Email van dhr D. over prepensioen en WW (PDF)

Van: Verzonden: dinsdag 15 april 2014 12:34
Aan: Commissie SZW
Onderwerp: Prepensioen en WW
15 april 2014
Aan de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
via e-mail
Geachte leden,
De toenmalige minister van sociale zaken herzag in 2012, na berichten hierover in de
Volkskrant, een maatregel uit 1991 die voorzag in de aftrek van het prepensioen van de wwuitkering bij oudere werklozen. In overleg met de Tweede Kamer kondigde de minister aan de
maatregel per 1 maart 2012 te schrappen. Het ging daarbij om mensen die minder gaan
werken, hun lagere salaris aanvullen met prepensioen en vervolgens werkloos worden.
Ik behoor tot de mensen die eerst werkloos werden (per 1 januari 2011) en daarna prepensioen
ontvangen (per 1 november 2011). Bij mij werd het prepensioen afgetrokken van mijn wwuitkering. Ik heb daartegen bij het UWV bezwaar gemaakt, maar mijn bezwaar is op formele
gronden verworpen. De beslissing om mijn prepensioen van mijn uitkering af te trekken werd
genomen onder het regime van de oude maatregel uit 1991.
Op 10 april 2013 heb ik daarover een brief geschreven aan de huidige minister van sociale
zaken (Bijlage 1). In zijn antwoord van 17 mei 2013 (Bijlage 2) hield hij vast aan de oude
regeling. In één situatie leidt die regeling tot ‘een ongewenste uitkomst’ — daarbij refereert
de minister aan ‘een werknemer’ die eerst minder is gaan werken en dan werkloos werd.
Mindering van prepensioen op de ww-uitkering heeft dan als gevolg ‘een onevenredig
inkomensverlies voor deze werknemer.’
In het omgekeerde geval (dus eerst werkloos, dan prepensioen) doet zich hetzelfde
‘onevenredige inkomensverlies’ voor, maar dat is kennelijk geen ‘ongewenste uitkomst’. Een
oordeel hierover is volgens de minister aan de rechter.
De rechtsongelijkheid tussen ouderen in vergelijkbare situaties is evenwel ook voor leken
duidelijk zichtbaar (Bijlage 3). Zo was mijn inkomen tot voor kort (ww minus prepensioen
plus prepensioen) de helft van het laatstverdiende inkomen. Iemand met hetzelfde inkomen
die eerst met prepensioen ging en toen werkloos werd, kan met ww plus prepensioen zo’n 80
procent van zijn laatstverdiende inkomen behouden. Mijn ww-uitkering is op 6 april 2014
beëindigd wegens het verstrijken van de termijn waarin ik gerechtigd was om ww te
ontvangen.
Ik wil u vragen of u vindt dat het onderscheid tussen (a) ouderen die eerst prepensioen
ontvingen en toen werkloos werden en (b) ouderen die eerst werkloos werden en toen
prepensioen ontvingen terecht is.
In beide gevallen is premie betaald, zowel voor ww als voor prepensioen. Ik heb indertijd niet
de keuze gehad of ik wel of niet geld opzij wilde leggen voor prepensioen vanaf mijn
zestigste. Evenmin had ik bij het bereiken van mijn zestigste niet de keuze of ik al of niet het
prepensioen nu zou opnemen of het zou laten staan tot het bereiken van mijn vijfenzestigste.
Naar mijn mening zou het prepensioen moeten worden afgezet tegen de hoogte van het laatst
verdiende salaris. Zo kan worden uitgerekend hoeveel werktijd had kunnen worden ingeruild.
In mijn geval komt dat neer op eenderde. Van mijn werkweek van 36 uur had ik dus 12 uur
kunnen inruilen voor prepensioen. Anders gezegd: door mijn prepensioen was ik voor
eenderde van de tijd niet werkloos. De ww-uitkering zou over het resterende loon ontvangen
voor tweederde van de tijd moeten worden berekend, zoals dus al gebeurt bij ouderen die
eerst prepensioen ontvingen en toen werkloos werden.
De regeling heeft mij sinds 17 november 2011, mijn zestigste verjaardag, afhankelijk van de
manier van berekenen, zo’n 30.000 euro gekost; mij dunkt is hier sprake van ‘een
onevenredig inkomensverlies’. In geen geval zou de som van pensioen en ww-uitkering meer
dan 100 procent van het oude loon hebben bedragen, zoals de minister vreest.
Wat mij ook steekt is dat, als ik koopsompolissen had gekocht van het geld dat ik heb moeten
uitgeven aan de premie voor het prepensioen, ik over de opbrengst daarvan vrijelijk had
kunnen beschikken zonder dat er een cent van in mindering was gebracht op mijn uitkering.
Het spreekt vanzelf dat het in mijn geval ongewenst was om werkloos te worden, zeker op een
leeftijd waarin het einde van het werkzame leven in zicht komt en waarin het zo goed als
onmogelijk is om nog voor een paar jaar een baan te vinden.
Indien u dit onderscheid tussen ouderen net als ik onterecht vindt, wil ik u vragen om u ervoor
in te spannen dit onderscheid ongedaan te maken, in die zin dat de maatregel die op 1 maart
2012 van kracht werd met terugwerkende kracht ook ten gunste komt van de ouderen die eerst
in de ww terechtkwamen en vervolgens prepensioen kregen uitgekeerd, dus ook indien de
periode waarin het recht op ww bestaat intussen is afgelopen.
Hoogachtend,
Dhr van D.