter 20.000 ton/jaar (ongewijzigd) - weiconcentraat 108.347 ton/jaar ((uitbreiding 43.347 ton/jaar) - ijskreem 132.000.000 liter/jaar (uitbreiding 12.000.000 liter/jaar). De inrichting valt dus onder toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 10/12/2004 (B.S. 17/02/2005) tot omzetting van de Europese Richtlijn 97/11/EG aangaande de milieu-effectenrapportering. De inrichting behoort tot een categorie waarvoor een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan bekomen worden (bijlage II): categorie 7c): “Zuivelfabrieken met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer” Ter gelegenheid van de hervergunning van de gehele inrichting (besluit dd. 09.12.2010) werd een MER werd opgemaakt door SORESMA en goedgekeurd door de afdeling AMNEB van LNE op 27.07.2010. Voor de thans aangevraagde veranderingen werd een toetsingsnota opgesteld. 17 Voor elk milieucompartiment werd de verwachte evolutie ten gevolge van de gevraagde veranderingen getoetst aan de bevindingen van het bestaande Mer. Als besluit wordt gesteld dat de uitbreiding geen bijkomende impact heeft op het milieu. Er worden in huidige aanvraag tevens bijkomende milderende maatregelen voorzien om de bestaande impact nog verder in te perken. De dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaart zich (via brief dd. 23/12/2011) akkoord met de besluiten van de toetsingsnota op voorwaarde dat voldoende rekening wordt gehouden met het advies van de VMM aangaande de afkoppeling van het gemeentelijk afvalwater vóór de gevraagde uitbreiding worden opgestart. Een aanpassing van het Mer is dus niet noodzakelijk. geluid In het Mer werd bij het onderzoek naar de relevante geluidsbronnen vastgesteld dat deze overwegend afkomstig zijn van inrichtingen die werden aangevraagd of vergund vóór 01.01.1993. Het specifieke geluid werd daarom getoetst aan de voorwaarden voor bestaande inrichtingen (= richtwaarden). Ter hoogte van de nabijgelegen woningen bleken geen overschrijdingen te zijn van de richtwaarde +10 d(B). Sedertdien werden echter meerdere milderende maatregelen genomen om het specifieke geluid van de inrichting te reduceren: - plaatsing van nieuwe blowers in de waterzuivering - plaatsing van geluidsdemper op de uitlaat van de stoffilter en vacuümpompen (aan poort 35) - plaatsing geluidsafscherming aan de koeltoren. In de onmiddellijke nabijheid van het nieuwe gebouw voor de kaasafdeling bevinden zich geen vreemde woningen (> 250 m). Door de bouw van de nieuwe lactoseproductie wordt het bestaande indampergebouw afgeschermd zodat hierdoor het geluid vanwege de bestaande inrichting zal verminderen ter hoogte van de woningen van de Melkerijstraat en Bikschotestraat. Vermits voor de nieuwe investeringen bovendien uitgebreid aandacht wordt geschonken aan de geluidsemissie van o.a. de koelinstallaties, kan worden gesteld dat vermoedelijk zal worden voldaan aan de geluidsvoorwaarden voor nieuwe inrichtingen. Gelet op het feit dat in de Melderijstraat en Bikschotestraat meerdere woningen gelegen zijn is het niettemin aangewezen dat de exploitant, aan de hand van een geluidssimulatie, aantoont dat het geluid ter hoogte van de deze woningen tot een aanvaardbaar niveau is beperkt en voldoet aan de geluidsvoorwaarden terzake. De exploitant verklaart tijdens de vergadering van de provinciale milieuvergunningscommissie dat er een geluidsstudie in opmaak is. De gevraagde uitbreidingen zullen tevens een stijging van de transportbewegingen met ca. 11% met zich meebrengen. De transporten gebeuren hoofdzakelijk via de Melkweg, de Boezingestraat en de provincieweg N369 die goed uitgeruste wegen zijn met een voldoende breedte en gelegen buiten de woonkernen. Er is bijgevolg weinig of geen bijkomende hinder te verwachten vanwege de transporten. emissies De emissies zijn hoofdzakelijk afkomstig van de stookinstallaties en de droogtorens. Er wordt geen uitbreiding gevraagd van de stookinstallaties. 18 De nodige warmte wordt geleverd door de bestaande WKK en (in back-up) de 2 stoomketels. Door de gedeeltelijke overschakeling van de melkpoederproductie naar de lactoseproductie (van resp. 100%/0% naar 50%/50%) daalt de warmtevraag en de daarmee gepaard gaande emissie van de stookinstallaties. Uit de voorgelegde meetresultaten van de stookinstallaties (laatste meetresultaten 2011 in mg/Nm³) blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de sectorale voorwaarde van het Vlarem II. parameter CO NOx SO2 stoomketel gemeten waarde < d.l 72 < d.l. 5 Grenswaarde 100 150 35 stoomketel gemeten waarde < d.l 124 < d.l 6 Grenswaarde 100 150 35 WKK gemeten waarde 7 16 < d.l Grenswaarde 100 75 12 In het Mer werden de Nox-emissies van de WKK als relevant beschouwd. De berekeningen waren gesteund op meetgegevens tijdens de opstartperiode. Vermits de emissies thans lager blijken te liggen en in de toekomst nog zullen verminderen door minder draaiuren van de WKK zullen, volgens de screeningsnota, deze emissies na de uitbreiding dalen met 72% ten opzichte van de berekende gegevens in het Mer. Bijkomende maatregelen voor de reductie van de immissies zijn derhalve niet noodzakelijk. Gevolg gevend aan een bijzondere voorwaarde van het vergunningsbesluit dd. 09/12/2010 werden de stofemissies gemeten van de poederdroogovens. Uit de resultaten bleek dat de emissieconcentraties minder zijn dan 1 mg/Nm³. De totale stofemissies van het bedrijf worden geraamd op max. 130 g/u. De droging van de lactose tot lactosepoeder gebeurt in een fluidbed: warme lucht wordt door de vochtige lactose geblazen en via een doekenfilter naar buiten geëmitteerd. Vermits lactosepoeder een grotere korrelgrootte heeft dat melkpoeder kan worden gesteld dat de stofemissies na de veranderingen niet zullen toenemen en voldoen aan de luchtemissievoorwaarden van het Vlarem II. Vermits alle grondstoffen of tussenproducten worden opgeslagen in gesloten tanks en ook de productie-installaties gesloten zijn en geen aanleiding geven tot emissies, is vanwege de gevraagde veranderingen geen bijkomende geurhinder te verwachten. lozingen Het afvalwater dat in de waterzuiveringsinstallatie thans wordt behandeld is samengesteld uit: - bedrijfsafvalwater afkomstig van reiniging installaties, werkplaatsen, pekelen, processtoringen, huishoudelijk afvalwater van het bedrijf, …. (150 m³/uur, 3.500 m³/dag); - verontreinigd hemelwater dat terechtkomt op de zone rondom de WZI, de zone waar de melkontvangst gebeurt en de zone rondom de garage, werkplaats en ketelhuis (10 m³/uur, 90 m³/dag); - stedelijk afvalwater van de gemeente Langemark (160 m³/uur, 2.250 m³/dag). 19 Het stedelijk afvalwater wordt binnen relatief korte termijn afgekoppeld en door Aquafin via een afzonderlijke RWZI behandeld. De bouw van deze RWZI is thans in uitvoering en de ingebruikname is voorzien vóór eind 2012. Voor de geplande uitbreidingen wordt een uitbreiding gevraagd van het geloosde debiet bedrijfsafvalwater met 40 m³/uur, 900 m³/dag en 209.000 m³/jaar tot een totaal van 200 m³/uur, 4.490 m³/dag en 1.046.680 m³/jaar. De afvalwaterzuiveringsinstallatie bestaat uit een voorzuivering, anaërobie, aërobie, nabezinking en slibbehandeling. De voorzuivering bestaat uit een zeef en een vetafscheiding met afzonderlijke vetvergister. Het effluent wordt geloosd in de Steenbeek, een waterloop van 2° categorie die gelegen is in het IJzerbekken. De kwaliteitsdoelstelling is dus drinkwaterkwaliteit. De exploitant vraag ook om een bijzondere voorwaarde van de vergunning dd. 09.12.2010 te wijzigen: de bijzondere voorwaarde 4): "4) Het effluent van de waterzuiveringsinstallatie dient te voldoen aan volgende lozingsnormen en reductiepercentages : parameter norm (mg/l) Reductiepercentage (%) BZV CZV ZS totaal fosfor totaal stikstof chloriden 25 120 60 2 15 800 90 75 90 80 80 Binnen de 18 maanden na afkoppeling van het stedelijk afvalwater dient een studie te worden opgemaakt door een erkend deskundige water. Deze studie dient binnen dezelfde termijn te worden bezorgd aan de hogervermelde instanties en dient het volgende te omvatten: - een evaluatie van de werking van de WZI na afkoppeling van het stedelijk afvalwater en de eventuele noodzakelijke aanpassingen in bedrijfsvoering van de WZI - een bepaling van de impact van de lozing vanwege het bedrijf op het ontvangende oppervlaktewater - onderzoek naar haalbare en aanvaardbare lozingsnormen teneinde de bijdrage tot een aanvaardbaar niveau te beperken, met daarbij de noodzakelijk te nemen maatregelen. Binnen dezelfde termijn dient een nieuw voorstel van haalbare lozingsnormen bij de deputatie te worden ingediend. De datum van afkoppeling wordt schriftelijk meegedeeld aan de bovenvermelde instanties, ten laatste een week na de afkoppeling." De exploitant stelt voor de gevraagde studie pas uit te voeren na opstart van de lactoseproductie. 20 normering (in mg/l): parameter BZV CZV ZS NKjeld Ntot Ptot chloriden MKN 6 30 50 6 4 (zomerhalfjaar gemiddelde) 0,14 (zomerhalfjaar gemiddelde) 120 (90-perc) sectorale norm tot 31.12.201 4 25 120 60 60 huidige = aangevraagde norm minimum verwijderingsperc entage 25 120 60 90 75 90 15 15 80 2,5 2 80 vanaf 01.01.201 5 25 125 60 800 Impact lozing In het projectMER n.a.v. de hervergunning werd de impact van de lozing door Belgomilk (stedelijk en bedrijfsafvalwater) beoordeeld. Op basis van een theoretische worst case benadering bleek de bijdrage tot de milieukwaliteitsnormen hoog tot zeer hoog (meer dan 100% milieugebruiksruimte voor KjN en chloride). Bij een impactberekening op basis van de reële situatie werd voor CZV, KjN en P een sterk negatief effect op de ontvangende waterloop vastgesteld. Algemeen werd het effect van de lozing als matig tot sterk negatief beschouwd. In de conclusie stelde het MER m.b.t. de lozing van effluentwater om de bijdrage van de verontreinigende parameters in te perken, maar om de toekomstige ontwikkelingen (afkoppeling stedelijk afvalwater) af te wachten alvorens ingrijpende maatregelen te nemen. Dit werd dan ook middels een studie opgelegd, waarbij het de bedoeling was om na afkoppeling van het stedelijk afvalwater de impact op de waterloop vanwege het bedrijf te kwantificeren en op basis van deze gegevens een normenkader uit te werken die leidt tot een aanvaardbare bijdrage tot de MKN en aanvaardbare impact op de waterloop. De kwaliteit van de St. Jansbeek ter hoogte van Belgomilk voldoet niet aan de kwaliteitsdoelstellingen. Dit werd in het MER duidelijk beschreven. In 2010 werd zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts een BBI van 5 vastgesteld, wat duidt op een matige toestand van de waterloop. Gezien het matig tot sterk negatief effect op de waterloop, werd geoordeeld dat het stand-still principe dient toegepast voor de geloosde vrachten t.h.v. het bedrijf. Door de gezamenlijke zuivering en lozing van het stedelijke en bedrijfafvalwater is de bijdrage vanwege Belgomilk zelf (en dus zonder het gemeentelijk afvalwater) moeilijk in kaart te brengen. Pas na afkoppeling zal het mogelijk zijn de aparte emissies en bijdrages te kwantificeren. Op vandaag is niet te bepalen wat de geloosde vrachten zijn te wijten aan het verwerkte influent van Belgomilk. Enkel voor chlorides kan dit eenduidig bepaald worden. Hier is er geen verwijdering (noch biologisch, noch fysico-chemisch) en kan dit dus a.d.h.v. de bronnen worden bepaald. Voor de overige probleemparameters KjN, CZV en P is het aandeel vanwege respectievelijk het verwerkte bedrijfsafvalwater en verwerkte gemeentelijk afvalwater na zuivering niet te bepalen. 21 Bovendien zullen ook pas dan de haalbare zuiveringsrendementen en effluentconcentraties blijken voor het afvalwater van Belgomilk zonder de invloed van het gemeentelijk stelsel. Er zal een stabieler doch sterker belast influent verwerkt worden. Vermoedelijk zal dit leiden tot verbeterde verwijderingsresultaten. Daarnaast zal ook de verwerking van het stedelijk afvalwater op een efficiëntere manier verlopen met de uitbouw van de RWZI specifiek gericht op verwerking van dit type afvalwater. Door het Vlaams Gewest worden belangrijke investeringen gedaan met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de waterloop. Het is dan ook onaanvaardbaar dat dit positieve effect zou worden gehypothekeerd door de gevraagde uitbreiding. Er wordt dan ook een duidelijk engagement van het bedrijf verwacht om tot een aanvaardbare impact vanwege het bedrijf te komen na afkoppeling en uitbreiding. Na de afkoppeling en uitbreiding dient dan ook een nieuwe impactstudie opgemaakt te worden door een erkend deskundige waarbij bindende maatregelen en aangepaste lozingsnormen dienen voorgesteld teneinde tot een aanvaardbare bijdrage en impact te komen. Dit dient in overleg met de bevoegde instanties te gebeuren. Evaluatie uitbreiding In de nota door de exploitant wordt een toetsing gedaan aan het MER in functie van huidige gewenste uitbreiding en de geplande aanpassingen. Voor chlorides werd via een interne studie naar saneringsmogelijkheden en procesoptimalisaties nagegaan hoe de impact na de uitbreiding kan worden beperkt. In kader van de geplande wijzigingen zal in de toekomst de zoute wei afzonderlijk worden afgevoerd en verwerkt. Ook het concentraat van de microfiltratie van de pekelbaden zal worden afgevoerd naar een externe verwerker. De uitvoering van deze chloridenreductie betekent zonder de uitbreiding een vermindering in de geloosde vracht van 1.146kg/d (t.o.v. gemiddelde vracht van 2.123kg/d). De totale vracht na uitbreiding komt echter terug overeen met de huidige geloosde vracht. De huidige reductiemaatregelen worden dus terug ingevuld door de uitbreidingsplannen. De bijdrage tot de MKN bedraagt op vandaag 69% en zal na uitbreiding en afkoppeling voor Belgomilk en Aquafin samen op 73% uitkomen, wat zelfs een lichte toename is. Dit stemt overeen met een verwachte lozingsconcentratie (ook na afkoppeling van Aquafin) van 800mg/l voor chlorides. Dit betekent dus dat er op vlak van chlorides geen verbetering valt te verwachten in de toekomst, terwijl een sanering met de huidige vergunning na afkoppeling wel noodzakelijk zou zijn. Door het wegvallen van de verdunnende factor vanwege het gemeentelijk afvalwater, was namelijk een reductie van de vracht noodzakelijk om de huidige norm van 800mg/l te halen (wat ook wordt bevestigd door de verwachte concentratie na de geplande sanering). Er dient dan ook door het bedrijf nog verder gezocht naar saneringsmogelijkheden voor chlorides. Dit dient mee onderzocht te worden in de opgelegde studie. Naar aanleiding van de uitbreiding worden tevens een aantal optimalisaties voorzien aan de bestaande waterzuivering: - de voorzuivering zal voorzien worden van een DAF-installatie, ter vervanging van de huidige vetvang met grofbellenbeluchting, waardoor de influentbelasting naar de biologische zuivering zal afnemen. - er wordt een bijkomende koeling voorzien op het influent van de aërobie, waardoor de temperatuur van het afvalwater lager zal zijn en zuurstofoplosbaarheid zal stijgen. Met de zelfde beluchtingscapaciteit zal dus de zuurstofoverdracht naar het afvalwater toenemen. 22 Er werd een inschatting gemaakt van de belasting van de waterzuivering. Er wordt een stijging in CZV-belasting van 18% verwacht, en dit na afkoppeling van Aquafin, na interne sanering. De samenstelling van het afvalwater zal licht verschuiven, waarbij in verhouding tot de CZV het gehalte aan N en P zal dalen. Er worden geen belangrijke wijzigingen in de verwijderingsrendementen verwacht. Ook de BZV/N en BZV/P verhouding werd bepaald na de uitbreiding. Ook hier is er slechts een lichte wijziging. Bovendien betreft het hier complementair afvalwater (cf. omzendbrief) waarvan de biologische verwerkbaarheid dus is verzekerd. Ook de zuurstofbehoefte na de afkoppeling en uitbreiding werd theoretisch berekend op basis van de huidige cijfers. Hieruit blijkt dat de zuurstofvraag de beluchtingscapaciteit benadert. In de waterzuivering is een fijnbellenbeluchting en puntbeluchting aanwezig. Op vandaag wordt de puntbeluchting vnl. benut voor extra koeling en extra beluchtingscapaciteit op piekmomenten of tijdens warme periodes. De geplande koeling moet hier zorgen voor betere zuurstofoverdracht en extra marge. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat de huidige normering ook in de toekomst na afkoppeling en uitbreiding haalbaar zal zijn. De exploitant vraagt het behoud van deze normen. Dit betekent in termen van vergunde vracht een uitbreiding. Op vandaag is echter niet duidelijk wat de effectief geloosde vracht is te wijten aan het bedrijf en is ook niet duidelijk wat de effectieve impact/bijdrage op de waterloop is door het gezuiverde bedrijfsafvalwater. Noch de mate waarin reductie van de lozingsvracht noodzakelijk is, noch de grootte van de geloosde vracht en daarmee gepaard gaande impact, louter vanwege Belgomilk is op vandaag te kwantificeren. Ook voor de parameters BZV, CZV, ZS, N en P wordt benadrukt dat een volledig nieuwe impactstudie (cf. MER-benadering) noodzakelijk is om dit in kaart te brengen en hier conclusies en noodzakelijk reductiemaatregelen aan te koppelen, waarbij een stand still tussen de situatie voor afkoppeling en voor uitbreiding en de gezamenlijk situatie (Aquafin + Belgomilk) na afkoppeling en na uitbreiding de minimale doelstelling is. De opstart van de lactoseproductie-eenheid wordt voorzien september 2014. De impactstudie over de lozing dient opgemaakt te worden uiterlijk 18 maanden na opstart van de lactoseproductie-eenheid dus ten laatste maart 2016. Als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat de uitbreiding van de lozing pas wordt opgestart na de afkoppeling van het gemeentelijk afvalwater. Ook in de nota door de exploitant wordt hiervan uitgegaan bij berekening van de capaciteit en gewijzigde vrachten. Er is dus enkel garantie geboden m.b.t. de verwerkbaarheid na afkoppeling. De exploitatie van de waterzuivering met bijhorende lozingsnormen dient opgevat te worden als een proces van continue verbetering. Het bedrijf dient te streven naar een verdere reductie van de geloosde vuilvrachten teneinde het bereiken van de milieukwaliteitsnormen van de ontvangende waterloop mogelijk te maken. Daarom is het noodzakelijk dat er een 5 –jaarlijks evaluatie van de lozing en daaraan gekoppelde impact gebeurt. Dit wordt als bijzondere voorwaarde opgelegd. waterverbruik: Het bedrijf maakt enkel gebruik van leidingwater (ca. 580.000 m³/jaar) en condenswater (ca. 450.000 m³/jaar). Het condenswater is afkomstig van de verdampers bij de productie van melkpoeder en lactose en wordt voornamelijk aangewend voor de koeltorens, stoomketels en de reiniging. Uit de waterbalans voor 2010 blijkt een geloosd debiet van 986.390m³. Het vergunde debiet voor Belgomilk bedraagt op vandaag slechts 837.680m³/j. Dit is dan ook een overschrijding van het vergunde debiet. Het is aangewezen de waterbalans verder op te volgen. 23 Een studie naar het eventueel hergebruik van het effluent of het gebruik van hemelwater in de productie werd opgestart (2000) maar werd opgeschort omdat wettelijke en hygiënische voorwaarden (voorwaarden FAVV) momenteel nog beperkingen opleveren voor de implementatie van deze optie. Het is aangewezen dat, na de afkoppeling van het stedelijk afvalwater, deze studie opnieuw wordt opgestart, zoals trouwens wordt voorgesteld door de exploitant. Het hemelwater van de nieuwe gebouwen zal worden opgevangen en vertraagd worden geloosd. Het zal tevens worden gebruikt voor de sanitaire toepassingen in de kaasafdeling. Het gebruik ervan in de productie is niet mogelijk, gelet op de wettelijke kwaliteitseisen. Het overige hemelwater wordt geloosd in de oppervlaktewateren. Er kan worden gesteld dat voldaan wordt aan art. 4.2.1.3.§5 van het Vlarem II. conclusie Het is aangewezen dat er verder onderzoek ivm de lozing gebeurt meerbepaald : - een herwerkte studie rond mogelijk hergebruik effluentwater, hemelwater en een uitgewerkte waterbalans na uitbreiding van de productie. - een evaluatie van de werking van de WZI na afkoppeling van het stedelijk afvalwater en na uitbreiding van de productie, met de eventuele noodzakelijke aanpassingen in bedrijfsvoering van de WZI - een bepaling van de impact van de lozing vanwege het bedrijf op het ontvangende oppervlaktewater (cf. de MER-benadering en met vergelijking t.o.v. de initiële MER uit 2010) - verder onderzoek naar reductie van chlorides - onderzoek naar haalbare en aanvaardbare lozingsnormen teneinde de bijdrage tot een aanvaardbaar niveau te beperken, met daarbij de noodzakelijk te nemen maatregelen. Binnen dezelfde termijn dient een nieuw voorstel van haalbare lozingsnormen bij de deputatie te worden ingediend die rekening houdt met de conclusies van de opgelegde studie. Deze studie wordt opgemaakt uiterlijk 18 maanden na opstart van de lactoseproductie of ten laatste maart 2016 door een erkend deskundige water. Er dient een 5- jaarlijks evaluatie van de lozing te gebeuren. Zolang het stedelijk afvalwater niet is afgekoppeld, dient het maximale debiet afkomstig van Belgomilk beperkt te blijven tot 3.590m³/d (huidig vergund dagdebiet). Er dienen bijkomende maatregelen genomen te worden om de chloridevracht te reduceren. opslagplaatsen De tanks voor de opslag van de gevaarlijke stoffen zijn dubbelwandig. De opslag van de licht ontvlambare stoffen en de ontvlambare stoffen (hoofdzakelijk aroma's) worden opgeslagen in een afzonderlijk daartoe bestemd lokaal of in een veiligheidskast. De betreffende lokalen zijn degelijk verlucht en ingekuipt. De opslag van hout, kunststoffen en papier gebeurt in afzonderlijke lokalen afgescheiden van de productieruimten. Er bevinden zich geen leidingen met brandbare gassen of ontvlambare vloeistoffen in de lokalen of in de muren, zoldering of vloeren ervan. De opslag van de gassen in flessen en in vaste houders (stikstof en CO2) gebeurt buiten de gebouwen; de afstandsregels worden gerespecteerd. 24 De opslag van de schadelijke, irriterende of corrosieve stoffen in verplaatsbare recipiënten worden opgeslagen binnen inkuipingen. De opslag gebeurt conform de voorwaarden terzake. Het bedrijfsterrein grenst aan een woongebied. Overeenkomstig artikel 5.17.1.2. §2 is de opslag van een in de eerste klasse ingedeelde opslag van andere dan P1-, P2-, P3- of P4-producten verboden op minder dan 100 m afstand van een woongebied, tenzij anders bepaald in de milieuvergunning. De uitbreidingen van de gevaarlijke stoffen situeren zich voornamelijk ter hoogte van de nieuwe kaasproductielijn die gelegen is op méér dan 200 m van het woongebied. Er wordt derhalve voldaan aan de afstandregels. IPPC Zoals hoger vermeld is het bedrijf een IPPC-bedrijf, gelet op de verwerking van 4.000 ton melk per dag en de aanwezigheid van 62.578 kWth aan stookinstallaties. Een bijlage over de geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, overeenkomstig artikel 5.§7, is bijgevoegd.Ook de checklisten "Zuivel" en "Stookinstallaties" zijn bijgevoegd. Ter gelegenheid van de vergunningsaanvraag voor de hernieuwing van de vergunning (besluit dd. 09.12.2010) werd een toetsing aan de Bref doorgevoerd. Als besluit werd gesteld dat, naast de algemene, sectorale en bijzondere voorwaarden opgelegd in de milieuvergunning, geen andere voorwaarden dienen te worden opgelegd en de inrichting voldoet aan de richtlijnen vermeld in de betreffende Bref's. Gelet op de recente doorlichting en gelet op het feit dat bij de gevraagde uitbreidingen gebruik wordt gemaakt van de dezelfde – zo niet betere – technieken kan worden gesteld dat de gevraagde uitbreidingen eveneens voldoen aan de betreffende Bref's. Watertoets De inrichting bevindt zich deels in mogelijk overstromingsgevoelig gebied en is gesitueerd in het Ijzerbekken. De inrichting stroomt af naar de Martjevaart (2de categorie). De stedenbouwkundige vergunning is nog niet verleend. Volgens het aanvraagdossier zal de bijkomende verharde oppervlakte 5862 m² (daken 5562 m² en verharding 300 m²) bedragen. Er wordt een regenwateropvang voorzien van 40 m³, wat voldoende is voor een oppervlakte van 1000 m² en een bufferbekken met vertraagde afvoer van 270 m³, wat voldoende is voor een oppervlakte van 13522 m². Gelet op de ligging van de inrichting, de voorziene regenwateropvang en bufferbekken met vertraagde afvoer, wordt er geen bijkomende impact verwacht op de waterhuishouding, zodat kan geconcludeerd worden dat huidige aanvraag geen bijkomend schadelijk effect zal veroorzaken. Overwegende dat de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte bezwaren en opmerkingen als volgt kunnen worden geëvalueerd : er wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren door het opleggen van de nodige voorwaarden. 25 Overwegende dat de elementen aangebracht door de aanvrager, gehoord door de Provinciale Milieuvergunningscommissie als volgt kunnen weergegeven worden: de exploitant heeft het bezwaar doorgenomen; het bezwaar van Natuurpunt is vrij algemeen; in het advies van LNE worden 2 studies voorgesteld; de exploitant ziet dit liever in 1 studie; hij gaat akkoord met het advies van de VMM; het is niet duidelijk wat de impact zal zijn na de afkoppeling van het stedelijk afvalwater; de exploitant heeft zelf een aantal zaken geformuleerd mbt chloride; de kaastproductie start eerst op, vervolgens de lactoseproductie; men is bezig met het opmaken van een geluidsstudie; die zal binnen de 3 maanden bezorgd worden; Overwegende dat deze elementen niets afdoen aan de hierboven vermelde overwegingen en vaststellingen; Overwegende dat de exploitatie van het toelaatbare deel van de inrichting verenigbaar moet gemaakt worden met de omgeving, zowel wat betreft de risico’s voor de externe veiligheid als wat betreft de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting; Dat het daarom noodzakelijk is vergunningsvoorwaarden op te leggen die technisch haalbaar zijn en voldoen aan de vereiste van best beschikbare schone technologie zonder overmatig hoge kosten; dat de technische criteria en de van toepassing zijnde normen vanuit dit uitgangspunt gehanteerd worden; dat deze voorwaarden kunnen worden geconcretiseerd als omschreven in bijlage; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan; Gelet op het verslag van de heer Gedeputeerde Bart Naeyaert, gegeven in zitting van heden; 26 BESLUIT Artikel 1 Aan N.V./C.V.B.A. YSCO/BELGOMILK, gevestigd te Fabriekstraat 141 9120 BeverenWaas wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend, om een inrichting gelegen te Melkerijstraat 10 te Langemark-Poelkapelle, kadastraal bekend : Afdeling Sectie Perceelnummer LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0613/C 2 LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0648/M 4 LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0650/D 2 LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0650/F 2 LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0650/G 2 LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0655/D LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0655/M LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0655/N LANGEMARK-POELKAPELLE 1 AFD/LAN H 0655/P met als voorwerp : een zuivelfabriek te veranderen nl de wijziging door: - verwijdering diverse schadelijke (X), corrosieve (C) of irriterende (Xi) stoffen in zakken, vaten en bussen 6.527 kg - vermindering opslag P1-prod. 1.620 l (afdeling Ysco) - vermindering opslag P2-prod. 8.210 l (afdeling Ysco); 200 l (afdeling Poeder) - vermindering opslag sommige P3-prod. 245 l (afdeling Ysco) - vermindering opslag sommige P4-prod. 105 l (afdeling Ysco); 4.363,64 l (afdeling Poeder) - vermindering vermogen droogtoren Niro 113,65 kW de uitbreiding met: - lozingsdebiet bedrijfsafvalwater 40 m³/uur, 900 m³/dag en 209.000 m³/jaar - een transfo 2.500 kVA (afdeling kaas en boter) - diverse koelinstallaties, airco's: - afdeling kaas en boter 616,27 kW - afdeling Ysco 255,94 kW - afdeling poeder 26,4 kW - burelen 482,4 kW - vacuümpompen – bushpompen 123 kW (afdeling kaas en boter) - gassen in flessen 250 l (150 l arcal, 100 l Noxalic) - bovengrondse tank stikstof 6.100 l - bovengrondse tank CO2 3.300 l - diverse schadelijke (X), corrosieve (C) of irriterende (Xi) stoffen in tanks, zakken, vaten en bussen 37.425,94 kg: - afdeling kaas en boter 27.162,92 kg - afdeling Ysco 4.789,74 kg - afdeling poeder 12.000 kg - waterzuivering 8.500 kg - opslag P3-prod in afdeling kaas en boter 122,43 l - opslag P4-prod: in afdeling kaas en boter 4.198,39 l; - opslag milieugevaarlijke stoffen 12,5 kg (afdeling Ysco) 27 - - opslag diverse gevaarlijke stoffen in kleine recipiënten 189,36 l (125,36 l in afdeling kaas; 50 l in afdeling Ysco; 14 l in afdeling poeder) opslag hout 39 ton (afdeling kaas en boter) opslag kunststoffen 33 ton (afdeling kaas en boter) enkele metaalbewerkingsmachines 18,74 kW (afdeling kaas en boter) ontvettingstafel 200 l (afdeling kaas en boter) opslag papier en karton 34 ton (afdeling kaas en boter) diverse productie-installaties 3.137,65 kW: - afdeling kaas en boter 1.863,61 kW - afdeling Ysco 121,24 kW - afdeling poeder 1.155,8 kW melkverwerking 500 ton/dag voor de productie-uitbreiding met 43.347 ton/jaar weiconcentraat, 17.000 ton/jaar kaas en 12.000.000 liter/jaar ijskreem Rubriek Omschrijving Kl. Advies Tijd. Coörd Audit Jv. X 3.6.3.3 Afvalwater en koelwater: 1 Afvalwaterzuiveringsinstallati es, met inbegrip van het lozen van effluentwater: voor de behandeling van bedrijfsafvalwater van meer dan 50 m3/h (Totale eenheden: 40 kubieke meter per uur ) 0 A P J 12.2.2 Transformatoren (gebruik van) met een individueel nominaal vermogen van: meer dan 1.000 kVA (Totale eenheden: 2500 kilo VoltAmpere) 2 1 N N 16.3.1.2 Gassen: Koelinstallaties voor 2 het bewaren van producten, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties, met totale geïnstalleerde drijfkracht van: meer dan 200 kW (Uitz.: installaties van rubriek 15.5 en 19.8 zijn niet ingedeeld in rubriek 16.3) (Totale eenheden: 1381,01 kilo watt) 1 N N 16.3.2.2.a Gassen: Andere dan onder 2 16.3.1 en 16.9.c ingedeelde inrichtingen met een geïnstalleerde totale drijfkracht van: meer dan 200 kW tot en met 1000 kW, wanneer de inrichting volledig gelegen is in een industriegebied (Totale eenheden: 123 kilo watt) 1 N N AMR AR 28 16.7.2 Gassen: Opslagplaatsen voor 2 samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen in verplaatsbare recipiënten (uitz. rubriek 48) met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen van: meer dan 1000 l tem 10000 l (Totale eenheden: 250 liter) 1 N N 16.8.3 Gassen: Opslagplaatsen voor 1 samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen, in vaste reservoirs, uitgez. deze van drukvaten deeluitmakend van compressoren en uitgez. met een gezamenlijk waterinhoudsvermogen: >10.000 l (Totale eenheden: 9400 liter) AR 1 B N 17.3.3.3 Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen vr oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen, (muv rubriek 48), met tot. inhoudsvermogen van: meer dan 50000 kg (Totale eenheden: 45716,66 kilogram) 1 AR 0 B 17.3.4.2.a Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen voor zeer licht en licht ontvlambare vloeistoffen, (muv rubriek 48), met een tot. inhoudsvermogen van: meer dan 1000 l tem 30000 l, wanneer de inrichting volledig is gelegen in industriegebied (Totale eenheden: -1620 liter) 2 0 N N 17.3.5.2 Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen voor ontvlambare vloeistoffen, (muv rubriek 48), met totaal inhoudsvermogen van: meer dan 5000 l tem 100000 l (Totale eenheden: -8410,5 liter) 2 0 N N P J 29 17.3.6.2 Gevaarlijke stoffen: Opslagplaatsen voor vloeistoffen met ontvlammingspunt >55°C en <100°C, (muv rubriek 48), met tot. inhoudsvermogen van: meer dan 20000 l tem 500000 l (Totale eenheden: -122,57 liter) 2 0 N N 17.3.7.1 Gevaarlijke stoffen: 3 Opslagplaatsen voor vloeistoffen met een ontvlammingspunt hoger dan 100° C, (muv rubriek 48), met een totaal inhoudsvermogen van: 200 l tem 50000 l (Totale eenheden: -135,28 liter) 0 N N 17.3.8.1 Gevaarlijke stoffen: 3 Opslagplaatsen voor milieugevaarlijke stoffen, (muv rubriek 48), met een opslagcapaciteit van: meer dan 100 kg tem 1 ton (Totale eenheden: 12,5 kilogram) 0 N N 17.4 Gevaarl. stoffen: opslagpl. 3 (muv rubriek 48, en/of verkoopspunten van in bijl. 7 bij tit. I vh Vlarem bed. gevaarl. stoffen) in verpakk. met een inhoudsverm. van max. 25 l of 25 kg, voor zover de max. opslag is ts 50kg of 50l en 5.000kg of 5000l (Totale eenheden: 89,8 liter, 47,36 kilogram) 0 N N 19.6.3.a Hout: Opslagplaatsen van 2 hout e.d., muv rubriek 48 en 19.8, met een capaciteit van: meer dan 200 ton of 400 m3 in een lokaal of 800 ton of 1600 m3 in open lucht, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 39 Ton) 1 N N 30 23.3.2.a Kunststoffen: Opslag van 2 kunststoffen en van vwpn uit kunststoffen, muv rubriek 41 en 48, met capaciteit v: > 200 ton in een lokaal of > 800 ton in open lucht, wanneer de inrichting volledig is gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 33 Ton) 1 N N 29.5.2.1.a Metalen/voorwerpen metaal: 3 Smederijen, inricht mech behandelen metalen en vervaardigen voorwerpen, met tot geïnst drijfkracht van: 5 kW tem 200 kW, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 18,74 kilo watt) 0 N N 29.5.7.1.a.1 Metalen/voorwerpen metaal: 3 Ontvetten van metalen of voorwerpen van metaal dmv: gehalogeneerde oplosmiddelen met tot inhoudsvermogen van baden en spoelbaden v: 10 l tem 1000 l, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 200 liter) 0 N N 33.4 Papier: Opslagplaatsen voor 2 papierdeeg, papier, karton en voor waren uit papier en karton, met een capaciteit van meer dan 10 ton in een lokaal of 100 ton in open lucht, muv rubriek 48 (Totale eenheden: 34 Ton) 1 N N 45.6.a.3.a Voedings/genotmiddelenindu 1 strie: Installaties voor het bewerken en verwerken van: zuivelproducten met geïnst tot drijfkracht v: > 1000 kW, wanneer de inrichting volledig gelegen in industriegebied (Totale eenheden: 3027 kilo watt) 0 B AR P N 31 45.6.b Voedings/genotmiddelenindu 1 strie: Installaties voor het bewerken en verwerken van: melk met een hoeveelheid ontvangen melk van meer dan 200 ton per dag (gemiddelde waarde op jaarbasis) (Totale eenheden: 500 Ton per dag) AR 0 B P N 45.17.3 Voedings/genotmiddelenindu 1 strie: Zuivelfabrieken met een productiecapaciteit van 100 000 ton per jaar of meer (Totale eenheden: 60347 Ton per Jaar, 12000 kubieke meter per jaar) AMR 0 B P J Rubriek Product Hoeveelheid 3.6.3.3 waterzuivering 40 kubieke meter per uur 12.2.2 transformatoren 2500 kilo Volt-Ampere 16.3.1.2 koelinstallaties en compressoren 1381,01 kilo watt 16.3.2.2.a compressoren 123 kilo watt 16.7.2 gasflessen 250 liter 16.8.3 gastank 9400 liter 17.3.3.3 corrosieve,irriterende, schadelijke en oxiderende stoffen 52458,66 kilogram 17.3.3.3 corrosieve,irriterende, schadelijke en oxiderende stoffen -6742 kilogram 17.3.4.2.a P1-producten 425 liter 17.3.4.2.a P1-producten -2045 liter 17.3.5.2 P2-producten -8410,5 liter 17.3.6.2 P3-producten 372,43 liter 17.3.6.2 P3-producten -495 liter 17.3.7.1 P4-producten 4298,36 liter 17.3.7.1 P4-producten -4433,64 liter 17.3.8.1 milieugevaarlijke stoffen 12,5 kilogram 17.4 gevaarlijke stoffen 89,8 liter 17.4 gevaarlijke stoffen 47,36 kilogram 19.6.3.a hout 39 Ton 23.3.2.a kunststoffen 33 Ton 29.5.2.1.a metaalbewerkingsmachines 18,74 kilo watt 29.5.7.1.a.1 ontvettingstafels 200 liter 33.4 papier en karton 34 Ton 45.6.a.3.a installaties voor het verwerken en bewerken van zuivelproducten -113,65 kilo watt 45.6.a.3.a installaties voor het verwerken en bewerken van zuivelproducten 3140,65 kilo watt 45.6.b productiemachines 500 Ton per dag 32 X Rubriek Product Hoeveelheid 45.17.3 zuivelproducten 60347 Ton per Jaar 45.17.3 ijsroomproductie 12000 kubieke meter per jaar zodat het bedrijf voortaan omvat: Een zuivelbedrijf bestaande uit: Algemeen - stalplaats 80 voertuigen - airco's burelen algemene diensten 144 kW - zuivelbedrijf met een gemiddelde melkontvangst van 4.000 ton/dag en een ontvangst van wei van 1.000 ton/dag (220 ton/dag weiconcentraat) Waterzuivering - een waterzuiveringsinstallatie bestaande uit: • 2 bufferbekkens bedrijfsafvalwater resp. 500 m³ en 3.000 m³ • voorbehandeling: roterende zeef voor de verwijdering van grove delen • een anaërobe waterzuiveringsinstallatie bestaande uit: - neutralisatietank van 25 m³ - beluchte vetvang 40 m³ met effluentbekken van 5 m³ - afzonderlijke vetvergister 40 m³ - pompput 25 m³ • anaërobe reactor 1.430 m³ met mogelijke affakkeling van het biogas - ontgassingstank 25 m³ - alle toebehorende pompen, mengers, leidingen, e.d. totaal 60 kW • een aërobe zuiveringsinstallatie bestaande uit: - voorzuivering stedelijk afvalwater en regenbezinktank - slibcontactput - beluchtingsbekken 5.000 m3 - 2 nabezinkbekkens - slibindikker • alle toebehoren: meerdere pompen, 3 luchtcompressoren (elk > 10 kW), e.d. • een slibcentrifuge 30 kW - de lozing van: - max. 200 m³/uur, 4.490 m³/dag en 1.046.680 m³/jaar bedrijfsafvalwater in de oppervlaktewateren (Steenbeek) - max. 160 m³/uur en max. 2.250 m³/dag gemeentelijk afvalwater in de oppervlaktewateren (= 5.084 IE) (Steenbeek) - een transfo 800 kVA - surpressoren en beluchters 325,50 kW - bovengrondse opslagtank zoutzuur (HCl) (C) 15.000 l (16.500 kg) - bovengrondse opslagtank ijzerchloride (FeCl3) (C) 20.000 l (28.000 kg) - bovengrondse tank diesel (P3-prod) 60.000 l met 2 verdeelslangen - bovengrondse opslagtank polymeer (niet ingedeeld) 6.000 l Afdeling Kaas en Boter - 3 transfo’s resp. 1.000 kVA, 2.000 kVA en 2.500 kVA - batterijladers 31,98 kW - airco's burelen 48 kW - airco’s weibewerking 2 x 4,12 KW, boterproductie 21,2 kW - luchtcompressoren (blowers) cheddarproductie 2 x 1,8 kW, - 9 vacuümpompen resp. 8 x 15 kW en 3 kW - koelinstallaties 450 kW 33 - - opslagplaatsen: • diverse schadelijke (X), corrosieve (C) of irriterende (Xi) stoffen in zakken, vaten en bussen 46.487,96 kg • bovengrondse tank natriumhydroxide (NaOH) (C) 10.000 l (13.000 kg) • P3-producten 323,43 l in vaten of bussen • P4-producten: 482,14 l in chemielokaal, 9.024,11 l in lokaal ijswaterbak en 1.607,14 l in weibewerking • 125,36 kg diverse gevaarlijke stoffen in recipiënten kleiner dan 25 kg/l • hout (palletten) in een lokaal 104 ton • kunststoffen 88 ton • papier en karton 91 ton 1 labo onderhoudsatelier met enkele metaalbewerkingmachines 37,5 kW met ontvettingstafels 2 x 200 l diverse productie-installaties voor de productie van max. 45.000 ton/jaar kaas en 20.000 ton/jaar boter met een totaal geïnstalleerd vermogen van 4.054,72 kW Melk- en weibewerking, totaal 817,56 kW • Weibewerking (roerwerken, afromer, pompen,…) 191,41 kW • Melkbewerking (roerwerken, afromer, pompen,…) 172,82 kW • Ontvangst en melkopslag (lospompen, roerwerken, …) 250,96 kW • CIP installaties 202,37 kW Cheddarproductie, totaal 1.129,12 kW en koelinstallaties 1.404,3 kW omvattende volgende installaties: • Cheddarproductie (roerwerken, blokvormers, pompen, …) 144,93 kW • CIP-installaties 139,35 kW • Cultuur (pompen, roerwerken, …) 31,30 kW • Verpakking 44,13 kW met vacuümproductie 123,00 kW • Diverse pompen voor koelmedia en water: 115,50 kW (niet ingedeeld) en koelinstallaties hydrofoor/ijswater 101,75 kW • Diverse koelinstallaties SAB 897,6 kW (3 koelcompressoren resp. 105 kW, 250 kW en 355 kW, toebehoren 187,6 kW) • Melkbewerking poeder 167,07 kW en koelinstallaties 28,60 kW • Mozarella productie 144,89 kW • Weibewerking 129,60 kW • Weiroom-opslag 78,75 kW • RO-installatie : 242,50 kW • Single Loaf Installatie 6,6 kW Boterproductie: 303,03 kW, koelinstallaties 201,7 kW (2 koelcompressoren elk 15 kW, 2 glycolkoelers elk 14,4 kW, 4 ijswaterpompen resp.11 kW en 3 x15 kW, toebehoren 60,5 kW, frigo 26,4 kW) Nieuwe kaaslijn: 1.805,01 kW • Weibewerking (roerwerken, afromer, pompen,…) 191,41 kW • Melkbewerking (roerwerken, afromer, pompen,…) 172,82 kW • Ontvangst en melkopslag (lospompen, roerwerken, …) 250,96 kW • CIP installaties 202,37 kW • Cheddarproductie (roerwerken, blokvormers, pompen, …) 139,46 kW • CIP-installaties 139,35 kW • Cultuur (pompen, roerwerken, …) 31,30 kW • Verpakking 44,13 kW met vacuümproductie 123,00 kW • Diverse pompen voor koelmedia en water: 115,50 kW (niet ingedeeld) en koelinstallaties hydrofoor/ijswater 101,75 kW • Melkbewerking poeder 167,07 kW en koelinstallaties 28,60 kW • Mozarella productie 144,89 kW • WPC/Weiroom-opslag 78,75 kW • RO-installatie : 242,50 kW 34 niet ingedeelde inrichtingen • opslag zout 70 ton • diverse waterpompen, ventilatoren, …. 155,11 kW • 5 watertanks 1.105.000 l • melktanks 1.932.000 l • kaasmelktank 250.000 l • filtratie-retantaat opslagtanks 3 x 30.000 l • zoute/zoete weitanks 5 x 40.000 l • opslagtanks plantaardige olie 2 x 40.000 l • room- en weiroomtanks 152.000 l • 14 weitanks 2.645.000 l, weislibtank 6.000 l • 3 slibtanks 65.000 l • 1 pekeltank 40.000 l; pekeltank lijn2 200.000 l • 5 cultuurtanks kaas 18.000 l • CIP-tanks 423.000 l (kaas) en 13.000 l (boter) • tussenopslag- en procestanks 129.000 l • 7 roomtanks 209.000 l • 1 tank eetbare olie 12.500 l • 2 botertanks 6.000 kg • 8 cultuurtanks boter 8.100 l Afdeling Ysco - 5 transfo’s resp. 2.000 kVA, 3 x 2.500 kVA en 3.150 kVA - batterijladers 122,48 kW - airco's burelen 180 kW - opslagplaatsen: • ammoniakgas in flessen 750 l • bovengrondse opslagtank stikstof 40.000 l • diverse schadelijke (X), corrosieve (C) of irriterende (Xi) stoffen in zakken, vaten en bussen 33.261,96 kg in chemielokaal; 282,75 kg in aromalokaal; 1.571,75 kg in kast frigo 1; 38,25 kg in frigo 1+2 • bovengrondse tank salpeterzuur (HNO3) (C) 3.000 l (4.200 kg) • P1-producten 1.230 l (waarvan 505 l aroma’s) • P2-producten 8.360 l (waarvan 7.340 l aroma’s) • P3-producten: 235 l in aromalokaal, 850 l in chemielokaal en 265 l in brandkast 1+2 • P4-producten 15.636,36 l in vaten of bussen • milieugevaarlijke stoffen (N) 755 kg • opslag 953,8 l en 85 kg diverse gevaarlijke stoffen in recipiënten kleiner dan 25 kg/l • opslag hout (palletten) buiten 108 ton • opslag kunststoffen 308 ton • papier 1.399 ton - 1 labo - technische dienst met enkele metaalbewerkingmachines 36,95 kW met ontvettingstafel 200 l - diverse productie-installaties voor de productie van max. 132.000.000 l/jaar ijs met een totaal geïnstalleerd vermogen van 3.408,5 kW Afdeling ‘productie 1’, totaal 213,12 kW en koelinstallaties 484,59 kW omvattende volgende lijnen en installaties: • A-lijn 14,84 kW • B-lijn 7,75 kW en koelinstallaties 60,80 kW • K-lijn 6,16 kW • Benhil 1 liter N-lijn 13,82 kW en koelinstallaties 4,00 kW • Fornaroli Big Drum 2,5 l-lijn 5,34 kW • 37 melk en mixtanks en –pompen 164,46 kW • Diverse koel- en vriestunnels 169,34 kW • Vaste freezers 250,45 kW - 35 • Medina U-lijn 0,75 kW Afdeling ‘productie 2’ totaal 551,93 kW en koelinstallaties 659,71 kW omvattende volgende lijnen en installaties: • Big Drum 3 C-lijn 100,60 kW en koelinstallaties 89,70 kW • Big Drum 6-lijn 69,25 kW en koelinstallaties 153,62 kW • Big Drum 7 F-lijn 83,62 kW en koelinstallaties 90,00 kW • Big Drum 5 G-lijn 7,94 kW en koelinstallaties 46,94 kW • Big Drum 1 liter J-lijn 13,19 kW en koelinstallaties 138,90 kW • Hoyer 5 liter Hoyfill L-lijn 2,94 kW en koelinstallaties 31,96 kW koelvermogen) • S-lijn 61,14 kW en koelinstallaties 73,22 kW • 26 melk- en mixtanks en vettank 134,17 kW • Diverse losse machines 79,08 kW en koelinstallaties 35,37 kW Afdeling ‘productie 3’, totaal 499,35 kW en koelinstallaties 260,44 kW omvattende volgende lijnen en installaties: • Ria 3l-lijn 87,05 kW en koelinstallaties 54,84 kW • Glacier W-lijn 89,71 kW en koelinstallaties 78,26 kW • Straightline 2 Z-lijn 322,59 kW en koelinstallaties 127,34 kW Afdeling ‘productie 4’ omvattende volgende lijnen en installaties: • X-lijn 130,24 kW en koelinstallaties 78,50 kW Afdeling ‘productie 5’ omvattende volgende lijnen en installaties: • Straightline 4 E-lijn 120,65 kW en koelinstallaties 104,54 kW Afdeling ‘productie 6’ totaal 219,53 kW en koelinstallaties 218,78 kW, omvattende volgende lijnen en installaties: • Big Drum 8P-lijn 150,02 kW en koelinstallaties 135,60 kW • Ria 1Q-lijn 33,37 kW en koelinstallaties 14,00 kW • Ria 2R-lijn 36,14 kW en koelinstallaties 69,18 kW Palletisatie, totaal 389,37 kW • Afvoer overkarton palletisatie 2: diverse transportbanden 157,88 kW • Aanvoerbanden Costi palletisatie 2: (transportbanden, ontstapelaars, draaisekties, rolbanen, …) 231,49 kW Diepvries : rolbanen,… totaal 188,41 kW Machinekamers: koelinstallaties totaal 6.651,74 kW • Machinekamer 1: 5.614,74 kW met ondermeer meerdere koelcompressoren (3 x 160,25 kW, 137,5 kW, 110,25 kW, 161,5 kW, 250,5 kW, 163 kW, 132,25 kW, 164 kW, 162,2 kW, 360,5 kW, 411 kW, 2 x 30 kW, 407,5 kW, 3 x 200,25 kW, 402,2 kW, 405,5 kW, 401,75 kW, 110 kW en 75 kW), glycolkoeling 42,5 kW, pekasolkoeling 16,5 kW, diversen 55 kW, … • Machinekamer 3: 419,50 kW met ondermeer 3 koelcompressoren resp. 90 kW en 2 x 132 kW • Machinekamer 4: 617,50 kW met ondermeer 3 koelcompressoren resp. 200 kW en 2 x 160kW Afdeling ‘mixbereiding’ totaal 1.030,19 kW en koelinstallaties 24,50 kW omvattende volgende lijnen en installaties: • Restmixinstallatie 112,99 kW • Botertanks en botersmeltinstallatie 18,90 kW • Chocoladetanks 93,01 kW • Glucosetanks 10,15 kW • Melkinstallatie 16,85 kW • Overige tanks 60,45 kW • Buffertanks e.a. 12,00 kW • Mixbereiding algemeen 83,56 kW • Homogenisator 1: 158,80 kW • Homogenisator 2: 271,98 kW • Koeltoren mixpasteurs koelinstallatie 24,50 kW • CIP-installatie 191,50 kW 36 Gebouwen • Klimatisatiegroepen en warmwatertanks 178,61 kW • Airconditioninginstallaties 173,22 kW Pilots totaal 65,71 kW • Labopilot 18,55 kW • Pilot APV 47,16 kW - Niet ingedeelde irichtingen: • diverse waterpompen, ventilatoren, …. 405,18 kW • 4 botertanks 87.025 l • 2 glucosetanks 72.825 l • 2 melktanks 100.000 l • 2 roomtanks 80.000 l • 2 WPC-tanks 110.000 l • 9 restmixtanks 85.000 l • 71 mixtanks 860.000 l • 3 buffertanks mixbereiding 45.000 l • 1 vettank 52.000 l • 1 suikersilo 70 m³ • 13 chocoladetanks 604.000 l • 3 warmwatertanks 145.000 l • CIP-tanks 107.500 l • 3 afvaltanks 69.000 l Afdeling Poeder - 2 transfo’s resp. 2.000 kVA en 2.500 kVA - batterijladers 48,26 kW - garagewerkplaats met 2 schouwputten en luchtcompressor 11 kW, metaalbewerkingmachines 0,37 kW en ontvettingstafel 200 l - wasstation voor het wassen van 45 voertuigen/dag - airco’s productie 41,5 kW, labo 3,8 kW, burelen 84 kW - lecithineset 24,9 kW - persluchtcentrale 748,44 kW (3 compressoren resp. 200 kW en 2 x 250 kW, toebehoren 48,44 kW) - ijswaterproductie: 681,75 kW (met ondermeer 4 koelcompresoren resp. 2 x 110 kW en 2 x 160 kW) - opslagplaatsen: • gassen in flessen 4.373 l (387 l ammoniak, 150 l zuurstof, 150 l acetyleen, 650 l argon, 250 l stikstof, 300 l arcal, 200 l CO2, 100 l sagox, 450 l menggas, 10 l kalibratiemengsel met CO, 350 l droge lucht, 100 l waterstof, 1.176 l propaan, 100 l Noxalic) • een bovengrondse tank stikstof 6.100 l • een bovengrondse tank CO2 3.300 l • diverse schadelijke (X), corrosieve (C) of irriterende (Xi) stoffen in zakken, vaten en bussen 30.199,1 kg in chemielokaal, 1.481,50 kg in magazijn, 12.982,80 kg in overige lokaties • bovengrondse tank salpeterzuur (HNO3) (C). 21.000 l (30.000 kg) • bovengrondse tank natriumhydroxide (NaOH) (C) 120.000 l (156.000 kg) • bovengrondse tank dioxonite (X) 4.000 l (4.280 kg) • bovengrondse tank dioxonzuur (Xi) 4.000 l (4.160 kg) • diverse P3-producten: 626 l in chemielokaal • bovengrondse tank diesel 10.000 l met 1 verdeelslang • diverse P4-producten 8.837,82 l in vaten of bussen • bovengrondse tank motorolie (P4) 1.500 l • bovengrondse tank afvalolie (P4) 8.000 l • milieugevaarlijke stoffen (N) 8,6 kg • 882,34 l en 56,4 kg diverse gevaarlijke stoffen in recipiënten kleiner dan 25 kg/l • hout (palletten) in een lokaal 100 ton 37 - - - - • kunststoffen 30 ton • papier 100 ton verwerking kunststoffen – foliewikkelaars 20,19 kW 1 labo onderhoudsatelier met enkele metaalbewerkingmachines 21,97 kW en een ontvettingstafel 200 l een ketelhuis met: • 2 stoomketels met een waterinhoud van resp. 28.500 l en 21.000 l met een brander van resp. 7,7 MWth (uitgangsvermogen 7,084 MWth) en 19,5 MWth (uitgangsvermogen 17,94 MWth) • een transfo 2.000 kVA een WKK-installatie bestaande uit: • een gasturbine 22 MWth (uitgangsvermogen 19,9 MWth), • een generator 7,76 MW • een nageschakelde stoomketel met waterinhoud van 44.000 l met brander van 19,19 MWth (uitgangsvermogen 17,654 MWth) • 2 transfo’s resp. 10.000 kVA en 2.500 kVA • gascompressor 400 kW diverse productie-installaties voor de productie van max. 20.000 ton/jaar melkpoeder, 20.000 ton/jaar lactose en max. 108.347 ton weiconcentraat met een totaal geïnstalleerd vermogen van 4.504,49 kW Lactoseproductie: 976,8 kW: • 9 kristallisatietanks met roerwerken 9 x 7,5 kW en watercirculatiepompen 9 x 10 kW • diverse pompen, ventilatoren, cip-retourpompen 253 kW • decanter met bijhorigheden 150 kW • indamper met bijhorigheden 140,3 kW • droger met bijhorigheden 166 kW • lactosemolen 110 kW Poederproductie: 3.527,69 kW • Afvulinstallatie NIRO (in bigbags) 12,75 kW • Afvulinstallatie Silkeborg (in bigbags) 3,31 kW • Afzakinstallatie (transport, stofafzuiging, dosering, zakkenspreider, …) 56,69 kW • Cip torens 168 kW • Condensinstallatie (diverse pompen) 119,93 kW • Doseerinstallatie: 20,53 kW • Indamper 5 : 138,19 kW • Indamper NIRO: 251,33 kW • Droogtoren NIRO (pompen, verstuiver, ventilatoren, schudzeef, …) 658,23 kW • Inpak poedermagazijn (foliewikkelaars kunststoffen) 20,19 kW • Rework-station (sluis en schudzeef zakkenstort, takels, …) 10,75 kW • Scheffers 3 (indamper): 209,27 kW • Scheffers 4 (indamper): 201,45 kW • Droogtoren Silkeborg: 584,44 kW • Silolokaal (trilmotoren, afzuigventilatoren, sluizen, mengers, blazers, …) 234,21 kW • Tanklokaal (roerwerken, pompen, …) 380,30 kW • Ultrafiltratie-unit : 125,58 kW • Vracsilo’s : 27,23 kW • Wei-opslag: 325,50 kW diverse waterpompen, ventilatoren, …. 410,57 kW niet ingedeelde inrichtingen: • 28 melktanks 2.070.000 l • 14 weitanks 3.160.000 l • oplostanks 2 x 40.000 l • 5 kristallisatietanks elk 20.000 l 38 • • • • • • lactose buffertanks 2 x 20.000 l opslagtank moederloog 2 x 45.000 l buffertanks condensaat 2 x 40.000 l CIP-tanks 250.200 l meng- en opslagsilo’s voor melkpoeder 1.221 ton tussenopslag- en procestanks 133.000 l Artikel 2 § 1. De vergunde inrichting dient in gebruik genomen binnen een termijn van 1095 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum bepaald in artikel 3,1. § 2. Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een stedenbouwkundige vergunning of melding als bedoeld in art. 4.2.1 en art. 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO, vereist is en deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief werd verleend of de melding niet is gedaan. Deze schorsing duurt tot de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg of zolang de handelingen waarvoor de stedenbouwkundige melding is verricht, niet mogen worden aangevat op grond van artikel 4.2.2,§4 van de Vlaamse Codex RO. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. §3. De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. §4. De stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. Als het gaat om met toepassing van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO meldingsplichtige handelingen wordt de uitvoerbaarheid van de stedenbouwkundige melding opgeschort. §5. Deze geschorste stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn die aanvangt op 24/05/2012 en die eindigt op 09/12/2030, samenvallend met de einddatum van de basisvergunning d.d. 09/12/2010, verleend door de deputatie Voor wat de koppeling aan de stedenbouwkundige vergunning of melding betreft: zie artikel 2 39 Artikel 4 De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden : De algemene en sectorale voorwaarden voor nieuwe/bestaande inrichtingen van titel II van het Vlarem. Ter informatie volgt hierna een niet-limitatieve opsomming van toepasselijke algemene en sectorale bepalingen uit titel II van het Vlarem (waarvan, in voorkomend geval, enkel de aangeduide artikelen van toepassing zijn) : V01: V02: V03: V04: V05: V26: V35: V38: V40: V44: V45: V46: V59: V63 V67: V77: V83: Algemene milieuvoorwaarden - algemeen: Hoofdstuk 4.1 en bijlage 4.1.8 Algemene milieuvoorwaarden - geluid: Hoofdstuk 4.5 en bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater: Hoofdstuk 4.2 en bijlagen 4.2.5.1, 4.2.5.2 en 4.2.5.4 Algemene milieuvoorwaarden - grond- en bodemwater: Hoofdstuk 4.3 en bijlage 4.2.5.1 Algemene milieuvoorwaarden - lucht: Hoofdstuk 4.4. en bijlagen 4.4.1, 4.4.2, 4.4.3, 4.4.4 en 4.4.5 Lozing van bedrijfsafvalwaters: Afdeling 5.3.2 en bijlagen 5.3.2.58°a) (sector zuivelindustrie – lozing in de oppervlaktewateren) Elektriciteit: Hoofdstuk 5.12 Gassen - algemeen: Afdeling 5.16.1 Gassen - koelinrichtingen - compressoren: Afdeling 5.16.3 Gassen - opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten: Afdeling 5.16.5 en bijlage 5.16.1, bijlage 5.16.2 Gassen - opslag in vaste reservoirs voor samengeperste vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen: Afdeling 5.16.6 en bijlagen 5.16.3, 5.16.4 Opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders: Afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3 en bijlagen 5.17.1, 5.17.2, 5.17.3, 5.17.4, 5.17.5, 5.17.6 en 5.17.7 Hout: algemeen Kunststoffen: Hoofdstuk 5.23 Metalen: Hoofdstuk 5.29 Papier: Hoofdstuk 5.33 Voedingsnijverheid en- handel - algemeen: Afdeling 5.45.1 Bijzondere voorwaarden : a) Binnen een termijn van 3 maanden na het verlenen van de vergunning toont de exploitant, aan de hand van een geluidsstudie, aan dat, rekening houdend met de gevraagde veranderingen, de inrichting kan voldoen aan de geluidsvoorwaarden van het Vlarem II. Deze geluidsstudie dient te worden uitgevoerd door een erkend milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, deeldomein geluid, vermeld in artikel 6, 1°, c), van het VLAREL en bezorgd te worden binnen dezelfde termijn aan de deputatie, LNEmilieuvergunningen, LNE milieu-inspectie en het CBS. 40 b) Het effluent van de waterzuivering dient te voldoen aan de lozingsvoorwaarden van de lopende vergunning: parameter norm (mg/l) Reductiepercentage (%) BZV CZV ZS totaal fosfor totaal stikstof chloriden 25 120 60 2 15 800 90 75 90 80 80 c) De datum van afkoppeling van het stedelijk afvalwater alsook van de opstart van de lactoseproductie en productie kaasfabriekuitbreiding wordt schriftelijk meegedeeld aan de de deputatie, de afdelingen LNE-milieuvergunningen, LNE- milieu-inspectie en aan de VMM, ten laatste een week na resp. de afkoppeling en de opstart. d) De geloosde debieten dienen geregistreerd middels continue debietsregistratie. Zolang het stedelijk afvalwater niet is afgekoppeld, dient het maximale debiet afkomstig van Belgomilk beperkt te blijven tot 3.590m³/d. e) De nodige maatregelen worden getroffen om de geloosde chloridevracht drastisch te beperken. Hiertoe worden minstens de voorgestelde maatregelen uitgevoerd: - afzonderlijk opvangen en afvoeren van de zoute wei - afvoeren van het concentraat afkomstig van de microfiltratie van de pekelbaden Deze maatregelen worden uitgevoerd uiterlijk bij de ingebruikname van de nieuwe kaasproductielijn. f) Binnen de 18 maanden na opstart van de lactoseproductie of ten laatste maart 2016 dient een studie te worden opgemaakt door een erkend deskundige water. Deze studie dient binnen dezelfde termijn te worden bezorgd ter kennisgeving aan de deputatie en ter evaluatie aan LNE-milieuvergunningen, LNE-milieu-inspectie en de VMM en dient het volgende te omvatten: - een herwerkte studie rond mogelijk hergebruik effluentwater, hemelwater en een uitgewerkte waterbalans na uitbreiding van de productie. - een evaluatie van de werking van de WZI na afkoppeling van het stedelijk afvalwater en na uitbreiding van de productie, met de eventuele noodzakelijke aanpassingen in bedrijfsvoering van de WZI - een bepaling van de impact van de lozing vanwege het bedrijf op het ontvangende oppervlaktewater (cf. de MER-benadering en met vergelijking t.o.v. de initiële MER uit 2010) - verder onderzoek naar reductie van chlorides - onderzoek naar haalbare en aanvaardbare lozingsnormen teneinde de bijdrage tot een aanvaardbaar niveau te beperken, met daarbij de noodzakelijk te nemen maatregelen. Binnen dezelfde termijn dient een nieuw voorstel van haalbare lozingsnormen bij de deputatie te worden ingediend die rekening houdt met de conclusies van de opgelegde studie. 41 Het bedrijf dient 5-jaarlijks aan de bovenvermelde instanties een evaluatie van de vergunde afvalwaterlozing door een erkend deskundige water te bezorgen met een update van de evaluatie van de werking van de waterzuiveringsinstallatie, impact van de lozing op de ontvangende waterloop, aftoetsing van de geldende beste beschikbare technieken en BREF voorschriften en evaluatie van de lozingsnormen. Indien uit deze evaluatie een wijziging in de lozingssituatie nodig blijkt of een aangescherpt normenkader mogelijk blijkt, dienen de nodige stappen te worden ondernomen. g) Het bedrijf dient een meetprogramma uit te voeren overeenkomstig art. 4.2.5.3.1. van Vlarem II. Onverminderd het verplicht meetprogramma, dienen de middels bijzondere voorwaarden vergunde parameters minstens driemaandelijks bepaald te worden. De resultaten van dit meetprogramma en de gegevens van de verplichte continue metingen, dienen jaarlijks bezorgd te worden aan VMM – Afdeling Ecologisch Toezicht en dit ten laatste 31 januari van het daaropvolgende jaar. Dit doet niets af van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, zoals herhaaldelijk gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering; . In het geval van verandering (uitbreiding) van een lopende vergunning gelden voor de tot op heden nog niet vergunde inrichtingen in principe steeds de voorwaarden voor nieuwe inrichtingen van titel II van het Vlarem (met uitzondering van de inplantingsregels indien vergroting minder dan 100 % bedraagt), en dit voor zover de sectorale voorwaarden geen afwijkende regeling bevatten. De in de vroegere vergunningen reeds opgelegde voorwaarden blijven eveneens van kracht. Artikel 5 Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. Artikel 6 § 1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III bis van titel I van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. § 2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient voor de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunning verleende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning. 42 Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand voor het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. Waren aanwezig: de heer Carl Decaluwé, provinciegouverneur-voorzitter de heren Dirk De Fauw en Patrick Van Gheluwe, mevrouw Marleen Titeca-Decraene, de heren Gunter Pertry, Bart Naeyaert en Guido Decorte, leden de heer Geert Anthierens, Provinciegriffier Brugge, 24/05/2012 De provinciegriffier, Geert ANTHIERENS De provinciegouverneur-voorzitter, Carl DECALUWÉ AANDACHT ! De stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. Als het gaat om met toepassing van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO meldingsplichtige handelingen wordt de uitvoerbaarheid van de stedenbouwkundige melding opgeschort. Deze geschorste stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. Tegen onderhavige beslissing kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse Regering, overeenkomstig de bepalingen van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning. Dit beroep dient binnen de 30 kalenderdagen na verzending (voor de exploitant en de betrokken adviesinstanties en besturen) of aanplakking (derden) bij ter post aangetekend schrijven ingediend, gericht aan de Vlaamse Minister bevoegd voor het leefmilieu, op het adres van de Afdeling Milieuvergunningen van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (Graaf de Ferrarisgebouw (4de + 6de verdieping), Koning Albert II-laan 20 bus 8 te 1000 BRUSSEL) of van het Kabinet van de Vlaamse Minister. Tot staving van de ontvankelijkheid dient bij het beroepschrift een voor eensluidend verklaard afschrift van het attest van verzending resp. van aanplakking en een bewijs van betaling van de verschuldigde dossiertaks gevoegd te worden. 43
© Copyright 2025 ExpyDoc