De radicale liberale visie op cultuur van Sander Dekker Het marktdenken uit de jaren negentig bepaalt de visie op kunst en cultuur van Sander Dekker, de staatssecretaris voor mediazaken. OPINIE Door Pieter van Os Bij de verdeling van de portefeuilles in het tweede kabinet Rutte ging kunst- en cultuurbeleid naar PvdA’er Jet Bussemaker, de minister van OCW. Mediabeleid ging naar Sander Dekker, een staatssecretaris op OCW. Toch blijkt juist deze VVD’er rond te lopen met een brede visie op cultuurbeleid. Een tamelijk radicale zelfs. Hij ontvouwde hem voor het eerst een paar maanden geleden, in Bussum, in een toespraak die hij hield ter viering van 25 jaar Commissariaat voor de Media. Trots vertelde Dekker dat hij Europese cultuurministers tijdens een bijeenkomst in Parijs op het hart had gedrukt ‘ruimte te laten voor verandering’. Sommige landen, aldus Dekker, zijn ‘genegen tot regulering en bescherming van de eigen industrie en de eigen waarden en identiteit’. Fout. Dekker noemde Frankrijk. ‘Nederland gaat daar tegen in door ferm en consequent de eigen liberale opvattingen uit te dragen.’ Dat betekent? Niet ‘de eigen cultuur afschermen’, aldus Dekker, maar een ‘meer open houding ten opzichte van de VS’. Een verstrekkende visie Voor wie nog niet direct de verstrekkende implicaties van deze woorden in de gaten had, gaf Dekker zijn visie een paar maanden later opnieuw, in een officiële regeringsreactie op een Brussels ‘groenboek’. Dekker verklaarde daarin dat Nederland niet alleen pleit voor het ‘afschaffen van regels die innovatie in de weg staan’ en voor ‘versoepeling van de regels voor reclame, productplaatsing en sponsoring’, maar ook dat Nederland – ja, het ganse kabinet – twijfelt ‘aan de effectiviteit van de regels voor promotie van Europese werken’. Dekker: ‘Nederland gelooft niet dat de oplossing voor de toenemende concurrentie uit de Verenigde Staten of andere landen gelegen is in protectionistische maatregelen.’ Sterker, ‘door een meer open houding ten opzichte van de VS, kunnen Europese bedrijven groeien en de voordelen van een open economie plukken’. Hoe? ‘Bijvoorbeeld door innovatieve tvformats te ontwikkelen en internationaal te verkopen.’ Sta hier even stil. Wat zegt Dekker? Dat we prima zonder films van Alex van Warmerdam, Paul Verhoeven of Marleen Gorris kunnen; die behoeven geen steun. Wat Amerikanen dankzij hun grote afzetmarkt goedkoper en dus beter kunnen, moeten zij maar doen. Wij hebben, op De Nederlandse identiteit moet zich niet profileren door bescherming van de eigen cultuur, maar door uitwisseling met andere culturen onze beurt, Reinout Oerlemans, die zijn ideetjes voor tv-programma’s – geweldige Nederlandse cultuur – overal ter wereld kan slijten. Braafste jongetje van de klas Het is opvallend dat de woorden van de staatssecretaris voor geen enkele ophef hebben gezorgd. Wellicht komt dat omdat kunstenaars, gewend als ze zijn complexe werkelijkheden in verstaanbare zinnen te vervatten, niet snel de boude portee herkennen in verhullend taalgebruik. Maar politici hebben ook niet gereageerd, terwijl die getraind zijn om de peper in zoutloze woorden te vinden. Vreemd, want van links tot rechts is er nogal wat aan te merken op de visie van Dekker. Die visie roept herinneringen op aan de jaren negentig. Toen riepen politici om het hardst dat iedere sector uit het maatschappelijk leven gebaat was bij deregulering, privatisering en liberalisering. Toenmalig minister van Economische Zaken Annemarie Jorritsma had het zelfs over haar wens tot de ‘verdere privatisering van de ik’. Het geloof in de weldadige werking van de vrije markt ging zo ver dat Nederland het braafste jongetje van de klas was: zelfs als buurlanden als Duitsland hun energievoorziening nog niet wensten te privatiseren, deden wij het al. Gevolg: Duitsland kon met gemeenschapsgeld vrije jongens op de Nederlandse markt wegspelen. In dezelfde jaren vond de deregulering van de financiële wereld plaats die banken de mogelijkheid gaf ondoordachte risico’s te nemen met financiële producten die bijna niemand meer begreep. Gevolg: de wereldwijde financiële crisis. Niet voor niets heeft de Eerste Kamer drie jaar geleden een commissie ingesteld om uit te zoeken hoe de politiek – opeenvolgende parlementen en regeringen – zo ideologisch verblind kon zijn. Massacultuur Het onderzoek van de senaat is aan Dekker niet besteed. Hij blijft de utopische vrijemarktgedachte trouw: de landen waar tomaten het beste, snelste en goedkoopste rijpen, moeten zich op de tomatenteelt toeleggen. Computerchips: idem dito. Nu kom je bij tomaten en computerchips een heel eind met de theorie van de vrije markt. Bij cultuur niet. Dat heeft de wereld ook bedacht en de VN-organisatie voor cultuur, Unesco, heeft de ‘Conventie Diversiteit Cultuuruitingen’ opgesteld. Daarin is het recht van ieder land vastgelegd om de eigen cultuur te beschermen. Slechts twee landen stemden tegen het verdrag: Amerika en Israël. De tweede stemt nagenoeg altijd mee met de grote beschermheer uit het Westen, de eerste had een goede reden: als je de wereld cultureel domineert, ben je tegen het recht van kleinere landen om de eigen cultuur te beschermen. Mediafonds oktober 2014 609 – cultuur en media 5 6 609 – cultuur en media oktober 2014 Mediafonds In zijn beantwoording van het groenboek laat Dekker weten dat hij zich er in ieder geval bewust van is dat zonder enig marktingrijpen – in andere woorden: steun voor cultuur in kleinere taalgebieden – alle massacultuur uit Amerika zal komen: films, tvseries, alles waar een groter budget kan helpen een groter publiek te vinden. ‘Het is een feit’, schrijft Dekker, ‘dat Amerika voordeel geniet van zijn grotere eigen afzetmarkt.’ Dat is voorzichtig uitgedrukt: de macht van de getallen is gigantisch. Amerika telt 300 miljoen potentiële bioscoopgangers en dvd-kopers. De machtsconcentratie van filmstudio’s is groot, net als van producent-leveranciers als HBO en Netflix, de zogenoemde ‘gatekeepers’. Waarom zouden zij Warmerdam een film laten maken of een film van hem distribueren? Dekker ziet het anders. De Amerikaanse dominantie is volgens hem de schuld van onszelf, Europese landen die de eigen cultuur proberen te beschermen. Door onze ‘protectionistische benadering’ zorgen we voor ‘fragmentatie’. In gewoon Nederlands: omdat wij allemaal onze eigen films willen maken, kunnen Fox, Warner en Paramount onze films in één handomdraai van het bord gooien. Europa produceert ‘te veel’ dat ‘te kleinschalig’ is om ‘grootschalig commercieel succes te boeken’. Nationaal-liberalen De visie van Dekker is nog op een andere manier anachronistisch te noemen. Hij heeft de ontwikkelingen in zijn eigen partij niet bijgehouden. Terwijl Dekker het wel ziet zitten dat de wereld één culturele ruimte wordt, heeft zijn partij sinds de opkomst van Fortuyn nadrukkelijk gekozen voor een lofzang op – en heldere begrenzing van – de eigen, Nederlandse cultuur. Ze kozen voor de analyse van Frits Bolkestein en Paul Scheffer, die erop neerkomt dat im- Een moeilijke balans Thije Adams, die als topambtenaar op het cultuurdepartement jarenlang verantwoordelijk was voor de buitenlandse betrekkingen, heeft de speech van Dekker gehoord. Het ‘volstrekt naïeve vrije-marktdenken dat zich door feiten in het geheel niet laat onderbouwen’, zoals Adams dat bij Dekker aantreft, ziet hij als breuk met het verleden. ‘Traditioneel had Nederland bij het voeren van een cultuurbeleid altijd oog voor de moeilijke balans die komt kijken bij de promotie van de eigen cultuur’. Adams legt uit dat je de eigen cultuur wilt promoten zonder dat het onmogelijk wordt kennis te nemen van andere culturen. Hij spreekt in dit verband over een ‘dialectiek’, die van ‘het behoud van de eigen stem en de mogelijkheid die van anderen te horen’. Het denken van Dekker, die de balans helemaal laat doorslaan, noemt hij ‘lui’. Adams: ‘Het betekent dat hij zich niet wil verdiepen in de complexe dilemma’s van een grillige, weerbarstige werkelijkheid.’ Je kunt ook zeggen: de jaren negentig leven nog. louter nog Amerikaanse producten krijgen voorgeschoteld. Het zou toch mooi zijn – en hopelijk niet te veel gevraagd – als een Kamerlid de staatssecretaris zal vragen naar deze ideologische inconsistentie, of op zijn minst ‘ideologische spanning’, zoals de hoogleraar politieke theorie Marcel Wissenburg het noemt; zelf ook een VVD’er. Het zou Dekker tegelijk de gelegenheid geven zijn cultuurvisie te verdedigen. Eén van zijn antwoorden kunnen we al uit zijn toespraak halen. Op het verwijt dat hij de Nederlandse identiteit volkomen onbelangrijk vindt, zal hij ontkennend antwoorden. Maar, zal hij eraan toevoegen, die Nederlandse identiteit moet zich niet ‘profileren’ door bescherming van de eigen cultuur, maar door uitwisseling met andere culturen. En in zijn speech gaf hij een concreet voorbeeld, uit Noorwegen. Ze hadden het daar ‘heel slim aangepakt’ door de populaire serie Lilyhammer, gemaakt door het Amerikaanse distributienetwerk Netflix, in Noorwegen te laten spelen. ‘De Noorse taal en cultuur staan dankzij de ruime verspreiding van Netflix internationaal in de schijnwerpers.’ De Noorse taal en cultuur? De maffiose hoofdpersoon uit de door Amerikanen gemaakte serie Lilyhammer moet in een witness protection program en belandt daardoor in Noorwegen. That’s all. Decor Illustraties: Guido van Driel migranten die zich niets van de Nederlandse cultuur aantrekken voor een multicultureel ‘drama’ zorgen. Wie hier woont, moet zich aanpassen. Aan ons, Nederlanders met onze eigen cultuur. Deze nationaal-liberale koers is inmiddels niet zo nieuw meer en diep doorgedrongen tot in alle uithoeken van de partij. Dekker is een prominent lid van de VVD en niet doof of stom. Dus waarschijnlijk meent hij oprecht dat er geen inconsistentie schuilt in de eis aan nieuwe Nederlanders dat zij keihard blokken op hun Nederlands, Sinterklaas moeten vieren en geen gezichtsbedekkende kleding mogen dragen én de door hem gepropageerde ‘open houding’ die ervoor zorgt dat, als die nieuwe Nederlanders de tv aanzetten, zij Nationale cultuur betekent voor Dekker: het eigen land als decor in een Amerikaanse, wereldwijd populaire tv-serie. Dus wat hem betreft doet Nederland genoeg aan de promotie van de eigen cultuur als het lukt om de Amerikaanse sterrencast van een film als Ocean’s Twelve over de Amsterdamse grachten te laten slenteren. Of als Walter White, de scheikundeleraar uit de serie Breaking Bad, zijn klantenkring uitbreidt met Nederlandse drugsbehoeftigen. Het is een wel erg bescheiden opvatting van eigen cultuur en identiteit. Dat mag. En de filmwereld is gewaarschuwd. Maar dan hoeft Dekker ook geen politieke steun meer te verlenen aan de dure inburgeringscursussen die zijn partij zo graag wilde. Want wie de hogere verschijningsvormen van een cultuur niet meer de moeite waard vindt, moet niet aankomen met het belang van de lagere, basale verschijningsvormen. Pieter van Os is schrijver en journalist. Hij werkte onder meer als politiek verslaggever voor NRC Handelsblad en schreef daarover het boek Wij begrijpen elkaar uitstekend. Mediafonds oktober 2014 609 – cultuur en media 7
© Copyright 2024 ExpyDoc