Vantempeltjetot kathedraal Romeinseen vroeg-middeleeuwse bebouwingonder het verdwenenschip van de UtrechtseDomkerk Charlotte J .C. Broeren Martín W.J. de Bruíjw Na een stilte van bijna een halveeeuw is de problematiekrond de vroegste kerken in Utrecht de laatstejaren opnieuw in de belangstellingkomen te staan.Het gaatdaarbij om vragenals waar die kerken zich binnen het Romeinsecastellumop en rond het UtrechtseDomplein hebbenbevonden en hoe de teruggevondenbebouwingsrestenmoetenworden geïnterpreteerd.De Utrechtsestadsarcheoloog H.L. de Groot kwam enkelejaren geleden met de veronderstellingdat de allereersteUtrechtsekerk heeft bestaan uit het hoofdgebouwvan het castellum, of althanseen gedeeltedaarvan, en dat daar omstreeks695 door de Angelsaksische missionarisWillibrord de Heilig-Kruiskapelals eersteSintMaartenskerkoverheengebouwdis.' Dezehypotheseopendeperspectieven voor nieuw onderzoek. Aangeziende kapel niet ter plekke van, maar naastde latereDomkerk gelegenwas,betekentdit dat SintMaartenooit van plaatsveranderd moet zijn (zie afu. r en z). Nooit is er echterook maar één enkelebron aangetroffen die van een verplaatsingvan de Sint-Maartenskerkmelding maakt. De middeleeuwsegeschrevenbronnen wijzen juist in een heel andererichting. Volgensdezegegevensis niet de Sint-Maartenskerk, maar de andere vroegeUtrechtsekerk, die van SintSalvator,op een andereplek terechtgekomen. Ziiwiizen de HeiligKruiskapelaan als de eerste,door Willibrord gebouwdeSint-Salvatorkerk en zeggenverderdat Willibrords leerIing en collegaBonifatiusnaastdeze kerk een nieuwe Sint-Salvator, de latere Oudmunsterkerk,heeft gebouwd.' Een van die bronnen zegt bovendien expliciet dat de opeenvolgende SintMaartenskerken altijd op dezelfde plek hebben gestaan. Een tekstbord van omstreeks r3oo, dat vooraan in het schip van de Domkerk hing, maakte namelijk melding van een eerste kerk in Utrecht die gebouwd was door de Frankische koning Dagobert - hij regeerde van 64-639 - en die gewiid was aan Sint-Thomas. De kerk werd later door de Friezen verwoest, maar werd onder'de schijnkoning Hilderik' door bisschop Clemens (Willibrord) herbouwd en aan Sint-Maarten gev/iid.r Volgens het bord in de Domkerk waren de twee opeenvolgen' de kerken in ístopraesentífundo , op deze grond hier', gebouwd. Dankzij de lE\ tx)lt ()l 'rt s: ,nÀRtl \s AJb.t De Lltrechtse Domkerkvanuithet noordenvóórdestorm van t augustus t674. ln werkelíjkheíd. ís het Domplein,toenDomkerkhof,altijd veel smallergeweest. Tussendekerkendetoren bevond zícheendoorgangnaarde HeiligKruiskapelen de kerk van Sínt-Salvator of oudmunster.Grovure n&&reentekeníngvan S. van Lamsweerde uil ó6o (CemeentearchíefIJtrecht , Topograf.sche AtlasHb n). UtrechterArnoud van Buchel (1565164r)wetenwe precieswaar deze 'domtafel' gehangen heeft: vanaf de ingang bij de Domtoren onmiddellijk na binnenkomst in de kerk aan de zuidzljde (zíeafu. l).Aan de noordkant hing als pendant een soortgelijk bord dat de geschiedenisvan de stad beschreef.4 Behalvedeze geschrevenbron geven echter ook de resultatenvan het archeologischonderzoekbelangrijke aanwijzingen dat de Sint-Thomaskerk en alle Sint-Maartenskerkenop die plek hebbengestaan.Aan dezegegevens zal in dit artikel aandachtworden besteed,waarbii ze zullen worden gerelateerdaan het schrifteliik bronnenmateriaal. AJb. z. Reconstructievan de lJtrechtseDomkerk vóór de instorting van het schip in $74. ln de zuidzijde van dit schip bij de toren hing de 'domtofel' wa&rop was aongegevendat 'in isto praesentifundo' (op dezegrond hier) de eersteUtrechtsekerk was gebouwd (zie oft. |. In gebroken líjnen zijn de omtrekken oongegevenvan het Romeinsecastellum, de Heilig-Kruiskapel (At) - dít was wellicht de door Willibrord gebouwde Sínt-Salvatorskerk - en het oostelijk deelvan de later door Bonifatius gebouwdekerk van SínïSalvator of Oudmunster (Az). Het oostelijk deel van de HeiligKruiskapel was over het voormalige Romeinsehoofdgebouwheengebouwd. Naar Haslinghuis en Peeters,'De dom von lJtrecht', t7z. Aft. j Het schípvan de UtrechtseDom, gezíennaor het westen, na destonn van $74. Tegeneenzuil aan delinkerkantbij de torenhing de 'domtafel'die in Latijnseverzende geschiedenis van de kerkweergaf.Deze plaquettezal bij de ramp verlorenzijn gegaan.De tekstis echterwél bewaard gebleven.Tekeníng van Herman Safilevenuit ó75 (Gemeentearchief Utrecht,Topografische Atlas Hd zz XI). 2 Vóór Adelbold een lege plek? Een vroegekerk ter plaatsevan het schip van de latere Domkerk komt onderzoekersdie de eersteSintMaartenskerkelders situeren naruurlijk niet goeduit. Misschienwordt daaromdoor sommigenvan hen gezegd dat er op die plek vóór de tiende ofelfde eeuw nooit een kerk gestaan heeft ofdat er althans nooit iets van zo'n kerk is teruggevonden.De voormalig stadsarcheoloogvan Utrecht, T.l. Hoekstra,nuanceertslechts:"Het enige muurwerk dat ouder lijkt dan de Dom van Adelbold is in het zuidertransept van de huidige Dom gevonden. Daar het nergens mee te verbinden valt, is er geen andere verklaring voor te gevendan: restievan een ouder bouwwerk."5Adelboldwas bisschop van Utrecht tussenroro en 1026. Over het tijdstip waarop op die plek dan wel voor het eerst een kerk gebouwd zou zijn, bestaatverschilvan inzicht. Hoekstra houdt het, met een slagjeom de arm, kennelijk op de tijd van Adelbold. Maar zljn opvolger als stadsarcheoloogvan Utrecht,H.L. de Groot, gaatervan uit dat bisschop Balderik (918-976)op die plek al een nieuwe Sint-Maartenskerkstichtte. "Daartoe was",volgenshem, "binnen het grondgebiedvan de bisschoppelijkeburcht alleen ruimte ten noorden van de Kruiskapel: de plaatsvan de tegenwoordigeDom."6 De Utrechtsemediëviste f .M. van Winter situeert het leggen van de fundamenten wat later in de tiende eeuw, onder bisschop Folcmar (gZ6-SSol,om dan voor de bouw toch weer bij Adelbold uit te komen. Zíj zegt: "lk zou de mogelijkheid willen overwegendat bisschop Folcmar de eerstefundamenten heeft gelegdvoor de Dom van Adelbold. Ziin collegabisschop Dodo van Miinster (ca97o-9yl geldt als bouwheervan de tweede Dom van Mtinster, in de vorm van een groot westwerk aan de j toch al bestaandekloosterkerk aldaar, naast de kleine Domkerk uit Liudgers tijd. Door deze bouwbedrijvigheid kan ook Folcmarzijn aangespoordom de toch wel erg kleine Sint Maartenskerk op de plaatsvan de Heilige Kruiskapel te vervangen;een voornemen dat hij echter niet heeft uitgevoerd."T Die 'toch wel erg kleine Sint Maartenskerk' levert inderdaad een probleem op. Een vereenzelvigingdaarvanmet de Heilig-Kruiskapel of een soortgelijk kerkje op dezelfdeplek betekent namelijk dat een gebouwtjevan amper 19 meter lengte met een schip van minder dan 6 meter breed nog tot in r......:: -. :':.-.-.., i,. ,; ..,| at:l --t,' I I I I :"i Ë t',!; ;aig:;a g1*; ÏIIIIl]Tilil Fll; Aft.4. Opgravingsbkening - plattegrond en profel - van oud muurwerk onder het verdwenenschip van de Domkerk noor A.E. von Gffin met de door hem gedanedoteingen: PR.t = Pre-Romaans, eerstehelf negend.eeeuw; PR:: Pre-Romoans,tíende eeuw;l-Vla: Peiodnn van het Romeinse caskllum; K: Karolingisch; R= Romoans; G: Gotisch. De aangegevenhoogte bij het profelvan j m +NÁP is in werkelijkheid z,zo m +NAP (het huidige mooiveld bevindt zich op ongeveer5,6o meter, het Rotnaonseloopvlok, dot over PR.z heenloopt, op circa 4,5o meter). Hoekstro datzerde PR.t en PR.z beideop het begín von de elfdeeeuw. Peiode VI - hier Vla genoemd -, bestoandeuit drie fasen, werd door Von Gtfen op delaot-Roweinse tijd, door Ozinga en De Weerd op de vroegeMiddeleeuwen- (na) de vierde eeuw tot circa rcoo - gedateerd.Op de plattegrond is gestippeld fu plaats van het gebouwtje, mogelijk een kmpeltje, uit peiode V - derdn eeuw von het Romeínsecostellum aangegeven. Aan eenpijlervlakbij dezeplek (x) zal de domtafel gehangen hebbendie van de eersk Utrechtsekerk meldingrnaakte. Naor Hoslinghuis en Peeters,'De dorn van Utrecht', ó1 de tiende eeuw ofzelfs het begin van de elfcleeeuw als de kathedraalvan het bisdom Utrecht heeft gefungeerd. Want koninklijke en keizerlijke oorkonden uit 8r5, 858,896 en 95o noemen expliciet de Sint-Maartenskerkde bisschopszeiel van dit bisdom.8 Pre-Romaans muurwerkl Bij de beweringen dat er nooit resten van vïoege kerken op de plaatsvan de latere Domkerk gevondenziin, moet om te beginnen opgemerkt worden dat er nog maar op weinig plekken archeologisch onderzoekis gedaan.Zelfs ter plaatsevan het verdwenen schip van de Domkerk is nog geen derde deel van het terrein opgegraven.9Daar komt nog bij dat, zoalswe verderop zullen zien. de fundamenten van de latere kerken en de aanlegvan graÍkelders ernstige verstoringen in de bodem hebben teweeggebracht.Zelfs wanneer er van de oudste kerken niets teruggevonden was, dan zou dit nog niet hoeven betekenendat die er ook niet gestaan hebben. De latere verstoringen zouden de sporen van die kerken immers geheelkunnen hebben uitgewist. Maar is er, afgezien van die resten in het zuidertransept van de Dom waar Hoekstra van spreekt,echt geen muurwerk teruggevondendat wijst op de periode vóór Balderik, Folcmar of Adelbold? Verschillende archeologen denken daar anders over, om te beginnen degenedie zelfopgravingen op het Domplein heeft verricht, A.E. van Giffen. Deze trof in 1949 ongeveer midden tussen de Domtoren en het nog bestaandedeel van de kerk zware funderingen,die hij PR (Pre-Romaans) noemde (zie aÍb.4). Zij bestondenuit twee delen,PRr en PRz. De onderste, PRr, ongeveereen meter hoog,bestond uit kleine keien en specievan een lichtgrijze kleur; PRz daarboven uit grotere stenen,die gemetseld waren met'merkwaardigemortel, een grove kalk-zandspecie,vermengd met rood baksteengruis'.Deze speciehad Van Giffen ook aangetroÍïenin het fundament van de Heilig-I(ruiskapel en de woeg middeleeuwseherstellingen van de Romeinseburchtmuur. Beidehelften waren gescheidendoor een laagje 'pil<kige,zwarte grond', dat de archeoloogook overal in de profieIen was tegengekomentusseno,9o en r,4o meter onder het Romaanseloopvlak. Van GiÍlen sprak van een 'sacraal tweeperioden-gebouw',waarvan het oudste zou dateren uit de eerstehelft van de negendeen het tweedeuit de tiende eeuw.'" Bij hem was dus al sprakevan twee gebouwen,waarschijnlijk kerken, die ouder waren dan de door bisschopAdelbold gebouwde Domkerk. Hoekstra heeft enkele iaren geledende toeschrijving en datering van zijn collega Van GiÍfen aangevochten.Volgens hem zouden PRr en PRz uit dezelftle tiid dateren en behoord hebben tot de door Adelbold gebouwdeDomkerk. Een belangrijk argument daarbij is voor hem dat ook bij de kapittelkerk van Sint-fan en de abdijkerk van SintPaulus in Utrecht een uit twee delen bestaandefundering is aangetroffen, terwijl er toch algemeenvan uitgegaan wordt dat dezekerken in één keer zijn gebouwd.tt Dit argument is weinig bewedigend. Dat een uit twee verschillendelagen bestaandfundament in één keer gelegd kon zijn, hoeft vanzelfsprekend nog niet te betekenendat het ook in één keer gelegdis. Bij PRr en PRz is dat laatstezelfs onaannemeliik; er zijn immers niet alleen voor beide andere keien gebruikt, maar deze zijn ook nog met heel verschillendesoorten specie gemetseld.t' Pre-Romaanse vloeren Ook Hoekstra's datering roept wagen op. De door Van GiÍïen genoemdelaag donkeregrond tussenPRr en PRz bevond zich niet op het Romaanse loopvlak op ongeveer4,5o meter + NAP,'I maar tussende o,9o en r,4o meter daaronder,dus tussenJ,ro en 3,6o meter + NAP. Ook zijn volgens een door Van GiÍïen gemaaktetekening vanuit verschillendeniveaus bouwputten voor het leggen van die funderingen gegraven,vanuit een veel dieper niveau dan het Romaanse.I4 Hoekstra brengt daar tegenin dat de door Van Giffen gemaaktetekening waarop deze gegevensvoorkomen een 'ideaalprofiel'is dat'geen bestaande toestand'zou weergeven.I5 Maar Van Giffen heeft zich niet beperkt tot het tekenen van dit'ideaalprofiel'; hij heeft ook verder verslag vanzljn bevindingen gedaan.Zo gaf hij de hoogten van de diverse niveaus ter plaatse,zelfs ook van teruggevonden vloeren, op: "Ligt het Domplein thans circa 5.6o + N.A.P.,en zijn de hoogten van de beganegrond, ofvan de vloeren der overeenkomstigedomkerken in de Gothische achtereenvolgens Romaansetijd, thans ongeveer 5.oo (de twee gevondenkerkvloeren: 5.oo en 4.95),resp.4.8o (detwee kerkvloeren4.8o en 4.2il + N.A.P.,de niveaus ten tijde van de beide Praeromaansegebouwenvondenwij in 1949 tussen4.55en 3.8o (de drie of vier vloerenop 4.5j, 4]j en 3.85tot of èn 3.8o),resp-tussen1.8oen 3.6o + N.A.P."Ib Minstens vier van de teruggevonden vloeren onder het verdwenen schip van de Domkerk lagen volgens hem dus beneden het Romaansevloerniveau,de onderstetussen3,6o en 3,8o meter. Dit wijst niet alleenop preRomaansebebouwing, maar tevensop een langdurig gebruik daarvan.Ter vergelijking: het vloerniveau van de Heilig-Kruiskapel,die door sommigen voor de eerste Sint-Maartenskerkuit de tijd van Willibrord wordt gehouden, Iag volgens archeoloogH.L. de Groot tussenl,9o en 1,95meter, dus hoger dan de oudste door Van Giffen aangetroffen vloer in het schip van de Domkerk.'7 De standpunten van de tegenwoordige archeologenbevattenforse kritiek op Van GiÍfen: ten eerstezou hij verkeerd gedateerdhebben. Verder zou hij ten onrechte in het metselwerk van de Heilig-Kruiskapel, van het muurwerk PRz en van de herstellingen van de burchtmuur overeenkomstenhebben gezien. En tenslotte zou hij de resultaten van zijn onderzoekverkeerdhebben weergegeven.Maar toen bij de heropgraving van de Heilig-Kruiskapel in de zomer vanrgg4 op'natuurwetenschappelijke'wijze, met behulp van de Cr4-methode,toetsing kon plaatsvinden, bleek de datering van Van GiÍïen van die kapel op de tiende eeuw nagenoegperfect te kloppen. Met een waarschijnlijkheid van 95%o l<utamzij uit tussende iaren 876 en roo6.'8 Gezien dit meetresultaaten de teruggevondenpre-Romaansevloeren dient aan de datering van Van Giffen, van PRr op de eerstehelft van de negende en PRz op de tiende eeuw, vooralsnog de voorkeur te worden gegevenboven een datering in de tijd van bisschop Adelbold. De Dom van Adelbold en ziin v(X)rgangers In een reactie op onze publicatie De eerstekerkenín Utrechtmaakt T.f . Hoekstra bezwaartegen onze opmerking dat het Romaansevloerniveau over het muurwerk PRz heen liep en dat dit muurwerk PRz daarom tot een pre-Romaansekerk moet hebben behoord, althans bij de bouw van de RomaanseDomkerk moest zijn afgebroken (zie afb. 4).'e Hii wijst erop dat het ging om zogehetenkoppelfunderingen. Anders dan de'pijlerfunderingen', zoalsbijvoorbeeld de gotische Dom die kent, zijn dit doorlopende funderingen, ook op plaatsenwaar zich geen opgaandemuren bevinden. Hoekstra heeft dus. behalvevoor de plaatsenwaar zich wél opgaandmuurwerk bevond, gelijk. Van GiÍfen heeft op zijn'ideaalprofiel' kennelijk gekozen voor weergavevan de koppelfundering op een plek waar zij geen muren droeg, maar elders zal dit wél het geval zijn geweest. Dit brengt ons op een ander punt, namelijk de waag of bisschopAdelbold een geheelnieuwe Domkerk heeft gebouwd, zoals Hoekstra enkele jaren geledenin een artikel heeft gesteld. Hoekstra vond daarbij steun in de middelmeeste,overigensniet á11e, eeuwsegeschrevenbronnen.'o Het feit echter dat de kerk van Adelbold na een brand van de oude kerk in rorT inzeer korte tiid werd opgetrokken - zij werd namelijk al zesjaar later,in roz3, opnieuw ingewijd -," doet anders vermoeden. Het is aannemelijker dat Adelbolds Dom voor een deel nog uit muurwerk van een oudere kerk heeft bestaan,maar zodanig uitgebreid is dat er voor de toeschouwerseen geheel nieuwe kerk is ontstaan. Bij de herbouw zal ook gebruik gemaakÍ zijn van de fundamenten van de vorige kerken - waarschijnlijkdus ook van PRr en PR2 -, terwiil voor de uitbreidingen nieuwe fundamenten gelegdzijn. Op een andere plaats,in het dwarsschip van de tegenwoordigekerk, heeft Hoekstra tot op grote diepte prachtig tufstenen muurwerk aangetroffenin plaatsvan de keienfunderingen van PRr en PRz. Hij denkt op grond van enkele tegen die fundering aangetroffen kannen dat het om een herstelling uit de dertiende eeuw gaat.22Maar men kan zich afvragenwaarom een onder het maaiveld gelegenherstelling op zo'n fraaie en daardoorkostbare wijze werd uitgevoerd. Brand en sloopl Men dient zich ook af te wagen welke Domkerk - de tijdgenoot Thietmar van Merseburg sprak van de mqior oecclesía't - er in rorT is afgebrand.Was dat de Heilig-Kruiskapel, waar Hoekstra en ook f .M. van Winter van uitgaan? Zo'n klein gebouwwas ook toen toch in korte tijd wel weer op te bouwen geweest. Het probleem wordt nog groter door een mededeling van de veertiende-eeuwsekroniekschriiver Beke,dat Adelbold al in ror5 was begonnen de oude kerk te slopen.24In de visie van Van Winter en Hoekstra moet ook dát de Heilig-Kruiskapel zijn geweest. Maar de kapel is toch gewoon blijven bestaan.Trouwens,wanneermen inderdaadeen nieuwe Sint-Maartenskerk naast de oude gebouwd had, zou men dan die oude kerk niet hebben laten staantot de nieuwe klaar wasl De opvatting van Hoekstra en Van Winter impliceert tevensdat de Dom toen de beschikking had over het terrein van de Heilig-Kruiskapel met de daarop staandebebouwing. Maar uit de bronnen blijh dat de kapel in handen was van het kapittel van Sint-Salvator, dat daar door de eeuwenheen aan vastgehoudenheeft.'5Wanneer er inderdaadvanafror5 geslooptis, dan wijst dit dus juist op (her)bouwop dezelfde plek en niet daarnaast.Ook de hiervóór genoemde,door Van GiÍÏen opgegeven,pre-Romaansevloerniveaus wijzen vanzelfsprekendop continuiteit in de plaatsvan de bebouwing. Een middeleeuwsebisschopslijstten slotte geeft gedetailleerdde plaatsen aan waar Adelbolds voorgangers Balderik(+SZ6l,Folcmar (+Sgo), Boudewijn (+995)en Ansfried (+roro) in de toen nog RomaanseDomkerk begravenlagen'6: Balderik aan de zuidzijde bij de deur naar het kapittelhuis,'z Folcmar aan de noordkant tussen twee zuilen tegenoverhet Sint-Barbaraaltaar, Boudewijn onmiddellijk daarachter en Ansfried aan de zuidkant bii de deur van het koor. Deze situeringen van vier bisschopsgravenzijn onmogelijk te plaatsenin de kleine HeiligI(ruiskapel en van herbegravingenis voor zover ons bekend nergens in de bronnen sprake.En dat terwijl er bijvoorbeeldtoch wij uitvoerige berichten van de wijding van de Dom van Adelboldin roz3 bewaardzijn gebleven.'SAannemelijk is daarom dat de gravenvanouds op dezelfdeplek in de voorgangervan de RomaanseDom hebben gelegen. Uit dit alles kan worden afgeleid dat er op de plaatsvan de Dom van Adelbold al eerder een ofmeer kerken hebben gestaan.Dat de PR-funderingen daar deel van hebben uitgemaakt ligt voor de hand. PeriodeVI Maar is hiermee nu al het muurwerk ter plaatsevan het schip van de latere we op deze PIek behandeld'Wanneer Domkerk oPgesomd?In 1989 werd de pi.cies op dezelfdeplek tussen costellumte AJb.5. Plottegrond onder de titel Aat Romeínse bo*tor.tt en het restant van de gotide laotste,derdevan IJ trechteenoverzicht en uitwerking be-graven' diePer ,.t. Po-t"tk nog opgraRomeinse de van eeuwse gepubliceerd viifde fase (Peiode t"it"" *. de bodemlaagvan het Rometnse vanhet V) iirrerg"g.u..ts oP en rond het Domen laatsteRomeinse costellum'Deze Utrecht' ín castellum ot.i"]p-" archeologenL'R'P' Ozinga laas werd daarom door Van Giffen Petot ís de dunnelijnen ln en M.D. de Weerd kwamen daarin we komen rioáe V genoemd. En weer de die bodemlaag een beboudat tegenwoordige á. .on.t tti" 'op deze grond hier' tot onze verraswing oangegeven. archeoloogVan Giffen als laat-Rotegen' gebouw een sine de restenvan r = vio princíPalis; áeins b"ihouwde en die hij Periode De en Ozinga We"citerenoPnieuw = vío proetona; 2 VI noemde, in werkeliikheid vroegWeerd: "Tot PeriodeV is ook een Romeinshoofd' A= middeleeuws was. rechthoekigesteenbouw (ca 6'8ox die B: hetmogebouw; Van Ciffen onderscheiddebinnen o'68 ..* * binienwerks met een temPeltje; gelíjke periode VI drie lagen: de onderste' de in die óíede fundering) te rekenen donC: tegenwoordíge ïta, bestond uit eèn greppel met praetenturoopàe [nkerhoek van de uio Domtoren;D = íes' kere pikkige zwarte vulling enpulnreshege.novet pincípolís vio proetonoen de tontvon dt Domkerk' ten; Vtb bévatteeen later puinbaantie; aan de purn- de pnnciPíoligt; hierbii kan dz Plaatsvan het Op Vlc, de bovenste,bestonduit een verstràatziláeeen gaanderii wo'den schíPvon verdwenen ,ooo, *""rin een scherfvan Badorfde ondersield. Heiis niet mogeliik stondín Domkerk de aardewerkwerd aangetroffen' OP tempel)) functie van dit gebouw (een concludeerden scherf deze u"r, dezepenodeeen sro.d Ter 'De met zekerheidvast te stellen"'13 Weerd: gebouwDe PuingrePrechlhoekig óztngaen citaat: de uio resten verduideliiking van dit eentem' mogelijk tje, oelsian periodeVIc ziin dan de en áe vio praetoio zlin de pnncípolís' een gebouw dat uit de (Post-) Door (B). u"r, peltje *.n.n die door het fort liepen;de proe' ""t In ' de'domtafelen' von Karolinglschetiid zal dateren"2e de van gebied ten noorden teíturahet daar Ozinga voegde omvon tt"rtikel k tekstborden vía princíPalis(zie aÍb' 5)' "it ""., tjoo díe in nos aan toe: "Ik denk aan een gebouw streeks mogehet voor fen duidàhlke parallel het schiPvon dekerk uiide Karolingischetiid (7oo tot liike temPeltie (zie aÍb' 6l zagen grgn{ híngen(zíeoÍb-z) ' rooo), mogeliik een kerkle' Op De Weerd in het Romeinse en Ozinga Domkerk' en werdoPdezePl'ekde van de pleÈ,tu.sttt toren onfort tË ni.ftUorough in Kent' dat als Utrechtsekerk, eerste mag ie veronderstellendat het een rond áerde.t van de kuiwerdediging aan deoPostel gewíjd uooilop.. van de huidige Maartensverg€een 275werd gebouwd' Daar lag gesítueerd' Thomos, dom zou kunnen ziin'"] waarin UííU"at re"chthoekiggebouwtie' Op grond van vondsten uit de greppel^ vàïeriode VIa, waaronder een scherf u"t è.tt ruwwandige vierde-eeuwse kan, dateerdenOzinga en De Weerd àeze zwarte laag boven de gelekleilaag op' van het laatste Romeinse costellum betede Over eeuw'I vierde de na in of VIa kenis en datering van het tussen lieten VIb en VIc gelegenpuinbaantie En zii zich iammer genoegniet uit'l' van datering hun dat zouden gezien Vt".r, VIc nu iuist de restenvan de eerdoor koning Dagobert gebouwde eeuw zevende de uit kerk Utrechtie ste kunnen zijn... Een Romeins temPeltie? Maar met dezebouwresten die tussen de vierde en de tiende eeuw worden gedateerd,is nóg niet alle bebouwing Afb.6. Reconstructietekeningvan een Romeínstempeltje zoalser misschíen ookeenin het costellum'Traiectum' gestaanheef.. ook de Engelsearcheologeneen tempeltje vermoedden,eveneenstegenoverde príncípíoop de hoek van de uia príncípolisen de vío proetoia.ta Tot besluit Opmerkelijk is dat men in de recente publicaties over de vïoege bebouwing op het Domplein tevergeefsnaar de bevindingen van de archeologenL.R.P. Ozinga en M.D. de Weerd zoekt. Maar ondanks beweringen van het tegendeel zijn er dus wel degelijk verschillende resten van stenen bebouwing teruggevonden bij de plek waar de domtafel de eersteUtrechtse kerk situeerde.De oudste daarvandateren nog uit de Romeinse tijd en hebben wellicht bestaanuit een tempeltje. Daarbovenbevond zich een bodemlaagbestaande uit drie fasen - VIa, VIb en VIc - waarvan de oudste in (na) de vierde en de jongste in de achtstetot de tiende eeuw gedateerdwerd en waarin Ozinga een kerkje vermoedde.Het is zeer wel mogelijk dat de middelste resten, periode VIb dus, behoord hebben tot de door koning Dagobertgebouwde Sint-Thomaskerken de na de verwoesting door de Friezen herbouwde en aan Sint-Maarten gewijde kerk van Willibrord. Men kan dus niet zomaar beweren, zoals bijvoorbeeld f .M. van Winter doet, dat er van dezekerkies 'geen spoor is gevonden',15 al zal duidelijk zijn dat er nog onderzoeknodig is voor er meer duidelijkheid is verkregen over de waag om welke kerken het gaat.Wellicht zijn daarvoornog opgravingen noodzakelijk ten westen en ten oostenvan die van A.E. van Giffen uit Í949. Door de lagen van periode VI heen zljnz-xare funderingen gelegddie door deze archeoloogop de eerstehelft van de negendeen op de tiende eeuw werden gedateerd,door T.f. Hoekstra op het eerstekwart van de elfcleeeuw. Tenzij er belangrijke nieuwe gegevens of argumenten naar voren worden gebracht, dient aan de datering van Van Giffen de voorkeur te worden gegeven. Het onderstemuurwerk, PRr, heeft waarschijnlijk behoord tot een in de Karolingischebloeitijd - de decennia voor en na 8oo - gebouwdeDomkerk. Hiervoor bestaanweliswaar geen geschrevenbronnen, maar daarbij dient te worden aangetekenddat er in het algemeen maar heel weinig gegevens over Utrecht in die periode bewaard zijn gebleven. Zo ziinvan verschillende bisschoppennauwelijks meer dan de namen overgeleverd. Maar hoe dit ook zij, in ieder gevalwas de plaatswaar de middeleeuwsedomtafel de eersteUtrechtse kerk situeerde noch in de Romeinsetijd noch in de vïoege Middeleeuwen een lege plek. Wanneer het rechthoekige Romeinse gebouwtjeinderdaad een tempeltje is geweest,dan is het nog waarschijnlijker dat'op deze grond hier' de eerste kerk heeft gestaan.Het was immers heel gebruikelijk dat tijdens de kerstening kerken werden gebouwd op de plaatsvan heidenseheiligdommen. Het bekendstevoorbeeldin Nederland is wel Elst in de Betuwe,waar onder de kerk niet alleen een pre-Romaanse voorgangermaar ook trree GalloRomeinsetempels werden aangetroffen.l6 Onze conclusie is dan ook dat in de burcht Troiectumde Frankischekoning Dagobertomstreeks 63o het Romeinsehoofdgebouw,of wat daar nog van over was, weer in gebruik heeft genomen en aan de andere kant van de viapincipolís, op de plaatsvan een heidens heiligdom, de eerste Utrechtse kerk heeft laten bouwen. Zij werd gewijd aan de 'ongelovige' apostel Thomas, een zeer toepasselijkepatroon voor een missiekerk. Deze eerste kerk in Utrecht werd omstreeks 65o door de Friezen verwoesten vervolgens door de missionaris Willibrord circaTzo hersteld en aan Sint-Maarten gewijd. Alle latere Domkerken werden over deze resten heen gebouwd. Dat de Heilig-I(ruiskapel of een ouder gebouw op de plek waar zlj stond de eerste Sint-Maartenskerkis geweest,moet hoogst onwaarschijnlijk worden geacht. Stadionlaan4r 358j RB Utrecht Noten r Ziebv. DeGroot rg9t,pp.16-19; en 1994'pp. ry5'r49z Broeren De Bruiin 1992;rg94; r99S; en 1997. Broeren De Bruiin 1995,pp.15en 2rzz. De tekst luidde: "Tempore Francorum Dagoberti regis in isto praesenti fundo conditur eccedecensprimitus ecclesiasancti Thomae prope castrum Trajectum, quam gens Frisica fregit atrox. Sed prior antistes dominus Clemens ob honorem sancti Martini post renovavit eam desidis Hilderici sub tempore regis". (Vertaling: Zie, ten tiide van de koning der Franken Dagobertwerd op deze grond hier bij de burcht Traiectwn voor de eerstekeer een welgevormdekerk gebouwd, gewijd aan Sint-Thomas,welke kerk het woeste Friesevolk heeft verwoest.Maar de eerstebisschop heer Clemens heeft haar ter ere van Sint-Maarten vernieuwd ten tilde van de schiinkoning Hilderik). A. Buchelius,Monumenta passimin templis ac monasteriis Trajectinae urbis atque agri inventa (hs. )ONIII LI uit ca. 16ro in het Utrecht gemeentearchief), fol. 4v.-5.Met dank aan drs. A. de Groot voor de toegezondenvertaling van de betreffende passages. Hoekstra ry96, p. 42, nt. ro. 6 De Groot 1993,p. 2r. 7 Van Winter 1995,p. 47, nI. 4. 8 Gysselingen Kochr95o,nrs. ry9,lE6, r87 en r93. Zie ook Broer en De Bruijn 1995'pp.)9'4r. 9 Ozingary89, p. 39,afb.g. I O VanGiÍfen1949. I I Hoekstra 1988,pp. roo-rol;ook1996, p.)9. rz Van Giffen 1949. 13 Haslinghuisen Peetersry65,pp.162164; Hoekstra1988,p. roz. 14 Van GiÍïen 1949. 15 Hoekstra ry96, p. 42, nt. 8. 16 Van GiíÍen ry44-r948, pp. t6-ry. 17 De Groot 1994, p.r44. Dezevloerniveaus moeten niet verward worden met de bijbehorende maaiveldhoogten, die zich in het algemeenop een lager niveau bevonden Ízie bv. De Groot rg94,pp.r42-r44en aÍb.r3). r8 T.a.p.,p. 146. 19 Hoekstra1996, p. 42, nL.8. zo Hoekstra1988,pp. 96-roo. Eenmiddeleeuwsebisschopslijstzegt dat Adelbold de domkerk heeft voltooid die Balderik begonnen was (Muller 1888,p. 49r). zr Wildingsberichten vindt men in de Annalen van Sint-Marie, uitgegeven door Muller 1888,p.474; en Muller r89z,pp.ry8-ry9. zz 4 z4 z5 z6 z7 z8 z9 3o tr t2 11 34 35 16 Hoekstra1988,pp. roJ-roj. Ziehet citaat bij Hoekstra 1988, p. 98. T.a.p.,pp.96-97. Zie Broer en De Bruijn 1995, pp. 49-52. Muller 1888,pp. 4go-49r. Zie ookt.a.p., p. 491. Zienootzr. Ozínga1989,p.55. UtrechtsNieuwsbladvanr december 1989,p. r3. Ozinga1989,p.56. In Van GiÍïen ry44-r948 sprak deze,p. zr, overigensvan een 'per slot zeer kwestieuze,eerste (Per.VIa) en van de goed herkenbaretweedeoflaatste bouwphase(PerVIb) op ca.j.ro, resp. ).25rr.+ N.A.P.'Hii kwam daarbij terug op zijn eerder in het Nisuw UtrechtsDagbladvan 6 mei 1949 uitgesproken mening dat het om een Romeins drieperiodengebouwzou gaan. In latere publicaties sprak Van Giffen weer van drie fasen (zie Ozínga 1989, p. 24, nt. 5r;pp. 4r en 59-6o, nt. zz). Ook Ozinga en De Weerd houden hieraan vast. Zij beelden tevenseen foto van het profiel af (Ozinga 1989, p. 55,aÍb. z5l. Ozínga1989, pp. S4-SS en Gr,nI. Tza; zie ook t.a.p.,p. 16, aÍb. na; p. ro7, afb. 70; en P. ro9. T.a.p.,p. 6r, nt. 72a. Aldus bv. Van Winter 1996,p.fi4. Zie daaroverde archeoloogdie deze tempels heeft opgegraven:Bogaers 1955;en verder Stoepker ry9o, pp. 2rt2r5. Over het bouwen van kerken op heidensecultusplaatsen:Schuyf 1995, p. rl en pp. 68-8r. Gysseling,M., en A.C.F.Koch (ed.),r95o. Diplomata Belgicaante annum míllesímum centesimumscipta I. Brussel. Haslinghuis,E.f., en C.f.A.C.Peeters, 1965.De dom van IJtrecht.'s-Gravenhage. Hoekstra, De dom van Adelbold Il. IJtrecht Literatuur kruispuntvon de mídilelzeuwse kerk. Bogaers,J.E.A.Th.,t955. De Gollo-Romeinse Utreót, pp. 95-ro8. kmpels te Elstín de Over-Betuwe. Hoekstra,T.1., ry96. Enkele kanttekenin's-Gravenhage. gen bij De eerstekerkenin Utrecht.Madoc Broer,C.f.C.,en M.W.]. de Bruijn, 1992. ro,pp.36-43. Welke kerk van Willibrord: Sint-Maarten Muller Fz., S. (ed.),1888. nrie Utrechtsche of Sint-Salvator?MaondbladOud-íJtrecht kroniekjes. Bijdragen en Medeilelingenvon 65, pp. 14z-146. het Histoisch Genootschop u, pp. 46oBroer,C.f.C.,en M.V.f. de Bruijn, 1994. 508. De Heilig-Kruiskapel in Utrecht: SintMuller Fz., S., 1892. Het oudstecartularíum Maarten of Sint-Salvator?Bullztin KNOB van het Sticht Utrecht.'s-Gravenhage. Ozinga, L.R.P.,e.a. ry89. Het Romeinsecas91,pp. óz+68. Broer,C.f.C.,en M.W.f. de Bruijn, 1995. tellum tz Utrecht.Utrecht. De eerstekerkenín Utrecht: Sint-Thomas, Schuyí 1., rggS. HeíilensNederland.Z.pl. Sínt-Salvator, Sínt-M aarten. Utrecht. (UtrechQ. Broer,C.l.C.,en M.W.f. de Bruijn, 1997. Stoepker,H., r99o. Church archaeologyin Bonifatius en de Utrechtse kerk. in: H. the Netherlands. In: f .C. Bestemane.a. Leeuwenberg(red.). De Kerk ín Nederland (red..l,Medievalarchaelogyín the iloor de eeuwenheen.Hrlversum (pagineNetherl"onds. Assen-Maastricht,pp. r99ring nog niet bekend). 2r8. GiÍIen, A.E. van, 1944-1948.Inheemse en Winter, f.M. van, 1995. Kerken en netwerRomeinse terpen.J aorverslagvan dc ken van Willibrord tot Adelbold. In: Vereeníging voor terpenonderzoek z9-32, pp. Programmaboekvan het congres'Van míssie y66. tot mill.enníum'.Utrecht, pp. 45-47. GiÍfen, A.E. vaí, rg49. Resultatenvan opWinter, f .M. van, 1996. Recensiein gravingen op Domplein. Níeuw Utrechts Bíjdragenen Metleilelingentot de Dagbladvan rr maart, p. 5. Geschiedenis der Neilerlanilenrrr, pp. 53rGroot, H.L. de, 1993.Terugblíkop 5t4. Troíectum.Z.pl. (Utrecht) z.i. lrggtl. Groot, H.L. de, ry94. De Heilige Voor verdere literatuur en bronnenpublicaKruiskapel te Utrecht. Bulletín KNOB 91, ties zie Broeren De Bruiin ryg11,,pp.69pP.rt5-r49. 7r. 10
© Copyright 2024 ExpyDoc