Merk op hout - Omgeving in de Praktijk

Merk
op hout
Mark on timber
Timmermansmerk
Carpenter’s
UDC 003.6:691.11
mark
RVblad 01-1
Timmermansmerken
H. Janse
Timmerlieden hadden in de late
middeleeuwen, evenals de steenhouwers, een eigen handmerk. Er
werd in het timmerambacht niet
gewerkt in stukloon of op een
andere basis van prestatiebeloning.
Over het algemeen werd er
gewerkt op basis van een bestek,
waarin het werk omschreven was.
Er was dus geen aanleiding om elk
onderdeel van een houtconstructie
te voorzien van het merk van de
timmerman, die het maakte. Toch
vindt men in houtconstructies
sedert het einde van de 13de eeuw
regelmatig grote merken van
timmerlieden, die het kennelijk uit
vaktrots in het door hen vervaardigde werkstuk sneden. Soms staan de
merken op een in het oog lopende
plaats, soms verscholen in naar
elkaar gerichte delen van de
constructie. De merken bestaan uit
rechte strepen, die met een hol
mesje, een rits, in het hout werden
gesneden.
Zij moeten niet verward worden
met de telmerken, die wel op ieder
onderdeel werden aangebracht en
de plaats van het deel in de
constructie aangaven’. De strepen
van de timmermansmerken zijn
over het algemeen breder en
groter dan die van de telmerken.
Het kan voorkomen, dat op één
onderdeel meer dan één timmermansmerk voorkomt, waaruit kan
bljken, dat er meerdere timmerlieden aan het werkstuk bezig zijn
geweest afb. 1.
Er komen ook nog andere tekens
op houten onderdelen voor, die
noch het persoonlijk merk van de
timmerman zijn noch als telmerk
kunnen worden aangemerkt. Die
merken kunnen op het hout zijn
aangebracht voor het per vlot over
de rivieren naar onze streken werd
vervoerd of na aankomst in
Nederland in de stäpelplaatsen
met een teken, waarmee de koper
werd aangeduid of de gekochte
partij werd gemerkt. Wij hebben
drie merken samengevat met de
aanduiding vlotmerk.
RDM.2 RV 1988/10
15
1. Krommenie, Hervormde kerk, klokkestoel. Twee tlmmermansmerken, aangebracht op een korbeel, 15de eeuw?
Tijdens de bewerking van het hout
werden die merken soms doorgezaagd, zodat er een onduidelijk
samenstel van strepen overbleef.
Timmermansmerken zijn in
Nederland nog niet systematisch
verzameld. Het is opvallend, dat
met name in kapconstructies in
sommige gebouwen talrijke van
dergelijke merken zijn aangebracht,
in andere vrijwel geen. Soms komt
één merk vele malen voor, zoals
op alle spanten in het schip van de
Grote kerk te Dordrecht. In andere
gevallen zijn er meerdere merken
aangebracht, waaruit moet worden
opgemaakt, dat er ook meerdere
timmerlieden aan dat gebouw
gewerkt hebben. Het is een
uitzondering als er in een kap 18
verschillende merken worden
gevonden, zoals in de grote kap
van de gasthuiszaal van het
voormalige pest- en leprozenhuis
aan de Schotersingel te Haarlem.
Somskomt één merk in verschillende gebouwen voor, zoals een
vijfpuntige ster, die aan het einde
van de 13de eeuw zowel in de
Dominicanenkerk als de Franciscanenkerk te Maastricht is aangebracht.
Men dient zich bij dit alles te
realiseren, dat een houtconstructie
meestal niet op het werk gemaakt
werd en vaak niet eens in de zelfde
plaats maar over grote afstanden
tussen werkplaats en werk vervoerd
werdz. De merken behoren dus
soms niet aan de plaatselijke
timmerlieden maar kunnen
handmerken zijn van ambachtslieden, die op tientallen kilometers
2. Bozum, toren van de Hervormde kerk,
merk op klokkestoel
van de bouwplaats woonden. Zo
weten we, dat de kap van de Sint
Catharijnekerk te Brielle in 1476 in
Brussel werd gemaakt door Henri
Marissi9. De kappen van het
Vrouwekoor en de noordbeuk van
de Oude kerk in Delft’ werden in
1541 en 1544 aangenomen door
Claes Matheeusz en Mathjs
Hubertsz van Gorinchem. Helaas
kennen we van geen van deze
timmerlieden het handmerk.
Er zijn rond het gebruik van de
handmerken van timmerlieden
nog vele vragen. Wellicht kan dit
artikel een aanzet geven tot de
oplossing ervan.
Merk op hout
RVblad 01-2
TIMMERMANSMERKEN
AMSTERDAM
HAARLEM
Oude kerk
Binnenlandv.
kapel, ca. 1505
l
Hamburgerkapel
^
Leprozenhuis
Gasthuiszaal
ca. 1400
K
ca. 1505
Kooromgang
vm. Pest- en
\KI \^
1558?
Nieuwe kerk
Eggert- en
f
Schutterskapel
**
1
f \/
Grote kerk
schip, ca. 1460
dwarsschip
noord 1460
dwarsschip
zuid 1460
ENKHUIZEN
Nieuwstraat 17
1560-'70
HARDERWIJK
Grote kerk
begin 16de eeuw
'S-HERTOGENBOSOH
Achter 't Wild
Varken 9a (|)
HOORN
Hoofdtoren
1534
KROMMENIE
Herv. kerk
klokkestoel
1 5de eeuw?
1x
AA
'V
V
A
1x
ix
4X
1x
2x
lx
X
t 1x f' 1x
3x
*i V
IX
HAARLEM
DORDRECHT
H
fll1x
ca. 'K 1480 1*
""^Sp" °P dakbeschot
Herv. kerk
15de eeuw
1x
>^xx^
(x
*
BRITSWERD (Fr.)
2x
^rXVXA
BOZUM (Fr.)
toren Herv. kerk
klokkestoel
3x
£x
1X
z. NI Im./Tn.o^
AMSTERDAM
X IK <^
° P alle
\ spanten
/ ^ oostzijde
/
\
x
X^>
iv
^ A^~
r, rN '
I^IJ
r*
x^
St.-Bavokerk
dwarsschip
zuid ca. 1480
LEIDEN
Hoogl. kerk
ca. 1500-
begin 16de eeuw
MAASTRICHT
Dominicanenkerk
eind 13de eeuw
- begin 14de
MAASTRICHT
Franciscanenkerk
eind 13de eeuw
NIEUWE NIEDORP
(N.H.)
Toren
klokkestoel
WEESP
St. Laurenskerk
schip
1429
VENHUIZEN (N.H.)
Herv. kerk
1 X
*
/ÊWVOK
koor
z. dwarsschip
^CK!
oost
V
west
A
X
x/OX
\^
z.o. kilkeper
ca. 1530-40
V/]/ viering
ZWOLLE
Nieuwstraat 55
yfr A/
w vA
A
h
A
jjW7
1 5de eeuw
UTRECHT
Dom
z. dwarsschip
1477
Merk op hout
RVblad 01-3
Noten
H. Janse, Kapconstructies in Nederland
I. Telmerken. Monumentenmonografiën 2, Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist 1976.
H. Janse, 'Hout onder golven,
Onderdelen van een kap met
houten tongewelf op de bodem van
de voormalige Zuiderzee', Bulletin
KM}B85(1986), 87.
H. Janse, 'De Sint Catharijnekerk te
Brielle', Bulletin KNOB 64 (1965),
103-105.
H. Janse, 'Twee zestiende-eeuwse
bestekken', Bouw 16 (1961), 428.
RDMZ RV1988/10 - 16
Summary
Subject of this article are the
carpenters handmarks, carved in
many mediaval timber constructions, nerfs as well as belfories.
Merk
op hout
Mark
on timber
Telmerk
Assembly
UDC 003.6:691.11
mark
Telmerken 1
Dr. ing. H. Janse
Inleiding
Op onderdelen van vrijwel alle
middeleeuwse houtconstructies
komen tekens voor, die door de
timmerlieden in het hout zijn
gesneden. Deze tekens verschillen
in vorm en afmetingen van de
timmermansmerken, de handtekeningen van de timmerlieden 2.
Er is sprake van een stelsel van
strepen en dwarsstrepen, die een
getal aangeven. Wij noemen die
tekens daarom telmerken 3. Zij
hebben een andere betekenis dan
de zogenoemde paringen. Dat zijn
strepen, die een timmerman over
twee te verbinden onderdelen van
een houtconstructie zet om aan te
geven, dat zij bij elkaar behoren.
Het fenomeen telmerk wordt
nergens in de vele ons bekende
bestekken en werkbeschrijvingen
uit middeleeuwen en 17de eeuw
aangegeven. Het moet voor de
ambachtslieden zo vanzelfsprekend zijn geweest, dat het niet
nodig was het te omschrijven.
Bij handwerk verschillen alle
maten van de onderdelen en de
verbindingen, zodat verwisseling
niet mag plaatsvinden. De vele
onderdelen van een dergelijke
constructie dienden dus in de
werkplaats nauwkeurig te worden
gemerkt om ze na transport bij
elkaar te kunnen brengen. Het
gereedschap, waarmee het merken
gebeurde, is niet op oude afbeeldingen teruggevonden. Het is een
gootvormig mesje, voorzien van
een snijkant aan één zijde van de
goot, die een breedte heeft van
enkele millimeters afb. 1. Aan het
schuin oplopende handvat wordt
het mesje door het hout getrokken
afb. 2.
Een klompenmaker hanteert nog
steeds een dergelijk stuk gereedschap om er kerfsnedeversieringen
mee te maken. Hij noemt het een
rits.
De strepen van de gesneden merken,
die met een dergelijk gootvormig
mesje zijn aangebracht, worden
gekenmerkt door een geul die aan
RDMZ RV 199Of 19-20
1. Snijmesje voor merken. Collectie Streekmuseum Valkenburg (L.)
het begin geleidelijk in het hout
loopt en aan het einde op dezelfde
wijze omhoog komt. Dit is in
tegenstelling tot de met een beitel
gehakte merken uit latere perioden,
die aan het begin en het einde van
de strepen steil in het hout zijn
gestoken en een V-vormige
doorsnede hebben. Soms zijn de
merken met een scherp voorwerp
in het hout gekrast, zodat rafelige
ondiepe krassen ontstonden. Wij
noemen dat gekraste merken. Zij
zijn meestal slecht zichtbaar. Beter
zijn de gezaagde merken te zien,
die met een zaag in het hout zijn
2. Het sngden van een telmerk.
aangebracht. Spaarzaam komen in
het oostelijke grensgebied van
Nederland ook merken voor, die
met een kleine bijl zijn
aangebracht.
De timmerlieden maakten de
onderdelen van omvangrijke
houtconstructies vooraf in de
werkplaats gereed, soms op een
grote afstand van de bouwplaats.
De kap van de Sint Catharijnekerk
te Brielle (Z.H.) bijvoorbeeld, werd
omstreeks 1476 in Brussel gereedgemaakt, naar Brielle verscheept
en daar gemonteerd 4.
In de Zuidelijke Flevopolder werd
Merk
op hout
RVblad 02-2
12
3
5
4
x I
XI XII YIII Yllll x
11 12 13 14 15
8
7
6
9
x( \\ IIIX
17
18
16
3. Het grondsysteem van de telmerken,
ontleend aan de kappen van de zijbeuken
van de Oude kerk te Amsterdam, ca.
10
1340.
aansluitende viering hebben 13
kapgebinten en 128 gespannen.
Ac \\\\ x
19
20
b. Middeleeuwse
\ xc \\x( xcu -kt-II\\AT- 4-r \ --hl-\\ --er\\\ ai-\\\\ -VA-21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
7xI xc II 7%f// 7%1111
-Y& .Y+s
\ $g \\ 24xIll Jk%\\\\Jíví
31
32
51
52
61
62
33
34
53
63
35
54
36
55
64
65
in de buurt van Almere een wrak
van een schip gevonden, waarbij
vele onderdelen werden
aangetroffen van een kap met
houten tongewelf, vermoedelijk
daterend uit het begin van de
15de eeuw. De onderdelen waren
alle voorzien van telmerken. Het
betrof hier kennelijk een transport
van klaargemaakte delen van een
te bouwen kerkkap, die via de
Vecht en de Zuiderzee op weg
waren naar een onbekende
bestemming 5.
-, Sedert het begin van de middeleeuwen werd een even ingenieus
als eenvoudig systeem ontwikkeld
om de in één vlak van een
houtconstructie bij elkaar
behorende onderdelen zó te
merken, dat zij duidelijk te
onderscheiden waren van de
onderdelen in evenwijdige
37
56
38
57
66
39
56
67
60
40
59
69
60
s
7
vlakken. Hoeveel vlakken er
konden zijn wordt pas duidelijk,
als wordt bedacht, dat het niet
alleen gaat om de kapgebinten,
maar ook om de zogeheten
gespannen.
De Oude kerk te Amsterdam heeft
aan de noordzijde en aan de
zuidzijde een 14de-eeuwse zijbeuk
van 45 meter lengte. Iedere beuk
heeft 9 kapgebinten en respectievelijk 62 en 70 gespannen afb. 25.
De 50 meter lange kap van de Sint
Martinuskerk te Doesburg (Gld.)
telt meer dan 80 achter elkaar
staande constructievlakken. De kap
van koor en schip van de kerk te
Workum (Fr.), daterend uit de
16de eeuw, telt 11 kapgebinten en
128 gespannen. Het laat
14de-eeuwse koor van de Grote of
Sint Bavokerk in Haarlem telt 13
kapgebinten en 72 gespannen en
het 45 meter lange schip en de
merktypen
1. Het grondsysteem
Het grondsysteem van de telmerken is eenvoudig afb. 3. Men moet
geen vergelijking maken met het
systeem van de Romeinse cijfers
en met het bekende ‘turven’. Beide
vormen lijken er op, maar hebben
er niet veel mee gemeen.
De ‘1’ is één streep, die ongeveer
loodrecht op de lengterichting van
het constructiedeel in het hout is
getrokken (/). De ‘2’ bestaat uit
twee strepen (//), de ‘3’ en de ‘4’
zijn drie en vier lijnen (///, ////). De
‘5’ lijkt soms op een V, maar staat
meestal ondersteboven. Vaak is
het een schuine lijn, op het
midden waarvan een stuk lijn
schuin naar beneden loopt (A ).
Deze figuur moet worden
beschouwd als een schuine streep
met aan één zijde een dwarslijn.
De schuine streep is een balk,
waarop de tientallen worden
genoteerd.
Een ‘10’ wordt aangeduid door een
schuine streep met een kruisende
dwarsstreep (X). De ‘5’ wordt dus
als een half tiental gesneden; de
‘15’ is een schuine streep met
anderhalve dwarsstreep. De ‘20’ is
een balk met twee dwarsstrepen
enzovoorts. De tussenliggende
getallen hebben één, twee, drie of
vier strepen naast de hele of halve
tientallen afb. 4. De ‘6’ is een op
4. Telmerk 49. Amsterdam, Oude kerk,
ca. 1340.
Merk
op hout
RVblad OZ-3
5. Telmerk 112 rechts. Haarlem, Grote of
Sint Bavokerk, ca. 1480.
zijn kop staande V met één streep
ernaast. De plaats van deze streep
doet er niets toe; die kan zowel
ervoor als erachter staan. Het
teken bestaande uit een V met
links ernaast een streep is dus
ook 6.
Bij de ons bekende lange kappen
zijn de hoge tientallen steeds
genoteerd als een balk met zes,
zeven en acht dwarsstrepen,
ondanks het feit, dat het menselijk
oog eigenlijk maar vijf strepen
ineens kan overzien. Het tellen
van deze grotere aantallen levert
dan ook moeilijkheden op en zal
wel eens aanleiding hebben
gegeven tot vergissingen.
In de kap van het middenschip van
de Grote of Sint Bavokerk in
Haarlem met haar 128 sporenparen, daterend uit de tweede helft
van de 15de eeuw, was het
normale systeem geheel onbruikbaar. Daar is analoog aan de
tientallen een symbool voor ‘100’
gebruikt, dat gevormd wordt door
een cirkel rond het teken voor 10
getrokken afb. 5. De ‘50’ werd
aangegeven als de helft van het
symbool voor 100 afb. 6. Dit
systeem schijnt alleen in de Sint
Bavo in Haarlem te zijn toegepast.
Het hiervoor beschreven grondsys-
teem van telmerken kwam tot
ontwikkeling in de loop van de
12de eeuw. Oudere kappen in
Nederland en België vertonen al
genummerde onderdelen, maar de
nummers bestaan alleen uit naast
elkaar geplaatste strepen. In de
kap van het huis Drakenburg,
Oude Gracht 114 in Utrecht,
gebouwd omstreeks 1295, zijn de
merken 1 tot 14 als strepen
weergegeven, 15 is een kruis met
een V, 20 een balk met twee
strepen en 25 een balk met twee
en een halve dwarsstreep afb. 7.
De halve dwarsstreep is er
haakvormig, niet evenwijdig aan
de beide tientalstrepen. In andere
gebouwen uit dezelfde periode
komen verschillende varianten van
deze tekens voor.
11. Onderscheid
rechts
tussen links en
Sedert het einde van de 13de eeuw
werden de kapconstructies steeds
ingewikkelder. Om bij het bouwen
van een kap snel de onderdelen
aan de linker en de rechter zijde
van elkaar te kunnen onderscheiden werd sedertdien aan de
merken aan één kant een teken
toegevoegd, dat richtingsteken
genoemd wordt. De indruk
bestaat, dat die plaats afhankelijk
was van de links- of rechtshandigheid van de merkende timmerman.
1. Vlaamse telmerken.
In verreweg de meeste
onderzochte kappen in Vlaanderen
en zuidwestelijk Nederland uit de
periode tussen 1300 en 1600
bestaat het onderscheidingsteken
uit een dwarsstreep aan de laatste
streep van het telmerk afb. 8.
In het gebied van de Gelderse
IJsselwas deze ‘Vlaamse’
merkwijze in de 14de en de 15de
7. Utrecht, Oude Gracht 114, Drakenburg. Telmerken, ca. 1295.
í2345
6
“7
I ll 1111111
Illll 111111
1111111
llli;l,l slirrl lrlililll lllliillr 11111;;1111
Illlilj;llll llllrih
IA?- ll\“t
RDMZ RV 1990/19-21
11,
:+
llllÁ9+ z
I $- Ir%
IlÎYt Gt
-ti-
rz7
h=
ll&
j
6. Telmerk 50. Haarlem, Grote of Smt
Bavokerk, ca. 1480.
eeuw gebruikelijk. Elders in
Nederland komt het systeem met
een dwarsstreep als richtingsteken
weinig voor, het meeste nog in
Noord-Holland. Bij onderzoek van
dit merktype is steeds oppassen
geboden. Men dient er zich van te
vergewissen of men met een 1
met een dwarsstreep te maken
heeft of met een 5 zonder
8. ‘Vlaamse’ telmerken.
--
Merk
op hout
RVblad OZ-4
114
(Jhv
fq
2
4
5
//
u//
v
10. Telmerk 17 met ‘visje’. Amsterdam,
Oude kerk, ca. 1340.
x
!O
xm
ll. Telmerken met ‘pqlqes’ aan de rechter
zJde.
9. Telmerken met ‘visjes’ aan de linker
zijde.
richtingsteken. Het is noodzakelijk
de merken aan beide zijden te
onderzoeken.
2. Gehakte gaatjes.
In Nederlandse kappen van kort
voor 1300 ontbreekt nog een
onderscheid tussen links en rechts.
In het begin, omstreeks 1300, was
het tastenderwijs zoeken naar het
beste systeem om links en rechts
van elkaar te onderscheiden. Soms
vindt men naast de merken aan de
rechter zijde kleine gaatjes van
enkele millimeters doorsnede,
gehakt met een hol beiteltje, een
guts. Deze methode was slecht
zichtbaar en heeft vrijwel geen
navolging gekregen. Soms is er
een accentvormig tekentje.
3. Visjes en pqltjes.
Een werkwijze, die veel ingang
vond, was het aanbrengen van een
figuur, bestaande uit twee elkaar
doorsnijdende cirkelsegmenten p _
Een rondlopende lijn laat zich met
een rits slecht snijden. Daarom is
de figuur meestal onregelmatig
van vorm afb. 9. In de wandeling
wordt dit merkteken een visje
genoemd. Voor het gemak wordt
deze naam ook hier gebruikt.
Het schip van de Oude kerk te
Amsterdam, vermoedelijk
, daterend uit het tweede kwart van
de 14de eeuw, had drie gelijke
beuken, overdekt met een kap met
een houten tongewelf. De middenbeuk werd in 1510-‘12 verhoogd,
de beide andere kappen bleven
bewaard. De onderdelen van de
kap aan de noordzijde dragen aan
de linkerzijde naast het telmerk
een visje afb. 10. In de zuidbeuk
zijn naast de merken aan de
rechter zijde pijlvormige tekens
aangebracht, bestaande uit een op
zijn kop staande V met een streep
in het midden afb. ll. Deze pijltjes
ziet men ook elders wel eens als
richtingsteken, meestal als voor
een ander gelijktijdig deel visjes
gebruikt zijn. Beide onderscheidingstekens bleven, naast de
hierna beschreven typen, nog tot
omstreeks 1500 in gebruik. Soms
kregen de visjes de vorm van een
P of een D. Soms is er een streep
met twee schuin omhoog of
omlaag staande dwarsstrepen als
richtingsmerk. Deze tekens
worden wel ‘boompje’ en
‘kopstaand boompje’ genoemd afb.
12. Het laatste teken komt veel
voor als onderscheidingsteken in
elkaar kruisende kappen en
dwarskappen, Er zijn gevallen,
waarin het visje meedoet in de
telling van de strepen en niet als
onderscheidingsteken is
toegevoegd. De 1 links is dan een
streep, rechts is alleen een visje.
De 4 links bestaat dan uit vier
strepen, rechts zijn drie strepen en
een visje.
4. Gebroken merken.
In de tweede helft van de 14de
eeuw is naast één van de merken
12. Telmerken met ‘boompje en
‘kopstaand boompje’.
u ’
/
soms een > als richtingsteken in
gebruik gekomen. In de loop van
de 14de eeuw werd het in de
Noordelijke Nederlanden
daarnaast gebruik om tegenover
de 1 dit teken te plaatsen, dus als
een gebroken / ( > ) afb. 13. De 2
kan dan aan de onderscheiden
zijde als een rechte streep met een
gebroken streep (/ >) of als twee
gebroken strepen ( > >) weergegeven worden. In het eerste geval
moet altijd aan de andere kant
bekeken worden of daar hetzelfde
aantal strepen voorkomt, of één
minder. Wanneer het eerste het
13. Rechts gebroken telmerken. Aan de
rechter zijde zgn verschillende varia ties
aangegeven.
R Vblad OZ-5
14. Telmerk 26 rechts. Amsterdam, Oude
kerk, Sint Joriskapel, ca. 1385.
x
P
15. Amsterdam, Oude kerk, Sebastiaanskapel, ca. 1460.
a. Telmerk 2 links, op kapgebint.
b. Zogenoemd ‘stoeltjesmerk’ 2 rechts op
hetzelfde gebint.
a
geval is, werd het systeem met een
apart richtingsteken gevolgd. Het
is niet duidelijk aan te geven of er
tijdsverschil bestaat tussen het
systeem / > en > > . In de Oude
kerk te Amsterdam is het tweede
systeem gebruikt van omstreeks
1340 tot omstreeks 1500 en
daarna pas het eerste systeem. In
andere gevallen zou men het
omgekeerde kunnen veronderstellen. Er kan ook sprake zijn van
verschil in gebruik per regio. Het
lijkt het beste geen conclusies aan
deze verschillen te verbinden.
De gebroken merken 2 en 4
hebben vaak de vorm van de
chevrons van politie en militairen
(>>, >> >>).Degebroken5
was een moeilijke figuur en kon
naar de manier van de individuele
timmerman nogal eens van vorm
verschillen. De 6 tot 9 zijn meestal
een gewoon teken 5 begeleid door
één of meer gebroken en rechte
lijnen (V> , V/// >). Bij de tientallen
kon men de notatiebalk breken of
de strepen van de tientallen
gevormd wordt door twee maal
een X en 25 door X en het gebruikelijke teken 15.
Het type met links of rechts
gebroken telmerken werd het
algemeen gebruikelijke systeem
tussen 1400 en 1520-‘40, vooral in
die gebieden, waar het
zogenoemde Vlaamse type met
dwarsstreep niet het algemeen
geldende was. Dat houdt in, dat in
Nederland ten noorden van en
tussen de grote rivieren het
dateren van kapconstructies aan
de hand van telmerken wat
gemakkelijker is dan in het
zuidwesten. Het Noordnederlandse
type drong door in Zeeland en ook
elders wel iets in het ‘Vlaamse’
gebied.
afb. 14.
-
Niet iedere timmerman zag kans
een goede gebroken 5 of 10 te
snijden. Soms is de gebroken 5
weergegeven als vier strepen en
een gebroken streep (//// <). De
gebroken 10 is soms een lijn met
een halve dwarsstreep, vier
strepen en een gebroken streep.
Andere varianten komen ook voor.
In de eerste helft van de 16de
eeuw kwamen veel afwijkingen
voor van de gangbare merken. Het
komt dan veel voor. dat 20
RDM.?RV1990/1%22
16. StoeltJesmerken. Amsterdam, Oude
kerk, Sebastiaanskapel (boven) en
Smidskapel (onder), ca. 1460.
Spoor links 1 Haybalk
;,,recbti
5. Stoeltjesmerken.
In Noord-Holland en ook in
zuidwestelijk Friesland komen
sedert omstreeks 1460 telmerken
voor, die aan twee zijden een
onderscheidingsteken dragen, aan
de linker kant een schuine streep
aan de telmerken, rechts een
haaks omgebogen lijn. Dat laatste
geeft ons aanleiding deze merken
stoeltjesmerken te noemen
afb. 15a. b.
6. Andere onderscheidingstekens.
Soms werd een ingewikkeld
systeem bedacht om de onderdelen van verschillende gelijktijdig te
bouwen delen van elkaar te
kunnen onderscheiden.Er werden*
combinaties gemaakt van merken
met gebroken strepen, een
Xllh
1
Merk
op hout
RVblad 02-6
17. Amsterdam, Oude kerk, Sint Joriskapel, driehoekige insnijding in noordelijke
zubeuk, ca. 1385.
a. Telmerk 5 links, met gaatje ter
onderscheiding van merken in het rechte
deel van de kap.
b. Overeenkomstig merk 5 rechts.
a
b
V-vormig gebroken merk, visjes en
Z-vormig gebroken merken. Bij
kappen met dwars- en kruisarmen
zijn vaak ingewikkelde wijzen van
merken met onderscheidingstekens bedacht met naast de telmerken cirkelvormige gaatjes
afb. 17a, b, streepjes en halve
maantjes, met gutsen en beitels
ingehakt.
doordat de lijnen het gehele vlak
van spoor of hanebalk oversnijden,
wat grover zijn dan de gesneden
merken en niet het karakteristieke
in en uit het hout lopen vertonen.
Deze merken zijn weinig op
kapgebinten aangebracht, omdat
het te merken vlak dan eigenlijk te
groot is voor deze methode. Het
zagen van de ‘middeleeuwse’ 20
was in sommige gevallen ook
problematisch. Daarom werden er
dan soms twee kruisen gezaagd.
De 15 was nog wel te realiseren.
7. Cirkels.
De onderdelen van een kap
kunnen sedert het einde van de
13de eeuw naast de merken een
cirkel als richtingsteken dragen.
Dat zijn cirkels met een diameter
van enkele centimeters, getrokken
met een soort passer, waarvan de
afdruk van de punt duidelijk in het
midden te zien is. In buitenlandse
verzamelingen zijn enkele
daarvoor gebruikte passersnijmesjes aangetroffen 6. Het gereedschap heeft een punt met een
gootvormig mesje ernaast.
111.Gezaagde telmerken
In late 15de- en vroege
1Gde-eeuwsekappen komen
sporen voor van naaldhout, die
niet over hun volle lengte een
vierkant vormen maar aan de top
een ronde doorsnede hebben. Het
was moeilijk in dit materiaal
telmerken te snijden. Zij zijn
daarom met een zaag
aangebracht. Wellicht is dit de
reden, dat in de overgangstijd van
gesneden naar de hierna te
bespreken gehakte merken
meerdere malen ook op eiken
onderdelen merken van de middeleeuwse soort voorkomen, die met
een zaag zijn gemaakt. De
gezaagde merken onderscheiden
zich van de gesneden merken,
IV. In het grensgebied
Duitsland
met
Het is begrijpelijk, dat langs de
hele oostelijke grens van
Nederland een overgangszone
voorkomt, die invloeden uit
Duitsland heeft ondervonden op
het terrein van constructies en
merksystemen. Daarbij moet
worden aangetekend, dat het
merkwaardig is, dat het
Nederlandse taalgebied, waarbij
inbegrepen de vroeger Nederlands
sprekende streken als Kleef en
Oost-Friesland, zich duidelijk
onderscheidt van de Duitssprekende landstreken.
18. Oldenzaal, Michoriushuis,
Marktstraat 10, voorste deel, 1551.
x
>
4
In dit overgangsgebied en ook
verder in Nederland (met uitzondering van het westen) worden
houtconstructies aangetroffen
waarvan de telmerken, samengesteld uit rechte strepen, ook bij
getallen boven 5, aan één zijde
worden onderscheiden door een
lange streep, die er onder langs of
overheen loopt. Er ontstond een
kamvormige figuur. Het systeem
wordt aangeduid als kammerken.
Ook komen merken voor, waarvan
de streep aan één zijde van de kap
de telmerken doorsnijdt of
onderstreept. Combinaties van
beide typen werden ook gemaakt
afb. 18.
Soms heeft men bij getallen boven
de 5 de strepen van de eenheden
niet naast, maar tussen de strepen
van de 5, 10, 15 enzovoort getrokken afb. 19.
19. NiJmegen, Latijnse school, 1544-‘45.
Merken op kapgebinten.
n
1
0
IJU
2
00
UlB
3
000
Merk
op hout
RVblad 02-7
0
ril
u
QU
nun aaa
nou11 6 aca
A
4Ldf6
.
..
I
0
on
800
!mJ
A
u
. ..
nu
uil0
nnn
::
*.. ..
uouu
v
nu111
h
011
20. Vier typen gehakte merken.
Merkwaardig is, dat vier gebinten
in de kap van de kooromgang van
de Grote of Sint Jacobskerk te
‘s-Gravenhage ook dergelijke
merken dragen 7.
In gebieden dicht bij de Duitse
grens zijn merken aangetroffen,
die met een bijl werden gehakt.
c. Gehakte telmerken
Sedert het laatste kwart van de
15de eeuw kwam uit het zuiden
van Vlaanderen een nieuw
merksysteem. Door nieuwe
ontwikkelingen in de kapconstructies vervielen de hanebalken en
was het niet meer nodig, dat
sporen paarsgewijs correspondeerden. Daarmee verviel de noodzaak
om systematisch telmerken op de
sporen aan te brengen. Het was in
het algemeen niet meer nodig
hoge getallen als telmerk aan te
geven.
merken aanbrengen en
onderscheid maken als het getal
niet te groot was. In de kap van de
Oudezijdskapel te Amsterdam, die
verbrand is in 1966, was bij het in
1644 gebouwde gedeelte de
constructie van de middeleeuwse
gedeelten gevolgd. Dit hield in,
dat ook alle sporen genummerd
moesten worden. Met de gehakte
merken was dit nauwelijks uitvoerbaar. Vergissingen traden dan ook
regelmatig op. Na het midden van
de 16de eeuw was het trouwens
geen strenge regel meer, dat
spanten en sporen precies op
volgorde geplaatst moesten
worden.
Er zijn ook kappen uit de periode
na 1550, die nog geheel zijn
voorzien van gesneden telmerken.
In dezelfde periode werd de
kwaliteit van het ijzer zoveel
verbeterd, dat het mogelijk werd
beitels te maken met een geslepen
rechte snede, waarmee in eikehout
kon worden gehakt *. Voordien
konden wel met holle beitels,
zogenoemde gutsen, halve
maantjes en gaatjes gehakt
worden. Nu kon men korte strepen
met een V-vormige doorsnede in
het hout hakken, meestal 5/4 of
1% duim (32 of 38 mm) lang. Op
die manier was het mogelijk 1 tot
4 met streepjes aan te geven, 5 als
V, 6 tot 9 als V met streepjes, 10
als X enzovoort. In hoofdzaak
werden deze merken op kapspanten aangebracht, maar ook daarbij
was een onderscheid tussen links
en rechts nog steeds noodzakelijk.
In Friesland komen in de eerste
helft van de 16de eeuw telmerken
voor, die uitsluitend met een guts
zijn gehakt, en uit halve maantjes
en samenstellingen daarvan
bestaan. Vooral het aanduiden van
de linker of de rechter zijde
leverde dan eigenaardige moeilijkheden op.
In Holland en de overige gewesten
treedt het gehakte telmerk over
het algemeen eerst sedert
omstreeks 1540 op, maar er zijn
enkele vroegere voorbeelden.
Ook bij gehakte telmerken is het
onderscheid tussen links en rechts
aangebracht. Aan één zijde zijn
vrijwel steeds strepen van
ongeveer 3 cm lengte. Aan de
andere kant zijn soms gaatjes met
een guts gehakt. Soms zijn er
rechte strepen aan de andere
zijde, die groter of kleiner zijn dan
normaal. Ook dan is het
onderscheid zichtbaar afb. 20.
Men kon op deze wijze alleen
Een enkele maal werden in de
16de eeuw de telmerken niet in
het hout gesneden of gehakt, maar
erop geschreven of getekend met
rood krijt.
In de kap van het schip van de Sint
Janskerk te ‘s-Hertogenbosch
a
b
De overgang van gesneden
merken naar gehakte merken
verliep niet in een kort tijdsbestek.
Natuurlijk is het een kwestie van
vele jaren geweest voordat een
traditie verdwenen was. Er komen
dus talrijke mengvormen voor afb.
21, 22. In die overgangstijd van
het middeleeuwse merktype naar
andere soorten zijn een enkele
keer Arabisch cijfers gebruikt. Met
het gewone timmergereedschap is
dat een moeilijke opgave, maar er
zijn enkele voorbeelden aan te
wijzen, die vrij duidelijke cijfers te
zien geven afb. 23.
d. Rood krijt
.
-
21. Bovenkarspel (N.H.), Hervormde kerk,
gesloopt 1968. Gehakte telmerken, ca.
1540.
a. 46 links.
b. 52 rechts.
RDMZ RV 1990/19-23
_- ,.
.
.”..,_
) Merk
op hout
RVblad OZ-8
22. Amsterdam, Oude kerk, koor, 15.59.
Gehakte ‘Vlaamse’ telmerken.
a. Recht gehakte 7.
b. 7 rechts, gehakt met guts als halve
maantjes.
werden naast de ‘Vlaamse’ telmerken de woorden ‘nordden’ en
‘suijden’ geschreven met rood krijt.
De kappen werden gebouwd
tussen 1520 en 1530.
e. Waar en hoe werden
ken aangebracht
telmer-
Nog niet is vermeld, waar de
telmerken doorgaans werden
gezet. De meeste telmerken
komen voor in kapconstructies.
Bij een gespan en bij een
kapgebint is dat vrijwel steeds op
de zogeheten constructiezijde, de
kant waarop de verbindingen
werden afgeschreven en van
waaruit de toognagels werden
ingedreven. De sporen en
gebinten werden bijna altijd in de
juiste volgorde opgericht, zodat
men achteruitlopende de goede
reeks kan aflezen. Deze stelregel
gaat niet altijd op.
Een merkwaardige ‘fout’, die nog
nergens anders is aangetroffen,
werd in het begin van de 15de
eeuw gemaakt bij het bouwen van
de kappen van de middenbeuk en
de zuidbeuk van het schip van de
Grote kerk te Monnickendam
(N.H.). Kennelijk waren van de
middenbeuk de sporen op stapels
van zes gelegd, met de eerste
onder en eindigend bij het elfde
stapeltje met 66.
Zodoende werden ze niet in de
gebruikelijke volgorde geplaatst
*maar van 6 tot 1, 12 tot 7, 18 tot
13 enzovoort tot 66 tot 61.
Voor de zuidbeuk werden de
gespannen op stapels van 10
gelegd en geplaatst van 10 tot 1,
van 20 tot 11 enzovoort.
Somswerden bij kapspanten en
meestal ook bij korbeelstellen van
trekbalken de merken aangebracht
a
b
op de naar elkaar toe gerichte
zijden van de open driehoek,
gevormd door spantbeen of
muurstijl, korbeel en horizontale
balk of sleutelstuk. Zo nu en dan
zijn in deze gevallen de merken
aangebracht naast een pengat op
een vlak, dat door een ander
constructiedeel wordt bedekt.
Bij kappen uit de 14de eeuw komt
het regelmatig voor, dat kapgebinten en de daar langs lopende
gespannen nog met elkaar verbonden zijn. Gebinten en gespannen
zijn dan in één doorlopende reeks
genummerd.
Bij de hanebalkfliering, die in de
14de en het eerste gedeelte van de
15de eeuw gebruikelijk is en door
standvinken ondersteund wordt,
werden de windschoren van de
standvinken vaak voorzien van een
eigen reeks telmerken. Hetzelfde
geldt voor de windschoren tussen
de spantbenen en de flieringen (de
langsbalken op de kapspanten, die
de sporen ondersteunen), met
name daar, waar deze zowel aan
het spantbeen als aan de fliering
gepend zijn.
Onderdelen van sommige kappen
zijn voorzien van onderscheidingstekens, die aan de buitenzijde, dus
onder het dakbeschot, zijn
gesneden. Die zijn pas tijdens een
restauratie zichtbaar.
eerst aan de balk werden
bevestigd met houten of ijzeren
nagels en daarna de merken
werden aangebracht.
Bij sleutelstukken vindt men op de
balk geen telmerk, wel op het
sleutelstuk. Aangenomen kan
worden, dat de sleutelstukken
23. Gehakte Arabische cijfers.
Onder houten tongewelven
werden vaak cirkelvormige houten
gewelfschotels aangebracht.
Meestal bezaten die acht of zes
gesneden stralen, welke in
zwaluwstaartvormige sleuven in
de schotel werden bevestigd.
Stralen en sleuven werden ook van
telmerken voorzien.
Telmerken werden ook
aangebracht op andere houtconstructies dan kappen en balken. Zo
zijn er voorbeelden, waar de
kinderbalken van telmerken zijn
voorzien en op de bijbehorende
moerbalk op de overeenkomstige
plaatsen de merken zijn gesneden.
Het komt ook voor, dat de treden
van een spiltrap gemerkt zijn. Zelfs
zijn er trappen, waarbij die
merken de vorm hebben van
gehakte Arabische cijfers.
De plaatsen op een puibalk, waar
de stijlen in de pengaten moesten
komen en op de overeenkomstige
stijlen werden ook soms voorzien
van telmerken.
Onderdelen van bouwwerken in
vakwerk, zoals die voorkomen in
Zuid-Limburg en in de oostelijke
streken van Nederland, zijn ook
steeds voorzien van telmerken.
Daar hier zowel de delen van
constructie-elementen, die haaks
Ez 344&7
Merk op hout
RVblad 02-9
merken
i_yj
24. Utrecht, Nicolaikerk, plattegrond van
de kap met telmerken. Schaal J : 500.
op de as van het gebouw staan, als
de onderdelen van langswanden
gemerkt moesten worden, zijn er
doorgaans twee systemen te
onderkennen.
f. Het verdwijnen van de telmerken
De komst van de gehakte merken
luidde het begin in van een
periode, waarin telmerken minder
stelselmatig werden toegepast.
Allerlei factoren, hiervoor uiteengezet, leidden ertoe dat tenslotte
het merken met tekens, die
getallen boven de 10 aangeven,
nagenoeg in onbruik raakte.
In het grovere grenehout, dat na
1600 het eikehout steeds meer
verving, laten telmerken zich
minder makkelijk aanbrengen,
zodat ook dit een belemmering
vormde voor het systematisch
handhaven van de telmerken.
Door al deze verschijnselen
werden de telmerken in de 17de
eeuw steeds minder met de
hakbeitel aangebracht, meestal in
de vorm van Romeinse cijfers.
Toch werden, met name in het
oosten en noorden van Nederland,
nog in de latere 17de eeuw
gesneden, gezaagde en gehakte
telmerken gebruikt. Daarna komen
zij nog maar zelden voor. De
timmerlieden bedienden zich dan
ook wel van rood krijt en in de
19de eeuw van potlood.
RDMZRV 1990/19-24
In het bouwbedrijf op het platteland werden de merken tot in de
19de eeuw gebruikt.
g. Kapplattegrond tekenen
Soms is het van belang een plattegrond van een kap te tekenen,
waarin de telmerken zijn aangegeven. Men kan dan in een enkele
oogopslag de volgorde, de
gebruikte merktypen en de
bouwgeschiedenis van de kap
overzien. Schematisch wordt de
plattegrond van het gebouw
getekend op schaal l : 300. Alle
kapgebinten, hoek- en kilkepers
worden als een getrokken lijn
aangegeven, nokken worden als
een onderbroken lijn getekend.
Bij de gebinten wordt het daarop
aangetroffen nummer aan de
juiste zijde bijgeschreven. De
nummers van de sporen kunnen
natuurlijk niet alle worden
ingeschreven. Per vak worden het
eerste en het laatste nummer in
een cirkeltje van 4 mm diameter
weergegeven. Het telmerktype kan
worden ingeschreven door het
afwijkende linker of rechter merk
l in het eerste vak van de reeks
aan te geven aan de juiste zijde.
Wanneer het type aan beide
zijden van een onderscheidingsteken is voorzien, worden die beide
ingetekend. Als de gebinten en
sporen ieder met een eigen type
zijn gemerkt, moet dat afzonder-
lijk worden getekend. Apart
genummerde korbelen van de
standvinken worden aangegeven
door er een k voor te plaatsen.
Windschoren krijgen een s.
Enkele plattegronden verduidelijken deze wijze van noteren
afb. 24, 25.
Gesneden merken worden
aangegeven met een enkele lijn,
een gezaagd merk met twee
dunne parallelle lijntjes en gehakte
merken met dubbele lijntjes in de
juiste vorm, dus als gehakt
streepje, half maantje of gaatje.
Merk op hout
R Vblad 02-10
Bij eerste gebint of spoor is merktype aangegeven
—
=s
—
^
®
ki
Gebint
Zakgoot
Noke.d.
Nummer gebint
Nummer spoor enz.
Nummer standvinkkorbeel
25. Amsterdam, Oude kerk, plattegrond
van de kappen met merken.
Noten
1
St.-Jacobskerk. De restauratie en aanpassing van de Grote Kerk te 's-Gravenhage.
's-Gravënhage 1987, 35.
Zie voor uitgebreide informatie met
voorbeelden: H. Janse, Houten kappen in
Nederland 1000-1940. Delft-Zeist 1989,
D.J. de Vries, 'Ijzer en ijzerconstructies', Restauratievademecum RVblad Ijzer
26-62.
03-4(1985).
2
8
H. Janse, Timmermanswerken, Restau-
ratievademecum RVblad Merk op hout
01 (1988).
Sedert 1981 geven de Stichting
Stadsherstel Goes en de Stichting
3
maatschappelijke Belangen het
tijdschrift 't Telmerk uit. Het beeldmerk
ervan is het symbool voor 25, jaargangen en nummers worden aangegeven
met telmerken.
4
H. Janse, De Sint-Catharijnekerk te
Den Briel, Bulletin KNOB 1965, 103.
5
H. Janse, Hout onder golven.
Onderdelen van een kap met houten
tongewelf op de bodem van de
voormalige Zuiderzee, Bulletin KNOB 85
(1986),
87.
6
Maison de l'Outil te Troyes (Fr.), Verz.
M.Vanbergen, Nieuwerkerken (bij
St.-Truiden, B.).
7
M.A. Prins-Schimmel, Telmerkenon-
derzoek in de kappen. Grote of
Summary
An important development in the
study of timber constructions in
the Netherlands was the rediscovery of the system of assembly
marks which featured on all the
elements of medieval roof
constructions. This was a decimal
system of marks scored in the
wood, which, after 1300, included
a symbol to distinguish elements
on the left side of the roof from
those on the right side. This was
extremely important because the
constituent parts were often
handmade, miles away from the
construction site and transported
by boat or cart. From 1500
onwards the marks were cut in the
wood with a chisel.
The use of marks cut in the wood
heralded the beginning of the
period in which assembly marks
were used less systematically. A
variety of factors led eventually to
carpenters virtually abandoning
the use of marks with figures
indicating numbers over 10.
The assembly marks often provide
an indication of the time of
construction and even, in some
cases, of the part of the Netherlands or Belgium in which the
different elements were constructed. Using the assembly marks it is
possible to discover the order in
which the different elements of
the roof of a building were
assembled. Assembly marks are
thus extremely important for
studying the history of a building's
construction.
Merk
op hout
Mark
on timber
Vlotmerk
Float
UDC 003.6:691.11
mark
RVblad 03-1
Vlotmerken
Float marks
Dr. ing. H. Janse
Inleiding
Buiten de telmerken en de timmermansmerken worden op onderdelen van oude houtconstructies
enkele typen merken aangetroffen,
die met een wat grovere rits zijn
getrokken dan telmerken en groter
zijn. Deze tekens zijn door ons
vlotmerken genoemd.
Zij werden aangebracht vóór het
transport van balken van de
uitvoerplaatsen naar de stapelplaatsen en bij verkoop in de
stapelplaatsen vóór transport naar
de kopers.
Het is gebleken, dat thans nog op
hout, dat uit Noord-Amerika wordt
geïmporteerd, dergelijke merken
in gebruik zijn.
Merken bij transport van hout
Gekapte boomstammen werden
van de plaats waar ze geveld
waren naar een verzamelplaats
aan de rivier gebracht en daar
gekantrecht l. Daarna werd het
hout per vlot langs een rivier
vervoerd of in een schip over zee
getransporteerd naar stapelplaat-
sen als Dordrecht en Deventer 2.
Vermoedelijk werden de balken
voor het transport voorzien van
een ingesneden merk, zodat de
afzender achterhaald kon worden.
Balkhout werd meestal in de
stapelplaatsen verhandeld
wannneer het in een vlot in het
water lag of op de houtwerf
(houttuin) lag opgeslagen. Na de
koop werd het, als de balken nog
in het water lagen, voorzien van
het merk van de koper 3. Dit merk
werd gesneden met een gootvormig haalmes, dat een wat bredere
streep trok dan de rits, waarmee
telmerken werden gesneden. Bij
opgravingen aan de Tolbrugstraatwaterzijde te Dordrecht, die
werden uitgevoerd onder leiding
van drs. H. Sarfatij van de
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, is een
middeleeuws snijgereedschap
gevonden met een gootvormige
snijkant aan twee zijden afb. 1.
Wellicht is dit een merkijzer uit de
houthandel.
Het aanbrengen van het merk
werd vermoedelijk ‘teykenen’
genoemd. Voor de Dom te Utrecht
werden in 1487-‘88 41 grote
stukken hout gekocht ‘aen die
Vaert’, de Vaartse Rijn te
Vreeswijk. Na de aankoop
1. Middeleeuwsmerkgereedschap,te Dordrecht opgegraven.Foto ROB,Amersfoort.
2. Delft, voormalige Marthakapel,
dakspoormet vlotmerk. 1551. Foto
E.J.Nusselder.
vermeldde men: ‘Item noch gevaren
aen die vart mit Egbert Rutgersz. om
dat hout the teykenen ende hier the
doen brengen’ 4.
Het gebeurde wel, dat een stuk
hout niet op de bestemming
terecht kwam, maar elders werd
aangetroffen. Zo werd in 1469 in
Deventer opgetekend dat er door
vissers een grote balk werd
opgehaald, die het ‘Stad merck’ van
Zwolle droeg. In 1461 vermeldde
men in Kampen: ‘toe tampen toe
varen omme enen balke, die men
suedde die der stad van Zwolle
toebehoeren5. De balk was waar-
schijnlijk losgeraakt uit een vlot op
de IJssel.
Typen vlotmerken
Het ene type bestaat uit door
elkaar lopende lijnen. Soms is er
weinig samenhang te herkennen,
doordat het merk bij het bewerken
van het hout door zaagsneden in
stukken werd verdeeld, maar dan
lopen de lijnen tot aan de rand
van het hout door afb. 2. Deze
merken zijn soms moeilijk te
onderscheiden van timmermansmerken, die echter niet bewust tot
aan de rand van het hout werden
doorgetrokken.
Het andere type bestaat uit cijfers,
RDMZ RV 1990/19-25
--.--
Merk
op hout
RVblad 03-2
3. Bozum (Fr.), toren Hervormde kerk,
klokkestoel, merk 3975x. 17de eeuw.
Foto H.J. van Nieuwenhoven.
die soms voor een niet-ingewijde
eerst slecht te herkennen zijn. Dat
komt, omdat ten eerste de 15de-,
16de- en 17de-eeuwse cijfers
afwijken van de thans gebruikte,
maar ook omdat een kromme lijn
zich moeilijk in het hout laat
trekken en de cijfers daardoor een
wat gestileerde vorm kregen
afb. 3. Deze merken zijn nog
aangetroffen op balken uit de
17de eeuw, in dat geval met name
op grenehout en dan soms in de
vorm van letters afb. 4.
Tenslotte zijn er nog gesneden
tekens, die niet tot cijfers en
letters gerekend kunnen worden.
Er zijn ook vlotmerken, die een
combinatie van cijfers of getallen
en tekens vormen afb. 5.
Cijfer- en lettermerken worden
met name aangetroffen op zware
onderdelen, zoals stijlen van
klokkestoelen, kapstijlen, balken
en dergelijke. De doorgezaagde
rechte lijnen vindt men vooral op
kleinere onderdelen van kappen,
die in grote hoeveelheden vervaardigd zijn.
Vlotmerken buiten Europa
Het is gebleken dat op hout, dat
uit Noord-Amerika wordt geïmporteerd, thans nog dergelijke merken
in gebruik zijn. Zo werd bij een
restauratie in Haarlem een
tijdelijke gevelbeschieting gemaakt
van Canadees Western Red Cedar,
waarop gesneden cijfers voorkwamen van een vorm, gelijk aan die
welke in Europa tot in de 17de
eeuw werden gebruikt.
Wellicht hebben de houtbewerkers, die in vroeger eeuwen naar
de Nieuwe Wereld trokken, daar
4. Slccnwijk, Grote kerk, balk met
merken aan vier zijden, KS handmerk
GW. 17de eeuw. Foto H. Janse.
eveneens de oude Europese
merken in het hout gesneden en
zijn die merken daar tot op de dag
van vandaag in gebruik gebleven.
Noten
’ Zie: H. Janse,Het gebruik van hout in
het Nederlandse bouwbedrijf in het
verleden, Restauratievademecum RVblad
Hout 01-4 (1988).
1 H. Janse,O.C.
J D.J.de Vries, De handel en wandel van
bouwmaterialen, doctoraalscriptie
Rijksuniversiteit Utrecht juni 1984, 8-9.
4 W. Jappe Alberts, Bronnen tot de
bouwgeschiedenis van de Dom te Utrecht.
11,2. ‘Gravenhage 1969, 223.
5De Vries, O.C.,9.
Summary
On some parts of old wooden
constructions certain types of
marks are to be found which are
different form the assembly marks
and carpenters’ marks. They are
cut using a cruder implement and
are larger than assembly marks.
We refer to these as float marks.
They were made before the beams
were transported from the export
locations to the staples and, upon
a sale being negotiated in the
staple, before transport to the
buyers.
It has emerged that even today
wood imported from North
America stil1 carries similar marks.
5. Brielle, Sint Catharijnekerk, kap zuider
zijbeuk. Merk 3345 handmerk, 8 (?)
3345. Ca. 1470. Tekening H. Janse.
--
Merk
op hout
Mark
on timber
UDC 003.6:691.11
RVblad 041
merken’. Voor dit artikel is het
archiefonderzoek beperkt gebleven
tot Kampen en Zwolle, maar het
leidt geen twijfel dat bij
naspeuringen elders nog meer over
dit onderwerp te vinden is. Voor
aanvullingen en reacties houden de
auteurs c.q. de redactie van het
Restauratievademecum zich
aanbevolen.
Merken op hout en handelswaar;
timmermansmerken opnieuw
bezien
Mark on wood and merchandise;
carpenters’ marks reconsidered
Drs. ing. Chr.J.Kolman en drs. ing.
D.J.de Vries
Ten Geleide
Bijgaand artikel met als titel
‘Merken op hout en handelswaar
(timmermansmerken opnieuw
bezien)’ van Chr.J. Kolman en
D.J.de Vries is de vierde in de reeks
van artikelen, die tot nu toe over
dit onderwerp in het Restauratievademecum zijn gepubliceerd.
Hieraan vooraf gingen de artikelen
van de hand van H. Janseonder de
titels ‘Timmermansmerken’,
‘Telmerken’ en ‘Vlotmerken’.
Zoals de titel van het thans voorliggende artikel reeds suggereert,
introduceren de auteurs een
nieuwe terminologie, waarmee zij
tevens de lezer een iets andere kijk
geven op het verschijnsel ‘historische merken’ (op hout en handelswaar). Dit artikel vormt zo een
welkome aanvulling op de reeds
eerder gepubliceerde artikelen over
ditzelfde onderwerp, die daarbij
mogelijk in een ander perspectief
komen te staan.
In dit licht bezien acht de Redactieraad van het Restauratievademecum het gewenst bijgaand
artikel onder de aandacht van haar
lezers te brengen.
Redactieraad Restauratievademecum
Gangbare interpretatie van het
timmermansmerk
Bij bouwhistorisch onderzoek is het
inmiddels gemeengoed geworden
om nauwkeurig te letten op
ingekraste, gehakte of gezaagde
merktekens op houten delen van
constructies. Dankzij die oplettendheid weten we het een en ander
over betekenis en functie van de
diverse merktekens. Deze kennis is
van belang bij onderzoek naar de
datering van gebouwen en studie
van de organisatorische gebruiken
RDMZ RV 1993/30.22
1. Merk op dr zijkant van een korbeel III
Oudestraat 107 te Kampen.
op de bouwplaats in het verleden.
De pionier van het onderzoek naar
merktekens in en op gebouwen is
Herman Janse,die zijn bevindingen
in diverse publikaties vastlegde’.
Toch is niet van alle merken
duidelijk, wat ze precies te vertellen
hebben. In het artikel over
timmermansmerken in het
Restauratievademecum eindigt
Jansemet: “Er zijn rond het gebruik
van de handmerken van timmerlieden nog vele vragen”z. De door
Jansezo genoemde ‘timmermansmerken’ zijn ongeveer 10 tot 20
centimeter hoog, aangebracht op
houten constructies met behulp
van een rits, een hol mesje afb. 1.
De benaming en de daarbij gegeven verklaring suggereren dat deze
merken geplaatst zijn door timmerlieden om aan te geven dat zij een
bepaalde constructie zouden
hebben gemaakt. Het zou daarbij
niet om controle of afrekening
gaan, maar om een uiting van hun
‘beroepstrots’“.
Over het gebruik van merken in het
verleden zijn in de archieven de
nodige gegevens te vinden. Koppeling van de bouwhistorische
vondsten aan de historische bronnen kan antwoord geven op vragen
over aard en toepassing van
merktekens, zoals de ‘timmermans-
Handmerken: essentie en gebruik
Merktekens speelden in het dagelijkse leven van de late middeleeuwen en de vroeg-moderne tijd een
belangrijke rol. Vrijwel iedereen
gebruikte wel een persoonlijk
‘handmerk’ of ‘handteken’, zoals
wij tegenwoordig allemaal een
eigen handtekening hebben.
Handmerken konden in verschillende situaties en voor uiteenlopende doeleinden worden gebruikt.
We zullen de belangrijkste mogelijkheden bekijken, waarbij de
voorbeelden vooral uit de praktijk
van het bouwen en de handel in
bouwmaterialen zijn geselecteerd.
Het ondertekenen van documenten
Mensen die niet konden lezen en
schrijven gebruikten hun persoonlijk merkteken of handmerk om
juridische, zakelijke of financiële
handelingen te bekrachtigen. Een
duidelijk voorbeeld van dit gegeven
biedt een archivalische tekst uit
Kampen over het aannemen van
metselwerk aan het huis van Peter
Frerixsz door metselaar Jacob
Coertsz in 1521. Van de afspraken
bij de aanbesteding was door één
van de aanwezigen bij het overleg
een contract opgesteld. De schrijver
las aan Jacobhet contract voor,
waarna die ‘mit selves[eigen]
merck hefft onderteycken?‘. Jacob
werd gevraagd of hij ook een
exemplaar wilde hebben, maar hij
antwoordde dat dat niet nodig was:
‘syn merck weer al1genoech’.
Daarmee gaf hij aan dat zijn
merkteken voor hem later genoeg
bewijs zou zijn om het contract te
herkennen. Aangezien hij zelf niet
kon lezen, was het bewaren van
een complete kopie voor hem niet
belangrijk. Jacobvertrouwde voor
de inhoud van de overeenkomst op
Merk
op hout
RVblad 042
zijn eigen geheugen en dat van de
getuigen.
In 1538 gaven de kerkmeesters van
de Onze Lieve Vrouwekerk te
Zwolle, in aanwezigheid van de
cameraars van de stad aan Simon
Penet uit Antwerpen de opdracht
om de lantaarn van de kerktoren,
de zogenoemde Peperbus, te
bouwer?. Van het oorspronkelijke
bestek zijn diverse concepten
bewaard. Onder het definitieve stuk
staan de handtekeningen van de
opdrachtgevers en het merk van
Simon Penet met de toelichting:
‘dijt ijl? meyster seijmenB merck
omme dat he nijet wal schreijuen
en konde, dorch begerten van hem
hebbe ic dijt geschreuen’ afb. 2.
Tijdens de bouw in het voorjaar
van 1538 ontving meester Simon
regelmatig aanzienlijke voorschotten op het door hem aangenomen
bedrag. Toen omstreeks de zomer
van 1538 met die voorschotten het
totale bedrag van de aanbesteding
ruim overschreden was en de bouw
nog lang niet voltooid, ging meester Simon er ‘sonder orloff ’ vandoor. De cameraars maakten
daarna de balans van de schade op
in aanwezigheid van de achtergebleven steenhouwersgezellen. Deze
gezellen, waarvan we alle namen
kennen, erkenden de juistheid van
het stuk door het te ondertekenen.
Van de zestien gezellen konden er
drie hun handtekening plaatsen: de
overigen tekenden met hun handmerk. In de betreffende tekst staat:
‘in bijwesen der ghesellen
nabescreven, de hoer name een
deel hyr onderghescreven hebben
ende een deel hoer marcke, de niet
scriven konden’ afb. 3.
Helaasweten we niet precies welk
merk bij welke persoon hoort, maar
het stuk bewijst dat steenhouwersmerken inderdaad handmerken
van individuele personen zijn.
Uit Zwolle is ook een brief van ca.
1635 bekend waarin vijf handelaren in Bentheimer zandsteen zich
bij de magistraat van de stad.
beklagen over de werkzaamheden
van de steenmeter die namens de
stad toezicht moest houden op de
handel in natuursteen in verband
met de stedelijke belasting daarop.
2. Aanbestedingscontract van de lantaarn op de O.L.V. toren of Peperbus te Zwollemet
het merk van meester Simon Penet ‘omme dat he nyet wal schryuen en konde’, G.A.
Zwolle, KAOIZ, 1538.
3. Getuigenis van zestien steenhouwersDe klacht werd door vier handelagezellen waarvan er drie hun naam
ren met hun naam ondertekend en
konden schrijven en dertien tekenden
door de vijfde met zijn
met ‘hoer marck’ naar aanleiding van het
‘gewontlijcke merck’, zijn gebruikevetrek van Simon Penet bij de bouw van
lijke merk”. Het drijven van handel
de achtkan te lantaarn op de toren van
bracht ook toen al de nodige
O.L.V. kerk te Zwolle, 28 juli 1538. G.A.
correspondentie en administratie
Zwolle, KAOIZ, ‘Boek II’, 59r.
met zich mee. Kooplieden konden
daarom meestal lezen en schrijven.
Zij gebruikten doorgaans echter
hun handmerk om hun eigendommen en goederen te markeren. Een
handmerk was snel geplaatst en
ook voor analfabeten herkenbaar.
Wat betreft de rechtskracht was het
voor de ondertekenaar net zo
bruikbaar als de eigenhandig
geschreven naam. De Utrechtse
timmerman Berent Stevensz
onderhandelde in 1558 met het
stadsbestuur van Kampen over de
voorwaarden waaronder hij in die
stad als stadstimmerman kon
worden aangenomen. Zijn eigenhandig geschreven brief is ondertekend met zijn naam èn met zijn
persoonlijk merkteken7 afb. 4.
Herkenning van eigendom
Een persoonlijk merkteken was
belangrijk voor de identificatie van
goederen en van eigendomsrechten op roerend of onroerend goed.
Veehouders gaven hun veestapel
een brandmerk in de vorm van het
handmerk. Men kon meubelstukken, huisraad, gereedschappen en
andere persoonlijke eigendommen
merken. De toepassing van het
handmerk bij de herkenning van
‘. i -rA,.b
c.3mJ-f--
f-%--a- 1
Merk
op hout
RVblad 043
1
4. Ondertekening van een brief van de Utrechtse timmerman Berent Stevensz die
solliciteerde naar een aanstelling als stadstimmerman in Kampen, 1558.
goederen speelde in de handel een
bijzonder grote rol.
Kooplieden die goederen aan te
bieden hadden op de markt of die
gekochte waren door schippers
wilden laten vervoeren, deden er
goed aan hun spullen te voorzien
van een merkteken. Maar al te
gauw konden er goederen kwijtraken of kon er bij het in- en uitladen
onenigheid ontstaan over de
eigenaar, zeker als het om goederen ging die op eenvormige wijze
werden vervoerd in zakken of
tonnen. In 1473 waren na afloop
van de St.-Michielsmarkt in Zwolle
twee halve vaten honing blijven
liggen, waarvan de eigendom
omstreden was. Schipper Jacob
Woltersz meldde zich bij de burge-
meester van de stad om te verklaren dat hij de vaten zou vervoeren
voor de eigenaar, een zekere Peter
Kaken ten Busch. Om dit te bewijzen ‘brachte [hij] mede Peters
merck ofte teycken, aldus wesende
(*), dair dat ene halve vat mede
geteickent was ._.‘.
Het andere vat kon met dit merk
niet worden geïdentificeerd en dus
werd een ieder opgeroepen daarvoor ‘beter ofte warachtichge
schijne ende waerteicken’ te
brengenu.
In 1515 kocht de Kampenaar Jan
Thonisz een aantal tonnen bier van
Jan van Calcker. Hij gaf schipper
Lange Claes opdracht de tonnen
voor hem te halen. Getuigen
verklaarden later dat Jan aan Claes
5. Detail van paneel door Isaac Claesz van Swanenburgh, ca. 1607. Op één van de
zakken wol is een merk te zien (foto van hetpaneel in dc Lakenhal te Leiden).
RDMZ RV 1993/30.23
‘sijn mercK had gegeven ‘om ‘t bier
to mercken’, dat wil zeggen de
biertonneng. Twee jaar later speelde
zich in Kampen een rechtszaak af
over een bedorven lading as, die
Geert Cuper uit Deventer met
schipper Boye Reynartsz had
meegegeven voor de Kamper
handelaar Dirck Tripmaecker. Dirck
weigerde in eerste instantie te
geloven dat Geert hem bedorven as
had verkocht en hij ging de merktekens op de zakken controleren. Hij
zag dat maar een deel ‘mit sijn
marck [=van Geert] geteyckendt
[was] ende dat andere was mit een
ander merck gemarket”O.
Merktekens op zakken werden met
krijt, houtskool of roet aangebracht.
Zo lezen we van een lading linnen
die ‘mit roetstroy ... gemerckep
was”. Het gebruik om handelswaar
te merken is soms ook op schilderijen terug te vinden. In het
museum de Lakenhal te Leiden
hangt een paneel geschilderd door
Isaac Claeszvan Swanenburgh uit
ca. 1607. De voorstelling behoort
tot een reeks van vijf panelen
bestemd voor de Saaihal te Leiden
en toont de aanvoer en verwerking
van zakken wol. Op de zakken zijn
duidelijk merken zichtbaar afb. 5.
In het Zwolse Gemeente Archief
bevindt zich een akte uit 1536
waarin burgemeesters, schepenen
en raden van Dordrecht tegenover
alle tolheffers verklaren dat
Damaesvan der Lyndt poorter van
Dordrecht is. Van der Lyndt had
tegenover het Dordtse gemeentebestuur zijn ‘merck’ gewaarmerkt en
beloofde dat hij onder dit
‘gewoentlick merck .. dat hy
dagelicx gebruycl slechts goederen
zou vervoeren, die hem toebehoorden. Onder de akte staat het merk
van Damaesvan der Lyndt met zijn
initialen (D$ L(?))12.
In 1538 verklaarde een aantal
getuigen voor de rechtbank van
Kampen dat een zekere Henrick
Pelser ‘sijn bier, ossen ende andere
guederen altijt plach toe marcken
myt alsoedane marck als hier
geschreven staet ( $ ) offt oick
aldus ($ )‘13.
Dit voorbeeld maakt duidelijk dat
een merk omkeerbaar was en
Merk
op hout
RVblad 044
gespiegeld kon worden weergegeven, hetgeen ook bekend is van
steenhouwersmerken’4. Het kwam
eveneensvoor dat alleen een deel
van het merk werd gespiegeld. Dit
verschijnsel noemt men ‘kreupelspiegeling’15.
In 1545 kreeg de Kamper schipper
Tyman Janszin Hamburg van een
zekere Henrick Dele van Coellen de
opdracht om voor hem een aantal
goederen van Hamburg naar
Deventer te vervoeren. De lading,
waaronder natuursteen, werd
voorzien van Henrick’s merkteken
(&). Het schip verging nabij
Ameland en een deel van de lading
spoelde aan in West-Friesland.
Henrick Dele wilde zijn goederen
daar terugvorderen bij de rentmeester die ze na het aanspoelen
in bewaring had genomen. Om dat
mogelijk te maken, moest hij eerst
bij de Kamper rechtbank een
getuigenis van de schipper hebben
over het inladen van de goederen
en het gebruikte merkteken.
Henrick verklaarde bij die gelegenheid voor de rechtbank dat het
desbetreffende merk ‘hemselven
ende nyemantz anders
toebehoerich’ was’“. Een vergelijkbare, maar veel grotere zaak
speelde zich in 1461 af. In het
Kamper archief wordt een lijst
bewaard van 26 Kamper schippers
en kooplieden die in dat jaar met
hun koggen in het Marsdiep tijdens
een zware storm vergingen. Achter
de meeste namen zijn ook de
bijbehorende handmerken getekend. Bij de identificatie van de
aangespoelde (of nog aan te
spoelen?) goederen waren deze
gegevensvan groot belang afb. 6 17.
Kwali tei tscontrole
Algemeen bekend is het gebruik
van ijzer-, koper-, zilver- en goudsmeden om de door hen gemaakte
.produkten van een merkteken te
voorzien. Zij hanteerden merken
waarmee zij zich als maker bekend
maakten. Daarnaast gebruikten zij
merken om het zuiverheidsgehalte
van het gebruikte metaal aan te
duiden. Keurmeestersvoorzagen
het aan hen voorgelegde werk nog
van een derde stempel. In de
handel en de nijverheid traden
keurmeesters op voor het wegen,
meten en keuren van allerlei
handelswaar en produkten. Als
keurmerk konden zij hun eigen
handmerk, dan wel het merk van
de stad of instelling waarvoor zij
optraden, gebruiken.
Kuipers sneden hun handmerken
in de door hen gemaakte tonnen
en kuipen. De gildebrief uit 1520
van het timmerliedengilde te
Kampen schreef de kuipers binnen
het gilde voor, de vaten te maken
‘op hoer rechte mate ende daer sal
elck syn merck op setten, opdat
men weten mach wie dat werck
ghemaect heffP8.
In de bouwwereld vinden we het
gebruik van handmerken vooral
terug bij de steenhouwers. Zij
plaatsten hun merk op de door hen
bewerkte blokken natuursteen,
zodat door de voorman of meester
van de steengroeve, de werkplaats
6. Lijst van 26 schippers en kooplieden uit
Kampen die met hun schepen vergingen
in het Marsdiep in het jaar 1461.
7. Gemerkte biertonnen naast de dakkapel van brouwerij ‘De witte leeuw’, Diezerstraat
58 te Zwolle, in 1666 gehouwen door meester Abraham de Cock in opdracht van
Albertus BrouweP’.
Merk op hout
RVblad 04-5
of de bouwloods het vakmanschap
gecontroleerd kon worden19.
Status en beroepstrots
Het mag duidelijk zijn dat een zo
persoonlijk teken als een handmerk
heel bruikbaar was in situaties waar
de eigenaar zichzelf wilde onderscheiden of presenteren. Zoals de
adel het wapenschild tot symbool
van macht en status ontwikkelde,
vinden we bij de gegoede burgerij
of bijzonder begaafde ambachtslieden de neiging hun handmerk tot
symbool van status of reputatie te
maken. Dit kon gebeuren door het
merk in een schild af te beelden of
door het bijzonder groot weer te
geven. Een trotse huiseigenaar kon
zijn merk als 'huismerk' aanbrengen op de voorgevel van zijn huis.
Zo zien we als bekroning van een
17de-eeuwse brouwerij 'De witte
leeuw', Diezerstraat 58 in Zwolle ter
weerszijden van een dakkapel twee
vaten met op elk vat het een
handmerk, naar verwachting het
merk van de bouwheer Albertus
Brouwer afb. 7.
In de late middeleeuwen en de
renaissance werd het steenhouwersmerk van belangrijke bouwmeesters duidelijk zichtbaar, soms in een
schild gevat, in hun bouwwerken
weergegeven20. Om het statusaspect
of de beroepstrots nog duidelijker
naar voren te brengen, werden
naast het handmerk ook wel
attributen van nering en nijverheid
geplaatst. Zo kon het merk van een
steenhouwer worden versierd met
een spitsvlecht, dat van een metselaar met een troffel en dat van een
timmerman met een beslagbijl. Een
echte manifestatie van 'beroepstrots' is de 'handtekening' in de
vorm van de initialen P, C en K
tussen twee gekruiste beslagbijlen
met daarboven het jaartal 1601
afb. S21. Het zijn de initialen van
Pieter Cornelisz. Kunst die in dat
jaar aan de toren op de Waag in
Alkmaar bouwde22.
Handmerken op houtconstructies
Naast de persoonlijke merktekens
waren er ook nog merken die niet
aan personen gebonden waren,
maar die dienden om getallen of
RDMZ RVI 993/30 -24
iï
O
8. Signatuur van Pieter Cornelisz Kunst in
de toren op de Waag te Alkmaar.
hoeveelheden aan te geven of die
dienst deden bij het samenstellen
van constructies uit verschillende
onderdelen. We noemen hier als
voorbeelden uit de bouwwereld de
telmerken en de vlotmerken op
hout en de lagenmerken op blokken natuursteen.
Op houtconstructies komen we dus
zowel telmerken als 'timmermansmerken' tegen. De telmerken
komen altijd op vaste plaatsen
voor, namelijk in de buurt van de
verbindingen, steeds aan dezelfde
zijde van de constructie, de
zogenoemde constructiezijde. Ze
hadden een functie bij het opbouwen van de constructie; het zijn
nummers die de volgorde van
monteren aangeven. 'Timmermansmerken' daarentegen zijn moeilijker te vinden omdat hun
aanwezigheid niet voorspelbaar is.
Er was, zoals Janse opmerkt, "geen
aanleiding om elk onderdeel van
een houtconstructie te voorzien van
het merk van
de timmerman die
het maakte"23. Telmerken daarentegen komen vrijwel op alle kapconstructies voor. Uitgaande van
Janse's definitie van 'timmermansmerken' mogen we verwachten dat
ze voorkomen op kunstige en
ingewikkelde houtconstructies en
op een in het oog springende
plaats, zodat de timmerman er eer
mee kon inleggen.
Een onderzoek naar de plaats van
de merken op de houtconstructies
toont het tegendeel. Veel van deze
merken, zoals ze nu op constructies
voorkomen, zijn niet 'leesbaar'. Dit
komt door de ongelukkige plaats
waar ze zich bevinden, bijvoorbeeld
in een verbinding of omdat ze door
de rand, de buitenhoek van een
balk zijn doorsneden. Dit zijn
belangrijke indicaties voor het
tijdstip waarop het merk 'leesbaar'
en functioneel moest zijn. Dat
tijdstip viel niet samen met de
montage omdat de telmerken
daarvoor dienden en ook niet na
het moment van montage wegens
de beperkte 'leesbaarheid' van
zoveel timmermansmerken. We
zien dit bijvoorbeeld in de kap uit
1543 boven de schepenzaal van het
stadhuis in Kampen. Daar zijn de
telmerken dun en oppervlakkig
ingekrast, terwijl de 'timmermansmerken' er enkele millimeters diep
en breed zijn ingezet. Dit maakt het
onwaarschijnlijk dat beide type
merken gelijktijdig zijn aangebracht of dat de 'timmermansmerken' tijdens de uitvoering in de
balken zijn geritst. Twee van de
drie merken die wij aantroffen
waren namelijk incompleet.
De verklaring om handmerken op
hout als uiting van beroepstrots te
zien, geraakt naar de achtergrond
omdat er een meer voor de hand
liggende oplossing lijkt te zijn.
Aangezien veel 'timmermansmerken' in een doorgezaagde vorm
voorkomen, moeten deze merken
een functie hebben gehad die
voorafgaat aan de montage, in een
toestand dat het hout nog niet de
definitieve maten en verbindingen
had gekregen. Zoals bij andere
goederen werd het merk na de
aankoop aangebracht, toen het
hout nog de vorm had van ruwe
balken of van zogenoemde blokken
met een vierkante doorsnede uit de
volle omvang van de stam.
Bijlage l geeft een lijst van alle
bekende 'timmermansmerken'.
Daarin zijn tevens de door Janse
gepubliceerde exemplaren vervat.
Naar verwachting geeft deze lijst
slechts een fractie weer van het
totaal dat men kan verwachten bij
voortzetting van grondig onderzoek. De merken komen voornamelijk voor op eikehout en zijn het
Merk op hout
RVblad 04-6
best bewaard gebleven op stukken
met grotere afmetingen. Ook op
planken, wagenschot en zelfs
spreidsel kan men de merken
aantreffen. Doorgaans staan de
merken op zichzelf, maar enkele
keren troffen we twee of zelfs meer
merken aan op één stuk hout.
Handmerken in de houthandel
In 1545 werden in een bos bij
Vaassen (Gld.) 200 eikebomen
gekapt en verhandeld. De aankoop
van het hout, bij lokale handelaren/
houtvesters, was in een contract
geregeld. Kopers en verkopers
waren in bezit van een 'certef
(charter) met de voorwaarden.
Volgens afspraak moest het hout
worden gekapt en van bast en
takken ontdaan. Er waren twee
kopers, namelijk timmerman
Andrees uit Kampen en een zekere
Mauritius Nibar, een handelaar. De
kopers en hun knechten hadden de
stammen uitgekozen en met de bijl
voorzien van gehakte merken:
'Ende [Andrees en zijn knechten]
hebben aldaer uthgemerckt
hondert stammen, elck myt enen
hou ende myt roet krijt. Ende daer
voert nae hef f t Mauritius Nibar
oeck hondert stammen daer uth
gemarcket myt roet kryt... ende
24
myt n houwen ongeveerlick" .
Ook van grotere afstand kwamen
kopers naar de bossen toe om daar
het hout uit te zoeken. In 1563 was
de stadstimmerman van Kampen,
Floris Eickenholt acht dagen
onderweg om bij Dartelen, een stad
in Westfalen aan de rivier de Lippe
gelegen, 'holt ter stadt behoeft te
bezichtigen'25. Op l maart 1652
vertrokken de cameraars en rentmeesters van Kampen naar het
graafschap Bentheim om daar in
een bos eiken balken te bekijken
die het Kamper raadslid en
houthandelaar Peter Eeckholt ('cum
suis") van de graaf had gekocht. De
balken waren nodig voor een
reparatie aan de IJsselbrug van
Kampen. Op 25 maart vertrokken
zij opnieuw naar Bentheim, ditmaal
om de 34 eiken balken 'uuyt toe
mercken'. De balken werden over
de Vecht naar Hasselt vervoerd en
bij het fort 'Kyck in de Vecht'
vastgelegd en afgeleverd. Daar
werden ze op 15 januari 1653 door
de cameraars en de rentmeesters
van Kampen bekeken. Een maand
later moesten zij nog een keer op
reis; ditmaal om in het fort het
vervoer van de balken over de
Zuiderzee naar Kampen
'to besteeden'26.
We hebben gezien, dat het in de
late middeleeuwen gebruikelijk was
om te transporteren goederen en
ladingen te voorzien van een
merkteken. Dat kon het merkteken
van de handelaar zijn, of van de
schipper die voor het vervoer zorg
droeg, dan wel het handmerk van
de nieuwe eigenaar. Een schip
werd meestal volgeladen met
goederen en ladingen van verschillende eigenaren om de laadruimte
zo efficiënt mogelijk te gebruiken.
Handelaren konden voor één of
meer reizen samenwerken in een
'maatschap', waarbij ze het huren
van scheepsruimte en de overige
transportkosten gezamenlijk
financierden. Bij scheepsladingen
die uit goederen van verschillende
eigenaren waren opgebouwd, was
het van belang om de eigendom
Rutgersz om dat hout te teykenen
ende hier te doen brengen'.27
In de stadsrekeningen van Arnhem
lezen we dat Dirck van Vinceler in
1425-'26 de houtzagers vier dagen
geholpen heeft met het laden van
hout 'ende teykenen als hi seyde'28.
Het is niet helemaal uit te sluiten
dat hiermee ook aanbrengen van
telmerken of hartlijnen bedoeld is,
hetgeen immers met eenzelfde stuk
gereedschap werd gedaan.
Een voorbeeld uit Kampen vinden
we in een rechtszaak uit 1602. In
februari van dat jaar hadden twee
schippers in de herberg 'den
Bruynvisch' in de Oudestraat aan
scheepstimmerman Goert Jacobsz
drie eiken balken of stammen
verkocht, die als volgt werden
omschreven:
'dree eycken holten, het eene
omtrent achtendertich voeten lanck
met dusdanich merck (<*>)
geteeckent, ende die andere twee
holten mit alsoedanige mercken
(A) geteeckent, waervan het eene
vijff ende twintich ende het andere
omtrent dree ende dertich oft vyer
ende dertich voeten lanck is".
Bij die transactie lieten de schippers
goed aan te geven. We vinden dan
weten dat er 'noch vijff ofte ses
ook nogal eens archiefstukken over
rechtszaken die werden gevoerd
over de eigendom van gemengde
of verdeelde ladingen.
stucken van tselve holt, ende van
gelijcken mercken als boven 29
getekent, in den bosch liggen' .
Die konden zonodig ook nog
worden geleverd. Het ging om
stukken hout van grote lengte, te
weten respectievelijk ca. 11, 7 1/4
en 9 3/4 meter, die rechtstreeks
door de schippers vanuit het bos
werden aangevoerd. In de stedelijke rekening van Kampen uit 1616
lezen we dat handelaar Lambert
Rolofsz 'affgeriste barcoenen'
verkocht aan de stad30. Barcoenen
waren zware eiken ribben (doorsnede ca. 15x15 cm).
In 1652 gingen de cameraars en
rentmeesters van Kampen, vergezeld van stadstimmerman Gerrit
Woltersz, naar Hasselt 'om eenige
gecoffte eecken
balckens uuyt toe
mercken'3\
Hout dat gemerkt in schepen werd
vervoerd, kon in geval van schipbreuk gemakkelijk aan de oorspronkelijke eigenaar worden
Na het aankopen van een partij
hout werd het transport meestal
overgelaten aan een schipper,
'caerman' of 'wagenaaf. De
transportkosten vinden we doorgaans afzonderlijk vermeld in de
rekeningen. Omdat de koper niet
zelf met het hout meereisde, moest
zijn nieuw verworven eigendom als
zodanig herkenbaar blijven. Zoals
ook op andere goederen werd
daarom zijn merk aangebracht, op
hout met behulp van een rits of
snijmesje. Deze handeling noemde
men 'merken' of mogelijk ook
'teykenen'. Van een koopman uit
Wezel werden in 1487-'88 ten
behoeve van de Utrechtse Dom 41
grote stukken hout gekocht aan de
Vaartse Rijn te Utrecht. Na de
aankoop noteerde men: 'Item noch
gevaren aen die vart mit Egbert
geretourneerd. In elke stad aan een
Merk
op hout
RVblad 047
rivier bestonden wel afspraken over
het aangeven van gevonden
drijfhout. In Kampen gold dat in
dat geval de burgemeesters van de
stad gewaarschuwd moesten
worden, zodat die konden zorgen
voor de beloning en de teruggave
aan de eigenaar.
Stedelijke merken
In 1411 kreeg de eerlijke vinder
van een balk, die de stad Zwolle in
Deventer verloren had, een beloning van één gulden. Over hoe
men in die tijd wist dat het om een
balk van de stad ging, geeft een
andere passageanno 1461 uitleg:
‘Item ghegeven der Stad
leyendecker van Deventer voir
enen groten balken die die
vysscherstoeghe ophalden ende
scheerden oer netten de der stad
meerck hadde van ZwolP2.
De stad Zwolle betaalde ruim vijf
Arnhemse gulden voor de gescheurde netten en nam de balk,
die het merk van de stad droeg, in
ontvangst.
Hier worden we geconfronteerd
met een nieuw fenomeen: het
merk als eigendomsteken van een
stad33.Intrigerend is hierbij de
vraag, hoe dat merk van de stad er
uit zag. Onder het strijklicht van
een zaklantaarn kwam op diverse
balken van stedelijke gebouwen in
Zwolle één en hetzelfde merk
tevoorschijn. Dit merk heeft de
vorm van een dubbel kruis afb. 9a.
Bij vergelijking met het wapen van
de stad Zwolle afb.gb, valt de
overeenkomst onmiddellijk op.
Het merk komt ten minste op vier
korbelen voor in de kamer boven
de zogenaamde schepenzaal van
het stadhuis. Uit de rekeningen van
het stadhuis is bekend dat men in
1447 en 1448 de ‘groete karbele’
uit Deventer en Hasselt haalde en
dat die per schip naar Zwolle
kwamen. Hetzelfde stedelijke merk
komt, naast twee andere merken,
ook voor in de kap van het voormalige stads-vleeshuisop de hoek van
de Voorstraat en de Luttekestraat in
Zwolle. Uit de stedelijke rekeningen
blijkt dat men in 1469-‘70 het hout
voor het vleeshuis kocht van de
stadstimmerman mr. Henric
RDMZ R V 1993/30
24
-
9a. Stedelijk merk uit 1447 en 1469
Verdriet, die ook het werk uitvoerde en verder van Johan van
Millingen en Geert Ghuse. Het is
mogelijk dat de hier aanwezige
niet-stedelijke merken aan deze
personen zijn toe te schrijven.
Een stedelijk merk menen wij ook
in de kap boven de schepenzaal in
Kampen te herkennen. Voor het
herstel van het uitgebrande stad9b. Stadszegel van Zwolle.
huis kocht meester GoessenJansz
Tymmerman in 1543 een groot
aantal balken in DeventeP. Het
merk is op drie jukken te vinden:
twee keer doorsneden en één keer
compleet afb. lob. Aan weerskanten naast een centrale vertikale lijn
staan twee kleinere vertikalen die
door middel van schuine lijnen met
de middelste zijn verbonden. Het is
niet zo moeilijk hierin het Kamper
stadswapen te herkennen. Dit
wapen toont doorgaans namelijk
ten minste drie torens, één hoge in
het midden en twee kleinere ter
weerszijden die door middel van
muren met elkaar zijn verbonden
afb. I0.P. Het Kamper stadsmerk
komt ter sprake in een rechtszaak
uit 1559 over de geldigheid van de
verkoop van een stuk kromhout in
de herfst van het voorafgaande
jaar. In die zaak verklaarde een
getuige dat ‘anders gien merck dan
Thomas Bremers marck upt selve
stuck holtes gestaen hefft’.
Deze Thomas Bremer was geen
timmerman, maar een houthandelaar uit Zutphen, die een aantal
Merk
op hout
RVblad 04-8
zaken in Kampen had afgesloten.
Raadslid Henrick Kystemaker was
de koper van het hout. Hij handelde namens de stad Kampen,
want anders is de getuigenis van
een timmerman, dat hij ‘des stadtz
merck upt vursegde holt niet
gevonden noch geseen’ had, niet
relevant.
Jongere merken
1Oa.Stadszegel van Kampen.
ll. Ingebrande initialen CVE op spoor
van naaldhout in Oude Gracht 376 te
Utrecht, eind 18de eeuw.
lob. Stedelijk merk uit 1543.
, 12. Vlotmerk op grenen wanddeel, zolder
Oude Vismarkt 618 te Zwolle.
Bij de verbouw en restauratie van
het pand Oudegracht 376 in
Utrecht kwamen op de 18de- of
19de- eeuwse daksporen de ingebrande letters CVB te voorschijn,
vermoedelijk ook bedoeld als
eigendomsmerk afb. 1137.In het
gemeente-archief van Dordrecht
zijn 18de- eeuwse lijsten bewaard
waarop de merken van houthandelaren zijn weergegeven38.Het
merendeel van de merken heeft in
die tijd de vorm van monogrammen of initialen, zoals bij het
Utrechtse voorbeeld. Bij enkele
namen komen nog rudimenten van
handmerken voor. De Dordtse
lijsten werden gebruikt om de
eigenaar van aangespoeld of
achtergelaten hout te achterhalen.
Van Prooije suggereert dat de
merken in de 18de eeuw behalve
met de rits, ook met een speciale
hamer ingeslagen zouden kunnen
zijn. Het is niet precies bekend om
welke houtsoorten het in deze
periode ging, maar sinds het begin
van de 17de eeuw werd er in de
bouw voornamelijk naaldhout
gebruikt. In gebouwen uit die tijd
vinden nog wel eens ‘vlotmerken’
in de vorm van meer of minder
duidelijke arabische cijfers afb. 12.
Initialen of monogrammen van
houtkopers komen we op (gezaagd)
naaldhout niet zo vaak tegen.
Hieruit kan men opmaken, dat dit
type eigendomsmerk waarschijnlijk
slechts op de grootste houtmaten
voorkwam of op de ruwe buitenkant van een stam of blok stond en
na het zagen wegviel.
Een laatste voorbeeld uit het
Kamper archief dateert uit 1789 en
betreft opnieuw een rechtszaak. In
de winter van het voorafgaande
jaar had Christiaan Hupscher van
Jan Jacobsz(alias Jacobde Dood)
-\
7
-.
Merk
op hout
RVblad 049
verschillende eiken paaltjes gekocht, ‘waar het merk van G. van
der Ko1.kop stond en hem hadden
toebehoord’3g. Christiaan had bij de
aankoop begrepen dat het hout
niet eerlijk was verkregen en had
de rechtbank daarom proberen wijs
te maken dat hij het hout zelf van
Van der Kolk had gekocht. Dit
voorbeeld laat zien dat merktekens
op hout nog lang gebruikelijk
waren.
Besluit
Hoewel de hier genoemde archiefstukken voornamelijk uit Kampen
en Zwolle afkomstig zijn, lijkt het
aannemelijk dat grondig onderzoek
van de archieven in andere steden
op dit punt nog veel gegevens zal
opleveren. De geciteerde teksten
zijn echter op zich al duidelijk
genoeg om de eenzijdige visie over
de handmerken op hout, als zijnde
tekens van beroepstrots van timmerlieden, te verwerpen. Het enige
echte ‘timmermansmerk’ - uit wat
we hier naar voren gebracht
hebben - is dat van Pieter Cornelisz
Kunst afb. 8. De overige handmerken werden op het hout
aangebracht door kopers en
daarmee eigenaren van hout, op
dezelfde wijze als men dat gewend
was te doen op ladingen laken,
bier, graan of boter. We kunnen bij
handmerken op hout dus beter
spreken van eigendomsmerken.
Dat de eigendomsmerken vaak
handmerken van timmerlieden
waren, is zeer aannemelijk. Uit
aanbestedingsstukken blijkt telkens
dat zowel opdrachtgevers als
ambachtslieden verantwoordelijk
konden zijn voor de aanschaf van
de benodigde bouwmaterialen. Bij
aangenomen werk was de timmermeester in een aantal gevallen zelf
verantwoordelijk voor de toelevering van het benodigde hout.
Tenslotte waren er nog de schippers en handelaren die porties
bouwhout in hun schip laadden
zonder daarvoor al een koper
gevonden te hebben. Zij boden dat
hout aan op de houtmarkt in een
andere stad. Wanneer er meer
merken op één shlk hout staan, kan
dat betekenen dat twee of meer
RDMZ RV 1993/30
26
J3.
merken
in de Koorrl~I~arklspoort te Kampen (onzekere datering).
personen het hout kochten afb. 13.
Het kan ook zijn dat zo’n groter
aantal merken illustreert dat het
hout successievelijk aan verschillende houtkopers, timmerlieden of
andere eigenaren is doorgegeven.
Het toeschrijven van eigendomsmerken op onderdelen van houtconstructies aan personen is geen
eenvoudige zaak en mag niet
beperkt blijven tot het vergelijken
met handmerken van timmerlieden. De kans om merken met
personen te verbinden, is klein en
van archief tot archief verschillend.
In bijlage I zijn twee voorbeelden
opgenomen van identificatie aan
de hand van archiefstukken. De
tolregisters uit de eerste helft van
de 16de eeuw te Bergen op Zoom
bevatten veel merken van ambachtslieden die de tol daar passeerden. In de administratie van de
zogenoemde NassauseDomeinen
van het Algemeen Rijksarchief te
‘s-Gravenhage kwamen we kwitanties tegen met ondertekeningen in
de vorm van handmerken van
houthandelaren. Zij leverden
materialen ten behoeve van het
Huis te 1Jsselstein.
Vooralsnog lijkt het de meest
logische weg het onderzoek voort
te zetten in de belangrijkste centra
van de houthandel, zoals bijvoor-
beeld Dordrecht, Amsterdam,
Deventer en Hasselt. Er zou een
databank van eigendomsmerken
samengesteld kunnen worden
volgens een systematiek die bijvoorbeeld ook gevolgd is bij het verzamelen van steenhouwersmerken.
Stedelijke merken kunnen relatief
eenvoudig worden opgespoord in
gebouwen die in opdracht en voor
rekening van de stedelijke overheid
zijn gebouwd. Naar verwachting
kunnen deze merken aan de hand
van stedelijke wapens worden
geïdentificeerd, omdat ze daarvan althans in een aantal gevallen - zijn
afgeleid. Mogelijk hebben andere
grote instellingen ook een eigen
merk gehad.
Samenvatting
Op grond van archief- en bouwhistorisch onderzoek blijkt zowel de
term ‘timmermansmerk’ als de
gangbare verklaring voor verbetering vatbaar. Vooralsnog dekt de
aanduiding ‘eigendomsmerk’ de
lading beter. Een bijzondere
categorie vormen de stedelijke
merken die als afgeleide van
stadswapens op houtconstructies
van stedelijke gebouwen zijn
aangetroffen. Eigendomsmerken in
de vorm van abstracte handmerken
komen voor op grotere stukken
Merk op hout
RVblad 04-10
eikehout in een periode van de
14de tot en met de 17de eeuw.
Eigendomsmerken op het jongere
naaldhout zullen meestal zijn
samengesteld uit initialen. De
toepassing van eigendomsmerken
heeft te maken met de handel en
het transport van hout en komt
vooral voor bij aankoop op afstand.
H. Janse, 'Steenmerken',
Restauratievademecum RV blad Merk op
steen 01-6 (1992).
Door P. Wiersma van de RDMZ. Zie ook:
Janse en De Vries (noot 14), 58-59.
G.A. Kampen, R.A. nr. 13, f. 348v (1545).
G.A. Kampen, O.A. nr. 8, na f. 45v (los).
De tekst is in 1461 in Harlingen opgesteld.
18
G.A. Kampen, O.A. nr. 2192, 61 (1520).
19
Janse en De Vries (noot 14), 49-51.
20
Janse en De Vries (noot 14), 61-62.
2
H. Janse, Timmermansmerken',
Restauratievademecum 1988, RV blad
'Merk op hout' 01, 1-3 (1988).
3
E.J. Haslinghuis, Bouwkundige termen.
Verklarend woordenboek der westerse
architectuurgeschiedenis, Utrecht/
Antwerpen 1986, 246-247.
4
G.A. Kampen, R.A. nr. 10, f. 284r
(getuigenis uit 1525). In de tekst werd ook
gezegd dat Jacob het contract
'ondermerckt' had.
EEN EWYCH WERCK MACH BLIVEN'; de
bouw van de Onze Lieve Vrouwetoren of
Peperbus te Zwolle, Jaarboek Monumentenzorg 1992.
6
G.A. Zwolle, AAZ01-881, f. 2r-v (ca. 1635).
7
G.A. Kampen, O.A. nr. 524, bij 'Reysen'
(17 mei 1652).
32
De Vries (n. 27), 9.
33
Ook voor andere stedelijke goederen
was dit kennenlijk gebruikelijk. In het jaar
1483 schafte de stad Zwolle namelijk drie
tinnen kannen aan waarbij men afzonderlijk noteerde: 'kosten te mercken' (G.A.
Zwolle, AAZ01-1888, 99). Hiermee kan
ook bedoeld zijn het aanbrengen van een
keur of een stempeltje.
21
H. Janse, 'Constructies en materiaalbewerking in het verleden', Levende
stenen, b-5, 16 (cursus van de Stichting ter
bevordering van de kennis van de
Nederlandse Bouwkunst).
34
G.A. Kampen, O.A. nr. 417, 'Reparatie
van het Raadhuis' (1543)
35
Een vergelijkbare presentatie van een
timmerman in de vorm van een hafner en
een nijptang binnen een wapenschild
werd op een balk van de kap op de
parochiekerk in Kempen (D) aangetroffen.
Zie: P. Clemen, Die Kunstdenkmaler der
Soms bevinden de muren zich vóór de
torens en lopen dan schuin omlaag; soms
zien we muren achter de torens en dan
gaan ze schuin omhoog. Het merk laat
zich op beide manieren lezen wanneer
we het omkeren!
Ook andere stadseigendommen werden
voorzien van het stadsmerk, bijvoorbeeld
Kreiss Kempen, Düsseldorf 1891, 72.
ossen en varkens; G.A. Kampen, R.A. nr.
22
5
G.A. Zwolle, KA012, archief van de O.L.V.
Kerk, zie ook Dirk J. de Vries, 'SOE DATTET
G.A. Kampen, O.A. nr. 488, bij 'Hout'
(1616).
31
16
1
H.Janse, Houten kappen in Nederland
1000-1940, Delft 1989, 29-62; H.Janse,
'Merken op steen en hout als wegwijzers
op de bouw', Materialen en technieken in
Oude Bouwwerken, Zeist 1983, 2, 1-22, e.a.
G.A. Kampen, R.A. nr. 20, f. 200r-v
(1602).
30
15
17
Noten
29
17, f. 270v-271r(1562).
23
H. Janse, 'Merk op hout. Timmermansmerken', Restauratievademecum 1988,
RV blad 01, 1.
24
G.A. Kampen, R.A. nr. 13, f. 316v (1545)
en f. 363v (1546). De verkopers waren
Reyner Jansz de Weert uit Vaassen en
Heyn Gossensz ('syn masschap'). De
bomen stonden 'in een busch holtz bij
den rosengarde toebehoerende Oloff
Bentynck'. De bomen moesten worden
'nedergestort, geschelt ende uthgesnoyt'.
36
G.A. Kampen, R.A. nr. 17, f. 60r-61r
(1559).
37
Bart Klück, 'Oude Gracht 376', Archeologische en Bouwhistorische Kroniek van de
Gemeente Utrecht 1989, 133.
38
11
G.A. Kampen, R.A. nr. 10, f. 226v (1524).
(1-3 & 25-3-1652 en 15-1 & 15-2-1653).
Leendert A. van Prooije, 'Entwicklung
der Holzverarbeitung und FlöBerei in den
Niederlanden im 17. und 18.
Jahrhundert', Hausbau in den
Niederlanden. Jahrbuch für
Hausforschung, Band 39, Marburg 1990,
46^17, zie ook: L.A. van Prooije, 'De invoer
van Rijns hout per vlot 1650-1795',
Economisch- en Sociaal-Historisch
Jaarboek 53(1990), 30-79.
12
G.A. Zwolle, inv. PA1253, Ch.coll. 536.06.
27
39
G.A. Kampen, O.A. nr. 94, brief d.d. 30
augustus 1558.
8
G.A. Zwolle, AAZOl-00010, f. 174r (1473).
9
G.A. Kampen, R.A. nr. 8, f. 126r (1515).
10
G.A. Kampen, R.A. nr. 9, f. 33r (1517).
13
G.A. Kampen, R.A. nr. 12, f. 127r-v
(1538).
14
H. Janse en D.J. de Vries, Werk en merk
van de steenhouwer, Zwolle 1991, 57-59;
25
G.A. Kampen, O.A. nr. 437, bij 'Allerlei'
(1563).
26
G.A. Kampen, O.A. nr. 524, bij 'Reysen'
D.J. de Vries, De handel en wandel van
bouwmaterialen in de late middeleeuwen, Utrecht 1984, 8 (doktoraalscriptie).
28
W.J. Alberts (ed.), De stadsrekeningen
van Arnhem IV, Groningen 1967 e.v., 340341.
40
G.A. Kampen, R.A. nr. 5, 21-10-1789.
Gegevens ontleend aan G.A. Zwolle,
RA001-532, 703-822, waarin een rechtszaak tussen genoemde partijen gaat in
verband met de kosten van de bouw.
Merk op hout
R Vblad 04-11
Summary
On the basis of research into
archives and the history of building, it appears that both the term
'carpenters' mark' and the common
interpretation of it, can be
improved. For the time being, the
designation 'owners' mark' is more
appropriate. City marks make up a
special category. Derived from a
city's coat of arms, they were found
on wooden constructions of urban
buildings. Owners' marks in the
form of abstract hand marks are
found on larger pieces of oak in a
period from the 14th to the 17th
century inclusive. Owners' marks
on newer softwood usually consist
initials. The use of owners' marks
has to do with the trade and
transport of wood and occurs
especially in purchases at a
distance.
Herkomst afbeeldingen
foto's
Chr. J. Kolman: l, 11, 13
DJ. de Vries: 2, 3, 7
Th. J. de Vries: 9
K. Schilder: 10
tekeningen
G. Berends: tabel bijlage l
H. Janse: 8
DJ. de Vries: 9, 10, 12,
merken bijlage l
N.B. De Kamper gegevens zijn door Chr. J.
Kolman ingebracht op basis van een door
NWO gesubsidieerd onderzoek.
RDMZRV 1993/30-27
Merk op hout
RVblad 04-12
Bijlage l
Eigendomsmerken. •
Culemborg
'boerderij' bij het
Weeshuis, kap
Amsterdam
Nieuwe kerk,
Eggert- en
Schutters-kapel
Delft
Koornmarkt 1
ca 1480
Oude kerk,
B i nnen 1 and vaarders kapel
Oude kerk.
Hamburgerkapel
Oude Delft 52
ca 1505
IX
^»>/
ws ca. 1540
;ML.
"H7 v-js/
,,,„
1
ca. 1540
Deventer
ca 1505
Bergstraat 45,47.49
kap
&
AN
1629
Oude kerk,
kooromgang
Brink 23, kap
1558'
Bergen
op Zoom
Thomas symoenss,
tymmerman by thoff
(fol. 3v)
AJ$
X
(tolregister Cornelis Janss,
G. A. inv.nr. tymmerman by thoff
3110)
(fol. 3v)
Maes Thomaess,
tymmerman
(fol. 8v)
Timmerman Laurents
Adriaenss
(fol.
lOr, 14r, 16v)
Brink 23, grenen
vlier ingvloer
1525
Stadhuis,
Burgemeesterskamer ,
hergebruikte sporen
1525
Dordrecht
1527
n
/\
Berckepoort, 'Lange
hof vleugel ' aan de
binnenplaats
1527-'30
Ghert Corneliss(?),
tymmerman
Grote kerk, schip
(fol. 13r)
Willem ..(?),
tymmerman
(fol. 16v)
Berckepoort, kap
aan de Nieuwstraat
1528
tymmerman nae
Jan Willemss,
tymmerman nae
brabant (fol. 22r)
^%^XVII?
\rtvxipw
XV?
ys. rk „,
*^^
1566
3f
*
^
^
ca. 1460
Grote kerk, koor
/\
1530
V/CvXjT
ca. 1460
Cornelis Aertss,
brabant (fol. 20r)
Z$A*<
'
1557
Grote kerk,
c%*
Mariakoor
1531
•^
Grote kerk,
dwarsschip noord
1532
nx
N
ca. 1460
N>C*>
ca. 1460
Cornelis Corneliss,
tymmerman
(fol. 22v/27r/31r)
Grote kerk,
dwarsschip zuid
1533-'35
YV
ca. 1460
Bolsward
Grote Dijlakker 47,
kap achterhuis
A/7 W
T- AA
El burg
XVIb
Bozum
N.H. kerk.
klokkestoel toren
Br iel Ie
^
*
Enkhuizen
Nieuwstraat 17
Nobelstraat 19, kap
Groningen
ca. 1565
Britswerd
Smedestraat 26,
kap
N.H. kerk,
dakbeschot
X
Oude
Boteringestraat 24,
kap
Oude
Boteringestraat 60,
XV
spreidsel
*-3r^
XVI?
1560- '70
A"
^ v
^
/N
xvi
Merk op hout
RVblad 04-13
Haarlem
Ursulastraat 16,
kapel Ursulinenklooster, kap
Pest- en
leprozenhuis,
gas thuis zaal
y
Kampen
A
1464
XIIXO
Vxl. A VAA/^
/NI A \/\ /N
_\ s\ v
.A 1 \/
xT\
"T" \1
/[ j | •~7°\-
l
Buiten Nieuwstraat
Ce 1 1 ebroeder spoor t ,
vloerplanken
Cel 1 ebroeder spoor t,
korbeel in
noordtoren
Koornmarktspoort,
vloerbal ken
XX
Bavokerk,
dwarsschip zuid
/N
Grote kerk, z.o.
ca. 1500
zijkapel koor
's-Herto-
Achter 't wild
genbosch
varken 9a
->JN-
•tt$A%
<r 7-^
Linnewevers-
gildehuis, kap
Nieuwe toren, eiken
vloerbal k boven in
torenromp
begin XVI
NTf\ KINIi
Oudestraat 5, kap,
korbeel ///<
ringtrap
Hoorn
IJsselstein
£¥>?
'
W
A
JSt
geleverd voor 't
huis aan Willem
&
*
1 \
geleverd voor 't
Drossaers
'meyenburchs
delen' , soe heb ie
II)
huis aan jhr.
Willem Turch door
Jan van Hoern 200
X V
ca. 1540
Oudestraat 82, kap,
2de jukbeen v. a.
achtergevel
1534
Oudestraat 86,
balken zoldervloer
Oudestraat 107, kap
q-
XVI?
t
Kt
Ellert Claess .ien
Stadhuis, kap boven
de schepenzaal
y\\^
1543
Vloeddijk 1,
1530
Pesthuis,
1534
1538
<%
ca. 1500
Voorstraat 98, kap
A
Voorstraat 116,
XI X
kap, jukdekbalk nr.
myn marck hier
^
zolderbalk
Voorstraat 96, kap
^
^\/
/\
fa^*"
45 'keperhout' ; heb
ick Ellert voorz.
RDMZRV 1993/30-28
i i ^^rT
XV/XVI
[
1
van lyde (Leiden)
onder ghesat
XVI?
XVd/ca.1500
Sint Jacobsstraat
13, kap
xl\
(inv.nr. 111 oud)
huis aan Willem
Torch, drost tot
Yselsteyn door
1499
jukbeen nr. 3
1526
in die sefende dach
in mey min merck
hier onder gheset
anno
geleverd voor 't
ca. 1650
^
T
(inv.nr. 128 oud)
(ARA Den
Haag,
Nassause
Domeinraad,
XVd
XV?
Hoofdtoren
Torch 313 holts
door Jan Jacopss
XIV
Oudestraat 25, kap,
Refugiehuis van
Mariënhage, vlie-
1lol/
B17
w^x
**^
^K
p1 _ f\
N
1617
^^
ca. 1480
Harderwijk
3- «F
-xb...
\\//
broodbank
(H. Geestbank)
ca. 1500
\i
ca. 1400
Bavokerk ,
^
17, kap (jukbeen 5
en 7)
2 (twee bij elkaar)
XVB/ca. 1500