Aan het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gouda T.a.v. wethouder mevrouw drs. L.J. Werger Postbus 1086 2800 BB Gouda contactpersoon J.C. van Ingen kenmerk 2014-08-22-001 gouda 22 augustus 2014 onderwerp Advies over de beleidsnota Sociaal Domein Geachte mevrouw Werger, Bij uw brief van 15 juli 2014 bood u de integrale beleidsnota “Iedereen doet mee”; Verordening maatschappelijke ondersteuning Gouda 2015 en nadere (beleids-)regels alsmede de Verordening Jeugdhulp 2015 en nadere regels aan, met het verzoek aan de WMO-Raad Gouda, hierna te noemen de adviesraad, uiterlijk 18 augustus a.s. hierover een advies te willen uitbrengen. De adviesraad heeft in dit proces de schil rond de adviesraad uitvoerig betrokken, waarbij vooruit gelopen is op de nieuw te vormen Raad Sociaal Domein. Daarbij is de adviesraad genoodzaakt aan u wel over te brengen dat een aantal organisaties vanwege de vakantieperiode helaas niet in staat was om een gewenste zienswijze aan de adviesraad aan te reiken. De adviesraad is van mening dat deze nota een zeer weloverwogen en evenwichtig beleid weergeeft en complimenteert de samenstellers van deze nota. Het feit dat de adviesraad al in een vroeg stadium betrokken is bij de beleidsvoorbereiding van deze beleidsonderwerpen en ook in dit stadium betrokken wordt bij het invullen van het PGB-beleid en het concreet maken van de meetbare doelstellingen, ervaren wij als zeer positief. Voor de duidelijkheid is in de marge een nummering toegevoegd bij een advies, zodat u hier in eventuele reactie naar kunt refereren. De adviezen met betrekking tot de “Verordening Jeugd” en de “Verordening Wmo 2015” zijn als aparte bijlagen aan dit adviesdocument toegevoegd. De adviesraad vertrouwt erop dat het uitgebrachte advies met bijlagen bij uw voorstel aan de gemeenteraad van Gouda zal worden overgelegd. De adviesraad blijft gaarne met uw college, nu in uw adviesaanvraag is aangegeven dat de voorgelegde drie documenten nog niet de definitieve versies zijn, in overleg om met betrekking tot deze beleidsonderwerpen tot een sluitende afronding te komen. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 1 van 40 Inhoudelijk Pagina 1, Titel Het principiële uitgangspunt om als mens te kunnen participeren in de samenleving (WMO 2015) is naar de opvatting van de adviesraad van essentieel belang wanneer daarbij als fundament wordt gehanteerd de eigen regie. Om te kunnen participeren is het nodig de regie te (kunnen) voeren over je eigen leven, deze eigen regie (over je autonomie) vormt dan ook de basis van beleid en de uitvoering daarvan. (De adviesraad anticipeert in dit verband tevens op de inhoud van het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Het is aan alle partijen gemeente, burgers, netwerk, (maatschappelijke) organisaties om de voorwaarden te scheppen dit mogelijk te maken). De inzet van de eigen kracht sluit daarop aan. Met alleen de eigen kracht wordt namelijk niet het gestelde doel, t.w. de zo groot mogelijke participatie en optimale inzet van de eigen kracht bereikt, maar bestaat het risico de inzet van burgers uit te putten. Om dit in de nota duidelijk naar voren te laten komen, zal dit in de titel van deze beleidsnota al terug moeten komen. 1 De WMO-Adviesraad adviseert u om de titel te veranderen in “Met Gebundelde Krachten werken aan participatie, zelfredzaamheid en groei naar zelfstandigheid, uitgaande van de eigen regie van mensen” ste Pagina 6, 1 alinea “…van kracht: Wet Publieke Gezondheid, Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, en nog enkele specifieke regelingen op het gebied van werk & inkomen.” De adviesraad is van opvatting dat concreet dient te worden gemaakt om welke regelingen het hier precies gaat. 2 De WMO-Adviesraad adviseert u om deze regelingen, omdat ze specifiek zijn, te noemen in uw nota. Dit temeer daar u in de beleidsnota aangeeft dat deze regelingen onlosmakelijk verbonden zijn met de samenhangende veranderingen binnen het sociaal domein en om later discussies en onduidelijkheden te voorkomen. Pagina 6, Beleid maken met onzekerheden. Na het tussentijds overleg met uw ambtelijke staf, is ons duidelijk geworden dat deze paragrafen zullen worden aangepast, nu duidelijk is dat de wet in de Eerste Kamer is aangenomen. 3 Pagina 6, Hoe omgaan met onzekerheden De adviesraad is van opvatting dat het voor alle betrokkenen duidelijk wordt om aan te geven op welke wijze omgegaan wordt met de onzekerheden. Om die reden geeft de adviesraad aan om aan punt 2 toe te voegen: Een stadsbestuur dat proactief op zoek gaat naar wat er nodig is en betrekt daarbij alle betrokkenen die daarin een wezenlijke bijdrage kunnen leveren. Daarnaast acht de adviesraad het geboden dat er een zesde punt aan wordt toegevoegd voor het raadplegen van de burger – en cliëntparticipatie (w.o. jeugdigen, ouderraden, familieraden). . De WMO-Adviesraad adviseert u om punt 2 aan te vullen zoals hierboven is weergegeven en een nieuw punt 6 toe te voegen t.w. de burgerparticipatie (Adviesraad Sociaal Domein) en cliëntparticipatie (CAR nieuwe stijl). Deze beide advies- en (mede)zeggenschapsorganen worden ook periodiek en met bepaalde frequentie betrokken bij het (tussentijds) evalueren, monitoren en oplossen van onzekerheden. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 2 van 40 Pagina 6/7, Geldigheidsduur integrale beleidsnota 2014-2018 Hier geeft u aan dat u de raad tweemaal per jaar informeert over de voortgang. Daar de gemeenteraad deze beleidsnota vaststelt, lijkt het de adviesraad geboden dat ook de Adviesraad Sociaal Domein en de CAR nieuwe stijl daarbij in een vroegtijdig stadium worden betrokken, opdat tijdige bijsturing van vastgesteld beleid gerealiseerd kan worden. 4 De WMO-Adviesraad adviseert u om in deze beleidsnota vast te leggen dat de Adviesraad Sociaal Domein en de CAR nieuwe stijl betrokken worden bij de voorbereiding van de informatieverstrekking aan de gemeenteraad over de voortgang op het niveau van maatschappelijke doelen en afgesproken resultaten. Hier komt de WMO-Adviesraad op terug bij het advies over het concreet maken van de meetbare doelstellingen. Pagina 8, “Minder redzame huishoudens” De adviesraad kan zich vinden in de nadere verfijning van de 3.000 huishoudens die onderscheiden worden naar minder redzame huishoudens. In het bijzonder vraagt de adviesraad uw aandacht voor de GGZdoelgroep en deze groep ook als voorbeeld op te nemen bij de derde bullet. 5 De WMO-Adviesraad adviseert u om op pagina 8 bij de derde bullet de GGZ-doelgroep als voorbeeld op te nemen: • met een complexe (tijdelijke) problematiek te maken hebben(voorbeeld GGZ-doelgroep); Pagina 9, Wmo 2015 In de laatste alinea, zegt u “Daarnaast is er een groep mensen met een verstandelijke beperking die intensief gebruik maakt van begeleiding”. Naast deze groep is er ook een groep mensen met een lichamelijke beperking die hier gebruik van maken. Deze groep maakt vaak gebruik van meerdere zorgvormen tegelijk, zoals persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding en het dient aanbeveling deze groep apart te benoemen. 6 De WMO-Adviesraad adviseert u om deze zin als volgt op te zetten: “Daarnaast is er een groep mensen met een verstandelijke beperking en een groep mensen met lichamelijke beperking, die intensief gebruik maakt van begeleiding” Pagina 12, paragraaf 2.1 Regionale Visie en Beleidskader Sociaal Domein Hoewel de genoemde speerpunten uw visie vertolken, veroorlooft de adviesraad zich op basis van voortschrijdend inzicht, ook vastgesteld op rijksniveau, en omdat een eenmaal ingenomen bestuurlijk standpunt nimmer voor eeuwig in marmer gegoten is, op deze speerpunten, vanuit de schil rond de adviesraad aangereikt en door de adviesraad onderschreven, nuanceringen aan te brengen. e Daarbij zou de adviesraad tevens willen toevoegen een 8 speerpunt: Het voorkomen en bestrijden van stigmatisering en het doorbreken van taboe. Dit omdat aandacht voor stigmatisering bijdraagt aan preventie en inzet van ervaringsdeskundigen (als maatje, buddy, voorlichter, hulpverlener, onderzoeker, adviseur, ambassadeur, begeleider lotgenotencontact etc.) Ook binnen het onderwijs dient aandacht voor stigmatisering standaard geborgd te worden. 7 De WMO-Adviesraad adviseert u om de punten 2, 3 en 4 en het aanvullende punt 8 als volgt te redigeren: “ 2. Eigen regie vormt de basis waaruit eigen kracht zich kan ontwikkelen” “ 3. Iedereen die kan” “ 4. De gemeente schept voorwaarden, voert regie…..” “ 8. Het voorkomen en bestrijden van stigmatisering en het doorbreken van taboe.” xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 3 van 40 Mutatis mutandis gaat dit op voor de geformuleerde bewegingen op pagina 12. De adviesraad is van opvatting dat deze bewegingen bijstelling behoeven en wel als volgt te redigeren: - Een verschuiving van (geïndiceerde) maatwerkvoorzieningen naar (vrij toegankelijke) algemene voorzieningen; een beweging van aanbodgericht naar vraag gestuurd. (Naar de mening van de adviesraad zal er altijd beoordeeld moeten worden of deze persoon door middel van de geboden algemene voorziening in voldoende mate zal worden gecompenseerd. Dit betekent dat ook een keuze tussen een voorziening in natura en PGB mogelijk is, en dat deze mogelijkheden ook betrokken worden in het zoeken naar de meest compenserende oplossing). - Een verschuiving van professionele inzet naar vrijwillige inzet. (Hierbij tekent de adviesraad het volgende aan. Deze beweging kan niet ongeclausuleerd een doel op zich zijn. Het zijn niet voor niets professionals en daar het hier gaat om specifieke groepen die begeleiding nodig hebben, kan hun werk niet zo maar door vrijwilligers overgenomen worden. Het uitgangspunt blijft dat vrijwillige inzet niet aansluit bij de begeleiding van juist kwetsbare personen. Bovendien is het aantal vrijwilligers beperkt, de continuïteit is niet gewaarborgd, vrijwilligers hebben een andere verantwoordelijkheid en het werk is vrijblijvend. Er moet daarom een waarborg zijn die past in het leven van de zorgvrager met zijn eigen regie. Er zou een visie geformuleerd dienen te worden, enerzijds gericht op het verrichten van vrijwilligerswerk, anderzijds op het ontvangen van hulp van vrijwilligers. Het kan niet zo zijn dat kwetsbare burgers bij hun persoonlijk en sociaal functioneren levenslang uitsluitend en alleen afhankelijk zijn van vrijwilligers, omdat er ook een grens zit aan de inzet van vrijwilligers en niemand zijn leven daarop kan inrichten). - Een verschuiving naar oplossingen in de dagelijkse leefomgeving (inclusieve samenleving). (De adviesraad merkt op dat de woorden “inclusieve samenleving” hier niet van toepassing zijn. Vandaar dat de adviesraad u in overweging geeft deze derde beweging als volgt te redigeren: Een verschuiving naar grotere betrokkenheid van de eigen leefomgeving en daardoor meer oplossingen in de dagelijkse leefomgeving). 8 De WMO-Adviesraad adviseert om de drie bewegingen met in achtneming van het vorenstaande te redigeren. Pagina 13, paragraaf 2.3. Goudse ambitie en doelen binnen het Sociaal Domein Goudse ambitie binnen het Sociaal Domein De adviesraad staat volledig achter het realiseren van een Gouds te formuleren ambitie binnen het Sociaal Domein. De ontwikkelingen bieden kansen en mogelijkheden die benut dienen te worden om tot gericht resultaat te komen. Daarbij is de in concept-geformuleerde ambitie, zoals die nu voorgelegd wordt, nog niet voldoende uitgekristalliseerd om daartoe te komen. 9 De WMO-Adviesraad adviseert u de volgende ambitie in de beleidsnota op te nemen: De ambitie van Gouda is een succesvolle transitie en transformatie in het sociaal domein, waarbij alle burgers op eigen niveau en op alle vlakken kunnen participeren, uitgaand van de regie over het eigen leven, de eigen kracht stimuleren, voorwaarden scheppen voor participatie (een loopplank) en een vangnet bieden voor wie dat nodig heeft. Deze transformatie (omslag in denken en doen) raakt alle burgers. Goudse maatschappelijke doelen binnen het Sociaal Domein De adviesraad merkt ten aanzien van de geformuleerde concept-maatschappelijke doelen het volgende op. Ouderen en mensen met een beperking zouden naar de opvatting van de adviesraad een apart status moeten verkrijgen. De reden is dat het om twee totaal van elkaar gescheiden doelgroepen gaat en dat ouderen en mensen met een beperking niet (altijd) met elkaar overeenstemmen. Daarom dienen deze twee xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 4 van 40 verschillende groepen apart in beeld te worden gebracht. Elke doelgroep heeft andere behoeften, andere ondersteuningsvraag , bevinden zich in een andere en verschillende levensfases. Voorts dient binnen de groep van mensen met een beperking apart aandacht te worden besteed aan mensen die levenslang dan wel levensbreed met beperkingen moeten leven. Dit zijn mensen met een beperking die hun leven lang voorzieningen en zorg in het dagelijkse leven nodig hebben om te kunnen participeren in de samenleving, die zich uitstrekken over alle levensdomeinen. Naar de opvatting van de Adviesraad dienen daarom ook de concept-maatschappelijke doelen te worden aangepast. Dit te meer daar ook deze doelen in de WMO 2015 zijn opgenomen. 10 De WMO-Adviesraad adviseert u om de genoemde maatschappelijke doelen als volgt te beschrijven: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Kinderen…… Iedereen die kan werken….. Ouderen zijn langer zelfredzaam Mensen met een beperking zijn zelfredzaam en kunnen optimaal participeren Mensen nemen meer …… Inwoners vinden ….. Voor wie dat nodig heeft, zijn er sociale voorzieningen beschikbaar. Bij het maatschappelijk doel zoals verwoord onder punt 2 “Iedereen die kan werken” plaatst de adviesraad nog enkele vraagtekens. Het is onduidelijk wie bepaalt of de cliënt kan werken en wat gaat er gebeuren met de mensen die tussen wal en schip dreigen te raken, als blijkt dat de beoordeling niet juist was? 11 De WMO-Adviesraad adviseert u om hier kort een alinea aan te wijden, zodat deze onduidelijkheden worden weggenomen. Pagina 15, paragraaf 3.1. Inclusieve samenleving De adviesraad wenst voor alle duidelijkheid wellicht ten overvloede nog eens te benadrukken wat nu onder een inclusieve samenleving dient te worden volstaan: Een inclusieve samenleving is een samenleving waarin iedereen op zijn niveau kan participeren en de regie voert over zijn eigen leven. Het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, dat in 2014 zal worden geratificeerd, geeft de kaders hiervoor aan. Om te komen tot een inclusieve samenleving, moet in bestuurlijke zin ervoor zorg worden gedragen dat: 1. Zelfstandigheid en eigen regie de basis vormen; 2. Toegankelijkheid van de omgeving, van het vervoer, van de werkplek, van de openbare faciliteiten en diensten gewaarborgd wordt; 3. Informatie voor iedereen toegankelijk is; 4. De infrastructuur dusdanig ingericht is, dat iedereen kan participeren. Het ontwikkelen van een inclusieve samenleving gaat verder dan de genoemde punten. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 5 van 40 12 e De WMO-Adviesraad adviseert u een 4 bullet toe te voegen bij Inclusieve samenleving: Implementeren van het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, om te komen tot een inclusieve samenleving , waarin: o Zelfstandigheid en eigen regie de basis vormen; o Toegankelijkheid van de omgeving, vervoer, informatie, de werkplek, openbare faciliteiten en diensten gewaarborgd wordt; o Iedereen recht heeft op materiële gelijkheid. (toelichting: soms zijn aanpassingen nodig om voor mensen hetzelfde te kunnen bereiken. Van belang is om te kijken naar wat iemand nodig heeft; het kan zijn om iemand ongelijk te behandelen om hetzelfde te bereiken.) Pagina 15, paragraaf 3.1. Preventie De adviesraad mist in het onderdeel “Preventie activiteiten” een beschrijving van gerichte acties voor kwetsbare ouderen en mantelzorgers. 13 De WMO-Adviesraad adviseert u om in het blok “Preventieve activiteiten” een zinsnede op te nemen over preventieve acties voor kwetsbare ouderen (denk hier aan signalerend huisbezoek en gezondheidsonderzoeken vanaf een bepaalde leeftijd) en mantelzorgers (denk hierbij aan bewustwordingscampagnes). Pagina 16, paragraaf 3.2.1. Eigen kracht, samenredzaamheid en wederkerigheid Daar de adviesraad al eerder heeft aangegeven dat het vertrekpunt van de gewenste verandering in lijn met het VN Verdrag dient te zijn, wordt tevens voorgesteld het in deze concept-beleidsnota beschreven vertrekpunt als volgt te redigeren: Vertrekpunt van de gewenste verandering is participatie van mensen uitgaand van de eigen regie van mensen en de inzet van eigen kracht daarbij. Het uitgangspunt van de ondersteuning in het kader van de Wmo zou moeten zijn: Eigen regie. Dit uitgangspunt, reeds meerdere keren heeft de adviesraad bij eerdere uitgebrachte adviezen dit onder de aandacht van uw college gebracht, staat nergens in de concept- beleidsnota Sociaal Domein vermeld. Eigen regie gaat over het brede spectrum van het leven, waaronder zorg, participatie, inkomen, arbeid en onderwijs. Met eigen regie wordt er rekening gehouden met de totale context van iemand: het eigen netwerk, steunsysteem, capaciteiten, interesses e.d. Ieder mens moet in staat gesteld worden zijn eigen leven te leiden, eigen keuzes te maken en mee te kunnen doen in de samenleving. 14 De WMO-Adviesraad adviseert u om de term eigen regie (zoals hierboven beschreven) op te nemen als uitgangspunt van de ondersteuning in het kader van de Wmo. Laat dat uitgangspunt verder uitwerken in de beleidsregels. Blokken Samenredzaamheid / wederkerigheid. De adviesraad merkt op dat in de concept-beleidsnota in het onderdeel “Samenredzaamheid” een samenleving wordt beschreven zonder de deelname van de overheid. De adviesraad kan zulks niet helemaal volgen omdat juist in deze veranderingen de lokale overheid met name aan zet is om ook in deze samenredzaamheid sturend op te treden. Daarbij is het positief te ervaren als burgers hun talenten en hun mogelijkheden voor elkaar kunnen inzetten. Het kan niet zo zijn dat kwetsbare burgers die afhankelijk zijn van hulp van anderen bij hun persoonlijk en sociaal functioneren (dus burgers met een verstandelijke, fysieke of psychische beperking) levenslang uitsluitend of hoofdzakelijk zijn aangewezen op de hulp van vrijwilligers. Daar kunnen mensen met een beperking hun leven niet op inrichten. De gemeente stuurt zelf aan op een verschuiving naar de inzet van de zorgvrijwilligers, zodat in dat opzicht er wel terdege een xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 6 van 40 verantwoordelijkheid ligt voor de lokale overheid. Hierbij tekent de adviesraad wel aan dat ook de inzet van (zorg) vrijwilligers grenzen kent in de vorm van kwaliteit, kwantiteit, continuïteit en verantwoordelijkheid. Ten aanzien van het onderdeel “wederkerigheid” merkt de adviesraad op dat niet iedereen die zelf ondersteuning nodig heeft, iets kan betekenen voor een ander. Van wederkerigheid kan i.c. dan geen sprake zijn, zodat daar niet vanuit gegaan kan worden. Bovendien wordt het moeilijk een beroep op iemand te doen als je weet er niets voor in de plaats te kunnen zetten. 15 De WMO-Adviesraad adviseert u om eisen en randvoorwaarden ten aanzien van de inzet van zorgvrijwilligers te formuleren, welke afhankelijk zijn van de zorgvraag. Te denken is aan matching tussen zorgvrager/mantelzorger en zorgvrijwilliger, scholing en ondersteuning van de zorgvrijwilliger, regeling omtrent geheimhouding. Zorg er ook voor dat voor beide partijen een klachtenregeling wordt ingesteld. Pagina 17, paragraaf 3.2.3. Sociale teams Volwassenen en Jeugd e Voor de adviesraad ontbreekt in de 2 alinea de belangrijke groep mantelzorgers. Die dienen naar de opvatting hier zeker in opgenomen te worden. 16 ste de De WMO-Adviesraad adviseert u om de 1 zin van de 2 alinea als volgt te redigeren: “Het sociaal team is gekend door en verbonden met een gebiedsnetwerk van inwoners (w.o. mantelzorgers), vrijwilligers en professionals. Met verwijzing naar de eerdere opmerkingen over de gebiedsindeling, stelt de adviesraad voor om in dit verband ook de voldoende draagkracht en draaglast van het gebiedsnetwerk op te nemen. 17 Daarnaast adviseren wij u om een indicatie op te nemen, of het gebiedsnetwerk, binnen het genoemde stadsdeel, voldoende draagkracht en draaglast heeft. De adviesraad is van mening resultaten van experimenten ook in deze paragraaf te betrekken. Dit ook wanneer experimenten nog niet zouden zijn afgerond, temeer daar goede en leerzame ervaringen aanbevelingen zouden kunnen opleveren binnen de uitvoering van de beleidsterreinen op sociaal domein. 18 De WMO-Adviesraad adviseert u om in deze paragraaf ook een verwijzing op te nemen naar de (tussen)resultaten welke behaald zijn met het experiment “Jongeren onder dak”. Pagina 18 paragraaf 3.2.3. Sociale teams Volwassenen en Jeugd de Bij de opsomming van de samenhang tussen de twee teams (volwassenen en jeugd), noemt u in de 3 bullet “Gebruik van hetzelfde ICT-systeem voor dossiervorming (Gezin in Beeld). Daarbij spelen elementen als waarborging van privacy en omgaan met privacygevoelige gegevens alsmede het inzien van gegevens, een belangrijke rol. In hoeverre zijn deze elementen gewaarborgd? 19 De WMO-Adviesraad adviseert u bij de opzet van dit systeem de privacy van de in het systeem opgenomen cliënten te garanderen en de cliënten zelf te laten aangeven wie de gegevens mogen inzien. Op de zelfde pagina, onder het kopje “Organisatievorm” geeft u de verkennende opzet weer van de organisatie onder werknaam “Voortouw”. U geeft hier aan op welke wijze, met diverse varianten, deze organisatie zou kunnen gaan functioneren. Dit alles is voor de adviesraad alle aanleiding om hierover het volgende advies voor te leggen. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 7 van 40 20 De WMO-Adviesraad adviseert u om in de nota duidelijk aan te geven op welke wijze cliëntinspraak, medezeggenschap, kwaliteitsbewaking vanuit cliëntperspectief, klachtenregeling en de vertrouwenspersoon zijn geregeld. Pagina 19, paragraaf 3.2.5. Toeleiding en toegang De adviesraad stelt vast dat het goed is dat de sociaal teams met vrijwilligers samenwerken. Doch nu aangegeven wordt dat de eerste ontvangst en voor het beantwoorden van eenvoudige vragen vrijwilligers worden ingezet, rijst de vraag of dit verantwoord is. In de opvatting van de adviesraad kan en mag het niet gebeuren dat een vrijwilliger aan de poort van het sociaal team staat. Er kan en mag geen enkele vorm van triage plaatsvinden door een vrijwilliger. Een burger behoeft de ondersteuningsvraag niet als eerste aan een vrijwilliger voor te leggen. Dit is onverantwoord vanuit het oogpunt van kwaliteit van de ondersteuning en de hulpvraagverduidelijking. Achter een op het oog eenvoudige hulpvraag kan juist een complexe hulpvraag schuilgaan en daarom zou de hulpvraagverduidelijking door een professional gedaan moeten worden. Zeker door de wijkgerichte situatie, zal het bovendien goed mogelijk zijn dat deze vrijwilliger een bekende is van de cliënt. Dit kan de privacy van de cliënt schaden en drempelverhogend werken. 21 22 De WMO-Adviesraad adviseert u om bij de opzet van de sociaal team de vrijwilliger geen rol te laten vervullen in de contacten met de burger die zich tot het sociaal team wendt met een hulpvraag. Dit om te voorkomen dat in de eenvoudige hulpvraag de complexe hulpvraag in het kader van de hulpvraagverduidelijking niet herkend wordt. Vrijwilligers zijn heel goed inzetbaar voor de rol van maatje voor kwetsbare burgers en bij het begeleiden naar activiteiten. Daarnaast adviseert de adviesraad geen vrijwilliger in te zetten die bekend is binnen de wijk vanwege de privacy van de zorgvrager. De WMO-Adviesraad adviseert u in dit kader bovendien om een korte profielschets van de vrijwilliger op te nemen, zodat deze taak volwaardig kan worden uitgevoerd. In de derde bullet geeft u aan dat het Gemeentelijk Klantcontactcentrum (KCC) een belangrijke informatie functie heeft richting de sociale teams. 23 De WMO-Adviesraad adviseert u om in de concept-beleidsnota vast te leggen dat de wet op de privacy hiermee niet geschonden wordt. Pagina 19, paragraaf 3.2.5. “Toegang tot maatwerkvoorzieningen/individuele voorzieningen” De adviesraad wijst het college in dit verband erop dat in de Memorie van Toelichting op de WMO 2015 op de levensterreinen arbeid, onderwijs, wonen, mobiliteit, zorg en preventie een integrale aanpak wordt bepleit: derhalve een samenhang tussen AWBZ (Wlz), Zvw, Wmo, Jeugdwet en Participatiewet. In hoeverre gaat uw college deze coördinerende taak invullen ? 24 De WMO-Adviesraad adviseert u in deze concept-beleidsnota aan te geven op welke wijze deze coördinatie vorm en inhoud verkrijgt. Pagina 20, paragraaf 3.2.6. Participatie in de buurt De adviesraad heeft uw college inmiddels een advies uitgebracht inzake de nota “Met gebundelde krachten participeren in de buurt”. Het reeds aan uw college uitgebrachte advies blijft onverkort van kracht waar het die adviezen betreft die vanuit de burgerparticipatie werden aangereikt en waarvan de adviesraad van mening is dat die adviezen nogmaals betrokken dienen te worden bij het redigeren van dit onderdeel van de concept-beleidsnota. 25 De WMO-Adviesraad adviseert uw college het eerder uitgebrachte advies, zoals hierboven beschreven, te betrekken bij het redigeren van deze paragraaf. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 8 van 40 Pagina 20, 3.3.Ruimte en verantwoordelijkheden voor Goudse inwoners. Gezien de eerder door de adviesraad aangegeven “loopplank” dient bij het definiëren van de nieuwe relatie ook centraal te staan • een beleid dat een loopplank is voor degenen die aangewezen zijn op ondersteuning. 26 De WMO-Adviesraad adviseert uw college de reeds beschreven relatie uit te breiden met de vorenstaande opgenomen bullet. Pagina 20, paragraaf 3.3.1.Hervormen van burger- en cliëntenparticipatie De adviesraad heeft u reeds een voorstel gedaan met betrekking tot de instelling van een Raad Sociaal Domein voor wat de burgerparticipatie betreft. Uit deze concept-beleidsnota maakt de adviesraad op dat voor alle vormen van het cliëntenperspectief (jeugdigen, (pleeg)ouderraden, cliëntenraden, familieraden) ten behoeve van de (mede) zeggenschap, een aparte Cliëntenadviesraad nieuwe stijl tot stand komt. Deze ontwikkeling wordt door de adviesraad van harte ondersteund. Dit temeer om te bereiken dat de jeugdmedezeggenschap en zeggenschap geborgd is en opdat hun wensen en ideeën zelf een belangrijke leidraad vormen in het vast te stellen beleid. Daardoor verkrijgen zij ook invloed op hun eigen hulp en leven. Voor beide organen zal er één verordening worden ontworpen om de samenhang in zijn algemeenheid tussen deze organen tot uitdrukking te laten komen. Van essentieel belang dient te zijn dat iedereen in de samenleving, hetzij rechtstreeks hetzij middels vertegenwoordiging dan wel via de burgerparticipatie, erkenning vindt in zijn of haar recht om te worden gehoord, betrokken te worden bij dan wel invloed kan uitoefenen op de ontwikkeling, voorbereiding en uitvoering van de besluitvorming binnen het beleidskader van het sociaal domein. In dit kader merkt de adviesraad op dat de Jeugdwet iedere instelling die zorg verleent verplicht om een Cliëntenraad in te stellen. Ook heeft de instelling van pleegzorg de verplichting tot het instellen van een Pleegouderraad. Daarbij zouden de volgende uitgangspunten dienen te worden vastgesteld: - Representatief voor aan wie zorg verleend wordt; - Zorgen voor onafhankelijke ondersteuning aan de Cliëntenraad; - Beschikbaar stellen van materiële middelen; - In staat zijn om gemeenschappelijke belangen te behartigen en - Informatieverstrekking vanuit het bestuur van de instellingen. 27 De WMO-Adviesraad adviseert u om hetgeen in het vorenstaande is verwoord, op te nemen in de concept-verordening voor de beide adviesorganen die aan de betrokken adviesraden om advies zal worden voorgelegd. Pagina 21, paragraaf 3.3.2. Faciliteren dat mensen zelf de juiste oplossing kunnen vinden Cliëntondersteuning De adviesraad merkt op dat binnen het voornemen van het college de cliëntondersteuning onderdeel zal worden van het sociaal team. Daarmee staat meteen vast dat deze vorm van cliëntondersteuning een onderdeel wordt van het sociaal team en derhalve totaal niet onafhankelijk is ten opzicht van de burger. Een cliëntondersteuner is er voor de cliënt en niet voor het sociaal team. Volgens de WMO 2015 heeft iedereen recht op gratis cliëntondersteuning, op elke moment dat hij of zij daaraan behoefte heeft. Cliëntondersteuning dient echter altijd vrij beschikbaar te zijn en toegankelijk te zijn, zonder beperkende voorwaarden. Dit laatste legt uw college wel neer in deze concept-beleidsnota. Dat druist in tegen de bedoeling van de wetgever. De adviesraad maakt u er nogmaals op attent dat hierover ook in het parlement xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 9 van 40 bij de behandeling van het betrokken wetsvoorstel uitvoerig is gesproken en dat het een en ander heeft geleid tot het indienen van een amendement dat aangenomen is. De indieners van het amendement vonden de onafhankelijkheid onvoldoende gegarandeerd door de wetstekst. In de toelichting bij het amendement beschrijven zij dat de cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat de ondersteuning die geboden wordt om een cliënt bij te staan tijdens de besluitvorming over de toekenning van een maatwerkvoorziening volledig onafhankelijk is van het besluit dat de gemeente uiteindelijk neemt om een cliënt wel of niet een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget toe te kennen. Iedere vorm van belangenverstrengeling wordt op deze wijze voorkomen. Die belangenverstrengeling is bovendien wel aanwezig indien hetgeen u voorstelt werkelijkheid zou worden. Dat kan toch nimmer de bedoeling zijn. Cliëntondersteuning kan ertoe bijdragen dat de positie van de cliënt en van de mantelzorger (deze laatste groep valt ook onder de cliëntondersteuning) wordt versterkt en dat zij zelf de regie kunnen houden/nemen bij de toegang tot diensten in het sociaal domein. Het is om die redenen dat de cliëntondersteuning perfect wordt geregeld en tevens voldoet aan kwaliteit, keuzevrijheid, beschikbaarheid, laagdrempeligheid, vindbaarheid en toegankelijkheid. De cliëntondersteuner dient ook bereikbaar en toegankelijk te zijn binnen de bezwaar – en beroepsprocedures. De adviesraad stelt u voor, in acht nemende het vorenstaande, in deze concept-beleidsnota het een en ander te verwoorden en daarbij een antwoord te formuleren op de hieronder gestelde vragen: • • • • • • • • • • Is het aanbod dat de gemeente organiseert per 1 januari 2015 beschikbaar en voldoende toegesneden op de kenmerken en behoeften van alle doelgroepen? Is de cliëntondersteuning levensbreed, dat wil zeggen heeft deze betrekking op alle terreinen van het sociale domein en aanpalende terreinen? Is het aanbod van cliëntondersteuning onafhankelijk georganiseerd? Is de professionele autonomie van de cliëntondersteuner gewaarborgd? De cliënt moet erop kunnen vertrouwen dat de ondersteuning die door of vanwege de gemeente geboden wordt om een cliënt bij te staan tijdens de besluitvorming over de toekenning van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget volledig onafhankelijk is van het besluit dat de gemeente uiteindelijk neemt om een cliënt wel of niet een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget toe te kennen. Als de cliëntondersteuning uitgevoerd wordt door het Sociaal Team is de onafhankelijkheid ons inziens geenszins geborgd. Heeft de gemeente voldoende in beeld waar de witte vlekken in het huidige aanbod zitten en organiseert de gemeente hierop nieuw aanbod? Wat betreft de toegang tot cliëntondersteuning: Is er voor alle doelgroepen een duidelijk herkenbaar en laagdrempelig aanspreekpunt beschikbaar? Dit hoeft overigens niet voor alle doelgroepen hetzelfde aanspreekpunt te zijn. Is het voor alle groepen cliënten mogelijk om een vertrouwensband met de cliëntondersteuner op te bouwen?. En biedt de gemeente de mogelijkheid om indien gewenst te kiezen voor een andere cliëntondersteuner? Wijst de gemeente er bij cliënten met een hulpvraag actief op dat er tijdens het onderzoek in het kader van de Wmo, Jeugdwet en Participatiewet een beroep op cliëntondersteuning kan worden gedaan? Is in de afspraken voldoende helder vastgelegd dat de cliëntondersteuning onafhankelijk is en dat de cliëntondersteuner iemand is die naast de cliënt staat en uitsluitend in het belang van de cliënt handelt? Wat betreft kwaliteit en medezeggenschap: Wat zijn de kwaliteitseisen die de gemeente gaan stellen aan de organisaties die cliëntondersteuning willen bieden? Wordt bevorderd dat informele vormen van cliëntondersteuning aan de gemeentelijke kwaliteitseisen en aan de wettelijke eisen kunnen voldoen en zo ja, hoe? xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 10 van 40 • 28 Bij welke Wmo-voorzieningen (waaronder cliëntondersteuning) is medezeggenschap en klachtrecht vereist? De WMO-Adviesraad adviseert uw college de cliëntondersteuning en de wijze waarop hieraan vorm en inhoud dient te worden gegeven, met in achtneming van het vorenstaande, in deze concept-beleidsnota te verwoorden en daarbij een antwoord te formuleren op de gestelde vragen. In het blok “Cliëntenondersteuning” wordt niet gesproken over mantelzorgondersteuning. Deze vorm van ondersteuning valt ook onder cliëntenondersteuning. 29 De WMO-Adviesraad adviseert u om in dit tekstblok ook aandacht te besteden aan de wijze waarop u mantelzorgondersteuning wil inbedden binnen de cliëntenondersteuning en binnen de Sociale Teams. Ervaringsdeskundigen Binnen dit zelfde blok in paragraaf 3.2.2. onderdeel cliëntenondersteuning , in de laatste zin, spreekt u ook kort van ervaringsdeskundigen. De adviesraad hecht eraan te benadrukken dat met name ook ervaringsdeskundigen van relevante betekenis zijn binnen de gegeven faciliteiten die geboden zouden kunnen worden. Om die reden adviseert de adviesraad zoals hieronder opgenomen is. 30 De WMO-Adviesraad adviseert u om meer aandacht te besteden aan de inzet van ervaringsdeskundigen in de (jeugd-)hulp en -zorg. Jongeren zijn een kwetsbare doelgroep voor wie verkeerde beslissingen een leven lang meegedragen kunnen worden. De inzet van ervaringsdeskundige buddy’s kunnen bijdragen aan een beter en zelfs korter hulpverleningstraject. Maar ook op andere manieren kan ervaringsdeskundigheid bijdragen aan de expertise van de jeugdteams en/of de 0-100-teams. Pagina 22, paragraaf 3.3.3. Versterken van de positie van Mantelzorgers De adviesraad tekent aan dat de website www.mantelplan.nl, welke genoemd werd in de beleidsnota “Mantelzorgzaam Gouda” is vervallen. Hiervoor is de site www.mantelzorgcentraal.nl voor in de plaats gekomen. 31 De WMO-Adviesraad adviseert u om de verwijzing naar de website www.mantelzorgcentraal.nl op te nemen in uw nota. de U noemt in de 2 bullet “mantelzorgers financieel tegemoet komen via een mantelzorgpas”. In de beleidsnota “Mantelzorgzaam Gouda”, waarin u uw beleid voor de periode 2011-2014 vorm gaf, was ook al sprake van financiële tegemoetkoming. Op pagina 20, paragraaf 7.7, van die beleidsnota werd aangegeven dat mantelzorgers een parkeerkaart en cadeaubonnen zouden ontvangen. Van dit initiatief is helaas niets terecht gekomen. Bij Palet Welzijn bijvoorbeeld loopt op dit moment een actie om een mantelzorgpas te introduceren, vergelijkbaar met de PEP-pas in de regio Den Haag. Binnen de adviesraad is ook de opvatting postgevat dat een mantelzorgpas met het oog op de continuïteit in zorg is een goede zaak. Maar het gebruik van de naam en adresgegevens voor een koppeling van de pas aan kortingen op (commerciële) producten en diensten die geen relatie hebben met het bieden van mantelzorg, zal door mantelzorgers eerder als beledigend en als een lege huls worden ervaren. Daarom bepleit een deel van de adviesraad om te bezien, uit respect voor mantelzorgers, een regeling te ontwerpen voor een geldelijke beloning per mantelzorger (als het huidige landelijke mantelzorgcompliment), in plaats xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 11 van 40 van een mantelzorgpas en de keuze vrijheid bij de mantelzorger te laten. Uit onderzoek van bijvoorbeeld Mezzo (Nationaal Mantelzorgpanel, 2013) blijkt dat mantelzorgers zich het meest (50%) gewaardeerd zouden voelen door een vast geldbedrag. Gemiddeld maken mantelzorgers per jaar € 1.100,- aan extra kosten. Denk bijvoorbeeld aan reis- en telefoonkosten. Een ander voordeel van het mantelzorgcompliment is dat de ontvanger van de mantelzorg zelf kan bepalen welke mantelzorgers een compliment krijgen en ook hun mantelzorgers uit een andere gemeente een compliment kunnen geven. 32 De WMO-Adviesraad adviseert u a. om samen met bijvoorbeeld Palet Welzijn deze pas te ontwikkelen. Hierdoor kunnen de inspanningen gebundeld worden dan wel b. na te gaan of een regeling voor geldelijke beloning per mantelzorger het meest geboden is. Ruimte geven voor nieuwe mogelijkheden van respijtzorg Het valt op dat er in Gouda weinig gebruik gemaakt wordt van logeermogelijkheden. De adviesraad stelt vast dat het positief is dat naar innovatieve vormen van respijtzorg wordt gezocht. Want als er weinig gebruik wordt gemaakt van logeermogelijkheden kan dat betekenen dat deze vorm van respijtzorg niet alleen onbekendheid is als wel dat deze vorm niet aansluit bij de behoefte van de mantelzorger. Naar de mening van de adviesraad dient eerst de behoefte aan respijtzorg bij de zorgvrager zelf te worden vastgesteld. Respijtzorg kan ook thuis worden geboden, bijvoorbeeld in gezinnen waar iedere nacht één of meerdere keren een specifieke zorg of aandacht nodig is voor een (lichamelijk en/of verstandelijke beperkt) kind of een partner met een beperking of ziekte. Juist omdat het iedere nacht is, is dit slopend voor de mantelzorger. Dit kan ook zwaar zijn voor vrijwilligers. Het bieden van innovatieve vormen van respijtzorg mag daarom niet afhankelijk worden gesteld van de beschikbaarheid van vrijwilligers. Waar professionele inzet als respijtzorg aan huis noodzakelijk is, moet dit kunnen worden geboden. 33 De WMO-Adviesraad adviseert u om, samen met bijvoorbeeld Palet Welzijn, een inventarisatie te maken aan welke vorm van respijtzorg behoefte is. Deze organisatie heeft al scherp op het netvlies hoe de respijtzorg gegeven kan worden. Pagina 22/23, paragraaf 3.3.4 Vertrouwenspersoon en luisterend oor De adviesraad steunt uw voornemen om voorlopig gebruik te blijven maken van een professionele organisatie als Sensoor. Naast Sensoor is ook het Advies en Klachtenbureau Jeugd (AKJ) actief. Deze organisatie wordt niet genoemd in uw nota. Wellicht dat dit alternatief in uw nadere afweging in 2015 meegenomen kan worden. Daarnaast zou ook een intensievere vorm van contact kunnen ontstaan tussen Sensoor met bestaande organisaties, zoals bijvoorbeeld de AMHK. Ook dat punt geeft de adviesraad uw college mee in de nadere overweging. 34 De WMO-Adviesraad adviseert u om de rol van het Advies en Klachtenbureau Jeugd (AKJ) binnen deze paragraaf op te nemen dan wel bij uw nadere afweging in 2015 te betrekken. Voorts adviseert de WMO-Adviesraad dat er intensief contact is tussen Sensoor, AKJ, de AMHK, CJG, het sociale team jeugd en eventueel ook met meldpunt voor Zorg en Overlast. Wij adviseren u om hier één aanspreekpunt voor Sensoor en AKJ te benoemen, die vervolgens afstemt met de genoemde organisaties. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 12 van 40 Pagina 23-26, paragraaf 3.4.1 Jongeren in de knel De adviesraad moet vaststellen dat er alleen wordt gesproken over jongeren met betrekking tot Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. In de nota staat weinig tot niets over kinderen die psychiatrische problemen hebben en daarom specialistische hulp en opvang nodig hebben, zoals die gegeven wordt in bijvoorbeeld Curium-LUMC, Academisch Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie aan de J.P. Thijsselaan. Ook de zwerfjongeren, vele met een (lichte) verstandelijke beperking, voor wie huisvesting en begeleiding nodig is, worden niet genoemd. Enkele van deze jongeren worden begeleid door Home-run van Humanitas. Deze kinderen vallen nu ook onder de verantwoordelijkheid van de gemeente en moeten aandacht krijgen in de nota. 35 De WMO-Adviesraad adviseert u om in deze paragraaf ook aandacht te schenken aan de groep zwerfjongeren en jongeren met psychiatrische problemen. Pagina 25, paragraaf 3.4.1 Jongeren in de knel, Pleegzorg Het is de adviesraad bekend dat naast de instellingspleegzorg er ook sprake is van netwerkpleegzorg. De ervaring leert dat netwerkpleegzorg als goedkope oplossing wordt gezien, maar ook netwerkpleegouders hebben begeleiding en ondersteuning nodig. Wellicht verdient het aanbeveling om ook deze vorm van pleegzorg in deze concept-beleidsnota te betrekken. 36 De WMO-Adviesraad adviseert u om duidelijk onderscheid te maken tussen instellingspleegzorg en netwerkpleegzorg. In paragraaf 3.4.1. wordt in het algemeen stilgestaan bij de jongeren, terwijl in deze paragraaf de aandacht die nodig is voor de directe omgeving van de jongeren (ouders, familie en vrienden) totaal niet belicht wordt. Over het algemeen zijn dit de sleutelfiguren in het proces rond de jongeren. 37 De WMO-Adviesraad adviseert u om in deze paragraaf aan te geven hoe u de directe omgeving van de jongeren begeleid en in gaat zetten als onderdeel van het raadpleegbaar netwerk van de betrokkenen. Pagina 27, paragraaf 3.4.3 Opvang en beschermd wonen Beschermd wonen: In deze paragraaf is niet aangegeven door welke instantie de indicatiestelling voor een Regionale Instelling Beschermd Wonen (RIBW) gedaan gaat worden. 38 De WMO-Adviesraad adviseert u om de indicerende instelling te benoemen in deze paragraaf. Dit om onduidelijkheden te voorkomen. Inloop GGZ Met betrekking tot het zo laagdrempelig mogelijk houden van een inlooppunt, verdient het aanbeveling, zo leert de praktijk, om twee inlooppunten te ontwikkelen t.w. één voor de ouders en één voor de jongeren. de In de 2 39 bullet geeft u aan dat dak en thuislozen niet geweigerd mogen worden. De WMO-Adviesraad adviseert u binnen dit kader op te nemen dat er één inlooppunt komt voor de ouders en één inlooppunt komt voor de jongeren; tevens wordt u geadviseerd aan te geven op welke wijze u met betrekking tot het niet weigeren van dak- en thuislozen een controle-instrument ontwikkelt. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 13 van 40 Pagina 29, paragraaf 3.4.4 Als er financiële problemen zijn Blok Regelingen bij armoede ten gevolge van een chronische ziekte en/of beperking De adviesraad stelt vast dat de in deze concept-beleidsnota opgenomen regelingen bij armoede ten gevolge van een chronische ziekte en/of beperking, in feite niet thuishoren in het armoedebeleid, omdat dan alleen mensen met een minimum inkomen hiervan gebruik kunnen maken, terwijl mensen met een inkomen boven het minimum te maken hebben met een stapeling van eigen bijdragen en meerkosten. Bewezen meerkosten dienen gecompenseerd te worden. De nieuwe bepaling in de WMO 2015 maakt het immers mogelijk om specifiek voor personen met een chronische ziekte of beperking en met een inkomen boven het netto sociaal minimum een regeling te treffen. Daarmee kan de gemeente een tegemoetkoming geven. Het zal duidelijk zijn dat zulks individueel maatwerk vereist. Niet alle mensen met WMOondersteuning hebben immers meerkosten. Voorkomen dient te worden dat mensen door een stapeling van extra kosten niet kunnen participeren. Daarom is uw college gehouden na te gaan welke beleidsinstrumenten passen bij een zo gericht mogelijk beleid voor compenseren van meerkosten. Het armoedebeleid is hiervoor een te beperkt instrument. 40 De WMO-Adviesraad adviseert u in deze concept-beleidsnota op te nemen welke stappen uw college gaat ondernemen om te komen tot een maatwerkondersteuning op inkomen. Een en ander zal ook nader uitgewerkt dienen te worden in de nog vast te stellen verordening WMO 2015. Als de gemeente een passend pakket aan maatregelen gaat ontwikkelen dit jaar, adviseert de adviesraad u de concept voorstellen ter advisering aan de adviesraad voor te leggen. Pagina 30, paragraaf 3.5 Werken aan participatie Vrijwilligerswerk door mensen met een beperking De adviesraad heeft reeds eerder in de advisering aangegeven dat het uitvoeren van vrijwilligerswerk door mensen met een beperking wordt bemoeilijkt door het feit dat mensen met een beperking vaak speciale voorzieningen nodig hebben om vrijwilligerswerk te kunnen uitoefenen. Te denken valt aan aangepast vervoer, aanpassingen op de werkplek, begeleiding of verzorging op de werkplek. Vaak zijn deze voorzieningen financieel niet op te brengen door de organisatie waar het vrijwilligerswerk wordt gedaan. 41 De WMO-Adviesraad adviseert u in de uitvoering van de participatiewet een regeling op te nemen die het mogelijk maakt dat vrijwilligersorganisaties een beroep kunnen doen op een financiële tegemoetkoming ter compensatie van de kosten. Herstelfase cliënten Cliënten die zich nog in de herstelfase bevinden, hebben tijd nodig om voldoende te herstellen. Tot nu toe is er weinig ruimte voor mensen die onvoldoende hersteld zijn om mee te kunnen draaien in een arbeidsproces. De druk om aan de slag te moeten is groot, wat eerder leidt tot een terugval. Met name bij (O)GGZ cliënten en (ex) verslaafden en mensen die sinds kort niet meer dakloos zijn. Zeker een dakloze die onderdak vindt, is niet direct klaar om te kunnen functioneren in het arbeidsproces. Voor al deze mensen is goede gepaste begeleiding en ondersteuning in het herstelproces en de toeleiding naar (passend) werk belangrijk. 42 De WMO-Adviesraad adviseert u om voor deze categorie cliënten duidelijk aan te geven hoe u deze wilt begeleiden in de herstelfase en toe zou willen leiden naar (passend) werk. Ook verzoekt de adviesraad u om aan te geven wie voor deze categorie gaat bepalen of de cliënt weer geschikt is voor arbeid. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 14 van 40 Pagina 34, paragraaf 3.5.4. Samenwerken aan participatie Vrijwilligerswerk Met verwijzing naar het eerder vermelde omtrent het vrijwilligerswerk door mensen met een beperking, zou het aanbeveling verdienen ook bij dit onderdeel een passage hierover op te nemen. 43 De WMO-Adviesraad adviseert u in het onderdeel “Vrijwilligerswerk” ook aandacht te schenken aan het vrijwilligerswerk door mensen met een beperking en wel door de laatste zin van deze alinea uit te breiden met “en zorgt ook voor de voorzieningen om het vrijwilligerswerk mogelijk te maken, zoals bijvoorbeeld fysieke toegankelijkheid”. Activering via dagbesteding Het komt de adviesraad gewenst voor in dit onderdeel onderscheid te maken tussen mensen met een fysieke en een verstandelijke beperking. Beide groepen kunnen niet over één kam geschoren worden. 44 De WMO-Adviesraad adviseert u in dit onderdeel ook op te nemen de activering via dagbesteding voor mensen met een fysieke en/of een verstandelijke beperking. Pagina 36, paragraaf 4.3. Samenwerken met werkgevers De adviesraad is van mening dat de samenwerking met de werkgevers ook erg belangrijk is en wel in relatie tot de mantelzorgondersteuning. Het is bekend dat 1 op de 8 medewerkers een mantelzorger is. 45 46 De WMO-Adviesraad adviseert u om in paragraaf 4.3 in te gaan op vormen waarop samen gewerkt zou kunnen worden met de werkgever over de wijze waarop hij mogelijk zijn beleid zou kunnen voeren met betrekking tot mantelzorgers binnen de organisatie. Pagina 39, paragraaf 5.1 Kwaliteit en verantwoording Blok Kwaliteit De WMO-Adviesraad adviseert u, gezien het eerder hieromtrent vermelde, om nog één punt toe te voegen: 47 48 Zorgen voor kwaliteit van leven. Pagina 40, opsomming onder Noot: De WMO-Adviesraad adviseert u, gezien de eerdere advisering, om de tekst als volgt aan te passen: 3. Ouderen zijn langer zelfredzaam; 4. Mensen met een beperking zijn zelfredzaam en kunnen optimaal participeren in de samenleving; 6. Voor wie dat nodig heeft, zijn sociale voorzieningen beschikbaar. Pagina 41, Paragraaf 5.2 Contracteren en Bekostigen De WMO-Adviesraad adviseert u bij punt 6 toe te voegen: “ ,uitgaan van eigen regie en inzetten van eigen kracht.” Bij punt 9: Minder specialistische intensieve of langdurende maatwerkvoorzieningen De adviesraad moet thans reeds vaststellen dat er nu al vanuit wordt gegaan dat er een verschuiving is van minder specialistische intensieve of langdurige maatwerkvoorzienig naar een algemene voorziening. Het is naar de opvatting van de adviesraad een ‘gewenste’ verschuiving, maar of er daadwerkelijk een verschuiving plaatsvindt, is nog te bezien en kan eerst later worden vastgesteld. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 15 van 40 44 45 De WMO-Adviesraad adviseert u om goed onderzoek uit te voeren naar deze verschuiving en geen maatregelen te treffen welke op deze aanname gebaseerd zijn. Pagina 41, onderdeel Innovatie. De WMO-Adviesraad adviseert u een vijfde punt aan deze innovaties toe te voegen en wel: 5. Vraag gestuurd werken. Pagina 43, Jeugd Op deze pagina van de concept-beleidsnota wordt vermeld “Op de budgetten zit in 2015 een gemiddelde korting van ongeveer 3%. De afgelopen jaren is er steeds sprake geweest van een toenemend gebruik van jeugdzorg. De komende jaren zal er strak gestuurd moeten worden om binnen de verkregen middelen de groei op te vangen en zodoende binnen het budget te blijven”. 46 De WMO-Adviesraad adviseert u in dit verband en met dit vaste gegeven om de vraag vanuit deze kwetsbare doelgroep leidend te laten zijn voor de aan te bieden hulp en ondersteuning, en niet het budget. Zeker daar u zelf al aangeeft dat er een toenemend gebruik van jeugdzorg is. Dat uw college binnen het strak bemeten uitgavenpatroon beleid wenst te voeren is op zich een financieel gezond uitgangspunt doch de betrokken cliënten kunnen hier niet de dupe van worden. Pagina 46, de kernboodschap “We willen in Nederland dat iedereen meedoet in de samenleving…” De adviesraad stelt vast dat het de uitdagende ambitie is om te komen tot een inclusieve samenleving. In dat kader dient het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap tevens te worden meegewogen omdat de kaders hiervoor aangeleverd worden. Dit jaar nog zal het kabinet dit verdrag ratificeren. Dit heeft verstrekkende gevolgen voor gemeenten daar zij voor de invulling en implementatie van dit verdrag verantwoordelijk zijn. De adviesraad wenst in dit verband uw college te attenderen op hetgeen vanuit de regering daarover is gesteld : “De regering verwacht van gemeenten dat zij op lokaal niveau verdere uitwerking geven aan het uitgangspunt van het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en daarmee een bijdrage leveren aan het realiseren van een inclusieve samenleving. Tevens moet het beleidsplan erin voorzien dat het college beleid voert waarmee de leefbaarheid wordt bevorderd en in dat kader huiselijk geweld wordt voorkomen en bestreden”. Daarnaast attendeert de adviesraad uw college op de inhoud van de memorie van toelichting bij de WMO 2015: “De gemeente wordt op basis van dit wetsvoorstel verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning van mensen op een breed terrein. Het wetsvoorstel bevat een opdracht aan het college zorg te dragen voor de maatschappelijke ondersteuning en in dat verband een goede toegankelijkheid te bevorderen van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking. Hiermee wordt aangesloten bij de uitgangspunten van het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Dit wetsvoorstel draagt bij aan het realiseren van een inclusieve samenleving, waarin mensen met beperkingen zoveel mogelijk in staat worden gesteld op gelijke voet met anderen te participeren. Tevens moet het college de zelfredzaamheid en participatie bevorderen van mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem, opdat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen. Door gerichte ondersteuning bij het voeren van regie op het eigen leven, het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen en het ontmoeten van anderen, kunnen mensen die het op eigen kracht niet redden (ook niet met ondersteuning van de sociale omgeving), zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving blijven en blijven meedoen in de maatschappij. Dit draagt bij aan hun welbevinden en voorkomt onnodige medicalisering. De ondersteuning door gemeenten dient zo mogelijk ook gericht te zijn op de ontwikkeling van mensen in hun zelfredzaamheid en participatie en te xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 16 van 40 bevorderen dat mensen na verloop van tijd minder op ondersteuning aangewezen zijn. Daar waar dit passend is, zullen gemeenten ter invulling van hun wettelijke opdracht tot maatschappelijke ondersteuning ook beschermd wonen en opvang bieden”. 47 De WMO-Adviesraad adviseert u om die redenen thans al rekening te gaan houden met de invulling en uitvoering van dat VN-verdrag daar deze ratificering verstrekkende gevolgen heeft. De adviesraad benadrukt het belang van deze consequenties en stelt derhalve voor reeds in een zo vroeg mogelijk stadium hiermee rekening te houden. Alleen dan kan gekomen worden tot een realistische inclusieve samenleving. De adviesraad legt nog een aantal algemene adviezen voor met het verzoek daarover een uitspraak te willen doen: Kwetsbare burgers De adviesraad merkt over deze gehanteerde terminologie op dat niet alle mensen met een beperking kwetsbaar zijn. Dat men ondersteuning nodig heeft om zelfredzaam te zijn en te kunnen participeren, betekent niet dan men dan ook kwetsbaar is. Met de benodigde ondersteuning kan men zelfredzaam zijn en participeren, en is men gelijkwaardig aan ieder ander. Kwetsbaarheid suggereert een ongelijkheid, en die hoeft er helemaal niet te zijn. Uw college gaat immers uit van de eigen kracht van mensen, dit is in tegenspraak met het uitgaan van de kwetsbaarheid van mensen. Daarom spreekt de adviesraad van mensen met beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie, in plaats van kwetsbare mensen. Keuze vrijheid PGB Een verschuiving van (geïndiceerde) maatwerkvoorziening naar (vrij toegankelijke) algemene voorzieningen leidt ertoe dat wanneer gevonden wordt dat een algemene voorziening passend is, de cliënt niet in aanmerking komt voor een individuele voorziening. Dit heeft tot gevolg dat de cliënt dus ook niet kan kiezen voor een PGB. Deze verschuiving leidt dus tot het uitsluiten van de keuzemogelijkheid tussen een voorziening in natura en een PGB. Het is niet de bedoeling van de wetgever dat de burger van een maatwerkvoorziening en een PGB wordt uitgesloten vanwege het organiseren van een eigen aanbod door de gemeente. Er zal altijd beoordeeld dienen te worden of deze persoon door middel van de geboden algemene voorziening in voldoende mate zal worden gecompenseerd. Dit betekent dat ook een keuze tussen een voorziening in natura en een PGB mogelijk is, en dat deze mogelijkheden ook betrokken worden in het zoeken naar de meest compenserende oplossing. Er is namelijk een groot verschil tussen een algemene voorziening en een maatwerkvoorziening. Algemene voorzieningen zijn snel, regelarm, incidenteel en worden kortdurend aangeboden. Maatwerkvoorzieningen hebben betrekking op structurele, langer durende en een niet incidentele compensatiebehoefte. Het PGB is een instrument om er voor te zorgen dat iemand de regie over zijn leven heeft. Het is een middel om eigen regie te voeren, en is bedoeld voor mensen die levenslang en levensbreed een beperking hebben en bewust voor deze vorm van financiering kiezen. Het is voor mensen die verder ook in staat zijn zelf de zorg te regelen, te organiseren en de rol van werkgever op zich te nemen. Cumulatie van eigen bijdragen De adviesraad is van opvatting dat het aanbeveling verdient, om cumulatie van eigen bijdragen te voorkomen, dat ook de eigen bijdragen voor algemene voorzieningen gemeld worden aan het CAK. Belangrijk is de effecten van de verschillende eigen bijdragen op de koopkracht van burgers te beschouwen en ervoor te waken dat door het heffen van bijdragen voor algemene voorzieningen de burgers in nog grotere problemen terecht komen. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 17 van 40 PGB beleid in WMO 2015 en de Jeugdwet Bij de adviesaanvraag van 15 juli 2014 werd namens het college gevraagd om ook een advies uit te brengen over het PGB-beleid. Vanuit de ambtelijke organisatie wordt ook gewerkt aan het formuleren van het PGB-beleid en mogelijk zou dat resultaat ook nog ter advisering aan de WMO-Raad Gouda worden voorgelegd. Op voorhand is de gemeente benieuwd naar de zienswijze van de adviesraad over dit beleidsvraagstuk. Voor de WMO-Raad Gouda staat met betrekking tot het PGB-beleid een aantal uitgangspunten vast: - Centrale uitgangspunten zijn verankerd in de wet met mogelijkheden voor de gemeente om eigen keuzes te maken De beide wetten geven aan dat volwassenen, jeugdigen en hun ouders, onder voorwaarden kunnen kiezen voor een PGB in plaats van zorg in natura PGB voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een individuele voorziening behoren en die de persoon van derden betrekt Het PGB is naast de zorg in natura een goed instrument om tot individueel maatwerk te komen met als voordeel behoudt van de regie over eigen leven; mensen mogen zelf kiezen (bewuste en vrijwillige keuzen) welke zorgverleners zij willen en op welke tijdstippen en locaties zij die wensen te ontvangen. De mogelijkheid van PGB bevordert innovatie doordat aanbieders buiten de gecontracteerde aanbieders kunnen worden gefinancierd Gemeente is verplicht om PGB-beleid te creëren; beleidsplan en verordening, waarin het PGBbeleid is opgenomen, dienen vóór 1 november 2014 te zijn vastgesteld; voorts is de gemeente verplicht om cliënt in te lichten over de mogelijkheid van een PGB en vooraf volledig en objectief in te lichten over de gevolgen van de keuze voor een PGB in plaats van een voorziening in natura (werkwijze PGB; PGB-tarieven; uitleg over persoonlijk plan; de eigen regie en het opdrachtgeverschap/werkgeverschap) Per 2015 is het PGB in de WMO 2015 en de Jeugdwet beschikbaar in de vorm van een trekkingsrecht De uitvoering van het trekkingsrecht is in handen van de SVB, op basis van afspraak gemeente; ingevoerd om oneigenlijk gebruik te beperken; aanvullend mag gemeente zelf regels om oneigenlijk gebruik en fraude tegen te gaan De SVB is verantwoordelijk voor de voorbereiding en de uitvoering van de betalingen. Overgangsrecht in 2015; alle nieuwe beschikkingen dienen vóór 01.01.2016 te zijn genomen Geen PGB voor minderjarigen met een Kinderbeschermingsmaatregel of Jeugdreclassering of jeugdigen die zijn opgenomen in een gesloten accommodatie met een machtiging Bij Jeugdwet is vastgelegd dat aanvrager zich gemotiveerd op het standpunt dient te stellen dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod niet passend is in zijn specifieke situatie Bij WMO is aangegeven dat de aanvrager zich gemotiveerd op standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als PGB geleverd wenst te krijgen Voor PGB gelden enkel de drie voorwaarden uit de wet (bekwaamheid aanvrager, motivering en gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening). Sommige uitgangspunten geven de adviesraad aanleiding tot de volgende opmerkingen en advisering. Informatieverstrekking De adviesraad acht het van belang dat over de mogelijkheden van het toekennen van een PGB zowel mondeling (tijdens het bekende gesprek) als schriftelijk ( in de verslaglegging van het gesprek) informatie xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 18 van 40 wordt verstrekt . Daarnaast zou zo mogelijk door middel van foldermateriaal en via de gemeentelijke geëigende mediakanalen (internet) informatie dienen te worden verstrekt, in begrijpelijk taalgebruik (taalniveau NT2). Eén uniforme regeling voor het PGB De adviesraad opteert in het algemeen voor het vaststellen van één regeling voor het PGB ten behoeve van alle aanvragen voor een PGB krachtens een wettelijke regeling. Op die wijze kan bereikt worden dat een integrale afweging wordt gerealiseerd bij de besluitvorming over het toekennen van een PGB, afhankelijk van de integraal vastgestelde benodigde zorg/ondersteuning. In dat kader kan het toe te kennen PGB in z’n totaliteit benut worden voor alle vormen van hulp en ondersteuning. Zo wordt tevens bereikt dat het PGB een gelijkwaardig recht vormt voor een voorziening in natura. In dit verband is het relevant om te melden dat “aan de poort” goed geselecteerd wordt zodat het PGB alleen terecht komt bij degene die op een verantwoorde manier om kan gaan met het PGB. Daarbij is het een vereiste dat de cliënt zelf, zo nodig met hulp vanuit zijn direct sociaal netwerk dan wel met behulp van een objectieve en onafhankelijke cliëntondersteuner, een zorgplan en een budgetplan kan opstellen. De budgethouder en/of zijn netwerk dient in staat maar ook bereid te zijn zelf de regie te voeren en taken aan te kunnen die verbonden zijn aan een PGB. M.a.w. bewust kiezen voor een PGB; in staat zijn zijn/haar eigen situatie te overzien en zelf de zorg te kiezen en te regelen; in staat te zijn de werkgeverstaken op zich te nemen en goed op de hoogte te zijn van de rechten en plichten die behoren bij (het beheer van) een PGB. In de WMO 2015 is dan ook een bepaling opgenomen dat de cliënt zich daarvoor mag laten bijstaan door iemand uit zijn sociale netwerk dan wel een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde. In de Jeugdwet is dit niet zo expliciet benoemd. In het kader van één uniforme, integrale regeling is het van belang om eenduidig vast te leggen door wie iemand zich kan laten bijstaan voor het verantwoord omgaan met een PGB. Naast de in de WMO 2015 benoemde personen zou dit ook iemand uit de kring moeten kunnen zijn, bijvoorbeeld van iemand met een verstandelijke beperking of een partner van iemand met (beginnende) dementie of NAH. Immers, het komt geregeld voor dat juist een ouder of een partner bewindvoerder of gemachtigde is voor een cliënt. Tweede wettelijke voorwaarde voor een PGB (motivering) Met betrekking tot de tweede voorwaarde voor een PGB, de motivering, reikt de adviesraad aan de belangrijkste motieven om te kiezen voor een PGB in het beleidskader te betrekken: 1. De zekerheid van vaste hulpverleners die zich voor langere tijd aan het individu/gezin verbindt. 2. De zorgvrager heeft zorg nodig op wisselende tijden op de dag. 3. De zorgvrager heeft zorg nodig op veel korte momenten op de dag. 4. Er is zorg nodig op ongebruikelijke tijden (bv. tussen 23.00 uur en 7.00 uur). 5. Er is 24-uurszorg nodig. 6. Er is zorg nodig op verschillende locaties. 7. De mogelijkheid om een zorgverlener te kiezen die past bij de voorkeuren of de specifieke noden van het individu/gezin. 8. De zorgvrager heeft zorg nodig die vooraf slecht in te plannen is. Derde wettelijke voorwaarde voor een PGB (gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening) De adviesraad merkt op dat de verantwoordelijkheid van de kwaliteit van de geleverde hulp bij de budgethouder ligt omdat die ook contracteert. De gemeente heeft tot taak na te gaan of de kwaliteit bij de xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 19 van 40 betreffende budgethouder gegarandeerd is. De kwaliteitscontrole is voldoende geborgd indien er een goed, helder persoonlijk plan is opgesteld waarin de eisen van de zorgverlener zijn opgenomen en vanuit de gemeente met budgethouder/zorgverlener, vooral in het eerste jaar, goede contacten worden onderhouden. In het algemeen gesteld wordt de kwaliteit meer afgemeten naar bejegening (manier van ondersteuning) en effectiviteit (draagt de ondersteuning daadwerkelijk bij aan zelfredzaamheid en participatie). In dit verband adviseert de adviesraad binnen het beleidsplan aan het college de mogelijkheid te bieden om toetsingscriteria op te stellen omdat deze onontbeerlijk zijn. Beschikking tot toekenning van een PGB In de beschikking tot toekenning van een PGB in ieder geval vastleggen: 1. Voor welk resultaat het PGB kan worden aangewend 2. Welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB 3. Wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen 4. Wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB bedoeld is 5. De wijze van verantwoording van de besteding van het PGB Wettelijke weigeringsgronden voor een PGB Van relevante betekenis zijn ook de wettelijke weigeringsgronden om geen PGB toe te kennen, t.w. 1. Cliënt verstrekt onjuiste of onvolledige gegevens en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid 2. De cliënt voldoet niet aan de aan het PGB verbonden voorwaarden 3. De cliënt het PGB niet of voor een ander doel gebruikt. Naast deze formele weigeringsgronden merkt de adviesraad op dat een PGB niet volledig kan worden geweigerd wanneer de ondersteuning op basis van PGB duurder is dan de hulp in natura. Het college zal dan dienen te kiezen voor een budget ter hoogte van het ingekochte zorg in natura -tarief. De aanvrager uitsluiten van een PGB kan alleen plaatshebben indien de algemene voorziening volledig toereikend is om als passende ondersteuning te dienen bij ondersteuning of hulp ten behoeve van de individuele aanvrager. PGB voor niet-professionals uit het sociale netwerk van de aanvrager (personen uit huiselijke kring en andere personen met wie een sociale relatie wordt onderhouden) De adviesraad is van opvatting dat in het beleidskader en in navolging daarvan in de betreffende verordening vastgelegd dient te worden wanneer PGB-houders ondersteuning en hulp mogen inschakelen uit eigen sociaal netwerk en daarvoor een PGB kunnen ontvangen. Het is in het algemeen gesteld volgens de wet niet mogelijk om in een verordening het gebruik van het PGB voor niet-professionele zorg geheel uit te sluiten. Voor gezinsleden binnen hetzelfde huishouden als de aanvrager zou naar de mening van de adviesraad bijvoorbeeld gebruik kunnen worden gemaakt van bepalingen rond de gebruikelijke zorg zoals die opgenomen zijn in het protocol Gebruikelijke Zorg van het CIZ, met dien verstande dat de gebruikelijke zorg in natura wel passend moet zijn en het gezinslid in staat is deze hulp of ondersteuning te bieden. In dat geval is een PGB de oplossing. PGB voor iemand uit het directe sociale netwerk (“vriendendienst”) xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 20 van 40 Het betalen van hulp die anders zonder betaling geleverd zou worden uit het sociale netwerk van de cliënt, wordt in het algemeen niet wenselijk geacht. Daarbij zou de gemeente iedere situatie apart dienen te beoordelen. Dit standpunt ware naar de opvatting van de adviesraad op te nemen in het beleidskader sociaal domein. Om die duidelijkheid te creëren zouden bij de beoordeling van de aanvraag ingevolge de Jeugdwet de volgende aspecten in de afweging kunnen worden betrokken: Lijst van aspecten die een rol spelen bij de beoordeling van de aanvraag voor een PGB ingevolge de Jeugdwet: Type hulp dat wordt geleverd (boodschappen doen versus het huis schoonhouden) De frequentie van hulp (1 keer per maand versus 4 keer per week) Of er sprake is van een tijdelijke hulpvraag of van hulp voor een langere periode De mate van verplichting (kan degene die hulp levert een keer overslaan als hij ziek is of op vakantie wil of is dit niet mogelijk) Bij de beoordeling van de aanvraag ingevolge de WMO kunnen deze voorwaarden alleen maar betrekking hebben op het tarief. Vaststellen tarieven Wat het vaststellen van de tarieven betreft merkt de adviesraad op dat aan de gemeente wettelijk ruimte is gelaten om daarin een passend beleid ( met mogelijke differentiatie binnen de tarieven) vast te stellen. De adviesraad adviseert om dit in het beleidsplan sociaal domein op te nemen. Vast ligt in de wettelijke regeling dat in de betreffende verordening dient te worden opgenomen hoe de tarieven voor het PGB bepaald worden. In dit kader mag onderscheid worden gemaakt tussen: a. Ondersteuning professionele hulpverleners b. Ondersteuning vanuit sociaal netwerk c. Ondersteuning door hulpverleners die werken volgens bepaalde kwaliteitsstandaarden d. Ondersteuning door hulpverleners die dat niet doen (werkstudenten, ZZP ‘ers zonder gespecialiseerde opleiding) e. Verschillende kostencomponenten De adviesraad tekent hierbij aan dat ingevolge de WMO 2015 de hoogte van de tarieven toereikend dient te zijn voor het echt realiseren van de situatie waarbij de cliënt in staat wordt gesteld tot - zelfredzaamheid, participatie of zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. Hieraan wordt ingevolge de Jeugdwet nog aan toegevoegd: - de aanvrager in staat wordt gesteld om de jeugdhulp ook echt te kunnen inkopen. Het vaststellen van de hoogte van het tarief ingevolge de WMO 2015 dient te zijn: 1. Gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe de cliënt het PGB gaat besteden 2. Toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen 3. Afgeleid van de kostprijs van de maatwerkvoorziening in natura. Ingevolgde Jeugdwet dient in dit verband te worden opgemerkt dat indien het tarief hoger is dan de kostprijs van de individuele voorzieningen in natura, de hoogte van het PGB gelijk blijft aan het tarief dat gebaseerd is op de eerste drie punten. De wijze waarop de tarieven zouden kunnen worden bepaald, zou als volgt kunnen geschieden: xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 21 van 40 A. Eén vast tarief dat gelijk is aan het tarief voor dezelfde ondersteuning in natura, minus een percentage voor overheadkosten (voorbeeld bij hulp in het huishouden) B. Het hanteren van verschillende tariefcategorieën waarbij rekening ware te houden met de volgende factoren, die van invloed zijn op het benodigde budget: 1. 2. 3. 4. 5. Intensiteit van het zorggebruik (aantal uur) Zwaarte van de ondersteuning (begeleiding in groep of individueel, HH1 oh HH2) Gebruikmaking van vervoer of niet Fiscale en arbeidsrechtelijke verplichtingen i.v.m. af te sluiten arbeidsovereenkomst Mate waarin professionele zorgverlening noodzakelijk is. Met deze 5 factoren zou bijvoorbeeld een tariefindeling kunnen worden gemaakt tussen verschillende categorieën: a. Mantelzorg b. Formele inzet (Mbo-niveau) of c. Specialistische zorg (Hbo-niveau) Bij het vaststellen kan ook gekozen worden voor het onderscheiden van verschillende kostencomponenten, waarbij de waarde van ondersteuning bepaald wordt door de kosten die de burger maakt om met een PGB zelf de benodigde voorziening te regelen. De gemeente gaat dan uit van de “markt” waarop de budgethouder gaat inkopen. Het budget moet de budgethouder dan ook de totale kosten vergoeden om hem in staat te stellen adequate hulp te kopen. Kosten zijn dan: 1. Salaris 2. Vervanging tijdens vakantie 3. Werkgeverslasten 4. Verzekeringen 5. Reiskosten 6. Arbeidsomstandigheden 7. Administratie, regel en bemiddelingskosten De adviesraad adviseert u deze laatste wijze van bepalen van de tarieven zo mogelijk te gaan hanteren, daar in het belang van de aanvrager met de verschillende kostencomponenten rekening wordt gehouden. Voorts adviseert de adviesraad uw college het beleid zodanig vast te stellen dat met een PGB de aanvrager een voorziening moet kunnen aanschaffen die vergelijkbaar is met een voorziening in natura. Het gaat daarbij om de waarde die een voorziening heeft in het economisch verkeer. Onder alle omstandigheden moet voorkomen worden dat als gevolg van allerlei kortingen met het te ontvangen budget geen compenserende voorziening getroffen kan worden. Daarnaast herinnert de adviesraad uw college aan het eerder geadviseerde standpunt dat de praktijk leert dat cliënten niet zelf eerst in de kosten van aanschaf van hulpmiddelen kunnen voorzien dan wel daarvoor een lening kunnen treffen. Daardoor kunnen zij geen hulpmiddelen aanschaffen omdat een uitbetaling in maandelijkse termijnen wordt gehanteerd. Hierdoor blijven cliënten verstoken van hun recht om voor een PGB te kunnen kiezen. Indien dit beleid gecontinueerd wordt dat is er naar de mening van de adviesraad geen sprake van een gelijkwaardig alternatief voor een voorziening in natura. Daarom het advies om een PGB voor hulpmiddelen in één keer uit te betalen en niet in termijnen, met alle consequenties van dien. Trekkingsrecht Het trekkingsrecht geldt voor alle PGB’s en is via de SVB als verplichting vastgelegd. Bij trekkingsrechten is de financiële verantwoording voor de gemeente eenvoudig en digitaal georganiseerd xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 22 van 40 De adviesraad geeft uw college in overweging om de volgende aspecten te betrekken dan wel daarover een standpunt in te nemen in het op te stellen contract met de SVB: collectieve verzekeringen voor schade en rechtsbijstand en vergoeding van loondoorbetaling bij ziekte; de mogelijkheid voor budgethouders om een Feestdagenuitkering uit hun budget te kunnen uitkeren aan hun zorgverleners; de mogelijkheid van een vrij besteedbaar bedrag op te nemen overeenkomstig het huidige beleid; de mogelijkheid om een eenmalige uitkering uit het budget te kunnen betalen; de mogelijkheid om bemiddelingskosten uit het budget te kunnen betalen; vergoeden van administratiekosten uit het budget; indien budgethouders meer willen betalen dan het maximumtarief dat voor die zorgverlener is toegestaan, dan kan dat via een vrijwillige storting; reiskosten die de zorgverlener maakt, kunnen worden vergoed vanuit een PGB; de SVB geeft gegevens voor aan het CAK of aan de gemeente voor berekening van de eigen bijdrage. De SVB beoordeelt en controleert de zorgcontracten (PGB-houder en zorgverlener) op arbeidsrechtelijke aspecten (redelijk uurloon; SVB heeft modelovereenkomst beschikbaar). De gemeente toetst het contract met zorgaanbieder aan zijn of haar persoonlijk plan. Zonder de goedkeuring van de gemeente kan de SVB geen betaling doen. Periodiek onderzoek Het is in het belang van een juiste uitvoering van de wettelijke regeling indien op gezette tijdens een periodiek onderzoek plaatsvindt om na te kunnen gaan of er aanleiding is de beslissing over een PGB te heroverwegen (passendheid en handhaving [steekproefsgewijze controles of signalen hanteren die op oneigenlijk gebruik of fraude zouden kunnen wijzen]) Daarbij tekent de adviesraad wel aan dat dergelijke onderzoeken bij mensen met een levenslange of levensbrede hulpvraag, die niet zal veranderen maar alleen maar zal toenemen, niet nodig zouden moeten zijn. Dit betekent alleen een extra en onnodige belasting voor de betrokken cliënt. Dit leidt dan ook tot een kostenbesparing indien bij hen deze periodieke onderzoeken achterwege worden gelaten. Ook in deze gevallen zou een indicatie van minimaal 5 jaren afgegeven dienen te worden , zodat men niet elk jaar een nieuwe indicatie moet aanvragen. Overgangsrecht PGB-houder: AWBZ-budgethouders: tot 1 januari 2016 als indicatie doorloopt tot deze datum Burgers met zorgvraag kunnen een indicatiebesluit aanvragen bij CIZ. CIZ-besluiten van juli en augustus 2014 hebben een duur van 8 maanden en CIZ-besluiten in sept., okt., nov. dec.2014 hebben een duur van 6 maanden.(relevant is passende zorg) PGB-houders in de WMO hebben in de WMO 2015 geen overgangsrecht. Moet in de verordening geregeld worden. Daarbij dient de gemeente in acht te nemen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Een redelijke overgangstermijn is die van 6 maanden. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 23 van 40 Concreet maken meetbare doelstelling De nadere uitwerking van de zes(door de adviesraad geadviseerd tot zeven) hoofddoelstellingen van beleid: hoe kunnen we deze concreet maken in meetbare subdoelstellingen? De adviesraad ontleent het volgende aan het beleidskader Sociaal Domein. Elke hoofddoelstelling is verder uitgewerkt in nadere doelen en effecten. Daarbij geldt dat het meten van effecten een nulmeting vergt. In 2015 spannen we ons in om deze nulmeting af te ronden. Op basis hiervan zullen we nadere gekwantificeerde doelstellingen formuleren. De adviesraad is over het realiseren van meetbare subdoelstellingen het volgende van opvatting. Voor een succesvolle aanpak zijn heldere, relevante en meetbare doelstellingen van belang. Deze maken het beleid toetsbaar. Door te evalueren of de doelen werkelijk gehaald zijn, legt de gemeente achteraf rekenschap af aan de burger en de gemeenteraad over het gevoerde beleid. Ook hebben doelen een motiverende functie: ze dwingen tot het maken van keuzes en geven de organisaties die bij de aanpak betrokken zijn een gezamenlijk doel om aan te werken. Ze kunnen zo ook draagvlak voor het beleid creëren. Zeker wanneer er binnen een aanpak met meerdere partijen wordt samengewerkt, is dit belangrijk. Er moet in dit verband sprake zijn van: 1. Heldere en meetbare doelstellingen, per doelgroep. 2. Inzicht in wat er nodig is voor het behalen van de doelstelling (mens en middelen). 3. Inzicht in wat er nodig is voor het invullen van wettelijke verplichtingen van de gemeente. 4. Tevens dient inzichtelijk te zijn wat het beschikbare/benodigde budget daarvoor is. 5. Een prognose van de te verwachten kostenontwikkeling voor meerdere jaren en de te realiseren bezuinigingen op het gebied van de WMO en de Jeugd. 6. Een aanscherping van de beleidscyclus met bijbehorende planning, monitoring en control. Om te bepalen of de uitvoering van het beleidskader Sociaal Domein op koers ligt, moeten er indicatoren geformuleerd zijn waartegen de uitvoering kan worden afgezet. Voor de uitvoering van het Sociaal Domein Gouda zijn er nog geen expliciete indicatoren geformuleerd. De coördinatie en bijsturing vinden plaats waar dat nodig gevonden wordt. Dit gebeurt aan de hand van voortgangsrapportages van de uitvoeringsprogramma’s. Om de doelstellingen goed meetbaar te maken, dienen deze SMART opgesteld te worden. SMART (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden), Specifiek De beschrijving van de doelstelling moet maar voor één uitleg vatbaar zijn: eenduidig te interpreteren. Ook een duidelijke beschrijving welke ambitie wordt nagestreefd of tot welke doelgroep of gebied het beleid wordt afgebakend, draagt bij aan de mate van specificatie. Meetbaar De mate waarin een meting van de doelstelling mogelijk is; er dient sprake te zijn een indicator en bij voorkeur een streefwaarde. Ook dient aangegeven te worden met welke frequentie de metingen plaats zullen gaan vinden. Acceptabel De mate van acceptatie heeft te maken met de uitvoering van het beleid. Dit moeilijk meetbaar en is meer een weergave van de ambitie van de gemeente Gouda. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 24 van 40 Realistisch De mate waarin de haalbaarheid van de doelstelling is onderbouwd (realiteitsgehalte). Is de startsituatie (nulmeting) bekend? Wat is de beïnvloeding van de gemeente op het realiseren van de doelstelling? Zijn landelijke streefcijfers bekend op basis waarvan het realiteitsgehalte van de doelstelling beoordeeld kan worden? Tijdgebonden Aangegeven is op welke termijn (tijdstip) de doelstelling moet zijn gehaald. De WMO-Adviesraad adviseert u om de doelstellingen SMART neer te zetten, zodat het mogelijk is om de resultaten meetbaar te maken. De metingen dienen uit meerdere invalshoeken gedaan te worden. Niet alleen de cliënten, maar ook mantelzorgers, vrijwilligers, hulpverleners en medewerkers van de gemeente dienen hun oordeel te kunnen geven. Dit geeft een duidelijk beeld vanuit diverse invalshoeken en stimuleert de dialoog tussen de verschillende partijen. Om een uitgangspunt te creëren, waartegen de vervolgmetingen kunnen worden geëvalueerd, dient een zogenaamde “nul-meting” te worden uitgevoerd. Deze dient zo snel mogelijk uitgevoerd te worden. Veel gemeenten maken al gebruik van externe gecertificeerde partijen, die gespecialiseerd zijn in tevredenheids- en kwaliteit-onderzoeken. De WMO-Adviesraad adviseert u om gebruik te maken van het benchmark en belevingsonderzoek van een organisatie zoals bijvoorbeeld de SGBO (www.sgbo.nl). Deze wordt al door meerdere grotere gemeenten gebruikt om een kwaliteits- en tevredenheidsonderzoek op het gebied van WMO en Sociale Zaken uit te voeren. De betreft derhalve de 7 hoofddoelstellingen met tevens vermelding van meetbare subdoelstellingen: 1. Kinderen en jongeren groeien gezond en veilig op en krijgen de kans zich te ontwikkelen. • Gebruikers van het jeugdaanbod zijn tevreden over bejegening en ondersteuning • Gebruikers van het jeugdhulpaanbod zijn tevreden over bejegening en ondersteuning; • De aangeboden ondersteuning is passend en effectief (naar professionele maatstaven); • Het gebruik van specialistische hulp (behandeling, verblijf) gaat omlaag, ten gunste van lichte vormen van hulp (ambulant, tijdig, effectief); • • De sociale teams/jeugd- en gezinsteams schakelen door middel van ketenregie; Minder jeugdigen krijgen een maatregel op last van de kinderrechter ten gunste van het aantal jeugdigen en gezinnen dat hulp op vrijwillige basis ontvangt; • Professionals in en om het jeugdveld handelen aantoonbaar volgens de Meldcode Kindermishandeling 2. Iedereen die kan werken, werkt naar vermogen of is actief voor de samenleving. • Instroom jeugdigen met een beperking in arbeidsproces is toegenomen 3. Ouderen zijn langer zelfredzaam en kunnen optimaal participeren • Eenzaamheid onder ouderen is afgenomen; • Er zijn voldoende woningen voor ouderen beschikbaar; 4. Mensen met een beperking zijn zelfredzaam en kunnen optimaal participeren xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 25 van 40 5. Mensen nemen meer verantwoordelijkheid voor hun situatie en dragen bij aan de oplossing problemen en die van anderen. van hun 6. Inwoners vinden hulp en ondersteuning dichtbij, in de buurt. Organisaties en instellingen op dit gebied (burenhulp/diaconieën en dergelijke) beschikken over voldoende menskracht/middelen om hun taak te vervullen; Participatie in de buurt biedt adequate voorzieningen voor hulp en ondersteuning; 7. Voor wie dat nodig heeft, zijn er sociale voorzieningen beschikbaar. Het aantal klachten is significant gedaald. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 26 van 40 Tekstueel Inhoudsopgave: waarom is hier geen gebruik gemaakt van de functionaliteit van Word om een inhoudsopgave te genereren? Hierdoor moet bij elke kleine wijziging de inhoudsopgave gecheckt worden op juistheid. ste Pagina 5, 1 regel van de inleiding: dubbele spatie voor 2012 Pagina 5, Transitie verantwoordelijkheden 2015: ste de - tussen 1 en 2 alinea staat een punt de de - 2 alinea, 3 zin, achter “GGZ,” mist een spatie de de - 2 alinea, 3 zin, in “( op participatie” staat een spatie achter “(“ de ste de - 3 alinea, achter de 1 en 2 zin staat een harde return, waardoor de zin afbreekt de - 4 alinea, één na laatste zin, tussen “tegenprestatie) en” staat een dubbele spatie. Pagina 5, Samenhangende veranderingen: ste de - tussen de 1 en 2 alinea staat een punt de de Pagina 6: 3 alinea, begin van 3 regel: achter over staat een punt en spatie te veel. de de Pagina 6: Beleid maken met onzekerheden, 2 alinea, 3 zin staat appél, dit moet zijn appèl Pagina 8: 1.1 Voor (en met) de inwoners van Gouda. ste In de laatste zin van de 1 alinea wordt een voetnoot aangegeven achter het woord ”samenredzaamheid”. De spatie tussen het woord en de 1 van de voetnoot moet weg en tussen de 1 en “gestalte” moet een spatie neergezet worden. In de volgende alinea staat een tabel. In de laatste kolom staat in de kop “Totaal incl. overig1”. Deze “1” moet o.i. verwijderd worden. de Pagina 8: 1.2 Nieuwe doelgroepen. In de opsomming onder het kopje Jeugdwet, bij de 2 bullet, mist een spatie tussen “GGZ” en “(geestelijke”. Bovendien staat er een spatie te veel tussen “gezondheidszorg” en “:” Pagina 18, Organisatievorm: ste Achter de 1 alinea staat 2x een punt. de de In de 3 zin van de 2 alinea staat “onafhankelijheid” dit moet zijn “onafhankelijkheid” Pagina 18, 3.2.4 Eén huishouden één plan éen regisseur: op de laatste “een” is een accent aigu op de “e” weggevallen. ste de Pagina 19, 1 alinea van paragraaf 3.2.6, 4 regel: achter “buurt” is een punt weggevallen. Pagina 19, laatste alinea: tussen “als” en “jongeren” staat een dubbele spatie. Pagina 20, 3.2.7. Gemeentelijke organisatie: de in de 5 regel tussen “… tot voorziening en” en “en de daarbij ….” staat een dubbele spatie. de in de 6 regel tussen “… afhandeling” en “vergt” staat een dubbele spatie. Pagina 20, 3.3.1. Hervormen van burger- en cliëntenparticipatie: de ste In de 2 alinea, 1 regel, staat tussen “huidige” en “adviesraden” een dubbele spatie. de In de zelfde alinea, de 4 regel, staat voor en na “Zo is” een dubbele spatie. Pagina 21, Cliëntenondersteuning: de In de 2 regel staat de verwijzing naar voetnoot 4 direct voor het woord “We”. Deze hoort echter direct achter het woord ‘ondersteuningsstructuur” te staan. ste de In de 1 regel van de 2 alinea staat tussen “kortdurend” en “ondersteunen” een dubbele spatie. Pagina 21, Keuzevrijheid en PGB: de In de zin achter de 2 bullet staat “een PGB verliest” dit moet zijn “een PGB verkiest” de ste 4 alinea 1 zin, voor de tekst “In Gouda” staat een spatie. ste Pagina 25, 1 regel, tussen “.. expertteam vanuit” en “de gesloten jeugdhulp” staat een dubbele spatie. ste Pagina 25, 1 regel, wijkteam moet zijn Sociaal Team de Pagina 25, 3 alinea: ste 1 regel, voor “In de regio” staat een dubbele spatie. laatste regel, tussen “de” en “Stichting Gereformeerde Jeugdhulp” ontbreekt een spatie. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 27 van 40 de ste Pagina 25, 4 alinea: 1 regel, voor “In 2015” staat een dubbele spatie. de Pagina 25, 5 alinea: tussen “Gecertificeerde Instelling” en “die” ontbreekt een spatie. Pagina 27, Beschermd wonen: de in de 9 regel ontbreekt tussen “24”en “uur” een spatie. achter de aantallen in de regel “Op dit moment maken in Gouda…”, staat achter “167” en “251” een dubbele spatie. Pagina 32, 3.5.3 Jongeren zijn de toekomst: de ste in de 6 zin in de 1 alinea, staat tussen “60” en “jongeren” en dubbele spatie. de de In de 3 zin van de 2 alinea staat voor “De combinatie” en dubbele spatie. Pagina 35, Wijkverpleegkundige: de In de 5 zin in de eerste alinea staat tussen “een” en “cliënt” een dubbele spatie. In de laatste zin op deze pagina staat tussen “VGZ” en “partners” 2x het woord “de”. de Pagina 36, paragraaf 4.2: in de 2 regel verwijst u naar bijlage 1, dit moet bijlage 4 zijn. Ook voor de kruisverwijzingen adviseren wij u om hier de mogelijkheden binnen Word te gebruiken, hierdoor worden verwijzingen aangepast als hier iets in veranderd. Pagina 39: De verantwoording van het college van de gemeenteraad: in deze zin staat “Pen C cyclus”. Ten eerste ontbreekt hier een spatie tussen de “P” en “en”, ten tweede zal niet iedereen weten dat dit staat voor de “planning & control-cyclus”. Pagina 45, onder de tabel met risicobeheersing: tussen “planning “, “&” en “control” ontbreken spaties. de Pagina 46, Met elkaar, laatste alinea, 4 zin: hier staat “verwarring n onzekerheid”. Dit moet zijn “verwarring en onzekerheid” Pagina 49 t/m 57: de bijlagen zijn niet genummerd. Aangezien in de nota wel gerefereerd wordt naar een bijlage nummer, is dit wel handig om te doen. Eindadvies De WMO-Raad Gouda adviseert uw college het daarheen te leiden dat de aangereikte advisering in de betreffende nota zal worden opgenomen en ziet met belangstelling uw reactie op dit eindadvies tegemoet. Met vriendelijke groet, WMO-Raad Gouda, Mr. Jan C. van Ingen, voorzitter xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 28 van 40 Bijlage 1 Advisering en opmerkingen van de WMO-Raad Gouda op de concept-Verordening maatschappelijke ondersteuning Gouda 2015. De WMO-Raad Gouda, hierna te noemen de adviesraad, adviseert uw college in deze concept-verordening de volgende overweging op te nemen: overwegende dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving; Artikel 1. Begripsbepalingen Het is naar de opvatting van de adviesraad gebruikelijk in Gouda om ook het college in de begripsomschrijving te vermelden. 48 Advies adviesraad: - college: het college van burgemeester en wethouders van Gouda. Artikel 3. Het gesprek In artikel 3 ontbreekt de wenselijke mogelijkheid naar de opvatting van de adviesraad om vast te leggen dat het gesprek zo mogelijk plaatsheeft bij de cliënt thuis, zodat er een totaalbeeld van betrokkene en zijn situatie verkregen kan worden. 49 Advies Adviesraad: Na de woorden “Het college onderzoekt, op te nemen “zo mogelijk bij de cliënt thuis”. Artikel 3, punt c. Het strookt naar de opvatting van de adviesraad volstrekt niet met de bedoeling van de wetgever om hierin op te nemen: “of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening” . Dit laatste mag nimmer op zich een doel zijn om een gesprek met de cliënt aan te gaan. Het gesprek is gebaseerd om een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen van de leefsituatie van de cliënt. Het gaat voorts om in die beeldvorming mee te werken aan het realiseren van het gewenste resultaat van de maatschappelijke ondersteuning. Het bereiken van dat resultaat staat centraal in de WMO 2015. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 29 van 40 50 Advies adviesraad: In artikel 3, onderdeel c. de woorden “of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening” te schrappen. Artikel 3, punt c. De adviesraad merkt op dat in de lijn van de terminologie van de wet het niet geboden is om in dit artikel op te nemen: “zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren”. De advies stelt voor om in dit verband de terminologie van de wetgever te hanteren en wel “de beperkingen in zelfredzaamheid of participatie te compenseren”. 51 Advies adviesraad: Na de woorden “algemene voorzieningen” op te nemen: “de beperkingen in zelfredzaamheid of participatie te compenseren”. Artikel 3, punten d. en f. Gezien de opmerkingen en de advisering vermeld onder artikel 3, punt c. ware artikel 3, punt d. en f. eveneens aan te passen. 52 Advies adviesraad: “d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot compensatie van zijn beperkingen in zelfredzaamheid of zijn participatie.” “f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot compensatie van de beperkingen in zijn zelfredzaamheid of zijn participatie”. Artikel 3, punt e. De adviesraad merkt op dat mantelzorgers en hulp vanuit het sociaal netwerk boven gebruikelijk en vrijwillig van aard is en dat de te verlenen hulp niet verplicht kan worden. Vandaar dat de adviesraad er veel waarde aan hecht dat ook in de verordening wordt opgenomen dat in het gesprek ook de mogelijkheden en de grenzen aan de belastbaarheid van mantelzorgers en hun ondersteunings-behoefte worden onderzocht. 53 Advies adviesraad: “e. de mogelijkheden en de grenzen aan de belastbaarheid van mantelzorgers en hun ondersteuningsbehoefte alsmede de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt.” Het is in alle opzichten van relevante betekenis dat de cliënt heel goed op de hoogte is van de betekenis van een gesprek maar ook van de gang van zaken tijdens het gesprek, wat de bedoeling is etc. Een zorgvuldige beschrijving van de procedure is daarom noodzakelijk. Relevante elementen daarbij zijn: melding hulpvraag, gratis cliëntondersteuning, vooronderzoek, persoonlijk plan, advisering en de mogelijkheden van de eigen bijdragen. Deze elementen dienen in het gesprek aan de orde te komen. Daarbij tekent de adviesraad wel aan dat de WMO 2015 voor iedereen toegankelijk is , ongeacht inkomen xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 30 van 40 of vermogen en dat in dat opzicht de cliënt niet verplicht is gegevens over zijn financiële positie te overleggen. 54 Advies Adviesraad: Om die reden adviseert de adviesraad uw college in deze concept-verordening ook op te nemen: “Het college informeert de cliënt volledig over alle elementen en de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken”. Indien de cliënt na een melding in heldere bewoordingen heeft aangegeven waardoor de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college, onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2. van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek. 55 Advies adviesraad: In dit artikel 3 ook aan te geven hetgeen hierboven geformuleerd is. Artikel 4 Het verslag van het gesprek. In de modelverordening wordt ook in het merendeel van de beschreven varianten benadrukt dat het geheel in de reden ligt dat een schriftelijke weergave van het gesprek door de gemeente en de cliënt ondertekend wordt. Zoals u bekend is heeft de adviesraad uw college in een eerdere advisering ook al over het belang van ondertekening van de verslaglegging geadviseerd. Om die reden en gezien de formulering van artikel 5, lid 3 van de concept-verordening, acht de adviesraad het van blijvend essentieel belang dat in deze, in het belang van de rechten van de cliënt, niet gekozen wordt voor de meest simpele variant en dat is dat opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt aan het verslag worden toegevoegd. Daarnaast wenst de adviesraad op te merken dat in artikel 2.3.2. lid 8 van de wet aan uw college gebiedend opdraagt om aan de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek te verstrekken. Het strookt in het geheel niet met deze wettelijke bepaling dat in de concept-verordening wordt opgenomen dat van een schriftelijke weergave van het gesprek wordt afgezien indien de cliënt dat heeft medegedeeld. Er wordt door de wetgever zeer terecht en in het belang van de cliënt geen ruimte geboden om van een schriftelijke weergave van het gesprek af te zien. Naar de opvatting van de adviesraad dient van elk gesprek een schriftelijke weergave te worden opgemaakt in het belang van de zorg- en hulpvragende burger. Dit te meer daar ook op die wijze op beleidsniveau het totaal van de door de gemeente gevoerde gesprekken zorgvuldig kunnen worden gemonitord, zowel voor het gemeentelijke beleid als voor de cliëntenparticipatie. 56 Advies adviesraad: Artikel 4 Het verslag als volgt de redigeren: 1. Binnen 5 werkdagen na het gesprek verstrekt het college de cliënt een schriftelijke weergave van het gesprek, waarin tevens de resultaten van het onderzoek in duidelijke en heldere bewoordingen zijn weergegeven. 2. De schriftelijke weergave wordt zowel door of namens de gemeente en door of namens de cliënt voor gezien of voor akkoord ondertekend. 3. Door of namens cliënt wordt de ondertekende schriftelijke weergave van het gesprek binnen 3 werkdagen aan de contactpersoon waarmee het gesprek is gevoerd, geretourneerd. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 31 van 40 Artikel 5 De aanvraag Tegen de achtergrond van het gestelde in de Memorie van Toelichting op de WMO 2015 rijst binnen de adviesraad de vraag op welke wijze en in welke vorm de afstemming van de betrokken aanvraag met de cliënt, met andere betrokken partijen en of andere regeling, inhoud verkrijgt. Wellicht verdient het aanbeveling om artikel 5 van deze concept-verordening aan te vullen met een vierde lid. 57 Advies adviesraad: 4. Eén coördinerend persoon dient de aanvraag af te stemmen met de cliënt zelf en met andere betrokken partijen en/of andere regelingen. Artikel 6 Algemeen De adviesraad merkt op dat mensen een maatwerkvoorziening ontvangen ter compensatie van de beperkingen in zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt en van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld. De terminologie “ter compensatie” komt in artikel 6, lid 1 niet voor terwijl de wetgever juist voor deze terminologie heeft gekozen op basis van een in het parlement aangenomen amendement. 58 Advies adviesraad: Om de hierboven vermelde reden stelt de adviesraad voor om artikel 6 als volgt te redigeren: 1. Bij het beoordelen van de aanvraag om een maatwerkvoorziening ter compensatie van de in artikel 2.3.5. van de wet beschreven beperkingen, problemen en thuissituatie, neemt het college het verslag van het gesprek als uitgangspunt. Artikel 6, lid 2 ware aan te passen door na de woorden “of andere voorzieningen” op te nemen “zijn beperkingen in zelfredzaamheid of participatie te compenseren”, Artikel 6, lid 3 na het woord “maatwerkvoorziening ” op te nemen “ter compensatie van de beperkingen in zelfredzaamheid etc.” en bij a. aan te vangen met “Compensatie van de beperkingen in zelfredzaamheid” ; bij b. na “maatwerkvoorziening voor” aan te vullen met “de compensatie van de beperkingen in zelfredzaamheid etc.” Artikel 6, lid 3 onder e. ware na de woorden “toe te kennen” aan te vullen met de volgende passage: “, tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte koste of als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.” Artikel 7, lid 7 Hetgeen onder punt 7 van dit artikel in de concept-verordening is opgenomen klopt niet met de weergave in het betrokken punt 7 van dit artikel in de algemene toelichting. 59 Advies adviesraad: De tekst in overeenstemming te brengen of in de concept-verordening dan wel in de algemene toelichting. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 32 van 40 Artikel 9, lid 1 onder a. is te algemeen geredigeerd omdat een aanvraag voor opvang/beschermd wonen door iedere ingezetene van Nederland kan worden gedaan. Om die reden adviseert de adviesraad als volgt. 60 Advies Adviesraad: Artikel 9, lid 1 onder a a. Indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Gouda, behalve indien de aanvraag afkomstig is van een ingezetene van Nederland voor een maatwerkvoorziening voor opvang dan wel voor beschermd wonen. Artikel 9, lid 1 onder punt i Gezien de eerdere advisering wordt geadviseerd aan deze zin nog toe te voegen “of als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning”. Artikel 9, lid 1 onder b. Deze weergave levert binnen de adviesraad de volgende vraag op: Waarom worden ADL-cluster woningen uitgesloten nu zij wel onder de werking van de WMO 2015 zijn komen te vallen? Artikel 13 In dit verband merkt de adviesraad op dat het wellicht voor de hand liggend is dat in deze conceptverordening ook een algemene klachtregeling wordt opgenomen. Dit te meer daar in de wet staat dat in ieder geval in de verordening moet worden vastgelegd ten aanzien van welke voorzieningen een regeling van afhandeling van klachten van cliënten vereist is. De aanbieder is dan verplicht een klachtregeling op te stellen. In de memorie van toelichting op de wet is opgenomen dat de cliënt in beginsel moet kunnen klagen over alles wat hem of haar niet aanstaat in de manier waarop hij of zij zich bejegend voelt. Dit kunnen dus ook klachten zijn richting de (vertegenwoordigers van de) gemeente zelf zijn over het gedrag van hen of over het verloop van het gesprek. 61 Advies adviesraad: Formuleer een klachtregeling in deze concept-verordening. Artikel 14 In dit verband merkt de adviesraad op dat het aanbeveling verdient in dit onderdeel ook op te nemen de periodieke overleggen met de toekomstige adviesraden, de lokale belangenbehartigers en cliëntenraden, om feedback te verkrijgen ten aanzien van de naleving van de medezeggenschapsregelingen. Daarnaast verdient het aanbeveling in deze concept-verordening op te nemen het betrekken van de ingezetenen bij het beleid, omdat ook zij gevraagd en ongevraagd advies kunnen uitbrengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. Er zou naar de opvatting van de adviesraad tevens aan te bevelen zijn in de concept-verordening een bepaling op te nemen dat het beleid en verordeningen worden aangepast wanneer de evaluatie met de ingezetenen, cliënten en hun vertegenwoordigers, daartoe aanleiding geeft. 62 Advies adviesraad: Formuleer in deze concept-verordening hetgeen hierboven uiteen is gezet. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 33 van 40 Artikel 15, lid 3. De adviesraad zet vraagtekens bij de afwikkeling van aanvragen die ontvangen zijn op het moment dat de vigerende verordening nog van kracht was. Deze bepaling zoals nu gesteld is onduidelijk. Naar de mening van de adviesraad dienen deze aanvragen afgewikkeld te worden op basis van de inhoud van de verordening die van kracht was tot 1 januari 2015 en niet naar de inhoud van de verordening die op 1 januari 2015 in werking zal treden. 63 Advies adviesraad: Alle aanvragen die voor 1 januari 2015 ontvangen zijn worden afgewikkeld op basis van de inhoud van de verordening die van kracht was tot 1 januari 2015. De WMO-Raad Gouda verneemt gaarne de zienswijze van uw college naar aanleiding van de advisering en de gemaakte opmerkingen met betrekking tot de concept-verordening WMO 2015. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 34 van 40 Bijlage 2 Advisering en opmerkingen van de WMO-Raad Gouda op de concept-Verordening Jeugdhulp Gouda 2015. De WMO-Raad Gouda, hierna te noemen de adviesraad, brengt ten aanzien van deze concept-verordening, het volgende advies uit. Artikel 2. Vormen van jeugdhulp. 64 De Adviesraad adviseert in de toelichting op de verordening te verduidelijken dat het niet alleen gaat om jongeren met een (lichte) verstandelijke beperking, doch ook om jongeren met een lichamelijke beperking en/of zintuiglijke beperking, met een verslaving, jongeren in opname, dakloze jongeren, jongeren met ervaring met huiselijk geweld en loverboy problematiek, jongeren die na een detentie de benodigde hulp dienen te verkrijgen, jongeren met psychiatrische, psychosociale en/of opvoedingsproblematiek en tenslotte jongeren binnen de groep asielzoekers/vluchtelingen. Artikel 3 lid 2 Uit dit concept blijkt dat de beschikking beperkt zou zijn tot de beslissing van de aanvraag voor een PGB, omdat zoals gesteld wordt in dit artikel “als bedoeld in artikel 8”, hetgeen erop duidt dat het alleen over het PGB gaat. Doch dat is naar de opvatting van de adviesraad niet correct. De Jeugdwet geeft aan dat in de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening in ieder geval wordt aangegeven of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt. Tevens moet in de beschikking worden opgenomen de mogelijkheid van bezwaar en later van beroep ingevolge de AWB. De adviesraad acht het van betekenis en in het belang van de Goudse burger om hen in de verordening een zo compleet mogelijk beeld te geven van hun rechten en plichten. In dat verband adviseert de adviesraad om na artikel 7 van de concept-verordening een nieuw artikel op te nemen inzake de inhoud van een beschikking. Daardoor dient artikel 3, lid 2 ook te worden aangepast. 65 De Adviesraad adviseert artikel 3, lid 2 te wijzigen in “… vast in een beschikking als bedoeld in artikel 9“ Artikel 4 De adviesraad vindt het belangrijk dat de ontvangst van de hulpaanvraag, ingediend bij het college, door het college wordt bevestigd. 66 De Adviesraad adviseert na het eerste lid van artikel 4 een nieuw lid 2 op te nemen “Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk” en de andere twee leden van artikel 4 te vernummeren naar 3 respectievelijk 4. Het valt de adviesraad op dat uit de modelverordening niet artikel 5 is overgenomen dat gaat over het vooronderzoek. De adviesraad acht het opnemen van een bepaling over het vooronderzoek van belang om een zorgvuldige procedure te waarborgen en ervoor te zorgen dat jeugdigen en ouders goed worden geïnformeerd. Een en ander blijkt ook overduidelijk uit de toelichting bij deze modelverordening. 67 De Adviesraad adviseert na artikel 4 een nieuw artikel 5 op te nemen en wel als volgt geredigeerd: 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 35 van 40 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek, als bedoeld in het eerste en tweede lid. 68 De Adviesraad adviseert tevens de hierna volgende artikelen van de concept-verordening te vernummeren. In het nieuwe artikel 6. “Gesprek“ acht de adviesraad het van betekenis dat daarin ook de volgende bepalingen worden opgenomen. 69 De adviesraad adviseert het nieuwe artikel 6, lid 1, aan te vullen met: h. hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders en i. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze. Tevens adviseert de adviesraad na lid 1 een nieuw lid 2 op te nemen en wel als volgt: “2. In de gevallen als bedoeld in artikel 8.2.1. van de Jeugdwet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd”. De leden “2 en 3” van dit artikel van het concept te vernummeren tot “3 en 4”. In het nieuwe artikel 7. Verslag ware in lid 1 voor het woord “verslag” op te nemen “schriftelijk”. De adviesraad constateert daarnaast dat in lid 1 “tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen” is opgenomen. De vraag rijst of dit wel juist is, gezien hetgeen in de nota van toelichting bij dit artikel is opgenomen en met verwijzing naar de tekst van het wetsvoorstel WMO 2015. 70 De Adviesraad adviseert artikel 7 conform het vorenstaande te wijzigen. Na het nieuwe artikel 8 ware, zoals eerder vermeld, een nieuw artikel 9 op te nemen inzake de inhoud van de beschikking. De adviesraad hecht aan opname van dit artikel omdat in de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening in ieder geval wordt aangegeven of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. 71 De Adviesraad adviseert het nieuwe artikel 9 als volgt te redigeren: Artikel 9. Inhoud beschikking. 1. Bij het verstrekken van een individuele voorziening worden in de beschikking de met de jeugdige of zijn ouders gemaakte afspraken of plan vastgelegd. 2. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd. De artikelen 8 en 9 van het ontwerp worden vernummerd naar artikel “10 en 11”. In het nieuwe artikel 11 dient naar de opvatting van de adviesraad ook te worden opgenomen een bepaling met betrekking tot het uitvoeren van een toegekend PGB en wel als volgt te redigeren. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 36 van 40 72 De Adviesraad adviseert in artikel 11 na lid 3 een nieuw lid 4 op te nemen en wel als volgt: “4. Een beslissing tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen 6 maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.” Het lid 4 van dit artikel van het ontwerp te vernummeren tot lid “5”. Na het vernummerde artikel 12 een nieuw artikel 13 in te voegen en wel om de volgende redenen. Regeling van de inspraak en de medezeggenschap is voor de adviesraad en de geraadpleegde instellingen van essentiële betekenis. Beide onderwerpen zijn verplicht op grond van de wet omdat de bepalingen van de WMO 2015 van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. Bij de verordening dient te worden bepaald op welke wijze ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van deze wet. Niet het in de wet erkende recht van de ingezetenen maar de wijze waarop aan dit wettelijk recht vorm en inhoud wordt gegeven. Gewaarborgd dient te worden dat eenzelfde inspraakprocedure geldt voor het jeugdhulpbeleid als op andere terreinen. De inspraak geldt voor alle ingezetenen omdat iedereen op enig moment aangewezen kan raken op ondersteuning. 73 De adviesraad adviseert artikel 13 als volgt te redigeren: Artikel 13. Inspraak en medezeggenschap 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. 65 van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van adequate deelname aan het overleg en benodigde informatie en ondersteuning. De artikelen 11 en 12 van het concept ware te vernummeren tot de artikelen “14 en 15”. De adviesraad hecht er tenslotte aan te vermelden dat hetgeen in het uit te brengen advies met betrekking tot de integrale beleidsnota Sociaal Domein met betrekking tot de jeugdhulp vermeld is tevens van kracht is op de onderdelen van deze verordening. De WMO-Raad Gouda verneemt gaarne de zienswijze van uw college naar aanleiding van de advisering en de gemaakte opmerkingen met betrekking tot de concept-verordening Jeugd 2015. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 37 van 40 Bijlage bij advies Verordening Maatschappelijke Ondersteuning 2015. De adviesraad maakt de onderstaande opmerkingen met betrekking tot de toelichting op deze verordening en de ontvangen Regeling maatschappelijk ondersteuning: A. Opmerkingen bij de artikelsgewijze toelichting op de verordening WMO 2015 Artikel 2: melding hulpvraag: Hier wordt gesteld: Wanneer de cliënt zich voor het eerst meldt, is in veel gevallen niet op voorhand duidelijk of en in welke vorm het college in actie moet komen. Als een cliënt alleen informeert naar bijvoorbeeld de beschikbaarheid van een algemene voorziening of kenbaar maakt gebruik te willen maken van een algemene voorziening, is er geen aanleiding om een onderzoek in te stellen. Dan kan er juist een hulpvraag achter schuilgaan en zou er hulpvraagverduidelijking plaats moeten vinden. Misschien is de cliënt een zorgmijder, of is hij niet op de hoogte van de mogelijkheden van maatschappelijke ondersteuning, terwijl hij die wel nodig zou kunnen hebben. Artikel 6 lid 3: Hier wordt gesteld: Onderdeel c. van het derde lid bepaalt dat een voorziening niet wordt toegekend als er beschikbare (wettelijk) voorliggende, algemene of algemeen gebruikelijke voorzieningen voorhanden zijn. Dat er algemene of algemeen gebruikelijke voorzieningen beschikbaar zijn, wil niet zeggen dat deze voorzieningen ook geschikt zijn en leiden tot het gewenste resultaat van participatie en zelfredzaamheid. Hier wordt gesteld: Onderdeel f. van het derde lid bepaalt dat volstaan kan worden met de goedkoopste adequate voorziening. Voorzieningen die in het kader van deze verordening worden verstrekt dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel compenserend als de meest goedkope voorziening te zijn. Met nadruk wordt hierbij gesteld dat met het begrip compenserend bedoeld wordt: volgens objectieve maatstaven nog toereikend. Dit is minimaliserend beleid en geen optimaliserend beleid. En wat is volgens objectieve maatstaven nog toereikend voor wat? Het gaat er om dat de cliënt kan participeren en zelfredzaam kan zijn. Dat moet het criterium zijn. Verder wordt gesteld: Wat betreft het kwaliteitsniveau waarvan uitgegaan kan worden, moge het duidelijk zijn dat bij een verantwoord, maar ook niet meer dan dat, niveau dient te worden aangesloten. Wat wordt verstaan onder een verantwoord niveau? Artikel 7 lid 3: regels voor het PGB: hier wordt gesteld: De hoogte van een pgb voor voorzieningen is altijd maar maximaal de kostprijs welke de gemeente zou moeten betalen bij zorg in natura. In die situaties dat de beoogde aanbieder duurder is dan het aanbod van het college, dient de cliënt zelf de meerkosten te betalen. Bij het bepalen van de hoogte van het Pgb houdt het college rekening met eventuele inkoopvoordelen die zij heeft op maatwerkvoorzieningen. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 38 van 40 Dit is in strijd met hetgeen in artikel 7 lid 3 van de verordening wordt gesteld, nl. dat het pgb toereikend moet zijn voor de inkoop van de voorziening. Door rekening te houden met inkoopvoordelen voor de gemeente en hierdoor een lager pgb vast te stellen, zal het pgb niet toereikend zijn voor de inkoop van de beoogde voorziening door de cliënt, omdat de cliënt deze inkoopvoordelen niet krijgt. Zie ook de opmerking bij de Regeling maatschappelijke ondersteuning. Artikel 7 lid 6 onder d): Hier wordt gesteld: het college stelt nadere kwaliteitseisen op ten aanzien van de persoon uit het sociaal netwerk die de ondersteuning levert en ten aanzien van de ondersteuning die door de persoon uit het sociaal netwerk wordt geleverd. (Deze nadere eisen moeten in de Regeling worden opgenomen en anders moeten we het formuleren dat het college nadere kwaliteitseisen kan stellen) Waar past de cliënt in dit geheel? Het is de cliënt die bepaalt wat de kwaliteitseisen moeten zijn van de ondersteuning en de ondersteuner. De cliënt weet zelf het beste wat hij nodig heeft, wat voor hem belangrijk is. De cliënt heeft de regie. B. Opmerkingen bij de Regeling maatschappelijke ondersteuning Artikel 3: Hoogte persoonsgebonden budget bij het huishouden We missen hier het tarief voor het inhuren van particuliere zorgverleners, zorgverleners die noch tot categorie A noch tot categorie B behoren. Artikel 4: hoogte persoonsgebonden budget van diensten. begeleiding thuis; wat wordt hieronder verstaan? Als hiermee uitsluitend begeleiding bedoeld wordt die thuis gegeven wordt, is dit te beperkt. Het moet ook gaan om begeleiding buitenshuis, met als doel om te kunnen participeren. Waarschijnlijk wordt hier bedoeld begeleiding individueel. Maar dan moet het ook wel zo genoemd worden. Artikel 5: hoogte persoonsgebonden budget overige voorzieningen. De kortingen die leveranciers van voorzieningen in natura aan de gemeente geven, worden hier ook doorberekend in het verstrekte pgb. Dit is onterecht en beperkte keuzevrijheid van de cliënt. Met een pgb zal een aanvrager een voorziening moeten kunnen aanschaffen die vergelijkbaar is met een voorziening in natura. Het gaat om de waarde die een voorziening heeft in het economisch verkeer. De gemeente dient geen kortingen, overheadkosten of andere creatieve aftrekmogelijkheden toe te passen op het persoonsgebonden budget, omdat met het lagere budget geen compenserende voorziening getroffen kan worden. Artikel 8 lid 2: Hier wordt gesteld dat de tegemoetkoming voor aanpassingskosten van de auto maximaal de kosten van de goedkoopst aanpasbare auto bedraagt. Door dit zo te stellen wordt er geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat de cliënt vanwege zijn handicap een duurdere auto moet aanschaffen dan de goedkoopst aanpasbare auto. Het zou beter zijn om te stellen dat het moet gaan om de goedkoopst aanpasbare auto voor die specifieke cliënt. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 39 van 40 Artikel 12 lid 5 en 7: Deze artikelen houden een forse verhoging van de eigen bijdrage in. In deze artikelen is namelijk geregeld dat de eigen bijdrage net zo lang betaald moet worden tot de geldswaarde van de verstrekte voorziening (de kostprijs) volledig is terugbetaald of zolang de voorziening wordt gebruikt. Dit was in de Beleidsregels van 2013 beperkt tot maximaal 39 periodes van 4 weken, dus maximaal 3 jaar moest men een eigen bijdrage in de kosten betalen. Bijvoorbeeld: een scootmobiel gaat 7 jaar mee, dus na 3 jaar was men van de eigen bijdrage af. Nu moet men permanent een eigen bijdrage betalen zolang men de scootmobiel gebruikt. Algemene opmerking over gemaximeerde vergoedingen: In deze Regeling worden maxima gesteld aan voorzieningen die mensen kunnen krijgen. Een voorbeeld hiervan zijn de normbedragen voor de maximaal toe te kennen vervoersvergoedingen. Het aantal voorzieningen en de financiën voor voorzieningen moeten niet vooraf gemaximaliseerd worden. Zelfredzaamheid en de persoonlijke omstandigheden zijn leidend voor een compenserende maatregel. De gemeente zal immers, samen met de burger en zijn of haar netwerk, de persoonlijke situatie in kaart moeten brengen. De wensen en oplossingsmogelijkheden moeten zonder voorwaarden vooraf worden nagelopen. Er zijn situaties denkbaar waarbij de vervoersbehoefte van iemand boven de grens van 15002000 kilometer per jaar gaat. Denk bijvoorbeeld aan iemand met een groot sociaal netwerk en verschillende publieke taken. Voorkomen moet derhalve worden, in het belang van de cliënt, dat voorzieningen in de beleidsregels vooraf gemaximaliseerd worden (in aantal en financieel). Algemene opmerking over de uitbetaling van het pgb voor hulpmiddelen: In het huidige pgb beleid voor hulpmiddelen verstrekt de gemeente het pgb in maandelijkse termijnen. Bijvoorbeeld: het pgb voor een elektrische rolstoel wordt in 52 termijnen uitbetaald ofwel over een periode van 4 jaar. De cliënt moet de rolstoel echter vooruit betalen hetgeen betekent dat hij een bedrag van gemiddeld € 15.000 voor moet schieten. Voor de meeste cliënten is dit financieel niet haalbaar en kunnen zij dus niet kiezen voor een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen. Met dit beleid is geen sprake van een gelijkwaardig alternatief voor een voorziening in natura en wordt de keuzevrijheid voor een persoonsgebonden budget teniet gedaan. Over de uitbetaling van het pgb voor hulpmiddelen is niets opgenomen in de Regeling 2015. Daarom het advies: In de Regeling 2015 opnemen dat een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen in één keer uitbetaald wordt, en niet in termijnen. Tenslotte vraagt de adviesraad welke toereikende tarieven de gemeente gaat hanteren voor de verschillende vormen van huishoudelijke hulp en voor de nieuwe taak van de gemeente, namelijk begeleiding. xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Postbus 2148, 2800 BG Gouda xxxxxxxxxxxxxxxxxxx [email protected] Pagina 40 van 40
© Copyright 2024 ExpyDoc