Verfbommen en stenen in Berlijn

Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 6 / 2012
Verfbommen en stenen in Berlijn
P. 440
Cody Hochstenbach
Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 6 / 2012
Cody Hochstenbach
P. 441
In juni 2012 werd in Berlijn een nieuw geopend café in de achterstandswijk Neukölln
bekogeld met verfbommen en stenen. De daders zijn onbekend, maar vast staat
dat dit een uiting van onvrede over toenemende gentrification was. Wijkbewoners
voelen zich steeds meer vervreemd van hun buurt omdat deze wordt omgebouwd
om te voldoen aan de eisen van een internationale middenklasse. Het wijkgerichte
overheidsprogramma Sociale Stad is hierbij volgens velen een ordinaire poging om
het verdringen van een armere bevolking naar de stadsranden te rechtvaardigen.
Verfbommen
en stenen in
Berlijn
(Alle foto's: Cody Hochstenbach)
Sociale problemen blijven echter onverminderd voortbestaan.
De wetenschap besteedt veel aandacht
aan gentrification. Waar voorheen veel
discussie bestond over de oorzaken en
het algemene verloop van het proces
staan tegenwoordig haar effecten en
wenselijkheid ter discussie. De klassieke
definitie van gentrification beschrijft een
proces waarbij hogere inkomensgroepen
geleidelijk de lagere inkomens uit binnenstedelijke wijken verdringen. Deze
sociale opwaardering gaat bovendien
gepaard met een opwaardering van het
bouwbestand. In de loop der jaren zijn
echter veel nieuwe, vaak uitgebreidere,
varianten opgesteld. Marginale gentrification (Van Criekingen & Decroly, 2003) is
een variant die niet wordt gedreven door
huishoudens met hogere inkomens, maar
juist door een constante toestroom van
personen met lage inkomens en een goed
perspectief op inkomensstijging. Zij zijn
daardoor vaak gedwongen vooralsnog
te kiezen voor goedkopere wijken. Deze
variant plaatst de discussie in een ander
daglicht: is gentrification wel een uiting van
neoliberaal revanchisme van de middenklasse? Desalniettemin blijven effecten als
huurverhogingen en verdringing bestaan.
Berlijn biedt een interessante context dit
te analyseren. Veel meer dan in andere
steden staat gentrification hier centraal in
het publieke debat. Dit artikel gaat in op de
vraag hoe in de opkomende wijk NoordNeukölln de betrokken partijen de publieke
discussie omtrent gentrification trachten
te beïnvloeden en hoe zij zelf worden
beïnvloed door deze discussie. Een gebrek
aan kennis van marginale gentrification
speelt hierin een belangrijke rol. Zo worden
ongewenste effecten verbloemd of wordt
het proces juist te negatief benaderd.
Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 6 / 2012
Revanchisme of emancipatie
Er bestaan twee ideologieën over de
effecten van gentrification. De een gaat uit
van een proces gestoeld op revanchisme,
de ander van de emancipatiekracht van
de wijk (Lees, 2000). De aanname is dat
ook het discours in Noord-Neukölln is
gebaseerd is op deze twee tegenovergestelde perspectieven. De revanchistische
theorie gaat uit van het idee dat gentrification een proces is waarbij de middenklasse terugkeert naar de stad en zich de
aantrekkelijke binnenstedelijke buurten
eigenmaakt. Dit gaat ten koste van de
oorspronkelijke bewoners, die te maken
krijgen met stijgende huren, renovaties en
een veranderend buurtklimaat. Als gevolg
daarvan worden zij direct of indirect
verdrongen naar minder aantrekkelijke
wijken, vaak aan de rand van de stad.
Angst en onvrede over een dergelijk
proces zijn duidelijk terug te vinden in
veel voorkomende graffiti in Berlijnse
wijken als Prenzlauer Berg, Kreuzberg
en de laatste jaren steeds vaker ook in
Noord-Neukölln, met leuzen als “klassenoorlog” en “yuppies eruit”. Hiermee wordt
ingehaakt op de discussie over het recht op
de stad (Lefebvre, 1996).
Lijnrecht hiertegenover staat het emancipatorische perspectief. Hier gaat het
niet om de vraag van wie de stad is, maar
wordt aangenomen dat gentrification
zorgt voor sociale menging die aangenamer is voor allen. Verdringing speelt geen
rol, want ook de lage inkomens waarderen
de verandering van de wijk en blijven
daar juist liever wonen. Zij verbeteren
bovendien hun eigen sociaaleconomische
positie door het opbouwen van contacten
en netwerken met de buurtgenoten met
een hoger inkomen. Zo worden de scholen
gevuld met kinderen van verschillende
achtergronden. Deze hypothese ligt ten
grondslag aan de wijkgerichte aanpak van
sociale problemen in heel West-Europa,
hoewel de effectiviteit van dergelijke inter-
Verfbommen en stenen in Berlijn
venties betwist wordt (Andersson & Musterd,
2005). In Duitsland klinkt deze hypothese
door in het programma Sociale Stad.
Sociale Stadbeleid
Het Sociale Stadbeleid is in 1999 gestart
om sociale problemen met een wijkgerichte
aanpak tegen te gaan, om te voorkomen dat
grote delen van de inwoners van bepaalde
wijken in Duitse steden in toenemende
mate uitgesloten worden van participatie
op de arbeidsmarkt en in de samenleving.
Als onderdeel van dit beleid zijn in Berlijn
in totaal 34 Quartiersmanagement (QM)gebieden aangewezen. Officieel richten
deze initiatieven zich voornamelijk op het
bieden van meer kansen door integratie van
minderheden, het bieden van een betere
opleiding en het creëren van arbeidsplaatsen.
Daarnaast is veel aandacht voor participatie.
Inwoners moeten zelf kunnen beslissen over
projecten en zelf projecten kunnen opzetten.
Maar liefst tien van de 34 QM-gebieden in
Berlijn zijn te vinden in Noord-Neukölln.
Met nog geen 160 duizend inwoners is dit
een enorme concentratie van gebiedsgerichte
initiatieven. Jaarlijks stellen de individuele
QM-gebieden nieuwe doelen en in het
verlengde daarvan projecten. Een project
waarin de verschillende speerpunten samenkomen is de Rütli Campus. Deze voormalige
zwarte probleemschool heeft succesvol het
contact tussen allochtone en autochtone
Duitse kinderen en hun ouders bevorderd
via school en cultuur. Ook zijn stageplaatsen
geïntegreerd op de campus om jeugdwerkloosheid te verminderen. Daarnaast wordt
veel geïnvesteerd in het opwaarderen van de
openbare ruimte. De effectiviteit van dergelijke maatregelen wordt gestaafd aan de hand
van sociaal-economische veranderingen in
de wijk (Quartiersmanagement Reuterplatz,
2011). Een punt van kritiek op dit beleid is dat
nauwelijks gekeken wordt hoe deze veranderingen tot stand zijn gekomen. Hebben
de oorspronkelijke inwoners inderdaad hun
eigen positie verbeterd, of zijn deze veranderingen vooral ingegeven door de komst van
P. 442
Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 6 / 2012
Cody Hochstenbach
een meer welgestelde bevolking? Hierdoor
worden deze initiatieven in de publieke
discussie vaak neergezet als motoren achter
het proces van gentrification.
Aantrekkelijke
achterstandswijk
Het aanwijzen van grote delen van
Neukölln als probleemgebied met behoefte
aan verbetering kende aanvankelijk weinig
kritiek. Noord-Neukölln was de slechtste
wijk van Berlijn en stond dagelijks in het
nieuws wegens steek- en schietpartijen en
andere geweldsincidenten. Het was deze
wijk waar de bekende Duitse politicus Thilo
Sarrazin inspiratie opdeed voor zijn controversiële islamkritische boek Duitsland
schaft zichzelf af uit 2010. Belangrijk
omtrent de beeldvorming over NoordNeukölln was ook een artikel in Der Spiegel
uit 1997, waar het gebied als het absolute
eindstation werd neergezet. Alleen als er
geen enkele andere optie bestond, besloot
men in Noord-Neukölln te gaan wonen.
Dergelijke gebiedsomschrijvingen kunnen
ook nu nog moeiteloos ondersteund
worden met statistische data. Zo was het
gemiddelde netto-inkomen in 2011 nog
geen duizend euro per maand en bedroeg
de werkloosheid in 2009 vijftien procent
van de beroepsbevolking, het hoogste
percentage in heel Berlijn (TOPOS, 2011).
Ondanks de aanhoudende concentratie
van sociaal-economisch problematische
huishoudens is de laatste jaren duidelijk een
verandering zichtbaar in grote delen van
Noord-Neukölln. Niet in de laatste plaats
P. 443
is deze verandering waar te nemen in de
perceptie van de media. Plots stonden delen
van Noord-Neukölln, vooral Reuterkiez en
Schillerkiez, symbool voor de hipheid en
creativiteit waar Berlijn internationaal om
bekendstaat. Gesteld wordt dat in Berlijn
sprake is van een ‘cirkel van opwaardering’. Studenten, kunstenaars en andere
creatievelingen vormen als het ware een
voorttrekkende karavaan op zoek naar een
volgende goedkope, aantrekkelijke wijk
omdat de vorige te duur en saai geworden
is (Holm, 2011). Kortom, het lijkt hier te
gaan om een klassiek voorbeeld van een
voortschrijdend proces van gentrification. Nadat de buurten Prenzlauer Berg,
Friedrichshain en Kreuzberg dit proces
hebben ondergaan is Noord-Neukölln
een logische volgende. De wijk ligt in het
centrum, grenzend aan Kreuzberg, en kent
een aantrekkelijk woningbouwbestand uit
de vroege twintigste eeuw. Daarnaast is
recentelijk het aangrenzende voormalige
vliegveld Tempelhof veranderd in een groot
openbaar groengebied. Deze veranderingen hebben geleid tot een sterk veranderd
straatbeeld waarin studenten domineren en
regelmatig nieuwe cafés geopend worden.
Toch is in de statistieken weinig te merken
van deze veranderingen. Zo blijven de
gemiddelde inkomens in de wijk laag,
dalen de werkloosheidcijfers slechts licht
en blijft het aandeel van inwoners met een
migrantenachtergrond stabiel. Daarnaast
zijn de sterk dalende migratiestromen van
en naar de verschillende buurten in NoordNeukölln opvallend. Deze daling kan
verklaard worden door grotere tevredenheid van de zittende bewoners met de buurt
als resultaat van de positieve veranderingen. Processen van verdringing lijken
daarom nauwelijks voor te komen. De
dalende migratie kan echter ook verklaard
worden door een algemeen groeiende druk
op de woningmarkt. Er is dan sprake van
indirecte verdringing aangezien het steeds
moeilijker wordt voor lage inkomens te
verhuizen naar of binnen de buurt.
Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 6 / 2012
Het discours bepalen
Aan de hand van vijftien interviews met
betrokken partijen is gekeken hoe zij tegen
de ontwikkelingen in Noord-Neukölln
aankijken. Globaal kunnen twee groepen
onderscheiden worden: ontwikkelende stakeholders enerzijds en buurtgerichte (community) stakeholders anderzijds. Onder
de ontwikkelende betrokkenen bevinden
zich voornamelijk overheidspartijen als het
stadsbestuur, het stadsdeelbestuur, de leiding van de Quartiersmanagement-bureaus
en private partijen zoals projectontwikkelaars en onderzoeksbureaus. Deze partijen
schetsen een beeld waarbij sociale problemen blijven voortbestaan en nauwelijks
afnemen, waardoor ingrijpen nodig blijft.
Zo wordt vaak gerefereerd aan een recente
studie in Noord-Neukölln (TOPOS, 2011).
Ten eerste stelt dit onderzoek dat door een
krapper wordende Berlijnse woningmarkt,
in Noord-Neukölln vooral sprake is van
een arme toestromende bevolking die een
nog armere bevolking verdringt. Dit wordt
gebruikt als een belangrijke rechtvaardiging voor het onverminderd voortzetten
van overheidsinitiatieven. De nieuwe
bewoners bevinden zich immers ook in een
slechte sociaal-economische positie. Het
feit dat verdringing nog steeds plaatsvindt
wordt als een onvermijdelijke en kleinschalige bijzaak gezien. Er wordt bovendien
weinig aandacht besteed aan de vorm van
armoede. Waar het bij de oude bevolking
vaak langdurig werklozen betreft, gaat het
bij de nieuwe bevolking vaak om studenten
of kunstenaars, met uitzicht op een snelle
uitweg uit deze slechte economische
positie. Ten tweede wordt in het onderzoek
vermeld dat een toestroom van pioniers
niet noodzakelijkerwijs zal leiden tot
gentrification, maar tot een stabiele sociale
mix. Deze aanname is gebaseerd op de
lage sociaal-economische status van de
toestromende bevolkingsgroepen. Maar dit
is juist een van de kenmerken van marginale gentrification. Er wordt vaak gedacht
dat mogelijke negatieve elementen van deze
opwaardering buiten de invloedssfeer van
Verfbommen en stenen in Berlijn
de partijen in kwestie liggen. Deze zouden
veroorzaakt worden door internationaal
kapitaal dat op steeds grotere schaal in de
buurt geïnvesteerd wordt.
De buurtgerichte stakeholders zoals de
huurdersvereniging en de bewonersraad,
hebben een duidelijk andere blik op het
gebied. Deze is sterk gerelateerd aan
het concept van het ‘recht op de stad’.
Spanningen in de publieke ruimte nemen
toe door een nieuw toestromende groep,
met als gevolg een mindere belevingswaarde, vooral onder de oude generatie
bewoners. Heel concreet komt dit bijvoorbeeld door geluidsoverlast van nieuwe cafés
in wat voorheen enkel een woongebied was.
Ook voelt de oudere generatie bewoners
zich steeds minder thuis in de wijk, onder
andere door de vervanging van oude voorzieningen door nieuwe luxere voorzieningen. Daarnaast komt druk te staan op deze
bewoners. Zij hebben in de meeste gevallen
een oud huurcontract met een lage huur.
Het gevoel bestaat dat woningbezitters
steeds vaker overwegen hen weg te krijgen,
bijvoorbeeld door modernisaties door te
voeren met hogere huurprijzen als gevolg.
Macht van het discours
De twee groepen hebben een tegengesteld
perspectief op de ontwikkelingen in de
wijk. De ontwikkelende partijen hebben
een sterk emancipatorische blik. Zij
verwachten dat opwaardering beperkt blijft
en veel voordelen biedt voor de langer ingezetene bewoners, bijvoorbeeld door nadruk
te leggen op het verbeteren van de kwaliteit
en het imago van de scholen. De buurtgerichte groep, daarentegen, richt zich op
revanchistische elementen zoals (indirecte)
verdringing, uitsluiting en stijgende huurprijzen, voornamelijk veroorzaakt door
een toestroom van internationaal kapitaal.
Volgens hun zouden overheden dit meer
moeten tegengaan in plaats van dergelijke
marktmechanismen te ondersteunen, zoals
met het huidige beleid het geval is.
P. 444
Rooilijn
Jg. 45 / Nr. 6 / 2012
P. 445
Cody Hochstenbach
De belangrijkste oorzaak van alle
onenigheid is de grote onduidelijkheid
over de processen die zich voltrekken in
Noord-Neukölln. Het publieke discours
richt zich daarbij voornamelijk op het
thema gentrification, maar dit lijkt niet
veel meer te betekenen dan opwaardering
in het algemeen. Dit biedt de mogelijkheid het proces op verschillende wijzen
te interpreteren. Ontwikkelende partijen
hanteren een zeer nauwe definitie van
gentrification, waarbij ze, op basis van
de sociaal-economische kenmerken van
de nieuwe bevolkingsgroepen, tot de
conclusie komen dat dit niet of nauwelijks plaatsvindt. Dit zijn niet de hoge
inkomens die geassocieerd worden met
gentrification. Bovendien stellen zij dat
het uitvoeren van hun beleid er moeilijker
door is geworden. Wanneer een huis niet
gerenoveerd wordt is het verwaarlozing,
wanneer dit wel gebeurt worden processen
van gentrification gestimuleerd.
De buurtgerichte stakeholders kijken
anders naar het proces. Zij zien wel degelijk gentrification, aangezien zij zich meer
richten op de stroom huishoudens die
uit de wijk vertrekt, vaak door de recente
veranderingen. Bovendien zien zij dat de
inkomende bevolkingsgroep wel arm is,
maar dat hun inkomen waarschijnlijk
bovengemiddeld zal stijgen tijdens hun
woonperiode in de buurt.
wordt door hogere inkomens. Effecten als
verdringing en huurverhoging kunnen
ook gedreven worden door de toestroom
van lagere inkomens, zoals studenten en
starters. Dergelijke marginale gentrification vindt ook plaats in Noord-Neukölln.
Overheidspartijen herkennen dit echter
niet als een vorm van gentrification en
anticiperen dan ook onvoldoende op de
bijbehorende effecten. Het gevolg is dat
het overheidsbeleid ter verbetering van
de positie van de wijk en haar bewoners
tegenstrijdig kan werken. In combinatie
met autonome ontwikkelingen kan dit
namelijk bijdragen aan de verdringing
van kwetsbare bewonersgroepen. Als
beleidsmakers dit willen tegengaan zullen
zij deze vorm van marginale gentrification moeten erkennen.
Cody Hochstenbach ([email protected]) volgt de
Research Master Metropolitan Studies aan de Universiteit
van Amsterdam.
Literatuur
Andersson, R. & S. Musterd (2005) ‘Area-based policies: a
critical appraisal’, Tijdschrift voor Economische en Sociale
Geografie, jg. 96, nr. 4, p. 377–389
Criekingen, M. van & J.M. Decroly (2003) ‘Revisiting the
Diversity of Gentrification: Neighbourhood Renewal
Processes in Brussels and Montreal’, Urban Studies, jg.
40, nr. 12, p. 2451-2468
Holm, A. (2011) ‘Gentrification in Berlin: Neue
De interviews tonen dat het klassieke
model van gentrification niet alleen te
weinig houvast biedt voor wetenschappelijke analyse, maar laten daarnaast zien dat
het gebruik van deze definitie het discours
en daarmee ook het beleid beïnvloedt en
bemoeilijkt. Een meer dynamische benadering is noodzakelijk. Hierbij moet niet
alleen gekeken worden naar de inkomende
en uitgaande bevolkingsstromen, maar
ook naar de sociaal-economische ontwikkeling van huishoudens tijdens hun verblijf in het gebied. Het eerder aangehaalde
proces van marginale gentrification speelt
hierbij een belangrijke rol, omdat het laat
zien dat gentrification niet alleen gedreven
Investitionsstrategien und lokale Konflikte’, H. Herrmann,
C. Keller, R. Neef & R. Ruhne (red.) Die Besonderheit des
Städtischen, Springer Fachmedien, Wiesbaden, p. 213-232
Lees, L. (2000) ‘A reappraisal of gentrification: towards
a ‘geography of gentrification’’, Progress in Human
Geography, nr. 24, p. 389-408
Lefebvre, H. (1996) ‘The right to the city’, Kofman, E. &
E. Lebas (red.) Writings on cities, Blackwell Publishing,
Oxford, p. 147-159
Quartiersmanagement Reuterplatz (2011) Integriertes
Handlungs- und Entwicklungskonzept 2012,
Brandenburgische Stadterneuerungsgesellschaft, Berlin
TOPOS (2011) Sozialstrukturentwicklung in Nord-
Neukölln, Topos Stadtplanung Landschaftsplanung
Stadtforschung, Berlin