Nyenrode Managerial Economics Erwin van Beveren

Managerial Economics
Samenvatting van Ing. E. van Beveren jr.
Boek ‘Managerial Economics and Organisational Architecture’ 5th edition
(Brickley / Smith / Zimmerman, ISBN: 978-0-07-128480-6) + de vragen uit dit boek +
de Class Sheets PTMSC18 + 2 Proefexamens
Nyenrode 2014
ErwinVanBeveren.nl
Economists’ View of Behavior
Consumenten zoeken maximaal nut voor beperkte resources.
Opportunity costs zijn de gemiste opbrengsten van het beste alternatief.
Marginale kosten zijn die gemaakt moeten worden om 1 product meer te produceren.
Marginal benefits is het nut wat de consument aan 1 product toekent.
Mensen zijn risico mijdend, als mensen een risico nemen, moet daar een risico premie tegen overstaan.
Verzonken kosten zijn kosten gemaakt in het verleden, deze zijn irrelevant. Wel relevant zijn de huidige
markt kosten daarvan.
De Utility function toont de vrijwillige bereidheid van de consument aan. Daar waar willen en kunnen bij
elkaar komen, ligt het optimale geluk van de consument.
Product B
Indifferentie Curve =
Willen van 1 product tov het andere
Toegelaten
gebied
Budget Constraint =
kunnen betalen
Product A
Markets, Organizations, and the Role of Knowledge
Pareto efficiënt is als consumenten tezamen maximaal gelukkig zijn onder hun gezamenlijke contraints.
Goederen kunnen in eigendom zijn. Ze zijn verkoopbaar en waarde wordt gecreëerd als iemand er meer
aan hecht dan een ander.
Welvaart stijgt wanneer iedereen zich specialiseert en het goed beter inzet of als meer nut ervaart dan
een ander. Vraag en Aanbod raken in evenwicht door marktwerking. De prijs gaat omhoog bij schaarste,
daardoor willen meer producenten produceren. De prijs gaat naar beneden bij overvloed, daardoor
willen minder producenten produceren.
Consumer (CS) of Producer Surplus (PS) ontstaat bij minimalisering of maximaliseren van de prijs door bij
voorbeeld de overheid. CS + PS samen is de welvaart. CS is de bereidheid om meer te betalen dan de
evenwichtsprijs. PS is de bereidheid om voor minder te produceren dan de evenwichtsprijs.
Aanbodlijn
CS
PS
Evenwichtsprijs
Vraaglijn
Externe factoren zoals geluidsoverlast kosten niks. Nobelprijs Theoretisch alloceer je de beste resources
als je alleen Buy doet op de markt en zelf geen Make doet.
Centrale planning faalt, door specifieke kennis benodigd bij productie. In markten worde beslissen
overgelaten aan de personen met specifieke kennis.
Niet alle beslissingen liggen in de markt, maar ook veel binnen bedrijven zelf. Omdat aan de markt
meedoen geld kost, en het goedkoper is om beslissingen binnen een bedrijf te nemen.
Daarom bestaan er bedrijven.
De aanbodlijn is waar MC=MR, maar groter dan de gemiddelde kosten.
Demand
Vraag functie: Prijs Product / Prijs gerelateerd product / Inkomen constraint
Vraag Curve:
Prijs
Meer vraag
Verschil in inkomen
Elastisch
InElastisch
Hoeveelheid
Prijs is elastisch als er goede alternatieven zijn. Elasticiteit is % Oorzaak > % Gevolg verhouding.
Over langere termijn nog elastischer omdat er meer tijd is te zoeken naar alternatieven.
Als prijs omhoog en vraag beetje omlaag of ook omhoog = inelastisch of complementair
Als prijs omhoog en vraag omlaag = elastisch
Als prijs omhoog en vraag blijft gelijk = unitair
Marginale revenu is de extra opbrengst van 1 product meer produceren.
De prijselasticiteit van het Aanbod of van de Vraag:
- (% Delta Q) / (% Delta P), oftewel de:
Lijnelasticiteit: - (Delta Q / Gemiddeld Q) / (Delta P / Gemiddeld P)
In hoeverre neemt de hoeveelheid van een goed af ten opzichte van een prijsverandering.
Elastisch bij uitkomst > 1. Tussen 0 en 1 inelastisch. TO = P x Q, dus bij een inelastische vraag gaat de prijs
omhoog, de vraag iets naar beneden, maar stijgt de totale opbrengst wel.
Puntelasticiteit: (dQ / dP) X (P/Q)
Lijnelasticiteit op 1 punt op de lijn. Oftewel, de Richtingscoëfficiënt maal het punt zelf.
Kruiselasticitiet: (Delta Qb / Gemiddeld Qb) / (Delta Pa / Gemiddeld Pa)
Het verschil in hoeveelheid van een goed ten opzichte van de prijs van een ander goed.
Complementair zijn als product samen nuttig, zoals linker en rechter schoen: Kruiselasticiteit is negatief Substitutes zijn concurrerende producten: Kruiselasticiteit is positief +
Inkomenselasticiteti: Als het inkomen stijgt koopt men meer producten. Is altijd positief +
Het netwerk effect is wanneer er alleen al meer gekocht wordt, naarmate het gebruik hoger ligt: fax /
telefoon.
Prijzen vaststellen in een onbekende markt kan door Interviews / Prijsexperimenten / Statistische
analyse.
Bij een functie van elasticiteit staat de Q altijd voorop, bijvoorbeeld: Q=100P -20
Bij een functie van opbrengsten staat de P altijd voorop, bijvoorbeeld: P=200Q -10
Production and Cost
Een productie functie bepaald van hoeveel input er output wordt gemaakt.
Returns to Scale = verhouding tussen output en alle input tezamen
Returns to Factor = verhouding tussen output en 1 specifieke input
(dit nut neemt bij gelijkblijvende hoeveelheid andere factoren steeds verder af)
IsoQuant, manieren van produceren
Iso Cost Line
Daar waar de manieren van produceren en de kostenlijn bij elkaar komen, ligt de kosten minimalisatie
van de producent.
Marginale kosten = Verschil in Totale kosten bij 1 output meer
Gemiddelde kosten = Totale kosten / Totale output
Opportunity kosten is de waarde van het alternatief gebruik van de input.
Historische kosten zijn irrelevant, alleen huidige marktprijzen.
Op lange termijn zijn alle kosten variabel.
Economies of Scale, daar waar industrieën op grote schaal produceren, om de gemiddelde kosten
omlaag te krijgen.
Learning Curve, als gemiddelde kosten lager worden door ervaring.
Economies of Scope, als gemiddelde kosten lager worden door meerdere producten te voeren door
synergie voordelen.
Profit MAX > MR=MC, daar waar Marginale Revenue en Marginale kosten gelijk zijn.
Er zijn geen verminderende meeropbrengsten als MC = Constant. Bij een functie MC = xQ wel.
(MR)P=MRxMP
Prijs van de kosten / Marginale revenue van het product = marginal Revenue X marginal Product
Integreren:
MC=bijvoorbeeld 2Q = TC’
TC zelf is geintegreerd = Q^2 + een constante
Market Structure
De marktstructuur wordt bepaald door:
Hoeveelheid kopers, verkopers en toetreders
De mate van product differentiatie: Homogeen / Hetrogeen product
Prijzen en Kwaliteit
De condities van toe en uit treders
In een volkomen competitieve markt (veel Homogene product aanbieders) wordt alles verdisconteerd in
de prijs en wordt er theoretisch geen winst gemaakt. Alle winst wordt uitgevlakt door nieuwe toetreders.
Perfecte Competitie: MR=MC=P (evenwichtsprijs)
In een monopoly (1 aanbieder), monopolistische concurrentie (1 aanbieder per hetrogeen product),
oligopoly (3 tm5 aanbieders) of duopoly (2 aanbieders) kan er winst gemaakt worden.
Inperfecte Competitie: TO=PxQ, MR is TO’ (differentieren) en MR=MC
MR = TO’ = (P x Q)’ = een functie van P met Q erin x Q is Q^2, dit gedifferentieerd is 2Q, daarom is de
richtingscoefficient altijd 2x zo stijl:
Winst
Welvaart
verlies
NASH evenwicht (bij oligopoly) is het beste wat elk bedrijf kan doen tov zijn concurrenten.
In het Cournot model (bij een duopoly)beschouw je de productie van je concurrenten als vast en bereken
je je eigen MAX profit productie hoeveelheid.
Het Prisoners Dilema, ondanks mogelijke afspraken is het individueel handig om zelfstandig af te wijken,
maar de ander kan dat ook en dan ben je gezamenlijk slechter af.
Pricing with Market Power
Een bedrijf met Market Power kan de prijs iets verhogen en niet klanten verliezen aan concurrenten.
Consumer Surplus is dat klanten meer bereid zijn te betalen de evenwichtsprijs of wat het product kost.
Dit geld wil je vangen als producent. Verzonken en Vaste kosten zijn irrelevant: MR=MC
Prijs strategieën:
Markup pricing: prijselasticiteit gelijk stellen aan marginale kosten
Cost-Plus pricing: gemiddelde kosten opplussen met vaste en verzonken kosten en gebruiken als
gewenst marge
Block pricing: 1e blok duur, volgende blokken goedkoper
Two-Part tariff: eerst betalen voor recht op kopen. Dan betalen voor elke eenheid product.
Price discrimination: naar klanten. Kan alleen als er verschillende klanten kringen zijn met
verschillende prijselasticiteit.
Personalized pricing: is de prijs vragen die 1 iemand afzonderlijk bereid is om te betalen.
Group pricing: een prijs maken per groep klanten in deelmarkten
Menu pricing: een menukaart aanbieden zodat klanten zelf optimaal kunnen kiezen
Price discounts: Coupons worden alleen gebruikt door zeer prijs bewuste mensen
Product bundeling: je kunt producten bundelen omdat je gezamenlijk meer verdiend aan de
producten dan los.
Economics of Strategy: Game Theory
Game Theory is strategische beslissingen nemen. De acties van je concurrenten in ogenschouw
nemende.
Als een bedrijf een dominante strategie heeft, moet je die uitvoeren.
Anders kom je in het NASH evenwicht. Het beste wat je kan doen i.c.m. je concurrenten zijn acties. Dit is
een stabiele uitkomst.
Met de cirkel techniek identificeer je snel het NASH evenwicht: Loop door het kwadrant heen op 4
manieren, zoals de pijlen. En de hoogste van de ander omcirkelen. Het kwadrant met 2 cirkels is het
NASH natuurlijk evenwicht.
Incentive Conflicts and Contracts
Het bedrijf is een optelsom van een set contracten waarin individuen welvaart maximalisatie toepassen.
Deze individuen kunnen elkaar tegenwerken en niet in het verlengde liggen van de strategie van het
bedrijf waar ze voor werken.
Er bestaat asymmetrische informatie. Iemand zegt iets te gaan doen, maar weet zelf het beste of hij dat
echt gaat doen of niet. Dit kun je achterhalen met sollicitaties en waarheidsvinding.
Er is het eigenaar – manager probleem, lange termijn vs korte termijn.
Er is het freerider probleem, meeliften op andermans prestaties.
En een bonussysteem werkt als hij precies werkt op de genuanceerde output die individueel aanwijsbaar
is. Dit is complex.
De trade-off hierin is: of de monitor en bindingskosten / of de verloren kosten van de asummetrie
Contracten kosten ook geld, dus veel is impliciet geregeld.
Reputatie kan alleen al integriteit vooruit helpen als:
Iemand weinig wint met vals spelen
Je gemakkelijk gepakt wordt
De strafmaat hoog is
Macro Economie
Macro economie is de wisselwerking tussen markten.
Er zijn dips geweest in de wereld economie door 2x een oliecrisis, de duitse eenwording, de internet
bubble en de bankencrisis.
Een structurele hogere werkloosheid is er in welvarendere landen met hogere sociale zekerheid.
Er ligt een verband tussen lagere economische groei en hogere werkloosheid.
Er ligt een samenhang tussen lagere inflatie en hogere werkloosheid.
De macro economische kringloop: I+G+E = M+T+S.
Investeren + Overheidsbestedingen + Export = Import +Belasting +Sparen
Lek: Import (M), Belasting (T) en Sparen (S)
Injecties: Investeren door bedrijven (I), Overheidsbestedingen (G) en Export (E)
Buitenland
E
G
I
M
Goederen
Overheid
T
Bedrijven
Huishoudens
Banken
S
Productie
Factoren
De Wereld in onbalans. Een begrotingstekort of overschot bepaald of je meer consumeert dan
produceert of andersom. Balans is uiteindelijk het beste. Je kunt alleen maar Exporteren als je meer
produceert dan consumeert binnen 1 land.
USA: ze investeren, hebben een begrotingstekort en importeren veel
China: ze exporteren veel
EU: ze sparen veel, hebben een begrotingstekort en Export/Import is in balans.
Er is dus onbalans tussen China en USA. En ook tussen Nederland en Griekenland.
Onbalans kan aangepast worden met:
Valuta aanpassingen. Dit gebeurt niet. Chineese munt is moedwillig te laag en Nederland en
Griekenland hebben geen wisselkoers door de Euro.
Bestedingen. Griekenland moet minder besteden. China moet meer intern besteden.
Bankencrisis:
Van onbalans in de wereld naar een Crisis.
Is gewend aan goedkoop geld.
Zouden intern minder moeten
besteden aan consumptiegoederen
Goederen
USA
Consumenten
Te veel Lenen aan de
gewone man: Financiële
Crisis van Consument naar
Bank
China
Producenten
Geld
Zouden intern meer moeten
besteden aan onderwijs en wegen
USA
Banken
Geld terug
beleggen in USA
China
Consumenten
FormuleBlad
Max Profit: MC = MR
(MR)P=MR x MP (MRP bij opbrengsten, P bij kosten), ook wel: MP = P / MR
Break Even Point: TO=TK of TO-TK=0
Pure Competition: P = MC = MR
Inpure Competition: TO=P x Q, MR = TO’ en MR=MC of MR gelijkstellen aan 0
Integreren: MC = TK’, MR = TO’
TP = TR – TC, ook wel: TW = TO – TK
TR of TO = P x Q
TP=(P-TGK) x Q
Evenwichts/Equilibrium P: Qd = Qv
Bij een functie van elasticiteit staat de Q altijd voorop, bijvoorbeeld: Q=100P -20
Bij een functie van opbrengsten staat de P altijd voorop, bijvoorbeeld: P=200Q -10
Bij gedifferentieerde Richtingscoëfficiënt = 0, bij MAX profit MC=MR, is elasticiteit altijd 1.
De prijselasticiteit van het Aanbod of van de Vraag: - (% Delta Q) / (% Delta P), oftewel de:
Lijnelasticiteit: - (Delta Q / Gemiddeld Q) / (Delta P / Gemiddeld P) Elastisch bij uitkomst > 1.
Puntelasticiteit: (dQ / dP) X (P/Q)
Kruiselasticitiet: (Delta Qb / Gemiddeld Qb) / (Delta Pa / Gemiddeld Pa)
Complementair zijn als product samen nuttig, zoals linker en rechter schoen: Kruiselasticiteit is negatief Substitutes zijn concurrerende producten: Kruiselasticiteit is positief +