Veldhoven - Stichting Samen Verder

DE LOCOMOTIEVEN DER STAATSMIJNEN
S toomlocomotieven
Nr.
Type Fabriek
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
I3
C
C
C
C
C
D
1B
1B
B'
B'
B«
B<
B'
B'
C*
C
B
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
D
DT
D
C
C
B
C
C*
C
C
B
BT
C*
C
BT
C*
C
C
C
C
BT
DT
DT
C
C
C
DT
Hohenzollern
Hohenzollern
Hohenzollern
Hohenzollern
Hohenzollern
Hohenzollern
Hohenzollern
Hohenzollern
Linke H.
Hohenzollern
Orenstein
Orenstein
Hohenzollern
Hohenzollern
Orenstein
Orenstein
Hohenzollern
Hohenzollern
Hohenzollern
Hohenzollern
Hohenzollern
Hohenzollern
Hohenzollern
Werkspoor
Werkspoor
Werkspoor
Falun
46
DT
47
1)T
48
49
50
1D1T Werkspoor
1D1T Werkspoor
| ) I
Falun
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
Fabr.
Ge-I In
Oud
nr.
bouwd/diensl eig. en nr.
Orenstein
Hohenzollern
Hohenzollern
Hohenzollern
Hohenzollern
Hanomag ?
Grafenstaden
Beyer Peacock
Beyer Peacock
SLM
SLM
SLM
Breda
Breda
Breda
Black Hawthorn
Falcon
Karlsruhe
2706
29()4
2962
3147
3299
3568
1169
1171
412
413
414
22
23
24
? )
933
942
l
1908
1911,1912
1912/1913
1914
1914
1885/1917
1885/1917
1872/1917
1872/1917
1885/1918
1885/1918
1SSS 1918
1885/1918
1885/1918
1885/1918
1904/1917
1882/1917
1877/1917
Nieuw
eig. en nr.
„Olga"
„Xelly"
XBDS 1
XBDS 3
WSM 3
LTM 10
WSM 4
LTM 11
WSM 5
I.TM 12
HSM 226 LTM 13
HSM 227
LTM 14
HSM 228
LTM 15
(v. Hattum) (v. Hattum) —
(teSiepe) —
„Geertruid"
Ver-I Afgekocht/voerd Opmerkingen
1946
1958
1958
1958
1959
1945
1925
1926
1930
1922/1923
1922/1923
1922/1923
1922/1923
1922/1923
1922/1923
1930
1923
1928
SJ 1439
1960
1960
1960
1958
1960
1961
1960
1961/
1957
1944
1926
1926
1944
1961/
1926
1955
1944
1958
1960
1961
1957
1959
1957
1960
1960
1957
1958
1919/1934
SJ 1433
1958
278
1920/1934
SJ 1444
1960
661
662
262
1934
1934
1918/1935
SJ 1407
1958
1959
1960
4068
4069
4070
3338
3339
3998
4367
4368
2542
4376
9944
9945
4456
4457
10946
9343
4518
4519
4520
4523
4644
4669
4671)
607
lil I S
609
273
1920
1920
1920
1921
1920
1921
1923
1923
1922/1923
1924
1922/1924
1922/1924
1924
1924
1925
1920/1925
1926
1926
1926
1927
1928
1929
1929
1930
1930
1930
1919/1934
Xohab
1165
Falun
LTM 51
OX 19"
(Muller)
(Muller)
DM 9
(Bergerode) —
1935 nieuwe ketel
1924 nieuwe ketel
6-7 ex. Eekels, Weert
ketel Breda (1917)
afk. v. Te Siepe, Win­
terswijk
1935 uwe ketel Breda
1934 nwe ketel Breda
1935 nwe ketel Wsp.
v uurloos
29-30, spoorwijdte 600
mm, ex. Muller, A'dam
spoorwijdte 600 mm
v uurloos
ketel SJ 1675 Örebrö
152 (1929)
ketel SJ 1667 Falun
• 65 (1928)
ketel SJ 1680 Örebrö
154 (1929)
ketel SJ 1668 Falun
66 (1928)
>) Deze fabrieksnaam wordt door de SM opgegeven. Volgens Slezak, Die Lokomotivfabriken Europas,
heeft deze fabriek echter slechts tot 1896 onder deze naam gebouwd en is hij in 1901 opgeheven. Indien
het bouwjaar 1904 juist is, is mogelijk de fabriek Hawthorn bedoeld die toen verscheidene zadeltanklocomotieven heeft gebouwd.
51
D
Linke H.
1620
1916/1935
SJ 1419
—
1953
52
D
Linke H .
1624
1918/1935
SJ 1423
—
1949
53
54
55
56
57
58
59
(60)
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
6
7
D
D
1844
1944
10211
2184
2424
9864
9859
1938
1939
1925/1939
1940
1941
1922/1940
1922/1941
—
—
LTM 33
—
—
25063
25064
25065
25068
2856
7110
7093
2858
1772
25167
2860
2863
3186
2851
2852
7148
5139
827
828
1943/1944
1943/1944
1943/1944
1943/1944
1943/1945
1943/1945
1943/1945
1943/1945
1944/1945
1944/1945
1943/1945
1943/1945
1943/1945
1943/1945
1943/1945
1943/1945
1944/1946
1948
1948
W D 77192
W D 77193
W D 77194
W D 77197
W D 75007
W D 75074
W D 75057
W D 75009
W D 71496
W D 70825
W D 75011
W D 75014
W D 75136
W D 75002
W D 75003
W D 75198
NS 4511
T
T
BT
T
D
C ï
B
T
BT
ID
ID
ID
ID
C
C
C
C
C
ID
C
C
C
C
C
C
ID
C
C
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
T
Krupp
Krupp
Hanomag
Krupp
Krupp
Hanomag
Hanomag
La Meuse
North British
North British
North British
North British
Hunslet
Stephenson
Stephenson
Hunslet
Hu ds wel 1
North British
Hunslet
Hunslet
Hunslet
Hunslet
Hunslet
Stephenson
Vulcan
Werkspoor
Werkspoor
—
L T M 28
LTM 23
—
—
—
—
—
W D 77192
NS 4530
NS 4531
NS 4532
—
—
—
—
—
W D 70825
—
—
—
W D 75002
W D 75003
W D 75198
W D 79196
—
—
—
—
ketel SJ 1710 Örebrö
186 (1932)
ketel SJ 1687 Örebrö
164 (1930)
1959
1960
1946
1958
1958
1946
1950
eig. v. Dotremont, onderhoud SM
1946/ —
1946/1956
1946/1955
1946/1956
1957
1958
1958
1957
1958
1946/ —
1957
1957
1957
1946/ —
1946/ —
1946/ —
1946/ —
1958
1958
Diesellocomotieven
Nrs.
Aandrijving
101
102
111
121-123
124-126
127-129
130-131
132-133
141
151
152-153
154-155
161
171-183
191-196
DM
DM
DH
DH
DH
DH
DH
DH
DH
DE
DE
DE
DH
DH
DH
Asorde
Fabriek
B
B
C
K H D i)
KHD
KHD
KHD
KHD
KHD
KHD
KHD
KHD
Henschel
Henschel
Henschel
KHD
W erkspoor
Werkspoor
C
C
C
C
C
C
B 'B '
B 'B '
B 'B '
B'B'
C
C
0
0
0
0
0
0
Fabr. nr.
57453
55805-55807
56372-56374
56401-56403
56769-56770
56835-56836
56768
29100
29162-29163
29637-29638
56288
1060-1072
1091-1096
Ge-jln
bouwd/dienst Opmerkingen
1950
1952
1962
1954
1956
1957
1958
1958
1958
1956
1958
1959
1956/1958
1957/1958
1960
thans -bij N T B , R'dam
bij cokesfabr. Maurits
tot 1960 in huur
*) Klöckner-Humboldt-Deutz.
De omvang van het locomotiefpark van de
Staatsmijnen heeft gelijke tred gehouden met de
uitbreiding van het mijnbedrijf en de chemische
fabrieken. In 1908 werd de eerste locomotief aangeschaft ten behoeve van de Staatsmijn Wilhelmina. Of deze locomotief al direct het nummer 1
kreeg, is niet bekend. Van de in de jaren 1912-1914
voor de Staatsmijn Emma aangeschafte locomotieven 2-5 is bekend dat loc 2 aanvankelijk de
aanduiding ,,S.M. Emma I " (later S.M. Emma 1)
droeg.
Locomotief 1 was van Orenstein & Koppel en
bezat alle kenmerken van het type dat deze
fabriek gewoonlijk bouwde. De machine woog
dienstvaardig 22 ton, verdeeld over twee gekoppelde assen. In 1935 werd de ketel door een
nieuwe vervangen.
De locomotieven 2-5 waren gebouwd door Hohenzollern; deze fabriek is wel de voornaamste
leverancier van locomotieven voor de Staatsmijnen geweest. In verband met het rijden van
de kolentreinen naar Nuth waren de machines
zwaarder: ze wogen 42 ton en hadden de asopstelling C. De onderlinge afstand van de drie assen
was ongelijk: de radstand bedroeg 1700 +
1300 mm.
In 1917 werd een aantal tweedehandse machines
aangeschaft. Hiervan waren de 6, 7, 16, 17 en 18
afkomstig van aannemers. Het is echter niet on­
mogelijk dat de 18 oorspronkelijk bij de Badische
Staatsbahn heeft gereden onder nr. 334. De 16 en
17 hadden een zadeltank. De 16 kreeg in 1917,
vóór indienststelling bij de SM, een nieuwe ketel
van de Machinefabriek Breda. De 6 kreeg in 1924
een nieuwe ketel.
De 8 en 9, afkomstig van de NBDS, waren de
eerste locomotieven met losse tender van de
Staatsmijnen. Deze locomotieven waren gelijk aan
de NS-serie 700.
De 10-12 en 13-15 waren tramlocomotieven die
resp. afkomstig waren van de WSM en de HSM.
Deze machines waren gekocht om dienst te doen
op de tramlijn Hoensbroek -Heerlen, die ook
eigendom van de Staatsmijnen was, doch die zou
worden geëxploiteerd door de LESM. De locomo­
tieven waren versleten en in elk geval niet ge­
schikt voor de hellingrijke tramlijn; ze hebben
niet veel dienst gedaan. In plaats hiervan deden
de 1 en de 18 op de tramlijn dienst. De 10-15
gingen niettemin in 1922 over in handen van de
L T M die toen de tramlijn overnam in verband met
de aanleg van de elektrische tram.
Na de oorlog konden weer nieuwe machines
worden aangeschaft. Allereerst een drietal tender­
locomotieven met vier gekoppelde assen van 62,4
ton, de SM 19-21, en vervolgens twee C-locomotieven 22-23, ongeveer gelijk aan de 2-5, doch
met een wat grotere ketel. Dit laatstgenoemde
type is in de loop van de volgende zeven jaar
meermalen nabesteld, zodat de serie ten slotte
bestond, uit de 22, 23, 25, 26, 28, 31, 32 en 35-38.
De 19-21 kregen later nieuwe ketels, nl. de 19 in
1935, de 20 in 1934, beide van Breda en de 21 in
1935 van Werkspoor.
Voor de dienst op de brandgevaarlijke gedeelten
van de cokesfabriek Emma te Treebeek werd een
vuurloze locomotief aangeschaft, de 24. In 1928
werd deze nog door een tweede, de 39, gevolgd,
SM-loc 41 te Nuth; 18-4-57
Foto J. G. C. van de Meene
die wat lager van bouw was en die in dienst kwam
bij de cokesfabriek Maurits te Lutterade.
Alle genoemde machines waren van Hohenzol­
lern. Het locomotiefpark werd verder nog uitge­
breid met twee gebruikte machines, namelijk de
L T M 51, die bij de aanleg van de LTM-lijnen had
dienst gedaan en SM 27 werd, en een machine van
de N V Bergerode, die SM 34 werd.
Op het smalspooremplacement van de Staats­
mijn Maurits hebben korte tijd drie locomotieven
met spoorwijdte 600 mm dienst gedaan; dit waren
de SM 29, 30 en 33. Tegenwoordig worden de
mijnwagens door tractoren geduwd.
In 1929 kwamen de laatste Hohenzollerns: twee
D-locomotieven, SM 40, 41, van 72 ton. In 1930
arriveerden de eerste locomotieven van Werk­
spoor, de SM 42-44. Dit waren C-machines die
grotendeels gelijk waren aan de in hetzelfde jaar
aan de NS afgeleverde 8736-8740 doch in af­
wijking hiervan niet waren voorzien van een over­
verhitter. Beide typen zijn later nabesteld: de Dmachines in een aantal van drie, geleverd in de
jaren 1938-1940 door Krupp (SM 53. 54 en 56),
de C-machines nog na de oorlog, namelijk de SM 6
en 7 van Werkspoor in 1948.
In 1934-35 werd, in verband met de ingebruik­
neming van de haven te Stein, een groot aantal
locomotieven aangeschaft. Werkspoor leverde twee
zware IDl-tenderlocomotieven, SM 48-49, met
oververhitter. De ketels van deze locomotieven
zijn gelijk aan die van de NS 3816-20 en 6101-10.
Een beschrijving van de 48-49 komt voor in het
tijdschrift Spoor- cn Tramwegen 1935, blz. 36-37.
Voorts werden zes machines overgenomen van de
Zweedse Staatsspoorwegen (Statens Jarnvager),
namelijk vier D-tendermachines van het Zweedse
type Na ( S M 45-47 en 50) en twee D-locomotie­
ven met losse tender van het type Ga2 (SM 5152). De beide laatstgenoemde locomotieven waren
van dezelfde bouwwijze als de Pruisische G8 .
1
Tenslotte kwam de SM in het begin van de oor­
log nog in het bezit van drie tramlocomotieven
van de L T M (SM 55, 58 en 59) en van een nieuwe
C-locomotief van Krupp (SM 57). Het nummer 60
werd bezet door een locomotief die door de aan­
nemer Jaartsveld van de firma Dotremont was
gehuurd voor de exploitatie van de bruinkool­
groeve „Energie". Deze locomotief was in onder­
houd bij de Staatsmijnen. Het nummer 60 was niet
op de locomotief aangebracht.
De oorlog liet de Staatsmijnspoorweg ook niet
onberoerd. Meermalen werden de locomotieven
bescboten. Toen er hierdoor in 1944 vijf buiten
dienst stonden, kreeg de SM van de NS twee
6200-en te leen. Deze twee werden in 1944, even­
als de SM 28, 31, 35, 38, 40, 52, 53 en 56, door de
Duitsers weggevoerd. De 28, 31 en 35 zijn niet
teruggekomen. De 52 werd na terugkomst ge­
sloopt nadat, omdat de tender ontbrak, nog was
overwogen de locomotief tot tenderlocomotief te
verbouwen.
Omdat van de NS-depöts Heerlen en Maastricht
vrijwel alle machines waren vernield, deden ze na
de bevrijding een beroep op de mijnen om enkele
machines uit te lenen. Ir. S. Overbosch deelde
hierover het volgende mede. Op 5 oktober 1944
kwam de SM 41 te Heerlen in depot, op 20
oktober gevolgd door de SM 21. Voor de laatste
kregen de SM de loc ON 20 in ruil die de NS een
week eerder van de Oranje Nassau Mijnen hadden
gehuurd, doch die voor de NS minder geschikt was
wegens de te kleine waterbakken. Op 6 november
ging nog de SM 19 naar Hrl, in ruil voor de ON 5
die daar een week eerder was gekomen, maar geen
luchtpomp had. De SM locomotief 44 ging op 7
december naar depot Maastricht. Als compensatie hiervoor kregen de SM de locomotief Julia I I I
van de Laura & Vereeniging (de voormalige loc
L T M 53) welke bij die mijn kon worden gemist.
De vier SM-locomotieven hebben slechts korte tijd
bij de NS dienst gedaan; in februari 1945 kon
namelijk een aantal locomotieven uit Nijmegen,
die daar onbeschadigd waren gebleven, naar het
zuiden worden overgebracht. Voorts kwamen langzamerhand Britse legerlocomotieven beschikbaar.
Hiervan kregen de Staatsmijnen ook hun deel. In
1944 huurden de SM vier lD-locomotieven met
losse tender van het War Department (SM 6164) en in 1945 nog elf C-tenderlocomatieven
(SM 65-69, 71-76) en een lD-locomotief (SM 70).
In 1946 werden de 62-64 geruild met drie soortgelijke locomotieven van de NS, nl. de NS 4504,
4509 en 4511, De 62-64, die in tegenstelling tot
de van de NS afkomstige machines wèl waren
voorzien van stoomverwarming, werden bij NS
als 4530-4532 in dienst gesteld. De SM nam alleen
de 4511 in dienst en wel als SM 77. Nog in hetzelfde jaar gaven de SM de locomotieven 61, 70,
74-76, 77, NS 4504 en NS 4509 aan de W D terug.
De overige in huur zijnde WD-machines werden
aangekocht. Deze werden later voorzien van een
Wh-rem en van een breder machinistenhuis.
Zoals reeds is vermeld, werden in 1948 door
Werkspoor nog twee nieuwe locomotieven afgeleverd, doch een jaar of tien later werd ook bij de
Staatsmijnen het stoomtijdperk afgesloten. In de
jaren 1957-1961 werden vrijwel alle stoomlocomotieven voor sloop verkocht. Alleen de SM 26 en
32 vonden een nieuwe bestemming, resp. bij de
Oranje Nassau Mijnen en bij de Domaniale Mijn.
In elk der jaren 1950 en 1952 werd een kleine
(165 pk) diesellocomotief aangeschaft
van
Klóckner-Humboldt-Deutz, met mechanische overbrenging. Deze, de SM 101 en 102, doen thans resp.
dienst bij het N T B (Nederlands TransportBureau) te Rotterdam en bij de cokesfabriek
Maurits. Ze zijn daar ook in onderhoud en ze
vallen derhalve niet meer onder het Staatsmijnspoorwegbedrijf.
In 1952-1954 was een NS-locomotor in huur
voor het Stikstofbindingsbedrijf.
In de jaren 1954-1958 werd een begin gemaakt
met de vervanging van de stoomlocomotieven door
diesellocomotieven en werd een serie van dertien
diesel-hydraulische locomotieven in dienst gesteld,
de SM 121-133. Deze locomotieven zijn drieassig,
hebben een vermogen van 450 pk, wegen 48 ton
en zijn eveneens van het fabrikaac Klóckner-Humboldt-Deutz. Een veertiende machine (SM 141)
van dit type werd in 1958 afgeleverd met een
turbo-oplader, waardoor het vermogen 600 pk is.
In hetzelfde jaar leverde Werkspoor dertien diesel-hydraulische C-locomotieven af met RUBmotoren (SM 171-183). Deze locomotieven zijn
door L. Stigter besproken in OdR 1958/7, blz. 65.
Intussen werd bij Henschel speciaal voor de
treindienst een vijftal diesel-elektrische locomotieven gekocht. Dit zijn vierassige locomotieven
SM-loc 151
Foto Staatsmijnen
van 1650 pk, type G12, gebouwd in licentie van
General Motors, uitgerust met een GMC-motor.
Ze wijken uiterlijk iets van het normale HenschelGM-type af door de kleinere hoogte van de cabine
en de, met het oog op het uitzicht van de machinist, smal gehouden kap van de machineruimte.
In 1958 kregen de SM van Deutz een grote locomotief van 2000 pk op proef in huur. Deze, de SM 161, is uitgerust met twee diesel-hydraulische
installaties. Het machinistenhuis bevindt zich in
het midden van de locomotief, tussen beide installaties in. In 1960 werd de locomotief aangekocht. De motoren werden echter op 800 pk in
plaats van 1000 pk afgesteld, omdat het adhesiegewicht voor dit grote vermogen te gering was
en de wielen bij het aanzetten slipten.
In 1960 werden zes Werkspoor-machines in
dienst genomen (SM 191-196), wat zwaarder dan
de eerste versie, doch van dezelfde afmetingen.
Ze zijn ook uitgerust met dezelfde motor; het
vermogen is echter 650 pk. Bij de SM 171-183 is
de motor op een lager toerental afgesteld en
deze hebben dus ook een lichter uitgevoerde
transmissie.
Tenslotte werd in 1962 het locomotievenpark
nog uitgebreid met een nieuwe locomotief van
Klöckner-HumDoldt-Deutz, de SM 111, die een vermogen heeft van 530 pk.
De vierassige locomotieven hebben een verschillende kleur, zodat ze voor de seinhuiswachters gemakkelijk te onderscheiden zijn. De kleuren
zijn:
151 blauw
154 rood
152 groen
155 grijs
153 geel
161 bruin
Voor de overigen geldt dat de locomotieven
met een vermogen van 500 pk of minder (dus de
101-102, 121-133, 171-183) blauw zijn en de sterkere locomotieven (111, 141, 191-196) donker
groen.
JWS