WETENSCHAP IN DE PERIFERIE Oncologisch onderzoek in Albert Schweitzer ziekenhuis In deze editie is het woord aan internist-hematoloog en voorzitter van stichting ORAS dr. Mark-David Levin. Hij is opgeleid in het Erasmus MC, waar hij ook promoveerde op onderzoek naar antistoffen tegen bloedplaatjes. Sinds acht jaar is hij werkzaam in het Albert Schweitzer ziekenhuis (ASZ) te Dordrecht. TEKST: DR. SANNE CLAESSENS – BEELD: ALBERT SCHWEITZER ZIEKENHUIS, DORDRECHT Hoort wetenschappelijk onderzoek niet in de academische centra thuis? Levin: “Onderzoek in de academie is vaak zeer fundamenteel. Daarnaast heb je het onderzoek naar nieuwe geneesmiddelen dat wordt gefacili 26 teerd door de farmaceutische indus trie. Hoewel perifere ziekenhuizen aan beide soorten onderzoek deel nemen, zijn we er niet extreem bedre ven in. Wat blijft liggen is het meer beschrijvende onderzoek, bijvoor beeld naar factoren die verklaren waarom het met de ene patiënt beter gaat dan met de andere, in relatie tot een bepaalde behandeling. Voor dergelijk onderzoek is de periferie uitermate geschikt. We doen ook wel interventiestudies, maar dan meer gericht op hoe je een proces kunt opti maliseren in plaats van naar de effec tiviteit van nieuwe geneesmiddelen. Daarmee vervullen we dus een stukje onderzoek dat niet aan bod komt in academie en industrie. Topklinische ziekenhuizen spelen daarin een belangrijke rol. Dus nee, wetenschap pelijk onderzoek hoort zeker niet alleen in de academie thuis.” Heeft wetenschappelijk onderzoek binnen de geneeskunde niet een te prominente plaats gekregen? Levin: ”Hoewel het misschien lijkt alsof wetenschappelijk onderzoek een prominente plaats heeft binnen de geneeskunde, wellicht omdat er zoveel over wordt gesproken, beste Stichting ORAS nam met een team deel aan de Alpe d’HuZes 2013. Uiterst rechts de voorzitter van de stichting, internist-hematoloog dr. Mark-David Levin. INTERNE GENEESKUNDE 2 · 2014 den veel dokters er helemaal geen tijd aan. Het lijkt mij echter wel belangrijk dat elke dokter in staat is om een wetenschappelijk artikel goed te kunnen lezen en kritisch na te denken over wat er gebeurt in zijn omgeving. Die vaardigheden leer je als je wetenschappelijk onderzoek doet. Je hoeft daarvoor niet per se jarenlang onderzoek te doen. Maar het is wel goed, denk ik, om er een keer aan geproefd te hebben, en de verantwoordelijkheid te hebben gehad om een antwoord op een vraag te genereren door middel van onder zoek en het bestuderen van weten schappelijke literatuur.” Wat is je drijfveer om als perifeer internist wetenschap te doen? Levin: “Als dokter moet je heel veel feiten uit je hoofd leren. Wát je leert, is echter niet altijd logisch. Vaak is het gewoon zo. Wetenschappelijk onder zoek gaat meer om begrijpen dan om uit je hoofd leren. Ik vind het leuk om met vraagstukken bezig te zijn en die op een logische manier op te lossen, om een denkraam te genereren waar binnen ik patiëntzorg kan doen. Zo hebben we binnen ons bloedarmoedeonderzoek inmiddels dusdanig veel patiënten bestudeerd dat we een nieuwe richtlijn kunnen maken. Ook vind ik het erg leuk om een netwerk op te bouwen met andere ziekenhui zen, academische centra en andere disciplines binnen het ASZ. De con tacten met collega’s die net een iets andere manier van denken hebben, zijn erg waardevol en voegen iets toe aan de manier waarop ik dokter ben en functioneer in het ziekenhuis. Daarnaast zorgt het onderzoek natuur lijk voor een leuke afwisseling met de patiëntzorg. Ligt je hart meer bij patiëntzorg of onderzoek? Levin: “Beide zijn leuk en interessant en kennen uitdagingen en teleurstel lingen. Ik zou het ene niet zonder het andere kunnen doen.” Hoe verdeel je je tijd tussen klinisch werk en wetenschap? Levin: “Ik denk dat de verdeling onge veer 80/20 is. De eerste jaren heb ik veel onderzoekswerk thuis gedaan. Anderhalf jaar geleden heeft mijn maatschap me echter een half dagdeel per week vrij gegeven voor onderzoek. Hoewel ik natuurlijk nog steeds veel privétijd in het onderzoek steek, is het prettig dat de maatschap de relevantie van mijn onderzoek inziet en het een plek geeft.” STICHTING ORAS (ONCOLOGICAL RESEARCH ALBERT SCHWEITZER) Levin: “Het idee om een stichting op te zetten is ontstaan omdat het me vaak veel moeite kostte om geld dat ik bij elkaar had gesprokkeld voor wetenschappelijk onderzoek – en dat vervolgens op de ziekenhuisrekening terechtkwam - ook daadwerkelijk te kunnen gebruiken voor onderzoek voordat het opging aan ziekenhuisuitgaven.” Samen met patiënt Hans Tieman, die zijn netwerk binnen Probus Hendrik-Ido-Ambacht aansprak, is het vervolgens gelukt de stichting ORAS op te zetten. Er werd een website gemaakt en (kosteloos) foldermateriaal gedrukt. Levin: “Vervolgens zijn we op allerlei manieren geld gaan werven; zo heb ik praatjes gegeven bij verschillende Rotary-clubs, wordt er een jaarlijkse bridgedrive georganiseerd en zijn er allerlei regionale activiteiten. Mensen in de regio zijn natuurlijk gebaat bij een goed en sterk ASZ en zijn dan ook bereid om oncologisch onderzoek in hun regio te faciliteren. Inmiddels hebben we een redelijke geldstroom, genoeg voor 0,5 tot 1 fte onderzoeker per jaar.” Momenteel zijn vier promovendi aangesteld via ORAS in samenwerking met verschillende hoogleraren in Nederland. Zij doen onderzoek op het gebied van bloedarmoede en het risico op kwaadaardige aandoeningen, borstkanker en ouderen met kanker. Meer informatie is te vinden op: www.stichting-oras.nl. “VOOR BESCHRIJVEND ONDERZOEK IS DE PERIFERIE UITERMATE GESCHIKT.” Heb je de ambitie om je in de toekomst toe te leggen op wetenschappelijk onderzoek (en te werken) in een academisch centrum? Levin: “Hoewel de verhouding patiënt zorg/wetenschap van mij wel iets meer richting wetenschap mag, gaat mijn voorkeur uit naar het type onderzoek dat we in de periferie doen. Naast dat ik natuurlijk weinig ervaring heb met fundamenteel onderzoek, vind ik het prettig om toegang te hebben tot de grote hoeveelheid patiënten die je nodig hebt om antwoord te krijgen op belangrijke vragen. De samenwerking met de academie is echter waardevol, daar maak ik dan ook graag gebruik van.” Zijn er financiële belangen bij het wetenschappelijk onderzoek en hoe lopen deze geldstromen? Levin: “Het ASZ heeft een beperkt budget voor onderzoek waarop 1,5 tot 2 fte per jaar kan worden aangesteld. Daar heb ik gebruik van gemaakt om bijvoorbeeld projecten te kunnen opstarten. Financiering voor vervolg onderzoek blijft echter lastig. Zo heb ik afgelopen jaar veel tijd geïnvesteerd in een KWF-beurs, die ik uiteindelijk niet heb gekregen. Als perifeer onder zoeker leg je het dan af tegen de aca demicus, die meer bedreven is in het schrijven aan aanvragen. Het is dan ook heel prettig dat ik op dit moment een redelijke geldstroom heb vanuit de stichting ORAS (zie kader).” Hoe ga je om met arts-assistenten die geen affiniteit hebben met wetenschappelijk onderzoek? Levin: “Er zijn zeer weinig assisten ten die zelf op je af komen, omdat ze graag onderzoek willen doen. De meesten geven aan dat wetenschap niet ‘hun ding’ is. Maar, wanneer je ze weet te motiveren om eraan te begin nen, vinden ze het bijna allemaal toch leuk. Ik denk dat het dus belangrijk is om assistenten te blijven stimule ren. Wat ik wel lastig vind, en dat is misschien typerend voor deze tijd, is dat de meeste assistenten niet bereid zijn om (veel) privétijd in het onder zoek te steken. Eerder moest ik dan een beroep doen op het ziekenhuis budget, maar omdat een assistent dan maar een zeer beperkte hoeveelheid tijd kon krijgen, strandde het onder zoek vaak snel. Nu ik met ORAS-geld een onderzoeker voor een wat langere periode kan inzetten, lukt het vaker om studies af te ronden.” INTERNE GENEESKUNDE 2 · 2014 27
© Copyright 2024 ExpyDoc