leerjaar 2 - Cheryl Venroy

Individuele leerlijn
Kennisportfolio
Voorwoord
Ik ben Cheryl Venroy en ik ben 20 jaar. Ik studeer Bedrijfskunde-MER aan
de Avans in Den Bosch. Voor het vak Individuele leerlijn heb ik dit
portfolio gemaakt. De komende jaren zal ik dit portfolio nog gaan
aanvullen met de nodige informatie. De boeken en de leraren zijn mijn
belangrijkste bronnen geweest. Daar wil ik graag alle leraren nog even
voor bedanken!
Cheryl Venroy
Inleiding
In dit kennisportfolio vind je alle theorie en modellen van afgelopen jaar (H1) en de jaren
die nog komen gaan. Alle theorie en modellen hebben betrekking op de studie
Bedrijfskunde-MER.
Dit portfolio is gemaakt in opdracht van Inge van Laarhoven mijn tutor van de P1. Door
deze bundeling van theorie en modellen is informatie die je in de loop van een studie
leert gemakkelijk terug te vinden. Je kan dit gebruiken voor een studie, stage of baan.
De opbouw van dit portfolio is gemakkelijk. Je vindt eerst H1 gevolgd door H2, H3
enzovoort. Een uitgebreide inhoudsopgave is te vinden op pagina 3.
Inhoud
Inleiding ............................................................................................................... 3
Blok H1 ................................................................................................................ 5
Bedrijfseconomie ................................................................................................ 5
Engels ............................................................................................................... 8
Management .....................................................................................................10
Marketing .........................................................................................................11
Marketingcommunicatie ......................................................................................14
concern communicatie ........................................................................................14
Recht ...............................................................................................................16
Blok H2 ...............................................................................................................21
Administratieve organisatie .................................................................................21
Algemene economie ...........................................................................................28
Inkoop .............................................................................................................31
Logistiek ...........................................................................................................36
Recht ...............................................................................................................41
Engels ..............................................................................................................45
Blok H3 ...............................................................................................................75
HRM .................................................................................................................75
Kwaliteit ......................................................................................................... 107
Recht ............................................................................................................. 142
Bedrijfseconomie ............................................................................................. 166
Logistiek ......................................................................................................... 174
Engels ............................................................................................................ 203
Blok H1
Bedrijfseconomie
Model/Theorie
Integrale) kostprijsmethode = (toegestane vaste kosten / normale productie) +
(toegestane variabele kosten / werkelijke productie) (C/N + V/W)
Auteur
A. Heezen
Vakgebied
Economie binnen een bedrijf
Beschrijving
Berekenen van de kostprijs
Relevantie/Te gebruiken voor
Berekenen van de kostprijs
Model/Theorie
Perioderesultaat integrale kostprijsmethode = Verkoopprijs x afzet
Integrale kostprijs x afzet
–
Transactieresultaat
Bezettingsresultaat = (W – N) x (C/N)
+
Perioderesultaat = transactieresultaat + bezettingsgraad
Auteur
B. Heezen
Vakgebied
Economie binnen een bedrijf
Beschrijving
Berekenen van het perioderesultaat
Relevantie/Te gebruiken voor
Berekenen van het perioderesultaat
Model/Theorie
Perioderesultaat variabele kostencalculatie =
Verkoopprijs x afzet
Variabele kostprijs x afzet
Dekkingsbijdrage
TCK (totale constante kosten)
Perioderesultaat = dekkingsbijdrage – vaste productiekosten
Auteur
C. Heezen
Vakgebied
Economie binnen een bedrijf
Beschrijving
Berekenen van het perioderesultaat
Relevantie/Te gebruiken voor
Berekenen van het perioderesultaat
Model/Theorie
TO = TK (totale opbrengsten = totale kosten)
Totale opbrengsten = prijs X afzet
Totale kosten = (variabele kosten X afzet) + constante kosten
Auteur
D. Heezen
Vakgebied
Economie binnen een bedrijf
Beschrijving
Break-even point berekenen
Relevantie/Te gebruiken voor
Break-even point berekenen
Model/Theorie
(Begrote afzet – break even afzet) / begrote afzet X 100%
Auteur
E. Heezen
Vakgebied
Economie binnen een bedrijf
Beschrijving
veiligheidsmarge
Relevantie/Te gebruiken voor
Veiligheidsmarge te berekenen
–
–
Model/Theorie
Vergelijking van het verkoopbudget en de werkelijke verkoopresultaten:
Begroot
Werkelijk
Verschil
Afzet A
12000
15000
+ 3000
Afzet B
18000
17000
– 1000
Verkoopprijs A
15 €
16 €
+1
Verkoopprijs B
20 €
19 €
–1
Inkoopprijs A
8€
11 €
–3
Inkoopprijs B
12 €
13 €
–1
Constante kosten
10000
10000
0
Inkoopprijsverschil:
A=
–3 X 15000 =
– 45000
B=
– 1 X 17000 =
–17000
– 62000
Verkoopprijsverschil:
A=
1 X 15000 = 15000
B=
– 1 X 17000 =
–17000
– 2000
Verkoopomvangverschil:
A=
3000 X 7 (CMB) = 21000
B=
– 1000 X 8 (CMB) = –8000
13000
Verschil constante kosten:
0–0=0
A
B
totaal
Qa = Qw (totaal) / Qb
Inkoopprijsverschil = Pb – Pw X Qw
Verkoopprijsverschil = Pw – Pb X Qw
Verkoopomvangverschil = Qw – Qb X CMB
CMB = begrote contributiemarge
CMB = begrote verkoopprijs – begrote
inkoopprijs
Verschil constante kosten = CKw – CKb
Qb
Qa
12000
12800
18000
19200
30000
32000
(totaal) X Qb (afzet één productgroep)
Qw
15000
17000
32000
Verkoophoeveelheidsverschil:
A=
12800 – 12000 X 7 = 5600
Verkoophoeveelheidsverschil = Qa – Qb X
B=
19200 – 18000 X 8 = 9600
CMB
15200
Assortimentsverschil:
A=
15000 – 12800 X 7 = 15400
Assortimentsverschil = Qw – Qa X CMB
B=
17000 – 19200 X 8 = –17600
– 2200
Auteur
F. Heezen
Vakgebied
Economie binnen een bedrijf
Beschrijving
Bij verschillende kosten analyses (Verschillen analyse)
Relevantie/Te gebruiken voor
Bij verschillende kosten analyses (Verschillen analyse)
Engels
Model/Theorie
Engelse tijd
Bij
routine
zaken
Periode
in
verleden
Signaalwoorden
Engelse zin
Engelse tijd
I walk
Simple
present
I walked
Simple past
I have walked
I had walked
Bij twee
situaties
WILL =
Voorspel
-lingen
en
besluite
n
Present
perfect
Past
perfect
I will walk
Present futur
I would walk
Past futur
I will have
walked
Present futur
Perfect
I would have
walked
Past futur
perfect
Nederlandse
tijd
Onvoltooid
tegenwoordige tijd
Onvoltooid
verleden tijd
Voltooid
verleden tijd
Voltooid
verleden tijd
Onvoltooid
tegenwoordige
toekomende
tijd.
Onvoltooid
verleden
toekomende
tijd
Voltooid
tegenwoordige
toekomende
tijd
Voltooid
verleden
toekomende
tijd
Nederlandse
zin
Nederlandse
tijd
Ik loop
OTT
Ik liep
OVT
Ik heb gelopen
VVT
Ik had gelopen
VVT
Ik zal lopen
OTTT
Ik zou lopen
OVTT
Ik zal gelopen
hebben
VTTT
Ik zou gelopen
hebben
VVTT
Week 1
Present simple (regular): “he walks”
(BR page 103 & in Basisboek pp 250 +
254/55)
Use it when something is a:
- Routine (I usually take the bus)
- Permanent (I work for/at Avans)
- State (Avans lies in Den Bosch)
- Timetabled events (The train leaves at 10.15)
- Future, if preceded by: as soon as, after, if, when etc
(When I see him tomorrow, I’ll give him the book)
Present continuous (ing-form) ”he is walking”
(Do exercises Business Result p.
103)
Use it when something is going on
- Action happening at the moment of speaking (I am speaking)
- Ongoing project (They are redecorating my room)
- Temporary activity/state (You are studying at Avans)
- Gradual change (Glaciers are melting)
- Future, by appointment or arrangement (I am seeing him next Friday)
Week 2
Past simple
(See Basisboek pp. 280-284)
Past tense: ww+ed or irregular past tense! Something it took place in the past
- Refers to a finished period in the past: I saw last week’s concert.
- Questions referring to the past: When did you meet him?
Present Perfect
(BR P.107 (compare Basisboek pp. 251-252)
Use when something happened in the past and is going on right now
Present Perfect (have + ww+ ed or irregular):
- Link present situation to sth. that took place in the past: He has published the new
book.
- With unfinished time periods: I haven’t seen him since last week.
- Indicate duration of states and activities: How long have you been studying?
- Things that happened very recently: The police have just arrived.
- Tasks expected to be done: Have you finished the website yet?
Week 3
Past Perfect
( Basisboek pp.
253-254)
Past Perfect (had + voltooid deelwoord):
- Two situations in the past: The burglar had broken the window before he entered the
house.
- Indicate duration in the past until another point in the past.
- They had lived in a caravan for one year before they moved into their new house
Auteur
Jannie den Engelsman
Vakgebied
Engelse grammatica
Beschrijving
Engelse tijden (grammatica)
Relevantie/Te gebruiken voor
He juist schrijven of spreken van engels (grammaticaal)
Management
Model/Theorie
Auteur
Mintzberg
Vakgebied
Managen van een organisatie
Beschrijving
Managen volgens Mintzberg.
Bij iedere structurele configuratie horen verschillende, situationele factoren, hypothese
etc.
Relevantie/Te gebruiken voor
Het managen en/of indelen van een organisatie op de manier zoals Mintzberg die bedoeld
heeft.
Marketing
Model/Theorie
stimulus-responsmodel
Auteur
Vakgebied
Marketing
Beschrijving
Gedrag van de consument
Relevantie/Te gebruiken voor
Het analyseren van het gedrag van de consument
Model/Theorie
Piramide van Maslow
Auteur
Maslow
Vakgebied
Marketing
Beschrijving
Behoeften hierchie
Relevantie/Te gebruiken voor
Het analyseren van bijvoorbeeld de behoefte van een personeelslid of de consument
Model/Theorie
Besluitvormingsproces van de consument
Auteur
Vakgebied
Marketing
Beschrijving
Besluitvormingsproces
Relevantie/Te gebruiken voor
Het analyseren van het aankoop gedrag van de consument
Model/Theorie
Adoptiecurve Roger’s
Auteur
Roger’s
Vakgebied
Marketing
Beschrijving
Adoptie curve van Roger’s
Analyseren wat voor soort consumenten er zijn
Relevantie/Te gebruiken voor
Analyseren wat voor soort consumenten er zijn
Model/Theorie
Koopgedrag van bedrijven
Auteur
Vakgebied
Marketing
Beschrijving
Analyseren koopgedrag van bedrijven
Relevantie/Te gebruiken voor
Analyseren koopgedrag van bedrijven
Model/Theorie
Winkelkompas
Auteur
Vakgebied
Marketing
Beschrijving
Winkelkompas
Relevantie/Te gebruiken voor
De belangrijkste aspecten binnen een bedrijf aangeven in een winkelkompas
Marketingcommunicatie
Model/Theorie
concern communicatie
Auteur
Vakgebied
Marketingcommunicatie
Beschrijving
Concern communicatie
Relevantie/Te gebruiken voor
Analyseren van het hart van het bedrijf
Model/Theorie
KENNISDOELEN:
• Categoriebehoefte
• Merkbekendheid
• Merkkennis
HOUDINGSDOELEN:
• Merkattitude
• Gedragsintentie
• Gedragsfacilitatie
GEDRAGSDOELEN:
• Koop- en gebruiksgemak
• Tevredenheid na aankoop
Auteur
Vakgebied
Marketingcommunicatie
Beschrijving
Doelstellingen formuleren
Relevantie/Te gebruiken voor
Formuleren van doelstellingen
Model/Theorie
Ansoff model
Auteur
Vakgebied
Marketingcommunicatie
Beschrijving
Model van Ansoff
Relevantie/Te gebruiken voor
Strategie bepalen
Recht
Model/Theorie
Misleiding en vergelijking
Misleiding (art. 6:194 BW)
Goederen/diensten
Hem/degene t.b.v. wie hij handelt in
uitoefening van beroep/bedrijf
Worden aangeboden
Mededeling
Openbaar maken
Wegens een ander
In 1 of meer opzichten
Vergelijking (art. 6:194a BW)
Elke vorm van reclame
Waarbij concurrent/dan wel door
concurrent
Goederen/diensten
Uitdrukkelijk/impliciet
Duidelijk/onbezinnig
Auteur
Vakgebied
Recht
Beschrijving
Misleiding en vergelijking
Relevantie/Te gebruiken voor
Misleiding en vergelijking
Model/Theorie
Verschillenden soorten (consumenten) koop
Wanneer is er sprake van een koopovereenkomst (= wederkerige verbintenis)? Art.
7:1 BW
-
Zaak leveren
Prijs betalen
Voor de bescherming van de consument bestaat er een regeling voor de
consumentenkoop:
Wanneer is er dan sprake van een consumentenkoop? Art. 7:2 BW
-
Bij een roerende zaak
Die plaatsvindt tussen een verkoper die handelt in uitoefening van een beroep of
bedrijf
En een koper, natuurlijk persoon, die dat niet doet
Andere koopovereenkomsten:
Kopen van onroerende zaak (art. 7:2 + 7:3 BW)
Koop met eigendomsvoorbehoud (art. 7:9 lid 3 BW)
De verkoper blijft eigenaar van de afgeleverde zaak totdat de totale koopsom door de
koper is voldaan.
Koop op proef (art. 7:45 e.v. BW)
Koop op afstand (art. 7:46A e.v. BW)
Wordt gesloten door een consument die zich thuis bevindt en een leverancier die zich
elders bevindt.
Onderhandse en openbare verkoop
Bij onderhandse verkoop bepalen partijen zelf de voorwaarden waaronder zij de
koopovereenkomst willen aangaan.
Bij openbare verkoop worden zaken bij opbod verkocht op een veiling
Colportage
Er is sprake van een bepaald persoon die roerende zaken of diensten te koop
aanbiedt door persoonlijk bezoek aan particulieren of daartoe samengebrachte
groepen personen. 3 soorten:
o Afbetalingscolporteur
o Contantcolporteur
o Kredietcolporteur
Gevolgen voor niet nakomen van (consumenten)koopovereenkomst (art. 7:21 +
7:22 + 7:24 BW):
Afleveren van ontbrekende
Herstel van afgeleverde zaak kosten van nakoming zijn niet voor koper
Vervanging van afgeleverde zaak
Overeenkomst ontbinden
Prijs verminderen
Schadevergoeding
Auteur
Vakgebied
Recht
Beschrijving
Verschillenden soorten (consumenten) koop
Relevantie/Te gebruiken
Het analyseren in welke koop je, je bevindt
Model/Theorie
ICT
E-commerce = uiteenlopende vormen van handel die gemeenschappelijk hebben dat zij
op elektrische wijze worden verricht. Onderscheid tussen directe en indirecte
elektronische handel.
Direct = direct op internet diensten afnemen (bijvoorbeeld treinkaartje van NS)
Indirect = een partij bestelt via internet en het goed wordt vervolgens via de
traditionele manier geleverd (bijvoorbeeld per post)
De E-commerce richtlijnen bestaan uit:
Algemene informatie (art. 3:15d en 3:15e BW)
Overige bepalingen – over totstandkoming van online overeenkomsten, vestiging
van informatie aanbieders, commerciële communicatie, aansprakelijkheid van
tussenpersonen, gedragscodes, buitengerechtelijke geschillenregelingen en
samenwerking tussen nationale autoriteiten (art. 6:227b en 7:46c BW)
Reclame en marketing = denk hierbij aan websites, social media (reclame in je
‘timeline’), banners,
links, E-mail (spam), etc.
Welke regels gelden hier?
Algemene regels betreffende misleidende reclame (art. 6:194 e.v. BW)
Algemene regels betreffende elektronisch vermogensrechtelijk rechtsverkeer (art.
3:15a e.v. BW)
Art. 11.7 e.v. BW Telecommunicatiewet (publiekrecht – boek 2)
Auteur
Vakgebied
Recht
Beschrijving
ICT
Relevantie/Te gebruiken voor
Het reclame maken of het gebruiken van ICT (je rechten weten)
Model/Theorie
Wet Bescherming Persoonsgegevens
Bescherming privacy door regels te stellen ten aanzien van het verwerken van
persoonsgegevens.
Sleutelbegrippen Wbp zijn ‘persoonsgegevens’ en ‘verwerken’ (art. 1 WBP).
Persoonsgegevens = iedere informatie betreffende een natuurlijk geïdentificeerde of
identificeerbare persoon (bijv. adresgegevens, kentekens van voertuigen, IP-adressen
van computers, telefoonnummers, etc.).
Verwerken = Elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot
persoonsgegevens. Ziet op alle mogelijke vormen van technische en gebruikshandelingen
met persoonsgegevens (bijv. verzamelen, vastleggen, raadplegen, gebruiken,
verspreiden, verkrijgen).
Actoren die te maken hebben met het verwerken van persoonsgegevens:
De betrokkene - De persoon over wie persoonsgegevens worden verwerkt.
De verantwoordelijke - Degene die beslist of en welke gegevens worden verwerkt,
met welk doel en op welke wijze dat gebeurt.
De wet bescherming persoonsgegevens is niet van toepassing op (art. 2 + 3 WBP):
Activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden.
Indien speciale wetten dat bepalen
bijv. Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten, Wet politieregisters, Wet
gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, Kieswet.
Journalistiek, artistiek of literair doel
Voorwaarden wanneer persoonsgegevens verwerkt mogen worden (art. 8 WBP):
Noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst (bijv bezorgen krant).
Noodzakelijk ter uitvoering van een wettelijke plicht van de verantwoordelijke (bijv.
salarisadministratie).
Het verwerken van persoonsgegevens is noodzakelijk voor de behartiging van een
gerechtvaardigd belang.
Gegevensverwerking moet vermeld worden (art. 27 e.v. BW)!
Melden bij het College bescherming persoonsgegevens (Cbp)
Melden voordat wordt begonnen met gegevensverwerking
Melding niet vereist indien vrijstellingsbesluit van toepassing is (bijv. verwerkingen
door verenigingen en verwerkingen in verband met salarisadministratie).
Enkele overige artikelen:
Gegevens niet langer bewaren dan noodzakelijk (Art. 10 Wbp).
Maatregelen tegen verlies of onrechtmatige verwerking gegevens (Art. 13 Wbp).
Betrokkene moet geïnformeerd worden over verwerking (Art. 33 en 34 Wbp).
Recht van verzet (art. 40 WBP) = betrokkene heeft onder meer een recht van verzet
als het verwerken van zijn persoonsgegevens geschiedt voor direct marketingdoeleinden.
Indien het verzet gerechtvaardigd is, moet de verwerking altijd onmiddellijk worden
gestaakt.
Ook: recht van correctieverzoek (art. 36 Wbp).
Rechtsbeschermingsmogelijkheden:
Een burger kan stappen ondernemen (schade). Art. 49 Wbp.
Het openbaar ministerie kan vervolgen (straf). Art. 75 Wbp.
Het Cbp kan actie ondernemen (bestuursdwang/dwangsom). Art. 65 Wbp.
Auteur
Vakgebied
Recht
Beschrijving
WBP
Relevantie/Te gebruiken voor
Weten wat je rechten zijn met betrekking op jou persoonlijke gegevens en de
bescherming daarvan
Blok H2
Administratieve organisatie
Model/Theorie
Doel administratieve organisatie
Administratieve organisatie heeft als doel coördinatie en afstemming van het
functioneren van de organisatie. Met Administratieve organisatie kun je, met een goede
beschrijving en analyse van een bedrijfsproces, inschatten op welke plaatsen je als
winkel risico loopt. Je kunt daar dan wellicht maatregelen op bedenken om deze risico’s
af te dekken.
Cruciaal begrip bij administratieve organisatie – betrouwbare informatie:
 Juist  klopt het wat er staat ?
 Volledig  staat alles er wat er moet staan ? (volledigheid van opbrengsten)
 Tijdig  is de informatie tijdig ?
Auteur
Paape, Paur, Mittelmeijer
Vakgebied
AO
Beschrijving
Beheersen van een bedrijf
Relevantie/Te gebruiken voor
Het ontwerpen en beheersen van bedrijfsprocessen
Model/Theorie
Typologien van Starrevel
Auteur
Paape, Paur, Mittelmeijer
Vakgebied
AO
Beschrijving
Verschillenden soorten organisaties
Relevantie/Te gebruiken voor
Het beheersen van organisaties
Model/Theorie
Inkoopproces




Initiatief tot inkoop (wat en hoeveel) – een signaal dat het hele proces in beweging
zet. Dit wordt berekend op basis van verwachte verkopen, levertijden en
voorraadniveau. Hiervoor zijn verschillende modellen ontwikkeld, waaronder het just
in time model. Leveringen moeten daarbij precies op tijd zijn. Niet te laat, maar ook
niet te vroeg. Niet te weinig, maar ook niet teveel. Veel modellen zijn tegenwoordig
geautomatiseerd = e-procurement.
Degene die het meeste zicht hebben op signalen die het proces uiteindelijk starten,
zijn de verkopers. Het is hierbij wel van belang dat diegene daartoe geautoriseerd is.
Daarnaast hangt het belang van de fase ‘initiatief tot inkoop’ af van het type bedrijf
en van de soort inkopen.
Beslissing (waar en prijs) - domein afdeling inkoop. Beslissingen rondom waar en
tegen welke prijs. Hiervoor zijn verschillende stappen ontwikkeld:
o Programma van eisen
o Longlist van potentiële leveranciers
o Shortlist gemaakt vanuit longlist
o Offertes vragen aan potentiële leveranciers op shortlist – opslaan in
offerteregister
o Beslissing definitieve leverancier maken
Let op! Bij het maken van beslissingen kunnen financiële complicaties optreden (bv.
inkopen buiten eurogebied of inkopen op een markt met sterk wisselende prijzen).
Uitvoering (contract en afroep) – belangrijk! Actueel inzicht in afgesloten contracten
en de positie per contract: contractenregister. Twee verschillende vormen:
o Raamcontract – principeafspraken om met elkaar in zee te gaan.
o Afroepcontract – afspraken over totale hoeveelheid af te nemen goederen
gedurende een bepaalde periode.
Wanneer het gaat om afroep bedoelt men de feitelijke bewerkstelling.
Afwikkeling (goederenontvangst en factuur) – de goederenontvangst vindt plaats in
het magazijn. Verschillende stappen in de controle van het goederenontvangst:
o Of de goederen überhaupt wel besteld zijn, anders retourneren
o Of de bestelde goederen wel allemaal geleverd zijn, zo niet is er sprake van
manco
o Kwaliteitscontrole
Administratief zijn er nu twee gegevens: de bestelling (bestelbon) en het ontvangst
(ontvangstbon). Er ontbreekt echter nog één document, namelijk de inkoopfactuur. Deze
wordt door de leverancier verzonden. Op de financiële administratie vindt dan de threeway-match plaats = de factuur wordt vergeleken met de bestelling en het
goederenontvangst. Wanneer de gegevens kloppen, kan de factuur betaalt worden.
Auteur
Paape, Paur, Mittelmeijer
Vakgebied
AO
Beschrijving
Het inkoopproces
Relevantie/Te gebruiken voor
Inkoop
Model/Theorie
Voorraadproces
Beknopt proces. Meer een rustpunt tussen inkoop en verkoop. Toch valt er wel het
een en ander over het voorraadproces te zeggen. Er zijn verschillende soorten
magazijnen:
 Technisch open OF gesloten – of het magazijn vrij toegankelijk is voor iedereen of
niet.
 Administratief open OF gesloten – of elke individuele transactie wordt
geregistreerd of niet.
Veel bedrijven kennen een voorraadadministratie. Dit kan verschillende doelstellingen
hebben. Bijvoorbeeld het inzicht in hoogte van de voorraad en de controle op de
voorraad. Vroeger maakte men gebruik van andere voorraadadministraties:
stellingkaarten, magazijnvoorraadadministratie en kantoorvoorraadadministratie.
Tegenwoordig is er voornamelijk sprake van automatisering.
Manieren om de voorraad te controleren:
 Integrale inventarisatie – tellen van gehele voorraad = winkel dicht
 Partieel roulerend – elke maand een deel van de voorraad = winkel kan open blijven
Inventariseren van voorraad is een ingewikkelde klus. Er kan namelijk sprake zijn van
het pijplijnprobleem of van de verkeerde productkennis. Er zijn verschillende
voorraadadministraties:
 In totalen – totale voorraad ligt vast in één bedrag
 Per soort – per soort aantal artikelen besteld, met daarnaast de geldswaarde
 Per stuk – elk artikel staat individueel geregistreerd
Auteur
Paape, Paur, Mittelmeijer
Vakgebied
AO
Beschrijving
Het voorraadproces
Relevantie/Te gebruiken voor
Het magazijn van een organisatie
Model/Theorie
Verkoopproces
Let op! Er wordt hierbij uitgegaan van handel met verkoop op rekening! Ook bij
het verkoopproces is er sprake van een stappenplan:




Marketing (vijf p’s) – Product, Prijs, Promotie, Plaats en Personeel. Vooral belangrijk
hierbij is een actief beheer van het artikelenbestand.
Orderverkrijging (orderontvangst en orderacceptatie) – verkooptransactie, waarbij
verkopers actief op zoek moeten naar klanten en orders. Hierbij is het van belang de
relatie met de klant goed te beheren, bijvoorbeeld door Customer Relation Ship
Management en een goed klantenbestand. Bij de acceptatie van orders gaat het er
om of de organisatie de order wil en kan accepteren.
Uitvoering (levering en facturering) – verschil tussen voorfacturering en
nafacturering.
Afwikkeling (incasso) – incasseren van geld.
Auteur
Paape, Paur, Mittelmeijer
Vakgebied
AO
Beschrijving
Het verkoopproces
Relevantie/Te gebruiken voor
De verkoop
Model/Theorie
Personeelsproces





Organisatie – gaat vooral om organisatiestructuur en –cultuur; gaat om de vraag
hoe de organisatie in te richten is. Dit wordt voornamelijk weergegeven in een
organogram.
Formatie –gaat om de vraag hoeveel mensen er op de diverse afdelingen werkzaam
zijn en wat hun functie is (functieopbouw). Denk hierbij aan TBV – taken,
bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Daarnaast zijn functiewaardering en –
beloning ook heel belangrijk.
Instroom – gaat over het daadwerkelijk in dienst gaan nemen van mensen. Daarbij
gaat het met name om de vraag hoe de juiste mensen bereikt worden (werving en
selectie).
Behoud – zorgen dat zowel werknemer als werkgever zich goed blijft voelen bij de
samenwerking. Dit door middel van beoordeling, beloning, opleidingsbeleid en
zorgdragen.
Uitstroom – op een bepaald moment komt er een einde aan de arbeidsrelatie met de
werknemer. Zorg dat dit zorgvuldig gebeurt, bijvoorbeeld door middel van
outplacement.
Auteur
Paape, Paur, Mittelmeijer
Vakgebied
AO
Beschrijving
Het personeelsproces
Relevantie/Te gebruiken voor
Het personeel binnen een organisatie
Model/Theorie
Financieel-administratief proces
In elke organisatie speelt geld een rol. Soms een grote rol, zoals winstgevendheid.
Soms een kleine rol, zoals randvoorwaardelijke rol. Het financieel-administratief proces is
op de delen in:




Financiële administratie – bedrijfsadministratie; alle financiële feiten op
systematische wijze, volgens het systeem van dubbel boekhouden, vastgelegd. De
financiële administratie bestaat uit de debiteurenadministratie,
crediteurenadministratie en grootboekadministratie.
Salarisadministratie – specifieke kennis vereist. Op deze afdeling worden
brutosalarissen berekend en van daaruit de netto uit te betalen bedragen = brutonetto-traject.
Controlling – controleren; een controller houdt zich bezig met de instrumenten en
het gebruik daarvan die bijdragen aan de beheersing van een organisatie. Er zijn
verschillende controllers:
o Financial controller – voor de financiële invulling
o Business controller – voor het adviseren van het (top)management
o Register controller – doorgeleerden in het controllersvak
Treasury – het optimaliseren van geldstromen tegen, meestal, zo laag mogelijke
kosten.
Auteur
Paape, Paur, Mittelmeijer
Vakgebied
AO
Beschrijving
Het financieel-administratief proces
Relevantie/Te gebruiken voor
De financiën en administratie
Model/Theorie
Productieproces
Ook het productieproces heeft verschillende fasen:






Voorcalculatie – berekening van kostprijs voordat de productie plaatsvindt. Dit
betekent ‘wat mag het kosten’. Denk hierbij wel aan een stuklijst: uit welke
onderdelen bestaat het product.
Planning – wat moet wanneer af? Let op! De productiecapaciteit.
Afgifte grondstoffen – grondstoffen ‘klaarzetten’ wanneer het sein is gegeven om
een bepaalde hoeveelheid producten te gaan maken.
Productie – grondstoffen worden omgezet naar eindproducten.
Afgifte gereed product – goederen, maar nu de gerede producten, worden
afgeleverd aan het magazijn.
Nacalculatie – verschillenanalyse maken over wat het nu werkelijk gekost heeft.
Auteur
Paape, Paur, Mittelmeijer
Vakgebied
AO
Beschrijving
Het productie proces
Relevantie/Te gebruiken voor
De productie binnen een bedrijf
Model/Theorie
Bouwstenen van administratieve organisatie







Functiescheiding – bestaat uit meerdere essentiële functies:
o Beschikken = mogen beslissen over zaken van de onderneming
o Bewaren = activa (en passiva) bewaren, maar niet over beslissen
o Uitvoeren = in opdracht van een andere functionaris iets uitvoeren
o Registreren = gecombineerd met controleren; spreekt voor zich
o Controleren = gecombineerd met registreren; spreekt voor zich
Automatisering – tegenwoordig is bijna alles geautomatiseerd. Echter, daarbij zijn
de volgende punten van groot belang:
o Toegangsbeveiliging – voor de veiligheid van een organisatie
o Autorisaties binnen systeem – wel toegang tot systeem, maar met maar een
beperkt aantal bevoegdheden. Dit wordt natuurlijk goed in de gaten gehouden,
bijv door middel van geautomatiseerde controles.
o Logging – als er wordt gecheckt wat je op het net van een organisatie hebt
gedaan.
o Volledig en juist invullen van velden
Kaders en normen – met betrekking tot kostprijscalculaties, verkoopprognoses,
afdelingsbudgetten, begrotingen, etc.
Richtlijnen – gaat o.a. over gedragscodes, daarnaast over interne controle (zie hfst.
eerder!)
Verbandcontroles – o.a. de three-way-match, maar daarnaast ook verbanden (zie
later in SV)!
Steekproefcontroles - willekeurige controles
Oogtoezicht – toezicht houden op processen, systemen en situaties.
Auteur
Paape, Paur, Mittelmeijer
Vakgebied
AO
Beschrijving
Maatregels voor risico’s
Relevantie/Te gebruiken voor
Het treffen van maatregels tegen verschillenden risico’s
Algemene economie
Model/Theorie
Markt
Het geheel van betrekkingen tussen vragers en aanbieders van producten. Belangrijk
hierbij is vraag, aanbod en communicatie. Deze communicatie kan heel direct
plaatsvinden, maar ook heel afstandelijk. De belangrijkste functie van markten is de
prijsvorming. Echter, bij de beschrijving van markten stuiten we op twee problemen:
 Geografische begrenzing van de markt –wereldmarkt (prijzen op wereldschaal),
lokale markten, nationale markten of markten die zich beperken tot een groep
landen.
Daarnaast is de term relevante markt van belangrijk: het deel van de markt dat
ondernemingen bedienen. Let op: markten krijgen steeds meer een internationaal
karakter.
 Definitie van het product – wat wordt er bedoeld met product? Soms één product,
soms een productgroep. Theoretisch bestaat een markt uit product(variant)en die
dezelfde behoefte kunnen bevredigen.
o Homogene producten – als er geen verschillen in producten te onderkennen
zijn.
o Heterogene producten – als er op een markt producten aangeboden worden
die in de ogen van afnemers onderlinge verschillen vertonen.
Auteur
Marijs & Hulleman
Vakgebied
Economie
Beschrijving
De markt
Relevantie/Te gebruiken voor
De handel
Model/Theorie
Concurrentie positie
Auteur
Marijs & Hulleman
Vakgebied
Economie
Beschrijving
De positie van verschillenden soorten concurrenten
Relevantie/Te gebruiken voor
De handel
Model/Theorie
Elasticiteiten
Zie leerjaar 1 voor een geheel overzicht
Auteur
Marijs & Hulleman
Vakgebied
Economie
Beschrijving
Elasticiteiten
Relevantie/Te gebruiken voor
Het berekenen van elasiticiteiten
Model/Theorie
Marktmodel
Op de markt komen vraag en aanbod bijeen. Deze kun je weergeven in een collectieve
vraag- en aanbodcurve. Daaruit komt een evenwichtshoeveelheid en evenwichtsprijs tot
stand. Functies:
Qv = –Ap + B
Qa = Ap + B
De markt is in evenwicht als vraag en aanbod
aan elkaar gelijk zijn (zie tabel). Echter, een
vraaglijn kan verschuiven. Daarbij zijn twee
situaties mogelijk:
1. Stabiel evenwicht – bij iedere verandering,
automatisch stabiel evenwicht. Het aanbod
kan zich snel aanpassen.
2. Instabiel evenwicht – bij een verandering van de vraag, kan het aanbod niet snel
reageren.
Auteur
Marijs & Hulleman
Vakgebied
Economie
Beschrijving
Evenwicht van de markt en vraag en aanbod
Relevantie/Te gebruiken voor
Inschatten van de markt
Inkoop
Model/Theorie
SGR-model
Structuurkenmerken
Aantal aanbieders – gericht op marktmacht. Belangrijk hierbij is de concurrentiegraad,
kleinschaligheid of grootschaligheid en de doorzichtigheid van de markt.
Aard van het product – homogene of heterogene producten. Belangrijk hierbij is
innovatieve activiteiten, exclusieve kenmerken en reclame-intensiteit.
Kostenstructuur van productie – belangrijkste element is de verhouding tussen vaste en
variabele kosten.
Toetredingsbarrières – belemmeren ondernemingen activiteiten in een bestaande
bedrijfstak te ontplooien. Gaat over of je de markt makkelijk kunt toetreden. Belangrijke
elementen hierbij zijn merknaambekendheid, binnenlands of buitenlands marktaandeel
en productheterogeniteit.
Kenmerken van de vraag – bestaan uit verschillende vraagfactoren: groei van de vraag,
concentratie van afnemers, buitenlandse vraag en aandeel consumptiegoederen in afzet.
Ondernemingsgedrag
Winstmaximalisatie – streven naar maximale winst, maar wel handhaven van continuïteit
en rendementseisen. Het prijszettingsgedrag is hierbij van groot belang.
Toe- en uittreding – toetreden betekent potentiële concurrentie, aftreden betekent
maatstaf interne concurrentie.
Innovatief gedrag – invoeren van vernieuwingen op allerlei terreinen.
Ontwikkeling van de investeringen – versterken van concurrentiepositie d.m.v.
arbeidsproductiviteit te verhogen.
Resultaat
Winstgevendheid – belangrijkste voor succes. De rentabiliteit kan met allerlei variabelen
benaderd worden.
Groei van toegevoegde waarde – geeft de bijdrage van een branche aan het nationaal
inkomen weer.
Afzetontwikkeling – bedrijven kunnen zelf veel aan de ontwikkeling van de vraag doen.
Werkgelegenheid – belangrijke maatstaf voor bijdrage van branche aan totale economie.
Innovatief resultaat – belangrijke maatstaf voor vernieuwingen die aanbieders aan hun
producten kunnen aanbrengen.
Auteur
Dr. C.J. Gelderman
Vakgebied
Economie
Beschrijving
SGR-model
Relevantie/Te gebruiken voor
Het invullen van een organisatie volgens SGR
Model/Theorie
Koopgedrag consumenten
Eigen voorbereiding en uitvoering
Kennis van producten en alternatieve leveranciers is
niet zo groot
Er is sprake van persoonlijke behoefte bevrediging en
emotionele motieven
Impulsaankopen, aankopen worden zelfstandig
gedaan
Weinig tijd en geen tot weinig overleg
Koopgedrag organisaties
Voorbereiding en uitvoering wordt opgedragen aan
professionele inkopers.
Kennis van producten en alternatieve leveranciers is
veel groter
Koopmotieven en doelstellingen zijn verbonden aan
bedrijfsvoering
Inkoop gaat bijna nooit alleen. Werk wordt gedaan in
teamverband
Nodige overleg en nodige tijd
Meestal sprake van afgeleide vraag
Auteur
Dr. C.J. Gelderman
Vakgebied
Inkoop
Beschrijving
Het koopgedrag van consumenten en organisatie
Relevantie/Te gebruiken voor
Vaststellen van het koopgedrag
Model/Theorie
Fase van de inkoop
Auteur
Dr. C.J. Gelderman
Vakgebied
Inkoop
Beschrijving
Verschillenden fase van de inkoop
Relevantie/Te gebruiken voor
Inkopen
Model/Theorie
DMU-concept
Auteur
Dr. C.J. Gelderman
Vakgebied
Inkoop
Beschrijving
Verschillenden mensen zijn betrokken bij het inkoop proces.
Relevantie/Te gebruiken voor
Inkoop
Model/Theorie
Portfolio-benadering van Kraljic
-
efficiënte bestelprocedures voor routineproducten
concurrentiestelling voor hefboomproducten
veiligstellen van de toelevering voor knelpuntproducten
partnerships voor strategische producten.
Auteur
Dr. C.J. Gelderman
Vakgebied
Inkoop
Beschrijving
Verschillenden soorten inkoop en manieren van inkopen
Relevantie/Te gebruiken voor
Inkoop
Model/Theorie
Vendorrating
Compensatorische methode:
Niet compensatorische methode:
Semi-compensatorische methode:
Auteur
Dr. C.J. Gelderman
Vakgebied
Inkoop
Beschrijving
Leveranciersbeoordelingssysteem
Relevantie/Te gebruiken voor
Het beoordelen van leveranciers
Logistiek
Model/Theorie
Logistieke deeltrajecten
Auteur
Visser en van Goor
Vakgebied
Logistiek
Beschrijving
Verschilleden deeltrajecten binnen het logistieke proces schematische weergegeven
Relevantie/Te gebruiken voor
Logistiek
Model/Theorie
Logistiek raamwerk
Auteur
Visser en van Goor
Vakgebied
Logistiek
Beschrijving
Doelstellingen en aandachtsgebieden binnen de logistiek
Relevantie/Te gebruiken voor
Inrichten van logistieke proces
Model/Theorie
Het koop
KOOP = het Klant Order Ontkoppel Punt
Dit is het punt dat aangeeft hoever (stroomopwaarts in een bedrijfskolom) een
klantenorder doordringt in het productie- of distributieproces van de aanbieder van een
product of dienst. Er zijn vijf klantorderontkoppelpunten:
Auteur
Visser en van Goor
Vakgebied
Logistiek
Beschrijving
Hier is te vinden wanneer het koop plaats vindt.
Relevantie/Te gebruiken voor
Inrichten van het logistieke proces
Model/Theorie
Bestelmomenten
Auteur
Vakgebied
Logistiek
Beschrijving
Hier is schematische te zien welke bestelmomenten er zijn
Relevantie/Te gebruiken voor
Bestellen/logistiek/inkoop
Model/Theorie
Pareto-analyse
Omzet- en winstbijdrage
Succes van inspanningen
afmeten aan omzetgegevens.
Vaak blijkt dat er grote verschillen
kunnen bestaan in de vraag- en
omzetsnelheid per product: de
bekende 80/20-regel = Paretoanalyse.
De ABC-analyse is gebaseerd op
de Pareto-analyse:
 A categorie – kleine groep
belangrijke items, bijvoorbeeld producten
 B categorie – tussengroep
 C categorie – grote groep items, bijvoorbeeld producten,in eerste instantie niet
belangrijk
Uitgangspunt Pareto/ABC:
 Sommige zaken zijn belangrijker dan andere
 Onderscheid tussen zaken die veel en andere die weinig invloed op de resultaten
hebben
 Een algemeen toepasbaar hulpmiddel – een techniek die kan worden toegepast op
zeer veel grootheden in zeer uiteenlopende situaties
Door aandacht te besteden aan een klein aantal belangrijke factoren, kunnen met
beperkte moeite grote verbeteringen worden gerealiseerd
Auteur
Visser en van Goor
Vakgebied
Logistiek
Beschrijving
Hier is te zien welke oorzaak het grootste gevolg heeft
Relevantie/Te gebruiken voor
Oorzaak/gevolg
Recht
Model/Theorie
Week 1
Totstandkoming van rechtshandeling
1. Handel bekwaam
2. Wil
3. Openbaar
art. 3:32 BW
art. 3:33 BW
Onrechtmatige daad
art. 6:162 BW
Rechtmatige daden
art. 6:198, 6:203, 6:212 BW
Aanbod en aanvaarding
art. 6:217 BW
Ontstaat door wil en verklaring
Stadia Plas/Valburg
1. Vrij om onderhandelingen af te breken
2. Vrij om onderhandelingen af te breken, maar R&B vereist betaling van gemaakte kosten
3. Partijen zijn niet vrij om onderhandelingen af te breken, SV waaronder eventueel gederfde
winst.
Koopovereenkomst
art. 7:1 BW
Wanneer geen geld betaald art. 7.47 BW (ruil)
Rechten van de koper
1. Eigendomsoverdracht art. 7:9 lid 1
2. Aflevering
art. 7:9 lid 2
3. Conformiteit
art. 7:17 lid 1
Week 2
Contracten
Contract vrijheid



art. 3:40 BW
Dwingende wetsbepaling
Strijd met de goede zeden
Strijd met openbare orde
Inhoud van een overeenkomst




art. 6:248 BBW
De partijafspraak
De wet
Gewoonterecht
Redelijkheid en billijkheid
De partijafspraak
Schriftelijk of mondeling
De wet


Aanvullend recht
7:4 BW en artikel 7:6, lid 2 BW
o Geldt als partijen over onderwerp zelf geen afspraken maken
Dwingend recht
7:667 lid 7 BW en artikel 7:6 lid 1 BW
o Betreft regelingen waarbij partijen niet mogen afwijken
Gewoonterecht


Algemeen of plaatselijk gebruik dan wel handelsgebruik
B.v. bij arbeidscontract heeft werknemer ook verplichtingen die in branche gebruikelijk zijn
Redelijkheid en billijkheid


Aanvullende werking
Beperkende of derogerende werking
6:248 lid 1 BW
6:248 lid 2 Bw
Wat de partijen meestal regelen:








Omschrijving product
Prijs product
Betalingsvoorwaarden
Leveringsvoorwaarden
Garantiebepalingen
Gevolgen wanprestatie
Wat valt onder overmacht
Conflictoplossing
Week 3
Algemene voorwaarden
Definitie
art. 6:231 sub a
Algemene voorwaarden



Een of meer schriftelijke bedingen
opgenomen in een aantal overeenkomsten
Geen kernbeding (voldoende bepaalbaarheid)
Gebruiker
Wederpartij
Vernietigbaarheid


Sub a
Sub b
Artikel 6:231 sub b
Artikel 6:231 sub c
6:233 BW
Beding onredelijk bezwarend
Geen redelijke mogelijkheid geboden kennis te nemen
Onredelijk bezwarend
Onredelijk bezwaren voor wederpartij, gelet op:




Aard en overige inhoud overeenkomst
Wijze totstandkoming voorwaarden
Wederzijds kenbare belangen
Overige omstandigheden geval
Dan: vernietigbaar (artikel 6:233 sub a BW)
Bij overeenkomst gebruiker en consument :



zijn bedingen op zwarte lijst onredelijk bezwarend (artikel 6:236 BW)
worden bedingen op grijze lijst vermoed onredelijk bezwarend te zijn (6:237 BW)
T.a.v. niet-consument: lijsten eventueel reflexwerking
Beroep op 6:233 sub a niet mogelijk:


beding geen onderdeel algemene voorwaarden
wederpartij ‘groot’
Dan via art. 6:248 lid 2 BW proberen beding ongeldig te verklaren.
Mogelijkheid kennisname
Geen redelijke mogelijkheid geboden kennisname:
Uitwerking in 6:234 BW




In beginsel terhandstelling (lid 1)
Indien redelijkerwijs niet mogelijk: bekendmaking terinzagelegging en kosteloze toezending
op verzoek (lid 1 sub b)
Na verzoek onverwijld toezenden (lid 2)
Toezending hoeft niet voorzover deze redelijkerwijs niet kan worden gevergd (lid 3)
Dan: vernietigbaar (artikel 6:233 sub b BW)
Uitzondering vernietigbaarheid
Uitgezonderd van beroep op vernietigingsgronden:


‘grote’ wederpartijen (6:235, lid 1 BW)
- jaarrekening gepubliceerd
- 50 of meer werknemers
‘Pot verwijt ketel’ (6:235 lid 3 BW)
Week 4
Tekortkoming




Gevolgen van niet nakoming
Wanprestatie: toerekenbare tekortkoming
Overmacht: niet toerekenbare tekortkoming
Hoofdregel:
art. 6:74 lid 1 BW
Definitie:
art. 6:75 BW
Tekortkoming in de nakoming
Voor rekening van de schuldenaar:
wanprestatie
Voor rekening van de schuldeiser:
overmacht
Voor zijn risico krachtens:
Aan zijn schuld te wijten
(schuldaansprakelijkheid)
• De wet (voor personen en zaken)
• Een rechtshandeling
• Verkeersopvatting
(risicoaansprakelijkheid)
Wanprestatie
overeenkomst
Wanprestatie bij wederkerige
Rechten van de
crediteur bij
Toerekenbare nietnakoming
Nakoming blijvend
onmogelijk
(art. 6:74 lid 2 BW)
Nakoming nog
mogelijk
Ingebrekestelling
(art. 6:82 en 83 BW)
Recht op
schadevergoeding
Verzuim
(art. 6:81 BW)
Rechten van de crediteur bij
Wederkerige overeenkomsten
1.
•Gewone opschorting
2.
Ontbinding door schriftelijke
verklaring of door de rechter
• Bijzondere opschorting:
•- Onzekerheidsexceptie
•- Retentierecht
Nakoming nog mogelijk
Recht op nakoming en
aanvullende
schadevergoeding
(art. 6:74 en 85 BW)
Nakoming blijvend onmogelijk
Ontbinding en
ongedaanmaking
Ingebrekestelling
Recht op vervangende
schadevergoeding
door omzetting
(art. 6:87 BW)
Verzuim
Wanprestatie bij Koopovereenkomsten
Naast de gebruikelijke regelingen kan ook:
Art. 7:21 BW:



Ontbinding en
ongedaanmaking
Aflevering van het ontbrekende
Herstel van de afgeleverde zaak
Vervanging van de afgeleverde zaak
Eerst art. 7:23 BW:

binnen redelijke termijn na levering gemeld dat de zaak niet aan de ovk beantwoord
Auteur
Van Zeijl, A.M.M.M., deel 1 (8ste druk), De grondslag van het vermogens- en
ondernemingsrecht, Noordhoff Uitgevers
Vakgebied
Recht
Beschrijving
Ontstaan overeenkomst, ontbinden en algemene voorwaarden
Relevantie/Te gebruiken voor
Overeenkomsten
Engels
Portfolio
BDK/MER 2nd year student
Language Portfolio of:
Student number:
Cheryl Venroy
2060231
1: Language Biography and Planning Schedule
A. Personal information
Year of birth:
29 September 1993
Country and place of birth:
Netherlands, s-Hertogenbosch
At home we speak:
I have grown up using one language
Dutch
Mark Final Exam English secondary education:
-
Mark Engels H1:
6,4
Filled in on (date)
###
2 December 2013
C. Writing Skills Assessment Score card1:
Below you will find a list of writing tasks. Some of them might be very easy for
you to do, but other tasks might be more difficult. What we would like you to do
is to fill in whether you can do a task with difficulty or with easy (=gemakkelijk).
After having done that select two writing tasks from this list and indicate which
tasks you have selected. Do these tasks and include them in your portfolio. Fill in
an X in the appropriate boxes.
Situation/Skill
1. In a letter to your
company a foreign
customer has
expressed some
complaints about
procedures. You write
a tactful reply.
2. On the phone you
have been given
information about a
product. Using your
notes you write a
memo in English for
your boss. (Choose a
product that is worth
giving information
about.)
3. Your company
organises a seminar
about a new product.
You write a letter to
foreign customers in
which you stress the
importance of the
seminar and provide a
brief intro to the
product.
4. You apply for a
traineeship abroad.
You are able to write
an elaborate
application letter with
detailed info about
Extra
information
I can do this:
Not With With
yet diffi- ease
culty
It is
important to
strike the
right tone to
satisfy the
customer!
X
You
summarize
the
information
shortly and
clearly. Your
memo is wellreadable and
contains very
few mistakes.
You must
attract as
many people
as possible so
your letter
must be
written
fluently and
correctly. It
should excite
customer
interest.
You are
expected to
give a wellstructured
description of
your career,
X
I want to
do this
(choose 2
tasks)
X
X
X
Some of these are taken from ‘Taalportfolio, Dutch European language Portfolio for Vocational Education, BE’;
Ellie Liemberg, September 2001.
1
your training and work
experience.
5. During a discussion
at your work between
partners of several
nationalities it is your
turn to write a report
of the most important
items discussed. You
take notes and later
write a report in
English to be sent to
your boss. Choose
various subjects (e.g.
a new promotion
campaign, difficulties
with a new product,
disappointing annual
figures, relocation of
the head office, etc.)
6. Your company
receives a delivery of
goods from abroad
that has many
mistakes. This is the
third time the delivery
is not done correctly.
The supplier is a good
relation of your
company. You write an
e-mail complaining
about the way things
are dealt with. Choose
the type of goods and
determine what
mistakes have been
made and how they
can be solved.
7. You work for a
multinational where
English is the official
language. The
company decides to
buy new electronics.
well-written
in a careful
style and layout. You may
use
dictionaries
and a spelling
checker.
The subjects
of discussion
are familiar to
you. Also, you
are used to
discussing
your work at
this level. The
report has to
be
understandabl
e, wellstructured
and complete
so nonattendees
have a clear
picture of
what was
discussed.
Your message
has to hit the
right tone.
You want to
show that you
really cannot
accept this,
but at the
same time
you do not
want to risk
destroying
the
relationship
with the
supplier.
It concerns
an internal
report with
factual
information.
You do have
X
X
X
X
You have to write a
report in which you
compare different
brands, summarize the
information and
conclude what would
be the best choice.
Choose electronic
equipment, check
internet for details
about the apparatus
and write your report.
(be creative)
8. You work for a
company with many
foreign customers.
Your chef has asked
you to quickly write a
letter in the foreign
language about a
certain product. He
shortly wrote the
instructions down in
Dutch. It concerns a
product that is familiar
to you. Choose
whatever you like.
9. You take part in an
AO project and have to
solve a problem in the
Business Revenue
Cycle. You describe an
AO problem, indicate
where in the cycle the
problem occurs and
how it can be solved.
Write a brief report in
memo format to your
project manager.
10. Your company has
just received the
annual figures from
their accountants. You
are asked to write a
press release about
the most important
annual results. Use an
annual report from an
international company
to obtain the proper
information.
11. You are taking a
to come up
with a well
argumented
preference
after the
comparison.
You can use a
dictionary. It
concerns a
formal letter
with
information
that is not
routine. The
subject is
very familiar
to you.
X
You can give
a good
description of
the problem,
processes and
activities. You
clearly
describe the
best solution
to the
problem.
X
An annual
report
contains a
variety of
figures,
results and
achievements
. You clearly
describe
these without
too much
difficulty.
Your text is
X
X
manage-ment
/economics course
given in English. You
are required to read
two articles in
specialist literature and
make a resume as a
preparation for
discussion in your
study group. Select
two articles from e.g.
“The Economist” or
“The Financial Times”
and write the report.
clear and
wellstructured.
There are a
few linguistic
or stylistic
mistakes.
D. Planning ahead
Week What? (skill)
How?
1
Read Handout
‘Correspondence’
Do the self-diagnostic
correspondence test (at
home)
Fill in the Language
Biography
Fill in planning
Do Dialing Test on
Internet
Do writing assignment 1
Do writing assignment 2
Do writing assignment 3
Get some feedback from
class (3 assignments)
Rewrite assignment 1
Rewrite assignment 2
Rewrite assignment 3
A review of my mistakes
2
3
4.
5
Improve knowledge
of correspondence
Working on my
portfolio
Working on my
portfolio
Working on my
portfolio
Working on my
portfolio
Time to be spent on
task
One hour
One hour
15 minutes
30 minutes
One hour
30
30
30
15
minutes
minutes
minutes
minutes
30
30
30
20
minutes
minutes
minutes
minutes
Hand in portfolio Friday
before 1 pm.
2: The Language Dossier:
A. Three separate writing assignments from Blackboard
Letter 1 (highlight the mistakes made after class feedback has been
given)
Plieger’s Purchasing Department
Kruisherenborch 19
5248 PP Rosmalen
The Netherlands
Your ref:?
Our ref:?
11 November 2013
Vado Quality Bathroom Solutions
12 Wedmore Road
Cheddar
Somerset
United Kingdom
BS27 3EB
Dear Sir / Madam
After our phone call last Friday I sent you the trial order we talked about. Our
computer has indicated that 8 articles are in short supply and we need them. The
following articles are in short supply:
Article
number
123456
235561
213415
215353
125314
152413
514316
654324
Total price
Description
Amount
25
50
Price excl.
VAT
£ 1000,£ 500,-
Price incl.
VAT
£ 1210,£ 605,-
Europallet
Packaging
film (20 mt.)
Biro (20 st.)
Cardboard
box 20x20
cm (5 st.)
Cardboard
box 80x80
cm (5 st.)
Paper a4
(300 sheets)
Canon cli
251 inkt
(black)
Expresso Roast,
12/Pack
10
50
£ 30,£ 50,-
£ 36,30
£ 60,50
50
£ 350,-
£ 423,50
20
£ 220,-
£ 266,20
5
£ 150,-
£ 181,50
5
£ 35,-
£ 42,35
£ 2335,-
£ 2825,35
The articles should be packed in boxes who are the same size as a europallet. All
of the boxes should be closed with tape so they can’t be opened.
The articles should be delivered at 30 November 2013 in the bonded Warehouse
of the Harbour of Rotterdam. By our last supplier we used the INCO term “Free
on board” and would like to use this one to.
When the articles are delivered we will pay within a month. Because of the
control etc. we need to check everything before we can pay.
This is a trial order, if you can deliver the articles for this price please contact us
before shipping.
(a copy of this letter will be sent to our branch office in Great Britain)
Kind Regards,
Cheryl Venroy
Letter 2 (highlight the mistakes made after class feedback has been
given)
Plieger’s Purchasing Department
Kruisherenborch 19
5248 PP Rosmalen
The Netherlands
Your ref : AB/CD
Our ref : JB/KL
19 November 2013
Vado Quality Bathroom Solutions
12 Wedmore Road
Cheddar
Somerset
United Kingdom
BS27 3EB
Subject: Complaint about trial order
Dear Sir,
We are writing to you to make a complaint about the trial order form last month.
We are not very pleased with that order. Half of the boxes of the entire shipment
were damaged and some of the articles were broken.
We would like to know what went wrong with the shipment. The product with
article number: 15847458, 489766984, 584716942 and 268126921 are
damaged. We must unfortunately claim damages for that articles because we
don’t want to incur any additional expenses.
We would appreciate it when our supplier, replace the damaged boxes and
deliver the new products. We would like to receive the new order CIF because we
don’t like to make any extra costs.
If we can received the new order as soon as possible, but at least 30 December
we are very pleased with it. When we don’t receive the order before 30
December, we shall to cancel the order.
Please let me know at your earliest convenience if this deadline is acceptable to
you.
Yours faithfully,
Plieger
C. Venroy
Manager
Letter 3 (highlight the mistakes made after class feedback has been
given)
Shipping & Co.
Kruisstraat 3
5249 PB Rosmalen
The Netherlands
Your ref: AB/CD
Our ref: EF/GH
……………..
Vado Quaility Bathroom Solutions
12 Wedmore Road
Cheddar
Somerset
United Kingdom
BS27 3EB
Subject: Damaged order
Dear Sir/Madam,
We are writing because of the mail we received yesterday (20 November 2013)
from you. It is unfortunate to hear that the packages are corrupted. When we
received the mail we were looking right away how the packages are shipped, and
all the details we need to know before we could mail you back. we apologise for
the time we needed for our “investigation”. We need to find out what exactly
went wrong during the shipment………… We just need to know a few things. For
the insurance we need to know who emptied the ship, what kind of device they
have used (forklift etc.).
If you want to ship the packages again we will ship them right away for free.
That’s the only thing we can do right at the moment. Following the bill of lading
we are responsible for the shipment and all the costs if there went anything
wrong. We only need a facture from your company about the damaged packages
and the broken articles so we can give you you’re money back.
Again we are very unfortunate to hear that there went something wrong during
the shipment. And we hope that you have sufficient information about the
procedure.
Kind regards,
Shipping & Co.
Cheryl Venroy
Manager
B. Letter 1 rewritten
Plieger’s Purchasing Department
Kruisherenborch 19
5248 PP Rosmalen
The Netherlands
Your ref:123975695
Our ref: 369785412
11 November 2013
Vado Quality Bathroom Solutions
12 Wedmore Road
Cheddar
Somerset
United Kingdom
BS27 3EB
Subject: Product order
Dear Sir / Madam
After our phone call last Friday we sent you the trial order we talked about. Our
computer has indicated that 8 articles are in short supply and we are afraid we
need them as soon as possible. We would like to order the following products:
Article
number
123456
235561
213415
215353
125314
152413
514316
654324
Total price
Description
Amount
25
50
Price excl.
VAT
£ 1000,£ 500,-
Price incl.
VAT
£ 1210,£ 605,-
Europallet
Packaging
film (20 mt.)
Biro (20 st.)
Cardboard
box 20x20
cm (5 st.)
Cardboard
box 80x80
cm (5 st.)
Paper a4
(300 sheets)
Canon cli
251 inkt
(black)
Expresso Roast,
12/Pack
10
50
£ 30,£ 50,-
£ 36,30
£ 60,50
50
£ 350,-
£ 423,50
20
£ 220,-
£ 266,20
5
£ 150,-
£ 181,50
5
£ 35,-
£ 42,35
£ 2335,-
£ 2825,35
The articles please packt in boxes which are the same size as an europallet. All of
the boxes should be closed with tape so they cannot be opened.
We would like to receive the products in the bonded Warehouse of the Harbour of
Rotterdam at 30 November 2013, CIF Rotterdam.
If the goods are received in good order, you can expect payment whitin a month
after receipt of the goods.
This is a trial order, If you can deliver the articles at this price, please contact us
before shipping.
(a copy of this letter will be sent to our branch office in Great Britain)
Kind regards,
Plieger
Cheryl Venroy
Buyer
Letter 2 rewritten
Plieger’s Purchasing Department
Kruisherenborch 19
5248 PP Rosmalen
The Netherlands
Your ref : AB/CD
Our ref : JB/KL
19 November 2013
Vado Quality Bathroom Solutions
12 Wedmore Road
Cheddar
Somerset
United Kingdom
BS27 3EB
Subject: Complaint about trial order
Dear Sir,
We are writing to you about the shipment of last month. We are not very pleased
with the order. It was noted that half of the boxes en the entire shipment were
damaged and some of the articles were broken.
We would be interested to what went wrong during shipment. The product with
article number: 15847458, 489766984, 584716942 and 268126921 are
damaged. We must insist that we won’t pay for the articles until they are
delivered properly.
We would appreciate it if you, replace the damaged boxes and deliver the new
products. We have agreed to deliver goods under the incoterm CIF, which means
that you are responsible for the goods until they left the port.
Could you ship the goods no later than 30 December next? In case you cannot
deliver before 30 December next, we shall cancel the order.
Please let us know at your earliest convenience if this deadline is acceptable to
you.
Yours faithfully,
Plieger
C. Venroy
Manager
Encl: 1
CC: [email protected]
Letter 3 rewritten
Shipping & Co.
Kruisstraat 3
5249 PB Rosmalen
The Netherlands
Your ref: AB/CD
Our ref: EF/GH
5 December 2013
Vado Quaility Bathroom Solutions
12 Wedmore Road
Cheddar
Somerset
United Kingdom
BS27 3EB
Damaged order
Dear Sir/Madam,
Thank you for your letter of 20 November 2013. It is unfortunate to hear that the
packages are corrupted. When we received the mail we immediately checked
how the packages where shipped, and all the details we need to know before we
could mail you back.
We apologize for the time we needed for our investigation nut we needed to find
out what exactly went wrong during the shipment. Could you inform us who
unloaded the ship? To complete our investigation we would like to ask a few
questions. Who emptied the ship? What kind of device they have used (forklift
etc.).
If you would like to ship the products again we will ship them Free of charge.
That is the only thing we can do at the moment. According to the bill of lading
we are responsible for the shipment and all the costs. We only need
substantiation from your company about the damaged packages and the broken
articles so we can give you your money back.
Again we are very sad to hear that something went wrong during the shipment.
Very sorry for that. We hope that you have sufficient information about the
procedure.
Kind regards,
Shipping & Co.
Cheryl Venroy
Manager
Encl. 1
CC: [email protected]
C. A review of your mistakes
Grammar Compendium
Letter 1
Mistake (give the context
or whole sentence;
underline the mistake)
Your ref:?
Our ref:?
Correction
After our phone call last
Friday I sent you the trial
order we talked about.
Our computer has indicated
that 8 articles are in short
supply and we need them.
The following articles are in
short supply:
After our phone call last Friday we sent
you the trial order we talked about.
The articles should be
packed in boxes who are the
same size as a europallet
All of the boxes should be
closed with tape so they
can’t be opened.
The articles should be
delivered at 30 November
2013 in the bonded
Warehouse of the Harbour
of Rotterdam.
By our last supplier we used
the INCO term “Free on
board” and would like to use
this one to.
The articles please packt in boxes which
are the same size as an europallet
9
When the articles are
delivered we will pay within
a month.
If the goods are received in good order,
you can expect payment whitin a month
after receipt of the goods.
10
--------------------------
12
Because of the control etc.
we need to check everything
before we can pay.
This is a trial order, if you
can deliver the articles for
this price please contact us
before shipping.
Kind Regards,
13
Cheryl Venroy
Plieger
1
2
3
4
5
6
7
8
11
Your ref:123975695
Our ref: 369785412
Our computer has indicated that 8
articles are in short supply and we are
afraid we need them as soon as possible.
We would like to order the following
products:
All of the boxes should be closed with
tape so they cannot be opened.
We would like to receive the products in
the bonded Warehouse of the Harbour of
Rotterdam at 30 November 2013, CIF
Rotterdam.
We would like to receive the products in
the bonded Warehouse of the Harbour of
Rotterdam at 30 November 2013, CIF
Rotterdam.
This is a trial order, If you can deliver the
articles at this price, please contact us
before shipping.
Kind regards
Cheryl Venroy
Buyer
Letter 2
1
2
3
4
5
6
7
Mistake (give the context
or whole sentence;
underline the mistake)
We are writing to you to
make a complaint about the
trial order form last month.
We are not very pleased
with that order. Half of the
boxes of the entire shipment
were damaged and some of
the articles were broken.
Correction
We would like to know what
went wrong with the
shipment.
We must unfortunately
claim damages for that
articles because we don’t
want to incur any additional
expenses.
We would appreciate it when
our supplier,
We would like to receive the
new order CIF because we
don’t like to make any extra
costs.
If we can received the new
order as soon as possible,
but at least 30 December
we are very pleased with it.
When we don’t receive the
order before 30 December,
we shall to cancel the order.
We would be interested to what went
wrong during shipment
Please let me know at your
earliest convenience if this
deadline is acceptable to
you.
-
Please let us know at your earliest
convenience if this deadline is acceptable
to you.
We are writing to you about the shipment
from last month. We are not very pleased
with the order. It was noted that half of
the boxes en the entire shipment were
damaged and some of the articles were
broken.
We must insist that we won’t pay for the
articles until they are delivered properly.
We would appreciate it if you,
We have agreed to deliver goods under
the incoterm CIF, which means that you
are responsible for the goods until they
left the port.
Could you ship the goods no later than
30 December next? In case you cannot
deliver before 30 December next, we
shall cancel the order.
Encl: 1
CC: [email protected]
Letter 3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Mistake (give the context
or whole sentence;
underline the mistake)
……………..
Subject: Damaged order
We are writing because of
the mail we received
yesterday (20 November
2013) from you.
we were looking right away
packages are shipped
we
“investigation”.
We need to find out
during the shipment…………
For the insurance we need
to know who emptied the
ship, what kind of device
they have used (forklift
etc.).
If you want to ship the
packages again we will ship
them right away for free
That’s the only thing
we can do right at the
moment.
Following the bill of lading
we are responsible for the
shipment and all the costs if
there went anything wrong
We only need a facture from
your company about the
damaged packages and the
broken articles so we can
give you you’re money back.
Again we are very
unfortunate to hear that
there went something wrong
during the shipment.
Correction
5 December 2013
Damaged order
Thank you for your letter of 20 November
2013
we immediately checked how
the packages where shipped,
We
investigation
We needed to fin out
Could you inform us who unloaded the
ship?
To complete our investigation
If you would like to ship the products
again we will ship them Free of charge
That is the only thing
we can do at the moment.
According to the bill of lading we are
responsible for the shipment and all the
costs.
We only need a substantiation from your
company about the damaged packages
and the broken articles so we can give
you your money back.
Again we are very sad to hear that
something went wrong during the
shipment. Very sorry for that.
D. 1st Task (from score card pp 3 and 4):
Ms Lana Janssen
Recruitment Manager
Estee Lauder
Bush Lane
Grenham, Birmingham
MW67 LK
Untited Kingdomg
24 July 2010
Dear Ms Janssen
Application for the abroad (intern)application of Management Trainee
I was very interested to read the advertisement for the Management trainee on
intership.com, and I would like to reply on that advertisement. I have also
enclosed my CV.
This year is my last study year and I have to do an internship abroad. I’m
studying for a business degree and I shall graduate in August 2014 if I complete
my internship this year.
I really interested in this internship because I am also working with Estee Lauder
with my job. My job is sometimes very stressful but I enjoy it very well. I can do
my job well with stress or fuss. I think that the internship is perfect for my
because I can combine my job en my study very well. My other skills are:
problem solving, team-working, communication and further. I believe that these
experiences en skills have prepared me for this internship application for your
Management trainee.
I would welcome an opportunity to meet you for an interview and am available to
attend me any time.
I look forward to hearing from you
Yours sincerely
Cheryl Venroy
2nd Task (from score card pp 3 and 4):
Office & zo.
Kruisstraat 343
5249 PB Rosmalen
The Netherlands
Your ref: DF/ED
Our ref: CV/DE
Chair & Co.
Kruisherenborch 19
3423 RD Rosmalen
UK
Dear Sir/Madam,
We are sending you this mail because of the goods who were delivered at our
office. We have the right amount of boxes but al the products are all incomplete.
It is in a short amount of time the third time this happened and it is
unacceptable. We can do nothing whit it and it is only a waste of time if this is
happening every time.
The office chairs the black bourbon 19mm are delivered without the wheels. The
writing desks are all missing one leg. And at last we are missing the demos of
the chairs and writing desks. In the end we can do nothing with the delivered
products. It is a shame because you’re company is always been good with
delivery but the last year it is horrible.
We hope to hear from you soon.
Kind regards,
Office & zo.
Cheryl Venroy
Manager
E.
Buddy Feedback Form 1st task
Name assessor: Manon Drost
Name of the assessed: Cheryl Venroy
Description of the assignment: Task 1 (application letter)
Letter/Memo/fax/press release/summary/report (circle the appropriate task)
Number of words:
A. Content:
Criteria
insufficie fai good Comments
nt
r
A clear introduction
X
Well done
All details are
X
covered
Message is clear
x
A nice close or
x
Very polite
concluding
statement
B. In case of a letter:
STRUCTURE/LAYOUT
1. Sender’s
address/letter head
2. References
3. Date
4. Inside address
5. Salutation
6. Subject line
(underlined or in
capitals)
7. Message: *
Introduction
* Details * Future
action
* Close
8. Complimentary
close (corresponds
with salutation)
9. Company name
10. Signature
11. Sender’s/author’s
name
12. Sender’s/author’s
position
13. Enclosure(s)
(optional)
14. Carbon copy (cc)
(optional)
insufficient fair good Comments
X
X
x
x
Not in the letter
Good
Not in the letter
X
X
Underlined or in capitals
X
X
X
You are not of a company
X
X
X
x
C. Grammar
Type of mistake
More than 10
Spelling
Between 5 and
10 mistakes
x
Word choice
Word order
X
X
Grammar
(adjective,
adverb, tenses,
etc.)
Dutchism or
incomplete
sentence
Punctuation
D. Punctuation and Style
Category
Contractions: ‘ll, ‘d, n’t
(not allowed)
Repetition (use varied
language)
Formal style
Linkers and markers are
used correctly
Less than 5
mistakes
X
X
x
Needs
improvement
Fair
Well done
X
X
x
x
Buddy Feedback Form 2nd task
Name assessor: Manon Drost
Name of the assessed: Cheryl Venroy
Description of the assignment: Task 2 (letter of complaint)
Letter/Memo/fax/press release/summary/report (circle the appropriate task)
Number of words:
A. Content:
Criteria
insufficie fai good Comments
nt
r
A clear introduction
X
All details are
x
No action
covered
Message is clear
X
A nice close or
X
Could be more
concluding
statement
B. In case of a letter:
STRUCTURE/LAYOUT
1. Sender’s
address/letter head
2. References
3. Date
4. Inside address
5. Salutation
6. Subject line
(underlined or in
capitals)
7. Message: *
Introduction
* Details * Future
action
* Close
8. Complimentary
close (corresponds
with salutation)
9. Company name
10. Signature
11. Sender’s/author’s
name
12. Sender’s/author’s
position
13. Enclosure(s)
(optional)
14. Carbon copy (cc)
(optional)
insufficient fair good Comments
X
X
X
No date
X
X
X
No subject
X
Missing future action
X
X
X
X
X
X
x
C. Grammar
Type of mistake
More than 10
Spelling
Between 5 and
10 mistakes
X
Word choice
Word order
X
x
Grammar
(adjective,
adverb, tenses,
etc.)
Dutchism or
incomplete
sentence
Punctuation
X
D. Punctuation and Style
Category
Contractions: ‘ll, ‘d, n’t
(not allowed)
Repetition (use varied
language)
Formal style
Linkers and markers are
used correctly
Less than 5
mistakes
x
x
Needs
improvement
Fair
Well done
X
X
X
x
F. 1st task score card rewritten
Ms Lana Janssen
Recruitment Manager
Estee Lauder
Bush Lane
Grenham, Birmingham
MW67 LK
Untited Kingdomg
Your ref : AB/CD
Our ref : JB/KL
24 July 2010
Vado Quality Bathroom Solutions
12 Wedmore Road
Cheddar
Somerset
United Kingdom
BS27 3EB
Dear Ms Janssen
APPLICATION FOR THE ABROUD (INTERN)APPLICATION OF
MANAGEMENT TRAINEE.
I was very interested to read the advertisement for the Management trainee on
intership.com. I would like to reply on that advertisement. I have also enclosed
my CV.
This year is my last study year and I have to do an internship abroad. I’m
studying for a business degree and I will graduate in August 2014 if I complete
my internship this year.
I am really interested in this internship because I am also working with Estee
Lauder with my job. My job is sometimes very stressful but I enjoy it very well. I
have the ability to handle well with stress and fuss. I think that the internship is
perfect for my because I can combine my job en my study very well. My other
skills are: problem solving, team-working, communication and further. I believe
that these experiences en skills have prepared me for this internship application
for your Management trainee.
I would welcome an opportunity to meet you for an interview.
I look forward to hearing from you.
Yours sincerely,
Cheryl Venroy
2nd task score card rewritten
Office & zo.
Kruisstraat 343
5249 PB Rosmalen
The Netherlands
Your ref: DF/ED
Our ref: CV/DE
23 November 2013
Chair & Co.
Kruisherenborch 19
3423 RD Rosmalen
UK
Subject: delivery
Dear Mr. Baker,
We are sending you this mail because of the goods who were delivered at our
office. We have the right amount of boxes but all the products are all incomplete.
It is in a short amount of time the third time this happened and it is
unacceptable. We can do nothing with it and it is only a waste of time if this
happens every time.
The office chairs the black bourbon 19mm are delivered without the wheels. The
writing desks are all missing one table leg. At last we are missing the demos of
the chairs and writing desks. In the end we can do nothing with the delivered
products. It is a shame because your company is always been good with
delivery, but the last year it is horrible.
Would you be so kind to send all the products again to us, and find out what is
going wrong each time.
We hope to hear from you soon.
Kind regards,
Office & zo.
Cheryl Venroy
Manager
End of your writing tasks. Finish the language learning monitor below
and Bob’s your uncle.
3. The language learning monitor (evaluation)
How well have you done in this course? Note down your experiences in a
report.
This is a report of the H2 English Correspondence Course:
Self evaluation
I am happy about the following
things I have done
Peer assessment
Chery did it pretty well.
Sometimes any little
mistakes but is was not
very bad.
Teacher assessment
I have written a lot of letters and I
have rewrite these letters with the
feedback I have gotten.
I have learnt a lot from that. I am
very happy with the results.
I need more practice in:
Grammar and idiom. My grammar
and idiom is not very good
In the next period I want to focus on:
On the grammar and idiom (see above)
So, what’s next?
Do you need to extend your language skills based on your evaluation?
For which skills? I have t work om my idiom to get better letters.
How are you planning to do this? In what way would you prefer to learn
languages?
On the following ways:
Ways of learning languages
Do a lot of reading
Watch a lot of television and listen closely
Learn in practice, working with people
Work with language CD-roms on the
computer
Use a language workbook
Individual study at your own pace
Work in a group, do a course
Speaking English with my family
I prefer to
do this
X
X
I do not prefer
to do this
X
x
Blok H3
HRM
Week 1
FOMBRUN-model, communiceren en motiveren
In een organisatie is m.b.t. het personeel een goed doordacht beleid van de
personeelsstromen binnen een organisatie essentieel! Er zijn drie hoofdstromen te
onderscheiden, die je in het onderstaand model kunt verwerken. Het gaat daarbij om de
stromen instroom, doorstroom en uitstroom.
Personeelsplanning Constant de juiste mensen op de juiste plek.
Beloning Krijgt iedereen binnen een organisatie, salaris.
Prestatie Je wil dat je medewerkers zo goed mogelijk presteren. Wat je wil bereiken met de
doorstroominstrumenten.
Personeelsstromen Onderscheiden verschillende patronen of systemen van personeelsstroombeleid in een
organisatie
De beheersing van de personeelsstromen kan vanuit drie
perspectieven worden benaderd:
Organisatie – heeft een wisselende mix van mensen en vaardigheden nodig; moet
daarnaast in staat zijn om mensen aan te trekken, te ontwikkelen en te behouden.
Binnen organisaties zijn daarvoor verschillende strategische patronen of systemen
ontwikkeld:
Lifelong employment – wanneer personeel voor een (zeer) lange periode bij de
organisatie zal blijven; personeelsleden zijn volgens dit systeem niet gemakkelijk
vervangbaar. En ontslag wordt vaak alleen aangezegd wegens slecht functioneren of
presteren, nooit vanwege slechte economische omstandigheden voor de organisatie. De
organisatie wil de goede medewerkers de zekerheid van een baan bieden maar dit kan
niet altijd als het economische slecht gaat. Veel organisaties worden min of meer
gedwongen dit systeem aan te houden. Hire and fire-beleid zoals in Amerika is niet
mogelijk omdat de overheid dit tegen houd. De werkgevers zouden willen dat de
ontslagregels soepeler werden. Werkgevers vragen ook sterk naar flexibele
arbeidskrachten.
Up-or-out-systeem – medewerkers klimmen via vastgelegde paden in de organisatie
op, totdat zij hun eindniveau bereiken. Dit systeem leidt tot een groot verloop in de
onderste regionen van de organisatie en een relatieve stabiliteit aan de top. Een
voorbeeld zijn grote groepen HBO’ers die een bedrijf binnen komen ze volgen daarna in
het bedrijf allemaal dezelfde weg. Tijdens deze weg zullen er medewerkers afvallen die
het pad verder kunnen beklimmen (het niet aankunnen of niet geschikt zijn).
In-and-out-systeem – medewerkers komen op elk niveau in de organisatie en kunnen
deze op elk niveau ook weer verlaten. Dit systeem kan samenhangen met economische
of persoonlijke omstandigheden, met slecht functioneren of gebrek aan
overeenstemming met het management. Dit systeem is te vinden in organisaties
waarvan het medewerkersbestand beschouwt wordt als een variabele grootheid, die op
grond van economische omstandigheden kan variëren.
Mixed systeem – varianten/combinaties gebaseerd op voorgaande systemen.
Individu – beslissingen over selectie, promotie en ontslag van personeel moeten in
overeenstemming zijn met behoeften aan zekerheid en ontwikkeling van eigen
medewerkers. Het gaat hierbij vaak om loopbaan/carrier.
Maatschappij – het geheel van sociale waarden en standaarden met betrekking tot
het stroombeleid; gaat o.a. over de arbeidsethos. (denk hierbij ook aan de invloeden
van de overheid)
VAN BELANG IS! Duurzame inzetbaarheid = employability = het gericht managen van de mobiliteit van de
medewerkers/kwaliteiten/talenten, dus Binden en Boeien (B&B).
Vanuit werknemers: Het inzetbaar blijven
Vanuit managers/leidinggevenden: Het inzetbaar houden van de medewerkers
Hoeft niet perse binnen dezelfde organisatie te zijn, kijken naar andere mogelijkheden buiten de organisatie.
Binden en Boeien
Binden Identificeren met normen, kernwaarden, missie, verbinding met de identiteit van een bedrijf. Ik voel
me verbonden met de organisatie waarin ik werk, doordat ik me kan identificeren met de missie, visie,
identiteit van de organisatie.
Boeien Op zoek naar een goede deal(geld, leuk werk, leuke collega’s, status, goede sfeer) Ik vind mijn functie
leuk.
B&B sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan.
B&B wordt ook wel betrokkenheid en bevlogenheid genoemd.
Betrokken en bevlogenheid
1. Betrokken én bevlogen
"Deze mensen trekken de kar. Zij lopen voorop bij veranderingen en helpen de organisatie naar een
hoger niveau te komen. Deze mensen kun je extra motiveren door bijvoorbeeld projecten in sociale
innovatie op te laten pakken. Betrek ze bij bedrijfssystemen. Vaak worden bestuurlijke beslissingen
niet gedeeld met medewerkers, terwijl ze uitstekend in staat zijn daarover mee te denken."
2. Wel betrokken bij de organisatie, niet bevlogen in het dagelijkse werk
"Soms heb je bedrijven waar het zo fijn werken is, dat mensen er blijven hangen zonder dat het werk
hen boeit. Je kunt je afvragen of die gouden handboeien dan wel zo functioneel zijn. Wanneer je
afscheid van die mensen neemt, creëer je ruimte voor mensen die wel bevlogen zijn."
3. Niet betrokken bij de organisatie, wel bevlogen in het dagelijkse werk
"Dat is bijvoorbeeld een probleem in de gezondheidszorg. Mensen houden wel van het werk, maar
zouden dat net zo goed bij een andere zorginstelling kunnen doen. Betrek ze bij de organisatie door
je bedrijfsvisie te delen, ze om belangrijke informatie te vragen en ze te stimuleren samen te werken
met collega’s."
4. Niet betrokken, niet bevlogen
"Mentaal zijn deze mensen al met pensioen. Ze doen hun werk op de automatische piloot, soms zelfs
met de hakken in het zand. Probeer ze weer tot leven te wekken of zoek een andere oplossing."
Hoe kun je ervoor zorgen dat medewerkers zich goed voelen
binnen het bedrijf
Randvoorwaarde 1 – Communicatie met medewerkers
Er zijn diverse factoren die het functioneren en presteren van medewerkers
kunnen beïnvloeden. Een van de belangrijkste factoren is communicatie. Belangrijkste
aspecten:
Mondeling of schriftelijk – proces tussen zender en ontvanger via
communicatiekanaal.
Voordeel mondeling > het kan direct besloten worden en het kan anders overkomen.
Nadeel mondeling > het kan verkeerd worden overgebracht waardoor het niet meer
duidelijk is. Er is dan sprake van een ruis. (niet onthouden en ruis).
Nadeel schriftelijk > het is langzamer omdat je niet direct kan reageren.
Formeel en informeel – naast formele/zakelijke circuit, bestaat er in iedere organisatie
ook een informeel circuit, zoals het wandelgangencircuit. Het formele gaat vaak via
bepaalde personen en hebben een groot waarheidsgehalte, totdat er veel tussenpersonen
inzitten dan kan het beeld weer vertekend worden.
Werkoverleg – iedere vorm van regelmatig en gestructureerd overleg tussen de
manager/ leidinggevende en zijn medewerkers. Centrale kenmerken van werkoverleg
zijn:
Inspraak
Werkgever moet bereid zijn te luisteren naar de mening van zijn medewerkers.
Iedereen
Is vergaderen met iedereen en dus niet alleen maar met enkele vertegenwoordigers. Niet
meer dan 15 personen in een werkoverleg want dat is niet echt goed mogelijk.
Regelmaat
Het heeft een bepaalde frequentie dus er wordt vaker een werkoverleg gevoerd.
Structuurgericht
Werkoverleg gaat over:
Structuur van het werk (taak, bevoegdheden verantwoordelijkheid, werktijden of
reorganisatie)
Werkuitvoering (planning, voortgang, normen en bezetting)
Werkomstandigheden ( ruimte-indeling, verlichting, veiligheid en gezondheid)
Per onderwerp kan de functie van werkoverleg verschillen. Grofweg wordt daarbij een
driedeling gemaakt: meepraten(kennis nemen van..), meedenken( werkgever vraagt
advies aan medewerkers) en meebeslissen(meebeslissen in de besluitvorming).
Motieven voor invoering van werkoverleg:
Verbetering van motivatie en inzet van medewerkers
Verhoging van productiviteit per medewerker per afdeling en voor het hele bedrijf
Verbetering van kwaliteit van producten, diensten en werkmethoden.
Belangrijkste oorzaken voor het mislukken van werkoverleg:
1. onvoldoende inlichten van deelnemers
2. onvoldoende steun van deelnemers
3. te grote afstand tussen werkgever en werknemer
4. onvoldoende vertrouwen in de kwaliteiten van werknemers
5. onvoldoende tijd voor werkoverleg
6. angst van de leidinggevende om zijn autonomie of gezicht te verliezen
Wat er komt kijken bij het organiseren van een werkoverleg> voorbereiding van het
overleg, datum en tijd, ruimte en bezetting, samenstelling, regelmaat, rollen en agenda
werkoverleg. Om te evalueren kan er gebruik worden gemaakt van een chechlist.
Randvoorwaarde 2 – Motiveren van medewerkers
Actief de best passende omgeving creëren voor ontwikkelen en presteren van je medewerkers.
Leidinggevenden motiveren medewerkers om:
Goed te presteren
Te blijven werken voor de organisatie
'Company pride' is belangrijk voor de tevredenheid, inzet en motivatie van medewerkers, zo blijkt uit
medewerkersonderzoeken van Effectory. (tevredenheid ontstaat door goed werkgeverschap en dat omvat
meer dan alleen belonen bijvoorbeeld door middel van salaris).
Een van de theorieën die ontwikkeld zijn, is de theorie van Maslow. Maslow onderscheidt
vijf niveaus van behoeften, te weten:
Fysiologische behoeften – eten en drinken
Veiligheidsbehoeften – behoeften aan zekerheid
Sociale acceptatie – doel te worden opgenomen in
gemeenschappen en genegehheid te verwerven.
Waarderingsbehoeften – verkrijgen van waardering
van anderen en gevoel van eigenwaarde.
Zelfrealisatie – tot stand brengen van iets wat
betekenis heeft naar eigen en andermands opvatting.
Wanneer een lager niveau is bevredigd is het
streven gericht naar een hoger niveau. Het heeft als werkgever dus geen zin om in te gaan op een
niveau dat al bereikt is, hierdoor zal de medewerker namelijk niet extra gemotiveerd worden
De piramide kan verschillen per land (ontwikkelingslanden), cultuur of beroep (kunstenaar wil honger leiden
maar wil wel zelfontplooiing bijvoorbeeld).
Herzberg verfijnde de voorgaande theorie van Maslow met het zogeheten
motivatie/hygiëne-concept. Herzberg onderscheidt twee hoofdcategorieën:
Motivatoren of satisfiers (werktevredenheid)
(bovenste 3 van piramide van Maslow)
Als je in je werk lol hebt en plezier hebt ik je taken, blij worden van wat je aan het doen bent.
Kunnen presteren en een uitdaging zien
Erkenning van de baas
Aard van het werk
Veranwoordelijkheid krijgen
Vooruitgang en bevordering
Hygiënische factoren of disssatisfiers (werkontevredenheid)
(onderste 2 van de piramide van Maslow)
Dit moet er gewoon zijn, kunnen zelfs demotiverend zijn als ze er niet zijn.
Algemene voorschriften
Stijl van leidinggeven
Relatie tot leidinggevende
Werkomstandigheden
Loon
Hoe te motiveren naar de piramide:
Motiveren door financiële prikkels, maar: organisatietrots is belangrijker dan salaris!
Motiveren door aan te sluiten bij individuele behoeften
Uitgebalanceerde combinatie van intrinsieke(vanuit persoon zelf) en extrinsieke(vanuit de omgeving) factoren.
Een bedrijf kan een medewerker niet alleen extrinsiek motiveren maar alleen intrinsiek is niet denkbaar.
Motivatie: de sleutel tot succes!!!
Tips voor het motiveren:
1. houd rekening met het individu (iedereen is anders)
2. leg verbanden tussen beloning en prestatie
3. maak doelstellingen duidelijk en koppel resultaten terug
4. laat medewerkers meedenken bij beslissingen
5. beloon niet te overdadig
Empowerment
Hoe motiveren? Één van de belangrijkste manieren = empowerment = heeft te maken met het gevoel controle
te hebben over je eigen situatie, vertrouwen in je eigen capaciteiten om iets te bereiken en het gevoel, dat wat
je wilt bereiken ook bij je past, dat je er zelf voor kiest. Zelf verantwoordelijkheid nemen voor je loopbaan.
Het is een middel om meer betrokkenheid te creëren bij medewerkers
Een medewerker is empowered wanneer de medewerker zijn eigen verantwoordelijkehdi
wil waarmaken, zijn eigen visie heeft en ook daadwerkelijk wil bijdragen aan de
volbrengingen van zijn eigen visie.
Een voorbeeld om te laten zien dat de aanpak bij empowerment anders is:
Medewerkers mee laten beslissen bij de selectie van nieuwe medewerkers.
MVO en Duurzame inzetbaarheid heeft met elkaar te maken omdat:
Je denkt aan toekomst en heeft te maken met gezondheidswet
(voorbeeld: AOW vanaf 67, oude mensen werken lang in organisatie)
MVO: Planet, People en Profit
People:
Goed werkgeverschap én
Zorgen voor duurzame inzetbaarheid
>>> EMPLOYER BRANDING!
vitaliteit: mensen voelen fit, gezondheid
generatieverlof: hoe ouder hoe meer verlof.
Week 2 Beoordelen, belonen en ontwikkelen
Doorstroominstrumenten
Michigan model
Human Resource-cyclus
Relatie tussen beoordelen, belonen en ontwikkelen:
Prestatie word door alle instrumenten beïnvloed (onafhankelijke prestatie)
Staat centraal, verbeteren van prestaties van medewerkers
Selectie: door goede selectie, goede prestatie van organisatie
Beoordeling: beoordeeld aan de hand van prestaties
Beloning: mate van beoordeling bepaald hoogte van beloning
Ontwikkeling: aan werken aan de hand van beoordeling. Dit zal ook prestatie weer
beïnvloeden
Beoordelen en belonen
Performance Management Cyclus
= Een methode om op systematische wijze de
prestatie van de medewerkers te bepalen, te
verbeteren, te beoordelen en te belonen.
Korte termijndoelen:
Behalen van specifieke resultaten
Ontwikkeling in de huidige functie
Lange termijndoelen:
Optimaal bedrijfsresultaat
Duurzame inzetbaarheid (Employability)
Loopbaanontwikkeling
Performance > Gedrag & Resultaat
Gedrag: alle activiteiten die uitgevoerd worden om resultaten te boeken
Resultaat: is de toegevoegde waarde, de meetbare output
Voorbeelden:
Hoe? Door middel van de PM-Cyclus
1.
2.
3.
4.
plannen
functioneren/coachen
beoordelen
belonen
PM-cyclus bevat vier fasen:
Plannen – aan het begin van het kalenderjaar wordt een planningsgesprek gehouden,
waarin leidinggevende en medewerker doelstellingen formuleren met betrekking tot te
bereiken resultaten en competenties.
Ik weet wat ik moet doen en hoe ik het moet doen
Het proces van he planningsgesprek:
1. Plannen planningsgesprek
De leidinggevende nodigt de medewerker uit voor het planningsgesprek
2. leidinggevende en medewerker bereiden het planningsgesprek voor
Hier worden resultaatdoelstellingen en competentiedoelstellingen voorbereid. De
gegevens uit het functieprofiel van de medewerkers en de doelstellingen uit het jaarplan
van de organisatie zijn een belangrijk hulpmiddel.
3. Pre-planningsbijeenkomst
Ter voorbereiding op de planningsgesprekken houden de leidinggevende binnen hun
organisatie/eenheid/afdeling een pre-planningsbijeenkomst.
4. planningsgesprek
Het gesprek wordt gevoerd de gezamenlijke doelstellingen met betrekking tot resultaten
en competenties worden geformuleerd en ondersteunende afspraken worden gemaakt.
Ook wordt er besproken hoe ze de doelstellingen gaan meten.
5. vastleggen uitkomst planningsgesprek
Leidinggevende legt de afspraken vast
6. ondertekenen afspraken en opbergen
Beide tekenen voor akkoord en het word opgeborgen in het personeelsdossier.
Functioneren – doel: belangen van organisatie en medewerker zo goed mogelijk op
elkaar af stemmen.
Functioneringsgesprekken hebben als doel het verbeteren van het functioneren van de
medewerkers.
Een functioneringsgesprek is tweezijdig (een beoordelingsgesprek daarin tegen
eenzijdig). Het voordeel om functioneringsgesprekken los te koppen van
beoordelingsgesprekken is dat medewerkers meer open zijn, maar een groot nadeel is
tijd. Het kost allemaal extra tijd voor de werkgever.
Gespreksfasen functioneringsgesprek:
1. Voorbereiding
Bij functioneringsgesprek is er meer voorbereiding nodig dan bij beoordeling want bij
beoordeling hoeft alleen de werkgever voor te bereiden
2. Opening van het gesprek
Werkgever kan die het beste openen door aan te geven wat het doel van het gesprek is
3. Bespreekfase medewerker
Medewerker licht zijn eigen punten toe. (werkgever moet luisteren en regelmatig
samenvatten)
Als de medewerker niet komt met positieve punten dan moet de werkgever daar mee
komen.
4. Discussiefase medewerker
In gesprek met de medewerker zoekt de leidinggevende naar uitvoerbare oplossingen en
mogelijkheden en worden pro’s en contra’s van de gevonden oplossingen besproken. Het
is belangrijk in deze fase om duidelijk af te spreken wie wat en wanneer gaat doen.
5. bespreekfase leidinggevende
Werkgever brengt zijn eigen punten naar voren waarbij het van belang is om zowel de
positieve als negatieve aspecten in het functioneren van de medewerker naar voren te
brengen.
6.Discussiefase leidinggevende
Hier is het belangrijk om de medewerker de ruimte te geven om op dingen te reageren.
Ook van belang is om hier samen naar oplossingen te zoeken en om hier weer duidelijke
afspraken over te maken van wie wat wanneer doet.
7. Afronding
Kan het beste geschieden in de vorm van een samenvatting van de genomen besluiten
en afspraken. Eventueel een vervolg afspraak maken.
Door regelmatig functioneringsgesprekken te voeren is het beoordelingsgesprek op het
einde van het jaar geen verrassing meer. Dus dit moet meerdere keren per jaar gedaan
worden.
Ik krijg en vraag ondersteuning in het functioneren.
Beoordelen – gesprek van leidinggevende met medewerker over functioneren van
medewerker in afgelopen jaar.
Doel: evalueren en beoordeling in verband brengen met activiteiten die zijn gericht op
ontwikkeling en beloning. ik weet of ik goed gefunctioneerd heb
Verschillen tussen beoordelingsgesprekken en functioneringsgesprekken:
Drie gespreksmodellen bij beoordelings- /
functioneringsgesprekken:
Vertel en koop – sterke en zwakke punten medewerker worden medegedeeld;
ontwikkelingspunten worden daarbij verhelderd en zijn duidelijk.
Vertel en luister – zelfde als vertel en koop, maar dan met gelegenheid tot reageren.
Hierbij is het mogelijk om voor te bereiden en een beoordelingsformulier te gebruiken/in
te vullen.
Probleemoplossend – meer coaching/helpen; gaat over samen plannen en samen
terugkijken. Dit wordt eerder gebruikt bij een functioneringsgesprek.
Gespreksfase van een beoordelingsgesprek:
Voorbereiding
Goede voorbereiding is van belang om de beoordeling van de medewerker goed te
onderbouwen. Van te voren bepalen welke onderwerpen je wil toelichten.
Agenda
Ruim van te voren een agenda opstellen. Bevat hoofddoel van het gesprek, duur en het
tijdstip. Medewerker krijgt de agenda voor het gesprek. Deze kan ook
gespreksonderwerpen aandragen.
Opening van het gesprek
Door de beoordelaar, van belang is het scheppen van een fijne gesprekssfeer.
Oordeel
het beste is dat de werkgever eerst zelf zijn oordeel uitspreekt. Belangrijk is dat alles
goed wordt onderbouwd. Het moet helder zijn dus niet: ‘’ ik heb het gevoel dat…..’’. de
werkgever moet direct zeggen waar hij op doelt. Ook mag een werkgever tijdens het
gesprek niet persoonlijk worden. Je mag bijvoorbeeld niet zeggen; ‘’ je bent erg
vergeetachtig, en je bureau is een puinhoop’’. Een medewerker voelt zich hierdoor
aangevallen en zal automatische in de verdediging schieten.
Reactie
Wanneer het oordeel eenmaal is gegeven kan de medewerker hierop regeren. De
werkgever moet hierbij goed luisteren en af en toe samenvatten. Wanneer het
onduidelijk is, moet de werkgever doorvragen. Hij moet oog hebben voor de emoties van
de medewerker.
Afspraken
Sluit iedere besproken agendapunt af met een concrete afspraak. Welke actie moet
worden ondernomen en doe wie en binnen welke termijn? (SMART als het ware).
Afronding
Sluit altijd positief af, liefst met een welgemeend compliment. Bedank voor inzet van de
medewerker tijdens het gesprek. Vat samen wat is besproken, welke afspraken er zijn
gemaakt en benadruk hoe jullie nu samen verder gaan. Laat nooit iemand boos of
overstuur de deur uit gaan. De motivatie om de zojuist gemaakte afspraken uit te
voeren, is dan niet groot. Maak eventueel een afspraak voor een vervolggesprek.
4 soorten beoordelingssystemen:
Soorten beoordelingssystemen
Globale beoordelingssystemen
Globaal uitgebrachte oordeel op een
absolute schaal van onvoldoende tot zeer
goed
Systemen gebaseerd op objectieve
gegevens
Gericht op kwantificeerbare resultaten,
zoals; omzet, productie en aantal
klachten
Gedifferentieerde systemen
Hierbij wordt een profiel van de
beoordeelde gegeven, bijvoorbeeld met
behulp van grafische schalen.
Overige systemen
Het vrije interview. Gegevens verzamelen
op ongestructureerde wijze
Veel voorkomende fouten
Mildheid (lage beoordelingsschaalpunten
niet gebruiken)
Centrale tendentie (iedereen in het
midden, eenheidsworst)
HALO effect (als iemand 1 ding goed
doet zie je alleen nog maar alles goed, dit
kan ook te maken hebben met
persoonlijke voorkeuren)
Hierbij streef je naar subjectiviteit maar dat is in de praktijk onhaalbaar. Performance
management helpt om beoordelen objectiever te maken. Bij performance management
worden doelen afgesproken en hoe meer SMART deze doelen zijn hoe objectiever het
wordt.
Medewerkers kunnen op de volgende soorten criteria worden beoordeeld:
- Criteria die voor de gehele organisatie gelden
- Criteria die voor een specifieke functie gelden
- Criteria die een specifieke (groepen) medewerkers gelden
Je zou kunnen denken aan collega’s die elkaar gaan beoordelen om het objectiever te
maken dan enkel en alleen de werkgever. > >>
360 graden feedback methode.
Beoordeeld worden door: leidinggevende, klanten, collega’s en ondergeschikte.
Belangrijk is te beoordelen op hoe en niet op wat, want het aansturen kun je alleen doen
op gedrag dus het hoe.
E(effecitiviteit) = K (kwaliteit) x A (acceptatie) geld bij
personeelsbeoordeling.
Belonen
Ontwikkeling
PM management: Korte termijndoelen en echt meetbaar
maken
Competentie management: ook gericht op de
organisatie
Wat heeft competentiemanagement te maken met
performancemanagement?
De competenties heb je nodig om zo goed mogelijk je doelstellingen te kunnen bereiken
Competentiemanagement
Medewerkers worden gezien als een belangrijke – en in dienstverlening en
kennisintensieve organisaties als de belangrijkste – hulpbron. Medewerkers moeten
beïnvloedbaar en ontwikkelbaar zijn. Een organisatie is competent als zij de
bekwaamheid of het vermogen heeft voortdurend, structureel en op een systematische
wijze middelen aan te wenden en in te zetten voor respectievelijk de realisering van haar
doelen en de creatie en distributie van klantwaarde, om concurrentievoordeel op te
bouwen  competentiemanagement.
Competentie – de combinatie van kennis,
Hoe ontstaan competenties
m.b.t. organisaties? vaardigheden, persoonskenmerken en
motivatie die iemand nodig heeft om
succesvol te kunnen zijn.
Competentiemanagement – het managen en beoordelen van de ontwikkeling van de
competenties van je medewerkers (resources).
Om vanuit de gedachte van competentiemanagement antwoord te kunnen geven op de
vraag of een organisatie concurrentievoordeel (=duurzaam concurrentie voordeel) heeft,
zijn in de praktijk de volgenden vragen van groot belang:
- Welke middelen heeft de organisatie nodig om haar doelstellingen te bereiken?
- Hoe moeten deze middelen worden georganiseerd en met elkaar gecombineerd
worden?
- Hoe moeten de ze middelen worden aangewend om aan de behoefte en wensen van de
klant tegemoet te komen?
Bij het beantwoorden van bovenstaande vragen kan de organisatie kiezen uit twee
benaderingen:
Statische benadering – gaat vooral om bestaande resources volledig te benutten om op
korte termijn concurrentievoordeel op te bouwen.
Strategie betekent hier vooral dat gezocht wordt naar het maximaal benutten van de
huidige competenties van de onderneming. (een competentie is het vermogen om op een
gecoördineerde wijze middelen aan te wenden om een bepaald doel te bereiken).
Dynamische benadering – primair gericht op het opbouwen van concurrentievoordeel
door voortdurend te werken aan uitbreiding van bestaande resources en door nieuwe
resources aan te wenden.
Strategie betekent hierbij dat een balans wordt gezocht tussen het benutten van de
beschikbare resources en het verkrijgen en ontwikkelen van nieuwe resources.
M.b.t. competentiemanagement wordt er onderscheid gemaakt tussen externe
verwerving en interne ontwikkeling.
Externe verwerving kan via:
- via samenwerkingsverbanden met andere ondernemingen
- via verwerving op de markt ( aannemen van nieuwe medewerkers die over de
betreffende competenties beschikken)
- via franchising ( inhuur van medewerkers die over de betreffenden competenties
beschikken)
- via acquisities of fusies
Interne ontwikkeling:
Gaat het vooral om het opbouwen van deskundigheid (kennis en vaardigheden)
Daarnaast is het van belang te weten dat competentiemanagement plaats-vindt op het
niveau van organisatorische functies (HRM; verkoop; distributie; etc.),
functieniveau (functiecompetentieprofielen) en persoonsniveau (rolgebonden en
persoonsgebonden competenties).
Het is belangrijk dat competentiemanagement wordt gezien als doel en niet al
middel!
Hoofddoel van competentiemanagement: Win-win situatie scheppen
Succes en ontwikkeling van de organisatie door succes en ontwikkeling van de
medewerkers.
Subdoelen van competentiemanagement: Voornamelijk duurzame inzetbaarheid.
Meer inzicht in aanwezige en benodigde competenties voor in-, door- en uitstroom
Verbeteren van prestaties
Afstemmen van de ontwikkelingsactiviteiten op de organisatiestrategie
Verbeteren van de loopbaanplanning
Effectievere gesprekken met medewerkers
Medewerkers voelen zich meer verbonden!
Vergroten van de concurrentiekracht
De organisatie wordt flexibeler en kan beter inspelen op marktbewegingen
Hoe maakt men gebruik van het competentiemanagement? D.m.v. vijf stappen / fasen:
Vaststellen van de ondernemingsdoelen
Vaststellen kerncompetenties organisatie
Inventariseren van de aanwezige competenties op individueel niveau
Analyseren van het verschil tussen gewenste en aanwezige competenties (POP)
Competentiegericht opleiden en ontwikkelen
Vaststellen van effectief werkgedrag op basis van de gestelde doelen
Prestatiebeoordeling gevolgd door competentiebeloning
Vaststellen in hoeverre ondernemingsdoelen zijn behaald.
Competentieontwikkeling
Hoofddoel van competentieontwikkeling: het opleiden en ontwikkelen van personene, om
zo te komen tot betere prestaties
(organiseren van competentiegerichte ontwikkelingsactiviteiten voor (groepen)
medewerkers).
Verschillende aspecten:
Strategisch ontwikkelingsplan (SOP) – uitgangspunt voor rest van de aspecten; met
een SOP richt de organisatie een plan in waarmee op organisatieniveau de sturing op
ontwikkeling van de juiste competenties wordt gerealiseerd.
Allereerst wordt daarbij gebruikgemaakt van HR3P: een hulpmiddel om de beschikbare
menselijke kwaliteiten binnen een team of afdeling of de gehele organisatie in beeld te
brengen (Human Resources Performance, Potential, Portfolio).
Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) – ontwikkeling van individuele medewerker;
wat wil ik? Wat kan ik? Wat is het verschil tussen die twee en wat kan ik daaraan doen?.
Komt ook aan de orde in het functioneringsgesprek.
Opleiden – investeren in medewerkers met als gevolg rendement. Een opleiding kan
verschillende functies hebben:
Innovatieve functie – voor medewerkers die gaan werken met een nieuw product of
dienst.
Onderhoudsfunctie – voor medewerkers die moeten inspelen op technologische
behoeftes.
Ondersteunende functie – voor medewerkers met een loopbaanplanning.
Management Development en Loopbaanontwikkeling – loopbaanontwikkeling
bestaat uit loopbaanplanning (van belang voor de organisatie) en loopbaanbegeleiding
(van belang voor de medewerker). Loopbaanontwikkeling is breder dan opleiden en
iedereen kan ervoor in aanraking komen.
Er bestaan verschillende vormen van loopbaanontwikkeling (niet alleen promotie). Een
bepaalde vorm van loopbaanontwikkeling is Management Development –
loopbaanbegeleiding en –planning voor het hogere personeel. Definitie: het proces van
continue, planmatige, systematische en optimale afstemming van behoeften en
mogelijkheden van de organisatie aan de ene kant en de wensen en mogelijkheden van
de medewerkers aan de andere kant; met als doel een continue en adequate bezetting
van leidinggevende en specialistische functies te waarborgen en zo goed mogelijk
ontwikkelingsmogelijkheden voor de medewerkers te scheppen; resulterend in
individuele loopbaanplanning en –begeleiding in de verschillende loopbaanfasen en de
daaruit voortvloeiende activiteiten.
Mobiliteit en employability – gaat over flexibel en snel reageren op veranderingen in
de markt op basis van de inzetbaarheid van medewerkers. Mobiliteit is de mate waarin
iemand zich beweegt; Employability gaat over de bereidheid en het in staat zijn tot. Zes
grondvormen:
Kwalitatieve inzetbaarheid – welke taken en functies kan iemand aan?
Functionele mobiliteit – het vermogen van de medewerker om binnen een functiegebied
diverse taken uit te voeren.
Geografische mobiliteit – inzetbaarheid op andere fysieke locaties binnen of buiten de
deur.
Kwantitatieve inzetbaarheid – de flexibiliteit om op wisselende uren en afwijkende tijden
beschikbaar te zijn.
Opleidingsbereidheid – tijd en energie willen besteden aan opleiding en studie.
Veranderingsbereidheid – bereidheid van medewerker om te leren en zijn weg opnieuw
te zoeken in veranderde omstandigheden.
Demotie en leeftijdsbewust personeelsbeleid – demotie = teruggaan uit een hogere
functie naar een lagere; wanneer iedereen beduidend langer gaat werken is het de vraag
of het logisch is om aan het eind van je loopbaan het meest belastende werk te doen.
Het is daarom verstandig voor organisaties om een leeftijdsbewust personeelsbeleid op
te stellen.
Het competentie framework m.b.t. ondernemingsdoelen, competentiemanagement,
competentieontwikkeling en prestatiebeoordeling:
Een manier om het personeelsbestand van een organisatie in kaart
te brengen obv competenties en mogelijke instrumenten
Week 3 Arbobeleid en het nieuwe werken (HNW)
Arbobeleid = een doorstroominstrument
Doorstroom gaat over de mensen die je binnen de organisatie hebt en alle instrumenten
die daar mee te maken hebben.
Doorstroom = niet doorgroeien!!!!!!!!
ARBO = arbeidsomstandigheden (= omstandigheden waaronder medewerkers hun werk
verrichten). Het ARBO beleid gaat over: arbeidsomstandigheden, ziekteverzuim en
terugkeer naar het werk na ziekte. Het ARBO beleid hangt samen met verschillende
andere ondernemingszaken:
1. Arbo/Arbeidsomstandigheden is een verzamelnaam voor:
Veiligheid
Gezondheid
Welzijn
o.a. Recht H3
Doel arbo(beleid)= tijdelijke en langdurige uitval voorkomen
Relevante wetgeving m.b.t. het ARBO beleid:
Arbowet: veiligheid, gezondheid en welzijn
WIA: wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, voorheen WAO
Wet Verbetering Poortwachter: wet om de WIA-instroom omlaag te krijgen. D.m.v.:
Verzuimdrempel omhoog
Hersteldrempel omlaag
Leidinggevende casemanager
- Verzuimdrempel omhoog = dat het moeilijker wordt om te verzuimen
Bijvoorbeeld ziekmelden bij leidinggevende ipv secretaresse of algemeen nummer
- Herstel drempel omlaag = het wordt makkelijker om terug te komen.
Als leidinggevende de zieke opbellen naar bijvoorbeeld 2 dagen om te vragen hoe het
gaat, of er een vervanger moet worden geregeld.
Dit werkt beter dan als je niks laat horen want dan kan het zijn dat diegene denkt ik ziek
nog even uit
Als iemand een burn-out heeft kun je als leidinggevende voorstellen om bijvoorbeeld een
keer koffie te komen drinken op het werk en te praten met collega’s of om een
vergadering bij te wonen. Door dit te doen maakt het minder moeilijk om na een burnout terug te keren
Je hoeft niet alle stappen van de wet van poortwachter uit je hoofd te kennen!!
Verantwoordelijkheid bij de werkgever!
2. Ziekteverzuim = afwezigheid werknemers om gezondheidsreden.
Ziekteverzuim is een balans tussen belasting en belastbaarheid. Als de belasting te hoog
is kan dat resulteren in een burn-out, als er te weinig belasting is kan dat resulteren tot
bore-out (te weinig uitdaging, je gaat je vervelen)
Kort - gemiddeld - lang (6 dagen, 6 weken, 6 maanden)
Fysiek en mentaal verzuim
Frequentie
Hoeveel kost het per dag? Gemiddeld €250 per dag Denk aan:
Loondoorbetaling zonder tegenprestatie
Hogere belasting van het andere personeel (zelfde werk met minder mensen)
Indirecte kosten: kennisvermindering, kwaliteitsverlies, contact met klanten
In NL was het gemiddeld ziekteverzuim 3,8% in 2013
(4,1% in 2012 - 4,5% in 2011) Bron: Arboned - 22 januari 2014
Variatie van 2 – 20%
Bij klein bedrijf < dan bij groot bedrijf
De reden dat het ziekteverzuim percentage omlaag gaat is omdat mensen bang zijn om
hun baan te verliezen.
Dus: actief aan preventie en beheersing doen > leidinggevende!!
Signaleren
Gesprekken
Ingrijpen
Stress - de belangrijkste oorzaak van het optreden van overbelasting is lichamelijke en
psychologische reactie op spannende gebeurtenis; treedt op bij slechte afstemming
tussen eisen en kenmerken van de omgeving en de capaciteiten en behoeften van het
individu (belasting en belastbaarheid).
Is iedereen even stressgevoelig? Hangt af van de invloed/inspraak/mate van vrijheid
Job-Demand-Control-model van Karasek) /persoonlijkheid.
Deze moet je kennen!!
Model van Karasek
Deze pijl (rechts boven) gaat over ontplooiing en motivatie
- Als de werkdruk hoog is maar je hebt er geen sturing op dan ontstaat er veel stress
- Als je werkdruk hoog is en je hebt er een goede sturing op dan is je werkhouding actief
- Als er weinig werkdruk is maar je hebt wel sturing dan is er weinig stress
- Als er weinig werkdruk is en je hebt er geen sturing op dan heb je een passieve baan
(je hoeft eigenlijk zelf niet na te denken)
Stressveroorzakers op het werk:
Werk zelf
Rol in de organisatie
Loopbaanontwikkeling
Relaties met leidinggevende en collega’s
Structuur en cultuur organisatie
+ Buiten de organisatie
Burnout - is een psychologisch probleem van emotionele uitputting, depersonalisatie en
gevoel van afnemende competentie. Oorzaken: combinatie van werk, persoonlijke
kenmerken en organisatiekenmerken.
3. Terugkeer naar het werk na
ziekte?
(Gedeeltelijke) werkhervatting en reintegratie
WIA (Wet Werk en Inkomen naar
Arbeidsvermogen, voorheen WAO)
Valt een medewerker onder na 104 weken ziekte
Nadruk op wat de medewerker nog wél kan
Doel: medewerker stimuleren zo veel mogelijk te
werken als de ziekte/beperking toelaat: werken
naar vermogen
Gedeelde verantwoordelijkheid medewerker en
werkgever/leidinggevende. Wordt gecontroleerd
oor het UWV (er kunnen sancties opgelegd
worden als er niet genoeg is ingespand)
Of: uitstroom?
Wet verbetering Poortwachter:
Conclusie: gezondheid en welzijn vs. balans werk/privé. Slaat
op: HNW
Het nieuwe werken (HNW)
Vooral niet: iedere dag naar het werk toe; fysiek aanwezig zijn (zien en gezien worden);
manager stuurt aan, medewerker voert uit; strikte scheiding werk en privé; hard
werken: veel doen is belangrijker dan de output.
Wat is het nieuwe werken dan wel?
Het Nieuwe Werken (HNW) is een visie waarbij recente ontwikkelingen in
de informatietechnologie als aanjager gelden voor een betere inrichting en
bestuur van het kenniswerk. Het gaat om vernieuwing van de fysieke werkplek,
de organisatiestructuur en -cultuur, de managementstijl en niet te vergeten de
mentaliteit van de kenniswerker en zijn manager.
Twee ontwikkelingen:
Web 2.0 – nieuwe generatie sociale ICT toepassingen die een verregaande vorm
van virtuele en sociale interactie mogelijk maken en stimuleren. Het web 2.0
democratiseert, activeert, verbindt, vertijdelijkt, ontschot en personaliseert.
Medewerker 2.0 – een werk- en levensstijl waarbij virtueel samenwerken,
communiceren, netwerken en kennisdelen centraal staat.
Bricks Bytes Behavior moet je kennen!!
Bricks > werkplek en die word zelf ingericht (voorbeeld: flexplekken op school)
Het is praktische, want je bespaard ruimte en het scheeld huisvestigingskosten
Bytes (systeem van het 7 S model)
> hulpmiddelen die je nodig hebt > gebruikmaken van moderne technologie, telefoon,
laptop
Organisatie moet dit wel goed regelen, want je moet bijvoorbeeld een soort digitale
werkomgeving hebben
Behavior (Management stijl van het 7 S model)
= belangrijkste > Vertrouwen (sturen op output), autonomie
Veranderingen in aansturing en gedrag voor werkgevers
Je meet het resultaat
Vier spelregels voor het nieuwe werken: MOET JE KENNEN!!
Tijd- en plaatsonafhankelijk werken: anytime, anywhere
Sturen van medewerkers op resultaat: manage your own work
Vrij toegang tot en gebruik van kennis, ervaringen en ideeën: unlimited access
and connectivity
Denk bijvoorbeeld aan een digitale werkomgeving
Je moet overal bij kunnen als medewerker ook al ben je niet binnen het bedrijf
Flexibele arbeidsrelaties: my size fits me
Je werkt bijvoorbeeld niet meer met 5 mensen die op het kantoor zijn maar je kan met
iedereen werken, dit kun je bijvoorbeeld doen door middel van Skype etc.
De gevolgen van HNW voor de medewerkers:
ICT-vaardigheden
Solist EN teamplayer
Medewerker is ondernemer in eigen organisatie
Leren om resultaatgericht te werken
Communiceren (ook niet face-to-face)
Concentreren en zelfsturend
De gevolgen voor medewerkers zijn dat er andere competenties ingezet moeten
worden
HNW leidt tot dilemma’s voor leidinggevenden:
Hoe behouden we voldoende bereikbaarheid en beschikbaarheid om het werk excellent
uit te voeren?
Hoe komen we tot heldere afspraken over output?
Hoe behouden we sociale cohesie binnen de afdeling?
Hoe bewaken we een gezonde privé/werk-balans?
Hoe gaan we verantwoord om met ‘de nieuwe vrijheid’?
Hoe gaan we om met individuele verschillen binnen de afdeling?
Hoe borgen we dat iedereen verantwoord omgaat met vertrouwelijke informatie en het
gebruik van social media?
Hoe gaan we effectief om met de toename van informatiestromen?
Sociale cohesie (team, groepsgevoel) : uitjes, team vergadering, bellen als
leidinggevende naar iedereen uit het team
Privé/werkbalans> vaak is het zo dat als mensen thuis werken dan teveel gaan werken
Een reden hiervoor kan zijn dat mailtjes bijvoorbeeld altijd binnen komen dus ook in het
weekend, s’avonds of s’ochtends
Belangrijkste verwachte effecten van HNW
Wat betekent HNW voor HRM
Werving en selectie:
Sociale netwerken
Nieuwe eisen aan medewerkers
Gericht op generaties / leeftijdsfasen
Arbeidsvoorwaarden:
Keuzevrijheid (ook werk- en reistijden)
Aandacht in cao’s
Nieuwe beloningsvormen
Flexibele arbeidsrelaties en contracten
Gezondheidsmanagement:
Arbo thuis
Work/life-balans
Functioneren en beoordelen:
Transparantie in (verwachte) performance
Gesprekscyclus informeler en frequenter
Globale rolbeschrijvingen
Functies vervagen en worden breder
Ontwikkelen van talenten:
Gericht op brede inzetbaarheid
Verantwoordelijk voor eigen ontwikkelpad
Sterke link naar organisatieverbetering
Horizontaal en verticaal in projecten en ‘communities’
Leiderschapsontwikkeling:
Mens staat centraal, niet het proces of de regels
Van controleur naar inspirerend leider, coach en verbinder
Focus op 95% van de medewerkers die ‘ervoor gaan’
Ruimte voor innovatie/slimme ideeën vanaf de werkvloer
Leren omgaan met nieuwe vrijheid
Voorbeeldgedrag cruciaal
Organisatieontwikkeling:
Nieuwe organisatievormen / structuur / besturing
Van regels naar kaders
Kernwaarden
Week 4 Uitstroom
Uitstroom: definities
Externe mobiliteit: (Uitstroom wordt ook wel externe mobiliteit genoemd)
Proces met als resultaat dat medewerker of groep medewerkers organisatie verlaat
Doorstroom kan ook uitstroom zijn op afdelingsniveau
Managen van uitstroom: instrumenten die organisatie inzet om bewust te sturen
op uitstroom:
Activiteiten die uitstroom stimuleren;
- Wanneer stimuleer je uitstroom? > als je moet bezuinigen, als ze hun werk niet goed
doen
Activiteiten die uitstroom vormgeven en begeleiden;
En activiteiten die uitstroom voorkomen
- Wanneer wil het voorkomen? Als iemand veel weet, dan wil je voorkomen dat iemand
naar de concurrent gaat
Gericht op uitstromende én op achterblijvende medewerkers
- Je moet je richten op achterblijvende medewerkers (bijv. bij een reorganisatie) om die
weer terug te krijgen op hun optimale prestatie
Korte termijn: afhandelen specifieke uitstroombeslissing
Lange termijn: optimaliseren uitstroom als onderdeel van strategische
personeelsplanning
.
Uitstroom managen en sturen
Exitgesprek: redenen (bij een vrijwillig ontslag, je weet dan waarom mensen de
organisatie verlaten).
Maatregelen om uitstroom te verminderen
Inhoud van het werk
Beloning
Opleiding
Loopbaanmogelijkheden
Levensfasenbeleid
Uitstroom is ook te stimuleren
… ethisch?
Tijdig aan- en bespreken!
Begrip > demotie = is het terug gaan van een hogere functie naar een lagere functie.
Uitstroom stimuleren:
‘’weg pesten’’ is niet ethisch verantwoord (rot klussen geven, over laten werken)
Duurzame inzetbaarheid = maatregelen om uitstroom te verminderen en
uitstroom stimuleren
Uitstroom: bedreiging ?
Kosten
Daling in productiviteit
Overnemen door anderen
Zoeken vervanger(s)
Verlies van kennis en ervaring
Vertrekker gaat naar concurrent
Verdwijnen van unieke kennis
Traditionele opvatting over arbeidsrelatie
Lifetime employment > als iemand ergens levenslang werkt
Gevoelig onderwerp
Aanspreken op gedrag, dossieropbouw, vakorganisaties
(Als mensen niet weten waar ze aan toe zijn dan kan de motivatie zakken en zakt de
productiviteit dus)
Uitstroom: kansen
Voor de organisatie:
Ruimte om te sturen
Impuls aan vernieuwing en innovatie
Interne doorstroom
Kosten drukken
Voor het individu:
Betere baan
Nieuwe leermogelijkheden
Nieuwe uitdagingen
Voor achterblijvers:
Doorstroom
Leermogelijkheden
Afnemende spanningen
Uitstroom >> duurzame inzetbaarheid
GOED LEREN DUURZAME INZETBAARHEID!! Koppelen met verschillende
instrumenten
Uitstroom> financiële consequenties
Gemiddeld in NL: 18 weeksalarissen
Doorbetaling salaris gedurende opzegtermijn
Kosten verbonden aan outplacement
Uitbetalen niet opgenomen vakantiedagen
Ontslaguitkering
Tegemoetkoming in gederfde pensioenrechten
Kosten voor inhuur advocaat
(Tegemoetkoming in gederfde pensioenrechten >je hebt iets opgebouwd waar je recht
op hebt als je weg gaat.)
Belangrijkste redenen voor uitstroom zijn (waarom?):
1.
2.
3.
4.
vrijwillig
ziekte of arbeidsongeschiktheid
pensioen
onvrijwillig (niet door ziekte)
Initiatief : gedwongen of vrijwillig
Gedwongen (onvrijwillig) werkgever dwingt iemand om eruit te gaan
Individueel of
Collectief: >20 werknemers in drie maanden
Vrijwillig iemand stapt zelf op
Gewenst of ongewenst
Ongewenst heeft nadelen: kennisverlies, kosten
Let op iemand wegpesten is niet ethische verantwoord!
Uitstroom: overwegingen organisatie (onvrijwillig)
Strategisch: welk werk doen we wel of niet (meer)
Bedrijfseconomisch
Wel-niet/zelf/anders
Producten afstoot, processen anders gaat invoeren (processen anders inrichten dus
mensen moeten soms weg)
Operationeel: welke medewerker zetten we wel of niet in
Onvoldoende functioneren of verstoorde arbeidsverhoudingen
Uitstroom: overwegingen individu (vrijwillig)
Gerelateerd aan werk (inhoud)
Gerelateerd aan persoonlijke situatie
Conjunctuur
Krappe of ruime arbeidsmarkt
Kan ervoor gaan zorgen dat je minder wil gaan werken > dat is dan deels uitstroom
(Aanbod = werknemer)
Bij een ruime arbeidsmarkt gaan mensen eerder jobhoppen
Gedwongen ontslag: kosten en baten afweging
Collectief ontslag:
Kosten eenmalig
Baten jaarlijks!
Individueel ontslag:
Meestal alleen emotionele baten
Lasten veel lager
Uitstroom: afhandeling
Vrijwillig
Opzegtermijn CAO (minimaal 1 maand)
Beperken van vrijheid na vertrek:
Concurrentiebeding
Relatiebeding
Gedwongen (onvrijwillig)
Ontslagrecht
Ontslagbescherming
Twee ontslagroutes:
Via het UWV
Goede onderbouwing en bewijsvoering
Bedrijfseconomische redenen (strategisch)
Persoonlijke redenen (operationeel)
Via de kantonrechter
Als het via UWV niet lukt
Bij ontslagbescherming (zwanger, lid van OR of PV)
Bij ontslag om dringende reden (onbehoorlijk gedrag)
Bij collectief ontslag:
1. Afspiegelingsbeginsel
2. Ontslagvergoeding
3. Sociaal Plan
1. Afspiegelingsbeginsel
De werknemers die je wilt ontslaan verdeel je in groepen met uitwisselbare functies:
Uitwisselbare functies zijn vergelijkbaar wat betreft functie-inhoud, vereiste kennis,
vaardigheden en competenties, en niveau en beloning
Die verdeel je in vijf leeftijdsgroepen
Ontslagen zodanig dat voor en na de ontslagen de leeftijdsopbouw per groep
verhoudingsgewijs ongeveer gelijk blijft (afspiegeling gelijk)
Per groep LIFO= last in first out
2. Ontslagvergoeding
Via UWV: geen
Via kantonrechter: wel > kantonrechtersformule
Bij collectief ontslag (meestal)
Dan ook via kantonrechtersformule
3. Sociaal plan (Werkgever bedenkt wat gaan we allemaal bieden aan de medewerkers
in het sociaal plan. In het plan moet heel helder zijn wat de consequenties zijn)
Afvloeiingsregeling. Bijv. ontslagvergoeding bieden, opzegtermijn
afschaffen/verminderen, studiekosten kwijtschelden > mensen stimuleren om te gaan
Outplacement
Mobiliteitscentrum > afdeling die outplacement regelt
Opleiding en training gericht op arbeidsmarkt
Ondersteuning bij starten eigen bedrijf
Uitstroom: achterblijvende individuen
Survivorsyndroom
Zorgvuldig omgaan met vertrekkers
Communiceren, uitleggen
Verwerkingstijd gunnen
Luisteren en steun bieden
Visie en structuur bieden
Uitstroom staat niet op zichzelf
Personeelsplanning: In-, door- én uitstroom!
Drie factoren zijn hierbij van belang:
Hoeveelheid en aard van de werkzaamheden die in een organisatie moeten worden
uitgevoerd
Markt (vraag naar producten en diensten)
Zelf gecreëerde (andere) behoefte aan personeel
Behoefte aan verandering en vernieuwing
Veel nieuwe kennis nodig of niet
Aard van de functies
Sleutelfuncties of routinefuncties, leidinggevenden of niet
Mate van schaarste
Sleutelfuncties= belangrijke functies ( vaak probeer je hier uitstroom te voorkomen)
Kwaliteit
Week 1
Kwaliteit en kwaliteitszorg in vogelvlucht
Hoofdstuk 1 IKZ: blz 13 - 31 (tot § 1.7)
Wat is kwaliteit?
De kwaliteit van een product of dienst, zowel intern als extern geleverd, is de mate,
waarin het geheel van eigenschappen voldoet aan de gebruiksverwachtingen van de
afnemer, begrensd door de prijs, die hij wil betalen en de levertijd die hij wil accepteren.
In het 7-S model gaat het voornamelijk om structuur.
Wat is integrale kwaliteitszorg?
Alle onderdelen van de organisatie zijn bij
kwaliteitszorg betrokken (zie afbeelding), alle
kwaliteitsaspecten hebben invloed op elkaar. Integraal
betekend allesomvattend.
Heeft betrekking op alle aspecten van de
bedrijfsvoering >>>
Kwaliteitzorg in de historie
Pre-industrieel (tot 1900) – gilden, meesterschap,
vakmanschap, kleinschalig, productcertificaat
Industrieel (1880-1940) – mechanisatie, specialisatie, anonieme klanten, 100%
controles, begin met steekproeven, statistiek.
Na de WII treed er een nieuwe fase in
Na WII (1945-1960) –
Verdere ontwikkeling inspecties
Statistiek tbv steekproeven producten
Statistiek tbv procesbeheersing
Regelkring
Demingcirkel: PDCA
TQM: Total Quality Management = Integrale Kwaliteit Zorg
Het opsporen van oorzaken van fouten, zodat herhaling wordt
voorkomen.
Tegenwoordig (1960-heden) – van productkwaliteit naar
organisatiekwaliteit;
Efficiency EN kwaliteit EN flexibiliteit (denk ook aan Treacy & Wiersema)
Dienstverlening doet zijn intrede (Mobiele telefonie)
Kwaliteitsbeleid: kwaliteitshandboeken
Certificering ISO 9000 serie (H5)
Klantdenken in historisch perspectief
Tot 1960 – aanbodeconomie (pusheconomie):
producent produceerde; veel sprake van schaarste: klant geen invloed; geen klant maar
afnemer; sprake van productieconcept.
Jaren 60 – concurrentie-economie:
toename welvaart; aanbiedersmarkten worden steeds meer vraagmarkten (vraag
economie); klantdenken/klantgerichtheid wordt steeds belangrijker; ontstaan van
marketingconcepten.
Jaren 70 – pusheconomie wordt steeds meer pulleconomie: consumentenmacht,
concurrentie en media neemt toe (prijs, kwaliteit, distributie, service); steeds meer
consumentenbescherming; meer info; vergelijkend warenonderzoek, ontstaan van
logistieke concepten (leverbetrouwbaarheid, JIT).
Jaren 80 - heden – klanttevredenheid wordt steeds belangrijker; iedere klant (individu)
is anders, wordt anders benaderd (direct marketing); de tijd van customer relationship
en customer service is aangebroken; daarnaast ontstaan er verschillende soorten
klanttevredenheidsbeleid zoals ISO normen en kwaliteitsmodellen. (EFQM model, INK)
Stellingen
Gildes kwamen voor in de industriele fase!
NEE
Deming / PDCA cirkel kwam op na WOII!
JA
Klantgerichtheid is een kenmerkend verschil tussen vraag- en aanbod-economie!
Bescherming van de klant kwam gelijktijdig op met ISO normen!
JA
NEE
Invalshoeken/benaderingen voor kwaliteit
Transcendente benadering – filosofische benadering; kwaliteit ontstaat vanuit een
ideaalbeeld; gebaseerd op aangeboren uitmuntendheid, imago (het beeld), ervaring en
geldende opvattingen over normen en waarden met betrekking tot het product; het is
een subjectief begrip.
(filosofisch: aangeboren uitmuntendheid, imago, gevoel, ervaring, subjectief)
Heeft te maken met het gevoel (niet zo zeer over het product zelf)
Productbenadering – gaat over de mate waarin een gewenst kenmerk of bepaalde
eigenschap aanwezig is; meetbare/tastbare variabele; objectief vast te stellen; gelet op
kwaliteitsverschillen tussen producten.
(rationeel, meetbaar, tastbaar, hoeveelheid, verschillen)
Het gaat alleen maar over het product
Gebruikersgerichte benadering – kwaliteit wordt afgezet tegen de wensen van de
consument; de gebruiker bepaalt de kwaliteitseisen; niet iedereen heeft dezelfde mening,
smaak of eisen.
(gebruiker bepaalt kwaliteit, niet iedereen heeft dezelfde mening, smaak, eisen)
Bijv. advocaat, adviseur etc.
Productiegerichte benadering – kwaliteit bekeken vanuit productieproces; producten
worden geproduceerd volgens productspecificaties; het gaat om zo min mogelijk uitval.
(het maakproces is belangrijk, zo klein mogelijke uitval)
Hierbij is het process het belangrijkste
Waardebenadering – kwaliteit wordt beschouwd in relatie tot prijs en geeft maat van
gebruikerstevredenheid (prestatie) weer.
(prijs-prestatie)
Het beste product combineren met prijs
Reliability: betrouwbaarheid na levering
(Groei) fasen in het kwaliteitsstreven van organisaties
1. Bewustwordingsfase
- organisatie gericht: lijnorganisatie
- goedkoop en massaal produceren
- stafdiensten denken
- standaarden en normen voor produceren
2. Interne fase
- aandacht voor processen; (deel) procesbeheersing
- marktonderzoek; wensen klant
- streven naar procesbeheersing
Integratiefase
- klant wordt kritischer; klantgerichtheid
- toenemende concurrentie
- betreft hele organisatie
- alle medewerkers betrokken
Zie afbeelding >>>> (F-indeling)
Aspecten van integrale kwaliteitszorg
Bij de verklaring van integrale kwaliteitszorg worden vijf aspecten onderscheiden:
Kwaliteitsbeheer – een bedrijfsfunctie die is afgeleid van het doel om producten en
diensten te ontwikkelen, te produceren en op de markt te brengen die zijn afgestemd op
de behoefte van afnemers, tegen verantwoord lage kosten; door middel van Total Quality
Management; nodig daarbij is het opzetten van een beleidsmatige en organisatorische
structuur.
(bedrijfsfunctie, IKZ, TQM)
Is bedrijfsfunctie (alle activiteiten gericht op het leveren van producten/diensten tegen
minimale kosten op gewenste kwaliteitsniveau)
Kwaliteitsbeleid – vaststellen van kwaliteitsdoelstellingen van organisatie, evenals het
bepalen van wegen en middelen om die doelstellingen te bereiken; het kwaliteitsbeleid is
een afgeleide van het ondernemingsbeleid.
(Q-doelstellingen en wegen / middelen)
Kwaliteitssysteem – organisatorische structuur waarmee kwaliteitszorg kan worden
gerealiseerd. Een beschrijving van het kwaliteitssysteem is te vinden in het
kwaliteitshandboek.
(organisatorische structuur: verantwoordlijkheden, procedures, processen,
voorzieningen)
Hierin hoort ook kwaliteitsbeleid te zitten, Procedures.
Kwaliteitskosten – kwaliteit heeft een prijs; want een organisatie die kwaliteit wil
leveren moet investeren.
(kosten van (slechte) kwaliteit)
Faal> kosten die je maakt als het mis gaat
Preventie > die je maakt om fouten te voorkomen bijv. onderzoeken, overleg etc.
Beoordeling >
Kwaliteitsborging – het kwaliteitssysteem moet steeds op peil worden gehouden en
worden verbeterd; definitie kwaliteitsborging: het geheel van alle geplande en
systematische acties die nodig zijn om in voldoende mate het vertrouwen te geven dat
een product of dienst voldoet aan gestelde kwaliteiten. Daartoe wordt een kwaliteitsplan
opgesteld.
(handhaven en verbeteren van het kwaliteitssysteem)
Bijv. ISO 9000
Stellingen
Procedures en instructies zijn onderdeel van het kwaliteitsbeleid!
Kwaliteitsbeleid is een afgeleide van het ondernemingsbeleid!
JA
Het geheel aan activiteiten die bedoeld zijn om kwaliteit te leveren noemen we
kwaliteitsbeheer!
JA
Toepassen van een kwaliteitssysteem
Overleggen van het definitieve kwaliteitsplan
Van kracht verklaren van het ingediende kwaliteitsplan
Tijdsspanne met betrekking tot de aanpassing van het kwaliteitsplan
Aanbieden ter afname van goede producten/diensten
NEE
Week 2
Hoofdstuk
Hoofdstuk
Hoofdstuk
Hoofdstuk
Hoofdstuk
Hoofdstuk
Hoofdstuk
Hoofdstuk
6
2
3
6
6
3
6
6
Kwaliteitskenmerken, –modellen en –denkers
IKZ: blz 179 -182
IKZ: blz 61 - 63
IKZ: blz 73 - 81
IKZ: blz 182 - 187
IKZ: blz 188 - 190
IKZ: blz 92 - 94
IKZ: blz 192 - 195
IKZ: blz 196 - 199
De 10 kenmerken van een kwaliteitsorganisatie
De klant staat centraal
Geen scheidingsmuren tussen afdelingen (suboptimalisatie = één afdeling is beter dan de
rest)
Platte organisatiestructuur
Betrokken medewerkers
Geen bureaucratie
Andere gedachtegang over kosten, tijd, kwaliteit
Kwaliteitscultuur
Noodzaak onderkennen van vaardigheden
Participatieve managementstijl
Verder kijken dan de eigen organisatie
Kwaliteitsmodellen
Om te komen tot zo goed mogelijke besluiten moeten managers beschikken over
stuurinformatie.
Kwaliteitsaspecten van die informatie zijn: juistheid, tijdigheid en volledigheid.
Belangrijke kwaliteitsmodellen met betrekking tot besluiten en beschikbare informatie
zijn:
Kritische succesfactoren (KSF):
Sleutelfactoren waar de organisatie goed in moet zijn om haar strategische doelstellingen
te bereiken. Soms ook wel voorwaarden genoemd.
De KSF’en komen dus rechtstreeks vanuit doelen en strategie van de organisatie.
Met behulp van prestatie-indicatoren worden kritieke succesfactoren meetbaar gemaakt.
Prestatie-indicatoren (KPI) : (= een management instrument)
- Afgeleid van een KSF.
- Grootheden, om sturing in een proces mogelijk te maken
- Variabelen, die een indicatie geven over de prestaties van een bepaald
proces/product.
De KPI’s worden kwantitatief gemaakt door de prestaties te meten. De gemeten
prestaties worden afgezet tegen normen op basis waarvan wordt vastgesteld of bij
afwijkingen acties moeten worden genomen
Voorbeelden:
doorlooptijd:
kwaliteit:
productiviteit: aantal, omzet,…
winst, solvabiliteit..
leveringsbetrouwbaarheid
ziekteverzuim…
klachtenafhandeling…
Voorbeeld:
Doel: Winst maken
KSF: Marktaandeel
KPI: Jouw omzet tov totale omzet in branche (bv 30%)
Norm: Bv Wij willen groeien naar 33%
Deming cirkel = regelkring
Deming was een statisticus en dus iemand van het vastleggen van meetresultaten. Hij
ging uit van het simpele principe: > kwaliteitszorg is niets meer dan gewoon je werk
goed doen.
Deming ontwikkelde hiervoor de Demingcirkel:
Plan, Do, Check, Act.
Daarbij hoort de regelkring: de processen moeten worden bestuurd en beheerst (zie
veertien verbeter-punten). Daarnaast moet het HRM goed geregeld worden, want zonder
bezieling en kennis van de medewerkers blijven successen uit!
De Demingcirkel = regelkring
Het einde (hoge kant) is het resultaat die het
bedrijf heeft gemaakt.
Kwaliteit kan niet achteruitgaan (kwaliteitsborging)
Deming cirkel: Wat is belangrijk?
Doel: Verbetering van kwaliteit van processen
Cirkel = cyclisch = continue beweging
Juiste “Draairichting”
Plan-Do-Check-Act noemen + uitleggen
De berg op: kost tijd: horizontale as kwaliteitsverbetering: verticale as
Kost energie: zweetdruppels
Wig = borging
PDCA Cyclus (Deming)
Plan: een plan moet worden opgesteld
Do: na goedkeuring van de directie het plan uitvoeren
Check: voortgangscontrole
Act: evalueren, corrigeren en maatregelen nemen om het plan verder te verbeteren
PDCA geldt natuurlijk ook voor de uitvoering van het kwaliteitsplan zelf
Deming cirkel (pro-act en re-act)
Relatie organisatie en klant
Het INK/EFQM model model voor kwaliteitsverbetering. !!!!!!!!!!!!!!!!
(INK: Instituut Nederlandse Kwaliteitszorg; EFQM: European Foundation of Quality
Management)
Je kan als organisatie een formulier invullen en daar komt een score uit, na een tijdje
kun je het opnieuw doen en dan is het de bedoeling dat de score dan hoger is.
Het model valt uiteen in 10 gebieden, waarop kwaliteit gemanaged kan worden en waar
naar bij het certificeringsonderzoek gekeken kan worden.
1 t/m 5 is intern/is de organisatie (te vergelijken met het 7-s model)
6 t/m 9 is de resultaatkant ( op deze aspecten kun je meten hoe het gaat in de
organisatie (dit zijn de thermometers KPI)
Het INK model kent 9 + 1 aandachtsgebieden
Het INK-model onderscheid vijf fasen waarin een bedrijf zich kan bevinden:
Productgeoriënteerd – output staat centraal
Procesgeoriënteerd – voortbrengingsproces en beheersingsproces daarvan staan centraal
Systeemgeoriënteerd – gehele organisatieprocessen staan centraal
Ketengeoriënteerd – maximaal gebruik van kennis en capaciteiten uit keten
Totale zorg voor kwaliteit – visie en beleid gebaseerd op verantwoording in maatschappij
Werken met vragenlijsten
Resultaatgebieden: indicatoren (pi) zijn:
afgestemd op de visie, kernwaarden, brand position
een concretisering van de speerpunten (KSF-en)
Overeenkomst met PCDA cyclus :
P= 1, 2 leiderschap en strategie
D= 3, 4 en 5
C= 6, 7, 8 en 9
A= 10. verbeteren en vernieuwen
Aandachtsgebied 9
Eindresultaten/Bestuur en financiers
(aandeelhouders, RvC,…)
- financiële prestaties
- strategische prestaties
Aandachtsgebied 10
Verbeteren en vernieuwen
= veranderen
- verandernoodzaak
- leiderschap
- verandercultuur
- veranderaar
Fase 1, 2 en 3
Fase 1: kwaliteitszorg, alleen mbt product
Fase 2: kwaliteitszorg voor product en prim.processen
Fase 3: kwaliteitszorg : systeem georienteerd: producten en alle processen, prim,
secund.,bestuurlijk, van inkoop/marketing vooraf tot aftersales
Bewustwordingsfase is de bovenste
Interne is middelste
Integratie is onderste
Fase 4 en 5
Fase 4: kwaliteitszorg voor de gehele keten: leverancier en klant erbij betrokken
Fase 5: kwaliteitszorg mbt de gehele maatschappij (MVO)
5 fundamentele kenmerken INK-model:
Inspirerend leiderschap
Resultaatgerichtheid
Continu verbeteren en vernieuwen
Bouwen op vertrouwen
Samenwerking
Balanced scorecard: het model !!!!!!!!!!!!!!!!!
= gebaseerd op snel veranderende omgeving waarmee organisaties te maken hebben
Definitie: een samenhangend, evenwichtig geheel van zowel financiële als niet financiële
prestatiemetingen, gezien vanuit vier invalshoeken, die een meetbare vertaling vormt
van het resultaat van de ondernemingsstrategie.
Vier vormen: (vanuit het midden, visie, missie doelen & strategie)
Financieel perspectief – economische effecten van afgeronde acties
Klant- en marktperspectief – marketing, verkoop en logistiek  KLANT!
Perspectief van interne bedrijfsprocessen – kritische succesfactoren, innovatieprocessen,
effectiviteit en efficiency.
Perspectief van leer- en groeiresultaat – infrastructuur en groeimogelijkheden
Managementsysteem, dat beknopt overzicht geeft van de prestaties van een organisatie
Operationaliseren van missie en strategie in meetbare prestatie-indicatoren
Prestatienormen
Goed rapporteren
4 invalshoeken:
financieel
klant
interne organisatie
leer- & groeivermogen
Balanced, dat wil zeggen >>. balans tussen:
financieel – niet-financieel
lange- en korte-termijndoelstellingen
intern- en extern perspectief
kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren
Van meet-instrument naar management-instrument
Financiele en interne invalshoek
Financiële invalshoek:
Alles gericht op een positief resultaat
De drie andere invalshoeken hiervan afgeleid
Interne invalshoek:
Hoe effectief en efficiënt zijn de processen intern georganiseerd?
Invalshoek klant en innovatie (leer & groei)
Invalshoek Klant:
Klanttevredenheid is uitgangspunt
- de doorlooptijd
- de kwaliteit
- de productiviteit
- serviceverlening
- prijs
Invalshoek Innovatie:
Capaciteit van de werknemers (kwalitatief), tevredenheid, betrokkenheid, productiviteit
Capaciteit van de informatiesystemen
Motivatie en empowerment
ISO-normen – gericht op prestatieverbetering van organisatie; het zijn wensen vanuit
de klant, vastgelegd in ISO-normen.
gericht op prestatieverbetering
richtlijn
standaard: eisen, volgens welke wordt gewerkt
garantie
basis voor kwaliteitshandboek
Let op verschil tussen ISO-normen en absolute
ISO-normen
Een richtlijn; garandeert dat
bedrijfsprocessen volgens een bepaald
patroon verlopen. De basis is het
kwaliteitshandboek.
normen:
Absolute normen
Een standaard; geeft de eis weer dat een
organisatie moet aantonen dat er
duidelijke afspraken zijn gemaakt over de
wijze waarop wordt gewerkt.
Voorbeelden van ISO-normen zijn:
ISO 9000:2000
ISO 9001 generieke standard (tien belangrijke aspecten: zie blz 155-156)
ISO 9004:2000: kwaliteitsmanagement
ISO 19011: uitvoeren van audits
ISO 14001: milieuzorgsystemen
Zie basis indeling normen blz 157-158
Denkers over kwaliteitsmanagement
Hoofdstuk 3 IKZ: helemaal
W.A. Deming – werkt met kwaliteitscontrole en kwaliteitsmanagement; demingcirkel,
regelkring, veertien verbeterpunten en human resource management.
beheersen van organisatorische processen
meten en vergelijken, statistiek gebruiken
grondslag voor regelkringen
stuurmechanisme voor een organisatie
geen kreten, maar vakmanschap en vakmantrots
horizontaal organiseren in teams
leveranciers zorgvuldig selecteren
doelgericht naar verbetering van kwaliteit
de 14 punten van Deming:
Voor het verbeteren van de bedrijfsprocessen heeft Deming een systeem ontwikkel met
veertien punten: (op de drie niveaus): strategisch, tactisch en operationeel
Ontwikkel een lange termijn beleid
Pas het beleid ook werkelijk toe. Reageer op verstoringen volgens je beleid en pas geen
hiphopstrategie toe.
Pas geen controle toe, vertrouw op mensen en zorg dat je een preventieprogramma
hebt.
Verlaat de inkoopstrategie die is gebaseerd op de laagste prijs.
Verbeter alle processen doorlopend.
Zorg voor een goed opleidingsprogramma en zorg dat mensen worden opgeleid.
Vernieuw het leiderschap. Ook de leiding richt zich op kwaliteit, niet op kwantiteit.
Neem de vrees weg. Mensen moeten niet bang zijn voor fouten en verbeteringen, ze
moeten in alle openheid erover kunnen praten.
Haal de barrières tussen de verschillenden afdelingen weg, zorg dat ze met elkaar gaan
praten.
Hang geen nietszeggende slagzinnen op.
Hang geen doelstellingen en realisatie in cijfers op
Reken de medewerkers af op kwaliteit, niet op kwantiteit.
Zorg dat de medewerkers worden getraind om verbeterprocessen uit te voeren.
Iedere verbetering begint met de aandacht en bereidwilligheid van de directie. Maak
zeker dat iedereen werkt aan verbetering, de directie voorop. En begin vervolgens weer
bovenaan.
Strategische wordt het beleid gevormd, vervolgens vertaald naar tactische beleid en
word vervolgens operationeel ingevuld.
HRM: medewerker in het kwaliteitsverhaal is belangrijk:
- opleiden
- onderlinge samenwerking, teams
- samen verantwoordelijk
- ruimte geven
- maatschappelijke betrokkenheid
- imago van de markt, uitdragen kwaliteit
Regelkring
Demingcirkel
Aandacht voor HRM
Meten is weten (statistiek)
Juran, – specialist in uitvoeringsmodellen van de kwaliteitsbeheersing (statistiek).
Voldoe aan de verwachtingen van de afnemers en focus je op kosten: (kosten-baten)
- preventie kosten
- beoordelingskosten
- faalkosten
Crosby – één optimaal kwaliteitsniveau: zero defects = een ideaal dat nooit
helemaal is te realiseren, maar waarnaar wel steeds moet worden gestreefd.
Hoe te bereiken:
Voorbereiding: informeren, analyseren, plannen, verzamelen
Introductie: pr, veranderen doet zeer, maar onbekend maakt onbemind
Stellen van streefdoelen
Vastleggen mogelijke oorzaken van fouten
Zichtbaar maken van bereikte resultaten
Geven van erkenning en waardering
Consolideren van bereikte verbeteringen
Zero defects: uitsluitend goede producten, “houding”
Kwaliteit op vier pijlers:
Kwaliteit op vier pijlers: wat is kwaliteit, hoe kun je kwaliteit tot stand brengen, welke
norm gebruik je voor de prestaties, hoe kun je kwaliteit meten?
1. Definitie van kwaliteit: “voldoen aan vereisten”
2. Hoe kwaliteit tot stand te brengen: controle en
beoordeling
3. Welke norm voor prestaties: prestatie-indicatoren
4. Hoe kwaliteit te meten: prijs voor “niet voldoen”
Kwaliteit deels ook top down gestuurd
De 5 groeistadia van de Quality Maturity Grid (rooster) van Crosby
Onzekerheid/onbekendheid
Bewustwording
Verlichting
Wijsheid
Zekerheid
Feigenbaum – werkt aan verbetering van organisatiestructuur en werkprocedures;
Systeem, dat de gehele klanttevredenheid omvat, vanaf de interpretatie van zijn
behoeften tot zijn mening na aantal maanden over het gebruik van het product/dienst
Total Quality Control/ System (TQM). Volgens Feigenbaum:
kwaliteitsafdeling is toezichthoudend, heeft verschillende taken
regelkringen, interne klant belangrijk
doelstellingen kwaliteit “van boven” opleggen
afrekenen op kosten en prestaties
Maasaki Imai
– werkt met kwaliteitscontrole en kwaliteitsmanagement;
Kaizen methodiek
verbeter en innoveer, zonder ophouden en iedereen erbij betrokken. Kwaliteitszorg:
moeizaam, jaren durend en in kleine stappen;
Basisprincipes:
Deming cirkel: regelkring
Voortdurend meten van deelprocessen en terugkoppelen
Werken met Kwaliteitskring:
kleine groep medewerkers
dezelfde afdeling
op vrijwillige basis
periodiek bij elkaar komen
om kwaliteitsproblemen op te sporen, te analyseren en op te lossen
Succes als:
- voldoende inbedding, voldoende informatie
- interne pr voor problemen
- opleiding en scholing, feedback en voortgang
- er komen steeds meer kwaliteitskringen
- dichtbij, betrokken, direct merkbaar
De “allesomvattende” kwaliteitsparaplu
(incl TPM !)
Taguchi – controle op uitvoering van procesbeheersing en het opsporen van verborgen
kwaliteitskosten. Kwaliteit moet worden ingebouwd tijden ontwerpproces. Dan voorkom
je daarna vele mogelijke fouten. Kosten worden in belangrijke mate tijdens het
ontwerpproces bepaald.
Reduceren van “verliesfunctie” (7 basiselementen) :
Gebrek aan kwaliteit levert een verlies op voor de maatschappij als geheel
Voortdurende kwaliteitsverbetering en kostenreductie zijn in een omgeving van elkaar
beconcurrerende bedrijven van levensbelang
Voortdurende kwaliteitsverbeteringen betekent ook een aanhoudende vermindering van
variaties van het proces en de proceseigenschappen rond de optimale waarden
Kosten van verlies van kwaliteit zijn exponentieel evenredig met de afwijking van een
eigenschap t.o.v. zijn optimale waarde of instelling
Uiteindelijke productkwaliteit wordt voor het grootste deel bepaald binnen de
ontwikkelings- en ontwerpstadia van een product
Een product en/of proces moet ongevoelig worden gemaakt voor niet-beheersbare
variaties: robuustheid
Statistische proefopzetten ondersteunen het bereiken van procesrobuustheid en vormen
een nuttig gereedschap binnen de aanpak om tot continue verbetering te komen
Lean/Imai – kern: elimineren van verspillingen; stappen binnen processen, die waarden
toevoegen, worden bij aanvang geïdentificeerd en vervolgens in een logische volgorde geplaatst.
Doel: waardestroom vergroten. Belangrijkste vormen van verspilling:
Overproductie
Onbenutte capaciteit
Te hoge voorraden
Transport en material handling
Fouten
Verplaatsen van iets
Wachten
Daarom, twee verbetertechnieken:
5S – seiri (scheiden), seiton (sorteren), seiso (schoonmaken), seiketsu (standaardiseren), shitsuke
(systematiseren); processen en werkplekken schoon, opgeruimd en georganiseerd inrichten.
Kanban – methode om JIT toe te passen in een keten, zodat alle producten just in time worden
gemaakt.
Six Sigma – raamwerk om kwaliteit te managen: processen kun je pas goed beheersen als je weet
hoe elk proces verloopt en om dat te weten moet er gemeten worden.
Six Sigma methode maakt gebruik van DMAIC = Define (definiëren), Measure (meten), Analyze
(analyseren), Improve (verbeteren) en Control (controleren).
Benchmarking – je eigen prestaties
vergelijken met die van anderen; je
spiegelen aan een meetpunt of
meetresultaat (vergelijkingsstandaard).
Vier stappen: wat wil je verbeteren?
Meten en vergelijken. Waarom zijn er
verschillen? Voortdurend verbeteren
van verschillen.
Week 3
Hoofdstuk
Hoofdstuk
Hoofdstuk
Hoofdstuk
4
5
5
6
Technieken om processen te beheersen en certificatie
IKZ: helemaal
IKZ: blz 141 - 154
IKZ: blz 154 - 163
IKZ: blz 171 - 182
Keuren of inspecteren van eindproducten: uitgangspunten
Kwaliteitszorg als “dienst” naast de lijn
100% controle toch niet betrouwbaar ?
Is een afgekeurd product ook “afval”?
Kwaliteitsmaatstaven van klant en leverancier kunnen verschillen
Bij massafabricage: uitsorteren van missers
Bij fabricage van enkele stuks: op tijd leveren
Van het beste product naar acceptabele kosten/acceptabel kwaliteitsniveau (AQL)
(Acceptable Quality Level)
Van 100% keuring naar steekproeven (tussentijds en op ‘t einde van het proces)
Procesbeheersing: balans tussen juist product, juiste kwaliteiten en juiste prijs
Eindcontroles
Contrôle achteraf = feedback
Contrôle vooraf = feedforward = preventie
Contrôle tijdens het proces
Kijk goed naar de figuurtjes: twee mogelijkheden:
goede onterecht afgekeurd = schade/risico producent
slechte onterecht goedgekeurd = schade/risico consument
Nadelen:
100% controle toch niet betrouwbaar!?
Is een afgekeurd product ook “afval”?
Discussie tussen kwaliteitscontrole en productie
Veel werk dus relatief duur
Daarom steeds meer steekproefcontroles >>>>
Steek proefcontrole (controles tijdens het proces)
Verminderd de kans op uitval
Steekproeven moeten voldoen aan:
Representativiteit:
- Geheel zo goed mogelijk in steekproef
vertegenwoordigd, ook de gemeten fouten
Betrouwbaarheid:
- Schatting tussen twee grenzen
Nauwkeurigheid AQL:
- Toegestane aantal fouten
AQL- waarde: getal, % toegestane fouten
Dus afspraak is dat er fouten mogen voorkomen
: > AQL-waarde; goedkeuring
: < AQL-waarde: afkeuring
Risico’s
Producentenrisico: kans, dat partij ten onrechte wordt afgekeurd
Consumentenrisico; kans, dat partij ten onrechte wordt goedgekeurd
Hoe groter nauwkeurigheid en de betrouwbaarheid, des te groter de kosten
Procesbeheersing (en INK en Fasen)
Procesbeheersing – het proces wordt steeds meer bewaakt en geregeld. Bij
procesbeheersing gaat het erom de inrichting van het proces zodanig vorm te geven dat
er voorspelbaar en onontkoombaar het juiste resultaat uitkomt. Deming heeft hiervoor
een zevental statistische technieken ontwikkeld, die we verder op zullen behandelen.
Technieken om fouten op te sporen: het stappenplan
De 7 tools van Deming
1a.Het visgraatdiagram: elementen: mens, methode, machine, materiaal en bv:
organisatie, Management, markt, klant.
1b.Oorzaak-relatiediagram:
Probleem in ‘t midden, schrijf oorzaken op en verbindt onderling
2. Het lijndiagram: (lezen in boek)
Eén verschijnsel, enkelvoudig diagram
3. De controlekaart: (lezen in boek)
Gemid. x-kaart en R-kaart
Het histogram,staafdiagram: (lezen in boek)
Variërend in breedte, frequentiepolygoon
5. De Pareto-analyse:
Laten zien van belangrijkheid binnen een serie
metingen (20%-80%)
6. Het stroomdiagram:
7. Het spreidingsdiagram:
Correlatie tussen twee verschijnselen
Visgraatdiagram - elementen: mens, methode, machine, materiaal en bv: organisatie,
management, markt, klant.
Gaat over het identificeren en structureren bij een gegeven gevolg =
reeds ontstaan probleem. Kan op basis van het 7-S model.
Voorbeelden op basis van de M’s
Mens
Medewerkers
Methode
Machine
Materiaal
Markt
Maatschappij
Bij de hoofdgroepen zet je iedere keer de mogelijk oorzaken bij
Machine > foute adreslabels
Een diagram dat een sterke overeenkomst vertoont met het visgraatdiagram is het
>>>>
Oorzaak-relatiediagram:
Gevolg = weinig acceptatie kwaliteit
De ene oorzaak heeft weer een relatie met de andere oorzaak.
Daar waar de meeste pijlen op een kluwen bij elkaar zitten, dat moet je als eerste
aanpakken
Lijndiagram (minder belangrijk) – gebruik je voor het weergeven van veranderingen in
een serie metingen. één verschijnsel, enkelvoudig diagram. Hier kijk je waar zit mijn
foutmaker ploeg
Als je een plank zaagt die 3 moet zijn, dan mag je bij een ucl 3 +/- 5 dus een plank van
4 is dan afkeur, want die valt dan buiten de toleranties
Ucl = upper
Lcl = lower
Controlekaart (minder belangrijk) – het monitoren van een proces. gemid. x-kaart en
R-kaart
Histogram – laat een verdeling van metingen zien. variërend in breedte en
frequentiepolygoon:
Pareto-analyse - laten zien van belangrijkheid binnen een serie metingen (20%-80%).
Laat een relatieve belangrijkheid in een serie metingen zien.
80% 20% (niet te letterlijk nemen)
Grootste aantal fouten gebeurd door een klein aantal oorzaken
Vooral weten wat met een pareto wordt bereikt
De gegeven oorzaken eerst van hoog tot laag ordenen (dus 32 bovenaan enz) en daarna
ieders procentuele bijdrage vaststellen, daarna aantallen en percentages sommeren
Pareto in een plaatje:
Eerste kolom = 32
Tweede kolom = 20
- 32 erbij 20 enz geeft de groene lijn
Je mag zelf bepalen waar je de 80 -2- grens legt: kan dus ook 65 45 70-35 enz zijn.
Twee getallen hoeven samen geen 100 te zijn
Stroomdiagram – voor het inzichtelijk maken van opeenvolgende stappen in een
proces.
Handelingen in een bepaalde volgorde.
(Als het invullen van het belastingformulier)
Spreidingsdiagram -. Aangeven van soort en graad van enig causaal verband tussen
oorzaak en gevolg. correlatie tussen twee verschijnselen
Belangrijk!!
- Je hebt een willekeurige datum
- En je meet dat iedere dag
- Waarnemingen: getallen, mogelijk weinig inzichtelijk
Verband wordt middels een plaatje meteen duidelijk
Twee variabelen:
Oorzaak = de temperatuur = gegeven = onafhankelijk
Gevolg = de verkoop van frisdrank – gevolg = afhankelijk
Hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de verkoop: is positieve correlatie
(andersom: hoe hoger de temperatuur, des te lager de verkoop van paraplu’s: negatieve
correlatie)
Kwaliteitskosten
Kwaliteitskosten zie > Juran
Kwaliteitskosten “all-in” omvatten:
- opleiding, werksfeer
- doen van onderzoek
- onderhoud
- doen van steekproeven en metingen
- herstel, stilliggen, reparatie
Let op! Een belangrijk onderdeel van kwaliteitsbeheersing is kostenbeheersing!
Daarnaast moet er rekening worden gehouden met de >
Failure rate van een product: mate en snelheid van falen van een product,in de tijd.
Abilities BELANGRIJK!!!!
Wanneer is een product “bekwaam”?
Availability: beschikbaar, op het juiste moment
Reliability: werkend, niet falend
Maintainability: goed te onderhouden
Serviceability: goed te repareren
Field service: service van de producent
Veiligheid: wanneer het veilig is
Levensduur: technisch en economisch
Uiterlijke appeal: aantrekkelijkheid
Benefits: extra’s
Overeenstemming: met standaardnormen enz
Certificatie
Certificatie – soort diploma; een papier dat duidelijk maakt dat een product aan
bepaalde specificaties voldoet of dat verklaart wordt dat de manier waarop producten zijn
vervaardigd aan bepaalde eisen beantwoordt. Verschil met diploma: certificaat is
tijdsgebonden, diploma heb je voor
het leven.
Drie spelers bij certificering:
Raad voor de Accreditatie – criteria vaststellen, toezicht, platform
Certificerend bedrijf – onafhankelijk, onpartijdig, verklaring afgeven (bv. NV KEMA
Nederland, LRQA, BVQI, KWH)
Te certificeren bedrijf – de organisatie zelf
‘’ De drie instanties kennen
3. Jongetje wil op voor zijn zwemdiploma
2. Badmeester
1. Raad van badmeesters ‘’
Belangen van certificaten:
redelijke zekerheid kwaliteit
verkleinen afstand klant-leverancier
je hoeft zelf niet te controleren
vertrouwen
sterkere rechtspositie van leverancier
betere toegang tot de Europese markt
verkoopargument
Drie certificering programma’s:
first party certificatie – leverancier beweert zijn producten/diensten op orde te
hebben, volgens eigen maatstaf.
second party certificatie – producten/diensten van leverancier worden beoordeeld
door afnemer.
third party certificatie: een onafhankelijke partij beoordeelt de producten/diensten van
de leverancier.
‘’ Kennen !!!!
1. Ben je zelf
2. Klant
3. Onafhankelijk partij ‘’
Voorbeelden:
Soorten certificatie
KENNEN!!
product- en dienstencertificatie – initiële keuring, typekeuring, voortbrengingsproces, bv CE-merk: veiligheid, gezondheid, milieu, consumentenbescherming
certificatie van personen – vakbekwaamheid: bv adviseur, keurslager, piloot
procescertificatie – bv. duurzaam geproduceerd
kwaliteitssysteemcertificatie – inhoud en effect van regels en procedures (ISO)
Meeste bedrijven doen 4, dan wordt de gehele organisatie gesertifceerd
Certificatie en aansprakelijkheid
Leverancier aansprakelijk voor zijn product/dienst
Certificaat goed: aansprakelijkheid daalt
Keurmerk doet verwachting stijgen: aansprakelijkheid wordt groter
Toetsen werkwijzen aan de norm
Interne audit (doorlichtingsonderzoek)
Externe audit > interview waarbij de third party langs komt
Audit = doorlichtingsonderzoek. Iemand controleert of het gehanteerde
kwaliteitssysteem wel aan de in een norm vervatte eisen voldoet.
Milieu-keurmerk
Officieel erkend keurmerk voor consumentproducten (niet op levens-middelen en
geneesmiddelen)
Op produkt aangegeven
Let op verschil met milieu-merkteken
Samenvattend
TQM: total quality management
(rekening houdend met verschillende gebieden:
processen, medewerkers, maatschappij etc)
KAM-zorgsysteem: Kwaliteit, Arbo, Milieu
(Kwaliteit: relatie tussen organisatie en klant
Arbo:
medewekers, werkomgeving
Milieu:
omgeving)
Week 4
Organisatiestructuren en kwaliteit van de dienstverlening
Tien kenmerken kwaliteitsorganisatie (zie blz 179 en 180)
De klant staat centraal
Geen scheidingsmuren tussen afdelingen
Platte organisatiestructuur
Betrokken medewerkers
Geen bureaucratie
Andere gedachtegang over kosten, tijd, kwaliteit
Kwaliteitscultuur
Noodzaak onderkennen van vaardigheden
Participatieve managementstijl
Verder kijken dan de eigen organisatie
Kwaliteit van dienstverlening
Kenmerken van een dienst:
Niet tastbaar
Kopers zijn afhankelijk van leveranciers
Voorraadvorming is onmogelijk
Kwaliteit is moeilijk te standaardiseren
Moeilijker meetbaar
Nieuwe aspecten m.b.t. kwaliteit:
Verwacht (perceptie)  beloofd (gewenst)  geleverd (acceptabel?)
Gap
Gap
Gap = het verschil tussen datgene wat een klant wenst en wat een klant ontvangt of
ervaart.
Voor een fabrikant is het, zeker in de dienstverlening, van groot belang om op de hoogte
te zijn van de verwachtingen van zijn afnemers en van wat directe concurrenten doen.
Twee methoden om hierbij juiste attributen vast te stellen: (attribuut =
beoordelingsaspect):
Open vragenlijsten
Critical incident methode (klant vragen naar ervaringen met contacten organisatie)
Verbetermodellen in de dienstverlening
Servqual- model of Gap-model (5 gaps) – op vier plaatsen kan, tussen het door de
consument verwachte en het door de onderneming geleverde product, een verschil
verstaan.
Gap 1: hoe denkt het management over de verwachtingen van de klant
Gap 2: hoe vertaalt het management deze denkbeelden naar kwaliteit(specificaties) van
de te leveren dienst
Gap 3: verschil tussen kwaliteits(specificaties) en de werkelijk geleverde dienst
Gap 4: verschil tussen geleverde dienst en de beloofde dienst
Gap 5: verschil tussen de verwachte kwaliteit en de werkelijk ervaren kwaliteit = de
resultante van 1 t/m 4
Customer Service Assesment Scale (MARTIN) – twee dimensies bij het streven naar
een hogere kwaliteit van een dienst:
Procedural (procedurele) dimensie – betreft de werkwijze: wordt de dienst geleverd zoals
het moet?
Convivial (menselijke) dimensie – de manier waarop het dienstverlenende bedrijf zich
gedraagt t.o.v. de klant: wordt de klant ook oprecht geholpen?
Bij deze methode moeten voor beide dimensies prestatie-indicatoren, met een bepaalde
wegingsfactor worden vastgesteld. Dit wordt gedaan via een vierpuntsschaal, de service
arenas:
Freezer – op beide dimensies wordt slecht gescoord.
Factory – de dienst wordt op effectieve wijze verleend, maar er is weinig aandacht voor
het dienstbetoon.
Friendly zoo – de menselijke benadering overheerst. In deze situatie probeert men een
tekort aan kennis en vaardigheden te compenseren door extra vriendelijk te zijn.
Full balance – de situatie waarnaar gestreefd moet worden; op beide dimensie wordt
goed gescoord.
Quality control systems (KING) – een kwaliteitscontrolesysteem voor
dienstverlenende organisaties omvat twee stappen:
Zorgen voor het verlenen van een dienst die voldoet aan de wensen van de klant
Controleren of de dienst in een keer goed wordt verleend
Ook bij dit model is er sprake van een procedural en een convivial dimensie:
Service quality control – procedurele dimensie
Behavior quality control – menselijke dimensie
Bij het quality control system moeten er per dimensie vier stappen worden doorlopen:
Klassieke organisatiestructuur
Arbeidsverdeling, specialisatie, expertise (zie ook management : Adam Smit, Frederick
Taylor, Henri Fayol, Max Weber)
Macht bovenin, kennis bovenin
Vooral technici en economen
Stafdiensten voor het denkwerk
Geen klantgerichtheid, HRM
Vaak bij massafabricage, productieproces
Aanbrengen eenduidigheid in
Beslissingen en verantwoordelijkheden
Eenheid van leiding
Optimale span of control
Scheiding lijn- en staf
Specialisatie (Fayol)
Gezag en gehoorzaamheid (Weber)
* Zie ook de 10 kenmerken klassieke organisatieleer: blz 76
Markt- en klantgerichte organisatie-structuur
Van sturende, naar structurerende, naar stimulerende acties
Flexibel, aanpassingen per jaar, cyclisch denken
Doelmatigheid voorop
Kwaliteit ingebed in organisatorische context
Alles hangt met elkaar samen, integraal.
* Zie de 11 kenmerken moderne organisatieleer: blz 174
Recht
Week 1
Onrechtmatige daad
Schema rechtsfeiten:
Waarbij een rechtshandeling een handeling van een of meer rechtssubjecten is waarbij
deze een rechtsgevolg beogen, terwijl het objectieve recht dat rechtsgevolg ook aan de
handeling verbindt.
rechtshandelingen zijn dus menselijke handelingen met een beoogd rechtsgevolg.
Art. 6:162 BW
Definitie rechtshandeling: een handeling van een of meer rechtssubjecten waarbij deze
een rechtsgevolg beogen, terwijl het objectieve recht dat rechtsgevolg ook aan de
handeling verbindt
Bij een onrechtmatige daad gaat het er dus om dat het niet de bedoeling was om een
verbintenis in het leven te roepen. Deze ontstaat alleen maar door menselijk handelen
met een bepaald rechtsgevolg. Echter, er is pas sprake van een onrechtmatige daad als
er aan de volgende vijf vereisten is voldaan:
Vereisten bij een onrechtmatige daad
Onrechtmatige daad (lid 2) – ontstaat wanneer een van de volgende zaken voorkomt:
Inbreuk op een recht van een ander
Dit kan zijn inbreuk op een (subjectief) recht, bijvoorbeeld: huis, auto, auteursrecht,
handelsnaam etc. dit noemen we absolute rechten
Het kan ook lichamelijk zijn dit valt dan onder persoonlijkheidsrechten.
Doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht
(Dus iets doen wat niet mag, of juist iets niet doen wat je wel moest doen)
Doen of nalaten in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid, 2 categorieën:
Gaat over gevaarzetting; jurisprudentie Kelderluikcriteria:
Mate van waarschijnlijkheid dat het slachtoffer het gevaar niet tijdig onderkent
Kans op een ongeval
Ernst van de mogelijke gevolgen
Bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen
Afwegingen van belangen (pleger en benadeelde), als je het echt niet meer weet, dan
maar belangen afwegen.
JS > Lindenbaum-Cohen ??????
De onrechtmatige daad wordt echter gerechtvaardigd wanneer er sprake is van
onderstaande rechtvaardigingsgronden.
Het kan zijn dat iets onrechtmatig is, maar gerechtvaardigd wordt. De dader is dan niet
aansprakelijk en hoeft dus geen schadevergoeding te betalen.
Rechtvaardigheidsgronden:
Overmacht in de zin van noodtoestand, art. 40 Sr
- Je mag bijvoorbeeld niet bij iemand het raam inslaan, maar als dat de enige manier is
om jezelf of iemand anders te redden kan dit vallen onder noodtoestand.
- overmacht wanneer je moet uitwijken voor een kind en dan een geparkeerde auto
raakt.
Noodweer, art. 41 lid 1 Sr (jezelf verdedigen)
- tasjes dief een deuk verkopen om ervoor te zorgen dat hij dan je tas toch niet
meeneemt.
Wettelijk voorschrift, art. 42 Sr
- de curator die de goederen van de gefailleerde verkoopt
Bevoegd gegeven ambtelijk bevel, art. 43 lid 1 Sr
- een politieagent die een verdachte van zijn bed licht.
(Buiten wettelijke) het ontbreken van de materiele wederrechtelijkheid
Toerekening (lid 3) – een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend,
indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in
het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
Kort gezegd is er bij toerekening dus sprake van of schade(aansprakelijkheid) of
risico(aansprakelijkheid).
De toerekenbaarheid van een onrechtmatige daad hangt af van:
- schuld > is verwijtbaar gedrag, je kan dus ook schuld hebben ook al is het niet met
opzet
- risico > is datgene dat krachtens de wet en de verkeersopvattingen toerekenbaar is
Iemand is dus aansprakelijk of omdat iemand schuldig is of omdat diegene volgens de
wet of de verkeersopvattingen bepaalde omstandigheden voor zijn rekening moet
nemen. Dus schuldaansprakelijkheid of risicoaansprakelijkheid
Bij schuld aansprakelijkheid moet de benadeeld bewijzen dat de dader schuldig is, dat er
sprake is van verwijtbaar gedrag.
Bij risicoaansprakelijkheid is de dader aansprakelijk, hij mag echter wel proberen te
bewijzen dat er bijvoorbeeld sprake was van overmacht. (dit lukt niet altijd zie
jurisprudentie Meppelse ree)
Risicoaansprakelijk kan voorkomen in twee gevallen:
Als er sprake is van een geestelijke of lichamelijke tekortkoming art. 6:165 BW
Iemand is ook aansprakelijk als iemand bijvoorbeeld een hartaanval krijgt.
Als iemand deel uitmaakt van een bepaalde groep.
Voorbeeld. Als iemand tot de F-side behoord van een bepaalde club zal die zich moeten
distantiëren wil hij niet aansprakelijk gesteld worden voor schade die de groep aanricht.
Kwalitatieve risicoaansprakelijkheid = als personen risicoaansprakelijk zijn in een
bepaalde kwaliteit, namelijk als:
Ouder of voogd
Onderscheid tussen:
Kinderen beneden de 14 jaar (ouders of voogd altijd aansprakelijk) art. 6:164 BW
Kinderen van 14 of 15 jaar (16 of ouder is zelf aansprakelijk)
Ouders of voogd zijn hier wel aansprakelijk maar mogen proberen te bewijzen dat het
niet kan worden verweten aan hen. = schuldaansprakelijkheid met omkering van het
bewijslast.
Kunnen de ouders of voogd bewijzen dat hen niet te verwijten is dan zijn ze niet
aansprakelijk en noemt men dit Disculperen.
Werkgever (of opdrachtgever) voor een ondergeschikte
Er is sprake van een ondergeschiktheid als er een juridische gezagsverhouding bestaat.
Dit zijn werknemers maar ook uitgeleende arbeidskrachten en vrijwilligers.
Opdracht gever voor een niet-ondergeschikte
Denk aan aannemers en onderaannemers JS > C00/095HR; JOL 2001,780
Vertegenwoordige voor een vertegenwoordiger
Schade (lid 1) – als er sprake van schade is, moet dat bewezen worden. Schade wordt in
een ander artikel behandeld, namelijk art. 6:95 e.v. BW.
Er zijn twee soorten schade art. 6:95 BW:
Vermogensschade/materiele schade > het is uit te drukken in geld
Ander nadeel art. 6:106 BW (immateriële schade = lichamelijk of geestelijk letsel,
psychische, schenden van een naam of de eer, bij een aantasting van de nagedachtenis
van een overledene.)
Wat kun je eisen:
Geld art. 6:103 BW
Afwijken van geld, schadevergoeding in natura. Bijvoorbeeld herstel in de oude toestand
gelasten art. 6:103 BW
Rechterlijk verbod of bevel (als er een reële dreiging bestaat dat er in de toekomst een
onrechtmatige daad gepleegd zou kunnen worden)
Rectificatie kan worden gevorderd wanneer er een onrechtmatige daad ontstaat door een
onjuiste of onvolledige publicatie (= het terugkomen op een foute openbaring/publicatie)
art. 6:167 BW
Causaal verband ( lid 1) – slechts die schade hoeft vergoed te worden die het gevolg is
van de onrechtmatige daad; wordt in het artikel aangegeven als “dientengevolge”. Het
causaal verband wordt verder uitgewerkt in art. 6:98 BW).
Causaal verband = schade moet direct gevolg zijn van onrechtmatige daad die is
gepleegd.
Causaal verband moet redelijk zijn en voorzienbaar, dus de eisen.
De factoren waar volgens de wet rekening mee gehouden moet worden zijn:
a. de conditio sine qua non
je stelt hierbij de vraag zou de schade ook ontstaan zijn als de onrechtmatige daad niet
had plaatsgevonden? Als het antwoord op deze vraag nee is, is er sprake van een direct
verband.
b. de voorzienbaarheid
Een voorbeeld:
Er gebeurd een ongeluk, de auto moet weggesleept worden. Op het moment dat de auto
op de sleepwagen staat glijd hij eraf en er wordt schade geleden. Is het gevolg van het
eerste ongeluk.
De vraag die je hierbij weer stelt is: was de schade te voorzien op het moment van het
ongeluk?
……………..?
c. de aard van de aansprakelijkheid
d. de aard van de schade
e. de aard van de gedraging
Relativiteitseis (art. 6:163 BW) – het verband tussen de overtreden norm en het
belang dat door deze norm wordt beschermd; had de overtreden wet mede de bedoeling
de belangen van het slachtoffer te behartigen?
Een voorbeeld
Verschillende arresten zijn hier een voorbeeld van:
Tandartsen
Samenloop
Het kan voorkomen dat een combinatie van verschillenden personen de oorzaak is van
schade (art. 6:99 BW). Iedereen is dan hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele schade.
Diegene die aansprakelijk is gesteld kan achteraf zijn mededaders verhalen voor hun
deel van de schade (=omslagregeling) art. 6:102 BW.
Bij een eigen fout van de benadeelde kan deze slechts een gedeelte van de door hem
geleden schade op de dader verhalen. Eigen schuld van de wederzijds gemaakte fout is
hier bepalend voor verdeling van de schadevergoeding (art. 6:101 BW)
Wanneer is voldaan aan de voorgaande vijf eisen, kan er geconcludeerd worden dat er op
grond daarvan aansprakelijkheid voor de dader ontstaat. Nu wordt er gekeken wie er dan
precies aansprakelijk is. Aansprakelijk voor onrechtmatige daden zijn:
Natuurlijke personen
Rechtspersonen
Meerdere daders (alle daders hoofdelijk aansprakelijk)
Aansprakelijkheid voor ondergeschikten
Art. 6:170 BW
Werkgevers zijn risico-aansprakelijk voor hun ondergeschikten mits:
In dienst & werkzaam in beroep of bedrijf (lid 1)
Fout van een ondergeschikte
Kans op fout vergroot door opgedragen taak
Opdrachtgever moet zeggenschap over gedraging hebben gehad
In dienst van natuurlijk persoon & niet werkzaam in beroep/bedrijf (lid 2)
Fout van een ondergeschikte
De ondergeschikte moet gehandeld hebben ter vervulling van de aan hem opgedragen
taak
Het slachtoffer kan kiezen wie wordt aangesproken, de werkgever of de ondergeschikte
(werknemer)
Ook van belang art. 6:171 BW
= schade GEMAAKT door werknemer
Indien er sprake is van een OD dan zijn werkgever en werknemer beiden hoofdelijk
aansprakelijk. (op grond van lid 3 kan de werknemer de werkgever dan weer
aanspreken, TENZIJ er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer).
Aansprakelijkheid voor zaken Art. 6:173 BW
De aansprakelijkheid voor gebrekkige zaken, opstallen en dieren is een kwalitatieve
aansprakelijkheid. Dit is risicoaansprakelijkheid. Hierbij is de bezitter aansprakelijk,
tevens is die vaak ook eigenaar.
Er zijn wat uitzonderingen:
1. bij bedrijfsmatig gebruik is diegenen die dit bedrijf uitoefent aansprakelijk (6:181BW).
Bij opstallen blijft de bezitter ervan aansprakelijk als het ontstaan van de schade niet
met de bedrijfsuitoefening in verband staat.
(opstallen = gebouwen en werken, die
duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met
andere gebouwen of werken. De eigenaar wordt aansprakelijk voor schade die door
gebrekkig opstallen wordt toegebracht aan personen of zaken)
Opstallen 6:174 bezitter is risicoaansprakelijk diegene die eigenaar is wordt vaak
aangenomen dat die ook de bezitter is.
2. Heeft iemand de zaak verkregen onder eigendomsvoorbehoud, dan rust de
aansprakelijkheid tot het moment van de overdracht op de verkrijger; deze is dan geen
bezitter maar houder.
3. Ouders en voogden zijn aansprakelijk voor zake welke hun kind beneden de leeftijd
van 14 jaar bezit, tenzij sprake is van bedrijfsmatig gebruik of wanneer het een opstal
betreft.
Gebrekkige zaken 6:173 BW
De bedrijfsmatige gebruiker van een roerende zaak met een (verborgen) gebrek is
risicoaansprakelijk. Niet de bezitter is aansprakelijk! De bezitter is aansprakelijk wanneer
die zaak een bijzonder gevaar oplevert voor personen of zaken, en dat gevaar zich ook
daadwerkelijk voor doet. (het gevaar moet schuilen in het gebrek dus niet een motorzaag
waar niks mis mee is). Gebrekkige zaken moeten worden onderscheiden van gebrekkige
producten, want hier is de producent in het geding. In lid 3 worden dieren,
motorvoertuigen, schepen en luchtvaartuigen uitgezonderd.
Voor de aansprakelijkheid van gebrekkige zaken gelden een viertal vereisten:
1. de roerende zaken worden gebruikt en voldoen niet aan de eisen die men er in de
gegeven omstandigheden aan mag stellen
2. als gevolg daarvan levert deze zaak bijzonder gevaar op voor personen of zaken
3. in kringen waartoe de aangesprokene behoort, moet het bekend zijn dat de zaak een
bijzonder gevaar oplevert als deze niet voldoet aan de te stellen eisen
4. het bijzondere gevaar bedreigt personen of zaken
Opstallen (art. 6:174 BW)
Onder opstallen worden verstaan gebouwen en werken, die duurzaam met de grond zijn
verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.
De eigenaar wordt aansprakelijk voor schade die door gebrekkig opstallen wordt
toegebracht aan personen of zaken. Een opstal omvat meer dan gebouwen. Denk hierbij
aan een omvallende boom waarvan men weet dat deze vermolmd is, en aan dakpannen
waarvan bekend is dat ze los liggen. De bezitter is dan aansprakelijk. Degene die als
eigenaar van de opstal of de grond staat ingeschreven in de openbare registers, wordt
vermoed de bezitter te zijn.
Een aantal aansprakelijkheidsvereisten:
De opstal voldoet niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag
stellen
Als gevolg daarvan levert de opstal gevaar op voor personen of zaken
Het gevaar bedreigt personen of zaken
De risicoaansprakelijkheid beperkt zich tot personen en zaakschade en de eventueel
daaruit voortvloeiende andere schade.
Week 2 Onrechtmatige daad
Verbintenissen
Een verbintenis is een vermogensrechtelijke rechtsbetrekking tussen twee of meer
personen, waarbij de ene persoon (schuldeiser of crediteur) het recht heeft op een
bepaalde prestatie, die de andere persoon (schuldenaar of debiteur) verplicht is te
verrichten. Hierbij zijn de schuldeiser en de schuldenaar verplicht zich tegenover elkaar
overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid te gedragen.
Er kunnen geen verbintenissen buiten de wet om ontstaan. De bronnen van een
verbintenis zijn:
Onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) – verbintenis tot betalen van schadevergoeding.
Rechtmatige daden (art. 6:198, 6:203, 6:212 BW) – zaakwaarneming (pakketje
aannemen) en doorgeven aan gerechtigde eigenaar.
Overeenkomst (art. 6:213 BW) – Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling
waarbij een of meerdere partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan.
De inhoud van een verbintenis, dus datgene waar het om gaat, wordt prestatie
genoemd.
Pluraliteit van schuldenaren = als er bij één en dezelfde verbintenis één schuldeiser
staat tegenover meerdere schuldenaren.
Hoofdregel in zo’n geval: elk van de schuldenaren is aansprakelijk voor een gelijk deel
(art. 6:6 BW).
Er kan sprake zijn van gewone pluraliteit van schuldenaren of van een speciale vorm,
hoofdelijk genoemd.
Hoofdelijkheid ontstaat uit: (art. 6:6 lid 2 BW)
De wet – voorbeelden: gecompliceerd ongeval, beherende vennoten of echtgenoten.
(art. 6:102 BW, art. 18 WvK, art. 1:85 BW)
Een overeenkomst – als voorwaarde in een overeenkomst afgesproken.
Komt tot stand uit een overeenkomst en heeft als doel zekerheid die vergelijkbaar is met
borgtocht.
Als de prestatie ondeelbaar is – meerdere mensen zijn bij overeenkomst of proces
betrokken.
Bijvoorbeeld bij de aflevering van één koe
Bij hoofdelijk aansprakelijkheid kan je aangesproken worden op de totale verschuldigde
som.
Na betaling kan de ene schuldenaar de schuld wel terugvragen aan medeschuldenaren =
regresrecht.
Pluraliteit van schuldeisers komt minder vaak voor. Hier zegt de wet ook iets over, art.
6:15 BW.
Verbintenissen kunnen dus ontstaan uit een overeenkomst. Twee soorten
overeenkomsten:
Wederkerige overeenkomst – verbintenis scheppende overeenkomst; tussen partijen
vloeien verplichtingen ofwel verbintenissen over en weer. Voorbeeld
arbeidsovereenkomst, koop etc.
Eenzijdige overeenkomst – verbintenis scheppende overeenkomst; slechts één
verbintenis roept één verplichting in het leven. Voorbeeld schenkingsovereenkomst
Bijzondere verbintenissen:
Voorwaardelijke verbintenissen – ontstaan van verbintenissen is afhankelijk van het
voldoen aan een bepaalde voorwaarden. Een voorwaarde is een toekomstige gebeurtenis
die niet alleen voor partijen, maar objectief gezien voor iedereen onzeker is. Onderscheid
in:
Verbintenis onder opschortende voorwaarde – verbintenis ontstaat na plaatsvinden van
voorwaarde.
Verbintenis onder ontbindende voorwaarde – verbintenis vervalt na plaatsvinden van
voorwaarden.
Verbintenissen onder tijdsbepaling – ontstaan van verbintenissen is afhankelijk van
het aanbreken van een bepaald tijdstip. Onderscheid in:
Verbintenis onder opschortende tijdsbepaling – verbintenis ontstaat na het aanbreken
van een tijdstip.
Verbintenis onder ontbindende tijdsbepaling – verbintenis eindigt na het aanbreken van
een tijdstip
Natuurlijke verbintenis – een crediteur van een verbintenis kan de schuldenaar niet
(meer) in rechte aanspreken, want deze heeft al vrijwillig betaald. Daarentegen kan de
schuldenaar het betaalde bedrag niet meer terugvorderen! De natuurlijke verbintenis kan
ontstaan uit:
De wet – door middel van verjaring of vastleggen van akkoorden.
Een rechtshandeling – door overeenkomst.
Een dringende verplichting van moraal en fatsoen – zie arrest De Goudse Bouwmeester.
Een natuurlijke verbintenis kan worden omgezet in een gewone verbintenis en dus
afdwingbaar worden, als de schuldenaar en schuldeiser daarover een overeenkomst
sluiten. De natuurlijke verbintenis wordt veelal door de schuldenaar als verweermiddel in
een procedure gebruikt om onder zijn betalingsplicht uit te kunnen komen
Vorderingsrechten zijn overdraagbaar, men spreekt in dat geval van
contractoverneming. Wijzen van overgang: (art. 3:83 BW, art. 3:6 BW, art. 3:1 BW)
Rechtsopvolging onder algemene titel – rechtsopvolger volgt in een geheel vermogen of
een evenredig deel daarvan op en zowel de rechten als de plichten gaan op hem over
(bv. erfopvolging , fusie of splitsing).
Rechtsopvolging onder bijzondere titel – alleen de rechten gaan over (bv. overdracht).
Subrogatie – overgang van vordering op een derde die de schuld van de schuldenaar
voldoet (bv. borgtocht). Kan ontstaan op grond van: de wet en een overeenkomst (art.
6:150 BW)
Gevolgen van de overgang van vorderingen
Bij de overgang van een vordering op een nieuwe schuldeiser verkrijgt deze laatste:
- het vorderingsrecht
- de nevenrechten, zoals de rechten van pand en hypotheek en uit borgtocht (art. 6:142
lid 1 en lid 2 BW)
Overgang van schulden
Een schuld is geen goed (art. 3:1 BW). Soms is een schuld toch vatbaar voor overgang:
- bij verkrijging onder algemene titel
Hierbij gaat het vermogen over en schuld is ook een vermogen
- bij schuldoverneming (art. 6:155 BW)
Bij een tweezijdige overeenkomst tussen de schuldenaar en een derde. Schuldeiser moet
wel toestemming geven.
Contractoverneming
Is een zelfstandige wijze van overgang van rechten en plichten. Het is een driezijdige
rechtshandeling. Komt voor bij bijvoorbeeld > Overname of fusie van bedrijven.
Voor een contractovername is een akte vereist en medewerking van de wederpartij. De
medewerking van de wederpartij is niet aan een bepaalde vorm verbonden (art. 6:159
BW). Alles gaat over tenzij anders is bepaald.
Teniet gaan van verbintenissen kan op verschillende manieren:
Nakoming (art. 6:27 e.v. BW)
Nietigheid, vernietiging, ontbinding of
Verrekening (art. 6:127 e.v. BW)
rechterlijke wijziging van overeenkomst
Als beide elkaar schuldeisers en
waaruit verbintenis is ontstaan
schuldenaars zijn.
Vermenging (6:161 BW)
Vervulling van ontbindende voorwaarde
Als schuldenaar en schuldeiser één
(art. 6:22 BW)
worden. Bijv. iemand heeft een schuld
Afstand (art. 6:160 BW)
bij zijn vader en die overlijdt.
Onrechtmatige daad; kwalitatieve aansprakelijkheid
Onrechtmatige daad is in week 1 behandeld, maar naast aansprakelijkheid voor
personen, bestaat er ook aansprakelijkheid voor zaken. Het gaat daarbij om kwalitatieve
aansprakelijkheid:
Gebrekkige zaken – moeten worden onderscheiden van gebrekkige producten:
Gebrekkige zaken
Gebrekkige producten
Bezitter is aansprakelijk
Producent is aansprakelijk
Viertal vereisten voor gebrekkige zaken:
Roerende zaken worden gebruikt en voldoen niet aan eisen die men er in de gegeven
omstandigheden aan mag stellen;
Als gevolg daarvan leveren ze bijzonder gevaar op voor personen of zaken;
In kringen waartoe de aangesprokene behoort, moet het bekend zijn dat de zaak een
bijzonder gevaar oplevert als deze niet voldoet aan de te stellen eisen;
Het bijzonder gevaar bedreigt personen of zaken.
Opstallen – gebouwen en werken, die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij
rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken. Drietal vereisten
voor opstallen:
Opstallen voldoet niet aan eisen die men er in de gegeven omstandigheden aan mag
stellen;
Als gevolg daarvan leveren ze gevaar op voor personen of zaken;
Het gevaar bedreigt personen of zaken.
Dieren – de bezitter van een dier is aansprakelijk; de schade moet aangericht zijn door
het dier, behalve als het dier wordt ‘bestuurd’, dus als instrument wordt gebruikt, dan
berust de aansprakelijkheid namelijk op de dader. Art. 6:179 behalve bij besturen dan
6:162BW.
Kwalitatieve aansprakelijkheid gaat voornamelijk over risicoaansprakelijkheid. De
verantwoordelijke voor de aansprakelijkheid is vaak de bezitter (veelal de eigenaar) van
voorgaande zaken. Echter, daar zijn een aantal uitzonderingen op van toepassing:
Bij bedrijfsmatig gebruik is degene die het bedrijf uitoefent aansprakelijk.
Bij een verkregen zaak onder eigendomsvoorbehoud, rust de zaak op de verkrijger;
deze is dan geen bezitter, maar een houder.
Ouders en voogden van kinderen beneden de leeftijd van 14 jaar.
Werkgeversaansprakelijkheid
(Zie week 1 m.b.t. risicoaansprakelijkheid t.o.v. werknemer) Daarnaast volgens art.
7:658 BW:
Lid 1: De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of
waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden
alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en
aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de
werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
Zorgverplichting van de werkgever – schending: de publiekrechtelijke voorschriften
niet of onvoldoende in acht genomen. (Lid 1 hierboven ^)
--------------------------------------Lid 2: De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de
werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de
in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het
gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
Werkgever is aansprakelijk maar, bewijzen als werknemer (3 vereisten):
Bedrijfsongeval
Schade
Causaal verband
tussen schade en ongeval (makkelijk te bewijzen)
tussen ongeval en schending zorgplicht (wordt snel aangenomen)
En de werkgever kan zich verweren, door te bewijzen dat:
zorgverplichting is nagekomen
er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid bij de werknemer
Tenzij de werkgever kan aantonen dat hij voldoet aan lid 1 (als je kan aantonen dat je
aan de zorgverplichting heb gedaan kun je er onderuit komen)
Je komt pas aan opzet of roekeloosheid toe als werkgever niet voldoet aan
zorgverplichting
-----------------------------------------Lid 3: Van de leden 1 en 2 en van hetgeen titel 3 van Boek 6, bepaalt over de
aansprakelijkheid van de werkgever kan niet ten nadelen van de werknemer worden
afgeweken.
Lid 4: Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een
persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig de leden 1 tot
en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn
werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van vorderingen op
grond van de eerste zin van dit lid
Er mag niet van afgeweken worden (zorgverplichting)
Wat in lid 1 t/m 3 staat is ook van toepassing op personen die werk verrichten voor
iemand waarmee ze geen arbeidsovereenkomst hebben
--------------------------------------------Vereisten voor werkgeversaansprakelijkheid: (hierboven al genoemd)
Zorgverplichting van de werkgever – schending: zijn de publiekrechtelijke
voorschriften niet of onvoldoende in acht genomen. (Lid 1 hierboven ^)
Causaliteit – het oorzakelijke verband tussen de schade en het gebrek.
Opzet of bewuste roekeloosheid – is er sprake van schuldaansprakelijkheid (i.p.v.
risicoaansprakelijkheid) met omkering van de bewijslast?
Stap 4 van het stappenplan > Hier is het belangrijk om goede argumenten te
geven!!!!
Jurisprudentie op grond van art. 7:658 BW:
Psychiatrisch ziekenhuis
Verankerde ladder
Dienstongeval militair
Hydraulische ketel
Dakbedekkers-arrest
Dit gaat over situaties waarin de werkgever in principe aansprakelijk is.
Psychiatrisch ziekenhuis
Hebben protocol om weggelopen patiënten op te sporen (gebeurd vaak s ’nachts), je
moet altijd met 2 mensen gaan en je krijgt een speciale zoek lamp mee. 1 komt ten val
en loopt scheur in ellepijp op en stelt werkgever aansprakelijk. Heeft hier de werkgever
voldaan aan zijn zorgverplichting?
Ja, omdat er een protocol is
Dienstongeval militair
Tijdens het doorsnijden van touwen van camouflage netten met een mes, snijd een
militair in zijn eigen vingers omdat er geen veilige hulpmiddelen zijn ingezet, zoals
schaar etc.
Werkgever aansprakelijk?
Nee, Mes hoort bij standaard uitrusting van een militair en daar moet hij mee om kunnen
gaan. Dit gebeurd sporadische, als dit vaker gebeurt dan ligt het anders.
Dakbedekkers-arrest
Een heel groot dak en een aantal timmerlieden zijn op het dak bezig. Het ene gedeelte is
afgezet en het gedeelte waar ze niet aan het werk zijn is net beschermt. Een van die
ervaren timmerlieden gaat tocht dat dak op en valt van het dak en breekt zijn been.
Voldaan aan zorgverplichting
Als iemand zich vaker in een onveilige situatie bevind hoe groter de zorgverplichting van
de werkgever word.
Man valt aantal keren van het dak af
Omdat het een ervaren timmerman is en hij het vaker heeft gedaan neemt de
bewustheid van de roekeloosheid af !!!!!! Volgens rechter
Verankerde ladder
Matroos valt van ladder
Matroos verwijt werkgever dat er een losstaande ladder was, geen toezicht op het
opruimen etc.
Voldaan aan zorgverplichting? Ja
Hydraulische ketel
De deksel van de ketel komt omhoog door vloeistof en krijgt dit in zijn gezicht.
Niet vanwege corosie op zich maar dat het verwijt kan worden gemaakt omdat de
werkgever zich niet op de hoogte heeft laten brengen door veiligheidsvoorschriften en
maatregelen.
Voldaan aan zorgverplichting? Nee, Je moet een rapport hebben waarin
veiligheidsvoorschriften, maatregelen etc. in staan.
Analyse van art. 7:658 BW + criteria uit de jurisprudentie
1. Zorgverplichting van de werkgever
Schending: zijn de publiekrechtelijke voorschriften niet of onvoldoende in acht genomen?
bij het bedienen van gevaarlijke machines:
Zijn genoegzame instructies gegeven?
Mist de werknemer geschiktheid om machine te bedienen?
Heeft de werkgever zich vergewist van alle risico’s verbonden aan het gebruik van de
machine?
Vaste lijn in de jurisprudentie HR:
“het dagelijks verkeren in een bepaalde werksituatie leidt tot vermindering van de
benodigde voorzichtigheid.”
verplichting werkgever: inspannen om ongevallen te voorkomen
Bewijslast t.a.v. zorgverplichting: bij werkgever
2. Causaal verband tussen schade en ongeval
precieze oorzaak hoeft niet duidelijk te zijn
Vaste lijn in de jurisprudentie HR:
1) heeft het niet in acht nemen van de veiligheidsmaatregel
2) de kans op schade
3) in aanmerkelijke mate vergroot?
Je hoeft hier alleen maar te zeggen dat er een bedrijfsongeval was en terwijl je aan het
werk was is er schade geleden dus je hoeft niet te zeggen wat er precies is gebeurd en
dat je daarom schade hebt geleden.
Bewijslast t.a.v. causaal verband:
bij werknemer
maar: wordt snel aangenomen bij schending zorgplicht
verweermiddel werkgever:
Ongeval was waarschijnlijk ook gebeurd indien de vereiste maatregelen wel waren
genomen.
(Als je iets voor de eerste keer doet dan denk je er nog bewust over na maar heb je het
vaker gedaan als het goed gaat hoe meer bewustheid van de roekeloosheid af gaat.)
3. Opzet / bewuste roekeloosheid
Werknemer moet:
1) zich onmiddellijk voorafgaande aan het ongeval
2) van het roekeloze karakter van zijn gedraging bewust zijn geweest
Conclusie: schuldaansprakelijkheid (i.p.v. risicoaansprakelijkheid) met omkering van de
bewijslast.
Schuld aansprakelijkheid met omgekeerde bewijslast. (omdat de werkgever moet
bewijzen dat het niet verwijtbaar is)
Werknemer bewijst:
schade
causaal verband
tussen schade en ongeval (makkelijk te bewijzen)
tussen ongeval en schending zorgplicht (wordt snel aangenomen)
Bedrijfsongeval
Werkgever kan zich verweren, door te bewijzen dat:
zorgverplichting is nagekomen
er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid bij de werknemer
= schade GELEDEN door werknemer
ARBO wetgeving Werknemers moeten veilig en gezond kunnen werken tot het
bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Om daarvoor te zorgen is de
Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet).
Productaansprakelijkheid (art. 6:185 BW)
Producent (art. 6:187 lid 2 t/m 4 BW)
Product (art. 6:187 lid 1 BW)
Gebrek (art. 6:186 BW)
Schade (art. 6:190 BW)
Consument (tenzij dood- of letselschade, zie art. 6:190 BW)
Bijzondere regeling met betrekking tot de onrechtmatige daad; bedoeling is het
beschermen van de consument; het komt er op neer dat de producent aansprakelijk
gesteld kan worden voor de schade die door een gebrek in zijn product is veroorzaakt.
Vereisten:
Schade
Gebrek
Causaliteit – het oorzakelijke verband tussen de schade en het gebrek.
Een consument hoeft dus niet te bewijzen dat de producent schuld heeft; schuld wordt
verondersteld. Het risico ligt bij de producent. En heeft slecht beperkte mogelijk heden
om onder zijn aansprakelijkheid uit te komen.
> Producent kan tegenbewijs leveren door
Verweren als vermeld in artikel 6:185 lid 1 sub a t/m f BW
Het gaat niet om de vergoeding voor schade aan product maar om schade door een
product.
De producent is dus aansprakelijk voor het in het verkeer brengen van een gebrekkig
product. Als producent van een product wordt aangemerkt:
De fabrikant van een eindproduct
Producent van onderdelen en grondstoffen
Een ieder die zich als producent presenteert door zijn naam, merk of ander
onderscheidingsteken op het product aanbrengt. (Quasi producent)
6:187 BW lid 1 t/m4
Quasi producent: is iemand die niets zelf doet maar wel zijn naam erop zet (Apple)
Importeur in de EU (eventueel leverancier)
Elke leverancier kan als producent worden aangesproken wanneer niet duidelijk wordt
wie de zaak heeft vervaardigd, tenzij hij de benadeelde binnen een redelijke termijn de
identiteit mededeelt van de producent of van diegenen die hem het product geleverd
heeft (art. 6:187, lid 4 BW). Hetzelfde geldt voor geïmporteerde producten als niet kan
worden vastgesteld wie de importeur van het product is, tenzij de leverancier binnen een
redelijke termijn de identiteit mededeelt van de importeur in de EU of van een
leverancier binnen de EU die hem het product heeft geleverd (art. 6:187. Lid 3 BW).
Wanneer meerdere producenten aansprakelijk kunnen worden gesteld voor dezelfde
schade, is elk van de producenten hoofdelijk aansprakelijk. De producent die hoofdelijk
aansprakelijk wordt gesteld moet zelf verhaal zoeken bij zijn medeaansprakelijke collegaproducenten.
Medeschuld en eigen schuld
Medeschuld of eigen schuld van de benadeelde kunnen leiden tot vermindering of
opheffing van de aansprakelijkheid van de producent. (art. 6:18, lid 2 BW). Bijvoorbeeld
het niet raadplegen van de gebruiksaanwijzing of het negeren van een waarschuwing.
Product ( dan kun je pas naar productaansprakelijkheid)
Onder het begrip product wordt elk roerend goed verstaan dat industrieel is vervaardigd
(met een aantal uitzonderingen; landbouwgrondstoffen, producenten van de bodem, van
de veefokkerij en de visserij), ook indien het een bestanddeel vormt van een ander
roerend of onroerend goed. Ook elektriciteit, gas en water ( art. 6:187 lid 1 BW).
Een product is gebrekkig als het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag
verwachten.
Hierbij wordt op het volgende gelet (vereisten):
Presentatie van product
Adequate instructies, behoorlijke toelichting in Nederlandse taal. Kindvriendelijke
verpakking.
Redelijkerwijs te verwachten gebruik ervan
Het product moet bestand zijn tegen redelijke mate van verkeerd gebruik, niet tegen
onredelijk misbruik.
Redelijkerwijs te verwachten gebruikt: lekkende kruikarrest
Baby, twee kruiken erin met kokend water en lekkend baby verbrand. Producent zegt ik
ben niet aansprakelijk want in onze gebruiksvoorwaarden staat dat je onze kruiken alleen
staand mag gebruiken
Tijdstip waarop product in verkeer is gebracht (men houdt rekening met de normale
slijtage van het product) Nieuwe release wil niet zeggen dat oude gebrekkig is (art.
6:186 lid 2 BW).
De producent is aansprakelijk voor (gevolg)schade bij (art. 6:190 BW):
Zie ook art. 7:24 lid 2 BW, vaak is er namelijk sprake om een consumentenkoop.
Letselschade – dood of lichamelijk letsel. (art. 6:190 lid 1 sub a BW)
De producent is hiervoor te allen tijde aansprakelijk, ongeacht of de schade geleden
wordt in bedrijfs- of in de privésfeer. Benadeelde heeft bij lichamelijk letsel ook recht op
vergoeding van immateriële schade (smartengeld art. 6:106 BW).
Zaakschade – beschadiging of verlies van een andere zaak dan het geleverde product.
Vereisten:
- de zaak die schade heeft gelopen, moet gewoonlijk voor gebruik in de privésfeer zijn
bestemd en door de benadeelde ook hoofdzakelijk in de privésfeer zijn gebruikt.
- Je kan het pas verhalen op de producent als het gaat om een schade van meer dan €
500 euro. Bedraagt de schade minder dan kan de benadeelde zich tot de verkoper
wenden.
Art. 7:24 BW
Gebrek als bedoeld in art. 6:185 BW dan is de verkoper niet aansprakelijk voor de
gevolgschade, tenzij:
Verkoper kende het gebrek
Verkoper heeft afwezigheid van het gebrek toegezegd
Zaaksschade onder de €500,Schade aan het gebrekkige product betreft
Art. 6:173 BW
Indien sprake is van een gebrek als bedoeld in art. 6:185 BW: dan bezitter niet
aansprakelijk, tenzij:
Zaaksschade onder de €500,Het gebrek later is ontstaan
Art. 6:162 BW ‘restartikel’, als artikel 6:185 BW niet van toepassing is, bijv:
Zaaksschade in bedrijfsmatige uitoefening
Er is geen sprake van een product
Er is geen sprake van een gebrek als bedoeld in art. 6:185 BW
Het is de producent niet toegestaan door middel van algemene voorwaarden of op enige
andere wijze zijn aansprakelijkheid te beperken of uit te sluiten; producenten onderling
kunnen echter wel afspraken maken ten aanzien van de mate van hun aansprakelijkheid.
Bijvoorbeeld in de algemene voorwaarden een exoneratieclausule (beding waar de
aansprakelijkheid wordt uitgesloten of beperkt) toevoegen.
Week 3 Arbeidsrecht
Beroepsbevolking bestaat uit 3 groepen
Zelfstandigen
Aanneming van werk (art. 7:750 e.v. BW) – aannemer verbindt zich voor aanbesteder
tegen een bepaalde prijs om een bepaald concreet werk tot stand te brengen; geen
sprake van arbeidsrelatie. (het bouwen van een loods in opdracht van een ander bedrijf)
Geen arbeidsovereenkomst
Tot stand brengen werk van stoffelijke aard
Betalen bepaalde prijs
Opdracht (art. 7:400 e.v. BW) – opdrachtnemer verbindt zich tot verrichten van
diensten voor opdrachtgever; geen sprake van arbeidsrelatie. (vb. het doen van
administratie door een anders bedrijf)
Verrichten werkzaamheden
Geen arbeidsovereenkomst
Werkzaamheden iets anders dan werk van stoffelijke aard
Onzelfstandigen (arbeidsovereenkomst) – betreft bijna alle gevallen, die niet onder
vorige manieren vallen.
Werklozen
Verschil werknemer / zelfstandige van belang voor:
belasting
afdracht van sociale premies (Lisv)
eventuele loonvordering
(vb: franchisenemer/werknemer; handelsvertegenwoordiger/handelsagent)
Op het moment dat je spreekt van een arbeidsverhouding is er sprake van een
arbeidsovereenkomst. Dit gebeurd als de franchisegever veel sturing geeft aan de
franchisenemer. Dit wil je niet want dan moet je als franchise gever meer belasting
afdragen.
Andere (bijzondere) arbeidsverhoudingen:
Flexibele arbeidscontracten:
Zowel deeltijdwerk als tijdelijke contracten vallen onder het begrip flexibele
arbeidsverhouding.
afroep en oproepkrachten
- voorovereenkomst
- arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht
(min-max contracten, nulurencontract)
thuiswerk- en freelanceverhouding
Ambtenarenverhouding – vallen onder ambtenarenrecht. (art. 7:615 BW)
Uitzendovereenkomst – in- en uitlenen; de opdrachtgever houdt de leiding en toezicht,
en niet de formele werkgever. (art. 7:690 BW)
Verhoudingen:
Uitzendkracht
Opdrachtgever (inlener)
Uitzendbureau (uitlener)
Uitzendkracht
Arbeidsovereenkomst
Geen overeenkomst; puur
feitelijk
Uitzendbureau (uitlener) Opdrachtgever (inlener) Opdracht
Opdrachtgever en uitzendbureau hebben dus een overeenkomst
Werknemer is vaak zwakker (financieel afhankelijk) en wordt daarom beschermt door de
overheid (Art. 7:610)
Arbeidsovereenkomst: overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt
in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te
verrichten. Er is pas echt sprake van een arbeidsovereenkomst bij: (art. 7:610 BW)
zelf verrichten van arbeid
Arbeid is ruim begrip. Er is zelfs sprake van arbeid als je soms hele dagen niets doet
maar afentoe moet inspringen als er iets mis gaat. Je kan dan namelijk niet zeggen je
krijgt alleen betaald als er iets mis gaat.
betalen van loon 7:617 & 7:623 BW
- Fooi wordt niet gezien als loon
- Het mag geen alcohol of drugs zijn (geen producten of middelen die de gezondheid kan
schaden)
aanwezigheid van gezagsverhouding (en ondergeschiktheid)
- eenzijdige instructies
- tijdens het werk kunnen (= mogelijkheid) nog opdrachten gegeven worden
‘Extra’ criteria uit jurisprudentie:
Gaat over gezagsverhouding
continuïteit
bedoeling van de contracterende
eindverantwoordelijkheid
regelmatige loonbetaling
bedoeling van de contracterende
Is het de bedoeling van beide partijen dat je een arbeidsovereenkomst aangaat. Als je in
het bedrijf van je ouders werkt is dat bijvoorbeeld vaak niet de bedoeling (want dan
moeten ze ook betalen als je ziek bent of je vakantie dagen)
Duur van de overeenkomst:
- Bepaalde tijd of onbepaalde tijd
- Deeltijd of voltijd
Flexibele arbeidscontracten
Zowel deeltijdwerk als tijdelijke contracten vallen onder het begrip flexibele
arbeidsverhouding.
Je moet meerderjarig zijn of 16 + toestemming van je ouders (mondeling of schriftelijk)
hebben om een arbeidsovereenkomst aan te gaan. Als je geen toestemming hebt van je
ouders maar inmiddel wel al 4 weken werk verricht en je ouders zich niet hebben verzet
dan gaat de wet ervan uit dat je toestemming hebt en dus een arbeidsovereenkomst
hebt. (art. 7:612 lid 2)
Rechtspositie werknemer wordt bepaald door:
(individuele) arbeidsovereenkomst
collectieve arbeidsovereenkomst (CAO)
burgerlijk wetboek:
titel 10 boek 7
boek 6
boek 3
Nog vele andere wetten, zoals Arbowet, Wet op het minimumloon, etc etc
Jurisprudentie
Verdragen
Karakter van het arbeidsrecht > bescherming van de werknemer:
Dwingend: afwijking niet mogelijk (of niet ten nadele van de werknemer)
Driekwart-dwingend: afwijking alleen mogelijk bij CAO
Semi-dwingend: afwijking mogelijk ten nadele voor werknemer is schriftelijke
overeenkomst
Aanvullend: afwijking is mogelijk
Voorbeelden:
Dwingend: gevolg > nietig (alleen dat stukje dat niet overeenkomt met wat er in de wet
staat)
7:626 BW
7:651 BW
Driekwart-dwingend: gevolg > vernietigbaar, situatie blijft voortbestaan totdat iemand
zegt van dit kan niet en dan wordt het teruggedraaid.
7:639 lid 2 BW
7:634 lid 3 BW
Semi-dwingend:
7:640 lid 2 BW
7:641 lid 4 BW
Aanvullend:
7:622 BW
Als je een bepaling leest moet je weten wat de mate van bescherming is.
Verplichtingen van werkgever
Het betalen van loon (art. 7:616 BW)
Afhankelijk van wat is afgesproken  op basis van CAO en minimumloon / minimum
vakantietoeslag. Loon kan op verschillende manieren worden uitgekeerd (geld, auto,
woning)
Goed werkgeversschap > zich gedragen zoals een goede werkgever betaamt (art.
7:611 BW)
Redelijke instructie… ga is koffie halen > hoeft geen redelijke instructie te zijn
Het geven van vakantie (art. 7:634 BW)
Het waarborgen van veiligheid (art. 7:658 BW)
Zie werkgeversaansprakelijkheid week 2.
Verstrekken van gegevens (art. 7:655 BW)
Het op verzoek verstrekken van een getuigschrift (art. 7:656 BW)
Aangeven welke werkzaamheden de werknemer heeft verricht en hoe lang de
dienstbetrekking heeft geduurd.
Verplichtingen van werknemer
Arbeid persoonlijk verrichten (art. 7:659 BW)
Redelijke instructies van werkgever opvolgen (art. 7:660 BW)
In het algemeen als goede werknemer gedragen (art. 7:611 BW) 
geheimhoudingsplicht
Rechtsvermoedens:
Art 7:610 a BW > (Als je zwart werkt)
- Je spreekt van een arbeidsovereenkomst wanneer je tegen beloning gedurende 3
opeenvolgende maanden wekelijks werkt
- of gedurende 3 maanden minimaal 20 uur per maand werk verricht.
Minimale garantie: art. 7:628a BW
Je moet altijd 3 uur uitbetaald krijgen
Bijzondere bedingen:
Concurrentiebeding:
Dat je niet zomaar naar de concurrentie mag stappen na het dienstverband. Als je tekent
als je minderjarig bent dan geld die niet
Je kan ook een relatiebeding afspreken als je bang bent dat iemand klanten meeneemt
bijvoorbeeld.
7:653
Geheimhoudingsbeding
Ten tijde van je arbeidsovereenkomst.
Gaat over informatie waar de concurrent iets aan zou hebben
Proeftijd
7:652
7:676
Boetebeding
Op het moment dat je je ergens niet aan houd kan je daarvoor een boete moeten betalen
7:650
Week 4 Omgevingsrecht
Omgevingsrecht gaat over:
Bescherming fysieke leefomgeving
Belang bedrijfsleven: gebonden aan regels
Maar ook beschermd door regels
Meestal zijn alle regels een belemmering voor de meeste bedrijven soms is dit echter niet
het geval;
Heineken had baat bij het omgevingsrecht omdat het chemische bedrijf GTO zich wilde
vestigen. Bij bijvoorbeeld het uitbreken van een brand zouden de stoffen vrij kunnen
komen en in het grondwater dat Heineken gebruikt terecht kunnen komen. Doordat deze
wet er is moest GTO zijn bedrijfspand helemaal beveiligen en dit heeft ervoor gezorgd
dat GTO het water nooit zou kunnen vervuilen.
WABO
Belangrijkste aspecten omgevingsrecht sinds 1 oktober 2010 geregeld in Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Uitwerking in Besluit omgevingsrecht (Bor)> bevat onder andere lijsten met activiteiten
met verplichting tot een vergunning
Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) > bevat indieningsvereisten voor de aanvraag
van een omgevingsvergunning.
Geen milieuvergunning, bouwvergunning etc, maar één omgevingsvergunning voor alle
deelactiviteiten
WABO betreft bestuursrecht:
Bestuursrecht
Vergunningstelsel (met toetsingskader)
Aanvraag indienen bij bevoegd gezag
Procedure afhankelijk van aanvraag
Bevoegd gezag neemt besluit op
aanvraag
Rechtsmiddelen: bezwaar en beroep
Derde-belanghebbenden
Bestuursrecht > tussen overheid en overheid (organisatie)
Bezwaar en beroep > Voordat je in beroep gaat bij de rechter moet je eerst bezwaar
maken (bij het orgaan die je beslissing heeft genomen wordt er nog een keer naar
gekeken en die maken opnieuw een beslissing) de overheid moet een tweede kans
krijgen want er kan een fout gemaakt zijn.
Derde > = omgeving, bijv.: de buren etc.
Vergunning plichtige activiteiten:
Omgevingsvergunning nodig voor plaatsgebonden projecten; een project wat bestaat uit
een of meer activiteiten.
Artikel 2.1 en 2.2 Wabo beschrijven vergunning plichtige activiteiten
Lijsten waarin op staat wat verboden is om te doen (je hebt een vergunning nodig):
- Art. 2.1 zijn alle activiteiten opgenomen die niet mogen zonder vergunning
(=wetten in formele zin, opgesteld door de regering samen met de staten generaal, deze
gelden voor heel Nederland)
- Art. 2.2 de provincie of gemeente bepaald dat er iets niet mag (dit kan verschillen per
gemeente)
Belangrijkste artikelen om te weten!!
Art. 2.1 Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of
gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin
dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is
bepaald,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een
beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3,
derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is
gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
d. het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk in met het oog op de brandveiligheid bij
algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen,
e.
1°. het oprichten,
2°. het veranderen of veranderen van de werking of
3°. het in werking hebben
van een inrichting of mijnbouwwerk,
f. het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of
het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor
het wordt ontsierd of in gevaar gebracht,
g. het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan,
beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald,
h. het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht of
i. het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur
aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving.
Hoe klein iets ook is het is bouwen als het vast zit aan de grond. Er zijn wel lijsten
waarop staat dat je wel mag bouwen bijvoorbeeld: hondenhok, kleine schuur.
b. Het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde……… > Ze bedoelen hiermee
graven in de grond (graafwerkzaamheden)
c. Het gebruiken van gronden of
bouwwerken in strijd met een
bestemmingsplan. >>>>
Als er is aangegeven dat je er mag wonen
dan mag je er geen winkel beginnen, je
moet dan een vergunning aanvragen.
Bijvoorbeeld: als iemand een kapsalon aan
huis begint dan mag dat vaak niet.
Landbouwgrond mag je niet gebruiken om
een huis op te bouwen.
Door het bestemmingsplan weet je wat er is toegestaan.
d. Een kroeg> elke kroeg heeft een vergunning op brandveiligheid. Die word verleend als
ze aan bepaalde vereisten voldoen.
e. Alles wat vroeger onder de milieuvergunning viel valt nu onder e, geldt alleen voor
bedrijven (niet voor particulieren)
Een boerderij met koeien heb je een milieuvergunning voor nodig.
De grens ligt: is het bedrijfsmatig van aard (ongeveer vanaf 10 koeien) bij hobby is het
niet nodig een vergunning te hebben, dat is bijvoorbeeld bij 2 koeien.
i. afvalstoffen (algemeen of alles wat ze vergeten zijn)
Art. 2.2 Wabo (wat er misschien geregeld is) :
Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning
of ontheffing is vereist om:
a. [vervallen,]
b. een monument als bedoeld in een zodanige verordening:
1°. te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen of
2°. te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in
gevaar gebracht,
c. een bouwwerk te slopen in een krachtens een zodanige verordening aangewezen stads- of
dorpsgezicht,
d. een weg aan te leggen of verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg, voor
zover daarvoor tevens een verbod geldt als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b,
e. een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen,
f. in, op of aan een onroerende zaak een alarminstallatie te hebben die een voor de omgeving
opvallend geluid of lichtsignaal kan produceren,
g. houtopstand te vellen of te doen vellen,
h. op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren met behulp van een
opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het
publiek toegankelijke plaats,
i. als eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak toe te staan of
te gedogen dat op of aan die onroerende zaak handelsreclame wordt gemaakt of gevoerd met
behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf
een voor het publiek toegankelijke plaats,
j. in een daarbij aangewezen gedeelte van de provincie of de gemeente roerende zaken op te slaan
of
k. als eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde of gebruiker van een onroerende zaak in een daarbij
aangewezen gedeelte van de provincie of de gemeente toe te staan of te gedogen dat daar
roerende zaken worden opgeslagen,
b. Monument= ouder dan 50 jaar, de gemeente of het rijk moet het aanwijzen als
monument, dat is een besluit van de gemeente.
Verstoren= als wat je doet is verstoren > zelfs al een spijker erin slaan, of dubbelglas
aanvragen (je hebt dus hiervoor een vergunning nodig)
2 activiteiten nader bekeken:
(moet je kennen !!)
Vergunning voor activiteit ‘Milieu’
Vergunningplicht in artikel 2.1 lid 1 onder e WABO
Voor het oprichten, het veranderen of het in werking hebben van een inrichting
Indien inrichting nadelige gevolgen voor het milieu heeft
Categorieën van inrichtingen met nadelige gevolgen staan opgenomen in het Besluit
omgevingsrecht
Toetsingskader voor activiteit ‘Milieu’
Toetsingskader in artikel 2.14 WABO:
Algemene weigeringsgrond is belang bescherming milieu
Uitgangspunt is niet weigering, maar verbinden van voorschriften om nadelige gevolgen
milieu te voorkomen.
Doel- of middelvoorschriften (bijv uitstoot)
Vergunning voor activiteit ‘Bouwen’
Geeft het recht een bouwwerk op te richten uit te breiden of te verbouwen
‘Kleine’ bouwwerken uitgesloten van vergunningplicht in Bor
Vergunningplicht in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo
Toetsingskader in 2.10, lid 1 Wabo
Toetsingskader voor activiteit ‘Bouwen’: >>>> BELANGRIJK!!
(toetsingskader in artikel 2.10 lid 1 WABO)
Strijd met bouwbesluit – technische toets bouwplan op gebied:
Veiligheid
Gezondheid
Bruikbaarheid
Energiezuinigheid
Je hoeft de technische voorschriften niet te kennen maar wel weten dat ze er zijn
Strijd met bouwverordening
bijv parkeergelegenheid
Dat is omdat je anders overlast krijgt van de wijk, mensen zouden dan in de wijk kunnen
parkeren en dat is niet de bedoeling.
Strijd met bestemmingsplan
Bestemmingsplan bevat ‘goede ruimtelijke ordening’
is het bouwplan op locatie toegestaan?
Ontheffingsmogelijkheden
Wat mag je bouwen (bouwvoorschriften, zijn vaak afmetingen)
Redelijke eisen van welstand
Betreft uiterlijk bouwplan
Welstandscommissie adviseert
Is het bouwplan mooi…..?
Het moet passen in de omgeving
De gemeente bepaald het maar het wordt geadviseerd door de welstandscommissie
In die commissie zitten: experts, architecten etc.
Bedrijfseconomie
Week 1
AC-methode en DC-methode
Integrale kostprijs berekening (AC methode)
(Bij zelfde soort product)
Normale bezetting = gemiddelde productieomvang gedurende een aantal toekomstige
jaren
Werkelijke bezetting = wat er werkelijk is gemaakt / verkocht.
Geanalyseerd: (Integrale) kostprijsmethode =
(C/N + V/W)
(toegestane vaste kosten / normale productie) + (toegestane variabele kosten /
werkelijke productie)
Opbrengst: afzet x verkoopprijs=
Kostprijs verkopen: afzt x comm./integraal Kostprijs=
Verkoopres./transactieres./ruilwinst=……………………………………
+
Bezettingsresultaat:
Productie (W-N)xCp/N (w= verwachte productie)
Afzet (W-N)xCa/N (w= verwachte afzet)
Perioderesultaat/bedrijfsresultaat/winst/verlies =…………………
−
Klassiek:
TO (verkoopprijs x afzet) – TK (constante kosten + variabele kosten + voorraadmutatie)
Opbrengst:
afzet x verkoopprijs =
Kosten:
Variabel:
Vast:
………………….
……………..
……………… +
Voorraadmutatie:
(afzet-prod) x fabricage kp ……………… +
−
Bedrijfsresultaat
……………………
Variabele kostprijsmethode (DC/VC methode) (Bij veel soorten
producten)
DC gebruik je als er geen productie is (deze is makkelijker)
Klassiek: toegestane variabele kosten / werkelijke productie (V/W)
Opbrengst: afzet x verkoopprijs =
…………..
Variabele kn: afzet x var. kn per eenheid =
…………..
CM/dekkingsbijdrage
Vaste kosten:
………………………….
…………..
−
Bedrijfsresultaat =
……………………………….
−
Het verschil tussen AC en DC is 0 als er geen voorraad is (als de productie hetzelfde is
als de afzet)
Break even
Het is break even als het perioderesultaat 0 is.
(Berekenen door de DC van onder naar boven in te vullen je begint onderaan dus met 0)
TO = TK
(totale opbrengsten = totale kosten)
TO: Prijs X afzet
=
TK: (variabele kosten X afzet) + constante kosten
Met de veiligheidsmarge bereken je het percentage waarmee de afzet mag dalen
voordat het breakeven punt bereikt is. Formule:
(Begrote afzet – break even afzet) / begrote afzet X 100%
Verschil integrale kostprijsmethode en variabele kostencalculatie =
Wijze waarop het resultaat wordt bepaald, verschil in toerekenen vaste productiekosten
en de wijze waarop de voorraden worden gewaardeerd.
Verschil in toerekenen vaste productiekosten:
Bij de integrale kostprijsmethode rekenen we de vaste productiekosten toe aan de
individuele producten. (C/N + V/W)
Bij de variabele kostprijsmethode brengen we de vaste productiekosten in één bedrag
ten laste van het resultaat.
Verschil in voorraadwaardering:
Het verschil in beide perioderesultaten ligt aan de voorraadmutatie. Dit bereken je als
volgt: voorraadmutatie x integrale kostprijs – voorraadmutatie x variabele kostprijs.
Als het goed is, is dit verschil hetzelfde als het verschil tussen het perioderesultaat van
de AC methode en het perioderesultaat van de DC methode.
Week 2
Budgettering en verschillenanalyse
Overzicht verschilanalyse:
winstverschil
kostenverschil
verschil variabele
kosten
verschil
constante kosten
verkoopverschil
verkoopprijs
verkoopomvang
verschil
verschil
hoeveelheids
assortiments
verschil
verschil
Verschil variabele kosten te splitsen in:
Prijsverschil = ( Standaard Prijs (SP) – Werkelijke Prijs (WP) ) x Werkelijke
Hoeveelheid (WH)
Efficiencyverschil = (Standaard Hoeveelheid (SH) – Werkelijke Hoeveelheid (WH) ) x
Standaard Prijs (SP)
Verschil constante kosten te splitsen in:
Budgetverschil = Toegestane (gebudgetteerde) vaste kosten – werkelijke vaste kosten
Bezettingsresultaat = (W-N) x (C/N)
Ex ante-budget – het budget, dat betrekking heeft op activiteiten die in de komende
periode worden verwacht, vóór het begin van een periode opstellen.
Ex post-budget – na afloop van een budgetperiode werkelijke activiteiten en werkelijke
resultaten vaststellen.
De geanalyseerde winst- en verliesrekening (AC) (overzicht)
Omzet (verkoopprijs x afzet)
Toegestane kosten (AC kostprijs)
–
VERKOOPRESULTAAT (transactieresultaat)
Verschillenanalyse (fabricageresultaat)
Prijsverschillen
Efficiencyverschillen
Budgetverschillen
Bezettingsverschillen
WINST OF VERLIES
Verschil directe en indirecte kosten:
+/–
Directe kosten = toewijsbaar aan product; grondstoffen, inkopen, personeel en machine,
etc.
Indirecte kosten = niet toewijsbaar aan product; huur magazijn, andere personeelkosten,
etc.
Daarvoor bestaan er vier methodes:
Opslagmethode
Equivalentiemethode
Kostenplaatsmethode (week 3)
ABC methode (week 4)
Opslagmethode
Enkelvoudig (primitief) – alle indirecte kosten worden m.b.v. 1 opslagpercentage
opgenomen in de kostprijs = (indirecte kosten / directe kosten) x 100%
Meervoudig (verfijnd) – alle indirecte kosten worden m.b.v. meerdere
opslagpercentages opgenomen in de kostprijs
= (indirecte materiaalkosten / directe
materiaalkosten) x 100%
= (indirecte loonkosten / directe loonkosten) x 100%
= (indirecte overige kosten / directe kosten) x 100%
Equivalentiemethode
Toerekening van kosten op basis van bepaalde verhouding.
Bijv. olijfolie in flessen van 0,5 van 1,0 en van 1,5 liter.
Indirecte kosten worden dan in die verhouding toegerekend.
Voorbeeld : indirecte kosten zijn € 450.000
Geproduceerd worden :
50.000 flessen van 0,5 liter
200.000 flessen van 1,0 liter
50.000 flessen van 1,5 liter.
Hoe worden de indirecte kosten toegerekend ?
Aantal liters dat wordt geproduceerd :
0,5 liter x 50.000 = 25.000 liter
1,0 liter x 200.000 =
200.000 liter
1,5 liter x 50.000 = 75.000 liter
Totaal
300.000 liter
Indirecte kosten per liter
€ 450.000 / 300.000 liter = €1,50/liter
Indirecte kosten fles 0,5 liter = € 0,75
Indirecte kosten fles 1,0 liter = € 1,50
Indirecte kosten fles 1,5 liter = € 2,25
Week 3
Kostenplaatsenmethode
Verband tussen indirecte kosten en product niet rechtstreeks te leggen, dus  creëren
van “tussenstations”.
Nieuwe begrippen :
Kostendragers (= uiteindelijke producten)
Kostenplaats = verzameling van alle kosten die gemaakt worden voor de uitoefening
van een bepaalde functie.
Hulpkostenplaatsen – afdeling is er wel, maar niet fysiek aanwezig
Zelfstandige kostenplaatsen – afdelingen zijn wel aanwezig, maar hebben geen direct
verband met het product
Hoofdkostenplaatsen – in principe rechtstreeks verband, maar wel indirecte kosten
Stappenplan:
Creëren van kostenplaatsen & bepalen van de indirecte kosten die horen bij de
kostenplaatsen (= eerstverdeelde kosten)
Maken van de keuze van systematiek van doorberekening:
Directe methode
Step-down methode (indirecte methode / stapsgewijs)
Reciprocal methode (wederzijds)
Selecteren van verdeelsleutels per hulpkostenplaats
Toerekenen van de indirecte kosten aan de hoofdkostenplaats en kostendragers
Bijv.
Creëren van kostenplaatsen & bepalen van de indirecte kosten die horen bij de
kostenplaatsen:
Indirecte kosten huisvesting
Indirecte kosten directie en
(hulpkostenplaats):
personeelsafdeling (zelfstandige
Huur per jaar € 500.000
kostenplaats):
Energie en water € 100.000
personeelskosten € 250.000
Verzekering en belasting € 50.000
overige kosten € 50.000
Indirecte kosten afd. productie
Indirecte kosten afd. verkoop
(hoofdkostenplaats):
(hoofdkostenplaats):
personeelskosten € 500.000
personeelskosten € 150.000
overige kosten € 100.000
overige kosten € 200.000
Maken van de keuze van systematiek van doorberekening
Directe methode
huisvestiging :
dir + pers. afdeling : 25 m2
afdeling productie : 200 m2 TOTAAL VAN 325 m2
afdeling verkoop : 100 m2
directie&adm. :
dir + pers. afdeling: 5 fte
afdeling productie : 25 fte
afdeling verkoop : 10 fte
Berekening:
Hulpkostenplaa
ts
Zelfstandig
e
kostenplaa
ts
Directie &
administr.
300.000
Huisvestiging
650.000
Hoofdkostenplaats
Hoofdkostenplaats
Productie
Verkoop
600.000,00
350.000,00
2.166,67*200=433.333 2.166,67*100=216.666
,33
,67
8.571,43*25=214.285,
8.571,43*10=85.714,2
71
9
1.247.619,04
652.380,96
Totaal aantal indirecte kosten, toegerekend aan hoofdkostenplaatsen 1.900.000
650.000/300 300.000/(25+10)
Per m2 = 2.166,67 € Per fte = 8.571,43
Kostprijs berekenen
Tafel:
Directe kosten: 830.000 (gegeven)
Indirecte productiekosten:
1.247.619,04 (totale productiekosten)
2000(totaal aantal uren)
= € 623,80 = kosten per machine uur
623,80 * 600 (uren voor tafel) = 374.280
Indirecte verkoopkosten:
25% van 652.380,96 = 163.095,24
Totaal = 830.000 + 374.280 + 163.095,24 = 1.367.375,24
_______________________________________________________________________
________
Step-down methode
huisvestiging :
dir + pers. afdeling : 25 m2
afdeling productie : 200 m2 TOTAAL VAN 325 m2
afdeling verkoop : 100 m2
directie&adm. :
dir + pers. afdeling: 5 fte
afdeling productie : 25 fte
afdeling verkoop : 10 fte
Berekening:
Hulpkostenplaats
Huisvestiging
650.000
Zelfstandige
kostenplaats
Directie &
administr.
300.000
2.000*25=50.000
350.000
Hoofdkostenplaats
Hoofdkostenplaats
Productie
Verkoop
600.000
350.000
2.000*200=400.000 2.000*100=200.000
10.000*25=250.000 10.000*10=100.000
1.250.000
650.000
Totaal aantal indirecte kosten, toegerekend aan hoofdkostenplaatsen 1.900.000
650.000/325 350.000/(25+10)
Per m2 = 2.000 €
Per fte = 10.000
Kostprijs berekenen
Tafel:
Directe kosten: 830.000 (gegeven)
Indirecte productiekosten:
1.250.000 (totale productiekosten)
2000(totaal aantal uren)
= € 625 = kosten per machine uur
625 * 600 (uren voor tafel) = 375.000
Indirecte verkoopkosten:
25% van 650.000 = 162.500
Totaal = 830.000 + 375.000 + 162.500 = 1.367.500
_______________________________________________________________________
________
Reciprocal (algebraïsche) methode
S1
60.000
0,1 S1
0,2S2
0,2S3
S2
180.000
0,1 S1
0,1S2
0,2S3
S3
120.000
0,2 S1
0,2S2
0,0S3
P
100.000
0,3 S1
0,3S2
0,3S3
Q
140.000
0,3 S1
0,2S2
0,3S3
Opdrach
t:
S1 = 0,1S1+0,2S2+0,2S3+60.000
S2 = 0,1S1+0,1S2+0,2S3+180.000
S3 = 0,2S1+0,2S3+0,0S3+120.000
S1 en S2 en S3 invullen in vergelijking van P en Q en je hebt de doorbelastingen.
Opstellen van de vergelijkingen (+ controle) behoort tot tentamenstof, uitrekenen niet!!!
Week 3
ABC methode
ABC methode
ZELF AANVULLEN!
Logistiek
Week 1
Het KOOP
Systemen (7-s model) is het belangrijkste als het gaat om logistiek (intern)
Logistieke grondvorm – KOOP-concept
KOOP = het Klant Order Ontkoppel Punt
Dit is het punt dat aangeeft hoever (stroomopwaarts in een bedrijfskolom) een
klantenorder doordringt in het productie- of distributieproces van de aanbieder van een
product of dienst. Er zijn vijf klantorderontkoppelpunten:
Opwaarts
Afwaarts
Handigheidje:
KOOP 1
Produceren voor lokale voorraad. (= decentrale voorraadpunten)
Op basis van prognose
KOOP 2
Eindproduct wordt zonder klantorder geproduceerd voor een centrale voorraad. Levering
vanuit centrale voorraad naar klant.
Vb. je wil een telefoon en in de winkel bestel je hem, je dan vaak even wachten tot hij
binnen is.
KOOP 3
Grondstoffen / onderdelen/ modules op voorraad. Klantorder dan assemblage.
Het eindproduct moet nog worden gemaakt doormiddel van bv. Onderdelen. Vb nike
schoenen
KOOP 4
Productieorder is klantspecifiek / klant gebonden, maar er wordt gewerkt met een
voorraad die er al is! Grondstoffen/onderdelen
KOOP 5
Eerst klantorder. Geen voorraad/ geen grondstoffen . Alhoewel ……, ieder bedrijf heeft
vaak toch al wat basisgrondstoffen etc.
Maatwerk voor klant.
Het goederenstroomtraject voor KOOP (op planning gebaseerde activiteiten) wordt
aangestuurd op basis van een prognose, vaak een voorspelling (voorraadrisico). Met
producten die na KOOP geproduceerd worden (klantgerichte activiteiten), loopt de
ondernemer geen risico.
Er zijn meer elementen die verschillend zijn voor en na het KOOP:
Week 1
Logistiek concept (m.b.t. productielogistiek)
In dit blok worden productie en distributielogistiek behandeld
Logistiek raamwerk bij productielogistiek:
Op alle 4 deelgebieden kan je logistiek concept gebruiken
Als je begint met het indelen van een fabriek:
Grondvorm productielogistiek > waar staan de machines, de looppaden etc. (eindigt in
een soort plattegrond) = fysieke inrichting
Besturingssysteem > de functies die je nodig hebt = beheersing
Informatiesysteem > daar komen alle gegevens aan, van chauffeurs, machines,
productie etc. (ERP) = informatievoorziening
Personele organisatie > hier ga je het besturingssysteem aan de mensen koppelen. = het
realiseren van effectieve coördinatie tussen logistiek en andere functies in de organisatie
Productiegrondvormen:
hoe richt je de productievloer in?
Continue fabricage
Productieproces van tevoren vastgesteld en ingericht
Productie volgens een vaste werkwijze
Functionele fabricage
Productieproces is op basis van functies ontworpen en ingericht
Groepsgewijze fabricage (mengvorm)
Ontwerp en inrichting van het productieproces volgen de orderstroom; werken in teams,
verantwoordelijk voor uitvoering van de hele order
Continue fabricage:
Zou bv fabricage van consumptiemelk kunnen zijn uit koemelk
Machines achter elkaar zetten die producten van A tot Z kunnen maken. Je haalt
producten in grote volumes er doorheen (massa) vb. Heiniken
Functionele fabricage:
Zou bv een fietsenfabrikant kunnen zijn
Continue fabricage - Productieproces van tevoren vastgesteld en ingericht (KOOP 1)
Productie volgens een vaste werkwijze.
Continue fabricage:
Geen enkele tussen voorraad.
Maximale arbeidsdeling, grote hoeveelheden van steeds min of meer hetzelfde product
Relatief goedkoop
Lijn is niet flexibel!!
Bv auto’s (gestart met Taylor en Ford)
Geen variatie, geen onzekerheid
Vaak lijnopstelling, product voortdurend in beweging
Bewerking per stuk
Machines hoeven niet steeds te werken
Als een product zelf door de omgeving kan stromen!
Productstroomgerichte indeling
Functionele fabricage Productieproces op basis van functies ontworpen en ingericht
(KOOP 4/5)
Functionele fabricage:
Elk onderdeel doet een bewerking van het totale product.
Het word stapsgewijs gemaakt (maar kan ook als halffabricaat in het magazijn terecht
komen)
Een gevaar is suboptimalisatie!! (afdelingen die niet goed met elkaar communiceren)
Het is belangrijk op de expertise op een afdeling te houden
bv een fietsenfabrikant
Als er veel variaties mogelijk zijn
Product steeds slechts korte tijd in bewerking,
Tussenvoorraden!!
Grote aantallen naast elkaar
Series op speciale machines
Groepsgewijze fabricage (mengvorm) Ontwerp en inrichting van het productieproces
volgen de orderstroom; werken in teams, verantwoordelijk voor uitvoering van de hele
order
MEERKEUZEVRAAG! Tussenvoorraden bij verschillende fabricages
Groepsgewijze fabricage:
Hier wordt uitgegaan van geen tussenvoorraad.
Vb. kleine series fietsen
Je hebt 3 teams die zich specialiseren op een onderdeel van de fiets
Als team zijn ze verantwoordelijk van een deel van het product. Je hebt de expertises bij
elkaar.
past bij het principe dat alles tegenwoordig klantgericht is.
Complete order wordt aan een team gekoppeld
Machines zo gegroepeerd dat er in kleine series gewerkt kan worden zonder
tussenvoorraden!
Groepen op elkaar lijkende producten stromen op een logische wijze door de
productieomgeving.
Productie opgedeeld in autonome groepen
Ook wel : Teamsgewijze fabricage
Besturingssysteem productielogistiek.
Materiaal georiënteerd produceren – Aanvoer en voorraad beheersing van het
materiaal staan centraal . bijvoorbeeld Wasmachine. Je moet eerst alle onderdelen
hebben om het in elkaar te zetten.
Capaciteit georiënteerd produceren – De beheersing van de gebruikte machines staat
centraal; De machines kunnen een bottleneck zijn. Met een bottleneck wordt in
de bedrijfskundige benadering een knelpunt binnen een project/proces bedoeld. De
bottleneck is een kritiek punt waar veel fout kan gaan. De bottleneck in een
proces/project is iets wat een proces/project ophoudt en in de weg staat. De capaciteit
van de machines, mensen en middelen.
Als er een machine is die 24 uur draait is dat het knelpunt want je kunt niet meer
produceren want hij staat al altijd aan.
Voor je een fabriek inricht moet je weten op welk gebied je knelpunten zitten
Tussenvraag: welke logistieke grondvorm is dit?
- Functionele fabricage
Welk KOOP zal hier aan de orde zijn? KOOP 3
- Koop 3 wachten op order en dan assembleren
BOM: Bill Of Material
Wat is een BOM?
stukslijst (een lijst met alle materialen die verwerkt zitten in het product)
Wie maakt een BOM?
Ontwerper
Waartoe dient de BOM?
Meerdere redenen
Bill of material = stukslijst (een lijst met alle materialen die verwerkt zitten in het
product)
Iedereen moet weten van de BOM (verkoop, inkoop, financiën etc.)
Aldi heeft bv maar 700 artikelnummers!
Productiebedrijven kunnen er duizenden hebben!
FFF
Form > uitwendige vorm
Fit > mogelijkheid tot aansluiting op andere producten (stekkers etc)
Function > wijze van presteren/functioneren
Sommige onderdelen hebben bijv. Verschillenden levertijden
Het eindproduct is een verzamelwagen (low level code llc = 0)
Je gaat iedere keer een levecode naar beneden.
Je weet hierdoor wat de uieindelijke levertijd is
Besturingssysteem
Besturingssysteem:
Het je oosters en westers
Westers > op prognose (push) wij bepalen wat er geproduceerd gaat worden
Oosters > scania werkt volgens het oosterssysteem, wacht bijv. Tot iemand een
vrachtwagen besteld
WETEN VOOR TENTAMEN!!
MRPI > Material Requirements Planning
MRP 1 (echt westers)
De onafhankelijke vraag is de vraag naar eindproducten
Hoe weet je dat:
Verkooporders
prognose
Tijdsfasering
Tijd instellen
MRP systemen: PUSH systemen: grondstoffen, onderdelen etc worden de fabriek
ingeduwd.
Besturingsconcept uit de westerse wereld (start ca. 1970)
Voor 1979: kaartenbakken etc.
MRP 1:
Is een rekensysteem
set rekenregels waarmee de werkelijke toekomstige behoefte aan materiaal kan worden
berekend!!
Geeft aan wanneer je iets moet gaan bestellen/inkopen
Essentie van het MRP 1 systeem:
Als je de vraag van een klant naar een product kent (= de onafhankelijke vraag)
en
weet wanneer (= tijd) de klant het product wil hebben
kun je de afhankelijke vraag (= wanneer zijn onderdelen etc nodig?)
middels MRPI berekenen
MRP I : Belangrijke begrippen
De onafhankelijke vraag
Tijdsfasering
De afhankelijke vraag wordt berekend!
Onafhankelijke vraag: Welke eindproducten wil de klant?
Echte klantenorders
Vraagvoorspellingen eindproducten
Service onderdelen
Onderdelen R&D, pilotseries etc
Tijdfasering: wanneer moeten de eindproducten beschikbaar zijn?
Tijd wordt ingedeeld in buckets
Werking MRP I:
Vanuit het MPS (onafhankelijke vraag in de tijd) wordt de afhankelijke vraag
(onderdelen etc.) berekend
= de Bruto behoefte
Er wordt rekening gehouden met de aanwezige voorraad, inkooporders, behoefte lopende
productieorders etc. Hieruit volgt de Netto inkoop- en productiebehoefte
Welke informatie moet er beschikbaar zijn om het mogelijk te maken een MRP-run te
laten plaatsvinden?
Levertijd
BOM
Voorraden
Onafhankelijke vraag uitsplitsen in orders die al bekend zijn en prognose
Inkooporders
Bestelgrootte
Veiliheidsvoorraad
Wat gebeurt er feitelijk als je een MRP-run draait?
MRP II (Manufacturing Resources Planning)
Wat is de essentie van een MRP II systeem?
II gaat over Resources
I gaat alleen maar over het binnekrijgen van materialen binnen krijgen
II gaat veel verder, over het aantal manuren, beschikbare machines, financien etc.
Hoef je niet zo te kennen alleen de basis !!!
Material req. planning = MRP I
MRP II komt heel weinig voor in de praktijk
ERP (= Enterprise Resources Planning)
Wat is de essentie van een ERP systeem?
MRP gaat alleen maar over de productiewerkvloer
- Alle afdelingen aan elkaar kopplen door middel van een ERP systeem
Na de keuze voor de grondvorm van de productie en de productiebesturing volgt het
informatiesysteem
ERP:
Enterprise Resourse Planning (sinds ca. 1990 en verder),
Logische uitbreiding op MRP-systemen
Standaard informatiesystemen die verantwoordelijk zijn voor de integrale
ondersteuning van de activiteiten binnen een organisatie
ERP-systemen: het ERP systeem werkt met geïntegreerde software: gegevens slechts
één keer invoeren
Structuur ERP-systeem:
Een centrale database met daaromheen een schil van applicaties voor verschillende
functionaliteiten voor bv:
productie
financiële activiteiten
voorraad/inkoopactiviteiten
HRM
verkoop/marketing
distributie
verslagleggingsactiviteiten
Leveranciers: bv SAP, Baan en Exact (voor het MKB)
Week 2
Productielogistiek (besturingssystemen)
Westerssysteem is een pushsysteem ( de orders druk je het productiesysteem is)
Oosterssysteem is een pull systeem (je wacht op de klantorder en word er vervolgens
doorheen getrokken)
Toyota Production System (TPS)
Het Toyota Production System (TPS) is
gebaseerd op twee kenmerken:
Jidohka – beslissingsbevoegdheid op
de productievloer (het verlenen van
autonomie).
Het oosterssysteem gaat er vanuit dat
de medewerkers het meeste weten en
beslissingen mogen maken (Jidohka)
De beslissingsbevoegdheid ligt op de
werkvloer. (medewerkers mogen de
productie stil leggen)
JIT-concept – Just In Time concept
= het precieze aantal benodigde onderdelen op de juiste tijd naar de volgende
bewerkingsstap brengen. Werkt m.b.t. pullsystemen = pas reageren als de marktvraag
veranderd.
Het TPS/JIT systeem wordt uitgewerkt m.b.v. een Kanban = communicatiemiddel in
vorm van kaart. Ieder bakje met onderdelen heeft een kanban (met vermelding van de
inhoud)  als inhoud bakje bij volgende productieschakel wordt verbruikt wordt de
kanban teruggestuurd  deze kanban is het signaal dat er weer geproduceerd mag
worden. Twee soorten kanbans: productiekanbans en transportkanbans. Veel gebruikt 
two-bin systeem.
Het TPS/JIT systeem komt vaak voor bij eenvoudige producten (fiets etc)  vaak
toegepast na KOOP
Het systeem in combinatie met Kaizen  bezig zijn met continue verbeteren (Imai): zie
volgende blz.
Bij JIT ga je ervan uit wat de klantvraag is, en wat de klant wil zijn geen verspillingen:
Verspillingen = LEAN
overproductie; seriegrootte mag 1 zijn
nodeloos wachten
nodeloos transport tussen bewerkingen
processen die niet optimaal functioneren (onnodige bewerkingen, over
processing)
onnodige voorraden; moeten echt minimale voorraden zijn (
grondstoffen en (tussen) voorraden)
overbodige bewegingen medewerkers
Fouten, defecte producten, afkeur, slechte kwaliteit
EXTRA Niet gebruiken van aanwezige kennis/kunde
Kanban
Kanban staart voor kaartje en zon kaartje hangt aan zo’n bakje (vertellen op het
tentamen)
Het word pas in gang gezet als er klantvraag is
Hier is het andersom, namelijk:
iemand besteld iets een order. Iemand wil een eindproduct
De order komt binnen bij de laatste bewerkingsstap in het productieproces.
Ze zeggen dan tegen een schakel eerder lever mij de grondstoffen/half fabricaten, want
het is op na deze order want ik heb het geleverd aan de klant.
Er is al een beetje voorraad.
Verbetermethodieken
Imai – werkt met kwaliteitscontrole en kwaliteitsmanagement; verbeter en innoveer,
zonder ophouden en iedereen erbij
betrekken; kwaliteitszorg: moeizaam,
jaren durend en in kleine stappen;
basisprincipes:
Deming cirkel (Plan, Do, Check, Act):
regelkring
Voortdurend meten van deelprocessen
en terugkoppelen
Werken met kwaliteitskringen - kleine
groep medewerkers van dezelfde
afdeling op vrijwillige basis periodiek bij
elkaar komen om kwaliteitsproblemen
op te sporen, te analyseren en op te lossen
Standpunten Imai-filosofie:
Mensen zijn het belangrijkste goed in organisaties
In plaats van bestraffen van fouten, moet het signaleren hiervan worden beloond.
Kijk op werkvloer zelf, hier vindt waardetoevoeging plaats
Werk met harde informatie, alleen op basis van concrete, meetbare gegevens kunnen
rationele beslissingen worden genomen.
Vanuit deze standpunten, stelt Imai dat er in elke organisatie op drie aspecten moet
worden gelet! Ze worden ook wel de drie Mu’s genoemd:
Muda – voorkomen van verspilling (zie pag. 7)
Muri – optimale inspanning
Mura – beperken afwijkingen
Naast de drie Mu’s beschrijft Imai vier M’s: Mens, Machine, Materialen en Methode.
Daarbij hoort een visgraat als hulpmiddel/checklist (zie boek pag. 375).
5S-methode – werkplek zo slim mogelijk inrichten m.b.v. 5 Japanse woorden die met
een S beginnen:
Seiri – selecteren en scheiden
Seiton – schikken en sorteren
Seiso – schoonmaken en schrobben
Seiketsu – systematisch leren, standaardiseren en structureren
Shitsuke – stimuleren en stijlvol werken
Lean – kern van Lean is dat de
onderneming waarde weet toe
te voegen voor de klant, dit
d.m.v. vijf stappen (zie figuur
hiernaast). Verschil met Imai =
gehele waardeketen wordt in
beschouwing genomen. Wordt
ook wel Value Stream Map
(VSM ) genoemd. Ook bij Lean
mag de productie van een
nieuw product pas starten als er
een product is afgeleverd. Dit
kan gebeuren door het two-bin
systeem.
Agile – gaat om wendbaarheid, snel kunnen manoeuvreren om te voldoen aan de
klantwensen. Daarbij wordt het accent gelegd op proactief handelen, korte
doorlooptijden, flexibel inzetbare capaciteit en inspelen op klant. Hoe wordt een bedrijf
nu agile? Door de verschuiving van het KOOP in de richting van de markt.
Six Sigma – raamwerk om kwaliteit te managen: processen kun je pas goed beheersen
als je weet hoe elk proces verloopt en om dat te weten moet er gemeten worden.
Six Sigma methode maakt gebruik van DMAIC = Define (definiëren), Measure (meten),
Analyze (analyseren), Improve (verbeteren) en Control (controleren).
Theory Of Constraints (TOC) – opgezet door Eli Goldratt. Gebaseerd op het OPT
(Optimized Production Technology): Software pakket opgezet om te kunnen plannen op
basis van de beste financiële resultaten.
Theory Of Constraints (TOC):
Doel van ondernemingen: winst (het genereren van geld) en continuïteit
In een bedrijf wordt de effectiviteit bepaald door dat stuk van het proces waar de
grootste bottle-neck zit (daar hopen voorraden zich op, het proces loopt niet door, er
wordt te weinig geld gegenereerd)
Los de bottle-neck op en ga op zoek naar de volgende
Je moet altijd opzoek gaan naar wat het knelpunt is in jou productieproces en je moet
alleen dit knelpunt aanpassen en dus niet alles gaan aanpassen
Brede interpretatie: managementfilosofie die bestaat uit drie aparte, maar verbonden
thema’s:
Analyseren – wat te veranderen?
Prestatiemeting (throughput: snelheid waarmee het totale proces geld genereert door
verkopen)
Creëren – naar wat te veranderen?
Inventory (al het geld dat in het proces nodig is om zaken te verkopen die men
uiteindelijk weer wil verkopen; dit is geen toegevoegde waarde) D.m.v. logistiek:
De 5 stappen tot continue verbetering
drum-buffer-rope scheduling
Buffermanagement
VAT analyse
Implementeren – hoe de verandering te implementeren?
Operating expenses (al het geld dat nodig is om de inventory om te zetten in
throughput) D.m.v. logisch denken
Daarbij is een constraint (beperking) alles wat een systeem belet om z’n doel te
bereiken.
Brede interpretatie constraint: elk gebied, aspect of proces dat de performantie van een
organisatie belemmert vanuit het oogpunt van de klant, competitiviteit of winst.
Output
Input
s
50/hr
Goldratt gaat uit van een systeembenadering. Stappen om tot de perfecte TOC te
komen:
Samenvattend overzicht verbetermethodieken:
Week 2
Logistiek concept (m.b.t. distributielogistiek)
Wat is distributie logistiek?
Is het transport en het op voorraad houden van eindproducten
Logistiek raamwerk bij distributielogistiek:
Grondvorm distributielogistiek (fysieke inrichting)
Besturingssysteem distributielogistiek (beheersing)
Informatiesysteem distributielogistiek (informatievoorziening)
Personele organisatie distributielogistiek (realiseren van effectieve coördinatie tussen
logistiek en andere functies in de organisatie)
In principe zijn de schakels van distributielogistiek
redelijk overeenkomstig met de schakels van
productielogistiek, alleen richt de
distributiebesturing zich vooral op het beheersen
van voorraadhoogtes in het gehele distributiekanaal.
Bij distributielogistiek gaat het dus ook om
dezelfde doelstellingen als bij
productielogistiek:
Kostenreductie: minder voorraad / beter benutten
van capaciteit
Verbeteren van de flexibiliteit en de
leverbetrouwbaarheid
Voorraadbeheer van je magazijn (eindproducten) hoeveel eindproducten je op voorraad hebt
Magazijnen (decentrale magazijnen) wat er in de winkels bijvoorbeeld decentraal gebeurd of andere magazijnen
Van welk soort transport gebruik je
Voorraad kan zich op verschillende locaties bevinden:
Voorbeeld: wijn
Voorraadpunt 1 > druiven
Voorraadpunt 2 > kant en klare wijn staan verpakt
Voorraadpunt 3 > wordt ingekocht door de groothandel en staan daar op voorraad
Voorraadpunt 4 > word ingekocht door een café en staat daar ook op voorraad
WD, VD is een vage sheet en hoef je waarschijnlijk niet te kennen
Distribution requirements planning (DRP-I)
DRP-I is een methodiek waarmee we de in de tijd gefaseerde behoefte aan
herbevoorrading in distributiepunten kunnen bepalen; het heeft iets weg van het MRPsysteem, echter het DRP-systeem heeft een beter beheer van voorraden in
distributieketens ten doel. Bij DRP-I gaat het over voorraadaanvulsystemen.
Wanneer elke schakel in een distributieketen op basis van een eigen
voorraadaanvulsysteem beslissingen over voorraden neemt, onafhankelijk van het
voorraadverloop bij andere schakels in de keten, resulteert dit in een opslinger- of
keteneffect en in ongebalanceerde voorraden:
Functies van een distributiecentrum zijn:
Opslaan van goederen (voorraadfunctie)
Het hergroeperen van goederen (groupagefunctie)
Het overladen op andere transportmiddelen (overslag)
Waardedichtheid  Verpakkingsdichtheid
© Wolters-Noordhoff
Belangrijk bij beslissingen t.a.v Fysieke distributie.
Waardedichtheid = geldwaarde vh product per kubieke meter
Verpakkingsdichtheid = aantal producten per kubieke meter
Week 3
Berekening DRP 1 systeem
Begin voorraad = 900
200, 180, 210, 190 is een schatting
Dus de eindvoorraad van week 1 = dan 700
Er ontstaat een probleem bij week 2/3 de computer zegt dat je een minimale
veiligheidsvoorraad moet hebben
Dit zie je op het distributiecentrum
Supply Chain Management
Tot nu toe: telkens inzicht in één schakel in distributieketen (consument (KOOP),
productie, distributie, etc.). Echter, de besproken logistieke beslissingen zijn relevant
voor zowel afzonderlijke schakels als toeleveranciers, fabrikant, groothandel of importeur
als voor de laatste schakel in een distributiekolom, dealer of detaillist.
Vandaar het ontstaan van ketenlogistiek / ketenintegratie, ofwel: Supply Chain
Management (SCM):
Pie-sharing > niemand wordt er beter van. Je verlegd je probleem bij iemand anders uit
de keten
Is eigenlijk kort gezegd het verleggen van je probleem binnen de keten
Vb.
Je hebt ene kant koffie boer ---------------------- D.E (Douwe Egberts)
Stel D.E heeft koffiebonen nodig en besteld deze iedere maand. Hij komt erachter dat hij
teveel voorraad heeft.
Je kan dus minder afnemen in een keer. Maar het meer verdelen dus frequenter leveren.
Dit noemen we dus Pie-sharing want het voorraad probleem van D.E gaat naar de
koffieboer. (Supply chain management voorkomt Pie-sharing)
Pie-growing >
Je kan door intensief samenwerken ervoor kunnen zorgen dat je meer klanten (omzet)
krijgt of dat de kosten omlaag gaan.
Supply Chain Management kan nu als volgt worden gedefinieerd: de activiteiten die er op
gericht zijn om alle partijen in de keten zodanig te laten samenwerken dat de
consument optimaal wordt bediend en waarbij de gezamenlijke ketenkosten zo laag
mogelijk zijn.
Supply Chain Management Paradox
Klant staat centraal je bent dus extern gefocust als
je een goede organisatie bent
Als het slecht gaat met een bedrijf zit die wss in de
eerste 2 fases
In de hele kosten zijn vaak de voorraadkosten de
grootste kosten :
Naast het feit dat de
gezamenlijke kosten zo laag
mogelijk moeten zijn, wordt er
ook een steeds grotere druk
gezet op het beheer van de
voorraad. Oorzaken:
– Hyperconcurrentie
– Groot aantal nieuwe
producten
– Consumentengedrag
Vroeger was er meer sprake van een supply chain (leveringen/aanbod): PUSH
Supply chain
Vb. Er is een nieuwe soort shampoo en word met reclame in de winkel gezet. Hopelijk
komt de klant om het product te kopen
Tegenwoordig is er meer sprake van een demand chain (vraag): PULL
Vb. Als de retailer gaat vragen of ze een product kunnen krijgen, omdat er bijvoorbeeld
een nieuwe shampoo is of dat er vraag is naar iets en dat geproduceerd moet gaan
worden = pull
Koop 1+ 2 is push
Vier vormen van ketenintegratie (gezien vanuit logistiek
concept!):
Fysieke integratie – richten op vergroting van efficiency bij verwerking van fysieke
goederenstroom; verlagen van totale handlingskosten. Standaardisering van
omverpakkingen zal mechanisering en automatisering in distributiecentra mogelijk
maken (vb. iedereen binnen de keten maakt gebruik van rolcontainers).
Informatie-integratie – activiteiten die zich richten op afstemming van
informatiestromen. Belangrijk hulpmiddel bij deze vorm van ketenintegratie is:
Electronic Data Interchange (EDI) = de elektronische uitwisseling zonder menselijke
interacties van gestructureerde en genormeerde gegevens tussen computers van de bij
een handelstransactie betrokken partijen.
EDI:
Op elk artikel staat een barcode (die zegt iets over een product)
Als het in NL geproduceerd is begint de barcode met 87
Voorbeeld van bestelling van bijv. kratbier, deze afspraken heb je dan van te voren
gemaakt:
87102184681, 70 (aantal), 012 (filiaal 12), 14022014 (datum)
Besturingsintegratie – op systematische wijze gebruik maken van stuurinformatie uit
andere schakels binnen de keten; doel: verbeteren van het customer-serviceniveau, dit
door middel van voorraadbeheer.
Klantgegevens opsturen (zoals verjaardagen etc.)
Grondvormintegratie – een gedeelte van de aansturende activiteiten wordt neergelegd
bij een andere partij in de schakel. Dit betreft meer dan het uitbesteden van uitvoerende
activiteiten; het gaat om het overdragen van logistieke-planningstaken.
VOORBEELD MRP1
Engels
Stof voor de toets:
- De handout 'Meetings and Minutes':
De gehele handout inclusief vocabulair en de bijlagen 'reported speech' en 'passive',
'markers and linkers'. De nadruk ligt op toepassen.
- Alle selfstudy uit Business Result en Basisboek Engels die betrekking hebben op
reported speech en passive.
Wat kun je bij de toets verwachten?
Part 1. (4 punten) 4 mc vragen die betrekking hebben op de bovenvermelde stof.
Part 2 (8 punten) 4 open vragen die betrekking hebben op bovenvermelde stof.
Part 3. (88 punten) je krijgt de letterlijke tekst van een vergadering.
Beschrijf op basis van de tekst:
a. 'objective' (doel) van de vergadering
b. 'title for the item discussed';
c. Schrijf een kort coherent verslag (minutes) van wat besproken is (gebruik eigen woorden, alleen
de meest belangrijke onderdelen in je verslag beschrijven).
Gebruik: verleden tijd, lijdende vorm, passive constructions, reported speech en natuurlijk niet te
vergeten: connectives (zie handout 'Meetings and Minutes', markers and linkers).
Gebruik de structuur zoals bij de lessen aangegeven (zie PPT les 3).
Lengte van de minutes: maximaal 150 woorden.
Voor de beoordeling 'minutes' wordt gebruik gemaakt van een beoordelingsformulier waarbij
inhoud, grammatica, spelling, structuur, lay out en style en tone worden beoordeeld.
Week 1
Handout> ‘Meetings and Minutes’
Essential grammatical elements of minutes
Past tense
Reported speech
The passive
Past tense
Scan the text and underline all tenses
There has been some good news since the spring Annual Meetings, because some international banks have
decided to act and right decisions have been made. This has been done by the central banks. They have given
good strong policy signals lately.
Whether it is the Fed, whether it is the European Central Bank, whether it is the Bank of England or the Bank of
Japan, there has been some very good news, and that creates a momentum that should be seized as an
opportunity.
Where should we see action? Certainly, in Europe and more specifically in the Eurozone, which is still at this
point the epicenter of the crisis and where most urgent action is needed. Action has already occurred: the
European Central Bank with the outright monetary transaction.
Decisions have been made by the euro area members. Whether they have decided to strengthen their fiscal
discipline, to associate it with sanctions, to make it much more cohesive and coordinated, or whether they are
designing a European banking supervision system and hopefully a European banking union. This is gradually
happening, but more needs to happen very quickly.
Put all present tenses in the past tense or the past perfect tense
There had been some good news since the spring Annual Meetings, because some international banks had
decided to act and right decisions had been made. This had been done by the central banks. They had given
good strong policy signals lately.
Whether it was the Fed, whether it was the European Central Bank, whether it was the Bank of England or the
Bank of Japan, there had been some very good news, and that created a momentum that should be seized as
an opportunity.
Where should we see action? Certainly, in Europe and more specifically in the Eurozone, which was still at this
point the epicenter of the crisis and where most urgent action was needed. Action had already occurred: the
European Central Bank with the outright monetary transaction.
Decisions had been made by the euro area members. Whether they had decided to strengthen their fiscal
discipline, to associate it with sanctions, to make it much more cohesive and coordinated, or whether they were
designing a European banking supervision system and hopefully a European banking union. This was gradually
happening, but more needed to happen very quickly.
Reported speech
Als je verteld wat iemand heeft gezegd is dat reported speech.
Voorbeelden:
Direct Bill > “ I don’t like this party. I want to go home now.”
Reported speech >Bill said that he did not like the party, and he wanted to go home right
away.
‘Where do you work?’
‘We’re expanding rapidly.’

‘Prices went up in 2001.’

‘Have you finished the report?’
‘He had finished the report’. 
‘I’ll probably be late’.
‘I can’t afford it’.

Direct Speech
Present simple
Present Continuous
Simple Past
Present Perfect
Past Perfect
Will
Can

He asked where I worked
She said that they were expanding rapidly.
He reported that prices had gone up in 2001

She asked if I had finished the report.
They claimed he had finished the report.

She said that she would probably be late.
He said that he couldn’t afford it.
Reported Speech
Past Simple
Past Continuous
Past Perfect
Past Perfect
Past Perfect
Would
Could
Example
Do you work  worked
Are expanding  were expanding
Went up  had gone up
Have finished  had finished
Had finished  had finished
Will  would
Can  could
Verbs that can be used for reported speech:
Admit, agree, allege, announce, answer, argue, assume, assure, believe, calculate, claim,
confirm, confess, consider, command, complain, convince, decide, declare, deny,
discover, estimate, expect, explain, feel, find, inform, know, mention, persuade, plead,
predict, promise, propose, reassure, recommend, remark, remind, reply, say, show,
suggest, suppose, tell, think, understand, wonder.
Generally we can say that events or places become more distant in time or in place in
indirect speech. Here are some examples:
Direct speech
Here
This place
These
Now
Ago
Today
Tomorrow
Yesterday
Last year
The Passive
Indirect speech
There
That place
Those
Then
Before
That day
The next day
The previous day
The year before
(Handout p. 20; BR p. 117; Basisboek p. 263-265)
De passieve zin (zin in de lijdende vorm) is een constructie waarmee je aan kunt geven
dat het onderwerp van de zin niet iets doet, maar dat het iets ondergaat.
Compare:
They built this house in 1486
This house was built in 1486
From active to passive in 3 steps:
Check tense
Check direct object (what was built?)
Use “to be” (in correct tense) + past participle.
Passive: when?
Talk about an action but not interested in saying who does/did it.
In het engels maak je de passive met een vorm van to be + het voltooid deelwoord.
Passieve zinnen kunnen in dezelfde tijden staan als actieve zinnen, bijvoorbeeld;
- de tegenwoordige tijd ( het onderwerp van de zin ondergaat nu iets)
- de verledentijd ( het onderwerp onderging een tijdje geleden iets)
- de voltooid tegenwoordige tijd ( een tijdje terug begon het onderwerp iets de
ondergaan en dat gebeurt nu nog)
Hieronder zie je hoe de lijdende vormen eruit zien:
Vormen maken:
Mr Brown chaired the meeting.
Chaired: past simple
What was chaired? The meeting
Past simple of “to be” + past participle = was/were chaired
Have they paid for the drinks?
Have paid: present perfect
What has been paid? The drinks
Present perfect of “to be” + past participle of “paid” = have/has been paid
Passive zinnen met hulpwerkwoorden (it can be done)
Een passieve zin waar een hulp werkwoord in voorkomt maak je die zo >
Hulpwerkwoord + be (dat is ook een hulpwerkwoord) + het voltooid deelwoord
Als je een extra hulpwerkwoord in een passieve zin gebruikt hoef je to be dus niet te
vervoegen
Controle >>>> zet achter de in BY SOMEONE
Passive underlined
There has been some good news since the spring Annual Meetings, because some players
have decided to act and right decisions have been made. This has been done by the
central banks, in particular. They have given good strong policy signals lately.
Whether it is the Fed, whether it is the European Central Bank, whether it is the Bank of
England or the Bank of Japan, there has been some very good news, and that creates a
momentum that should be seized as an opportunity.
Where should we see action? Certainly, in Europe and more specifically in the Eurozone,
which is still at this point the epicenter of the crisis and where most urgent action is
needed. Action has already occurred: the European Central Bank with the outright
monetary transaction.
Decisions have been made by the euro area members. Whether they have decided to
strengthen their fiscal discipline, to associate it with sanctions, to make it much more
cohesive and coordinated, or whether they are designing a European banking supervision
system and hopefully a European banking union. This is gradually happening, but more
needs to happen very quickly.
Bijlage A
Bijlage C
Week 2
Business Result: p. 117 Do exercises
Handleiding minutes
- Use mix of passive, reported speech and past
tenses, (no present tenses)
Passive constructions:
It was suggested that ....
The discussion was ended by ....
A new budget would be proposed ....
Problems had been noticed ....
- Title/objective
- Chairman mentions purpose of the meeting
- Avoid copy paste
- Structure of minutes at test
- Don’t say: he said, she said, they said repeatedly.
- Use a variety of reporting verbs: explain, suggest, answer, reply, show, etc.
- Don’t use abbreviations or contractions (afkortingen & samenvoegingen)
- Use linking words (see handout p. 27)
Week 3
Basisboek Engels: Read pp. 175 –181 (gaat over spreken)
Business Result: p.127 reported speech, do exercises
Basisboek Engels: Bijlage B
(vocabulaireverschillen, spellingsverschillen, stijlverschillen, grammaticaverschillen)
Sample Minute
Vocabulaire vergadering: agendapunten
Week 4
Basisboek Engels: Read pp. 182 – 196 (gaat over spreken, vergadering)
Business Result: Practice files pp. 106 and 114: do exercises;
Basisboek Engels: Bijlage A+ C
Blok H4
Fiscaal recht
Voorbeeldonderneming
> Is een werkmaatschappij en er zijn 2 holdings die elk 50% van de aandelen hebben.
Hoeveel belastingplichtige zijn er? 5
Voor welke belastingsoort? 3 + 2 inkomstenbelasting
Stel:
Bouwbedrijf Konings B.V. heeft een belastbaar bedrag van € 100.000.
Hoeveel VPB is Bouwbedrijf Konings B.V. verschuldigd?
20.000
Indien het belastbaar bedrag € 230.000 bedraagt,
hoeveel VPB is Bouwbedrijf Konings B.V. dan verschuldigd?
47.500 ?
Tot 200.000 is het 20% en voor alles erboven 25% (Art. 22)
Subjectieve belastingplicht (Wie?)
Binnenlandse belastingplicht
Buitenlandse belastingplicht
Objectieve belastingplicht (Waarover?)
Het voordeel hiervan is risicospreiding, je kunt vermogens spreiden. Als het bijvoorbeeld
failliet gaat en de winsten zijn al uitgekeerd gebeurt er niks met deze bedragen. Een
andere redenen is dat bedrijven hun winst liever in het bedrijf houden, stel ze nemen het
direct op dan moeten ze meteen belasting betalen. Als ze de winst in het bouwbedrijf
houden hoeven ze nog geen belasting te betalen.
BOX 1, inkomen uit werken en woning max 52%
BOX 2, inkomen uit aanmerkelijk belang, meer als 5% aandelen. Er wordt 25% belasting
betaald.
BOX 3, inkomen uit sparen en beleggen
De winst (belastbaar bedrag) kan op twee manieren bepaald worden, namelijk:
Vermogensvergelijking en de schakelbepaling
1. Vermogensvergelijking
Eindvermogen volgens balans (EV) - Beginvermogen volgens balans (EV)
+ Onttrekkingen
+ Kapitaalterugbetalingen
-/- Kapitaalstortingen
VERMOGENSMUTATIE
-/- Objectieve vrijstellingen (landbouw enz.)
+ Niet of beperkt aftrekbare kosten
+ Giften
-/- Investeringsaftrek
+ / -/- Fiscale reserves
-/- Correctie deelnemingsvrijstelling
FISCALE WINST
-/- Aftrekbaar deel van de giften
BELASTBARE WINST
-/- Te verrekenen verliezen
BELASTBAAR BEDRAG
+ Ontrekkingen (artikelen 8,9 en 10)
Winstuitdelingen art. 10 lid 1 sub A,B,C VPB.
Bijvoorbeeld verkapt dividend of ook wel vermomd dividend genoemd hierbij word
aandeelhouder bevoordeeld zonder dat er sprake is van formeel dividend moeder B.V.
heeft aandelen in Dochter B.V. Dochter B.V. verkoopt een pand aan moeder B.V. tegen
de boekwaarde van €100.000,-. De werkelijke waarde is €250.000,-. Dochter B.V. heeft
moeder B.V. bevoordeeld met €150.000,-. Voor moeder B.V. is dit een dividend
opbrengst van €150.000,- voor dochter B.V. is dit een dividend uitkering van €150.000,Cashdividend  betaling van haar aandeelhouders.
Stochdividend  in aandelen uitgekeerd in plaats van contant
De in aanmerking genomen vennootschapbelasting art 10 lid 1 sub E VPB
De vennootschapbelasting beinvloedt het eindvermogen maar is niet aftrekbaar.
Ingehouden bronheffingen ( zoals dividend- en kansspelbelastingen ) art. 10 lid 1 sub F
VPB
-
Kapitaalstortingen
(Hoort niet tot de winst omdat dit geen opbrengst uit
bedrijfsoefening is maar een betaling door de aandeelhouder.)
Nominaal gestort kapitaal
Agio = het kan zijn dat hij boven het nominale bedrag stort
Informeel kapitaal (fiscaal begrip) = hij doet zomaar een storting (bijvoorbeeld om zijn
BV te redden)
Bij een willekeurige derde had de vennootschap/aandeelhouder nooit op deze
manier gehandeld
Verkapt dividend
De vennootschap verstrekt een voordeel aan de DGA / aandeelhouder.
Informele kapitaalstorting
De DGA / aandeelhouder verstrekt een voordeel aan de vennootschap.
Voorbeeld 1 bij de afbeelding.
Bouwbedrijf Konings B.V. verstrekt aan Paul Konings Beheer B.V. een geldlening van €
200.000 met een rentepercentage van 3%, terwijl een zakelijke rente op dat moment
4% zou zijn.
Hier is sprake van verkapt dividend  een onttrekking van €2000,- Het is een
bevoordeling van de aandeelhouder. Normaal gesproken zou je een rente doen van 4%
maar nu van 3%
Voorbeeld 2 bij de afbeelding
Paul Konings Beheer B.V. verkoopt haar pand aan Bouwbedrijf Konings B.V. voor een
bedrag van € 100.000, terwijl de werkelijke waarde van het pand € 150.000 bedraagt.
Hier is sprake van informeel kapitaal  het is een storting van €50.000,-. Het is een
bevoordeeling van de B.V.
Aftrekbare kosten
Onder andere:
Winstuitdelingen (tantième)
→ Art. 9 lid 1 letter a Wet VPB
Oprichtingskosten vennootschap
→ Art. 9 lid 1 letter d Wet VPB
Kosten van wijziging van kapitaal (emissie- en notariskosten)
→ Art. 9 lid 1 letter d Wet VPB
+ Niet of –beperkt aftrekbare kosten
Niet-aftrekbaar, onder andere:
Rentevergoedingen op bepaalde leningen (principe kennen!)
→ Art. 10 lid 1 letter d Wet VPB
Fictief loon, tenzij redelijk tarief
→ Art. 10 lid 1 letter g Wet VPB
Beperkt aftrekbaar, onder andere:
Giften → Art. 16 Wet VPB
(aftrek ten hoogste 50% van de winst met een maximum van € 100.000)
Commissarisbeloning voor een commissaris met aanmerkelijk belang
→ Art. 11 lid 1 Wet VPB
- Verliesverrekening
Verliesverrekening → Art. 20 Wet VPB
Negatieve winst = verlies
Carry Back: Verrekening met belastbare winst van voorafgaand jaar
Carry Forward: Verrekening met belastbare winst van 9 opvolgende jaren
Oudste verlies wordt eerst verrekend !
Als je verliest draait hoef je geen belasting te betalen.
Toen die verlies maakte had hij geen aftrekpost, maar het jaar daar op maak je wel
winst. Dus dan mag je het verlies van tot op 9 jaar aftrekken.
Voorbeeld:
De fiscale resultaten van Bouwbedrijf Konings B.V. luiden als volgt:
2007
Winst van € 100.000
2008
Verlies van € 400.000
2009
Winst van € 50.000
2010
Winst van € 100.000
2011
Winst van € 350.000
> Moet dit bedrijf in 2007 belasting betalen? Ja
> En in 2008? Nee je hoeft geen belasting over die 400.000 te betalen, en je kan nog
iets terug krijgen van vorig jaar (Carry Back) kan ik die 20.000 terug krijgen? Ja, want
als je ze bij elkaar optelt zit je nog in de verlies.
> Moet je over 2009 belasting betalen? Nee
> Moet je over 2010 belasting betalen? Nee
> Moet je over 2011 belasting betalen? Ja, want hier sta je op +2.000.000
(Verliezen kan altijd nog van het voorafgaande jaar verrekend worden) = Carry back
Uitwerking verliesrekening
Jaar
Belastbare winst
Carry back
Restant
Carry forward
Restant
Carry forward
Restant
Carry forward
Restant (belastbaar bedrag)
2007
2008
2009
2010
2011
100.000
-400.000
100.000
-300.000
50.000
-250.000
100.000
-150.000
150.000
0
50.000
100.000
350.000
-50.000
0
-100.000
0
-150.000
200.000
2. Schakelbepaling wet IB
- Schakelbepaling van artikel 8 lid 1 Wet Vpb
- Naast vermogensvergelijking (vorige dia) ook mogelijk om belastbaar bedrag te
berekenen met als
uitgangspunt de commerciële winst !
In dit artikel staat dat de artikelen die genoemd zijn gelden voor een BV.
Landenanalyse
Week 1 (hoofdstuk 4+5+8)
Bij een krappe arbeidsmarkt is er minder aanbod van arbeidskrachten maar steeds meer
vraag. Bij een ruime arbeidsmarkt is er veel aanbod van arbeidskrachten en minder
vraag.
Afweging risico en rendement
Deze afweging moet je gaan maken als je gaat exporteren, bijvoorbeeld als je naar
Brazilië gaat exporteren omdat je daar veel geld kunt verdienen kun je er veel
rendement uit halen. Het risico is dat je helemaal naar Brazilië gaat. Je streeft naar veel
rendement en zo weinig mogelijke risico.
Landen met een hoge economische groei kun je veel meer rendement halen, omdat je
dan niet veel hoeft te concurreren, je krijgt toch steeds nieuwe klanten. Bij een lage
economische groei heb je juist veel concurrentie en is het moeilijk om te groeien.
Landen zijn onderling veel meer gaan importeren en exporteren (handelen), omdat je
dan lagere transportkosten hebt en versnelde IT-ontwikkelingen
A= Verenigde Staten
B = China/India
C = West-Europa
D = Afrika
*Maatschappelijke consensus = stabiliteit
tussen groepen in de samenleving (veilig om te handelen)
Welke risico’s en problemen zijn er verbonden aan het exporteren naar het buitenland?
Onvoldoende deviezen in het land aanwezig of beschikbaar (= LANDENRISICO)
Wisselkoersrisico
Culturele risico’s (o.a. betalingsmoraal  debiteurenrisico)
Transportrisico (door vaak grotere afstand)
Aansprakelijkheidsrisico (vak: recht)
- Importbelemmeringen (als bijvoorbeeld de handelsbalans een groot tekort vertoont)
- Oorlog en armoede
- Kans op valutacrisis en deviezentekort (bv. door hoge buitenlandse schuld en overgewaardeerde
munt)
- Corruptie, bureaucratie
- Intensiteit concurrentie in de bedrijfstak in het land van export is hoog
- Politieke crisis (als gevolg van een eco. crisis?)
- Gebrek aan urbanisatie (klanten moeilijk te bereiken)
- Cultuurverschillen, waardoor product niet wordt gewaardeerd
- Betalingsmoraal slecht
- Slecht juridisch systeem (eigendomsrechten niet gewaarborgd), imitatieproducten
- Valutarisico (munt kan in waarde gaan dalen door bijvoorbeeld een hoge inflatie. Hierdoor levert
de
export minder op.)
- Een groot tekort op de handelsbalans kan ertoe leiden dat de overheid bestedingsbeperkende
maatregelen neemt.
Landenrisico = Onvoldoende deviezen in het land aanwezig of beschikbaar
Het risico dat handelspartners in het buitenland door overheidsmaatregelen hun
betalingsverplichtingen niet kunnen nakomen. Hiervoor zijn twee redenen:
1. Geen dollars of euro’s aanwezig (deviezen is buitenlandsgeld, dus dollars in
Nederland.) (onvermogen)
* Je komt aan deviezen door te exporteren
* Je komt aan deviezen door geld te lenen van een buitenlandse belegger
Als er geen deviezen aanwezig zijn, dan exporteert het land weinig of weinig
beleggingsactiviteiten.
Door Export stromen deviezen binnen (vaak dollars). Door import stromen deviezen naar
buiten (vaak dollars)
2. Banken zijn niet bereid om het geld om te wisselen (onwil)
Deviezen is buitenlandsgeld, dus dollars in Nederland.
- Hoe verschilt het landenrisico voor een exporteur en een multinational?
Multinational loop het meeste risico
Deviezen generend vermogen
Externe positie
Wat is het karakter van dit land (kapitaalrekening)? (is een tentamen vraag)
De devisie positie is verbeterd.
Internationale reserves
Invoerdekking 
 Hoeveel maanden kan een land importeren met de aanwezige deviezen?
Formule:
internationale reserves/ import
De omvang van de reserves zegt alleen iets over de betaalcapaciteit als tegelijkertijd de
deviezenbehoefte in de analyse wordt meegenomen. Invoerdekking: in hoeverre is
huidige niveau van reserves voldoende om importen te betalen? (invoerdekking van min.
3 maanden aanhouden).
Omvang buitenlandse schuld
- Debt ratio;
Formule:
Buitenlandse schuld / export
- Debt-service ratio  belangrijk!!, hoeveel schuld heeft een land in verhouding met de
export.
Er moet rente en aflossing betaald worden.
Formule:
Rente + aflossing van buitenlandse schuld/export
- Structuur van de buitenlandse schuld (looptijden)
 Hoeveel % van de deviezen die de export oplevert, zijn nodig om rente te betalen en
af te lossen. Hoe hoger het percentage, hoe meer risico.
Verhouding tussen schuld en export = debt-export ratio.
Debt-service = verhouding tussen deviezen uitstroom en instroom.  welk deel van de
met export verdiende deviezen vloeit naar het buitenland in de vorm van schuldendienst?
Structuur buitenlandse schuld  hoe korter gemiddelde looptijd, des te sneller komen
aflossingsverplichtingen. Behoefte aan deviezen is dan hoog.
Betalingsbalans
Deviezengenerend vermogen:
 door veel export of door kapitaalimport (buitenlandse investeerders)
 stabiliteit en samenstelling exportpakket (hoeveel afnemers? hoeveel
exportproducten?)
Op de lopende rekening komt het geld binnen door export en op de kapitale rekening
komt het geld binnen door lening. Uit deze twee onderdelen bestaat de betalingsbalans.
Je kunt hier zien hoeveel deviezen er binnen komen en weggaan. Als je er meer
binnenkomen dan weggaan is het een gunstig land.
Invoerdekking 500/100 = 5
Debt ratio 1500/500 = 3
Debt-service ratio 175/500 = 0,35
Is het landenrisico voor dit land groot?
Invoerdekking > goed
Debt-ratio > redelijk, niet slecht
Debt-service ratio > redelijk goed
Waarom is het niet verstandig om naar een land te exporteren met een hardnekkig
tekort op de lopende rekening? (import > export)
1. Deviezen raken op.
2. Overheid devalueert de eigen munt (of muntwaarde daalt)
3. Overheid voert importbelemmeringen in.
4. Overheid treft bestedingsbeperkende maatregelen, import daal door minder besteding
5. Rente kan gaan oplopen, renteniveau gaat omhoog en gaan mensen sparen en minder
besteden
Wisselkoersrisico = valutarisico
Vrije wisselkoers (= zwevende wisselkoers)  appreciëren/deprecieren
Vaste wisselkoers  revalueren/devalueren
Vaste wisselkoers met bandbreedte
Één munt
Zet de 4 wisselkoerssystemen in volgorde van risico voor een exporteur! (minste risico
bovenaan!)
4. Één munt
3. Vaste wisselkoers met bandbreedte (nummers 2 en 3 zijn eigenlijk gelijk)
2. Vaste wisselkoers > Revalueren/devalueren
1. Vrije wisselkoers
Geef voor elk systeem een voorbeeld van een munt waar dit systeem op van toepassing
is!
Vrije wisselkoers: Het is iedere dag anders, Hong Kong munt
Vaste wisselkoers > revalueren/devalueren: Zwitserse frank, Noorse Kroon
Vaste wisselkoers met bandbreedte: Zwitserse frank, Noorse Kroon
Één munt: Euro
Euro kan wel eens stijgen of dalen ten opzichte van een andere munt
Waar zet je de euro? B (of hij blijft hetzelfde of hij wordt meer waard)
Wisselkoersrisico (= valutarisico) = Risico dat de (toekomstige) winst van een
onderneming beïnvloed wordt door wisselkoersschommelingen.
Hoeveel valutarisico een bedrijf loopt hangt af van:
* valuta-exposure
* valuta-volatiliteit
Leg uit:
1) Shell kent een hoge valuta-exposure (is dat zo?) Ja, dat is zo
2) Handelen met de VS is risicovoller dan met Denemarken. Ja dat is ook
zo, de dollar koers is helemaal vrij. De deense kroon ten opzichte van de euro heeft een
vaste wisselkoers.
4 vormen van valutatisico
Pretransactierisico = ‘offerterisico’
Transactierisico = ‘kredietermijnrisico’
Translatierisico = ‘omrekenrisico (vaste) activa op de balans’
Economisch of structureel risico = ‘concurrentierisico’
1. Een offerte die bijvoorbeeld een maand geldig is. Als diegene reageert in die maand
kan het zo zijn dat de wisselkoers veranderd. Dit kan positief of negatief uitvallen.
2. Rekening waar je bijvoorbeeld 30 dagen de tijd voor hebt om hem te betalen
3. Je hebt geld te goed.
4. Structureel risico
Bij welk risico horen onderstaande gebeurtenissen?
Philips verkoopt een dochterbedrijf in de VS
AH hoeft de geleverde frisdrank pas over een maand te betalen aan haar Duitse
leverancier.
BMW verkoopt steeds meer auto’s in China.
a. Translatierisico
b. transactierisico
c. Economische of structureel risico
Valuta instrumenten
Interne valuta-instrumenten (besparing transactiekosten)
Netting (in-house banking) 
salderen vreemde valutaposities.
Matching  inkomsten en uitgaven op zelfde tijdstip
Leading en lagging 
betalingen en/of inningen versneld of vertraagd uitvoeren.
Balansbeheer  Afstemming bezittingen en schulden in vreemde valuta’s
Salderen op 0
Op dezelfde datum alle inkomsten en uitgaven regelen
Bijvoorbeeld snel je geld binnen halen als je merkt dat de wisselkoers zal stijgen
Je kan kijken in hoeverre je dingen tegen elkaar weg kan strepen
Externe valuta-instrumenten
Valutatermijncontract (via een bank af te sluiten!)
Contante koers: 1€ = $ 1,23
3-maandstermijnkoers: 1€ = $ 1,25
Transacties op de geldmarkt
 tegenover een bezitting in een vreemde valuta wordt een
schuld gecreëerd of omgekeerd.
opgave: een Amerikaans bedrijf ontvangt over een half jaar
€ 100.000. De debetrente (=leenrente) in Europa bedraagt 5% en de creditrente
(=spaarrente) in de VS 2% (over een half jaar). De contante koers van een $ is 0,76€.
Hoeveel euro zal het Amerikaans bedrijf nu lenen? (En direct omzetten in $!)
Wat is de zekere opbrengst voor het bedrijf in dollars?
3-maandentermijnkoerst: als je van te voren een koers afspreekt met de bank. Als je
weet dat je over 3 maanden geld krijgt kun je een koers afspreken, want dan heb je
zekerheid (dit kan positief of negatief zijn).
Transacties op de geldmarkt
A. 100.000 / 1,025 =
B.
Amerika heeft een vordering van 100.000 euro. Hij wil dollars maken van de euro’s. >
€100.000 / 0,76 = $131578,94
Vergoeding > 131578,94 * 1,02 = ………..
Je moet rente betalen. ……../1,05 =
Valutaoptie
‘Recht’ om een bepaalde valuta te kopen (call) of te verkopen (put) tegen een
vastgelegde koers (uitoefenprijs)
WAAROM EEN OPTIE-CONTRACT i.p.v. EEN TERMIJNCONTRACT?
Expiratiedatum= de datum dat het afloopt
Landenselectie volgens de filtermethode
Mogelijke voorselectiecriteria: hoogte BBP per inwoner,
(burger)oorlog, hoogte importbelemmeringen, bepaalde
kenmerken van de binnenlandse markt.
Macrocriteria: politieke situatie, demografische
ontwikkelingen, hoogte buitenlandse schuld,
overgewaardeerde munt.
Meso- en microcriteria: analyse van de bedrijfstak en de
markt. Bijvoorbeeld de intensiteit van de concurrentie in
de bedrijfstak.
Economische ontwikkeling/groei verloopt in 3 fasen:
Factorgedreven groei
Landen die wat betreft hun groei afhankelijk zijn van de
export van grondstoffen en arbeidsintensieve producten
Investeringsgedreven groei
Buitenlandse directe investeringen zorgen voor een
verdere groei, waar deze landen standaardgoederen en –diensten vaak goedkoop kunnen
produceren door hun lage prijzen van productiefactoren (m.n. arbeid).
Innovatiegedreven groei
Het steeds opnieuw innoveren zorgt voor verdere groei.
De Wereldbank gebruikt verschillenden manieren om te classificeren namelijk:
Classificatie naar inkomensniveau
Classificatie naar regio
- Ontwikkelingslanden
(Afrika; heeft een hoge bevolkingsgroei , honger, oorlogen etc. , deel van Azië; Zuid-Azië
heeft een nog lager inkomen per inkomen van de hoofd van de bevolking, maar hier zijn
de vooruitzichten wel beter & Zuid-Amerika)
- Emerging markets: ontwikkelingslanden snelle, onstabiele groei (Brazilië, Rusland,
India en China = BRIC)
- Triade: rijk gevestigde landen (West-Europa, VS, Australie & Japan)
De begrippen ‘poverty trap’ en de onmogelijkheid van een ‘take-off’ horen typisch bij
ontwikkelingslanden. Leg uit!
Om tot ontwikkeling te komen moet er geïnvesteerd worden. Dit kan alleen maar als er
genoeg binnenlandse bestedingen zijn. Echter, door de lage lonen, wordt er niet
gespaard en komt een land moeilijk van de grond (door poverty-trap geen take-off
mogelijk!)
Je zit dan in een vicieuze cirkel die men ook wel de armoedeval (poverty trap) noemt.
We spreken van take-off als landen deze vicieuze cirkel doorbreken.
Economische ontwikkeling/groei verloopt in 3 fasen:
1. Factorgedreven – laag inkomen (Afrikaanse) groei , de groei komt vooral voort uit
grondstoffen. (Productiefactoren)
2. Investeringsgedreven – midden inkomen (China) groei, vooral groeien door middel
van machines. Een combinatie van
techniek en goedkope arbeid.
3. Innovatiegedreven – hoog inkomen (VS) groei, je hebt goede scholing nodig om te
groeien. (Techniek en kwaliteit)
Economische orde
De economische orde in een land bepaald wie er beslist over wat, hoeveel,
hoe, waar en wanneer geproduceerd wordt.
Als de overheid alle beslissingen neemt noemen we dat > Planeconomie
of centraal geleide economie. Het bekendste voorbeeld was de SovjetUnie. De consument kan in een planeconomie geen invloed uitoefenen op
het aanbod van producten. Tegenwoordig bestaan er in de
wereldeconomie nog maar een paar echte planeconomieën; Cuba en
Noord-Korea.
We spreken van Markteconomie als het prijsmechanisme vraag en aanbod
op elkaar afstemt. In een zuivere markteconomie bestaat
consumentensoevereiniteit (= consument bepaald wat bedrijven
produceren, als de vraag van consumenten toeneemt zal de prijs stijgen).
In de Triade (VS, West-Europa & Japan) is er vooral sprake van
markteconomie.
Verenigde staten > de economische orde van de VS kan worden
getypeerd als: Individualistische markteconomie of als individueel
kapitalisme = iedereen streeft naar zijn eigen belang waardoor de
onzichtbare hand van het prijsmechanisme ervoor zorgt dat het algemeen
het best wordt gediend.
Tijdshorizon van de besluitvorming
Streven meer dan Europeanen en Japanners naar consumptie op korte
termijn en omdat er zoveel nadruk ligt op de huidige consumptie heet het
ook wel de consumenteneconomie. Het gaat de VS erg om de winst dat is
ook de reden dat ze niet ondertekenen voor de afspraken over het
broeikaseffect.
Rol van financiële prikkels
Het verloop van personeel is in de VS er groot en er is weinig ruimte voor
loyaliteit. Beloningen naar individuele prestatie komen veel voor.
Overheidsinvloed
De premie- en belastingdruk is laag in de VS omdat mensen in een zo
groot mogelijke moeten hebben als het gaat over hun eigen inkomsten.
Schadeclaims kunnen hoog oplopen wanneer er iets niet goed gaat, maar
de diensten/goederen die de overheid verleent blijven beperkt, hierdoor
blijft de premie- en belasting druk dus laag.
Samenwerking
Er is weinig sprake tussen bedrijven onderling en bedrijven en overheid
omdat er grootte wantrouwen is en de mededingingswet streng is.
Japan > In de economische orde van Japan staat de groep centraal.
Individuele waarden zijn in Japan onder geschikt aan gemeenschappelijke
waarden. De economische orde van Japan is te omschrijven als een
markteconomie waarin individuen in groepen een gemeenschappelijk doel
proberen te bereiken. Het best te typeren als groepkapitalisme.
Tijdshorizon van de besluitvorming
Japanners hebben een langetermijnoriëntatie. In Japan zijn groei van
afzet, productie en werkgelegenheid belangrijker dan maximalisatie van
de winst op korte termijn. Ondernemers richten hun beslissingen op lange
termijn, omdat aandeelhouders in Japan weinig invloed hebben. Andere
belanghebbenden als werknemers en afnemers zijn veel belangrijker. Ook
wel genoemd producenteneconomie.
Hoge spaarquote= besparingen als percentage van het nationaal inkomen.
Om van Japan een vooraanstaand industrieland te maken, waren hoge
binnenlandse investeringen en dus hoge binnenlandse investeringen
nodig. Lenen in het buitenland is ongewenst.
Rol van financiele prikkels
Financiële prikkels spelen in Japan een kleinere en andere rol dan in de
VS. Ze willen de werknemers binden aan hun onderneming vanwege
kwaliteiten die de werknemers hebben. Ze streven naar loyale
werknemers (& lifetime employment).
Overheidsinvloed
De overheid speelt in Japan een grote rol. De strategieën zijn erop gericht
om industrieën te selecteren en te ontwikkelen. Ze helpen door
ondernemersrisico’s te verminderen etc.
Het socialezekerheidsstelsel in Japan is beperkt.
Samenwerking
Samenwerking tussen groepen speelt een grote rol. Intensieve
samenwerking tussen de overheid en het bedrijfsleven om nationale
strategieën op te stellen. Samenwerking onderling is ook belangrijk. Het
internationale bedrijfsleven is georganiseerd in zogeheten Keiretsu’s =
een netwerk van bedrijven waarin toeleveranciers, fabrikanten van
eindproducten en de detailhandel met elkaar samenwerken.
West-Europa
Economische orde
West-Europa is geen nationale staat net zoals de VS. Het zijn soevereine
landen met zeer uiteenlopende culturen en dus ook zeer uiteenlopende
economische ordes. De economische ordes van Noordwest-Europa hebben
veel overeenkomsten (met uitzondering van Groot-Brittannië en Ierland).
Noordwest-Europa wordt ook wel Rijnlandmodel genoemd. De waarden
vrijheid, gelijkheid en solidariteit staan centraal. Hier is sprake van een
socialemarkteconomie. De markt stemt vraag en aanbod op elkaar af,
maar de overheid corrigeert de marktuitkomsten al de inkomensverdeling
te scheef wordt.
Overheidsinvloed
De overheid heeft een grote rol. De vrije markt zorgt voor een
ogenlijkmatige inkomensverdeling. De overheid moet gelijkheid en
solidariteit organiseren. Het sociale zekerheidsstelsel zorgt er in Europa
voor dat mensen die niet in staat zijn een eigen inkomen te verwerven
van de wieg tot de dood in de kosten van hun levensonderhoud kunnen
voorzien. Voor de herverdeling van inkomen heft de overheid belastingen
en premies. Dit verstoort de werking van de arbeidsmarkt. Hoge
belastingen en sociale premies maken arbeid duur, waardoor de
werkgelegenheid daalt. Bovendien leiden belastingen, premies en
overdrachten ertoe dat mensen financiële prikkels minder sterk voelen.
(mensen zullen minder snel betaal werk gaan zoeken omdat ze gewoon
een uitkering krijgen).
Samenwerking
Samenwerking tussen overheid en sociale partners speelt een grote rol.
Voor de uitvoering van het sociaalzekerheidsstelsel is een breed draagvlak
nodig. Het Rijnlandmodel wordt ook wel overlegeconomie genoemd. Ook
stimuleert de overheid samenwerking met buitenland op gebied van
innovatie maar anderzijds is er ook een streng mededingingsbeleid.
Economische prestaties van de Triade
De economische groei in de Triade is de afgelopen 20 jaar mager geweest.
Japan
De groei in Japan is uitzonderlijk laag. Dit komt door problemen in de
financiële sector. Dit uit zich door minder bestedingen. Japan heeft ook
structurele problemen zoals de snelle vergrijzing. Hierdoor zal de
spaarquote dalen. Japan heeft een hoge overheidsschuld en er is een
tekort aan arbeidskrachten waardoor ze genoodzaakt zijn de productie te
verplaatsen naar Zuid-oost-Azië. Dit gaat ten kosten van de economische
groei in Japan zelf.
Europa
Werkloosheid is een Europees probleem. Gaat gepaard met hoge
collectieve lasten. Deze verhogen de loonkosten, waardoor werkgevers
arbeid vervangen door kapitaal.
VS
Tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans is een probleem
van de VS. Een tekort op de lopende rekening ontstaat als de nationale
bestedingen de nationale productie overtreffen. Simpel: ze besteden te
veel! Om het tekort op de rekening te financieren moeten ze geld uit het
buitenland aan trekken. Hierdoor komt een steeds groter deel van het
Amerikaanse bedrijfsleven en de Amerikaanse Staatsschuld in het
buitenlandse handen. De VS wordt dus financieel afhankelijk van het
buitenland. De oorzaak voor het grootte tekort is dat Amerikanen te
weinig sparen.
Duurzaamheid
In hoeverre is de economische groei van de drie regio’s duurzaam in de
zin dat de behoeftebevrediging van de huidige generatie niet te koste gaat
van de toekomstige generatie….?
Amerika gaat gepaard met het meeste milieugebruik per hoofd van de
bevolking. Dit past goed in het beeld van de VS als een op de korte
termijn georiënteerde consumenteneconomie.
Inkomensverdeling
Grote inkomensverschillen kunnen leiden tot maatschappelijke onrust. In
de VS is deze verhouding het grootst.
Als we je het geheel overziet is de VS het meest bevorderlijk voor
economische groei. Daar staat tegenover dat de Amerikaanse groei
minder duurzaam is dan die van Japan en Europa. Amerika gaat gepaard
met een groeiende buitenlandse schuld, een groeiende ‘’milieuschuld’’ en
grote inkomensverschillen, op dit gebied doet Japan en Europa het dus
weer beter.
Toekomstverwachtingen voor de Triade
Het verbeteren van de zwakke punten zoals hierboven beschreven.
Week 2 (2+5+8 + hoofdstuk 8 op BB)
Macro analyse
Politiek:
- Politieke structuur en stabiliteit
- Internationale betrekkingen
- Kwaliteit van overheid (corruptie)
- Handelspolitiek
Dreigen er op korte termijn interne of externe conflicten?
Staatsvorm, internationale betrekkingen, politieke structuur en stabiliteit, lidmaatschap
int. organisaties (WTO, IMF).
Overheid corrupt, bureaucratisch functioneren, eigen ondernemingen bevoordelen,
importbelemmeringen.
Demografisch:
- Omvang en groei van bevolking
- Urbanisatiegraad
- Samenstelling bevolking
- Opleidingsniveau
Vergrijzing door afname bevolkingsgroei (minder jongeren) en betere medische zorg. In
Japan is de vergrijzing nog veel groter dan in Europa. Vergrijzing kan leiden tot
spanningen op de arbeidsmarkt.
Voordelen urbanisatie (meer kans op gezondheidszorg en scholing). Nadelen urbanisatie:
armoede, vervuiling e.d.
Bedrijven kunnen door urbanisatie hun klanten beter bereiken.
Cultureel:
- Taal en religie
- Hiërarchische verhoudingen
- Omgangsvormen
- Handelsethiek en betalingsmoraal
Individu vs. Collectief
Masculien vs. Feminien
Korte termijnoriëntatie (VS) vs. Lange termijnoriëntatie (China)
Economisch:
Economisch systeem
Omvang en verdeling BBP
Interne economische situatie:
- Belangrijkste sectoren
- Economische groei
- Inflatie
- Economische politiek
Externe economische situatie:
- Wisselkoers
- Buitenlandse schuld
- Betalingsbalans
- Internationale reserves
Juridische > In te vullen door het recht vak
Week 3
Oefening
1)
Een Europees bedrijf ontvangt over 3 maanden $ 100.000.
a.
Welk soort valutarisico loopt dit bedrijf?
b.
Welke ‘intern’ instrument kan worden ingezet om het wisselkoersrisico af te
dekken?
c.
Welk ‘extern’ instrument kan worden ingezet om het wisselkoersrisico af te
dekken?
1a transactie risico
1b netting schulden en vorderingen tegen elkaar wegstrepen
De inning proberen te versnellen bv. Korting 9900 ipv 10000
1c naar de bank termijn transactie
2)
Waarom is het wellicht onverstandig om te exporteren naar een land dat:
a een hoge inflatie heeft?
b relatief veel importeert?
c een lage economische groei kent
2a. De koffie kan te duur worden
2b tekort lopende rekening betaal belans dus land kan failliet gaan
Mensen zijn negatief dus willen geen nieuwe produten
Deze vormen staan beschreven in hst. 7 van boek; paragraaf 7.4.1
Indirect: via een agent of importeur.
Joint venture: geen zeggenschap, dir. Investering: wel zeggenschap
Eigendomsvoordelen
Opbrengstenkant: superieure kwaliteit of technologie, sterk merk of marketingformule.
Kostenkant: grote schaal- of ervaringsvoordelen.
Landenvoordelen
Landenvoordelen: voordelen van het ter plekke gevestigd zijn, zoals inspelen op de
lokale voorkeuren, omzeilen van importheffingen, lage productiekosten.
Internationalisatievoordelen: voordelen van zeggenschap hebben over het bedrijf, zoals
zekerheid dat merknaam niet in diskrediet wordt gebracht, er geen kennis weglekt naar
concurrenten, je niet hoeft te onderhandelen over de waardering van het eigendom.
Week 4
Regionale economische integratie:
vrijhandelsgebied;
Douane-unie
Gemeenschappelijke markt
Economische unie
Vrij handelsgebied
> Geen onderlinge tarieven
Douane-unie
> Geen onderlinge tarieven
> Gemeenschappelijk buitentarief
Gemeenschappelijke markt
> Geen onderlinge tarieven
> Gemeenschappelijk buitentarief
> Vrij verkeer productiefactoren
Economische unie >>>>>>>>
> Geen onderlinge tarieven
> gemeenschappelijk buitentarief
> Vrij verkeer productiefactoren
OEFENOPGAVEN !!!
Europees recht
Week 1 – Export en Europees recht
Leerdoelen H4 (Nadruk of EU verdrag en EU werkingsverdrag)
- De juridische vormen van export beschrijven
- De basisstructuur van de Europese Unie uitleggen
- De werking van de Europese Verdragen doorgronden
- De ‘Vier Vrijheden’ (vrij verkeer van goederen in het bijzonder)op een vrij complexe
casus
toepassen (toepassingsvraag op tentamen)
Wijze van exporteren
1) via een agent
2) via een distributeur
3) persoon in loondienst
4) franchise
5) joint venture (zelfstudie)
1. Export via een ‘agent’
Deze overeenkomst is geregeld in art. 7:428 BW voor in Nederland. Als je de grens over
gaat krijg je te maken met Europese richtlijnen, je krijgt hier te maken met het EVO
verdrag en het vertegenwoordigings verdrag. Als je exporteert via een agent heb je met
de volgende partijen te maken. Namelijk exporteur  Agent  klant. Van exporteur naar
agent heb je te maken met een internationale agentuur overeenkomst. Het bijzondere
van deze overeenkomst is dat de exporteur de koopovereenkomst sluit met de klant en
niet de agent. De agent is hier een zelfstandige ondernemer, die kent ook het land
waarvoor die bezig is voor de exporteur. Het nadeel hier is dat de klant op afstand zit,
bijvoorbeeld is de klant wel kapitaal krachtig genoeg? Tussen de agent en exporteur
wordt vaak een delcrederebing gesloten, dat is een onderdeel van de agentuur
overeenkomst. De agent beloofd dan dat de klant kredietwaardig is, de klant is dus
kapitaal krachtig genoeg. Stel de klant betaald niet, kan de exporteur ook bij de agent
aankloppen. De agent verdiend zijn geld door elke geslaagde bemiddeling. Bij elke
internationale overeenkomst komen problemen voor namelijk 3 IPR – problemen
(internationaal privaat recht):
- Welk recht is van toepassing?
- Welke rechter is bevoegd? (Nederlandse rechter of een rechter in het buitenland)
- Ten uitvoerlegging vonnis? (Is het vonnis rechtsgeldig?)
2. Export via een distributeur
Het is een generieke overeenkomst, partijen zijn vrij te bepalen wat ze opnemen in de
overeenkomst. De volgende partijen zijn van belang; Exporteur (principaal) 
Distributeur  klant. Tussen de distributeur en de klant ontstaat een nationale
koopovereenkomst, tussen de exporteur en distributeur ontstaat een internationale
koopovereenkomst. De export verkoopt zij goederen aan de distributeur, op deze
goederen komt een toeslag en verkoopt de distributeur ze aan de klant. Het voordeel
voor de exporteur is dat hij alleen te maken heeft met de distributeur. Het nadeel is dat
de exporteur niet precies weet wie zijn klanten zijn, bijvoorbeeld met marketing. De
overeenkomst mag niet in strijd komen met de mededingingswet, bijvoorbeeld
prijsafspraken mogen niet afwijken. Het Weens koopverdrag en het EVO verdrag zijn hier
van toepassing.
3. Export via persoon in loondienst (arbeidsovereenkomst)
Je hebt hier te maken met een arbeidsovereenkomst art. 7:610 BW. Je hebt hier te
maken met een Exporteur (werkgever)  Werknemer (Nederlandse of buitenlandse). Bij
een buitenlandse werknemer is het beter voor buitenlandse recht te kiezen, maar je kunt
ook het Nederlandse recht kiezen (7:610). Het is beter om voor buitenlands recht te
kiezen i.v.m. ontslagrecht. De werknemer is ondergeschikt aan de werkgever. Als
werkgever neem je een geheimshoudingsbeding op en een concurrentie/relatie beding op
in de arbeidsovereenkomst t.o.v. de buitenlandse werknemer.
4. Export via Franchise overeenkomst
De partijen waar je mee te maken hebt: Exporteur (franchisegever)  Franchisenemer
(in het buitenland)  Klant. Je hebt te maken met een internationale franchise
overeenkomst tussen de franchise gever en nemer. Tussen de nemer en klant heb je te
maken met een nationale overeenkomst. De franchisegever levert veel verplichtingen op
aan de franchisenemer, op het gebeid van marketing, logo, boekhouding, uitstraling etc.
Het Weens koopverdrag en het EVO verdrag zijn hier van toepassing.
Europees recht
- EU verdrag (4311), toetreding van een nieuwe lidstaat
- EU werkingsverdrag (4231)
Week 2
EU heeft zich ontwikkeld tot een grote macht door 4 sporen:
Uitbreidingen van lidstaten (omvang) (van 6 naar 27)
Aantal verdragen uitgebreid (EGKS, kolen en staal) (EEG, Europese economische
gemeenschap) (EG verdrag, totale economie), Univerdrag, Kernverdrag, Buitenlandse
zaken, veiligheid, politie en justitie. Eerst heette ze EEG, daarna E van economisch weg
want het werd meer dan economie. Toen de EU. Dus steeds meer beleidsterreinen
worden door EU bepaald waardoor EU dus ook machtiger wordt.
Jurisprudentie: (cost NL = voorrangbeginsel en van Gend en Kos directe werking Dit
leidt tot supranationaliteit)
Wetgeving en verordening :Eu mag op steeds meer terreinen, wetten maken en de EU
moet zich eraan houden.
Twee verdragen
VEU en VWEU
Wie is de baas in europa
Uitgangspunt: Art. 13 EU verdragen (VEU),
Europees parlement ( gekozen burgers van lidstaten)
Europese raad ( Staatshoofden, regeringsleider (RUTTE), en VOORZITTER VAN
EUROPESE COMISSIE) (die zijn de baas)
De raad: Vakministers: als het gaat om landbouw: Gaan alle ministers van landbouw van
de EU landen daar naartoe
De commissie: zitten eurocommissarissen
Hof van justitie = rechter van EU, je hebt heel veel soorten rechters
Rekenkamer: Budgetten controleren van de EU, ze houden in de gaten wat binnen komt,
lidstaten moeten bijvoorbeeld geld betalen om lid te blijven
Europese centrale bank = Houdt koers in de gaten, zonder winstoogmerk maar wordt wel
geld in gestopt. Doel: Economie van eu bevorderen.
1. Europees parlement:
Waar geregeld:art 14 VEU
Wie:Gekozen burgers (vertegenwoordigers)
Vertegenwoordigt:De burgers
Wat doen ze: Stellen begrotingen op/vast samen met de raad (niet Europese) obv
evenredigheid wetgever van eu
2. De Europese raad:
Waar geregeld: art 15 VEU
Wie: Staatshoofden, regeringsleiders (Rutte, merkel) en voorzitter Europese Commissie
(Die zijn de baas in EU)
Vertegenwoordigen: De EU zelf
Wat doen ze? Ze bepalen de richting die ze opmoeten
3. De raad:
Waar geregeld: art 16 VEU
Wie?: Vakministers (minster van landbouw, ministers van milieu)
Vertegenwoordigt: De regering van de lidstaten
Wat doen ze?: wetten en begrotingen maken samen met europees parlement
4. De commissie
Waar geregeld: Art 17 VEU
Wie: Eurocommissarissen van elk één lidstaat
Vertegenwoordigt: De EU
Wat doen ze?: Ze houden toezicht van nakoming verdragen. Als ze iets constateren
naar het hof van justitie. Maken ook wetsvoorstellen om te vooromen dat het europees
parlement en de raad te machtig worden. (trias politicas)
5. Hof van justitie
Waar geregeld: art 19 VEU
Wie: Rechters op alle gebieden waarmee mensen te maken hebben met recht
Wie vertegenwoordigen?: art 19 lid 3 sub A: iedereen
Wat doen ze?: Pre juridiciele: voordat Nederlandse rechter uitspraak doet eerst vragen
of ze europees recht goed hebben uitgelegd.
6.Rekenkamer
Waar: art 285 VWEU
Wat doen ze: Budgetten controleren van de EU, ze houden in de gaten wat binnen komt,
lidstaten moeten bijvoorbeeld geld betalen om lid te blijven
7. ECB:
Waar: Art 282 VWEU
Wat doen ze: Houdt koers in de gaten, zonder winstoogmerk maar wordt wel geld in
gestopt. Doel: Economie van EU bevorderen.
Vertegenwoordigt: EU
Week 3
Mogelijke tentamenvraag
Wat is (bijvoorbeeld) het verschil tussen art. 214 lid 1 en 4 EUW en art. 91 lid 1 EUW?
Humanitaire hulp (art. 214 lid 1/4 EUW) en bijzondere aspecten van vervoeren (art. 91)
Onbeperkt bevoegd, t.a.v. beleidsterreinen.
3 uitgangspunten :
- Art. 4 en 5 EU
- Art. 3-6 EUW
- Rechtsbasisbeginsel, het moet in het recht/wet staan.
Art. 4 EU: blz 4311
lid 1: verhouding unie en lidstaten. Wat de lidstaten niet hebben weggegeven, daar mag
de unie ook niet aan komen.
lid 2: de Unie eerbiedigt de gelijkheid tussen staten, niet alle staten zijn gelijk.
lid 3: loyale samenwerking respecteren de Unie en de lidstaten, elkaar aanvullen.
Art. 5 EU: blz 4312
lid 3: subsidiariteitsbeginsel
lid 4: evenredigheidsbeginsel, als je hetzelfde resultaat kunt behalen met een kleiner
bedrag/minder werk moet je dit doen.
Art. 3 EUW blz 4231 (Grote bevoegdheid)
De Unie is exclusief bevoegd (=alleen bepalen), in het artikel staat over werken
onderdelen.
Art. 4 EUW blz 4231 (Minder grote bevoegdheid)
lid 1: gedeelde bevoegdheid EU + lidstaten (minder grote bevoegdheid)
lid 2: staat alles wat gezamenlijk wordt gedaan.
Art. 5 EUW blz 4232 (Nog minder bevoegdheid)
lid 1: een van de instellingen (Raad) van Europese Unie stelt maatregelen en de lidstaten
coördineren. (deze bevoegdheid is kleiner voor de EU)
Art. 6 EUW blz 4232
De unie ondersteunt, coördineert en vult aan. (laagste bevoegdheid t.o.v. lidstaten)
T.o.v. wie worden deze bevoegdheden afgebakend? De lidstaten.
Besluitvorming
Drie procedures art. 289 EUW
Gewone procedure, lid 1 (Europees parlement + raad op voorstel van Europese
commissie besluiten nemen)
Speciaal, codecisie, lid 2 (Europees parlement + deelname raad of raad + deelname
parlement, er kunnen twee verschillende partijen de leiding nemen)
Overige, lid 4 (initiatief lidstaten op Europees parlement + aanbeveling Europese
centrale bank + verzoek Europese justitie of Europese investeringsbank)
Gemeenschappelijkheden
- Altijd voorstel Cie = Europese commissie
- Alleen de Raad of de Raad en Parlement kunnen van een voorstel een rechtsgeldig
besluit, een
‘wet’, maken
- art 4 lid 3 EU, loyaliteitsbeginsel (goede samenwerking tussen Unie en lidstaten)
Type besluiten, wetten
- Primair, basisverdragen (EUW), primair is alleen de lidstaten
- Secundair
- Art. 288 EUW
1. Verordening, directe werking in de lidstaten, er staat vastgesteld hoe je iets
moet bereiken
2. Richtlijn, zelf de weg bepalen hoe je bij het resultaat komt (geen directe werking)
3. Beschikking, is verbindend
4. Aanbeveling, zijn niet bindend, vragen ze naar om van te leren
Richtlijn
- 4 elementen, LS, resultaatverplichting en termijn, keuzevrijheid, beperkte
rechtstreekse werking
- Doel? Harmonisatie
- Het is een instructie van de EG aan de LS om hun wetgeving aan te passen
- Praktijk, weinig verschil met Verordening
Verordening
- Omzetting nationale regel is dus niet nodig! Het werkt direct!
* Verschil tussen beschikking en aanbeveling weten.
Internationale marketing
Puntje 3 hoef je niet te leren voor dit vak. Ook hoef je niet alle stappen uit je hoofd te
leren !
Les 1
Export, wat en waarom?
Motieven
Vormen van export
Typen internationale ondernemingen
Het exportplan (stap 1 + 2)
1. Motieven om te exporteren
Re-actief > incidentele orders ( iemand die op een website komt en iets wil kopen, dit
kan een doelgroep zijn waar je je eigenlijk niet echt op richt).
UCC > Proactief
2. Vormen van export
- Traditioneel > alleen als iemand erom vraagt. Als er vraag naar is > reactief
- Export marketing> Je gaat er dan al wat meer strategisch mee om, je gaat landen
selecteren.
> reactief
- Internationale marketing> Je gaat het meer beleidsmatig vormgeven, intern meer
exportafdelingen opzetten en productie verhuizen naar andere landen als dat handig is,
maar je zit nog steeds met een gecoördineerd beleid in je thuis land, je stuurt het dus
thuis aan.
- Multimarket marketing> je gaat zoveel mogelijk beslissing bevoegdheid verplaatsen
naar export markten, om maar zo snel mogelijk je marketing uit te voeren in de markt
waar je actief bent.
> proactief
- Global marketing> daar zie je de hele wereld als een grote afzet markt. Je gaat veel
meer uit van overeenkomsten van behoeften als van verschillen > Proactief
3. Typen internationale ondernemingen - EPRG model van Perlmutter
Je kijkt naar hoe ondernemingen naar internationalisering kijken
- Ethnocentrism > zwaar reactief
- Polycentrism> klantgericht en kijken naar andere markten en kijken daar met name
naar verschillen. Je kijkt naar andere markten en hoe moet je daar je marketing op
aanpassen.
- Regiocentric> ziet ook verschillen in culturen maar gaat kijken of er overeenkomsten
bestaan. (je ziet landen niet opzich maar bij elkaar, bijvoorbeeld NL Belgie en Duitsland
je kijkt dan naar West-Europa.
- Geocentrisc > je ziet de hele wereld als een grote markt.
4. Het exportplan (stap 1 + 2)
Ondernemingsplan vs Exportplan:
Je begint met een ondernemingsplan = 1
Beleidsplan = 2
1. Marktdefinitie
2. interne analyse
Onderzoekselementen
Externe analyse
4. Afnemers
Hoe kun je segmenteren:
1. klimaat, land
2. geslacht
3. Opleiding, inkomen
4. lifestyle
5. Hoe ga je om met het gebruiken van koffie, de intensiteit van het gebruik (gebruik je
het veel of weinig)
Voorbeeld: Starbucks > customer intimacy
Drank
Koffie
Private label of out of home
Man
Heavy user, light user, ex user, not user
A of B merk
5. Bedrijfstakanalyse
Meso > De markt waarin de branche actief >
Macro > DESTEP
Waarvoor wordt het 5-krachtenmodel van Porter gebruikt > het model zegt iets over de
concurrentie intensiteit van de markt.
De macht van de afnemers is klein (UCC), want als AH niet wil kun je naar een andere
supermarkt gaan.
(bij concentratie is de macht van de afnemer groot) > voorbeeld is de Plofkip. Ook komt
het vaker voor bij B2B, Zorg en energiecollectieven
Een voorbeeld is de consumentenbond, want dat is een concentratie/vereniging van
afnemers.
6. Concurrentie analyse
UC > op 1 & 2
7. Distributie analyse
Direct > doe je het zelf
Indirect > dan zit daar nog iemand tussen
Productie in het buitenland > je kan sneller reageren in de markt als je ook in het land
gevestigd bent en je kan ook sneller leveren
VOOR & NADELEN MOET JE GOED KENNEN!!
8. Confrontatiematrix
I + II: Analyseren en Confronteren
Confronteren >
Altijd van boven naar beneden (de som van een kolom is 9)
Horizontaal is niet altijd 9
Algemene strategieën die bij een kwadrant horen
Daar waar je sterk in bent en waar je kansen in ziet daarin wil je groeien.
> Maar er zijn 6 vijven
III: Combineren
Eerste keuze is onderwerp dan moet je er een weging aan hangen ( daar mag je elk
cijfer aan hangen)
Daarna waardeer je hoe goed je daar in ben of hoe goed het past (opties)
(Bij de optie doe je de weging maal de optie)
Je kijkt welke optie het grootste is en die kies je dan
IV: Strategie
Alle drie op orde zijn maar eentje moet eruit springen
9. Exportmarketingmix
Augmented > service